‘Curaçao wil gevangenen uit Bonaire terugsturen’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel gevangenen uit Bonaire zijn opgesloten in een gevangenis op Curaçao?1 Hebben deze gevangenen de misdaden waarvoor ze zijn veroordeeld gepleegd op Bonaire of op Curaçao?
Er zijn thans 22 personen afkomstig uit Bonaire gedetineerd in de gevangenis in Curaçao. De betreffende gedetineerden hebben delicten gepleegd op Bonaire.
In hoeverre zijn de misdaden door de gedetineerden uit Bonaire gepleegd voor de transitie van 10 oktober 2010 in het land de Nederlandse Antillen? Kunt u aangeven of er gedetineerden uit de BES-eilanden na de transitie in gevangenissen op Curaçao en Sint-Maarten zijn beland? Zo ja, om hoeveel gedetineerden gaat het?
De betreffende gedetineerden hebben de delicten gepleegd vóór 10 oktober 2010 in het land de Nederlandse Antillen. Daarnaast is één gedetineerde uit de Justitiële Inrichting in Bonaire om veiligheidsredenen (tijdelijk) overgeplaatst naar de gevangenis in Curaçao.
Kunt u verklaren waarom deze gevangenen nog steeds vastzitten in een gevangenis op Curaçao en niet in een gevangenis op Bonaire? Wanneer verwacht u dat deze gevangenen naar Bonaire worden overgeplaatst?
Curaçao biedt op dit moment een tijdelijke oplossing voor gedetineerden die uit veiligheidsoogpunt niet direct op Bonaire konden worden geplaatst. Het betreft een groep van 22 gedetineerden die hun delicten vóór 10 oktober 2010 hebben gepleegd op Bonaire en ook vóór die datum veroordeeld zijn onder Nederlands Antilliaans recht. De Minister van Justitie van Curaçao heeft bij mij aangegeven dat deze situatie niet langer verantwoord is en heeft mij verzocht bij te dragen aan een oplossing. Aangezien een verder verblijf in detentie op Curaçao of Bonaire vanwege dringende redenen van veiligheid van vijf gedetineerden onverantwoord is, heb ik – mede vanuit het oogpunt van slachtoffers en nabestaanden – besloten hen vóór 22 december 2011 gefaseerd over te plaatsen naar Nederland. Zodra de nieuwbouw van de gevangenis op Bonaire gereed is (2015) en daarmee de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen gegarandeerd zijn, zullen deze gedetineerden naar Bonaire worden overgebracht. De overige 17 gedetineerden zullen te beginnen op 5 september 2011 gefaseerd overgeplaatst worden naar Bonaire. Aangezien Curaçao een tijdelijke oplossing biedt voor de gedetineerden die niet direct op Bonaire kunnen worden geplaatst, betaalt Nederland aan Curaçao een bedrag van maximaal 720 000 Nederlands Antilliaanse guldens voor de huisvesting van deze gedetineerden gedurende de periode tot 22 december 2011. Alle 22 gedetineerden zullen de laatste periode van hun detentie op Bonaire doorbrengen.
Zijn er in de aanloop naar 10 oktober 2010 afspraken gemaakt over gedetineerden van de BES-eilanden die vastzitten op Curaçao of Sint-Maarten? Zo ja, kunt u deze toelichten en daarbij vermelden welke eventuele kosten verbonden zijn aan deze afspraken en wie deze betaalt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De minister van Veiligheid en Justitie is formeel niet verantwoordeljjk voor de tenuitvoerlegging van vonnissen gewezen onder het Nederlands Antilliaans recht. Een verzoek tot overdracht van gedetineerden was en is mogelijk op grond van artikel 40 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden.
Zijn er ook gevangenen die inwoner van Curaçao zijn en die in Nederland gevangen worden gehouden voor een misdaad gepleegd op Curaçao? Zijn er voorts ook gevangenen die om een andere redenen in Nederland vastzitten, maar eigenlijk op Curaçao in een gevangenis thuishoren? Zo ja, om hoeveel gevangenen gaat het en bent u voornemens om hen, in lijn met de argumentatie van de Curaçaose minister van Justitie Wilsoe, terug te sturen naar Curaçao?
Er verblijven drie gedetineerden in gevangenissen in Nederland die afkomstig zijn uit Curaçao en die daar ook zijn veroordeeld. Deze gedetineerden verblijven daar op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Een verzoek tot overdracht van deze gedetineerden naar Curaçao is dan ook niet aan de orde.
De gevolgen van de bezuinigingen voor het aantal inbraken |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Meer woninginbraken in juni en juli»?1
Ja.
Kunt u de in het bericht genoemde cijfers ten aanzien van het toegenomen aantal inbraken in de afgelopen maanden bevestigen? Zo nee, over welke cijfers beschikt u?
Het ANP baseert zich op voorlopige cijfers van 14 van de 25 regiokorpsen. Het door de politie geregistreerde aantal inbraken in woningen vertoont sinds enige jaren weer een licht stijgende lijn. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is het totaal aantal geregistreerde woninginbraken: 70 245 in 2008, 73 855 in 2009 en 81 925 in 2010.
Deelt u de mening dat een toename van circa 10% zorgwekkend is? Zo ja, wat gaat u doen om het aantal inbraken te laten dalen? Zo nee, waarom niet en wat acht u dan wel zorgwekkend?
Een toename van woninginbraak is voor mij een zorgwekkend signaal. In samenspraak met het Korpsbeheerdersberaad (KBB) is een aantal landelijke prioriteiten voor de politie afgesproken. Een van deze afspraken is gericht op het bestrijden van «high impact» criminaliteit, waaronder woninginbraken.
In hoeverre draagt het aantal woninginbraken bij aan (de toename van) de onveiligheid en onveiligheidsgevoelens?
«High impact» criminaliteit zoals overvallen, geweldsmisdrijven en ook woninginbraken hebben een negatieve invloed op onveiligheidsgevoelens. In sterke mate geldt dit voor het slachtoffer zelf, maar de berichtgeving over deze «high impact» criminaliteit kan ook veiligheidsgevoelens van andere burgers, die zelf geen slachtoffer zijn geworden, beïnvloeden.
Welke maatregelen neemt u om aan de professionalisering van de inbrekers het hoofd te bieden?
De overheid stimuleert inbraakpreventie langs verschillende lijnen. In het Bouwbesluit is bepaald dat nieuw te bouwen woningen moeten voldoen aan de daarin vastgelegde vereisten van inbraakwerendheid. Met het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) wordt gestimuleerd dat mensen op vrijwillige basis veranderingen aanbrengen ter verbetering van de inbraakwerendheid van hun bestaande woning. Daarnaast wordt in het kader van het verbetertraject dat door de politie is ingezet in kaart gebracht welke extra maatregelen tegen woninginbraak getroffen kunnen worden.
Deelt u de mening dat daar waar burgers zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen ten aanzien van inbraakpreventie, zij dit ook moeten doen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat burgers geholpen en gestimuleerd moeten worden die eigen verantwoordelijkheid te nemen? Zo ja, hoe doet u dit? Acht u maatregelen in het kader van het Politiekeurmerk Veilig Wonen afdoende?
Ja. Vanuit mijn Ministerie worden burgers en bedrijven gestimuleerd om zelf verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van inbraakpreventie. Daarvoor is een reeks aan maatregelen in voorbereiding, waaronder het inrichten van een website met informatie voor burgers en bedrijven over effectieve en veelbelovende maatregelen die men zelf kan nemen tegen allerlei vormen van veelvoorkomende criminaliteit. Het PKVW sluit hier goed op aan.
Deelt u de mening dat burgers bij de aanschaf van inbraakwerende materialen steun verdienen bijvoorbeeld blijkend uit een positieve financiële prikkel zoals het verlagen van de BTW op deze materialen of andere financiële prikkels? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad goed als burgers en bedrijven die inbraakpreventieve maatregelen nemen, hiervoor worden beloond. Met een kopie van het certificaat Veilige Woning kan men bij de verzekeringsmaatschappij om een premiekorting op de inboedelverzekering vragen.
Kent u de gegevens van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid waaruit blijkt dat het tempo waarin huizen veiliger worden, aan het vertragen is? Zo ja, kunt u die gegevens met de Kamer delen? Zo nee, over welke cijfers beschikt u dan wel?
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft mij medegedeeld dat sinds het Bouwbesluit van 1999 er aan de woningbeveiliging van nieuwbouwwoningen veel verbeterd is. Het aantal verstrekte PKVW certificaten neemt wel af. In de periode 2004–2005 waren dit er nog circa 60 000 per jaar, in 2010 zijn er circa 33 000 certificaten afgegeven. De daling komt deels door de afname van de productie van nieuwbouwwoningen en deels doordat veel gemeenten het PKVW niet in hun beleid hebben opgenomen en daarop controleren.
Deze cijfers zijn openbaar en te vinden op de website van het CCV (http://www.hetccv.nl/dossiers/Politiekeurmerk+Veilig+Wonen/Landelijk+-+De+effectiviteit+van+PKVW).
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat het veiliger maken van bestaande huizen vanwege bezuinigingen onder druk komt te staan? Zo ja, wat gaat u doen om die beveiliging te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
De benodigde bezuinigingen mogen niet ten koste gaan van de veiligheid in de samenleving. Burgers en bedrijven worden door het kabinet actief gestimuleerd om hun verantwoordelijkheid te nemen bij het waarborgen van de eigen veiligheid. Daarnaast zullen extra preventieve en repressieve maatregelen getroffen worden om woninginbraak tegen te gaan.
Het bericht ‘Zorgpersoneel op dievenpad’ |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgpersoneel op dievenpad?1
Het bericht is mij bekend.
Klopt het dat tweederde van de diefstallen in ziekenhuizen door het eigen ziekenhuispersoneel gepleegd wordt ? Is dit in verpleeghuizen ook het geval? Zo nee, hoe ligt de verhouding tussen diefstal door personeel en personen van buitenaf in verpleeghuizen?
Er zijn mij geen cijfers bekend over diefstal door personeel in ziekenhuizen en verpleeghuizen in Nederland. De bron die vermeld wordt in het artikel, het bedrijf Trigion Beveiliging, kon de cijfers uit het artikel desgevraagd niet bevestigen.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat onze ouderen bestolen worden door het personeel door wie zij verzorgd worden en zodoende moeten kunnen vertrouwen?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat stelend personeel altijd op staande voet ontslagen moet worden? Zo ja, hoe wilt u dit vorm gaan geven?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat stelend personeel, net als winkeldieven, altijd een proces verbaal en een geldboete ter hoogte van 151 euro moeten krijgen?
Het bedrag van € 151 dat bij winkeldieven wordt geïnd naast een strafrechtelijke boete is een standaard schadevergoeding voor de tijd die een winkelier aan de aanhouding en afhandeling moet besteden. Zorginstellingen kunnen ook een schadevergoeding verhalen op de dader. Een standaardregeling voor zorginstellingen acht ik niet noodzakelijk.
Deelt u de mening dat dit personeel nooit meer werkzaam mag zijn in de zorg? Acht u de recent verplicht gestelde «Verklaring omtrent gedrag» voor zorgpersoneel voldoende om dit te garanderen?
Stelen van zorgcliënten is onacceptabel. Zorgpersoneel dat steelt van cliënten hoort niet werkzaam te zijn in de zorg. Het is evenwel aan zorginstellingen zelf om actie te ondernemen. Het ontslagrecht biedt voldoende mogelijkheden om stelend personeel te ontslaan. Voor nieuw aan te trekken personeel vind ik de verklaring omtrent gedrag een goed middel voor een werkgever om op de hoogte te raken van het relevante justitiële verleden van betrokkene. Daarom heb ik in de onlangs aan uw kamer verzonden nota van wijziging bij het wetsvoorstel wet cliëntenrechten zorg de verplichting voor een verklaring omtrent gedrag wettelijk verankerd.
Spookfacturen |
|
Ad Koppejan (CDA) |
|
Bent u bekend met het probleem van spookfacturen zoals wordt vermeld in het artikel «Pak gesjoemel met spookfactuur aan»?1
Ja.
Zijn er bij de overheid klachten binnengekomen van bedrijven (merkhouders) met betrekking tot dit probleem? Zo ja, hoeveel klachten zijn dit en kunt u aangeven welke maatregelen en/of acties u hierop hebt ondernomen?
Het probleem van spookfacturen is bekend. Bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE), de officiële instantie voor de registratie van merken en modellen in de Benelux, zijn de afgelopen jaren enkele tientallen klachten per jaar binnen gekomen. Ook de Fraudehelpdesk ontvangt geregeld meldingen over dit type fraude, maar precieze aantallen hiervan zijn niet voorhanden.
Sinds september 2010 staat er een permanente waarschuwing voor misleidende facturen op de website van het BBIE. Onder de kop «pas op voor misleidende facturen» geeft het BBIE tips aan degenen die worden benaderd voor diensten die betrekking hebben op de merken die de betrokkenen bij BBIE hebben gedeponeerd. Ook NL Octrooicentrum en een aantal internationale organisaties, zoals de World Intellectual Property Office (WIPO), het Office for Harmonization in the Internal Market (OHIM) en het European Patent Office (EPO), waarschuwen op hun websites voor spookfacturen. De Fraudehelpdesk plaatst op basis van ontvangen meldingen geregeld waarschuwingen op zijn website voor notoire merkregistratie- en/of acquisitiefraudeurs. Deze waarschuwingen sorteren effect in die zin dat gewaarschuwde ondernemers minder snel slachtoffer worden van dit type fraude.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat merkregistratiefraudeurs in Nederland een paar maanden na een civiele procedure weer opduiken onder een andere naam om zo hun kwalijke praktijken voort te zetten? Deelt u de mening dat dit niet wenselijk is en derhalve dient te worden voorkomen?
Het is onwenselijk dat merkregistratiefraudeurs steeds weer opduiken onder een andere naam en zo gelegenheid vinden om door te gaan met hun praktijken. Het gaat hier vaak om goed georganiseerde fraudeurs die zich niet snel laten afschrikken. De meest effectieve manier om deze fraude te bestrijden is door bedrijven van deze praktijken bewust te maken en zo te voorkomen dat zij slachtoffer worden. De in antwoord op vraag 2 genoemde maatregelen zijn hier ook op gericht. In gevallen waarin sprake is van een strafbaar feit en gebruik wordt gemaakt van een rechtspersoon, bestaat daarnaast inmiddels de mogelijkheid om een strafrechtelijk bestuursverbod op te leggen. Verder is uw Kamer reeds toegezegd dat binnenkort een wetsvoorstel voor een civielrechtelijk bestuursverbod zal worden voorgelegd. Beide maatregelen maken het mogelijk om een fraudeur gedurende een aantal jaren uit te sluiten van het formeel of feitelijk besturen van een rechtspersoon.
Bent u bekend met het feit dat in de kleine lettertjes op de achterzijde van de spookfactuur valt te lezen dat het eigenlijk om een offerte gaat en niet om een factuur? In ons strafrecht is bepaald dat er in deze vorm geen sprake is van bedrog in strafrechtelijke zin. Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat fraudeurs op dergelijke wijze onder hun straf kunnen uitkomen?
Het is niet zonder meer juist dat dergelijke praktijken met «spookfacturen» niet strafbaar zijn. In gevallen waar naast de bewuste offertes ook sprake is geweest van mondeling of telefonisch contact kan er sprake zijn van oplichting.
De bewijsbaarheid is in dergelijke gevallen vaak wel een probleem. Ook dit is een reden om bij de aanpak van dit type fraude vooral in te zetten op preventie.
Vormt dit bericht voor u aanleiding om maatregelen te nemen zodat ondernemers zich beter kunnen wapenen en fraude beter kan worden besteden? Zo nee, waarom niet?
Naast de preventieve, voorlichtende activiteiten die ik heb genoemd in antwoord op vraag 2, het strafrechtelijke bestuursverbod en de aanstaande invoering van een civielrechtelijk bestuursverbod gelden voor ondernemers de algemene beschermingsbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, zoals ten aanzien van dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Vooralsnog ga ik ervan uit dat deze maatregelen voldoende soelaas bieden voor de Nederlandse situatie, en zie ik geen reden om wetgeving zoals die in België te overwegen.
Bent u bekend met het feit dat België sinds kort zelfs een aparte wet heeft die dergelijke misleidende registraties in niet-officiële registers expliciet strafbaar stelt? Bent u van mening dat dit voor Nederland ook een geschikt instrument zou zijn om dit probleem te tackelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat nepvuurwapens grootschalig worden gebruikt voor het begaan van misdrijven |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Honderden misdrijven met nepvuurwapens»?1
Ja.
Is het waar dat slechts één derde van het aantal politiekorpsen meewerkt aan het registreren van nepvuurwapens die bij misdrijven worden gebruikt? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, wat is de situatie ten aanzien van de registratie van deze wapens dan wel?
Politiekorpsen gaan op dit moment zeer verschillend om met de registratie van wapens. Dit zal bij de inrichting van de informatiehuishouding van de politie in het nationale bestel worden verbeterd.
Wat is uw mening over de mogelijkheid en wenselijkheid van een algeheel importverbod van natuurgetrouwe kopieën van echte vuurwapens? Biedt de huidige Wet wapens en munitie al een grond om dergelijke wapens uit Nederland te weren?
Natuurgetrouwe kopieën van echte vuurwapens zijn al verboden in Nederland. In artikel 3 van de Regeling wapens en munitie is bepaald dat dergelijke wapens behoren tot categorie I van de wet Wapens en munitie en in artikel 13 van de Wet wapens en munitie is een algeheel verbod op categorie I wapens geregeld.
Bevinden zich onder de nepvuurwapens waarmee misdrijven zijn gepleegd ook daadwerkelijk functionerende en niet of nauwelijks van echte vuurwapens te onderscheiden wapens? Zo ja, kunt u een indicatie geven hoe vaak dit het geval is en wat zegt dit over de wenselijkheid van een verbod op luchtdrukwapens?
In het proces verbaal wordt alleen geregistreerd tot welke categorie het wapen behoort. Op echte wapens gelijkende nepvuurwapens en op echte wapens gelijkende luchtdrukwapens horen beide tot categorie I. Daardoor is het niet mogelijk om te specificeren hoe vaak er bij misdrijven gebruik is gemaakt van op echt gelijkende luchtdrukwapens. Voor de wenselijkheid van een verbod op luchtdrukwapens verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
Uit welke overwegingen heeft de wetgever toentertijd gemeend dat luchtdrukwapens niet verboden moesten worden, maar onder categorie IV van de Wet wapens en munitie dienden te vallen? Gelden die overwegingen naar uw mening nu nog? Zo nee, op welke punten niet meer?
Onder categorie IV vallen de relatief ongevaarlijke (hand)wapens, niet zijnde vuurwapens, waarover in beginsel vrijelijk beschikt mag worden, maar waarvan het dragen op openbare plaatsen verboden is, waaronder de luchtdrukwapens. De wetgever was toentertijd van mening dat luchtdrukwapens relatief ongevaarlijk zijn, behoudens voor zover zij op vuurwapens lijken.
Zoals de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens het plenaire debat Messenverbod op 16 februari jongst leden heeft toegezegd, wordt de regelgeving over luchtdrukwapens eind van dit jaar bezien (Handelingen 2010–2011, nr. 53, item 9.
Acht u het wenselijk om ook luchtdrukwapens onder een strenger regime binnen de Wet Wapens en Munitie te brengen en voor deze wapens een vergunningensysteem op te zetten met een daaraan gekoppelde beperking ten aanzien van de verkoop van deze luchtdrukwapens?
Zie antwoord vraag 5.
Schietincidenten op snelwegen |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over schietincidenten op de snelwegen?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel schietincidenten tot nu toe zijn voorgevallen?
Onder leiding van het Openbaar Ministerie te Rotterdam wordt door het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) onderzoek gedaan. Het onderzoek is gestart op 7 augustus jl. Sinds 2 september is de scope van het onderzoek verbreed. Er wordt niet meer alleen rekening gehouden met een scenario waarin er sprake is van een snelwegschutter maar ook met scenario's waarin sprake is van ander soortige oorzaken (zoals bijvoorbeeld steenslag) van autoruitschades op de snelwegen.
Tot en met 12 september zijn 61 aangiften van autoruitschades op de snelwegen betrokken in het onderzoek.
Kunt u aangeven wat de camera’s boven de Rijkssnelwegen thans technisch kunnen en klopt het dat deze beelden niet worden opgeslagen?
De camera’s van Rijkswaterstaat langs het hoofdwegennet zijn bedoeld voor verschillende doeleinden: verkeersobservatie, -management en -onderzoek, informatievergaring, bediening van tunnels, bruggen en spitsstroken en objectbeveiliging. Daarnaast staan er camera’s van het Openbaar Ministerie die bedoeld zijn voor de handhaving van de verkeersveiligheid.
De camera’s van Rijkswaterstaat zijn zodanig geplaatst dat daarmee de verkeersstromen in de lengterichting bekeken kunnen worden, bijvoorbeeld om aanrijdingen te lokaliseren of te bewaken dat het verkeer veilig kan doorstromen. Alle camera’s zijn 360 graden draaibaar, maar het is niet mogelijk om met de camera's individuele voertuigen te bekijken. Inzoomen is maar beperkt mogelijk.
Binnen het huidig wettelijk kader mag RWS alleen beelden opnemen en bewaren ten behoeve van de eigen primaire taken, te weten verkeersobservatie, verkeersmanagement en objectbeveiliging. Alleen voor tunnels die langer zijn dan 500 m. geldt om veiligheidsredenen een wettelijke verplichting om beelden op te nemen. Voor tunnels en bruggen kan per rijrichting het beeld van maximaal 1 camera tegelijk worden opgenomen. De opnamecapaciteit is echter beperkt. Oude beelden worden overschreven zodra de maximale opslagcapaciteit is bereikt.
Het trajectcontrolesysteem, dat in beheer is bij het Openbaar Ministerie (landelijk parket, afdeling Verkeer) heeft andere faciliteiten. Dit registreert de kentekens van alle passerende auto's. Deze worden tijdelijk opgeslagen in het wegkantsysteem. Als aan het eind van het traject blijkt dat sprake is van een overtreding worden de betreffende kentekengegevens rechtstreeks doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie. De gegevens worden niet doorgezet naar de verkeerscentrale. Alle andere kentekengegevens worden direct gewist.
De politie werkt op een beperkt aantal locaties boven snelwegen met ANPR (Automatic Number Plate Recognition) camera’s. De toepassing van ANPR maakt het mogelijk om in het kader van controle en handhaving gescande kentekens automatisch en onmiddellijk te vergelijken met kentekens die zijn opgenomen in een zogenaamd referentiebestand. Technisch gezien kunnen ANPR camera’s eveneens worden ingezet om waargenomen kentekens, ook als er geen hit is, enige tijd te bewaren om die gegevens op een later moment te kunnen gebruiken in een opsporingsonderzoek. Deze praktijk is begin 2010 echter gestaakt. In dit verband verwijs ik naar de brief van 2 februari 2010 van de toenmalige bewindslieden van Justitie en van BZK (Kamerstuk 31 051, nr. 6, vergaderjaar 2010–2011). Alleen binnen het kader van een concreet, lopend opsporingsonderzoek wordt ANPR op deze wijze ingezet, waarbij de politie door middel van ANPR gerichte zoekacties kan starten.
Deelt u de mening dat, indien de beelden nu niet mogen worden opgeslagen, dat dit wel zou moeten kunnen?
Ik verwijs in dit verband naar mijn brief van 29 november 2010 (Kamerstuk 31 051, nr. 8, vergaderjaar 2010–2011). Daarin heb ik aangegeven dat wetgeving wordt voorbereid die het bewaren van ANPR gegevens mogelijk maakt. Ik streef er naar om een wetsvoorstel in november 2011 aan te bieden aan de Raad van State.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk te bewerkstelligen dat dit wel kan (eventueel voor een bepaald traject voor een bepaalde tijd)? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie zal in het kader van het opsporingsonderzoek naar de mogelijke beschietingen gebruik maken van alle, noodzakelijke, opsporingsbevoegdheden die de wet biedt. Hieronder kan zowel vallen het gebruik van ANPR als het vorderen van specifieke camerabeelden die door camera’s boven rijkswegen zijn opgeslagen.
Terreur van Marokkaanse jongeren in Helmond |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Kut-Hollander roepen pik ik niet»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de situatie in de wijk Binnenstad Oost in Helmond? Zo ja, is er inderdaad sprake van de in het bericht genoemde incidenten, dreigementen, intimidaties en beledigingen? Hoe lang duurt deze situatie al en wat is uw mening daarover? Zo nee, wilt u zich dan op de hoogte stellen van die situatie en de Kamer daarover berichten?
De politie en de gemeente hebben ons geïnformeerd over de situatie in de wijk Binnenstad Oost te Helmond. Er is sprake van een overlastsituatie die aangepakt moet worden. Er is geen sprake van een onbeheersbare situatie zoals deze wordt voorgesteld in genoemd artikel. Enkele meldingen van overlast en incidenten hebben in juni van dit jaar geleid tot een intensieve integrale aanpak onder regie van het gemeentebestuur en in samenspraak met de driehoek. In het kader van deze aanpak worden de volgende acties ondernomen:
Bij de integrale aanpak zijn betrokken:
Op 1 mei jongstleden zijn 5 verdachten aangehouden. Op 20 augustus jongstleden is een gebiedsverbod opgelegd aan een 21-jarige inwoner van Helmond. Deze persoon pleegde herhaaldelijk overlast en speelde een leidende rol in de overlast die door een groep werd veroorzaakt. Het gebiedsverbod geldt voor de Binnenstad Oost en een gedeelte van Oud-West voor een periode van 3 maanden.
Verder is van belang dat vanuit de ministeries van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties expertise ter ondersteuning van de lokale aanpak wordt ingezet.
In de wijk is al sedert tien jaar een traject van verbetering in de wijk aan de gang, de stedebouwkundige vernieuwing heeft aansprekende resultaten opgeleverd en ook de recente veiligheidscijfers laten zien dat het op dat vlak steeds beter gaat. De inspanningen blijken hun vruchten af te werpen. Zie daaromtrent verder het antwoord op vraag 9.
Hoe groot is de groep die zich bezighoudt met het terroriseren van de wijk? Hoe is de samenstelling van die groep (leeftijd, geslacht of afkomst)?
Er is geen sprake van een duidelijke groep. De overlastgevende jongeren komen in wisselende samenstellingen bij elkaar in kleine groepjes. Het totale aantal hangjongeren betreft ongeveer 50 jongens/mannen van voornamelijk allochtone (Marokkaanse) afkomst. Er zijn enkele autochtone jongeren bij betrokken. Zij zijn allen woonachting in Helmond en variëren in leeftijd tussen de 12 en 26 jaar.
Deelt u de mening dat ouders als opvoeder ook een rol hebben bij het tegengaan van criminaliteit van hun kinderen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat ouders betrokken worden bij het tegengaan van wandaden van hun kinderen? Wat is de stand van uitvoering van de motie-Marcouch c.s. over een sociaal verhoor»2? Zo nee, waarom niet?
Ouders moeten zich bewust zijn van hun bijzondere verantwoordelijkheid voor de opvoeding van een minderjarige en mogelijke scheefgroei daarin. Het snel betrekken van ouders bij het strafrechtelijke traject van hun minderjarige kind vinden wij belangrijk en wordt door ons en de verschillende partners in de uitvoering actief bevorderd. De politie, de Raad voor de kinderbescherming, de jeugdreclassering en de justitiële jeugdinrichtingen leggen contact met de ouders van minderjarige delinquenten. Deze instanties hebben een belangrijke taak in het detecteren van achterliggende gezinsproblematiek en de toeleiding tot de benodigde hulpverlening of opvoedingsondersteuning, of -in ernstige gevallen- ondertoezichtstelling. In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 maart 2011 (Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 VI, nr. 84) is uitvoerig belicht hoe op deze wijze uitvoering wordt gegeven aan het gesprek met de ouders (sociaal verhoor) dat de motie-Marcouch beoogt. Sinds 1 januari 2011 zijn de ouders verplicht om aanwezig te zijn bij de terechtzitting van hun minderjarige kind. Deze zogenaamde verschijningsplicht beoogt eveneens de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding te vergroten en daardoor de recidive bij de jeugdige delinquent te verminderen.
Behoort deze groep tot de criminele jeugdbendes waarvan u onlangs hebt beloofd ze van de straat te halen? Zo ja, hoe gaat u dat doen en wanneer? Zo nee, waarom niet?
Er is (conform toepassing van de Beke-methode) geen sprake van een criminele jeugdbende of groep. Er is hier sprake van overlastgevende jongeren.
Deelt u de mening dat het optreden van het werk van burgemeester en van wethouders en de politie richting bewoners en overlastgevers de afgelopen jaren tekort geschoten is en dat zij de controle over de situatie kwijt zijn? Zo ja, wat gaat u doen om de situatie in de wijk Binnenstad Oost in Helmond (te doen) verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het formeren van een knokploeg ongewenst is maar dat het ook een begrijpelijke uiting kan zijn van machteloze woede van terroriseerde bewoners? Zo ja, wat gaat u doen om verdere escalatie van beide kanten te voorkomen, de orde op straat te herstellen en overlastgevers op te pakken? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is er, voor zover bij gemeente en politie bekend, geen sprake van een geformeerde knokploeg of concrete plannen bij wijkbewoners om die te formeren. Bewoners van de wijk zijn vanzelfsprekend – net als de betrokken instanties – wel bezorgd om de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk. Om die reden maakt het betrekken en informeren van bewoners ook deel uit van de integrale aanpak.
Kunt u een overzicht geven van de instanties die zich inmiddels met de problemen in deze wijk bezighouden, hun concrete acties en de resultaten daarvan? Acht u deze inspanningen voldoende? Zo ja, waarom verbetert de situatie in de wijk dan niet? Zo nee, welke extra inspanningen zijn dan nog nodig en hoe gaat u bewerkstellingen dat die worden uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak is er het afgelopen jaar aangifte gedaan in verband met bedreigingen, belediging, vernieling of andere misdrijven in de wijk Binnenstad Oost?
Aangiften:
periode 1 januari tot 1 mei 2011
1 mei 2011 tot heden
bedreiging
4
bedreiging
1
vernieling
10
vernieling
2
mishandeling
2
mishandeling
1
belediging
1
belediging
1
brandstichting
1
Uit bovenstaande cijfers van de regiopolitie blijkt dat het aantal incidenten in de maanden mei, juni, juli en de eerste week van augustus 2011 beduidend lager is dan in de eerste 4 maanden van 2011 (voor intensivering aanpak).
Overlastmeldingen:
1 januari t/m 10 augustus 2010
1 januari t/m 10 augustus 2011
41 meldingen
29 meldingen
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat het aantal overlastmeldingen in vergelijkbare periodes in 2010 en 2011 een daling van ruim 25% in 2011 geeft.
Kunt u zich voorstellen dat bewoners gezien de situatie in de wijk en de sfeer van intimidatie en bedreiging, geen aangifte meer durven te doen? Zo ja, wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te verhogen? Zo nee, waarom niet?
De bewoners van de wijk Binnenstad Oost zullen altijd aangifte moeten kunnen doen. Door de gemeente is naast het algemene overlasttelefoonnummer van de gemeente aan de buurtbewoners een telefoonnummer bekend gemaakt waarop de buurtbewoners (eventueel anoniem) overlastsituaties kunnen melden waarop de toezichthouders van de gemeente Helmond inzet plegen. Hier is overigens tot op heden geen enkele melding gedaan. Door de politie is op bewonersavonden en in individuele contacten gewezen op de mogelijkheid van 0900–8844 en Meld Misdaad Anoniem. Ook zal er door politie gewezen worden op de mogelijkheid voor aangevers en getuigen om voor de aangifte elders domicilie te kiezen.
Is het waar dat zeventig procent van de bewoners uit de wijk zouden vertrekken als ze de kans zouden krijgen? Is de waarde van koophuizen in de wijk inderdaad sterk gedaald? Zo ja, wat is uw mening hierover?
Er zijn geen objectieve gegevens voorhanden om dit soort uitspraken te staven. De algehele trend van dalende prijzen op de woningmarkt geldt ook voor het betreffende gebied. Het verloop in deze wijk is niet significant anders dan in de overige vergelijkbare wijken in Helmond.
Is het waar dat camerabeelden niet live worden gevolgd? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit wel moet gebeuren?
Momenteel worden de camerabeelden niet live uitgekeken. Gezien de huidige frequentie en spreiding van overlastmeldingen en incidenten (11 in totaal sinds 1 mei jl.) is dit niet opportuun.
De beelden kunnen achteraf bekeken worden indien zich incidenten en overlastmeldingen voordoen. Indien er in de (nabije) toekomst aanleiding voor is, zullen de beelden live worden bekeken.
Is het waar dat er een samenscholingsverbod in de wijk van kracht is maar dat dat door de politie niet wordt gehandhaafd? Zo ja, wat is uw mening hierover? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Er is geen samenscholingsverbod van kracht in de wijk.
Acquisitiefraude |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving over de aanhoudende en verergerde problematiek rondom acquisitiefraude?1
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de hierna volgende vragen.
Erkent u dat deze vorm van financieel-economische criminaliteit al jaren vrijwel ongemoeid door kan gaan? Klopt het dat de betreffende zwendelaars nooit zijn aangepakt door het Openbaar Ministerie (OM)?
Ik deel de opvattingen niet dat acquisitiefraude vrijwel ongemoeid wordt gelaten en er geen oplossingen zouden zijn om slachtofferschap van acquisitiefraude te voorkomen. Ik verwijs in dit verband onder meer naar de door de toenmalige Minister van Economische Zaken mede namens de toenmalige Minister van Justitie gegeven antwoorden op vragen van het lid Elias van uw Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, Aanhangsel Handelingen nr. 2350), en naar mijn antwoord op vragen 5 en 6.
Erkent u dat acquisitiefraude niet alleen voorkomt bij particulieren, maar ook bij ondernemers, overheidsinstellingen, ziekenhuizen en scholen?
Ja, beide zaken blijken uit de door het Steunpunt acquisitiefraude verzamelde gegevens.
Hoe kan het dat er al die jaren geen constructieve oplossing is gezocht danwel gevonden om acquisitiefraude een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u nog niet opgetreden tegen de Holland Internet Group (voorheen Website Services), die bovendien reeds een aantal rechtszaken heeft verloren, waar onder andere de Stichting Aanpak Financieel-Economische Criminaliteit in Nederland (hierna te noemen: SafeCin) u meerdere malen op heeft gewezen? Bent u bereid dit alsnog te doen, of in ieder geval het OM de opdracht te geven een strafrechtelijk onderzoek te starten naar dit bedrijf?
In het verleden is tegen Website Services BV, de gestelde voorganger van Holland Internet Group, de mogelijkheid van strafvervolging onderzocht. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs geseponeerd. Tegen deze beslissing is een klacht op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering ingesteld die door het Gerechtshof Leeuwarden ongegrond is verklaard.
Mochten zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen waarbij de genoemde bedrijven zich schuldig maken aan strafbare feiten, dan zal het Openbaar Ministerie de mogelijkheden van strafrechtelijk optreden wederom onderzoeken. Het enkele oordeel van de civiele rechter is hiervoor onvoldoende, omdat dit oordeel is gebaseerd op een ander wettelijk kader.
Overigens merk ik op dat de gevallen die hier worden aangeduid met acquisitiefraude vaak niet strafrechtelijk te sanctioneren zijn. Het handelen kan weliswaar betiteld worden als onbetamelijk en maatschappelijk ongewenst, maar is vaak geen oplichting in strafrechtelijke zin. Mede om deze reden wordt bij de aanpak van acquisitiefraude vooral ingezet op preventie.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar deze bedrijven indien de rechter in de rechtszaak die MKB Nederland ondertussen zelf heeft moeten opstarten tegen drie bedrijven die zich waarschijnlijk schuldig maken aan acquisitiefraude oordeelt dat inderdaad sprake is van frauduleus handelen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u, ondanks een uitspraak van de rechter hierover, bereid de Wet op de Oneerlijke Handelspraktijken ook van toepassing te verklaren op ondernemers en daarmee actief over te gaan tot aanpassing van deze wet?
De richtlijn oneerlijke handelspraktijken is tot stand gekomen ter bescherming van consumenten. De kern van de richtlijn is dat een consument in alle vrijheid en goed geïnformeerd een besluit over een aankoop kan nemen. Voor ondernemers gelden de algemene beschermingsbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, zoals ten aanzien van dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. De regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken leent zich niet om één op één te worden overgenomen ter bescherming van ondernemers. Ik heb al contact met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de vraag of de regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken als voorbeeld kan dienen voor een eventuele op ondernemers toe te snijden maatregel. Daarbij betrekken wij de uitspraak van de rechter in de zaak die MKB Nederland heeft aangespannen.
Erkent u dat met de oprichting van de fraude helpdesk in 2010 het probleem op zichzelf niet is opgelost en dat deze onvoldoende middelen heeft om preventief te werk te gaan?
De Stichting Aanpak Financiële- Economische Criminaliteit in Nederland (SafeCin) verzorgt naast het Steunpunt acquisitiefraude ook de fraudehelpdesk. Deze helpdesk is erop gericht burgers en kleine ondernemers te helpen een weg te vinden in het fraudeveld. De fraudehelpdesk geeft voorlichting en verstrekt bijvoorbeeld voorwaarschuwingen over gesignaleerde fraude- of oplichtingspraktijken om de doelgroep weerbaarder te maken en slachtofferschap te verminderen. Tevens heeft de helpdesk een doorverwijzende functie als het gaat om meldingen en vragen die op het werkterrein van andere netwerkpartners liggen zoals de politie, AFM en Consumentenautoriteit. Mij is niet gebleken dat de fraudehelpdesk over onvoldoende middelen zou beschikken. Er is een evaluatie van de helpdesk voorzien voor het einde van 2011.
Bent u bereid de fraudehelpdesk, en daarmee SafeCin, voldoende financiële middelen te verschaffen om preventief op te kunnen treden tegen acquisitiefraude?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat er meer moet worden gewerkt aan uitgebreide voorlichting over dit onderwerp, nu gezien de groei van deze vorm van financieel-economische criminaliteit duidelijk is geworden dat de door u in 2008 voldoende geachte informatieverschaffing2 via media en de Kamer van Koophandel onvoldoende is?
De mate waarin anno 2011 voorlichting wordt gegeven over fraudevormen, waaronder acquisitiefraude, is ten opzichte van 2008 al toegenomen door onder andere de komst van de in mijn antwoord op vragen 8 en 9 genoemde fraudehelpdesk.
Gaat u het idee van SafeCin, te weten het oprichten van een landelijk loket om digitaal aangifte te doen3, overnemen of in ieder geval de mogelijkheid hiervan onderzoeken?
Eenvoudig aangifte kunnen doen is van groot belang. De politie werkt momenteel aan de verbetering van het aangifteproces in brede zin. Bovendien onderzoekt mijn departement in samenwerking met de relevante ketenpartners of er bijzondere voorzieningen, waaronder een centraal loket, getroffen kunnen worden voor meldingen en aangiftes van landelijk georganiseerde private partijen zoals SAFECIN.
Erkent u dat deze frauduleuze praktijken steeds meer grensoverschrijdend zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze problematiek aan te kaarten in de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, teneinde middels internationale samenwerking alsnog te onderzoeken welke oplossing kan worden geboden tegen deze vorm van financieel-economische criminaliteit?
Gezien het grensoverschrijdende karakter van deze problematiek beraad ik mij op de wijze waarop deze problematiek effectief aangekaart kan worden op Europees niveau.
Het hoge aantal vrijspraken in zaken tegen (vermeende) loverboys |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Kent u het artikel «de bewijsproblematiek van loverboypraktijken»?1
Ja.
Deelt u de mening en kwantitatieve analyse dat verdachten van loverboypraktijken relatief vaak worden vrijgesproken? Zo nee, waarin is in deze mening en analyse dan niet waar?
Ja, zie verder ook het antwoord op vraag 7.
Hoe komt het dat het aantal vrijspraken bij het nieuwe artikel 273a/f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) relatief hoger ligt dan ten opzichte van het vorige oude artikel 250av Sr? Acht u het mogelijk dat doordat in het nieuwe artikel andere vormen van uitbuiting dan seksuele vormen van uitbuiting zijn opgenomen, het artikel te onoverzichtelijk is geworden en dat dit nadelig uitwerkt voor een correcte tenlastelegging?
Als een van de mogelijke redenen voor het relatief toegenomen aantal vrijspraken op basis van art. 273a/f Sr. in vergelijking met art. 250 av Sr. in loverboy-zaken noemt de auteur de complexiteit van het eerstgenoemde artikel. Uit haar onderzoek blijkt overigens niet dat er als zodanig iets mis is met de strafbaarstelling van art. 273a/f Sr. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) constateert in haar zevende rapportage (2009) dat het een complex artikel betreft. Zij stelt dat het onderscheid tussen de aard van verschillende soorten werk c.q. dienstverlening, en tussen meerderjarige en minderjarige slachtoffers, maakt dat er een groot aantal subonderdelen nodig was om alle strafbaar te stellen gedragingen te beschrijven. Derhalve meent de NRM dat het artikel niet eenvoudig te doorgronden is, hetgeen volgens haar mede het gevolg is van het gebruik van een aantal termen – afkomstig uit internationale regelingen die ten grondslag liggen aan de mensenhandelbepaling – die niet nader zijn uitgelegd.
Dit behoeft evenwel geen belemmering voor succesvolle vervolging te zijn. Wel vergt het bijzondere aandacht. Zo is het van belang dat mensenhandelzaken – niet alleen loverboy-zaken – worden behandeld door functionarissen met voldoende (specialistische) kennis en expertise. De toenmalige Minister van Justitie is daarop al ingegaan in zijn reactie op bovengenoemde 7de rapportage van de NRM (5630171/10). Bij het Openbaar Ministerie is in iedere regio een specialistische mensenhandelofficier aangesteld. Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht in cursussen ook specifieke aandacht te besteden aan het opstellen van tenlasteleggingen in mensenhandelzaken.
Juist vanwege de complexiteit van het artikel wordt door de specialistische officieren voortdurend gewerkt aan het verhogen van de kwaliteit van het requisitoir met het oog op het sorteren van maximaal rendement op de zitting. Belangrijk is het goed uiteenrafelen en interpreteren van het artikel, het maken van gerichte keuzes bij de opsporing en vervolging, mede met het oog op een goede en verantwoorde uitleg ter zitting.
De Raad voor de rechtspraak heeft mij bericht dat, zoals reeds is aangegeven in het (op rechtspraak.nl gepubliceerde) advies van de Raad over het wetsvoorstel Herziening gerechtelijke kaart van 18 februari 2011, de Raad van mening is dat, aangezien het gaat om ongeveer 150 zaken per jaar met een zeer specialistisch karakter, het voor de hand ligt dat zaken op het gebied van mensenhandel voorlopig ressortelijk geconcentreerd worden. Dat wil zeggen in eerste aanleg bij de rechtbanken Rotterdam, Oost-Nederland, Amsterdam en Oost-Brabant en in tweede aanleg bij de gerechtshoven 's-Gravenhage en Arnhem-Leeuwarden.
Is het waar dat er vrijspraken zijn geweest vanwege onjuiste, niet volledige en/of opmerkelijke tenlasteleggingen? Zo ja, hoe vaak hebben rechters vanwege een dergelijke tenlastelegging verdachten vrijgesproken en wat zegt dit over de kennis van de desbetreffende officier van justitie? Zo nee, wat is er op dit punt dan niet waar aan het in het artikel gestelde?
Het is lastig te zeggen in welke mate er sprake is geweest van fouten in tenlasteleggingen en in welke mate eventuele fouten en/of niet volledige tenlasteleggingen hebben geleid tot vrijspraken. Immers, soms waardeert een rechter een tenlastelegging anders dan het Openbaar Ministerie. Daarmee is niet perse sprake van een fout. Ook is niet altijd duidelijk of een andere waardering steeds de (enige) reden voor een vrijspraak is. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
Hoe oordeelt u over de in het artikel geconstateerde problemen bij het bewijzen dat slachtoffers zich daadwerkelijk onvrijwillig beschikbaar hebben moeten stellen voor prostitutie?
Uit de hiervoor genoemde rapportage van de NRM blijkt dat de aangiftes en belastende verklaringen ten aanzien van verdachte(n) van slachtoffers van mensenhandel in het algemeen een belangrijke rol als bewijsmiddel spelen in mensenhandelzaken. Gebleken is dat slachtoffers vaak tijdens het opsporingsonderzoek, in tegenstelling tot slachtoffers van andersoortige delicten, nog op één of andere manier onder invloed zijn van de vermeende daders waarbij liefdes- of angstgevoelens vaak nog lange tijd een rol spelen. De NRM meent dan ook dat dit problemen kan opleveren voor het vergaren van bewijs, aangezien het slachtoffers ervan kan weerhouden aangifte te doen of anderszins een belastende verklaring af te willen leggen.
Is het waar dat rechters de instemming van een slachtoffer met de prostitutie regelmatig als een serieuze instemming lijken aan te merken en daarmee voorbij lijken te gaan aan de listige werkwijzen van loverboys en de daarmee samenhangende problematiek van liefdes- en/of angstgevoelens van de slachtoffers? Zo ja, heeft dit te maken met een gebrek aan goede en volledige kennis omtrent de daarmee samenhangende problematiek van liefdes- en /of angstgevoelens van de slachtoffers? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat deze kennis wordt verbeterd? Zo nee, waarom niet?
Mij past geen oordeel over de wijze waarop rechters individuele zaken beoordelen en de beslissingen die daarin worden genomen. Wel constateer ik dat de auteur van het in vraag 1 genoemde artikel in enkele gevallen het oordeel van de rechter niet lijkt te delen. Onderbouwing voor die twijfel aan de beoordeling van de rechters in die zaken, wordt niet gegeven. Hierbij dient ook in ogenschouw te worden genomen dat de rechter bij de beoordeling van een zaak, in hoge mate afhankelijk is van de bewijsmiddelen die hem worden gepresenteerd. Die middelen zullen toegesneden dienen te zijn op het maken van een afweging op het lastige terrein van de relatie tussen het (vermoedelijke) slachtoffer en de verdachte. Dat vergt ook bij de politie en het Openbaar Ministerie een specialistische aanpak. Ik verwijs u daaromtrent naar het antwoord op vraag 3.
In hoeverre komen de bevindingen in het genoemde artikel overeen met de bevindingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in haar laatste rapportage en in hoeverre niet?
Als gezegd bevestigt de NRM de complexiteit van artikel 273f Sr. Daarnaast deelt de NRM het beeld dat het percentage volledige vrijspraken voor mensenhandel in het algemeen, in vergelijking met het percentage vrijspraken voor het delict verkrachting relatief hoog ligt. Tevensconstateert de NRM dat (zware) geweld- en zedendelicten het meest frequent naast mensenhandel ten laste zijn gelegd en deze zware delicten daarmee ook als dwangmiddelen van een mensenhandelfeit beschouwd kunnen worden. Voorts meent de NRM dat door de bewijsproblematiek (zie het antwoord op vraag 5), verklaringen van slachtoffers, en met name consistentie daarin, een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van het bewijs.
Karatelessen voor Marokkaanse probleemjongeren in Gouda |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen over Marokkaanse probleemjongeren die karatelessen krijgen welke gesubsidieerd worden door de gemeente Gouda?1
Ja.
Is het u bekend of dit project is aangemeld bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie?
Het project is niet aangemeld bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. Bij deze Commissie worden uitsluitend gedragsinterventies ingediend die in strafrechtelijk kader kunnen worden opgelegd, bijvoorbeeld als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke sanctie. Vanwege het feit dat deze interventies in een (strafrechtelijk) dwangkader plaatsvinden, worden hoge eisen gesteld aan de (wetenschappelijke) onderbouwing van de effectiviteit van de interventie op het terugdringen van recidive.
Het gemeentelijke project in Gouda wordt niet in een strafrechtelijk kader opgelegd en valt om die reden buiten het beoordelingsgebied van de Erkenningscommissie.
Worden deze karatelessen gefinancierd uit de extra gelden die zijn gecreëerd na afloop van de rellen in Gouda?
Het project wordt gefinancierd uit eenmalige specifieke middelen voor veiligheid die door het Rijk aan Gouda ter beschikking zijn gesteld. Hierbij is van belang te vermelden dat het hoofddoel van het project het investeren in deskundigheidsbevordering van de sportclubs is, zodat zij op een positieve manier bijdragen aan het maatschappelijke klimaat. Trainers/coaches bij deze verenigingen ontvangen een opleiding «docent agressieregulatie en weerbaarheid» en krijgen daarna ondersteuning bij de implementatie binnen de vereniging.
Is het mogelijk dat na de motie Çörüz (Kamerstuk 30 332, nr. 13) er nog steeds projecten worden gesubsidieerd waarvan niet is gebleken dat deze bijdragen een vermindering van overlast en criminaliteit?
De motie Çörüz had betrekking op rijksprogramma’s in het kader van het strafrecht. Voor de uitvoering van de in de vraag genoemde motie, verwijs ik u naar de voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen, TK 28 684, nr. 119.
Gouda baseert zich bij de keuze voor dit project op een onderzoek dat het Mulier Instituut in het kader van het door het Rijk gesubsidieerde programma «Meedoen alle jeugd door sport» heeft gedaan. Het onderzoek laat zien dat vechtsportdeelname een bijdrage kan leveren aan persoonlijke groei en het verminderen van probleemgedrag door onder meer disciplinering en agressieregulatie. De resultaten van dit onderzoek, gebaseerd op meerjarige praktijkervaring in meerdere gemeenten, geven de gemeente aanleiding om te verwachten dat de aangeboden activiteiten een bijdrage zullen leveren aan een positieve maatschappelijke betrokkenheid van de deelnemende jongeren.
Aanvullend daarop kan ik u melden dat het huidige kabinet geen nieuwe middelen heeft toegekend voor de aanpak van (Marokkaanse en Antilliaanse) risicojongeren. Specifieke problemen worden via reguliere instanties en reguliere maatregelen aangepakt. In 2011 en 2012 worden enkel nog middelen uitgekeerd die voortkomen uit eerder aangegane verplichtingen. Bestaande specifieke maatregelen gericht op de aanpak van problemen die zich in sommige groepen in versterkte mate voordoen, worden de komende periode ingebed in regulier beleid. In het verlengde daarvan worden de middelen voor de aanpak van Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse risicojongeren eind 2012 beëindigd. Er wordt voor doelgroepbeleid geen apart budget meer vrijgemaakt. De in de motie Cöruz gevraagde uitbreiding van het mandaat van de Erkenningscommissie gedragsinterventies (zie antwoord op vraag 2) is derhalve niet aan de orde.
Gratis vechtsportlessen voor overlastgevend tuig in Gouda |
|
Joram van Klaveren (PVV), Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gouda leert Marokkaanse probleemjongeren karate»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het belonen van agressief en overlastgevend gedrag door Marokkaans straattuig blijk geeft van totale gekte bij de gemeente Gouda?
Ik deel deze visie niet. Er is geen sprake van beloning van slecht gedrag. Bij dit project in Gouda gaat het om een preventieve aanpak voor jongeren die beginnend probleemgedrag laten zien. Het is niet bedoeld voor criminele of ernstig overlastgevende jongeren.
Welke maatregelen bent u van plan te treffen ten einde projecten stop te zetten die haaks staan op de afspraak uit het regeerakkoord geen doelgroepenbeleid meer te voeren?
Er is geen sprake van doelgroepenbeleid. Het project richt zich in eerste instantie op deskundigheidsbevordering bij de betrokken sportscholen. Deze zijn daarna in staat om jongeren die beginnend probleemgedrag vertonen te begeleiden in het sporten.
Het treffen van maatregelen is derhalve niet aan de orde.
De totale eenmalige kosten van het project bedragen € 36 618,00. De inzet van de middelen vindt plaats binnen het gemeentelijk programma gericht op de aanpak van overlast en onveiligheid.
Welke kosten zijn gemoeid met dit zoveelste nutteloze project? Bent u van mening dat de gemaakte kosten gekort dienen te worden op het gemeentefonds?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre deelt u de mening dat het beter is agressief en overlastgevend tuig keihard te straffen en waar mogelijk de Nederlandse nationaliteit af te nemen en uit te zetten in plaats van gratis vechtsportlessen aan te bieden?
Jongeren die overlast veroorzaken moeten worden aangepakt. Als daarbij bovendien sprake is van strafbare feiten dan is het aan het OM om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed.
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit wordt wel gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor de intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven in de toekomst aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit.
Het bericht "Maffia wortelt in de polder" |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De Maffia wortelt in de polder»?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse politie misgreep in de zaak tegen de «Ndrangheta» op 14 juli jl. waarbij twee verdachten op verzoek van Italië hadden moeten worden opgepakt en overgedragen aan Italië?
De verdachten zijn niet aangetroffen op de adressen waarvan werd vermoed dat zij daar verbleven. De verdachten hebben zich op een later tijdstip gemeld en zijn vervolgens aangehouden.
Wat vindt u van de opmerking in dit artikel dat de Nederlandse autoriteiten de aanwezigheid van bendes uit Reggo di Calabria op hun grondgebied zouden onderschatten? Kunt u aangeven welke maatregelen u neemt ten opzichte van dit soort bendes?
Bij de «Ndrangheta» is sprake van (zeer) gesloten criminele samenwerkingsverbanden. Daardoor is het lastig een accuraat beeld van deze groep in Nederland te krijgen. Het gevaar van ondermijnende criminaliteit voor de samenleving wordt door het huidige kabinet vanzelfsprekend onderkend.
Door middel van de geïntegreerde aanpak worden effectieve drempels opgeworpen en criminele gelegenheidsstructuren worden afgebroken. Criminele winsten worden afgepakt en het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden zal in deze kabinetsperiode worden verdubbeld.
Herkent u zich in de opmerking van Antonio Nicaso in dit artikel dat de Ndrangheta grote sommen geld heeft geïnvesteerd Nederland? Wat is het (eventuele) probleem om dit witwassen van geld aan te pakken?
In gevallen waarin politie of justitie de beschikking heeft of krijgt over informatie die aanleiding geeft tot het uitvoeren van onderzoek, zal dit uiteraard gebeuren. Ik kan in het belang van opsporing en vervolging geen mededeling doen over lopende en/of aanstaande onderzoeken.
Deelt u de opvatting dat Nederland niet een schuilplaats voor maffiosi moet zijn en dat dit soort criminele organisaties moeten worden aangepakt?
Ja. Dat is ook de reden dat dit kabinet sterk inzet op de aanpak van ondermijnende criminaliteit.
De kwaliteit van bewakingsbeelden |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kwaliteit bewakingsbeelden vaak slecht» ?1
Ja.
Hoe kan het dat nooit eerder is opgevallen dat beelden van bewakingscamera’s een te lage kwaliteit hebben, terwijl al jaren gebruik wordt gemaakt van sommige van deze camera’s?
Het bericht heeft betrekking op camerabeelden die door ondernemers aan de politie ter beschikking worden gesteld. Het is bekend dat bepaalde camera's die door ondernemers worden gebruikt onvoldoende beeldkwaliteit bieden om voor opsporingsdoeleinden bruikbaar te zijn. Het bedrijfsleven is hier door politie, Openbaar Ministerie en het ministerie van Veiligheid en Justitie meermalen op gewezen. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ondernemer of hij een camera aanschaft en zo ja van welke kwaliteit. Via de regeling Veiligheid Kleine Bedrijven (VKB) zijn al veel kleine ondernemers in de gelegenheid gesteld een onafhankelijk advies te krijgen over preventieve maatregelen, waaronder het gebruik van camera’s. De VKB subsidie kan ook een bijdrage betekenen in de aanschafkosten van goede camera’s.
Is er gedurende al deze jaren al eerder aan de bel getrokken en is er toen gepoogd de beeldkwaliteit te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Is de beeldkwaliteit de laatste jaren achteruit gegaan of is dit sinds de installatie al een probleem?
De beeldkwaliteit gaat niet achteruit. Doordat de techniek zich blijft ontwikkelen worden zelfs steeds betere camera’s op de markt aangeboden voor lagere prijzen. De prijs- kwaliteit verhouding is de laatste jaren dan ook sterk verbeterd.
In aansluiting op mijn antwoord hierboven is het de verantwoordelijkheid van de individuele ondernemers om camera’s te vervangen in geval van onvoldoende beeldkwaliteit.
Worden deze camera’s nog steeds gebruikt en aangeschaft of bent u inmiddels begonnen met het vervangen van deze camera’s?
Zie antwoord vraag 4.
Kan, nu deze camera’s niet leveren wat ervan verwacht mag worden, de leverancier aansprakelijk gesteld worden?
Of een leverancier aansprakelijk kan worden gesteld hangt af van de contractuele afspraken tussen de leverancier en de betreffende ondernemer.
De honderden eerwraken in de politieregio's Haaglanden, Zuid-Holland en Rotterdam Rijnmond |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Jaarlijks honderden eerwraken in regio»?1
Ja.
In hoeverre is de op dinsdag 26 juli 2011 in brand gestoken vrouw uit Delft slachtoffer van eerwraak geworden?
Ik kan hier geen uitspraak over doen, omdat het Openbaar Ministerie mij heeft medegedeeld dat het onderzoek nog niet is afgerond.
Is het waar dat de politiekorpsen Haaglanden, Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam Rijnmond honderden keren per jaar te maken krijgen met gevallen van eerwraak? Wat zijn de precieze cijfers, ook van de andere politiekorpsen?
Op 1 november 2008 is het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) opgericht. Daaraan voorafgaand is in de korpsen Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid een pilotproject uitgevoerd. Over de pilot zijn verschillende rapporten verschenen (die ook aan de Tweede Kamer beschikbaar zijn gesteld), waarin cijfers over binnengekomen zaken zijn genoemd. Die cijfers hadden betrekking op casuïstiek waarbij eer als motief voor (dreigend) geweld werd vermoed. Het ging dus niet om cijfers over eerwraak, maar over eer gerelateerd geweld. In het artikel in de Telegraaf van 28 juli 2011 wordt waarschijnlijk gerefereerd aan data uit rapporten uit de pilotperiode.
In het voorjaar van 2010 heeft het LEC EGG in samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het rapport «Inzicht in cijfers; Mogelijke eerzaken in 2007, 2008 en 2009 nader bekeken» uitgegeven2. In dit rapport is beschreven in hoeveel zaken in de jaren 2007, 2008 en 2009 uit het hele land door regiokorpsen en andere ketenpartners bij het LEC EGG om ondersteuning is gevraagd omdat het vermoeden gerezen was dat men met een eerzaak van doen had. In 2007 werd 493 maal een beroep op het LEC EGG gedaan, in 2008 553 maal en in 2009 445 maal. Twee tot drie procent van die zaken betrof moord of doodslag.
In bovengenoemd rapport is ook een beschrijving opgenomen voor een landelijk in te voeren registratie om tot eenduidige registratie van mogelijke eerzaken te komen. Deze registratgie is in januari 2011 ingevoerd en zal met ingang van volgend jaar leiden tot een eenduidig inzicht in de aard en omvang van mogelijke eerzaken die op enigerlei wijze ter kennis komen van de politie. Overigens heeft het Landelijk Experisecentrum in 2010 volgens eigen administratie 498 zaken operationeel ondersteund en of behandeld.
Ziet u een relatie tussen de enorme groei van de islamitische gemeenschap in Nederland de afgelopen decennia en het probleem van eerwraak? Zo nee, waarom niet?
Uit onderzoek naar eergerelateerd geweld blijkt dat eercodes cultureel zijn ingegeven en niet religieus3. Er bestaat een verband tussen traditionele familieculturen en eergerelateerd geweld. Dergelijke familieculturen bestaan in een groot deel van de wereld, ongeacht de aldaar voorkomende religie. De gemeenschappen in Nederland waar fenomenen als eergerelateerd geweld en eerwraak zich voordoen kenmerken zich niet zozeer door de islamitische achtergrond, maar door zeer schadelijke culturele tradities aangaande eer, verlies van eer en eerherstel.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om het probleem van import van eerwraak zo snel mogelijk op te lossen?
Voor de maatregelen die wij nemen om eergerelateerd geweld tegen te gaan verwijs ik u naar de brieven die onder het Programma Eergerelateerd Geweld naar uw Kamer zijn verzonden, met als laatste de slotrapportage van het Programma van 14 december 2010 (TK, 2010–2011, 30 388, nr. 40).
Het weigeren of intrekken van een wapenvergunning bij signalen van radicalisering |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Herinnert u zich de aangenomen motie-Çörüz over meewegen van signalen van radicalisering bij weigering van een wapenvergunning op grond van vrees voor misbruik?1
Ja.
Is er sindsdien een vergelijking gemaakt tussen lijsten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) waarop personen staan die in de gaten worden gehouden in verband met mogelijke radicalisering en/of extremisten en personen met een wapenvergunning?
Op 20 januari 2010 hebben de toenmalige ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de motie-Çoruz. In deze kabinetsreactie (TK 29 754, nr. 179) is vermeld dat het gebruik van AIVD-informatie voor de beoordeling van een aanvraag voor een wapenvergunning oneigenlijk zou zijn.
De AIVD kan, op grond van zijn huidige taakopvatting, slechts persoonsgegevens verwerken van personen die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid van de staat (artikel 13 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten). De AIVD is bevoegd om in het kader van zijn taakuitvoering zijn gegevens met anderen te delen (artikel 36 WIV). Indien de AIVD een geweldsdreiging die uitgaat van een bepaalde persoon waarneemt, of vermoedens daaromtrent heeft (bijvoorbeeld naar aanleiding van wapenbezit), wordt dit standaard via ambtsberichten gedeeld met betrokken partijen.
Voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding geldt dat deze, op grond van zijn huidige taakopvatting, zelf geen onderzoek doet en daarom ook niet over dergelijke «lijsten» van personen beschikt.
Het schietdrama in Alphen aan de Rijn is aanleiding geweest om het huidige Nederlandse systeem van wapenbeheersing door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV)te laten onderzoeken. Dit onderzoek omvat zowel de regelgeving als de uitvoering en handhaving daarvan. De resultaten hiervan verwacht ik in september met de Tweede Kamer te kunnen delen. In mijn brief van 12 april 2011 aan de voorzitter van uw Kamer (TK 32 739, nr. 1) heb ik medegedeeld dat ik aan de hand van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek, het onderzoek van de Rijksrecherche en het onderzoek van de OvV zal bezien welke conclusies zouden moeten worden getrokken ten aanzien van het beleid met betrekking tot legaal wapenbezit en het toezicht daarop.
Wat is er gebeurd met de mogelijke resultaten hiervan? Heeft dit ook geleid tot intrekking of weigering van wapenvergunningen?
Zie antwoord vraag 2.
Juwelier Kamerbeek in Nijmegen |
|
Hero Brinkman (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van de vele berichten over juwelier Kamerbeek in Nijmegen, die herhaaldelijk op zeer gewelddadige wijze door allochtone daders is overvallen en daar zwaar lichamelijk letsel aan heeft overgehouden?
Ja.
Welke acties hebben politie en Justitie ondernomen om betrokken juwelier bij te staan, de daders te achterhalen en te laten vervolgen en de veiligheid van deze juwelierszaak en andere (juweliers)zaken beter te waarborgen?
Direct na de melding van de overval op de juwelier in Nijmegen is er een strafrechtelijk onderzoek gestart om de daders te achterhalen. In het belang van het opsporingsonderzoek kan ik daarover geen verdere mededelingen doen. Aan de betrokken juwelier is slachtofferhulp en ondersteuning aangeboden. De lokale driehoek heeft eerder besloten om over te gaan tot een intensieve, dadergerichte en persoonsgebonden aanpak van overvalcriminaliteit.
Deelt u de mening dat als een winkelier vele malen door allochtonen is overvallen en is bent neergeschoten en een dwarsleasie heeft opgelopen na door allochtone overvallers in een bouwput te zijn gegooid, diens veiligheid en zijn winkel en niets anders voorop staat?
Ja, de veiligheid van de winkelier staat wat mij betreft voorop.
Deelt u de mening dat het in die context te gemakkelijk is om het besluit van de juwelier niet meer iedereen zijn winkel binnen te laten (bijvoorbeeld Marokkaanse jongens van 16 jaar uit zijn winkel te weren) als discriminatoir af te doen, nu hij steeds door personen uit deze groep gewelddadig overvallen is? Wat zou u zelf doen als u de betreffende juwelier zou zijn en er kort nadat u door een Marokkaanse jongere gewelddadig bent overvallen een Marokkaanse jongere de winkel binnenloopt?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en (herhaling van) slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Deelt u de mening dat het de wereld op zijn kop is om het slachtoffer hier als dader neer te laten zetten, zoals de Commissie Gelijke Behandeling doet, terwijl de oorzaak ligt in de oververtegenwoordiging van (Marokkaans)straattuig in de criminaliteit? Wanneer gaat u deze criminaliteit eindelijk eens genadeloos hard aanpakken? Wanneer wordt bijvoorbeeld het wetsvoorstel minimumstraffen en het wetsvoorstel denaturalisatie criminelen eindelijk ingediend?
Voorop staat dat betrokkene slachtoffer is van een ernstig misdrijf en als zodanig behandeld moet worden en steun verdient. Tegelijkertijd dient iedereen zich aan de wet te houden. Samen met het bedrijfsleven, gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie zet ik, via het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, fors in op de aanpak van overvallen.1
Met betrekking tot de stand van zaken betreffende het wetsvoorstel minimumstraffen kan ik meedelen dat dit wetsvoorstel is aangeboden aan de Raad van State voor advies.
Wat het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit wegens ernstige commune misdrijven betreft is – conform het Regeerakkoord – met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit in het afgelopen jaar gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit. In het licht van deze gesprekken wordt thans een wetsvoorstel voorbereid.
De wapenvergunning van Tristan van der V. |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie delete bewijs over wapenvergunning Tristan»?1
Ja.
Klopt het dat er informatie over het verstrekken van de wapenvergunning aan T. van der V. is verwijderd? Zo ja, wanneer is dit (ongeveer) gebeurd? Had deze informatie verwijderd mogen worden? Is het verwijderen van dit soort informatie strafbaar?
Zoals aangegeven in mijn eerdere reactie op de schriftelijke vragen van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur en het lid Dibi (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nrs. 3588 en 3589) hebben de Rijksrecherche en het NFI aanvullend onderzoek gedaan naar het onvindbare pdf-bestand dat naar voren kwam in het onderzoek naar de wapenvergunning van betrokkene. Beide onderzoeken zijn onlangs afgerond.
Gebleken is dat door de infodesk een pdf-bestand aan de afdeling Bijzondere Wetten is gemaild. Bij de infodesk is deze mail na verzending omgezet in een word-bestand. Bij die omzetting is de pdf-bijlage verloren gegaan. De mail zelf is vervolgens bij de infodesk verwijderd vanwege de beperkte opslagcapaciteit. Bij de afdeling Bijzondere Wetten, die de mail ontving, is alleen de mail en niet de pdf-bijlage uitgeprint. Ten aanzien van de ontvangen email is het niet duidelijk op welk moment deze verloren is gegaan.
Het onderzoek van het NFI was erop gericht het pdf-bestand te vinden. Alle IT- systemen die het pdf-bestand volgens de procedures gepasseerd moet hebben zijn veiliggesteld en doorzocht, maar het pdf-document is niet aangetroffen. Het NFI en het OM hebben in het kader van dit onderzoek ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd, om er zeker van te zijn dat er in het onderzoek niets over het hoofd zou worden gezien. Met dit bedrijf zijn de onderzoeksaanpak die het NFI heeft gekozen en de eerste resultaten besproken.Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Voor de vereisten ten aanzien van het bewaren en vernietigen van bestanden verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat de infodesk een pdf-bestand aan de behandelaar van de wapenvergunning heeft gestuurd? Zo ja, is dat bestand bijgevoegd aan het fysieke dossier (papier)? Zo nee, waarom niet? Dienen dit soort bestanden ook digitaal bewaard te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er een wettelijke bewaartermijn voor documenten/informatie met betrekking tot wapenverloven en/of jachtaktes? Zo ja, welke termijn is hierop van toepassing?
De Wet Politiegegevens is van toepassing op gegevensverwerkingen met betrekking tot wapenverloven en jachtaktes. Het gaat om het uitvoeren van een «taak ten dienste van justitie». Het verwerken van gegevens ter uitvoering van de vergunningverlening en de handhaving van de Wet Wapens en Munitie vindt plaats op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet Politiegegevens. Inzake het beheer van deze gegevens bepaalt deze wet dat relevante gegevens moeten worden bewaard gedurende een termijn die door de korpschef wordt vastgesteld. Toegepast op de onderhavige casus betekent dit dat indien het pdf-bestand relevant was voor het verlenen van de wapenvergunning het toegevoegd had moeten worden aan het fysieke dossier en bewaard had moeten worden.
Indien documenten ten onrechte zijn vernietigd dan kan een disciplinaire sanctie voor de betrokken medewerkers volgen. Het levert in beginsel geen strafbaar feit op.
Wordt in- en externe correspondentie van vertrekkende politiemedewerkers bewaard? Zo ja, hoe lang? Zo nee, waarom niet?
Bij het politiekorps Hollands Midden is de procedure als volgt:
Een e-mailaccount met de daarin voorkomende in- en exteme correspondentie wordt vier weken na de ontslagdatum afgesloten. De gegevens zijn raadpleegbaar gedurende de termijn dat ze voorkomen in het digitale archief. Dit archief kent bewaar- en schoningsregels die door de VtsPN worden uitgevoerd en nageleefd. De procedure bij een vertrekkend medewerker is dat deze met zijn chef de eventuele overdracht van documenten uit de persoonlijke omgeving bespreekt. Deze persoonlijke omgeving blijft een maand na ontslag beschikbaar en wordt daarna afgesloten
Correspondentie wordt in sommige gevallen als fysiek document in een dossier opgenomen. Hierbij valt te denken aan beleidsstukken, verslagen en sommige briefwisselingen. Zo is in deze casus de mail van de infodesk naar de medewerkers van de afdeling Bijzondere Wetten opgenomen in het fysieke dossier rond wapenverloven. Deze correspondentie blijft dus na vertrek beschikbaar. Overigens zijn de bijlagen van de mail in de onderhavige casus niet in het dossier opgenomen.
Vele registraties van politiemensen vinden plaats in bedrijfssystemen zoals de Basisvoorziening Handhaving (BVH) en de Vergunningen Ontheffingen Applicatie (VERONA). Deze gegevens blijven gedurende de daar voor geldende bewaartermijnen beschikbaar.
Brute overvallen op juwelierszaken |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Bent u bekend met de vele berichten over brute overvallen op juweliers, in het bijzonder het bericht «Juwelier snakt naar veilige zaak»?1
Ja.
Klopt het dat het aantal overvallen op juweliers toeneemt? Hoeveel overvallen op juweliers zijn de afgelopen vijf jaar en tot op heden gepleegd? Welke tendens wordt daarbij door u geconstateerd?
In onderstaande tabel wordt het aantal overvallen op juweliers en het oplossingpercentage in de afgelopen vijf jaar weergegeven (voor 2011 staan de cijfers tot en met juli 2011 opgenomen).
2006
41 overvallen, waarvan 11 opgelost (26,8%)
2007
49 overvallen, waarvan 13 opgelost (26,5%)
2008
63 overvallen, waarvan 28 opgelost (44,4%)
2009
67 overvallen, waarvan 33 opgelost (49,3%)
2010
74 overvallen, waarvan 28 opgelost (37,8%)
2011
61 overvallen (tot en met juli 2011), waarvan 23 opgelost (37,7%)
Wat is uw reactie op de oproep van de brancheorganisatie voor juweliers dat er hard ingegrepen moet worden? Op welke wijze is in afgelopen jaren reeds ingegrepen en met welk gevolg? Bent u voornemens maatregelen ter preventie van overvallen op deze sector aan te scherpen? Zo ja, op welke wijze?
Overvallen hebben een enorme impact op slachtoffers en de omgeving. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 9 februari 20112 heb aangegeven heeft de aanpak van overvallen voor mij de hoogste prioriteit. Samen met de Taskforce Overvallen, onder voorzitterschap van de heer Aboutaleb, pak ik overvalcriminaliteit keihard aan. Mijn doelstelling is om het aantal overvallen in de komende vier jaar drastisch te verminderen, tot onder de 1 900 per jaar.
In het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, dat ik uw Kamer als bijlage bij bovengenoemde brief heb toegestuurd, staan in de paragraaf «Preventie» diverse maatregelen opgenomen. Met name in deze preventieve aanpak wordt de uitvoering van de maatregelen gedifferentieerd naar de verschillende sectoren die slachtoffer zijn van overvalcriminaliteit. Zo wordt – in overleg met de Federatie Goud & Zilver – een aantal maatregelen uitgevoerd dat specifiek gericht is op de aanpak van overvallen op juweliers, zoals bijvoorbeeld de pilot «track en trace» die binnenkort in een aantal gemeenten start en de pilot Fotoswitch (met een gezichtsscanner) die in Rotterdam loopt. Daarnaast zal de Federatie Goud & Zilver zorgdragen voor individuele overval- en agressietrainingen, individuele preventieadviezen en het bezoeken van alle track&trace locaties waarbij de gebruikers van track&trace worden geïnstrueerd over het gebruik en onderhoud van de GPS zenders.
Bent u van mening dat in het Actieprogramma ketenaanpak overvallen specifiek moet worden ingegaan op preventie en aanpak van overvallen op juweliers? Bent u voornemens om daarvoor met de brancheorganisatie voor juweliers in gesprek te gaan over verdergaande maatregelen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke verwachtingen heeft u van de in Rotterdam als proef geïntroduceerde gezichtsscanner?2 Wat is uw reactie op de kritiek dat de scanner onbekenden van de politie niet tegenhoudt en handlangers die zich uit het zicht opstellen alsnog met behulp van een derde persoon kunnen binnendringen? Welke waarborgen zijn er om ervoor te zorgen dat de scan niet in strijd is met privacywetgeving?
Op dit moment wordt in Rotterdam een proef gedaan met Fotoswitch (gezichtsscanner). Deze proef loopt tot begin 2012. In het kader van deze proef worden de effectiviteit en (technische) haalbaarheid van het instrument onderzocht. Ook de privacyaspecten worden daarbij bezien. Ik wacht graag de uitkomsten van de proef af alvorens hierover een oordeel uit te spreken.
Wat is uw reactie op juweliers die naar aanleiding van brute overvallen overwegen dan wel ertoe overgaan hun zaak voor bepaalde bevolkingsgroepen gesloten te houden?3 Bent u voornemens daarover met de branche in gesprek te gaan en met haar maatregelen te treffen, zodat juweliers zich veiliger voelen en bevolkingsgroepen niet als zodanig preventief worden geweerd vanwege een brute daad van criminele individuen?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Overigens zijn er voor juweliers verschillende maatregelen voorhanden om overvallen zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 ben ik hierover met de branche in gesprek.
Het verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Kent u het bericht1 dat de politie de Archiefwet heeft overtreden door een bestand te verwijderen over de wapenvergunningverlening aan T. van der V. en het bericht2 dat politie en Justitie geen behoefte hebben aan hulp bij het vinden van een verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak? Zo ja, kloppen deze berichten? Deelt u de mening dat hierdoor door politie en Justitie de schijn wordt gewekt van een doofpot?
Ik ben niet van mening dat de schijn wordt gewekt van een doofpot. Het Openbaar Ministerie heeft maximale zorgvuldigheid en transparantie betracht, onder andere door het NFI nogmaals onderzoek te laten doen naar het onvindbare pdf-bestand. Het OM en het NFI hebben vervolgens het bedrijf Fox-IT geconsulteerd over de gevolgde aanpak. Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Kunt u precies reconstrueren wat er is gebeurd met dit cruciale document? Op wiens gezag is besloten dit document te verwijderen? Door wie is het document verwijderd? Was dit in strijd met een wettelijke bewaarplicht? Wanneer is besloten tot verwijdering en realiseerden betrokkenen op dat moment wel de consequenties van daadwerkelijke verwijdering?
Zie voor een antwoord op deze vraag het antwoord op de vragen 2 en 3 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr.1579).
Klopt het dat de politie dit soort gegevens krachtens de Archiefwet 20 jaar dient te bewaren? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Is dit een gebruikelijke praktijk?
De werkzaamheden van de politie ter uitvoering en handhaving van de Wet Wapens en Munitie betreffen een taak ten dienste van justitie. Op deze gegevensverwerkingen is de Wet Politiegegevens van toepassing. Zie hierover ook mijn antwoord op vraag 4 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1579). De Archiefwet is volgens de Wet Politiegegevens (artikel 14, vierde lid juncto eerste lid) in limitatief omschreven gevallen van toepassing op de verwerkingen van politiegegevens, namelijk voor zover die plaatsvinden op grond van de artikelen 8, 9 en 10 van deze wet. Dit geldt echter niet voor gegevensverwerkingen die plaatsvinden op grond van artikel 13 van deze wet, zoals in casu het geval is.
Waarom is het aanbod van hooggekwalificeerde deskundigen, waaronder een hoogleraar Informatica, om dit cruciale pdf-document te achterhalen, simpelweg afgewezen?
Het OM heeft het NFI gevraagd de second opion te geven omdat het onderzoeksgebied digitale technologie van het NFI is gespecialiseerd in het terughalen van gegevens. Zoals hiervoor aangegeven is daarbij ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd.
Bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de vraag of politie en justitie zich wel aan wettelijke bewaarplichten houden? Bent u tevens bereid te vragen hoe deskundigen advies over digitale documentenadministraties beter op orde kunnen worden gebracht? En bent u bereid om in dit specifieke geval de Rijksrecherche de gang van zaken te laten onderzoeken?
Begin 2012 zullen de externe audits op de gegevensverwerking bij de politiekorpsen zijn afgerond. De mate waarin korpsen voldoen aan de wettelijke bewaartermijnen maakt onderdeel uit van deze onderzoeken. Daarnaast werkt de politieorganisatie aan het uniformeren van processen rond haar taken in het kader van de Wet Wapens en Munitie. Eenduidige verwerking van informatie en registratie zijn hier een belangrijk onderdeel van. Ik zie daarom op dit moment geen reden voor nader onderzoek op dit punt.
Wat de onderhavige casus betreft is, zoals hiervoor uiteen gezet, de gang van zaken door de Rijksrecherche en het NFI onderzocht.
De bescherming van juweliers en andere middenstanders |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Winkelverbod voor allochtonen» in De Telegraaf van maandag 11 juli 2011 en het vervolg daarop op dinsdag 12 juli 2011?
Ja.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Nijmeegse juwelier om een juridische procedure tegen de Staat aan te spannen, omdat juweliers te weinig beschermd worden? Heeft u hierover al contact gehad met de Nijmeegse juwelier? Hoe kunt u tegemoet komen aan zijn klachten over een tekortschietende bescherming? Bent u bereid de juwelier tegemoet te komen in de extra kosten die hij nu maakt voor beveiliging?
Onlangs heb ik de heer Kamerbeek bezocht. Bij die gelegenheid heb ik hem persoonlijk geïnformeerd over de inspanningen die worden verricht om het aantal overvallen terug te dringen en de overval op zijn zaak op te lossen. Afgesproken is dat de hoofdofficier van justitie de heer Kamerbeek zal informeren over de laatste stand van het onderzoek.
Tevens heb ik de heer Kamerbeek aangegeven dat er een aantal regelingen en voorzieningen bestaan waar hij als slachtoffer van een overval gebruik kan maken. Enerzijds betreft dit de regeling voor kleine ondernemers ter vergoeding van getroffen preventieve maatregelen. Anderzijds zijn er regelingen ter vergoeding van door hem geleden schade. Vanuit mijn ministerie wordt aan de heer Kamerbeek op bovengenoemde terreinen nadere ondersteuning aangeboden.
Deelt u de mening dat de burgemeester na een overval op een winkel persoonlijk contact op moet nemen met de winkelier om zijn betrokkenheid te tonen, maar ook om te overleggen over de mogelijkheden om de veiligheid te verbeteren? Heeft dat contact in dit geval ook plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De Burgemeester van Nijmegen heeft op de dag van de overval de winkel bezocht en met de mede eigenaresse/echtgenote van de juwelier gesproken om zijn betrokkenheid te tonen en tevens over de veiligheid in en om de winkel te spreken. In diverse schriftelijke contacten en via de politie heeft de burgemeester ook aan de juwelier zelf aangeboden om met elkaar in gesprek te gaan. Ik treed overigens niet in de werkwijze van een burgemeester.
Welke ruimte heeft een winkelier om groepen mensen de toegang tot zijn winkel te ontzeggen? Acht u het deurbeleid van de juwelier, die zich hiertoe genoodzaakt voelt om zijn veiligheid te garanderen, in overeenstemming met de wetgeving over gelijke behandeling? Zo nee, welke alternatieven, zoals een gezichtsscan, heeft hij dan om criminelen uit zijn zaak te weren?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Hoe verloopt de uitvoering van het actieplan ketenaanpak overvalcriminaliteit, waarin doelstellingen staan over het aantal overvallen, het oplossingspercentage en het aantal veroordelingen?
De aanpak van overvallen en heeft voor mij de hoogste prioriteit. In samenwerking met de Taskforce Overvallen, onder voorzitterschap van de heer Aboutaleb, worden de ruim 100 maatregelen uit het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 684, nr. 305) momenteel uitgevoerd. In de maanden januari tot en met juli 2011 hebben er in totaal 1 244 overvallen plaatsgevonden. Dit betekent een daling van 16% ten opzichte van dezelfde periode in 2010 en 22% ten opzichte van 2009. Van de 1 244 in 2011 (tot en met juli 2011) gepleegde overvallen is 28% opgelost (in 2010 was dat, gemeten over dezelfde periode, 22% en in 2009 21%).
Uit een voorlopige analyse met betrekking tot de overvalzaken uit de registratie van het Openbaar Ministerie voor 2010 blijkt dat 93% van de door de politie aangeleverde verdachten door het Openbaar Ministerie voor de rechter is gebracht en daarvan vervolgens 95% is bestraft.
Wat betreft overvallen op juweliers die in 2010 bij het Openbaar Ministerie zijn geregistreerd geldt dat 97% voor de rechter is gebracht en dat deze in alle gevallen de verdachte(n) schuldig heeft bevonden. 96% is bestraft met een vrijheidsstraf; 4% kreeg een vrijheidsbenemende maatregel.
Hoeveel overvallen op juweliers hebben de afgelopen vijf jaar plaats gevonden? Valt in deze overvallen een trend te ontdekken? Hoe verhoudt de trend zich tot de doelstelling om in 2014 maximaal 1900 overvallen te hebben?
In onderstaande tabel wordt het aantal overvallen op juweliers en het oplossingpercentage in de afgelopen vijf jaar weergegeven. Voor 2011 staan de cijfers tot en met juli 2011 opgenomen. Aangezien er nog opsporingsonderzoeken in deze zaken doorlopen, kunnen de oplossingspercentage in de loop van 2011 nog stijgen.
2006 41 overvallen, waarvan 11 opgelost (26,8%)
2007 49 overvallen, waarvan 13 opgelost (26,5%)
2008 63 overvallen, waarvan 28 opgelost (44,4%)
2009 67 overvallen, waarvan 33 opgelost (49,3%)
2010 74 overvallen, waarvan 28 opgelost (37,8%)
2011 61 overvallen (tot en met juli 2011), waarvan 23 opgelost (37,7%)
Wat is het oplossingspercentage van overvallen op juweliers in de afgelopen vijf jaar? Acht u speciale maatregelen nodig om dit percentage op de beoogde 40 procent te krijgen?
Zie antwoord vraag 6.
Welk percentage overvallers van juweliers wordt veroordeeld? Zit hier een stijgende of dalende tendens in?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoeveel politiecapaciteit maakt u vrij voor de aanpak van overvalcriminaliteit ter uitvoering van het actieplan?
De aanpak van overvallen is niet een kwestie van capaciteit maar van prioriteit. De aanpak van overvallen heeft in alle regio’s en landelijk zeer hoge prioriteit.
Kunt u van een aantal gewelddadige overvallen op juwelierszaken van de afgelopen tijd, zoals de overval met dodelijke afloop op juwelier H. te Amsterdam , de stand van zaken van de opsporing en vervolging geven?
Het strafrechtelijk onderzoek in de zaak van de Amsterdamse juwelier is nog in volle gang. In het belang van het onderzoek kan ik daarover op dit moment geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat criminaliteit beter bestreden wordt door een grote pakkans dan door het uitsluiten van groepen mensen uit delen van het maatschappelijk verkeer? Welke maatregelen neemt u om de pakkans van overvallen te verhogen, zodat juweliers zonder angst kunnen werken en onschuldige burgers niet de dupe worden van criminelen?
Om de pakkans bij overvallen te vergroten wordt in het kader van de verbetering van de werkwijze van de politie in het algemeen en het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit in het bijzonder een groot aantal maatregelen genomen. Zo worden in de politieregio’s en bij de parketten van het Openbaar Ministerie vaste overvallenteams ingesteld en wordt de expertise geborgd. Ook wordt de heterdaadkracht verstrekt door verbetering en protocollering van het plaats-delict-management, toepassing van het drie-ringenmodel en de inzet van helikopters. Door technische en innovatieve maatregelen die ondernemers (waaronder juweliers) treffen, zoals track&trace, fotoswitch en DNA-spray, wordt de pakkans verder vergroot. Ook voorlichting kan daaraan bijdragen. In het kader van het Donkere Dagen Offensief zal daarop worden ingezet via een landelijke Postbus 51 campagne «Pak overvallers, Pak je mobiel» en via een campagne van Meld Misdaad Anoniem. Gemeenten worden gestimuleerd om het toezicht in risicogebieden goed te organiseren. Daarbij kunnen gemeenten mede gebruik maken van het toezichtsmodel en stappenplan dat ik in het vierde kwartaal van dit jaar beschikbaar zal stellen.