Fraude in het Westland |
|
Hans Spekman (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kamp: nog te veel fraudeurs in het Westland»?1
Ja.
Wat gaat de regering, naast voortzetting van de inspecties door het Westland Interventie Team (WIT), ondernemen om het aantal fraudeurs verder terug te brengen?
Voor de beantwoording van de vragen 2 t/m 5 verwijs ik kortheidshalve naar mijn antwoorden op eerdere Kamervragen van de leden Spekman en Vermeij die door uw Kamer op 22 februari jl. zijn ontvangen. Zoals aangegeven in het Regeerakkoord wil dit kabinet zich sterk maken om fraude op krachtige wijze te bestrijden. Ik heb uw Kamer daarover op 10 maart een brief gezonden.
Bent u bereid de capaciteit van de Arbeidsinspectie uit te breiden naar een niveau waarop de slagkracht groter is, zoals eerder voorgesteld in het amendement-Spekman?2 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het tijd voor een zwarte lijst van herhaaldelijke overtreders van sociale wetgeving, in het Westland en daarbuiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het boeteniveau hoog genoeg? Deelt u de mening dat het verhogen van de boetes bij economische delicten als in het Westland vaak geconstateerd, bij kan dragen aan de oplossing van het probleem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De onbevaarbaarheid van de Indische oceaan |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat ten minste één bemanningslid van een Duits schip is geëxecuteerd door Somalische piraten?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat reders overwegen om de Indische Oceaan tot onbevaarbaar oorlogsgebied te verklaren?
Het is begrijpelijk dat de internationale redersverenigingen Bimco, de International Chamber of Shipping, Intercargo, Intertanko en de Internationale vakbondsorganisatie voor transportarbeiders uitermate bezorgd zijn over het toenemende geweld door Somalische piraten.
Zoals bekend is de regering van oordeel dat de reder eerstverantwoordelijke is voor de bescherming tegen piraterij. Nederland dringt er bij reders op aan dat zij de Best Management Practices (BMP’s), een set maatregelen die de reders zelf kunnen nemen om zich te beschermen tegen piraterij, zo volledig mogelijk implementeren. Van de reder wordt onder andere verwacht dat hij adequate voorbereidingen treft voor zijn transporten, zoals het uitvoeren van een risicoanalyse, het overwegen van alternatieve routes en eventueel het niet aannemen van een vracht.
Het risicogebied van piraterij strekt zich intussen uit tot de Arabische Zee en een deel van de Indische Oceaan. Mede omdat de zeevaartroute door het Suezkanaal van cruciaal belang is voor de wereldhandel en -economie zetten Nederland en andere landen marineschepen in voor de kust van Somalië om het voor reders en kapiteins mogelijk te maken om de vaarroutes door de Golf van Aden, de Arabische Zee en de Indische Oceaan te blijven benutten. Het belang hiervan wordt door Nederland zowel in Europees als in internationaal verband (bijvoorbeeld in de Contact Group on Piracy off the Coast of Somalia) actief uitgedragen. Zo heeft de minister van Defensie er in de EU op aangedrongen harder op te treden tegen piraterij en waar mogelijk piraten te beletten de zee op te gaan. Dit zou uiteindelijk de veiligheid in de regio ten goede moeten komen.
De opvatting van de Duitse staatssecretaris dat de route via het Suezkanaal naar de Indische Oceaan beter kan worden vermeden komt voor rekening van de Duitse staatssecretaris.
Deelt u de opvatting van de Duitse staatssecretaris dat de route via het Suezkanaal naar de Indische Oceaan beter kan worden gemeden?
Zie antwoord vraag 2.
Geeft de beschreven methode van piraten om gegijzelde bemanning als menselijk schild te gebruiken, zodat aanwezige marineschepen niet kunnen ingrijpen, u aanleiding uw positie ten aanzien van de plaatsing van mariniers aan boord van schepen te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
De beschreven methode is helaas niet nieuw, omdat in bijna alle gevallen van een kaping Somalische piraten de bemanning aan boord gegijzeld hebben gehouden, om zo ontzetting door marineschepen te voorkomen. In de regeringsreactie op het AIV-advies over piraterij heeft de regering gesteld van mening te zijn dat de bescherming van individuele zeetransporten, door het plaatsen van een Vessel Protection Detachment, onder bepaalde omstandigheden een overheidstaak is. Op korte termijn zal de Kamer hierover een beleidskader ontvangen.
Op welke manier zult u gehoor geven aan de door VN-secretaris generaal Ban Ki Moon bepleite harde maatregelen om de straffeloosheid in Indische Oceaan tegen te gaan?
Op verzoek van de secretaris-generaal Ban Ki-moon heeft Jack Lang als speciaal adviseur een rapport geschreven waarin hij voorstellen doet om de straffeloosheid van piraterij tegen te gaan. Nederland draagt reeds bij aan het tegengaan van straffeloosheid door middel van een financiële bijdrage van € 0,8 miljoen aan het UNODC-programma ter versterking van de justitiële infrastructuur op de Seychellen, een bijdrage van € 1 miljoen aan het VN-Trustfund voor piraterijbestrijding en de inzet van een politieadviseur in het piraterijbestrijdingsprogramma van UNODC in Nairobi. Mede aan de hand van het rapport van Lang zal worden bezien welke maatregelen zowel nationaal als internationaal kunnen worden getroffen om de straffeloosheid verder tegen te gaan.
Bent u bereid ook in Europees verband te pleiten voor maatregelen die reders het vertrouwen geven om de vaarroute door de Indische Oceaan te blijven benutten?
Zie antwoord vraag 2.
Het artikel "Aso's isoleren in Tuigdorpen' |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Aso’s isoleren in Tuigdorpen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het project «Skaeve huse» in Denemarken en de tot op heden succesvolle evaluaties van dit project?
Ik ben op de hoogte van het Deense project «Skaeve huse» en een aantal projecten in verschillende gemeenten in Nederland die ontleend zijn aan deze aanpak. Uit een evaluatie verricht door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) van februari 2010, blijkt enerzijds dat zowel hulpverleners, woningcorporaties en gemeenten positief gestemd zijn over de experimenten. Anderzijds blijkt het uiterst moeilijk om locaties te vinden voor Skaeve Huse. Daardoor neemt de planvoorbereiding minstens drie jaar in beslag en komen er uitsluitend tijdelijke locaties beschikbaar.
Bent u op de hoogte van de reden van het mislukken van eerdere projecten aangaande aso-containers in Nederland en dat juist problemen met de bestemmingsplannen op provinciaal niveau hierbij een grote rol hebben gespeeld?
Ik heb kennis genomen van een advies van de hiervoor genoemde Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) aan de toenmalige minister voor WWI over deze woonvorm. In dat advies zijn projecten in Kampen, Maastricht, Amsterdam, Arnhem en Tilburg geëvalueerd. Zoals bij vraag 2 ook aangegeven heb ik begrepen dat het vinden en behouden van een locatie een probleem is.
Deelt u de mening dat een dergelijk project, verwoord in het bovengenoemde artikel, een grote meerwaarde zou kunnen hebben in de aanpak van veelplegers in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit project uit te voeren?
Nee. Als het gaat om het bieden van een voorziening in afwachting van een strafzaak vind ik een open voorziening niet passend. Daarvoor bestaan reeds huizen van bewaring waar veelplegers worden opgesloten in afwachting van berechting. Ik schaar mij achter de reactie van de minister-president naar aanleiding van het artikel in de Telegraaf: «Tuigdorpen bestaan al, die heten gevangenissen.»
Bovendien is in 2004 de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) ingevoerd. Dit is een strafrechtelijke maatregel, waarmee het mogelijk wordt veelplegers voor de duur van maximaal twee jaar de vrijheid te ontnemen. Vertrekpunt bij plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is een langere vrijheidsbeneming dan normaal gesproken als vrijheidsstraf zou worden opgelegd. Langdurige vrijheidsbeneming van zeer actieve volwassen veelplegers waardoor voortzetting van het criminele gedragspatroon feitelijk onmogelijk wordt gemaakt, is de kern van deze maatregel. De maatregel heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds vergroot het de maatschappelijke veiligheid doordat notoire criminelen langere tijd hun criminele activiteiten niet kunnen uitvoeren. Anderzijds biedt de maatregel de gelegenheid een intensief, op recidivebeperking gericht, programma met de veelpleger te doorlopen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg over onderwerpen op het terrein van veiligheid gepland op 10 maart 2011?
Ja.
Bestrijding van antisemitische uitingen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
Heeft u het item gezien in het programma Pownews van 9 februari 2011, waarin een jongen een Hitlergroet uitbracht jegens een gezelschap van rabbijnen, imams en dominees?
Ja.
Is er aangifte gedaan van dit voorval? Zo nee, wilt u de betrokkenen daar actief toe uitnodigen?
Naar aanleiding van de televisie-uitzending op 9 februari heeft het korps Amsterdam-Amstelland rabbijn Evers benaderd en hem gevraagd om aangifte te doen. De rabbijn heeft op 11 februari 2011 aangifte gedaan ter zake van belediging.
Is de jongen die op camera herkenbaar de Hitlergroet brengt en «kankerjoden» roept opgepakt of loopt er politieonderzoek naar deze antisemitische uitingen? Zo ja, op welk moment en op welke basis heeft de politie besloten om actie te ondernemen? Zo nee, bent u van mening dat dit soort gedragingen ambtshalve onderzocht en vervolgd moeten worden?
Naar aanleiding van de aangifte is er een opsporingsonderzoek gestart, waarbij onder meer de foto van verdachte is getoond in het televisieprogramma «Ter plaatse» van RTV Noord-Holland. Daarnaast is de foto geplaatst op de website www.depolitiezoekt.nl. Aangezien het onderzoek nog loopt, kan ik geen verdere mededelingen doen.
De politie kan ook zonder aangifte proces-verbaal van strafbare feiten opmaken en inzenden naar het openbaar ministerie. De officier van justitie beoordeelt de zaak en beslist of tot vervolging wordt overgegaan. Ingevolge de Aanwijzing discriminatie (2007A010) van het College van Procureurs-generaal is daarbij de hoofdregel dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is, altijd een strafrechtelijke reactie volgt.
Werd de interreligieuze wandeling begeleid door politieagenten? Zo ja, hoe hebben zij gereageerd op de uitingen van deze jongen?
Nee. De politie werd pas kort tevoren op de hoogte gesteld over de wandeling.
Deelt u de observatie dat uit dit filmpje opnieuw blijkt dat mensen die door hun kleding als Joods herkend zouden kunnen worden in de praktijk met antisemitisch gedrag geconfronteerd worden? Vindt u het ook ontoelaatbaar dat Joodse mensen hiermee rekening moeten houden en zich in sommige gevallen genoodzaakt voelen om hun gedrag en voorkomen aan te passen?
Het filmpje bevestigt dat antisemitisch gedrag voorkomt. Antisemitisch en ander discriminerend gedrag is onacceptabel. Niemand in Nederland zou zich door zulk gedrag genoodzaakt moeten voelen om zijn gedrag en voorkomen aan te passen.
Bent u van mening dat de pakkans voor antisemitisme verhoogd moet worden door bijvoorbeeld de gerichte inzet van opsporingsambtenaren die zich op traditioneel Joodse wijze kleden? Zo ja, hoe wilt u bevorderen dat deze lokagenten gericht ingezet worden zodat Joodse mensen weer zonder angst herkenbaar over straat kunnen lopen? Zo nee, waarom niet?
De keuze voor de inzet van gerichte opsporingsmiddelen wordt op lokaal niveau gemaakt, op basis van de lokale kennis. De Regionale Discriminatieoverleggen (RDO’s) spelen hierin een belangrijke rol. De inzet van alternatieve opsporingsmethoden is ook een lokale aangelegenheid, mits deze vallen binnen de wettelijke mogelijkheden. Hoewel daarvoor een wettelijke basis bestaat, ligt de inzet van lokagenten bij antisemitisme, niet voor de hand vanuit overwegingen van subsidiariteit (als andere opsporingsmiddelen niet tot het gewenste resultaat leiden). Ook deze afweging dient echter lokaal te worden gemaakt.
Hoeveel aanhoudingen zijn afgelopen jaar verricht vanwege antisemitisme?
Voor de zomer zullen wij een aanscherping van het actieprogramma ter bestrijding van discriminatie naar de Tweede Kamer sturen. Hierbij sturen wij ook de landelijke cijfers van de politie en het Openbaar Ministerie ten aanzien van antisemitisme in 2010 mee.
Het in bescherming nemen van een veroordeelde pedofiele priester |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat kardinaal Simonis in de periode dat hij aartsbisschop van Utrecht was een veroordeelde pedofiele priester heeft beschermd?1
Ja.
Heeft er vervolging plaatsgevonden in deze zaak? Zo ja, heeft dit uiteindelijk tot een veroordeling geleid? Zo nee, waarom niet?
In de periode dat de priester werkzaam was in het bisdom Utrecht zijn er twee aangiften tegen hem gedaan. In december 2007 is aangifte gedaan van ontuchtige handelingen. De zaak is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
Op 9 juli 2008 is opnieuw aangifte gedaan. Pas toen het dossier was ingezonden aan het OM werd duidelijk dat deze aangifte feiten bleek te bevatten waarvan het laatste gepleegde feit op 26 augustus verjaard was. Om die reden is ook deze zaak geseponeerd.
Indien er sprake was van een veroordeling, welke straf is deze priester opgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat de betreffende priester pas vorig jaar disciplinair is gestraft en dat oud-kardinaal Simonis eerder deze sanctie had geweigerd, als een signaal kan worden opgevat dat sancties vanuit de kerk opgelegd niet of in ieder geval niet altijd, effectief en passend zijn? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
Het behoort niet tot mijn verantwoordelijkheid om een oordeel te vellen over feiten en maatregelen in arbeidssituaties buiten die welke onder mijn directe verantwoordelijkheid als overheidswerkgever vallen.
Is het misbruik door deze priester meegenomen in het onderzoek van de commissies Deetman en Samson? Zo nee, waarom niet? Wat zegt dat volgens u over de volledigheid van de onderzoeken?
De commissies Deetman en Samson doen geen mededelingen over individuele gevallen en deswege heb ik geen informatie over de feiten die de commissie Deetman onderzoekt. Ik wacht de rapporten af. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze onderzoeken niet volledig zouden zijn.
Welke mogelijkheden zijn er om iemand die plegers van misbruik in bescherming neemt of in gelegenheid stelt om opnieuw kinderen te misbruiken, in juridische zin aan te pakken?
Het in bescherming nemen van plegers van misbruik is als zodanig niet strafbaar gesteld. Het gelegenheid bieden aan het plegen van bepaalde strafbare feiten kan in bepaalde gevallen strafbaar zijn. Het is echter aan de strafrechter om te bepalen of daarvan in individuele gevallen sprake is.
Deelt u de mening dat voor de beroepsgroep van priesters met pastorale taken of vergelijkbare beroepsgroepen bij andere religies, een verklaring omtrent gedrag verplicht zou moeten worden? Zo ja, op welke wijze gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie vooralsnog geen reden voor een wettelijke verplichting. Met een dergelijke wettelijke maatregel zou de verantwoordelijkheid in volle omvang verschuiven naar de overheid, terwijl die juist primair thuishoort bij de organisaties waarbinnen deze mensen werkzaam zijn. Evenwel kan het overleggen van een verklaring omtrent gedrag onderdeel zijn van de screening door werkgevers.
Indien uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman hiertoe aanleiding geven, zal ik de noodzaak van aanvullend beleid opnieuw bezien.
Bent u van mening dat het opleggen en handhaven van een strafrechtelijk beroepsverbod een adequate straf kan zijn om hernieuwd misbruik te voorkomen? Zo ja, gaat u zorgen dat dit middel vaker wordt gebruikt bijvoorbeeld door met het Openbaar Ministerie een richtlijn ten aanzien van de strafeis in dergelijke zaken te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Een beroepsverbod kan worden opgelegd als iemand in het kader van zijn beroep of ambt een strafbaar feit pleegt. Deze persoon mag dan voor een bepaalde tijd dat beroep of ambt niet uitoefenen. Dit heet «ontzetting uit beroep of ambt». Preventie en bescherming staan voorop bij rechters die een beroepsverbod opleggen.
Indien uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman hiertoe aanleiding geven, zal ik de noodzaak van aanvullend beleid opnieuw bezien.
Heeft kardinaal Simonis, al dan niet onder ede, ontkent kennis te hebben genomen van misbruik binnen de katholieke kerk? Zo ja, hoe oordeelt u over die uitspraken in het licht van bovenstaande zaak?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de uitspraken van kardinaal Simonis.
Deelt u de mening dat in het kader van deze zaak de uitspraak «Wir haben es nicht gewusst», door kardinaal Simonis in het tv-programma Pauw en Witteman gedaan extra ongepast is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat over de oprechtheid van de uitspraak «ik ben ontdaan en beschaamd» van kardinaal Simonis in hetzelfde programma in het licht van het bovenstaande tenminste twijfel kan bestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Fraude bij tentamens op hogeschool Windesheim |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen ven het bericht dat studenten op eenvoudige wijze kunnen frauderen bij het afleggen van tentamens?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit ergerniswekkende bericht?
In de berichtgeving van de Telegraaf wordt gesuggereerd dat het om een experiment ging van een aantal studenten. Zij zouden op deze manier hebben willen aantonen dat tentamenfraude redelijk eenvoudig is. De desbetreffende hogeschool heeft echter niet kunnen achterhalen om welke studenten het gaat en welke tentamens het betrof. De hogeschool heeft ook aangegeven dat er geen gebruik is gemaakt van de klokkenluidersregeling om de misstanden aan de kaak te stellen.
Bent u het met mij eens dat dit weer een bericht is waarbij het HBO-onderwijs in een slecht daglicht geplaatst wordt omdat de waarde van afgegeven diploma’s hiermee ter discussie komt te staan?
Dit type berichtgeving is niet goed voor de beeldvorming van het hoger beroepsonderwijs.
Heeft u opvattingen over de wijze waarop onderwijsinstellingen hun examinering dienen op te zetten met het oog op het voorkomen en hard aanpakken van fraude?
Ik acht het de verantwoordelijkheid van de instellingen om passende voorzieningen te treffen om identiteitsfraude te voorkomen. Overigens biedt de WHW de instellingen de mogelijkheid om ingeval van fraude ook achteraf de nodige maatregelen te nemen. Binnen de hogeschool kan de frauderende student het recht om tentamen af te leggen tijdelijk ontnomen worden. De student kan ook blijvend van de opleiding worden verwijderd. Daarnaast kan de instelling aangifte doen van een strafbaar feit aangezien een dergelijke vorm van fraude (identiteitsfraude) en medeplichtigheid daaraan strafrechtelijk vervolgbaar zijn.
Bent u bereid om op korte termijn na te gaan of deze situatie voor meer hogescholen opgaat en om hierover in overleg te treden met in ieder geval Windesheim maar ook met koepelorganisaties om kwaliteit van tentaminering boven elke twijfel verheven te laten zijn?
Naar aanleiding van de berichtgeving heeft Hogeschool Windesheim het systeem aangescherpt in die zin dat de deelnemers aan een tentamen nu ook een identiteitsbewijs moeten laten zien. Ik zal de hogescholen via de koepelorganisatie, i.c. de HBO Raad wijzen op het belang van een goede beveiliging tegen identiteitsfraude bij tentamens, bijvoorbeeld door naast de gebruikelijke maatregelen de deelnemers te verplichten zich te laten identificeren aan de hand van een officieel identiteitsbewijs.
Een mishandeling wegens het niet dragen van een hoofddoek |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Meisje mishandeld om hoofddoek»?1
Ja.
Deelt u de visie dat de intentie van deze mishandeling tekenend is voor het onderdrukkende karakter van de islam? Zo nee, waarom niet?
Nee, die visie deel ik niet. Op basis van informatie van de betreffende school en de gemeente concludeer ik dat het al dan niet dragen van een hoofddoek geen rol heeft gespeeld bij dit incident.
Bent u van mening dat deze gebeurtenis de noodzaak van een verbod op het dragen van hoofddoekjes op onderwijsinstellingen eens te meer duidelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven speelde het al dan niet dragen van een hoofddoek geen rol bij de door u aangehaalde kwestie.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen ten einde de daders van dit soort vrijheidsbeperkende islamitische onderdrukking/mishandeling van onderwijsinstellingen te verwijderen en te laten vervolgen?
Geen, het Rijk is hiertoe niet bevoegd. De school heeft de bevoegdheid een leerling te schorsen of te verwijderen indien daarvoor voldoende aanleiding is. Voor strafrechtelijke vervolging van mishandeling moet aangifte worden gedaan. Indien daarbij sprake is van delicten met discriminatoire aspecten nemen politie en Justitie dit zeer serieus. In dit geval bleek het echter niet te gaan om een dergelijk delict. Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 3.
Kunst en erfgoed uit Egypte |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Vinden er in Italië speciale controles plaats van reizigers die uit Egypte aankomen om zeker te stellen dat zij geen gestolen kunstobjecten of erfgoedstukken bij zich hebben?1
Ja. In Italië bestaat een speciale eenheid die zich bezighoudt met de bescherming van het cultureel erfgoed, de Carabinieri Tutela Patrimonio Culturale. Naar aanleiding van de situatie in Noord-Afrika is er vanuit de Italiaanse autoriteiten een brief uitgegaan naar alle douaneposten in Italië, waarmee de Carabinieri nauw samenwerken, om extra te letten op de mogelijke smokkel van kunst of erfgoed door reizigers die uit die regio komen. De Carabinieri hebben de bevoegdheid om verdachte objecten in beslag te nemen.
Zo ja, deelt u de mening dat dergelijke controles kunnen helpen kunstsmokkel en dus ook de plundering van kunstschatten tegen te gaan?
Ik deel die mening. Eén van de door Nederland gehanteerde instrumenten in het tegengaan van illegale handel in kunstgoederen is het controleren van reizigers die de EU via Nederland binnenkomen. Dit gebeurt voornamelijk op Schiphol en in de haven van Rotterdam.
Zo ja, bent u bereid ook in Nederland, op de luchthavens en in de zeehavens dergelijke extra controles uit te laten voeren op passagiers en bemanningsleden die uit Egypte in Nederland aankomen, al dan niet op doorreis?
Egypte en Nederland zijn beide verdragsstaten bij het UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen. De Minister van OCW kan net als in Italië een cultuurgoed in bewaring nemen waarvan vermoed wordt dat het is ontvreemd en illegaal is uitgevoerd. Op basis van nieuwsberichten en alarmeringen van internationale erfgoedorganisaties als UNESCO en ICOM heeft de Erfgoedinspectie, onderdeel van het ministerie van OCW, de douane geïnformeerd opdat zij extra alert moet zijn op mogelijk illegaal uitgevoerd erfgoed uit Egypte.
Deelt u de mening dat als dit effectief wil zijn, het onverwijld en landelijk moet gebeuren? Zo ja, gaat u dan onmiddellijk tot actie over?
Zie het antwoord op vraag 3.
Een Youtube-filmpje waarin in Gouda een paar meisjes worden belaagd en bestolen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het filmpje «Kansenjeugd Gouda berooft meisje van fiets»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zowel degene die de op het filmpje getoonde bedreiging, intimidatie en roof plegen als degene die deze handelingen heeft vastgelegd een vorm van niet te tolereren minachting en schaamteloosheid laten zien? Zo ja, deelt u de mening dat hier tegen moet worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Ja, en hier wordt ook tegen opgetreden. Zie het antwoord op vragen 3 tot en met 5.
Zijn er naar uw mening op dit filmpje (mogelijk) strafbare feiten vastgelegd? Zo ja, wat is er gedaan om de daders – die herkenbaar in beeld zijn – op te sporen en te vervolgen? Zo nee, waarom niet?
Op het filmpje zijn enkele mogelijk strafbare feiten vastgelegd, te weten openlijk geweld tegen een of meer perso(o)n(en) en/of de diefstal van een fiets met geweld. Vanaf 8 februari jongstleden zijn 13 personen aangehouden. De zaken tegen negen verdachten worden in maart alle tegelijkertijd tijdens een speciaal daarvoor ingelaste zitting van de meervoudige strafkamer behandeld.
Is u bekend of de gefilmde jongens eerder in aanraking zijn geweest met politie of justitie? Hoe groot is de groep die in Gouda steeds overlast veroorzaakt? Is er met de ouders van deze jongeren gesproken over hun capaciteit en verantwoordelijkheid als opvoeder (sociaal verhoor)?
Van de gefilmde jongeren bleken twee personen eerder met politie in aanraking te zijn geweest. De overige jongeren waren tot nu toe niet bekend. Het is aannemelijk dat de groep jongeren die betrokken was bij onderhavig incident «ad hoc» is ontstaan. Er is in dit geval geen sprake van een groep die eerder is gesignaleerd en bekend staat bij de justitiële ketenpartners.
De meeste jongeren op de film zitten op dezelfde school. De school heeft hen voor enkele dagen geschorst. De school heeft een voorlichtingsavond gehouden en gesproken met de ouders van de jongeren. Daarnaast is de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek naar deze jongeren en hun thuissituatie gestart, zoals gebruikelijk in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar minderjarigen. De Raad is gevraagd dit onderzoek met voorrang te behandelen. Ook zijn de ouders van de verdachten verplicht om aanwezig te zijn bij de zitting van de meervoudige strafkamer.
Deelt u de mening dat de handelingen die in beeld zijn gebracht bij velen indruisen tegen het rechtsgevoel? Zo ja, wat gaat u doen om het geschonden rechtsgevoel te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de praktijken die in het filmpje worden getoond onaanvaardbaar zijn. Voor het rechtsgevoel is vooral van belang dat de daders worden gepakt en bestraft, en daaraan is sinds dit incident hard door politie en justitie gewerkt. Binnenkort moeten de aangehouden verdachten voor de rechter verschijnen. Verder treft de gemeente Gouda allerlei maatregelen om overlast en criminaliteit tegen te gaan, en zodoende de veiligheid en het rechtsgevoel te vergroten. Voor een uiteenzetting hiervan verwijs ik naar het antwoord dat de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft gegeven op vragen van de leden Brinkman en Fritsma (Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel 3322), en naar de brief die ik uw Kamer heb gestuurd over de actuele situatie in Gouda op 22 november 2010 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 26 864, nr. 294).
De veiligheidsmonitor van het CBS |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van «Dit is De Dag» over de veiligheidsmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)?1
Ja.
Deelt u de mening dat validiteit en betrouwbaarheid van misdaadcijfers cruciaal is voor het te ontwikkelen en het te controleren veiligheidsbeleid?
Ja.
Hoe verklaart u de grote verschillen tussen de veiligheidsmonitor (VM) en de integrale veiligheidsmonitor (IVM)?
De toenmalige Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben in een brief van 31 maart 2009 uw Kamer bericht over de consequenties van de verschillen tussen de onderzoeksmethodes van de Veiligheidsmonitor (VMR) en de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) (Kamerstukken II, 2008–2009, 28 684, nr. 209). Beide zijn enquêtes naar de door de bevolking beleefde veiligheid en leefbaarheid en het beleefde slachtofferschap. De VMR leverde uitkomsten op landelijk niveau en op het niveau van politieregio’s. De IVM is breder van opzet waardoor ook op gemeente- en wijkniveau een beeld kan worden verkregen.
Bij de invoering van de IVM is de vraagstelling veranderd en is de enquêtemethode uitgebreid met internetenquêtes en schriftelijke enquêtes. Daarnaast is bij de IVM aan lokale overheden de mogelijkheid geboden om op eigen kosten en verantwoordelijkheid aan het onderzoek mee te doen. In de genoemde brief is opgemerkt dat de landelijke uitkomsten van de VMR en de IVM vanwege deze veranderingen niet zonder nadere analyse met elkaar vergeleken kunnen worden. Dit geldt zowel voor het vergelijken van de uitkomsten van de IVM met uitkomsten uit eerdere jaren van de VMR, als voor het vergelijken van de uitkomsten van de in hetzelfde jaar gehouden VMR en IVM. Zoals in de genoemde brief is toegelicht, is de VMR enige jaren op beperktere schaal uitgevoerd (circa 6 000 respondenten) naast de IVM (door wisselende lokale deelname per jaar: tussen de circa 40 000 en 200 000 respondenten) om zicht te krijgen op de gevolgen van de methodebreuk. Ook door het grote verschil in aantal respondenten zijn de resultaten van beide enquêtes over dezelfde onderzoeksperiode niet goed vergelijkbaar. De beperktere VMR is voor het laatst uitgevoerd in 2010. Al bij de resultaten over 2008 bleek dat de methodebreuk bij nagenoeg alle onderzochte grootheden leidde tot een significant verschil in uitkomst tussen de IVM en de VMR.
De verschillen duiden zodoende niet op een kwaliteitsgebrek van de IVM. De uitkomsten van de IVM zijn bruikbaar voor de doelen waarvoor de enquête wordt gehouden, zoals het zicht krijgen op het zogenoemde dark number, het verschil tussen aangegeven en ervaren slachtofferschap. Overigens hebben de resultaten altijd onzekerheidsmarges, omdat de IVM zowel landelijk als lokaal een steekproefonderzoek is. Ik verwijs verder naar het antwoord op vragen 4, 5 en 7.
Hoe verklaart u het feit dat de Stichting Aanpak Voertuigencriminaliteit op grond van haar aangifteregistratie tot 11 000 gestolen auto’s in 2009 komt, terwijl de IVM over hetzelfde jaar uitkomt op 49 000 gestolen auto’s?
Er is overleg gaande tussen mijn Ministerie, het CBS en de sector (Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit) om na te gaan waarop de verschillen op dit vlak kunnen worden teruggevoerd. In ieder geval leert de ervaring dat cijfers uit slachtofferenquêtes altijd afwijken van (aangifte)cijfers uit registraties, Het CBS streeft ernaar de precieze oorzaken van de verschillen zo spoedig mogelijk weg te nemen dan wel te verklaren.
Kunt u uitsluiten dat de vraagstelling in de CBS-veiligheidsmonitor zodanig was dat geënquêteerden de term «autodiefstal» hebben uitgelegd als «diefstal van spullen die in de auto lagen» in plaats van «diefstal uit de auto»?
Om dergelijke misverstanden zoveel mogelijk te voorkomen wordt in de IVM onderscheid gemaakt tussen autodiefstal, diefstal uit de auto en diefstal van onderdelen dan wel beschadiging aan de buitenkant van de auto. Deze drie delictsoorten worden afzonderlijk bevraagd met eigen vraagstellingen. Ik kan echter nooit uitsluiten dat een respondent per ongeluk zich desalniettemin bij de beantwoording vergist.
Is het waar dat de verschillen in uitkomst tussen de VM en de IVM te verklaren zijn door de gebruikte onderzoeksmethode van enquêteren via internet bij de IVM?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u in de toekomst bewerkstelligen dat de gepresenteerde misdaadcijfers ook daadwerkelijk de feitelijkheid weergeven?
Bij de IVM gaat het, zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3, 4 en 6 en anders dan bij registraties, over de beleving van criminaliteit en veiligheid door de bevolking. Daarmee hebben de uitkomsten van dit onderzoek een meerwaarde ten opzichte van gegevens over criminaliteit afgeleid uit registraties. Beide typen onderzoek vullen elkaar aan en geven beide inzicht in criminaliteit, onder meer doordat het zogenoemde dark number zichtbaar wordt. De methodologische kwaliteit van het onderzoek heeft de doorlopende aandacht van de betrokken partijen en dit zal, waar nodig, tot aanpassingen van het instrument leiden.
De oproep van de voorzitter van het College van procureurs-generaal om winkelbeveiligers te bewapenen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «OM-baas: meer bevoegdheden beveiliger»?1
Ja.
Is het waar dat de voorzitter van het College van procureurs-generaal dit pleidooi heeft gehouden? Zo ja, was u hiervan op de hoogte en heeft u hiermee ingestemd?
De voorzitter van het College van procureurs-generaal (het College) heeft op 1 februari 2011 in een speech gesproken over de vraag of het wenselijk zou zijn particulieren die betaald worden door bedrijven een publieke taak te laten vervullen als buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). De aanleiding was een artikel waarin de voorzitter van de Vereniging van particuliere beveiligingsorganisaties pleitte voor meer bevoegdheden voor particuliere beveiligers, bijvoorbeeld bij het aanhouden van een winkeldief (Financieel Dagblad 7 december 2010). De voorzitter van het College is daarbij onder andere ingegaan op de mogelijkheid dat de overheid overlegt met het bedrijfsleven over de inzet van een «winkelboa» die kan optreden tegen winkeldiefstal. Hij is ook ingegaan op de vraag of een dergelijke «winkelboa» sommige geweldsmiddelen zou mogen inzetten.
Mijn uitgangspunt is dat het geweldsmonopolie bij de Staat moet blijven berusten. Ik onderzoek samen met de handhavingspartners hoe overheid en bedrijfsleven hun verantwoordelijkheid voor de lokale veiligheid optimaal kunnen waarmaken. Ik was er niet van op de hoogte dat de voorzitter deze speech zou geven noch had ik dat behoeven te zijn. Zijn bijdrage aan een discussie over publiek-private samenwerking bij het houden van toezicht en het handhaven in de openbare ruimte sluit aan bij mijn verkenningen. De vraag of eventuele door het bedrijfsleven betaalde boa’s in naam van de Staat en ten behoeve van het algemeen belang geweld zouden mogen toepassen, zal daarbij ook aan de orde komen. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Is het waar dat de inzet van particuliere beveiligers als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) een grote trendbreuk is met het huidige beleid, BOA’s in principe in overheidsdienst zijn? Zo nee, hoe verhoudt uw mening zich met de circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar? Zo ja, wat zijn voor u de redenen om een groot deel van het geweldmonopolie te privatiseren?
Het is geen trendbreuk als boa’s niet enkel in dienst zijn van de overheid. Op grond van de Circulaire buitengewoon opsporingsambtenaar (Stcrt. 2011, 926) kunnen gemeenten voor een beperkt aantal opsporingsbevoegdheden boa’s inhuren bij particuliere organisaties. Dergelijke boa’s staan op de loonlijst van een particuliere organisatie en zijn tevens in onbezoldigde dienst van de overheid, zodat de aansturing van en het toezicht op de inzet van de boa en de samenwerking met de politie (regie en informatiedeling) goed kunnen worden geregeld. Van het privatiseren van het geweldsmonopolie is geen sprake. Ik verwijs u hieromtrent ook naar mijn beantwoording van de vragen van het lid Çörüz (Kamerstukken II, 2010–2011, Aanhangsel Handelingen, nr. 1222).
Klopt het dat BOA’s op dit moment ingezet worden in de publieke ruimte en dat hun inzet altijd het publiek belang dient? Deelt u de mening dat dit voor particuliere beveiligers niet altijd gesteld kan worden?
Boa’s van de gemeente zorgen in de (semi-)openbare ruimte voor de handhaving van de lokale veiligheid met een focus op leefbaarheid, overlast en verloedering. Boa’s kunnen derhalve ook optreden op bedrijventerreinen en in winkelcentra. Boa's dienen in het algemeen het publieke belang of een semi-publiek belang, zoals de Openbaar Vervoer-boa of de boswachter. In de private of semi-private ruimte zijn particuliere beveiligers actief die in opdracht van de ondernemer veiligheid bevorderen voor de ondernemer en zijn eigendommen, zijn personeel en zijn publiek. Zij dienen daarmee een privaat en/of commercieel belang en ook een publiek belang.
Welke problemen constateert u in de praktijk van de particuliere beveiligers, die opgelost worden door hen een BOA-status te geven en mogelijk bijbehorende geweldsmiddelen toe te staan? Vindt u de introductie van de particuliere opsporingsambtenaar een proportioneel middel of ziet u andere middelen om deze problemen te ondervangen? Is het aanstellen van extra wijkagenten niet een veel doeltreffender oplossing?
Ik acht het niet wenselijk vooruit te lopen op de in het antwoord op vraag 2 genoemde verkenning. Zodra ik in dat verband tot conclusies ben gekomen, zal ik uw Kamer dienaangaande informeren.
Acht u de rollen verenigbaar van particulier beveiliger en onbezoldigd overheidswerknemer voor het uitoefenen van de taken van BOA-taken? Zo ja, hoe ziet u deze combinatie voor zich? Hoe kan de overheid de inzet van de betreffende beambten sturen?
Volgens artikel 5.2 Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) mag een boa niet naast zijn werkzaamheden als boa tevens werkzaamheden voor een beveiligingsorganisatie verrichten. Van dit verbod wordt op grond van artikel 5.4 Wpbr ontheffing verleend als de functie als opsporingsambtenaar en de werkzaamheden bij de beveiligingsorganisatie zich zodanig tot elkaar verhouden dat het gevaar voor vermenging van taken en het gevaar voor overdracht van politie-informatie of opsporingsinformatie tot een minimum beperkt blijven. Uitgangspunt daarbij is en blijft dat de betrokken persoon niet op één en dezelfde plaats beide petten tegelijkertijd kan dragen en dus niet kan wisselen naar eigen inzicht. Ik acht het van groot belang dat taken en bevoegdheden voor de burger te allen tijde duidelijk zijn.
Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Wat voor extra toezicht door politie en Openbaar Ministerie (OM) op particuliere BOA’s acht u nodig, mede gelet op de knelpunten die al geconstateerd zijn door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) in juni 2009? Deelt u de mening dat het zinvoller is om deze inzet direct ten goede te laten komen aan criminaliteitsbestrijding?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de introductie van geweldsmiddelen voor particuliere beveiligers de onderlinge verschillen in bevoegdheid tussen de verschillende particuliere en publieke toezichthouders vervaagt? Zo ja, hoe wilt u ervoor zorgen dat de verschillen voor iedereen duidelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de branche van particuliere beveiligingsbedrijven, een commercieel belang heeft als die pleit voor bewapening van beveiligers en toegang tot politiegegevens? Strookt belang van de branch met dat van u, zodat er meer toezichthouders komen zonder dat u 3000 extra agenten hoeft te betalen? Zo ja, welke invloed houdt de overheid op de inzet van particuliere toezichthouders en hoe wordt het geweldmonopolie van de staat gewaarborgd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 4 dienen de taken van particuliere beveiligers ook een publiek belang.
Gemeentelijke straattoezicht- en handhavingdiensten zijn geen aanvulling op, vervanging of concurrent van de politie, maar een exponent van de eigen verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur voor de lokale veiligheid. Zij zijn het antwoord op verzoeken van burgers aan de gemeente om zaken op het terrein van leefbaarheid, verloedering en overlast in de openbare ruimte aan te pakken.
Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 2.
Als u op deze wijze beveiligers als verlengstuk van de politie in kunt zetten tellen, de BOA’s van de dierenbescherming, de Algemene Inspectiedienst (AID) en de landschapsbeheerders dan ook mee bij de taakstelling van de regering voor animal cops? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke boa's tellen niet mee bij de taakstelling van de regering voor animal cops. De dierenpolitie gaat bestaan uit 500 agenten en niet uit boa's. Het kabinet heeft ervoor gekozen om agenten met algemene opsporingsbevoegdheid in te zetten bij de aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing. Zo kan de pakkans voor daders van deze delicten worden vergroot en kunnen ook delicten die in samenhang worden gepleegd met dierenmishandeling en dierenverwaarlozing worden aangepakt.
Onderzoek naar vermeende witwaspraktijken en corruptie door politici op Bonaire |
|
Eric Lucassen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de inhoud van het bericht «OM wil nader onderzoek naar politici Bonaire»?1
Ja. Sinds dit krantenbericht van 1 februari zijn er echter nieuwe ontwikkelingen. De strafzaak is op 17 februari 2011 door het OM geseponeerd. De reden hiervoor is dat de rechter-commissaris een datum (1 november 2010) had vastgesteld waarop het onderzoek afgerond moest zijn. Deze termijn was te kort voor een dermate complex onderzoek. Feitelijk betekende dit dat het onderzoek moest worden uitgevoerd binnen een tijdsbestek van één jaar en twee maanden. Het OM is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechter-commissaris, maar werd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba niet ontvankelijk verklaard.
Van welk land heeft het openbaar ministerie in deze zaken het voortouw en welke opsporingsdiensten zijn bij het onderzoek naar deze feiten betrokken?
Het onderzoek was gestart op het moment dat Bonaire nog behoorde tot het land Nederlandse Antillen en stond op dat moment onder leiding van het OM van de Nederlandse Antillen. Thans zijn er drie onafhankelijke landspakketten: van de landen Curaçao en Sint Maarten en van Caribisch Nederland (de BES-eilanden). Hoewel deze zaak op Bonaire speelde, is vanwege het vermijden van ongewenste (schijnbare) belangenverstrengeling, gekozen niet het Openbaar Ministerie Bonaire (landsparket Caribisch Nederland), maar het Openbaar Ministerie Curaçao (het parket van de hoofdofficier van justitie) te belasten met het onderzoek.
Wordt er vanuit Nederland steun geleverd aan dit omvangrijke en complexe internationale onderzoek? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vanaf september 2009 verleende de Rijksrecherche, vanwege haar expertise, bijstand. Vanaf februari 2010 was het gehele onderzoek in handen van de Rijksrechercheonder gezag van het OM van de Nederlandse Antillen.
Hoe beoordeelt u het feit dat een lid van de eilandsraad van Bonaire en een voormalig minister van de Nederlandse Antillen worden verdacht van witwaspraktijken en corruptie?
Aangezien de strafzaak is geseponeerd, zijn de heren Booi en Elhage niet langer verdachte in deze zaak.
Bent u het eens met de stelling dat bestrijding van corruptie onder bestuurders en politici op de eilanden een onderdeel moet zijn van de waarborgfunctie die deugdelijk bestuur moet garanderen?
Ik acht het van belang, mede in het licht van de discussie die ik met uw Kamer heb gehad tijdens het plenaire debat van 10 februari jl., nogmaals te benadrukken dat ook de bestrijding van corruptie in eerste instantie een Landsaangelegenheid betreft. Wat betreft de inzet van de waarborgfunctie op Aruba, Curaçao en Sint Maarten, verwijs ik u graag naar mijn brief van 8 februari (TK, 32 500 IV, nr. 29).
De instrumenten met betrekking tot de waarborgfunctie zijn op grond van artikel 50 lid 2 en 51 lid 2 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden niet van toepassing in Nederland, omdat voor Nederland voor zover nodig in dit onderwerp wordt voorzien in de Grondwet. Indien daar aanleiding toe is, kan de Nederlandse regering ingrijpen op grond van Nederlandse wet- en regelgeving.
Kunt u uitsluiten dat deze personen zich (indirect) ook hebben verrijkt met Nederlands belastinggeld? Zo nee, hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen? Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande plenaire debat over de waarborgfunctie?
Aangezien de zaak geseponeerd is en personen niet meer verdacht zijn is de vraag zonder object.
Om de integriteit binnen het openbaar bestuur te bevorderen schept de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) randvoorwaarden in de wet waaraan politici en overheidsorganisaties moeten voldoen. Overheden in Nederland, in dit geval het Bestuurscollege van Bonaire, zijn echter primair zelf verantwoordelijk voor het opzetten, implementeren en handhaven van een integriteitbeleid voor de eigen organisatie. De minister van BZK brengt in april van dit jaar in samenwerking met onder meer de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een «handreiking Bestuurlijke Integriteit» uit om het bestuur te ondersteunen bij het uitvoeren van hun integriteitsbeleid. Ter verdere ondersteuning van de integriteit binnen het openbaar bestuur heeft de minister van BZK in 2006 het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) opgericht. Het BIOS ondersteunt, op verzoek, overheden bij het implementeren van een integriteitsbeleid door het ter beschikking stellen van onder meer praktische handreikingen, modellen, risicoanalyses, dilemmatrainingen, opleidingen en workshops. Dit bureau is sinds 1 januari 2009 ondergebracht bij het CAOP (Centrum Arbeidsverhoudingen).
Daarnaast moeten op grond van artikel 49 van de Wet openbare lichamen BES gedeputeerden direct na benoeming onderscheidenlijk aftreden aan de Rijksvertegenwoordiger een opgave doen van hun vermogen, alsmede dat van hun partner (de zogenaamde financial disclosure). Deze maatregel is bedoeld om gevallen van onrechtmatige verrijking ten koste van het openbaar lichaam te voorkomen, dan wel op te sporen. De bepaling is ook van toepassing op de gezaghebber. De Rijksvertegenwoordiger beschikt over de opgaven en is daarmee in de positie om aangifte te doen.
Tekortschieten van de wet Victoria bij de aanpak van ernstige overlast |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De wet Victoria volstaat niet»?1
Ja.
Herinnert u zich het antwoord op Kamervragen van 16 november 2009 over het inzetten van dwangsommen door gemeenten bij het bestrijden van overlast?2
Ja.
Deelt u de opvatting dat de aanpak van woonoverlast grote prioriteit verdient? Zo ja, op welke wijze gaat u gemeenten faciliteren en activeren om deze aanpak vorm te geven en hoe werkt u mee aan deskundigheidsbevordering? Deelt u de opvatting dat gemeentelijke slagkracht voor de aanpak van woonoverlast van cruciaal belang is, onder andere in het licht van de wijkaanpak?
De aanpak van woonoverlast verdient grote prioriteit, want dit draagt bij aan het verhogen van de leefbaarheid in wijken. De primaire verantwoordelijk voor handhavend optreden ligt bij gemeenten, en uiteraard is het van belang dat zij voldoende slagkracht hebben. Met het instrumentarium dat hen thans ter beschikking staat is dat naar mijn mening ook het geval, en gemeenten geven dat ook zelf aan. Wel is mij bekend dat gemeenten het soms lastig vinden om dit instrumentarium in de praktijk toe te passen. Om hierbij te helpen is in 2010 de handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering opgesteld.
Op welke schaal wordt de handreiking aanpak woonoverlast en verloedering op dit moment gebruikt en welke ervaringen heeft dit opgeleverd?
De VROM-Inspectie heeft afgelopen najaar 188 gemeenten bezocht, verspreid over heel Nederland. Daarbij is onder andere gevraagd naar de aanwezigheid van woonoverlast en het gebruik van de handreiking. Uit deze steekproef is gebleken dat in 92 van de 188 gemeenten woonoverlast aan de orde is. Ongeveer tweederde van deze gemeenten kent de handreiking en een groot deel gebruikt deze ook. De andere gemeenten melden geen woonoverlast, maar ook een groot deel van deze gemeenten kent de handreiking wel. In totaal gaven 19 gemeenten aan knelpunten te ervaren bij de uitvoering van de aanpak van woonoverlast. Met die gemeenten gaat de VROM-Inspectie verder in gesprek om deze knelpunten te analyseren en eventueel op te lossen.
Klopt het dat toepassing van de Wet Victoria (artikel 174a Gemeentewet) één van de laatste middelen is die een gemeente ter beschikking heeft om overlast te bestrijden als alle andere middelen niet toereikend zijn gebleken? Zo nee, hoe ziet u dit instrument dan? Zo ja, hecht u ook aan een goede toepasbaarheid van dit artikel voor gemeenten, zodat het op een effectieve manier ingezet kan worden?
De Wet Victoria is inderdaad bedoeld als ultimum remedium. Artikel 174a van de Gemeentewet kan worden ingezet als er sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde rondom de woning, die wordt veroorzaakt door gedragingen in de woning. De ordeverstoring moet gepaard gaan met ernstige overlast die nadelig is voor de veiligheid en de gezondheid van de woonomgeving. Ik hecht zeker aan een goede toepasbaarheid van de Wet Victoria. Daarom hebben alle gemeenten de handreiking woonoverlast en verloedering ontvangen. In de handreiking komen naast de Wet Victoria ook de vele andere instrumenten die gemeenten ter beschikking staan om woonoverlast aan te pakken en te voorkomen aan de orde.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak van de Raad van State blijkt dat de Wet Victoria voor gemeenten en politie te lastig is om toe te passen tegen ernstige woonoverlast? Zo nee, waarom niet? Wat wilt u doen om de voorwaarden voor toepassing van dit instrument aan gemeenten te verduidelijken? Zo ja, hoe wilt u de inzetbaarheid van de Wet Victoria verbeteren? Bent u bereid hiervoor de wet aan te passen?
De Wet Victoria is een zwaar middel: het gaat om sluiting van een pand, waardoor de bewoners in ieder geval voor bepaalde tijd niet meer in het pand kunnen wonen. Vanwege de zwaarte van dit instrument is het noodzakelijk dit met waarborgen te omgeven. Ik begrijp dat gemeenten dit soms als lastig ervaren, zeker omdat de Wet Victoria niet met grote regelmaat wordt toegepast. Dat is ook de reden dat in de handreiking voor gemeenten ruim aandacht wordt besteed aan zaken als dossieropbouw en de te volgen procedures. Ook zijn in de handreiking voorbeeldbrieven en –besluiten opgenomen. Ik zie op dit moment geen reden om de wet aan te passen.
Is er sinds de evaluatie van de wetten Victor en Victoria door andere gemeenten dan Tilburg meer ervaring opgedaan met de toepassing van artikel 174a Gemeentewet tegen ernstige overlast die niet voortkomt uit drugsgerelateerde activiteiten? Zo ja, welke ervaring is dit? Zo nee, wat zegt dit voor u over de toepasbaarheid van dit instrument?
Er is geen overzicht van zaken waarbij artikel 174a van de Gemeentewet tegen ernstige overlast is ingezet door gemeenten. Wel is sinds de evaluatie meer jurisprudentie verschenen over de toepassing van de Wet Victoria. In meerdere gevallen is de gemeente door de Rechtbank of de Raad van State in het gelijk gesteld wat betreft het inzetten van dit instrument. In enkele van deze zaken ging het om ernstige overlast in combinatie met drugsgerelateerde activiteiten. Hieruit blijkt dat de Wet Victoria wel degelijk goed toepasbaar is om ernstige overlast te bestrijden. Overigens leidt een procedure in het kader van artikel 174a Gemeentewet niet altijd tot sluiting van een woning. Er zijn ook gevallen bekend waarbij tijdens het inzetten van de procedure de overlast werd beëindigd en sluiting van de woning niet meer nodig bleek.
Begrijpt u dat omwonenden die zich bedreigd voelen niet altijd met naam en toenaam hun klachten in de dossiers vastgelegd willen zien? Heeft dit meegespeeld in de zaak in Berkel-Enschot, waar de uitspraak van de Raad van State betrekking op heeft? Zo ja, hoe wilt u ervoor zorgen dat serieuze en onderbouwde klachten wel anoniem gemeld kunnen worden en gebruikt worden voor toepassing van de Wet Victoria?
Om ingrijpende maatregelen zoals sluiting van een woning te kunnen inzetten dient een dossier gebaseerd te zijn op concrete, verifieerbare feiten. De Raad van State heeft in deze zaak geoordeeld dat het dossier onvoldoende concreet en verifieerbaar was. Anonieme meldingen kunnen wel tot steun zijn in het dossier, maar toepassing van de Wet Victoria kan niet gebaseerd zijn op uitsluitend anonieme meldingen.
Is het door de uitspraak van de Raad van State onmogelijk om gemeentelijke dossiers en sfeerverslagen van de politie te gebruiken te gebruiken voor toepassing van de Wet Victoria? Vindt u dit ook onwenselijk? Zo ja, wat wilt u hieraan doen?
Gemeentelijke dossiers en sfeerverslagen van de politie zijn en blijven bruikbaar voor toepassing in het kader van de Wet Victoria. Het dossier dat aan de rechter wordt voorgelegd dient evenwel voldoende concreet en verifieerbaar te zijn om te kunnen onderbouwen dat de openbare orde is verstoord.
Is het voor huurders die geconfronteerd worden met ernstige woonoverlast toegestaan om de betaling van hun huur op te schorten als zij door de woningbouwcorporatie en de gemeente niet voldoende ondersteund worden? Zo ja, op welke voorwaarden mag de huurbetaling opgeschort worden en wilt u dit consumentenrecht onder de aandacht van huurders brengen? Zo nee, wilt u dit mogelijk maken?
Ernstige woonoverlast kan gezien worden als een gebrek, waar een huurder zijn verhuurder op kan aanspreken. Als de overlastgever eveneens huurder is van deze verhuurder, mag verwacht worden dat de verhuurder stappen onderneemt om de overlast te beëindigen, eventueel door beëindiging van de huurovereenkomst van de overlastgevende huurder. Een huurder kan zijn verhuurder niet aanspreken op een eventueel nalaten door de gemeente.
In geval van vermindering van het huurgenot ten gevolge van een gebrek kan een huurder een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs vorderen, zolang het gebrek voortduurt. Hij moet de verhuurder dan wel gemeld hebben dat er sprake is van een gebrek, voor zover die daarvan nog niet op de hoogte was, zodat de verhuurder in staat wordt gesteld om het gebrek te verhelpen. Op grond van het algemene overeenkomstenrecht kan een huurder de huurbetaling in een dergelijk geval ook opschorten. Daarbij moet wel worden aangetekend dat opschorting niet betekent dat de opgeschorte huurbetalingen vervallen. Opschorting is een pressiemiddel om de verhuurder te bewegen zijn verplichting na te komen om het rustig woongenot te verschaffen.
Voor opschorting van de huurbetaling is in beginsel voldoende, dat de verhuurder zijn verplichting niet nakomt om de huurder het rustig woongenot te verschaffen. De opschorting moet echter wel in verhouding staan tot de mate van het niet verschaffen van het rustig woongenot door de verhuurder. De huurder doet er dan ook goed aan zich er bij voorbaat van te vergewissen of opschorting van de huurbetaling niet disproportioneel is, om te voorkomen dat de verhuurder hem aanspreekt op wanbetaling.
Aangezien het om situaties gaat die telkens verschillend zijn, en het van de omstandigheden van het geval afhangt welke maatregelen genomen moeten worden, acht ik brede publieksvoorlichting geen geschikte methode om dit onder de aandacht te brengen. Dit soort zaken vereist een individuele aanpak.
Hoe oordeelt u over het plan dat in West Brabant uitgewerkt wordt om drugsteelt als ontbindende voorwaarde op te nemen in hypotheekcontracten? Acht u deze aanpak ook te gebruiken voor plegers van bewezen ernstige overlast? Zo ja, hoe wilt u de ontwikkeling ondersteunen van plannen om hypotheken onder deze voorwaarde te ontbinden?
De landelijke Taskforce aanpak georganiseerde hennepteelt bekijkt hoe door diverse partners, waaronder private partijen, drempels opgeworpen kunnen worden tegen de georganiseerde hennepteelt. Op dit moment loopt een pilot in de vijf zuidelijke politieregio's waarin, op basis van een convenant en binnen de wettelijke kaders, de politie bij de ontmanteling van een hennepkwekerij informatie uitwisselt met het Verbond van Verzekeraars (waarvan sommige leden tevenshypotheekverstrekker zijn) en Netbeheer Nederland. De toenmalige Minister van Justitie heeft dit convenant ter instemming mede ondertekend. Deze aanpak stelt deze private partijen in staat de maatregelen te treffen die zij nodig vinden om fraude tegen te gaan.De uiterste consequentie van deze aanpak kan zijn dat in een individueel geval een hypotheek wordt aangepast of opgezegd.Het is nog te vroeg om een uitbreiding van deze aanpak naar andere vormen van overlast te overwegen.
Welke inzet kan de Kamer van u verwachten om ervoor te zorgen dat gemeenten voldoende instrumenten hebben om woonoverlast door huurders en woningeigenaren op een doeltreffende wijze te bestrijden? Op welke termijn wilt u het instrumentarium op orde hebben?
Gemeenten hebben aangegeven dat het huidige instrumentarium in principe voldoende is voor de handhaving van woonoverlast. Wel vinden gemeenten het soms lastig om dit instrumentarium toe te passen. Om die reden is in 2010 de handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering opgesteld. Deze handreiking wordt momenteel geüpdatet met onder andere de onderwerpen woonschepen, verkamering en interventieteams. Deze update is in april beschikbaar.
Mogelijke fraude en corruptie bij de aanschaf van het nieuwe dienstpistool |
|
Ronald van Raak |
|
Klopt het dat de rijksrecherche onderzoek doet naar mogelijke fraude en corruptie bij de aankoop van een nieuw politiepistool?1
De Rijksrecherche doet onderzoek naar de mogelijke omkoping bij de aanbesteding van de pepperspray door de Nederlandse politie in 2002. Een bedrijf en een politieagent die voorwerp van onderzoek zijn spelen een rol bij de aanbesteding van het nieuwe pistool. Dit was voor mij de aanleiding om de Rijksrecherche en de Rijksauditdienst te verzoeken om preventief een onderzoek in te stellen naar de aanbesteding van het nieuwe dienstpistool. Dit om inzichtelijk te krijgen of er al dan niet sprake was van onrechtmatigheden bij de aanbesteding van het nieuwe dienstpistool. Op basis van het onderzoek van de Rijksauditdienst en de Rijksrecherche, die onafhankelijk van elkaar onderzoek hebben verricht, heb ik geconcludeerd dat er gedurende het gehele aanbestedingsproces van het nieuwe pistool niet gebleken is van onregelmatigheden bij de totstandkoming van de keuze van het nieuwe pistool. Op dit moment beschik ik dan ook niet over informatie die een uitsluiting van de desbetreffende tussenpersoon bij de aanbesteding van het pistool rechtvaardigt, hetgeen wordt bevestigd door een advies van de Landsadvocaat dat op mijn verzoek hierover is opgesteld.
Gaat het hier om dezelfde bedrijven en personen die eerder onderwerp van onderzoek waren bij de aankoop van pepperspray? Waarom is Technisch Bureau Müller (TBM) alsnog bij de aanschaf van het politiepistool betrokken?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat nog twee andere wapens in de race waren en dat testgebruikers niet de voorkeur gaven aan het uiteindelijk gekozen wapen?2
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Raad van Korpschefs (RKC) de opdracht gegeven om een aanbesteding te starten voor de vervanging van het huidige dienstpistool, de Walther P5. De RKC heeft hiervoor het project NPNP (Nieuw Pistool Nederlands Politie) in het leven geroepen. De korpschef van Gelderland-Zuid is voorzitter van de stuurgroep NPNP.
Uitgangspunt bij de aanbesteding van het pistool is dat de Nederlandse politie het best beschikbare dienstwapen moet krijgen. Dit is het pistool dat in zijn totaliteit het beste aan de eisen van de politie voldoet. Hiertoe zijn in nauwe samenwerking met de politie en politievakbonden criteria opgesteld waaraan het pistool moet voldoen. De wijze van testen en de wijze van beoordelen ligt van te voren vast en is bekend bij de inschrijvers. Daarvan kan na aanvang van de aanbesteding niet meer worden afgeweken. Via een Europese aanbestedingsprocedure, op basis van deze criteria, is vervolgens het wapen geselecteerd dat het beste scoort.
De pistolen zijn op drie onderdelen getest: een visuele test, een technische test en een operationele test. Bij de eerste twee testen werden eisen gesteld waaraan het pistool in ieder geval moest voldoen, indien een pistool op één of meer onderdelen niet voldeed dan viel hij hierdoor af. Er waren in totaal tien inschrijvingen, hiervan zijn zes pistolen, van vier verschillende fabrikanten (Beretta, Heckler & Koch, SIG-Sauer en Walther) uiteindelijk visueel en technisch goedgekeurd.
Deze zes pistolen zijn doorgegaan naar de operationele test. De operationele test is uitgevoerd door 61 testers (waaronder ook vertegenwoordigers van de politievakbonden) die zijn geselecteerd uit een groot aantal verschillende onderdelen van de Nederlandse politie. De testers hebben deze zes pistolen onder de meest uiteenlopende omstandigheden getest. De scores die in deze operationele test zijn behaald tellen voor 70% mee in de eindscore, bij de visuele test konden punten gescoord worden die voor 5% hebben meegeteld en de prijs telde tot slot voor 25% mee in de eindscore. Het pistool van het merk SIG-Sauer heeft de hoogste totaalscore behaald en op basis hiervan heeft de voorlopige gunning plaatsgevonden aan de firma SIG-Sauer die in Nederland wordt vertegenwoordigd door Technisch Bureau Muller. Tegen deze voorlopige gunning aan SIG-Sauer is door twee fabrikanten (Heckler & Koch en Walther) bezwaar gemaakt en zij hebben hiertoe een kort geding procedure aanhangig gemaakt bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage.
Zodra de uitkomsten van deze juridische procedures bekend zijn zal ik de kamer hierover per brief informeren alsmede over het vervolgtraject met betrekking tot de aanschaf van het nieuwe dienstpistool.
Wie heeft uiteindelijk de beslissing genomen om met TBM in zee te gaan? Hoe zijn de politiebonden en de ondernemingsraden bij die uiteindelijke beslissing betrokken? Welke verantwoordelijkheid hebben de korpschefs voor de aanschaf van het nieuwe politiewapen en hoe hebben zij naar uw opvatting vorm gegeven aan die verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat er bij de aankoop van een nieuw politiepistool geen sprake is geweest van omkoping of andere beïnvloeding van de besluitvorming? Zo nee, hoe gaat u dit onderzoeken?
Het aanbestedingsproces is zodanig ingericht dat een onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming vrijwel geen kans heeft. Dit wordt ook bevestigd door het rapport van de Rijksauditdienst die per processtap hebben onderzocht wat de risico’s zijn en welke waarborgen zijn genomen om onrechtmatig beïnvloeding te voorkomen. Ook uit het Rijksrecherche onderzoek is geen informatie naar voren gekomen die wijst op omkoping of op onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming bij de aanbesteding van het nieuwe pistool.
Drugshandel en diefstal bij DMO |
|
Jasper van Dijk , Angelien Eijsink (PvdA), Wassila Hachchi (D66) |
|
|
|
Kent u het artikel «Bij materieeltak van defensie is drugshandel en diefstal de norm»?1
Kunt u de rapportage huishoudelijk onderzoek van 13 februari 2009 aangaande mogelijke integriteitsschendingen bij de Defensie Materieel Organisatie (DMO)/Ressort Bedrijfsondersteuning (RBO), die werd uitgevoerd door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), naar de Kamer sturen?
Is het waar dat de problemen bij DMO, waaronder het niet ingrijpen bij integriteitsschendingen en onderling wantrouwen, nog altijd voortduren? Zo ja, was u hier van op de hoogte? Welke nadere maatregelen worden er nu of op korte termijn genomen om de problemen alsnog op te lossen?
Op welke wijze zijn de aanbevelingen van de COID opgevolgd? Welke nadere stappen en maatregelen zijn er genomen ten aanzien van de gehele defensieorganisatie, en DMO in het bijzonder, naar aanleiding van de bevindingen van de COID inzake integriteitsschendingen bij DMO?
Zijn de medewerkers die betrokken waren bij de integriteitsschendingen, en die genoemd worden in de officiële en vertrouwelijke verklaringen over deze integriteitsschendingen, nog altijd werkzaam bij DMO? Zo niet, zijn zij nog werkzaam bij de defensieorganisatie? Welke maatregelen zijn er genomen tegen deze medewerkers van DMO?
Wat was de reactie tot op heden van de directeur DMO op alle afzonderlijke aanbevelingen (a t/m g) van de COID ten aanzien van de organisatie? Wat was de reactie tot op heden van de directeur DMO op alle afzonderlijke aanbevelingen (a t/m h) van de COID ten aanzien van het personeel?
Is het Openbaar Ministerie ooit geïnformeerd over mogelijke integriteitsschendingen bij DMO/RBO? Zo ja, wanneer?
Is de Algemene Rekenkamer geïnformeerd over de integriteitonderzoeken van de COID bij DMO/RBO? Zo ja, wanneer?
Klopt het dat door het ontbreken van een stabiele leidinggevende factor, er door het personeel van DMO/RBO een «attractieve dienstverlening» wordt gehanteerd? Wat wordt verstaan onder «attractieve dienstverlening»?
Kunt u de conclusie van de COID onderschrijven dat «opportunistisch beheer van dienstvervoer bestaat en het materieel- en voorraadbeheer niet op orde is»? Wat wordt hier verstaan onder «opportunistisch beheer van dienstvervoer»? Is het waar, dat het materieel- en voorraadbeheer niet op orde is?
Kunt u de conclusie van de COID onderschrijven dat door opportunistisch beheer van dienstvervoer en het niet op orde zijn van materieel- en voorraadbeheer er een «risicovolle bedrijfsvoering» is ontstaan waarmee mogelijkheden worden geboden tot «onoorbaar gedrag»? Wat wordt hier verstaan onder «onoorbaar gedrag» en kunnen daarvan voorbeelden worden gegeven?
Deelt u de bevinding van de COID dat er sprake is van «een open winkel» bij Defensie? Welke elementen van de bedrijfsvoering hebben geleid tot het ontstaan van een «open winkel»? Van welke concrete integriteitsschendingen is in dit kader sprake geweest?
In hoeverre betreffen de al dan niet vermeende integriteitsschendingen uit de rapportages van de COID het ontvreemden van (onderdelen van) staatseigendommen, dan wel (onderdelen van) zaken die door de overheid geleased en/of in bruikleen zijn?
Het toegenomen gebruik van de populaire drug GHB |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het toegenomen gebruik van de partydrug Gamma-Hydroxy-Butyraat (GHB)?1
Uit beschikbare gegevens van hulpverleningsinstellingen blijkt dat het aantal GHB-verslaafden dat een beroep doet op hulpverlening de afgelopen jaren is toegenomen.
Deelt u de mening dat het gebruik en de gevolgen van GHB zouden moeten worden gemonitord, zoals bijvoorbeeld bij alcohol en drugs? Zo nee, waarom niet?
GHB wordt al als drug gemonitord, sinds 2008 als apart middel, onder andere via de Nationale Drug Monitor. Via het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC), het Letsel Informatie Systeem (LIS) en de Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ) worden ook de gevolgen van problematisch GHB-gebruik gemonitord.
Is het waar dat kennis over het gebruik en verslavingsgevaar van GHB bij de gebruikers erg laag is? Vindt u dit gewenst en zo nee, welke middelen heeft u om deze kennis bij (potentiële)gebruikers te vergroten en welke van deze middelen gaat u daadwerkelijk inzetten?
Ondanks de voorlichting en informatievoorziening zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 is niet geheel uit te sluiten dat er gebruikers zijn die zich niet goed realiseren aan welke risico’s zij zich bloot stellen door GHB te gebruiken. Uit internetfora is af te leiden dat er gebruikers zijn die willens en wetens de risico’s die aan het gebruik van GHB verbonden zijn op de koop toe nemen. Ik ben van mening dat via de gebruikelijke kanalen voldoende informatie over de gevaren en risico’s van GHB-gebruik voorhanden is.
Deelt u de mening dat gebruik van «nieuwe en/of populaire» drugs, zoals GHB, moet worden gemonitord, zodat preventie en behandeling hierop tijdig kunnen worden aangepast? Welke drugs zouden hier naar uw mening voor in aanmerking komen?
Via het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) wordt inzicht verkregen in de markt van de recreatieve drugs en de ontwikkelingen die zich op die markt voordoen. De Stichting Informatievoorziening Zorg inventariseert de hulpvraag van mensen die vanwege problematisch gebruik van GHB een beroep doen op hulpverlening. Naar aanleiding van berichten uit het Verenigd Koninkrijk is vorig jaar enige tijd bijzondere aandacht uitgegaan naar het middel mefedron. Het DIMS is een belangrijke informatiebron voor preventiewerkers bij de instellingen voor verslavingszorg en voor preventiewerkers die het uitgaansleven als werkterrein hebben.
Op welke wijze vindt op dit moment preventie van GHB gebruik plaats? Vindt u het gewenst dat jongeren nadrukkelijk worden gewezen op de gevaren van GHB? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
De voorlichting over drugs van het Trimbos Instituut en de instellingen voor verslavingszorg gaat specifiek in op GHB en waarschuwt voor de gevaren van dit middel. Zo heeft Trimbos de site www.drugsenuitgaan.nl voor jongeren die uitgaan en de site www.drugsinfo.nl voor het algemene publiek. Ook de instellingen voor verslavingszorg waarschuwen voor de gevaren met folders en sites, zoals bijv. www.drugsinfoteam.nl van Brijder verslavingszorg. Voor persoonlijke informatie en advies kunnen de jongeren direct vragen stellen aan professionals via de drugsinfolijn en via de chatservice. Daarnaast bevat het voorlichtingsprogramma De Gezonde School en Genotmiddelen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (+MBO) een lespakket over uitgaansdrugs. In dat pakket wordt GHB ook meegenomen. Ik ben van mening dat deze preventieve activiteiten op dit moment voldoende zijn, mede gezien de omvang van de GHB problematiek.
Op welke manier wilt u gebruik van GHB voorkomen, aangezien de gebruikers deze met behulp van reinigingsstoffen en aan de hand van Youtube-filmpjes zelf kunnen vervaardigen?
De belangrijkste stof bij het vervaardigen van GHB is Gamma-Butyro-Lactone (GBL). Deze stof zit in tal van schoonmaakmiddelen (gootsteenontstopper, velgreiniger) die vrij verkrijgbaar zijn. Zoals in september 2010 ook al is aangegeven wordt GBL grootschalig toegepast voor industriële doeleinden. Een verbod van GBL is alleen al om die reden onwenselijk.2
Vindt u dat er meer behandelplekken met terugvalpreventie voor de GHB gebruikers in Nederland zouden moeten zijn, omdat de huidige instellingen de toestroom van mensen niet aan kunnen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Vanaf 2008 hebben steeds meer problematisch GHB-gebruikers hulp gezocht bij de instellingen voor verslavingszorg. Inmiddels is vastgesteld dat het onmiddellijk stoppen met gebruik tot grote gezondheidsrisico’s kan leiden. Ook de behandeling waarbij benzodiazepines werden voorgeschreven is niet voor iedere patiënt succesvol. De door verslavingszorginstelling Novadic-Kentron ontwikkelde behandeling met gebruik van GHB in een afbouwschema heeft vooralsnog het beste behandelresultaat. Ik stimuleer een project waarbij verslavingszorginstellingen participeren in het onder wetenschappelijke begeleiding uitvoeren van een nieuwe behandelmethode voor GHB-verslaving. Doel daarvan is een adequaat behandelprotocol te realiseren waarmee elke verslavingszorginstelling met succes GHB-verslaving kan behandelen. Daardoor zal ook de behandelcapaciteit sterk kunnen worden uitgebreid.
Wat is de invloed van GHB op de verkeersdeelname, aangezien de werking vergelijkbaar is met overmatig alcoholgebruik? Is er een reëel hoger gevaar op verkeersdoden door het toegenomen gebruik van GHB?
Het besturen van voertuig onder invloed van GHB kan gevaarlijk zijn, omdat het feitelijk een slaapmiddel is en gebruikers bewusteloos kunnen raken.
Over het aantal verkeersdoden en -gewonden die het direct gevolg is van het gebruik van GHB, is geen informatie voorhanden.
Is het mogelijk het GHB gehalte in het lichaam te meten? Vindt u dat de verkeerstesten op alcohol op basis hiervan uitgebreid moeten worden?
De aanwezigheid van GHB in het lichaam kan worden gemeten door middel van een bloedtest, als die binnen 24 uur na inname van GHB wordt uitgevoerd. Via een speekseltest kan GHB niet worden waargenomen. Op dit moment bereidt mijn collega van Veiligheid en Justitie in samenwerking met mijn collega van Infrastructuur en Milieu en met mij een wijzigingsvoorstel van de Wegenverkeerswet 1994 voor om de aanpak van rijden onder invloed van drugs te verbeteren. Deze aanpak zal ook betrekking hebben op het rijden onder invloed van GHB.
De passagier die na een valse bommelding gewoon werd vrijgelaten |
|
André Elissen (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Onrust Schiphol na bommelding passagier tijdens controle»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie dat iemand die doelbewust grote wanorde op een luchthaven veroorzaakt en daarbij inspeelt op de angst voor een aanslag, na verhoor direct wordt vrijgelaten?
Uiteraard vind ik het onaanvaardbaar dat mensen dreiging en wanorde veroorzaken met valse bommeldingen. Het Openbaar Ministerie treedt hier in voorkomende gevallen dan ook consequent tegen op, waarbij de zwaarte van de sanctie afhangt van de overlast die door de valse bommelding is veroorzaakt. In dit geval was er overigens geen sprake van «grote wanorde» op de luchthaven. Deze valse bommelding heeft ongeveer 15 minuten vertraging veroorzaakt bij het inchecken van de passagiers, en geen vertraging voor de vlucht zelf ten gevolge gehad.
Waarom is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot inverzekeringstelling, voorlopige hechtenis, voorgeleiding of snelrecht?
Op 25 januari 2011 is een persoon als verdachte verhoord door de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast zijn twee getuigen gehoord. Nadat het onderzoek was afgerond is de verdachte conform artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering op last van de hulpofficier van justitie binnen 6 uur heengezonden. Verdere vrijheidsbeneming van de verdachte was niet gerechtvaardigd, omdat er geen verder onderzoek nodig was. Evenmin was er aanleiding om snelrecht toe te passen. De Koninklijke Marechaussee heeft een proces-verbaal opgemaakt en ingestuurd naar het Openbaar Ministerie, alwaar de zaak is beoordeeld. De verdachte is een transactie van 750 euro aangeboden. Dat is het gebruikelijke bedrag bij een valse bommelding die een vertraging bij het inchecken veroorzaakt, maar geen vertraging van de vlucht zelf. Indien de transactie niet wordt betaald zal hij worden gedagvaard.
Hoe gaat u de beeldvorming bestrijden dat het verstoren van de openbare orde met een valse bomdreiging vrijwel straffeloos kan gebeuren?
Ik deel niet de indruk dat er in de beeldvorming sprake van is dat men straffeloos valse bommeldingen op Schiphol kan doen. Het Openbaar Ministerie treedt consequent op in voorkomende gevallen, en daders krijgen een aanzienlijke transactie voorgesteld. Indien de transactie niet wordt betaald, of indien sprake is van ernstige verstoring of recidive, worden verdachten standaard gedagvaard.
Bent u van plan de kosten voor de inzet van orde- en veiligheidsdiensten te verhalen op de dader? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 heeft het onderhavige incident geen grote wanorde, maar slechts een geringe vertraging bij het inchecken veroorzaakt. Door de Koninklijke Marechaussee kon het incident op reguliere wijze met de reeds beschikbare mensen worden afgehandeld. De Koninklijke Marechaussee acht deze zaak daarom niet geschikt voor een poging om schade op de dader te verhalen.
Criminele activiteiten in de taxi wereld |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Coke koop je in de taxi»?1
Ja, met de kanttekening dat het artikel mij bekend is onder de titel «Taxi’s Cocaïne Amsterdam».
Wat vindt u ervan dat door een kleinschalige steekproef al zoveel criminele activiteiten aan het licht zijn gebracht? Deelt u de mening dat dit doet vermoeden op grote schaal taxichauffeurs wat extra’s bijverdienen?
Een betrouwbaar beeld over de omvang van handel in drugs door taxichauffeurs is naar mijn oordeel, mede vanwege de beperkte schaal van de steekproef, niet af te leiden uit het artikel. Handel in cocaïne is strafbaar en niet acceptabel.
Zijn er bij u meer cijfers bekend over dergelijke criminele activiteiten in de taxiwereld en is bij u bekend of het hier gaat om de zogenaamde «vrije rijders» of komt dit ook voor onder taxi chauffeurs die aangesloten zijn bij een erkende taxiorganisatie?
Voor een algemeen beeld over aanwezigheid van criminaliteit in de taxisector verwijs ik naar het rapport «Preventieve doorlichting van de taxibranche», dat de toenmalige Minister van Justitie per brief van 20 maart 2009 aan de Tweede Kamer gezonden heeft (Kamerstuk 29 911, nr. 25). Het rapport gaat overigens niet in op specifieke groepen taxichauffeurs en de verschillen tussen «vrije rijders» en taxichauffeurs die aangesloten zijn bij een erkende taxiorganisatie.
Welke maatregelen gaat u nemen om de criminelen tussen de goedwillende taxi chauffeurs uit te pikken? Bent u bereid deze maatregelen aan te scherpen?
Zoals bekend zijn de politie en het Openbaar Ministerie verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van overtredingen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor veilig en betrouwbaar taxivervoer met het oog op het belang van de consument, wijs ik erop dat recent meerdere maatregelen genomen zijn om de integriteit van de taxichauffeur beter te borgen.
Sinds medio 2010 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) de bevoegdheid om een chauffeurspas te schorsen bij ernstige delicten of het vermoeden hiervan. Deze bevoegdheid maakt onderdeel uit van de wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 d.d. 4 mei 2010.
Voorts is door het Ministerie van Veiligheid en Justitie de implementatie voorbereid van een systeem van continue screening van de integriteit van taxichauffeurs, dat volgens planning medio 2011 in werking treedt (31 521, nr. 57). Dit systeem houdt in dat in het geval een taxichauffeur strafrechtelijk wordt vervolgd dan wel veroordeeld voor het plegen van een ernstig delict, het Ministerie van Veiligheid en Justitie daarvan melding doet aan IVW. Op grond van het Besluit personenvervoer 2000 zal IVW in dat geval de betrokkene verzoeken om een nieuwe Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) aan te vragen, en kan IVW hangende de procedure de chauffeurspas schorsen. Indien vervolgens aan de taxichauffeur geen nieuwe VOG wordt verstrekt, trekt IVW de chauffeurspas in.
De verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer staat voorts centraal in het bij de Tweede Kamer aanhangige wetvoorstel waarop in vraag 5 wordt gedoeld.
In hoeverre biedt het voorstel voor de taxiwet2, dat nu bij de Kamer voorligt, mogelijkheden om bij dergelijke overtredingen de desbetreffende taxichauffeurs en taxiorganisaties op te sporen en aan te pakken?
Het bedoelde wetsvoorstel biedt voor gemeenten bevoegdheden om aanvullende regels te stellen en voorzieningen te treffen in het belang van de kwaliteit van taxivervoer. Op grond van de voorgestelde artikelen 82a en 82b kunnen gemeenten aan taxichauffeurs aanvullende kwaliteitseisen stellen respectievelijk groepsvorming opleggen. Veilig en betrouwbaar taxivervoer met het oog op het belang van de consument staat in het wetsvoorstel centraal. Dit nieuwe wettelijke regiem ondersteunt de inzet om overtredingen zoals in de vraag bedoeld, tegen te gaan.
Bent u bereid de bevoegdheden van de «mystery guests», zoals genoemd in de aangenomen motie De Mos3, hiervoor aan te wenden en deze op een grotere schaal in te zetten?
Over de inzet van «mystery guests» in het toezicht op en de kwaliteitsbeoordeling van taxichauffeurs heeft mijn voorganger de Kamer naar aanleiding van de motie De Mos geïnformeerd per brief van 9 maart 2010 (Kamerstuk 31 521, nr. 45). De inzet van «mystery guests» door IVW is niet gericht op opsporing van criminele activiteiten, maar op de naleving van wet- en regelgeving waarop IVW toeziet. Dit laat onverlet dat geconstateerde criminele activiteiten door IVW worden gemeld aan de politie.
Het bericht dat bij een grootschalige actie in de Randstad en het zuiden van het land uitkeringsfraudeurs zijn opgepakt |
|
|
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Vier aanhoudingen wegens uitkeringsfraude»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe lang deze grootschalige fraudegevallen al aan de gang zijn, en welke bedragen hiermee gemoeid zijn?
Nee, hierover kunnen in dit stadium van het onderzoek nog geen mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat de hardwerkende belastingbetaler nooit de dupe mag zijn van asociale fraudeplegers, en dat derhalve het totale fraudebedrag met rente moet worden teruggevorderd? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken en binnen welke termijn verwacht u het bedrag inclusief rente terug ? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van oordeel dat deze fraude hard moet worden aangepakt om het maatschappelijke draagvlak voor de collectieve voorzieningen te behouden. Uitgangspunt is dat fraude nooit mag lonen.
Het OM leidt het strafrechtelijk onderzoek naar deze fraudegevallen. De omvang van de schade kan op dit moment nog niet worden bepaald. Dit is afhankelijk van het lopende onderzoek van het OM en de uitkomsten van de heronderzoeken door UWV en zorgkantoren. De heronderzoeken door het UWV starten op het moment dat door het OM toestemming is verleend voor het gebruik van gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek.
De mensen die bij UWV in deze zaak in beeld zijn, worden herbeoordeeld. Daarbij worden de arbeidsmogelijkheden opnieuw beoordeeld. Indien uit de keuring door het UWV blijkt dat de uitkering ten onrechte is verstrekt, wordt de uitkering verlaagd of beëindigd en teruggevorderd. Als bewezen wordt dat er sprake is geweest van misleiding van de verzekeringsarts, zal daarbovenop een maximale boete worden opgelegd, of er is sprake van strafrechtelijke vervolging door het OM. Indien iemand zich niet aan de betalingstermijn houdt, wordt tevens wettelijke rente in rekening gebracht. Op welke termijn de schade zal worden teruggevorderd in het lopende onderzoek is afhankelijk van de voortgang en de uitkomst van het onderzoek.
Ook de zorgkantoren doen in deze zaak onderzoek naar onterecht uitgekeerde persoonsgebonden budgetten. Ook hier geldt dat in gevallen van fraude de budgetten stop gezet zullen worden en het onterecht betaalde bedrag zal worden teruggevorderd. Zorgkantoren kunnen daarbij de onderzoekskosten in de vordering betrekken. Het tegengaan van fraude met pgb’s heeft bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport prioriteit. Momenteel worden in overleg met alle bij het pgb en de fraudebestrijding betrokken partijen maatregelen uitgewerkt om fraude met pgb’s terug te dringen. Deze maatregelen richten zich op de gehele pgb-keten. Het gaat dus niet alleen om mogelijke aanpassingen in de subsidieregeling, maar ook om verbeteringen in de voorlichting (preventie), de controle (detectie) en de sanctiemogelijkheden (repressie). Een advies is in maart gereed. (Zie ook antwoorden op kamervragen van Venrooy-van Ark over fraude met pgb’s, kenmerk 2011Z01606).
Deelt u de mening dat uitkeringsfraude keihard moet worden aangepakt, dat bij fraude en ten onrechte uitgekeerde uitkeringen het bedrag altijd moet worden teruggevorderd, en het recht op een uitkering waarmee is gefraudeerd voor het leven moet komen te vervallen? Zo nee, waarom niet ?
Het kabinet is van mening dat fraude met uitkeringen de solidariteit onder ons stelsel van sociale zekerheid ondermijnt. Het kabinet wil uitkeringsfraude daarom harder aanpakken. Onterecht verstrekte uitkeringen worden daadwerkelijk teruggevorderd, ongeacht de hoogte van de fraude. Een boete komt bovenop de beëindiging en terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde uitkering. De maatregelen uit het Regeerakkoord worden uitgewerkt in een plan van aanpak. Het kabinet zal de brief over de aanpak fraude zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer toezenden.
Deelt u de mening dat fraude en bedrog grote bedreigingen vormen voor het draagvlak van de verzorgingsstaat, en dat derhalve de interventieteams nog intensiever en nog meer landelijke controles moeten uitvoeren dan nu het geval is? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard ben ik met u van mening dat fraude en bedrog het draagvlak van onze verzorgingsstaat aantasten en daarom hard moeten worden bestreden. Burgers en bedrijven die zich niet aan de regels houden, moeten worden aangepakt en het onrechtmatig genoten voordeel moet worden ontnomen.
Het kabinet voert een actief handhavingsbeleid om het plegen van fraude op de terreinen van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid te ontmoedigen en overtredingen die toch worden gepleegd, te bestraffen. De maatregelen op het terrein van handhaving die het Kabinet neemt, zijn opgenomen in het Handhavingsprogramma 2011–2014, dat ik op 21 december jl. aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 17 050, nr. 402). Verder zal ik u binnenkort een plan van aanpak toesturen waarin ik uiteenzet hoe ik het fraudebeleid wil aanscherpen.
De interventieteams zijn al sinds 2003 een belangrijk instrument in het detecteren van mogelijke fraude op de terreinen van de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en de belastingen. De teams controleren zowel ondernemers als burgers die een uitkering genieten. De jarenlange ervaring leert dat de teams steeds beter in staat zijn om op basis van risicoanalyse in die branches en wijken te controleren op fraude en aanverwante misstanden waar de problemen het grootst zijn. In de periode 2011–2014 zullen de teams nog meer gericht worden ingezet.
Wat gaat u eraan doen om dit soort grootschalige fraudes, ter bescherming en behoud van de sociale voorzieningen voor de mensen die het echt nodig hebben, in de toekomst te voorkomen?
Het kabinet is van mening dat fraude met uitkeringen ontoelaatbaar is. Fraude moet daarom hard bestreden worden. Het kabinet werkt de maatregelen uit het Regeerakkoord uit in een plan van aanpak. De brief over de aanpak fraude zal het kabinet zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer toezenden.
Mochten de lopende onderzoeken naar de fraudegevallen daartoe aanleiding geven, dan betrekt het kabinet de resultaten daarvan bij de uitwerking van de aanpak fraude.
Het bericht dat Breda EU-subsidie wil voor achterstandswijken |
|
Harry van Bommel |
|
Bent u bekend met het voornemen van de gemeente Breda om EU-subsidie aan te vragen voor de aanpak van jongerenoverlast?1
Ja.
Deelt u de mening dat het tegengaan van jongerenoverlast primair een taak is voor de lidstaten? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Dat wil echter niet zeggen dat er op dit terrein geen goede projectvoorstellen denkbaar zijn die in aanmerking kunnen komen voor subsidies vanuit een Europees fonds als daarbij sprake is van grensoverschrijdende samenwerking.
Is het waar dat de gemeente Breda deze EU-subsidies gaat aanwenden voor lopende projecten zonder zelf extra geld aan de projecten te spenderen? Zo ja, deelt u de mening dat hiermee een mogelijk positief effect van cofinanciering, namelijk betrokkenheid en zorgvuldigheid bij het uitgeven van EU-geld, teniet wordt gedaan?
Het artikel in BN DeStem spreekt van «(...) lopende projecten waar toch al geld heen ging». De situatie is echter als volgt: het projectvoorstel uit Breda betreft drie nieuwe (deel)projecten: één op het gebied van onderzoek naar gezondheidsachterstanden in achterstandwijken, één op het gebied van regionale economie en één op het gebied van het tegengaan van overlast door jongeren. Er is hierbij wel degelijk sprake van cofinanciering: volgens de gemeente Breda bestaat die cofinanciering deels uit geld van woningcorporaties en deels uit gelden uit het gemeentebudget.
Deelt u de mening dat alleen het uitwisselen van ervaringen tussen ambtenaren van de gemeenten Breda en Antwerpen een te magere basis is om de tussenkomst van de Europese Unie door middel van subsidies te rechtvaardigen? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Breda probeert aanspraak te maken op een subsidie uit het Interreg-programma dat onderdeel uitmaakt van cohesiedoelstelling 3, Europese territoriale samenwerking. De beoordeling van de projectvoorstellen geschiedt door een speciaal hiervoor opgerichte stuurgroep. Daarbij gelden strikte criteria. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van een toegevoegde waarde en voordelen die bij enkel een nationale aanpak niet mogelijk zouden zijn en de te verwachten resultaten dienen helder gedefinieerd en gekwantificeerd te worden. In de praktijk blijkt dat meer dan de helft van de projectvoorstellen uiteindelijk wordt afgewezen omdat ze niet aan de strikte voorwaarden voldoen.
Bent u bereid bij de onderhandelingen over de financiële perspectieven na 2013 er op in te zetten dat dit soort «grensoverschrijdende samenwerking» wordt uitgesloten van toekomstige EU-subsidies? Zo nee, waarom niet?
Nederland is tegen het rondpompen van geld. Subsidies uit het cohesiebeleid dienen enkel gericht te worden op de armste regio’s in de armste lidstaten. Daarnaast is er een rol voor de EU weggelegd bij het realiseren van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale projecten die niet tot stand zouden komen wanneer nationale kosten-batenanalyses negatief uitpakken, terwijl de grensoverschrijdende kosten/batenafweging positief is.