De continuïteit van onderwijs van asielkinderen door de sluiting van het AZC Goes |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de aankondiging door het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) van de sluiting van het asielzoekerscentrum in Goes per 1 oktober?1
Ja. Het voorgenomen besluit van het COA om het aantal opvangplekken in lijn te brengen met de benodigde capaciteit leidt ertoe dat elf COA-locaties zullen sluiten, waaronder die in Goes.
De locatie in Goes is overigens een gezinslocatie waar onderdak wordt geboden aan minderjarige kinderen en hun familie die in beginsel vertrekplichtig zijn. Hierdoor hebben zij geen recht meer op opvang, maar wordt onderdak in een gezinslocatie verleend om humanitaire noodsituatie te voorkomen.
Hoe beoordeelt u het effect van die sluiting en de daaruit voortkomende verhuizing van verschillende gezinnen met schoolgaande kinderen, vooral vanuit de situatie dat kinderen alweer naar een nieuwe omgeving en school moeten verhuizen?
Ik ben mij ervan bewust dat een sluiting van een COA-locatie impact heeft op de bewoners, specifiek op minderjarige kinderen, en op lokale partijen zoals een school, de middenstand en vrijwilligersorganisatie(s). Ik vind dit echter niet opwegen tegen de (maatschappelijke) kosten die gepaard gaan met het in stand houden van teveel opvangplekken.
Klopt het dat de scholen in de regio die het onderwijs voor deze kinderen verzorgen, evenals de ouders, last minute en onverwacht geïnformeerd zijn over de sluiting van deze locatie? Zo ja, waarom zijn zij niet tijdig meegenomen in dit voor leerlingen, ouders en scholen ingrijpende besluit?
Nee, dat klopt niet. Op 27 maart 2018 heeft het COA haar voorgenomen besluit over de sluiting van locaties, waaronder Goes, genomen en bekend gemaakt. De sluiting van de locatie in Goes is voorzien per 1 oktober 2018. Hier zit dus een periode tussen van een half jaar en hiermee wordt voorkomen dat kinderen in het midden van het schooljaar van de een op de andere dag van school moeten wisselen.
De betrokken ouders en scholen zijn kort na het voorgenomen besluit over de sluiting geïnformeerd. Het COA volgt bij het sluiten van locaties een vaste werkwijze, die ook in Goes is toegepast. Onderdeel hiervan is dat het COA zo snel mogelijk na een besluit om een locatie te sluiten de betreffende gemeente op de hoogte stelt. De gemeente wordt verzocht om onder meer de betreffende schoolbesturen te informeren. COA informeert de bewoners van de COA-locatie. Het COA stelt vervolgens de betrokken stakeholders, zoals een school, nog schriftelijk op de hoogte en organiseert daarbij in de regel op een later moment een bijeenkomst voor zowel bewoners als de stakeholders zodat vragen kunnen worden gesteld en stil kan worden gestaan bij de periode van samenwerking.
Op welke wijze worden scholen en ouders doorgaans betrokken bij besluiten vanuit het COA die gevolgen hebben voor leerlingen en ouders en het onderwijs die kinderen op die scholen volgen en op welke wijze communiceert het COA hierover met de scholen?
Zie het antwoord op vraag 3. Het COA informeert de ouders en kinderen zorgvuldig over een sluiting van een locatie en informeert de ouders van de betreffende kinderen direct wanneer duidelijk is waar de gezinnen vervolgens worden geplaatst. In het geval van Goes streeft het COA ernaar om de bewoners begin juni te informeren over de gezinslocatie waar zij zullen worden geplaatst. Hierna kan ook duidelijkheid worden verschaft over de school waar de kinderen vervolgens naar toe zullen gaan.
Deelt u de mening dat de gevolgen en de impact van dergelijke sluitingen en bijbehorende verhuizingen groot zijn voor schoolgaande asielkinderen en hun ouders, maar ook voor onderwijspersoneel en medeleerlingen? Zo ja, op welke wijze kan er op verantwoorde wijze omgegaan worden met het belang en de continuïteit van onderwijs voor deze kinderen, die vaak al meerdere verhuizingen in Nederland achter de rug hebben en zich beginnen te wortelen in hun nieuwe omgeving?
Zoals eerder aangegeven ben ik mij ervan bewust dat het sluiten van een COA- locatie impact heeft op haar bewoners. Dit geldt ook voor het COA. Indien een verhuizing echter onvermijdelijk is, streeft het COA naar een goede voorbereiding en begeleiding, samen met betrokken partijen, zodat de verhuizing voor de kinderen zo min mogelijk belastend is. Hierbij maakt het COA reeds gebruik van een verhuischecklist, juist om oog te houden voor de positie van kinderen tijdens verhuizingen.2
Daarnaast streeft het COA ernaar dat de verhuizingen van kinderen plaatsvinden in de schoolvakanties, ook in Goes, zodat zij na de vakantie kunnen beginnen op hun nieuwe school. Hiermee is de continuïteit van onderwijs voor deze kinderen adequaat geborgd.
Bent u bereid om de zorgen over de continuïteit van onderwijs voor deze kinderen en de moeizame communicatie met scholen te bespreken met het COA om de impact van dergelijke besluiten op kinderen, ouders en onderwijspersoneel te verkleinen en de onderwijscontinuïteit van kinderen te borgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De bevindingen van de onderzoekscommissie Gezondheidsklachten Ter Apel |
|
Cem Laçin , Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bereid de eerdere Kamervragen over de gezondheidsklachten onder de (oud)medewerkers van het Central Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op de locatie Ter Apel1 aanvullend te beantwoorden, nu de onderzoekscommissie haar rapport2 heeft uitgebracht?
De onafhankelijke onderzoekscommissie heeft na grondig en deskundig onderzoek geconcludeerd dat de gezondheidsklachten het gevolg zijn van een combinatie van factoren. In enkele kantoorgebouwen is sprake van een slecht binnenklimaat door vervuilde klimaatinstallaties, wisselend gebruik van LED verlichting en te vroeg verlijmde vloerbedekking. Daarnaast concludeert de commissie dat de klachten een gevolg zijn van psychosociale factoren zoals o.a. een hoge werkdruk door de hoge instroom in 2015 en 2016, onzekerheid over continuïteit van de aanstelling en onregelmatige werktijden. Zowel het COA als ik vinden het zeer belangrijk dat er verklaringen voor de klachten zijn gevonden. Het COA volgt de aanbevelingen om de situatie te verbeteren dan ook op, waarmee reeds een start is gemaakt. Ik licht dit hieronder verder toe. Onderstaande uitleg is daarmee mede te beschouwen als aanvullende beantwoording op de eerdere Kamervragen.
Onderschrijft u de conclusies en bijbehorende aanbevelingen van de onderzoekscommissie?
Ik onderschrijf de aanbevelingen en conclusies van de onderzoekscommissie. Het COA is de dag na het verschijnen van het rapport van start gegaan met het oppakken en uitvoeren van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Zo heeft het COA diverse schoonmaakwerkzaamheden laten verrichten zoals o.a. van het kantoormeubilair, de ventilatieroosters en de in- en uitblaasroosters. Daarnaast hebben externe deskundigen de luchtinstallaties chemisch en technisch gereinigd. Ook worden aanpassingen verricht die er voor zorgen dat meer natuurlijke ventilatie in de gebouwen mogelijk wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de expertise van een externe installateur. Zoals de commissie heeft aanbevolen zal de vloerbedekking in de tijdelijke gebouwen binnenkort worden vervangen. De spots met ledverlichting worden voorzien van afschermplaatjes. Ook wordt het mogelijk gemaakt om de ledverlichting te dimmen.
Het COA ziet er nauwgezet op toe dat al deze werkzaamheden tot voor de medewerkers positieve resultaten leiden. Het COA zal ook na afronding van alle reinigings- en vervangingswerkzaamheden regelmatig de chemische en microbiële luchtkwaliteit (laten) monitoren. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de deskundigheid van een extern en onafhankelijk laboratorium dat gespecialiseerd is in water en binnenmilieu.
Welke (technische) maatregelen gaat het COA nu nemen om de werkomstandigheden van haar medewerkers op de werkvloer te verbeteren ten aanzien van het binnenklimaat? Op welke termijn worden deze maatregelen doorgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat het COA nemen om de verstoorde relatie met haar medewerkers te herstellen? Hoe worden de zorgelijke psychosociale factoren aangepakt?
Voor de betrokken medewerkers vind ik het een vervelende situatie dat medewerkers ten aanzien van de oorzaak van hun gezondheidsklachten, lang in onzekerheid hebben gezeten. Ik ben blij dat met het verschijnen van het rapport aan deze onzekerheid een einde is gekomen. Het COA-bestuur neemt de werkgerelateerde stress van haar medewerkers zeer serieus en neemt de aanbeveling van de onderzoekscommissie om de psychosociale factoren binnen de werkomgeving te verbeteren over. Het COA is zich bewust van de soms moeilijke omstandigheden waarin werknemers van het COA hun werk doen, zeker ten tijde van de hoge instroom in 2015 en 2016 die het eerst en het meest voelbaar was voor de medewerkers in Ter Apel. Het doel is om, in nauwe samenwerking met alle betrokken medewerkers, het vertrouwen te herstellen en de psychosociale factoren aan te pakken. Er worden gesprekken gevoerd met de medewerkers waarin onder andere wordt besproken welke verbeteringen de medewerkers nodig en wenselijk achten, en wat er nodig is om het vertrouwen te herstellen. Daarnaast hebben de gesprekken tot doel ervoor te zorgen dat iedere medewerker zich vrij voelt om al wat wenselijk is te melden aan de collega’s en leidinggevenden. Deze gesprekken worden, waar daar behoefte aan is, begeleid door externe deskundigen.
Het bericht ‘Groeiende groep vluchtelingen uit Syrië wil terug naar huis’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Groeiende groep vluchtelingen uit Syrië wil terug naar huis»?1
Ja
Wat vindt u van het feit dat vluchtelingen die vrijwillig willen terugkeren niet worden geholpen door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)? Waarom wordt vreemdelingen ondersteuning onthouden wanneer zij welbewust willen terugkeren naar hun land van herkomst?
De afgelopen maand heb ik gesprekken gevoerd met het hoofd van de Nederlandse missie van IOM en de Directeur-Generaal van IOM en daarin aangegeven dat het gelet op het vrijwillige karakter van deze terugkeer wenselijk zou zijn als IOM hierbij zou kunnen ondersteunen. Door IOM is aangegeven dat IOM het verzoek van Nederland begrijpt en dat IOM het recht op terugkeer ook uiteraard erkent. Ondersteuning hierbij door IOM beschouwt IOM op dit moment niet opportuun. Er is een aantal redenen waarom IOM geen ondersteuning kan bieden bij de vrijwillige terugkeer van (individuele) terugkeerders naar Syrië.
Voor IOM is het belangrijk dat wanneer mensen willen terugkeren IOM hen na terugkeer ook ondersteuning kan bieden in Syrië zelf. Dat is op dit moment niet mogelijk omdat IOM slechts beperkt in Syrië aanwezig is. IOM vindt de situatie in Syrië, die ook van dag tot dag verandert op dit moment nog te gevaarlijk. Ook is er sprake van een wisselende politieke context. Daar waar er wel aanwezigheid is, met name in het zuiden en noorden/noordoosten van Syrië, is IOM voornamelijk bezig met het bieden van humanitaire hulp aan de grote groepen binnenlands ontheemden.
Een andere reden is dat IOM opereert onder het mandaat van de VN. Voor het bieden van ondersteuning bij terugkeer is in het algemeen de medewerking van de autoriteiten in de landen van herkomst nodig. Indien IOM in dit geval zonder medewerking van het Assad-regime ondersteuning aan terugkeer zou verlenen, zou dit gevolgen kunnen hebben voor de bredere VN-relatie met het Assad-regime en daarmee voor de algehele toegang van VN-organisaties tot Syrië. De overweging om vooralsnog geen ondersteuning te bieden bij terugkeer moet dan ook worden gezien in het licht van het bredere afwegingskader van de VN.
Dit betekent niet dat personen die willen terugkeren naar Syrië geen ondersteuning wordt geboden. Als Syriërs willen terugkeren naar hun land van herkomst dan kunnen zij zich wenden tot de Dienst Terugkeer en Vertrek. De DT&V kan hen helpen bij het verkrijgen van een ticket (via Teheran naar Damascus) en kan eventueel ook een financiële bijdrage meegeven. Hierbij is het van belang dat de betrokkenen in bezit zijn van een geldig paspoort of deze aanvragen.
Ziet u in het feit dat vluchtelingen vrijwillig willen terugkeren naar Syrië, reden om te komen tot herijking van het landgebonden asielbeleid voor Syrië?
Ik baseer mijn beleid op de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het nieuwe ambtsbericht voor Syrië wordt in de zomer van dit jaar verwacht. Op basis van dat ambtsbericht zal ik bepalen of aanpassing van beleid aan de orde is. Dat in sommige gevallen individuele vluchtelingen willen terugkeren naar Syrië is voor mij vooralsnog geen reden om het landgebonden asielbeleid voor Syrië te herijken.
Op welke wijze is gewaarborgd dat regelmatig getoetst wordt of de grond voor verlening van een verblijfsvergunning is vervallen doordat mogelijkheden voor terugkeer zijn ontstaan? Wordt hierbij bijzondere aandacht gegeven aan Syriërs, gezien de omvang van deze groep?
Wanneer een persoon een asielverzoek doet, wordt door de IND beoordeeld of er bescherming dient te worden geboden. Als een persoon voor bescherming in aanmerking komt, wordt een vergunning asiel verstrekt. Dat er in sommige gevallen individuele personen terugkeren naar hun land van herkomst betekent niet automatisch dat daarmee de veiligheidssituatie – en daarmee de grond voor de vergunning – is veranderd.
Om na te gaan of er sprake is van een gewijzigde veiligheidssituatie worden voor de belangrijke herkomstlanden regelmatig nieuwe ambtsberichten van Buitenlandse Zaken gevraagd. Op basis van deze ambtsberichten kan worden beoordeeld of aanpassing van landenbeleid nodig is. Indien dat aan de orde is kan dit aanleiding geven voor de IND om een herbeoordeling te doen van de verleende asielvergunningen. Wanneer de grond vervalt op grond waarvan de vergunning is verkregen kan deze worden ingetrokken en dient de betreffende persoon Nederland te verlaten.
Bent u bereid om te verkennen met welke extra ondersteuning en nieuwe initiatieven in Syrië de veilige terugkeer van Syriërs kan worden bevorderd? Welke lessen kunnen hierbij worden geleerd van eerdere ervaringen, zoals de terugkeer van Kosovaren?
Wanneer Syriërs willen terugkeren dan kunnen zij zich wenden tot de Nederlandse overheid. De DT&V kan ondersteuning bieden bij de zelfstandig terugkeer door – zoals aangegeven in het antwoord op vraag twee – bijvoorbeeld het vergoeden van een ticket of vervangende documenten of door het bieden van een financiële bijdrage. Aan de andere kant geldt in het Nederlandse beleid voor Syrië dat personen uit dit land over het algemeen in aanmerking komen voor bescherming omdat op basis van het laatste ambtsbericht en overige landeninformatie geconcludeerd wordt dat de veiligheidssituatie zeer te wensen overlaat. Dit betekent dus ook dat zij in Nederland mogen blijven. Het feit dat er enkele personen nu willen terugkeren betekent voor mij niet dat daarmee het beschermingsbeleid dient te worden gewijzigd. Hiervoor wacht ik het nieuwe ambtsbericht af dat in de zomer van dit jaar wordt verwacht. Initiatieven om de zelfstandige terugkeer naar Syrië te bevorderen vind ik gelet op de situatie in Syrië nog niet aan de orde. Mocht de situatie dusdanig zijn veranderd dat geen bescherming meer hoeft te worden gegeven dan zal ook worden gekeken hoe Syriërs het best kunnen worden geholpen bij hun terugkeer. Bij het opzetten van dergelijke programma’s wordt ook rekening gehouden met de lessen die zijn geleerd van eerdere terugkeerinitiatieven, zoals destijds ten aanzien van Kosovo.
Het bericht 'Te weinig geld voor bijstandsuitkering vluchtelingen' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Léon de Jong (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Te weinig geld voor bijstandsuitkering vluchtelingen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het absurd is dat gemeenten miljoenen tekort komen om bijstandsuitkeringen te verstrekken door de groei van het aantal bijstandsontvangers als gevolg van de grote migranteninstroom van de afgelopen jaren?
In 2016 is sprake van een tekort op het budget voor bijstandsuitkeringen. Ongeveer de helft van dit tekort wordt verklaard door de verhoogde instroom van statushouders, die leidt tot een toenemend beroep op bijstand. Het budget voor gemeenten voorziet met één jaar vertraging in dit toenemende beroep. Voor 2016 en 2017 zijn daarom bestuurlijke afspraken gemaakt met VNG. Afgesproken is dat het Rijk gemeenten op aanvraag tegemoetkomt in de extra bijstandskosten middels een voorschot. De verstrekte voorschotten maken geen onderdeel uit van het macrobudget.
Welk percentage vormen de niet-westerse allochtonen in de bijstand? Wat kost dit per jaar? Deelt u de mening dat de oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in de bijstand een ongekende druk legt op de houdbaarheid van onze verzorgingsstaat en dat hardwerkende Nederlanders daar iedere dag weer de prijs voor moeten betalen? Zo nee, waarom niet?
In september 2017 ontvingen 273.000 mensen met een niet-westerse migratieachtergrond een bijstandsuitkering. Dit is circa de helft van het bijstandbestand. Exacte gegevens zijn niet beschikbaar, maar dit betreft bij benadering een overeenkomstig deel van de uitgaven aan algemene bijstand. Het kabinet berust er niet in dat deze groep relatief vaak afhankelijk is van de bijstand. Daarom is er door mijn ministerie een programma gestart om de positie van Nederlanders met een migratieachtergrond en statushouders op de arbeidsmarkt te verbeteren met als doel om de participatie te verhogen.
Deelt u voorts de mening dat het zijn van een verzorgingsstaat en het zijn van een immigratieland een onmogelijke combinatie is?
In Nederland wordt er bescherming geboden aan vluchtelingen en als het nodig is kunnen statushouders, net als iedereen, terugvallen op een bijstandsuitkering. Op basis van internationale verdragen kan hierbij geen onderscheid worden gemaakt tussen statushouders en andere ingezetenen. Net als voor Nederlanders in de bijstand geldt voor statushouders een activerend beleid dat gericht is op een snelle uitstroom naar werk. Door de goede economische omstandigheden nemen voor mensen in de bijstand de kansen om uit te stromen naar werk toe. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om waar nodig daarbij ondersteuning te bieden. Voorts geldt dat staand beleid reeds is dat verwijtbaar niet voldoen aan de inburgeringsplicht consequenties heeft voor de hoogte van de sociale voorziening. Bovendien geldt dat als ze zich onvoldoende inspannen om de taal te leren, hun bijstandsuitkering wordt verlaagd. Ik zie geen reden om de regels hieromtrent aan te passen.
Bent u bereid maatregelen te nemen teneinde onze verzorgingsstaat te beschermen en houdbaar te houden voor de toekomst en derhalve te bewerkstelligen dat alle bijstandsuitkeringen van statushouders per direct worden ingetrokken en tevens niet meer worden verstrekt aan statushouders en dat alle bijstandsuitkeringen per direct worden ingetrokken van mensen die niet voldoen aan de taaleis dat voorts immigranten pas nadat zij tien jaar in Nederland hebben gewoond en gewerkt en geen strafbare feiten hebben gepleegd eventueel aanspraak kunnen doen op de bijstand en dat de Nederlandse grenzen worden gesloten voor alle asielzoekers en voor alle immigranten uit islamitische landen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat een euro maar één keer kan worden uitgegeven en dat derhalve iedere euro die wordt uitgegeven aan niet-westerse allochtonen uit bijvoorbeeld de bijstandspot niet meer kan worden uitgegeven aan onze eigen mensen en dat dit leidt tot onmiskenbare achterstelling van hardwerkende Nederlanders, ouderen en gehandicapten?
Alle ingezeten van Nederland met een inkomen onder het sociaal minimum kunnen van rechtswege terugvallen op een bijstandsuitkering. Verstrekking hiervan doet niets af aan de rechtspositie van andere ingezetenen. Van discriminatie van welke bevolkingsgroep dan ook is geen sprake. Voorts is het budget dat gemeenten ontvangen voor de financiering van bijstandsuitkeringen niet geoormerkt. Gemeenten hebben een stevige financiële prikkel om het beroep op de bijstand te beheersen. Door de goede economische omstandigheden nemen ook voor mensen in de bijstand de mogelijkheden om uit te stromen naar werk toe. Gemeenten hebben beleidsvrijheid in het besteden van een overschot en het dekken van een tekort. De afweging tussen verschillende beleidsprioriteiten vindt derhalve decentraal plaats.
Kunt u uitsluiten dat de oplopende tekorten, die zijn ontstaan door de hoge migratiestromen de afgelopen jaren, niet zullen leiden tot extra discriminatie van Nederlanders en extra (decentrale) bezuinigingen op de zorg, ouderenbeleid, infrastructuur en zaken die Nederlanders in hun portemonnee raken?
Zie antwoord vraag 6.
De zorg voor zieken en mensen met een beperking in AZC’s |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «doodzieke Amir (10) mag nog niet terug naar zijn ouders in Emmen»?1
Ja. Zoals u weet ga ik niet in op individuele zaken. Ik zal uw vragen daarom in algemene zin beantwoorden. Ook de vragen die zien op de individuele omstandigheden van Amir en zijn ouders.
Wat is het beleid omtrent het verblijf van asielzoekers en/of statushouders die dermate ernstig ziek zijn en/of een zodanige beperking hebben dat de zorgvoorzieningen in of rond asielzoekerscentra (azc’s) onvoldoende zijn? Wat is hierbij de positie van eerstegraads familieleden en/of partners met wie gezamenlijk wordt verbleven?
Wanneer de zorgvoorzieningen in of rond de asielzoekerscentra niet voldoende zijn voor een ernstig zieke of beperkte bewoner, zijn er verschillende mogelijkheden:
In welke mate zijn azc's geschikt voor de opvang van ernstig zieken en mensen met een beperking? Op welke begeleiding kunnen personen met een beperking rekenen? In welke mate zijn de voorzieningen voor personen met een beperking binnen azc's in lijn met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap?
De opvangvoorzieningen van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zijn er op (in)gericht om asielzoekers zo goed mogelijk op te vangen. Hierbij is ook rekening gehouden met mensen met een medische aandoening of een beperking. Zo kent het COA speciale woonunits die geschikt en ingericht zijn voor minder validen.
Verder hebben asielzoekers recht op vergelijkbare medische zorg als ingezetenen van Nederland. Net als in de reguliere gezondheidszorg kunnen asielzoekers in bepaalde situaties gebruik maken van thuiszorg, verpleging, verzorging, of aanspraak maken op hulpmiddelen en gelden de volledige aanspraken zoals opgenomen in de Regeling Zorg Asielzoekers.
Het COA is echter geen zorginstelling. Daar waar de zorgvraag het niet toelaat dat een asielzoeker (nog langer) op een asielzoekerscentrum verblijft wordt gezocht naar een zorginstelling, zoals een verzorgingshuis of een verpleeghuis, waar de zorg geboden kan worden die nodig is.
De voorzieningen voor personen met een beperking binnen azc’s zijn in lijn met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
Wordt bij de voorzieningen en begeleiding van personen met een beperking binnen azc's onderscheid gemaakt tussen personen mét en zonder verblijfsstatus? Zo ja, waarin uit zich dit onderscheid?
Nee er wordt binnen de opvang geen onderscheid gemaakt in de voorzieningen en begeleiding tussen mensen met en zonder verblijfsstatus.
Kunt u aangeven waarom het in het geval van Amir noodzakelijk is geweest om een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing toe te passen? Waren de ouders niet bereid om externe behandeling te accepteren?
Als de Raad voor de Kinderbescherming de situatie waarin een kind verblijft zeer zorgelijk vindt, kan de Raad, indien de Raad van mening is dat de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging weg te nemen, de rechter verzoeken om een voorlopige ondertoezichtstelling. Een verzoek om voorlopige ondertoezichtstelling kan gepaard gaan van een verzoek om uithuisplaatsing indien dit in het belang is van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De ouders worden door de raadsonderzoeker in principe vooraf op de hoogte gesteld van het verzoek om een voorlopige ondertoezichtstelling.
Kunt u verklaren waarom het zo lang duurt (al een jaar) voordat aan het gezin van Amir een woning wordt toegewezen die geschikt is voor een gezin met een kind met een beperking?
Als een gezin een verblijfsvergunning heeft gekregen, gaat de gemeente op zoek naar passende huisvesting voor het gezin. Er kunnen diverse redenen zijn, zoals omvang van het gezin of specifieke voorzieningen in een huis, waardoor het vinden van passende huisvesting meer tijd kost. Zolang geen passende woning is gevonden wordt het gezin opgevangen in een opvanglocatie van het COA.
Hoeveel statushouders wachten momenteel op een aangepaste woning en wat is de gemiddelde wachttijd?
Het exacte aantal vergunninghouders dat wacht op een aangepaste woning is niet beschikbaar. De streeftermijn voor uitplaatsing van vergunninghouders is 3 ½ maand na vergunningverlening, maar deze termijn wordt lang niet altijd behaald. Hoe lang het duurt voordat een vergunninghouder met een bijzondere woonbehoefte uitstroomt, kan per individueel geval verschillen en is afhankelijk van een aantal factoren, zoals gezinssamenstelling, de aard van de lichamelijke of medische beperkingen én de regio van huisvesting. Zeker waar het huisvesting betreft van vergunninghouders die een aangepaste woning behoeven, kan het zoeken naar passende woonruimte langer duren dan de streeftermijn.
Welke plicht rust er op gemeenten om bij toewijzing van een statushouder met een bijzonder woonbehoefte hierin te voorzien en te begeleiden? In welke mate is volgens u aan deze plicht voldaan in het geval van Amir en zijn familie?
Vergunninghouders hebben bij de toewijzing van passende woonruimte dezelfde rechten en plichten als Nederlandse woningzoekenden. En dus ook recht op dezelfde vormen van begeleiding, medische of maatschappelijke ondersteuning of aanpassing van de woning. Het is aan het oordeel van de gemeente of een woning in het individuele geval passend is. Het COA en ook ik treden niet in deze bevoegdheid.
Een nieuwe lokatie voor illegalenopvang in Groningen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuw bed-bad-brood-pand Groningen»?1
Ja.
Waarom staat u toe dat tientallen gemeenten in Nederland illegalen op blijven vangen, waardoor het terugkeerbeleid ernstig wordt ondermijnd?
Laat ik voorop stellen dat ik meen dat de onderliggende problematiek – vreemdelingen met een vertrekplicht die niet uit Nederland vertrekken en in gemeenten verblijven – het best gezamenlijk door rijk en gemeenten kan worden aangepakt. Daarom heb ik uw Kamer op 29 november jl2 ook laten weten dat ik betreur dat het tot op heden niet gelukt is om hiervoor een bestuursakkoord te sluiten.
De vreemdelingenwet, noch andere wet- en regelgeving kent op dit moment een verbod op opvang door gemeenten van vreemdelingen die niet langer rechtmatig in Nederland verblijven. Zoals ik ook in voornoemde brief heb aangekondigd, ben ik een verkenning gestart om te kijken welke mogelijke wettelijke middelen aan uw Kamer zouden kunnen worden voorgesteld waarmee de rijksoverheid gemeenten kan verhinderen structureel opvang te bieden aan deze doelgroep.
Bent u bereid de geplande komst van de nieuwe locatie voor illegalenopvang in Groningen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, gezien het antwoord op vraag 2, kan ik dat nu niet.
Bent u tevens bereid de andere tientallen gemeenten die aan illegalenopvang doen aan te pakken, bijvoorbeeld door te korten op het gemeentefonds, zodat alle bed-bad-brood locaties verdwijnen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat ben ik niet. Het korten op het gemeentefonds is op dit moment geen werkbaar wettelijk middel om het aanbieden van bed-bad-brood voorzieningen te verhinderen. De belangrijkste reden hiervoor is dat er geen wettelijke norm is die het bieden van dergelijke voorzieningen door gemeenten verbiedt. Zonder norm kan er ook geen handhaving plaatsvinden.
Kunt u aan de Nederlandse burger uitleggen waarom er belastinggeld gaat naar de opvang van vreemdelingen die hier niet eens mogen zijn en die hun vertrekplicht bewust aan hun laars lappen?
Het Rijk financiert sinds december 2016 geen gemeentelijke onderdaksvoorzieningen meer t.b.v. vreemdelingen met een wettelijke vertrekplicht. Gemeenten die dit uit eigen beweging en met eigen middelen blijven doen zijn verantwoording aan hun eigen gemeenteraad verschuldigd.
Kunt u er voor zorgen dat illegalen niet worden gepamperd maar uit Nederland vertrekken en voor zover dat (nog) niet gebeurt worden vastgezet? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt voor het Kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht op verblijf (meer) heeft, op deze vreemdeling de verplichting rust om Nederland te verlaten. De vreemdeling is zelfstandig naar Nederland gekomen en kan in de meeste gevallen ook zo vertrekken. De vreemdeling kan hierbij worden ondersteund door de DT&V en IOM. Daar waar iemand niet zelfstandig vertrekt, kan gedwongen vertrek aan de orde zijn. Bewaring en gedwongen uitzetting zijn daarbij de laatste stappen. Bewaring is gebonden aan diverse bindende Europese regels en is uitsluitend mogelijk bij een risico op onttrekking en een daadwerkelijk zicht op uitzetting. Omdat voor dat laatste de medewerking met landen van herkomst van belang is, zet Nederland zowel bilateraal als in Europees verband in op het maken van afspraken met deze landen over terug- en overname van hun onderdanen. Veel vreemdelingen beschikken niet over de benodigde identiteitsdocumenten en voor hen dient een vervangend reisdocument aangevraagd te worden bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het vermoedelijke land van herkomst. Dat lukt echter niet altijd.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers, temeer daar u niet in staat bent afgewezen asielzoekers het land uit te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat ben ik niet, omdat dat voor dit doel niet alleen onwenselijk maar tevens ondoelmatig en onrechtmatig zou zijn.
Het terugsturen van kinderen naar Afghanistan |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel mensen worden jaarlijks teruggestuurd in het kader van de Joint Way Forward overeenkomst? Hoeveel hiervan zijn kinderen? Hoeveel hiervan zijn alleenstaande kinderen?
Welk belang heeft de staat erbij dat Afghaanse kinderen terug naar Afghanistan worden gestuurd waar zij het risico lopen slachtoffer te worden van kinderrechtschendingen? Wanneer is het belang van het kind wel groter dan het belang van de staat?
Op welke manier doet het opvangen van Afghaanse kinderen afbreuk aan het maatschappelijk draagvlak voor het vreemdelingenbeleid? Waarom kiest u er niet voor dit maatschappelijk draagvlak op andere manieren te vergroten dan de kinderen terug te sturen?
Waarom is het delen van de ernstige zorg over de schendingen van kinderrechten in Afghanistan niet voldoende om kinderen niet terug naar Afghanistan te sturen? Welke omstandigheden zouden u er wel toe bewegen niet langer kinderen terug naar Afghanistan te sturen?
Hoe zijn het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind, de zorgen over kinderrechtenschendingen en het terugsturen van kinderen naar Afghanistan volgens u met elkaar verenigbaar?
Welke belangen van Afghaanse kinderen worden gediend door ze terug te sturen naar Afghanistan? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op het belang van alleenreizende minderjarigen?
Wat verstaat u onder adequate opvang in Afghanistan?
Onder adequate opvang in het land van herkomst wordt iedere opvang (ongeacht de vorm) verstaan waarvan de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waaronder opvang wordt geboden aan leeftijdsgenoten die zich in een gelijkwaardige positie als de terugkerende amv bevinden.
Een opvangvoorziening wordt aangemerkt als adequaat als de opvangvoorziening de minderjarige in ieder geval naar lokale maatstaven biedt:
Bij het zoeken naar adequate opvang zal er primair naar worden gestreefd om de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen. Opvang bij ouders is in beginsel aan te merken als adequaat. Ook kan het zijn dat uit feiten en omstandigheden naar voren komt dat een ander familielid (of een meerderjarige, niet zijnde een familielid) adequate opvang kan bieden. Dit is maatwerk en wordt per casus onderzocht.
Mocht het niet lukken om de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen, wordt onderzocht of adequate opvang in een (particuliere of van overheidswege) opvanginstelling voorhanden is.
Voor Afghanistan geldt op dit moment dat algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn en de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.
Welke andere mogelijkheden van adequate opvang worden in Afghanistan gezocht indien hereniging met ouders of andere familieleden niet lukt?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er speciale regievoerders en tolken die getraind zijn in het voeren van terugkeergesprekken met Afghaanse kinderen? Zo ja, hoeveel en is dit toereikend? Zo nee, bent u bereid ervoor te zorgen dat zij er wel komen?
De Dienst, Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft speciale regievoerders die de vertrekgesprekken voeren met amv’s in het algemeen. Het aantal regievoerders is afgestemd op het aantal amv zaken dat bij de DT&V in behandeling is. De DT&V zet voor de gesprekken met amv’s tolken in die ook ingezet worden voor gesprekken met volwassen vreemdelingen. De tolk is onafhankelijk en zijn rol beperkt zich tot het vertalen van het gesprek. De insteek van het gesprek wordt bepaald door de regievoerder en de vertrekstrategie wordt vooraf besproken met de voogd. De Nidos voogd wordt voor een vertrekgesprek met een amv altijd uitgenodigd om aanwezig te zijn. Ik zie daarom geen noodzaak voor speciale tolken voor gesprekken met (Afghaanse) amv’s.
Worden er maatregelen genomen om te voorkomen dat alleenreizende Afghaanse minderjarigen slachtoffer worden van uitbuiting en misbruik in Europa? Zo ja, welke zijn dit specifiek? Zo nee, bent u bereid hiertoe initiatief te nemen binnen Europa?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Gesthuizen en Kooiman (SP) over alleenstaande minderjarige vreemdelingen die slachtoffer worden van mensenhandel en uitbuiting d.d. 23 januari 2017 werken EU-lidstaten met elkaar samen om mensenhandel te voorkomen en bestrijden. Om signalen van mensenhandel bij de Europese buitengrenzen te herkennen, heeft Frontex bijvoorbeeld een handleiding ontwikkeld om grensbewakers daarin te trainen2. Deze handleiding bevat ook advies over hoe grensbewakers met minderjarige slachtoffers moeten omgaan. De lidstaten werken ook operationeel samen om mensenhandel van minderjarigen op te sporen en te vervolgen. Zo is mensenhandel van minderjarigen één van de sub-projecten van EMPACT THB3, waar Nederland ook aan deelneemt. Binnen EMPACT wordt ook aandacht besteed aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel binnen migratiestromen en de kwetsbare positie van migrantenkinderen voor uitbuiting. Er wordt ingezet op het uitwisselen van informatie en kennis en het initiëren van operationele acties en opsporingsonderzoeken. Daarnaast wordt in 2017 binnen EMPACT ook aandacht besteed aan opleidingen voor de opsporing om de uitbuiting van kinderen beter te kunnen onderkennen en multidisciplinair aan te kunnen pakken. Het Europees opleidingsagentschap voor opsporing (CEPOL) draagt daaraan bij.
Verder hebben hulporganisaties bij de opvang van vluchtelingen altijd speciale aandacht voor de noden van alleenstaande minderjaren, vooral voor hun veiligheid.
Naast deze maatregelen, kan het realiseren van een zichtbaar effectief terugkeerbeleid voor alleenstaande minderjarigen die niet in Europa mogen blijven ook bijdragen aan het tegengaan van illegale migratie en smokkel van deze groep omdat het laat zien dat dit niet loont. Omgekeerd werkt het ontbreken van een effectief terugkeerbeleid illegale inreis in de hand.
Het bericht dat het COA niks zou doen tegen homo-hatende asielzoekers |
|
Keklik Yücel (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin melding wordt gedaan van ervaringen uit asielzoekerscentra, waarbij het medewerkers van het Centraal Orgaan Opvang asielzoekers (COA) niet zouden ingrijpen richting asielzoekers die bedreigend zijn richting LHTB-asielzoekers (lesbiennes, homo's, transgenders en biseksuelen)? Zo ja, in welke mate herkent u dit beeld vanuit signalen die u hierover krijgt?1
Van het bericht heb ik kennis genomen. Het beeld dat medewerkers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) niet zouden ingrijpen richting bewoners die LHBT-bewoners bedreigen herken ik echter niet. COA medewerkers zijn zeer betrokken bij het bieden van veiligheid aan kwetsbare bewoners, waaronder LHBT’s. Het COA heeft hiertoe diverse maatregelen en mogelijkheden ter beschikking.
Deelt u de mening dat dergelijk gedrag onacceptabel is en dat we nooit mogen accepteren dat asielzoekers met een LHTB-achtergrond ongelijk worden behandeld en zich onveilig voelen?
Ja, die mening deel ik.
Hoe wordt er opgetreden tegen asielzoekers die zich hier niet aan wensen te houden of ongewenst gedrag vertonen?
Bewoners die zich niet wensen te houden aan de regels van de rechtstaat, en/of de huisregels van het COA of die bedreigend gedrag vertonen richting LHBT-personen worden streng aangepakt, teneinde duidelijk te maken dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd. Het COA maatregelenbeleid is vorig jaar aangescherpt, zoals aan uw Kamer uitgebreid geschetst in de zogenoemde «maart-brief».2
Indien sprake is van een strafbaar feit stimuleert het COA het slachtoffer om aangifte te doen. Bij strafbare feiten wordt door het COA altijd een melding gedaan bij de politie en, indien COA-medewerkers direct getuige zijn van een strafbaar feit, kan COA ook zelf aangifte doen. Zodra duidelijk is wie het incident heeft veroorzaakt wordt de dader aangepakt. Indien het OM tot vervolging overgaat kan een veroordeling wegens een ernstig misdrijf onder voorwaarden tot gevolg hebben dat een verblijfsvergunning wordt ingetrokken dan wel niet wordt verleend.
Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot de beschikbaarheid van vertrouwenspersonen bij opvangcentra, zoals eerder toegezegd naar aanleiding van eerdere situaties van bedreiging en geweld richting homoseksuele asielzoekers? Zijn deze vertrouwenspersonen overal aangewezen? Zo, nee waarom niet? Zo ja, wat zijn tot nu toe de resultaten?
Het COA heeft per 1 augustus 2016 op iedere locatie een medewerker aangewezen die de rol vervult van coördinerend vertrouwenspersoon voor kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s. Besloten is deze functie te beleggen bij de contactpersoon veiligheid, omdat deze medewerker een goed overzicht heeft van de incidenten die hebben plaatsgevonden. De coördinerend vertrouwensfunctionaris fungeert ook als aanspreekpunt voor de collega’s en als aanspreekpunt voor externe organisaties. Alle coördinerend vertrouwensfunctionarissen hebben in de tweede helft van 2016 een aanvullende training doorlopen, met als doel om de reeds bestaande kennis over het borgen van veiligheid te vergroten en zo het bewustzijn op dit terrein op alle locaties verder te bevorderen.
Hoe wordt asielzoekers duidelijk gemaakt vanaf dag één bij een opvanglocatie welke waarden in Nederland gelden, zoals de gelijkwaardigheid van LHTB'ers en het onacceptabel zijn van bedreiging en geweld? In welke mate en hoe wordt er in dat licht ook gebruik gemaakt van de inzet van homorechtenambassadeurs?
In de opvanglocaties worden de bewoners op diverse manieren geïnformeerd en voorgelicht over de normen en waarden waaraan zij zich dienen te houden. Op de azc's en de gezinslocaties wordt een programma toegepast, op basis waarvan veel aandacht wordt besteed aan de veiligheid op de locatie en aan hoe een COA-bewoner zich geacht wordt te gedragen. Ook grondrechten, normen en waarden en het verbod op discriminatie krijgen hierin aandacht. Op verschillende momenten wordt hierover met bewoners gesproken. Met iedere bewoner wordt binnen 48 uur na aankomst op locatie een gesprek gevoerd waarin extra aandacht wordt besteed aan artikel 1 van de Grondwet. Binnen 30 dagen na binnenkomst heeft elke nieuwe bewoner deelgenomen aan een groepsgesprek over veiligheid.
Ten slotte zijn er diverse voorlichtingsproducten ontwikkeld. Op deze manier wordt er op diverse manieren voor gezorgd dat bewoners goed geïnformeerd zijn over de in Nederland geldende vrijheden en de gelijkheid van een ieder.
Naast de voorlichting komt het thema veiligheid ook aan bod in de begeleiding die COA aan alle bewoners biedt gedurende het verblijf op de locatie. Het onderwerp veiligheid kan dan ook in individuele begeleidingsgesprekken aan bod komen.
Er wordt hierbij geen gebruik gemaakt van homorechtenambassadeurs. Wel heeft het COA veel contact met LHBT belangenorganisaties. Zo worden trainingen ontwikkeld door en in samenwerking met het COC en nemen de belangenorganisaties deel aan de Werkgroep Informatievoorziening Grondrechten.
Daarnaast heeft de Minister van OCW het initiatief genomen om een applicatie te laten ontwikkelen. De app helpt gebruikers bij het vinden van hun weg in «roze Nederland», geeft informatie over LHBT-rechten en biedt ondersteuning in geval van discriminatie. Zo geeft de applicatie informatie over de instanties die benaderd kunnen worden wanneer LHBT-vluchtelingen op zoek zijn naar contact met andere homoseksuelen, maar ook informatie over welke instanties benaderd kunnen worden wanneer men zich onveilig voelt. Daarnaast kunnen gebruikers eenvoudig en snel informatie vinden over de Nederlandse cultuur en de uitgangspunten van de Nederlandse rechtstaat.
Op welke wijze kan naar uw mening de veiligheid en de gelijke behandeling van asielzoekers met een LHTB-achtergrond mogelijk verder worden verbeterd?
Er zijn in de loop van 2016 diverse maatregelen genomen naast de mogelijkheden die COA op dit onderwerp al langer ter beschikking had. COA houdt continu de maatregelen tegen het licht en waar nodig zal het COA blijven verbeteren. Dit zal gebeuren in samenwerking met andere partijen, zoals de belangenorganisaties.
Ik zie dan ook geen reden voor aanvullende maatregelen.
De situatie van een dakloze Belg die al een half jaar in een ziekenhuis in Harderwijk 'woont' |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dakloze Belg «woont» al half jaar in ziekenhuis Harderwijk»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de situatie van deze patiënt, die noodgedwongen in een ziekenhuis moet blijven omdat plaatsing elders niet mogelijk blijkt, waarbij het ziekenhuis de kosten voor de opname en het verblijf moet betalen?
Ik vind het op de eerste plaats van belang dat patiënten zorg krijgen als zij die nodig hebben, onafhankelijk van de vraag op welke wijze dit gefinancierd wordt. Iedereen in Nederland heeft dan ook toegang tot de voor hem of haar medisch noodzakelijke zorg. De arts neemt de gezondheid van en de zorg voor de patiënt als uitgangspunt. Het is voor deze individuele patiënt natuurlijk niet prettig om onnodig in een ziekenhuis te blijven. Evenmin is het voor ziekenhuizen opportuun om patiënten te hebben die geen medisch specialistische zorg nodig hebben.
Ten aanzien van de financiering van buitenlandse patiënten is er in Nederland een aantal regelingen, afhankelijk van de verzekerde of onverzekerde status van een patiënt. Op basis van de bij mij beschikbare informatie is er in deze casus sprake van een onverzekerde Europees ingezetene, waarvan ik van mening ben dat de kosten onderdeel zijn van het reguliere bedrijfsrisico van een ziekenhuis. Voor een uitgebreidere toelichting hierop verwijs ik u naar eerdere antwoorden op Kamervragen over onverzekerde patiënten (onder andere Kamerstuk 33 077, nr. 10).
Wat vindt u ervan dat het St. Jansdal ziekenhuis door verschillende organisaties van het kastje naar de muur wordt gestuurd bij het zoeken naar een structurele oplossing voor de situatie van deze patiënt?
De onverzekerde status van deze patiënt maakt de situatie complex. Als gevolg daarvan is er contact geweest met en tussen verschillende organisaties.
Vanuit VWS is er actie ondernomen door contact te leggen met de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid van België en het Zorginstituut. Op verzoek van VWS heeft het Zorginstituut als Nederlands internationaal verbindingsorgaan contact gehad met haar Belgische collega's om de verzekerde status van de patiënt bevestigd te krijgen en eventuele financieringsmogelijkheden vanuit België te bepalen. Hieruit is naar voren gekomen dat deze patiënt in België niet verzekerd bleek te zijn. Dit is ook teruggekoppeld aan het ziekenhuis.
Wat heeft uw ministerie ondernomen om te komen tot een oplossing voor de situatie van deze patiënt?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft uw ministerie contact gehad met de Belgische autoriteiten om gezamenlijk te komen tot een oplossing? Zo ja, wat heeft dit overleg opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke regels zijn er in Europees verband afgesproken over de bekostiging en vergoeding van zorg aan patiënten uit andere Europese landen die niet verzekerd zijn?
In Europees verband zijn de sociale zekerheidsrechten van EU-onderdanen vastgelegd in verordening 883/04. De verordening bevat aanwijsregels op grond waarvan kan worden vastgesteld onder welke wetgeving met betrekking tot de ziektekostendekking EU-onderdanen vallen. Uitgangspunt is dat mensen wat betreft de ziektekostendekking niet tussen wal en schip vallen, maar deze casus laat zien dat dat niet in alle gevallen te voorkomen is. Voor werknemers is het uitgangspunt van de verordening dat men valt onder de wetgeving van het land waar men werkt. Voor niet-actieven, zoals de patiënt in deze casus, is het uitgangspunt de wetgeving van het woonland (België). Voor onverzekerde EU-onderdanen is er geen specifieke regelgeving. In deze gevallen vormen nationale regels en eventueel de bilaterale betrekkingen de basis.
Ik betreur het dat het voor deze patiënt zo gelopen is, maar benadruk ook dat de regelgeving gebaseerd is op de verzekerde status van de patiënt.
Wat vindt u ervan dat deze situatie zo lang kan voortduren, omdat deze patiënt blijkbaar «niet past in bestaande regelgeving»?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid samen met uw Belgische ambtgenoot te komen tot een spoedige structurele oplossing voor deze patiënt?
Gezien de Belgische status van de patiënt zal ik deze casus nogmaals onder de aandacht brengen van de betrokken Belgische autoriteiten. Daar ligt naar mijn mening de eerste verantwoordelijkheid voor het vinden van een oplossing.
Bent u tevens bereid te bekijken welke lessen uit deze casus kunnen worden getrokken, en hoe in het vervolg de patiënt wel centraal kan worden gesteld?
Ja. Naar mijn mening heeft patiënt zeker centraal heeft gestaan aangezien hij ondanks zijn onverzekerdheid de hele periode medische zorg heeft genoten.
Geregistreerde meldingen en incidenten op –en rondom COA-opvang locaties. |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe verklaart u het grote verschil tussen de door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) geregistreerde gevallen van agressie en geweld tegen personen (2.803) en uiteindelijk aantal aangiftes bij de politie (813)?1
Bij de door het COA geregistreerde meldingen van agressie en geweld tegen personen gaat het om uiteenlopende zaken, die bovendien sterk verschillen in zwaarte. Het COA registreert namelijk álle meldingen die betrekking hebben op de bewoners, onder andere om ervoor te zorgen dat alle medewerkers goed geïnformeerd zijn over de personen die op hun locatie verblijven. Bij incidentmeldingen die de openbare orde raken of waarbij er sprake is van (een vermoeden van) een strafbaar feit geldt de procedure dat het COA de politie inschakelt. Voor het al dan niet overgaan tot aangifte spelen diverse factoren een rol, bijvoorbeeld of er een vermoeden is van een strafbaar feit. Om een voorbeeld te geven: als een asielzoeker boos met deuren slaat, kan het COA dit registreren als een daad van agressie, maar betreft het niet altijd een aangiftewaardige zaak.
In aanvulling op de vorige vraag: kunt u uitsplitsen en toelichten om wat voor (categorieën) gevallen van agressie en geweld tegen personen het gaat die klaarblijkelijk (2.803–813 = 1.990 gevallen) niet hebben geleid tot aangifte en vervolging? Kunt u uitsluiten dat in al deze gevallen geen sprake was van een slachtoffer en/of materiële schade? Zo nee, waarom is in die gevallen dan geen aangifte gedaan en vervolging ingesteld?
Ik kan niet uitsluiten dat er gevallen zijn waarbij er wel materiële schade of een benadeelde was, maar geen aangifte is gedaan of vervolging is ingesteld. Hiertoe kan ik geen nadere uitsplitsing maken, dit wordt namelijk niet geregistreerd bij het COA. Ik kan wel toelichten hoe het komt dat er gevallen zijn waarbij niet is overgegaan tot aangifte of vervolging.
Het COA hanteert de procedure dat bij incidentmeldingen die de openbare orde raken of waarbij sprake is van (een vermoeden van) een strafbaar feit de politie wordt ingeschakeld. Vervolgens wordt in afstemming met de politie bepaald of aangifte kan worden gedaan. Het is niet mogelijk alle meldingen te laten uitmonden in een aangifte (bv geen strafbaar feit gepleegd) en ook niet dat alle aangiften bij de politie leiden tot een vervolging. Wanneer bijvoorbeeld de identiteit van de dader onbekend is (diefstal) of wanneer opsporingsindicaties ontbreken, kan de aangifte niet leiden tot vervolging.
Het patroon dat in deze cijfers zichtbaar wordt, is overigens niet uniek ten opzichte van het landelijk beeld afdoening strafrechtelijke zaken. Ter vergelijking: in 2015 leidde landelijk één op de vijf aangiften van misdrijven tot instroom bij het OM. Daarnaast is de peildatum voor de onderhavige cijfers 1 september 2016. Verwacht wordt dat de komende maanden nog meer verdachten worden aangeleverd en zaken vervolging krijgen.
Er is geen aanleiding te vermoeden dat aangiftes achterwege blijven. Het COA besteedt uitgebreid aandacht aan het doen van aangifte bij een (vermoedelijk) strafbaar feit. In een verplichte training voor alle COA-medewerkers in de uitvoering wordt ruim aandacht besteed aan het aangifteproces en de aangiftebereidheid. Ook krijgen bewoners voorlichting over het aangifteproces. Verder beschikt het COA over huisregels en het maatregelenbeleid, inclusief het Reglement Onthouding Verstrekkingen (ROV), om de veiligheid, leefbaarheid en beheersbaarheid op een locatie te borgen. In geval van incidenten spreekt het COA bewoners aan op hun gedrag en legt, als dat nodig, is maatregelen op.
Hoe verklaart u dat het aantal aanmeldingen bij de politie dat voor aangifte in aanmerking komt (1.629) maar in 50% (813 gevallen) tot een daadwerkelijke aangifte heeft geleid?
Zie antwoord vraag 2.
In aanvulling op de vorige vraag: kunt u bevestigen dat in de helft van deze gevallen waarin dus geen aangifte is gedaan, geen sprake was van een slachtoffer en/of materiële schade? Zo nee, waarom is in die gevallen dan geen aangifte gedaan en vervolging ingesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Was in de helft van de genoemde gevallen bij de politie waarin geen aangifte is gedaan (813 gevallen) sprake van één van de door u gecategoriseerde delicten (openbare orde en vernielingen, vermogen, verkeer, drugs en alcohol, zeden op en rondom COA-opvanglocaties, mensenhandel en mensensmokkel)? Zo ja, waarom is in die gevallen dan geen aangifte gedaan en vervolging ingesteld?
Ook in de categorieën openbare orde en vernielingen, vermogen, verkeer, drugs en alcohol, zeden op en rondom COA-opvanglocaties, mensenhandel en mensensmokkel is er sprake van meldingen die niet hebben geleid tot een aangifte of vervolging.
Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 3 oktober 20162 over geregistreerde meldingen en incidenten op en rondom COA-opvanglocaties, gaan de opgegeven cijfers van de politie over meldingen. Een melding is niet hetzelfde als een strafbaar feit. Bij meldingen kan het ook gaan om registraties van voorvallen die niet bewezen betrekking hebben op een strafbaar feit, bijvoorbeeld een registratie van het signalement van een zich verdacht gedragend persoon bij een locatie. Zoals toegelicht onder de voorgaande antwoorden, kan indien er sprake is van (een vermoeden van) een strafbaar feit, over worden gegaan tot aangifte bij politie, maar zijn er ook verschillende redenen om dat niet te doen.
Kunt u de rechtsgronden en achtergronden van de betreffende zaken schetsen van de tot op heden geweigerde verblijfsvergunningen van (toegelaten) asielzoekers? Hoeveel van deze personen zijn inmiddels ook daadwerkelijk uitgezet naar het land van herkomst en wat gebeurt er met de personen bij wie dat klaarblijkelijk (nog) niet is gelukt? En waarom is dat in die gevallen niet gelukt?
Een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken als sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf dat onder andere toeziet op drugs-, zeden- en geweldsmisrijven, brandstichting en mensenhandel. In de zaken die thans door de IND zijn afgewezen betrof dat veelal geweldsmisdrijven, diefstal (met geweld), huiselijk geweld en overtreding van de Opiumwet. Tegen de veroordeling alsmede de beslissing tot het intrekken danwel weigering van een verblijfsvergunning, kunnen rechtsmiddelen aangewend worden. Dat maakt dat personen in afwachting van de uitkomst van ingestelde procedures Nederland niet onmiddellijk verlaten.
Voor wat betreft de uitzettingen is één persoon inmiddels uitgezet naar het land van herkomst. Twee personen zijn strafrechtelijk uitgeleverd en ten aanzien van één persoon is de uitleveringsprocedure in gang gezet. De redenen waarom de overige personen Nederland (nog) niet hebben verlaten zijn: rechtsmiddelen tegen de beëindiging van het verblijfsrecht die in Nederland afgewacht mogen worden, een nieuw gestarte asielprocedure die eerst doorlopen moet worden, strafrechtelijke detentie of een strafrechtelijke maatregel die nog voortduurt, de afgifte van een (vervangend) reisdocument dat op zich laat wachten bij gebrek aan medewerking van de buitenlandse autoriteiten, beletselen op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens die maken dat terugkeer naar het land van herkomst niet mogelijk is en het buiten beeld raken van de overheid. Van één persoon is gebleken dat de vergunning onterecht is ingetrokken.
Kunt u een overzicht geven van de landen van de herkomst van asielzoekers die betrokken zijn bij de geregistreerde meldingen en incidenten? Zo nee, waarom niet?
Het COA maakt voor registratie van incidenten gebruik van een digitaal Integraal Bewoners Informatie Systeem (IBIS). In dit bewonersregistratiesysteem registeren COA-medewerkers alle relevante bewonersinformatie, waaronder de incidenten waarbij bewoners betrokken waren. Ook de (vermoedelijke) nationaliteit van bewoners wordt in IBIS geregistreerd. Het is niet mogelijk deze informatie op geautomatiseerde wijze bij het overzicht van geregistreerde meldingen en incidenten op en rondom COA-opvanglocaties te betrekken.
De politie registreert de nationaliteit niet bij alle meldingen, wel bij aanhoudingen van verdachten. Ze doen dat dan op geboorteplaats/-land en eventueel soms (indien bekend) aanvullend op nationaliteit. In de gevallen dat de nationaliteit geregistreerd wordt, geeft dit nog niet aan of de betrokkene een dader of een slachtoffer is. Daarom kan een lijst met nationaliteiten een vertekenend beeld geven en is in mijn ogen daarom niet wenselijk om te voegen bij dit specifieke overzicht.
Uiteraard hebben de organisaties binnen de vreemdelingenketen, inclusief de politie, aandacht voor overlastgevende groepen. Ik heb uw Kamer op 17 november jl.3 geïnformeerd over de maatregelen die ik hiertoe getroffen heb.
Kunt u een overzicht geven van de landen van herkomst van asielzoekers in asielzoekerscentra waar het de afgelopen zes maanden is gekomen tot een grootschalig incident zoals in Bellingwolde en omgeving?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven hoe lang de doorlooptijd is van vergunningsprocedures van vluchtelingen uit zogenaamde veilige landen?
Over de periode 1 maart 2016 tot 1 oktober 2016 bedraagt de gemiddelde doorlooptijd bij de IND (van datum aanvraag tot datum besluit) voor deze groep tien dagen.
Het bericht ‘Of slapen er terroristen in Zwolle’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Of slapen er terroristen in Zwolle»?1
Ja.
Blijft u bij uw standpunt dat er geen aanwijzingen zijn voor islamitische asielterroristen in Nederland, terwijl asielzoekers die aanwijzingen wèl hebben? Zo ja, waarom?
Tijdens het mondelinge vragenuur van 7 oktober 2014 ben ik naar aanleiding van vragen van leden van uw Kamer ingegaan op de berichtgeving in Bild am Sontag van 5 oktober jl. Ik heb toen aangegeven dat het in die berichtgeving over vooropgezet misbruik van de vreemdelingenketen door ISIS of andere jihadistische organisaties, gaat om mogelijke scenario’s, waarvoor tot nu toe nog geen concrete aanwijzingen zijn.
In het artikel van 15 oktober jl. in NRC.NEXT wordt de bredere vraag opgeworpen, of zich onder de grote aantallen asielzoekers uit Syrië individuen bevinden die met name de terroristische organisatie ISIS aanhangen. Hier gaat het dus niet om het vooropgezette plan van een jihadistische organisatie om de vreemdelingenketen te misbruiken, maar om de situatie dat zich onder de asielzoekers personen kunnen ophouden die sympathiseren met een terroristische organisatie en/of mogelijk een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Ik heb op 30 oktober 2014 een brief aan uw Kamer gestuurd over hoe er binnen de vreemdelingenketen signalen over dergelijke personen worden opgepakt (Maatregelen om misbruik van vluchtelingenstromen door jihadistische organisaties te voorkomen). Vanwege operationele belangen kan ik geen specifieke mededelingen doen over eventuele aanwijzingen hieromtrent.
Hoe beoordeelt u, uit het oog van veiligheid, het feit dat vermeende asielterroristen gewoon een land uit kunnen kiezen en daar naartoe reizen?
In geval van een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid kunnen grenscontroles aan de binnengrenzen tijdelijk worden heringevoerd. De situatie is echter niet zodanig dat Nederland dergelijke grenscontroles zal herinvoeren. Conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet een afwijking van het grondbeginsel van het vrije verkeer van personen als restrictief worden opgevat. Tijdelijke herinvoering van grenscontroles kan alleen als uiterste middel. Een beoordeling dient plaats te vinden in hoeverre de tijdelijke maatregel de bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voldoende kan verhelpen, en of de maatregelen tot die bedreiging in verhouding staan. Op dit moment staat het inzetten van deze uiterste maatregelen niet in verhouding tot de effectiviteit daarvan. Bovendien zou het ook economische schade ten gevolge hebben voor Nederland.
De EU-lidstaten zetten in op betere samenwerking en het delen van informatie in plaats van op het sluiten van de binnengrenzen. Ik heb nationaal gekozen voor de 38 maatregelen zoals beschreven in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Kamerstuk 29 754, nr. 253) en met uw Kamer besproken in het aansluitende debat op 4 september 2014.
Bovendien, zoals reeds gesteld in mijn brief van 30 oktober 2014, worden door de IND vreemdelingenrechtelijke mogelijkheden bezien en eventuele vreemdelingenrechtelijke acties ondernomen, wanneer in voorkomende gevallen vreemdelingen kunnen worden gerelateerd aan terrorisme en radicalisering.
Deelt u de mening dat u onverantwoordelijk handelt door het huidige beleid aangaande opname van mogelijke asielterroristen voort te zetten? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid alsnog de grenzen te sluiten voor mensen uit islamitische landen en de subsidies voor Vluchtelingenwerk en de asieladvocatuur te stoppen? Zo neen, waarom niet?
Het grenscontroleproces is een integer en veilig proces gebaseerd op internationale en Europese wet- en regelgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met verschillende belangen, waaronder de mobiliteit van de passagier, waarbij niet wordt ingeboet aan veiligheid. De Koninklijke Marechaussee controleert van elke passagier die de Schengen buitengrens passeert de echtheid van het paspoort en controleert eveneens of de houder van het paspoort hoort bij het aangeboden paspoort.
In mijn brief van 31 oktober 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 269) heb ik toegelicht dat de inzet binnen de vreemdelingenketen zich richt op het investeren in het veiligheidsbewustzijn (awareness) van de medewerkers zodat medewerkers alert zijn op dergelijke signalen en weten op welke wijze dit signaal kan worden doorgeleid naar de AIVD of de Nationale Politie. Het stopzetten van de subsidie voor Vluchtelingenwerk draagt hier niet aan bij en vind ik dan ook geen te overwegen optie.
Elke asielzoeker heeft recht op juridische bijstand van een advocaat in het geval hij een aanvraag doet om een verblijfsvergunning asiel. Op grond van de regelgeving op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand ontvangt de advocaat voor deze werkzaamheden een vergoeding. De IND zal de aanvraag volgens de gebruikelijke regels beoordelen. Daarbij zullen alle relevante feiten die boven water komen worden betrokken. Daarbij hoort niet dat een advocaat op voorhand geen vergoeding krijgt voor zijn werkzaamheden.
De opvang van 600 asielzoekers in vakantiepark Duinrell |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat vanaf 15 november 2013, 600 asielzoekers worden opgevangen in vakantiepark Duinrell?1
Het is correct dat er asielzoekers worden opgevangen in huisjes in Duinrell waar vanaf 15 november de eerste asielzoekers zijn ingestroomd. Deze opvang is tijdelijk gedurende de maanden waarin Duinrell als vakantiepark gesloten is en loopt tot eind maart 2014. De verhoogde asielinstroom brengt met zich mee dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op zoek is gegaan naar extra opvanglocaties. Zo is onder andere in Bellingwolde onlangs een locatie heropend en er zal in Sweikhuizen ook een locatie worden heropend voor asielzoekers. Deze laatste zijn, anders dan Duinrell, geen tijdelijke locaties.
Nederland heeft een efficiënte en zorgvuldige asielprocedure die in lijn is met internationale verplichtingen. De huidige situatie in Syrië brengt met zich mee dat relatief veel Syrische asielaanvragen worden ingewilligd, na een zorgvuldige en individuele toetsing.
Voorop staat dat in Nederland iedere opvanggerechtigde asielzoeker opvang aangeboden krijgt. Om dit te borgen is het gelet op de benodigde behoefte aan opvangcapaciteit, op dit moment nodig ook gebruik te maken van tijdelijke opvangcapaciteit. Nu deze gevonden kan worden in Duinrell zie ik geen bezwaren om deze locatie te gebruiken. Uiteraard wordt bij de plaatsing rekening gehouden met het zo beperkt mogelijk houden van verhuisbewegingen, in het bijzonder voor kinderen.
Het is overigens niet nieuw dat asielzoekers in Duinrell worden geplaats. In de periode tussen 1997 en 2011 heeft het COA zeven maal (tijdelijk) gebruik gemaakt van de accommodatie die het park Duinrell biedt.
In de afgelopen periode heb ik u verschillende malen geïnformeerd over de inzet van Nederland voor de opvang van Syrische vluchtelingen in de regio2. Hiertoe heeft Nederland tot nu toe een forse financiële bijdrage geleverd. Het kabinet acht het, zoals aangegeven, van belang dat oplossingen voor vluchtelingenproblemen worden gezocht in de betreffende regio. Wanneer vluchtelingen dicht bij eigen land worden opgevangen, kunnen ze bij stabilisatie van de toestand weer snel en gemakkelijk terugkeren.
Realiseert u zich dat een doorsnee Nederlands gezin in deze tijden van crisis een verblijf in dergelijke recreatiewoningen niet eens kan betalen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom pleit u enerzijds voor opvang van Syrische vluchtelingen in de regio en geeft u hen anderzijds opvang in een Nederlands vakantiepark en verblijfsvergunningen cadeau?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de verhoogde instroom van asielzoekers onmiddellijk tegen te gaan door de toelatingseisen fors aan te scherpen en door werkelijk in te zetten op opvang in de eigen regio? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u betrokkenen in plaats van naar Duinrell naar de Verenigde Arabische Emiraten of een andere rijke golfstaat sturen zodat ze daar van de zee kunnen genieten?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van de «immediate measure» die het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) ten aanzien van Nederland heeft getroffen voor het bieden van basale bestaansvoorzieningen door de overheid aan burgers, waaronder ook vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf?1
Ja. Bij brief van 5 november jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het voorlopig standpunt dat het ECSR heeft ingenomen in een collectieve klacht van de Conferentie van Europese Kerken tegen Nederland (CEC t. Nederland).
Deelt u de mening dat, nu dit een nieuw instrument zonder precedent betreft, u de afdeling Advisering van de Raad van State zo snel mogelijk voorlichting zou kunnen vragen over de reikwijdte, de mate van juridische binding en de gevolgen voor de toetsing door rechters, van een door het ESCR ten aanzien van Nederland getroffen «immediate measure»? Zo ja, wanneer vraagt u de afdeling Advisering van de Raad van State hierom?
Zoals toegelicht in mijn brief van 5 november jl. deel ik uw constatering dat de «immediate measure» een nieuw instrument betreft van het ECSR. Het comité heeft dit instrument in 2011 geïntroduceerd en neergelegd in regel 36 van het Procesreglement. Er zijn geen precedenten waaruit een statenpraktijk ten aanzien van deze voorlopige standpunten valt af te leiden. Ik deel de mening van de PvdA dat een dergelijk nieuw instrument zich leent voor voorlichting door de afdeling advisering van de Raad van State.
In navolging van uw vraag heb ik de afdeling advisering van de Raad van State om voorlichting gevraagd over de reikwijdte van de «immediate measure», de mate van juridische binding en de gevolgen voor de toetsing door nationale rechters.
Welke bepalingen in het Europees Sociaal Handvest en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens omvatten het relevante juridisch kader dat bepaalt of Nederland, en daarmee alle andere lidstaten, gehouden zijn alle op het grondgebied verblijvende burgers, inclusief niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen, basale bestaansvoorzieningen te bieden?
Het antwoord op de vraag naar het juridisch kader rond basale bestaansvoorzieningen is bij uitstek te vinden in het (herziene) Europees Sociaal Handvest.
Een belangrijke bepaling is de eerste paragraaf van de Bijlage bij het Handvest, die de werkingssfeer van het Handvest bevat. Bepaald is dat onder de werking van het Handvest slechts die vreemdelingen zijn begrepen die onderdaan zijn van andere Partijen bij het Handvest en die legaal verblijven of rechtmatig werkzaam zijn op het grondgebied van de betrokken Partij. Hieruit blijkt dat de verdragsluitende partijen, waaronder Nederland, expliciet beoogd hebben grenzen te stellen aan de werkingssfeer van het Handvest en daarvan met name illegaal op hun grondgebied verblijvende personen uit te sluiten. Dit wordt bijvoorbeeld ook bevestigd in een Resolutie van het Comité van Ministers van 7 juli 20102. In deze resolutie erkent het Comité van Ministers dat de personele reikwijdte van het (herziene) ESH in de Bijlage bij dit Handvest is begrensd.
Nu de vraag ook verwijst naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) merkt de regering op dat met name artikel 3 EVRM inzake het verbod van onmenselijke behandeling van belang is, en wel in tweeërlei opzicht. Allereerst kent dit verdrag niet de beperkte reikwijdte die het Europees Sociaal Handvest kent. Een ieder die zich in Nederland bevindt, ongeacht juridische status, kan zich dan ook beroepen op het verbod van onmenselijke behandeling indien het zo zou zijn dat het onthouden van basale bestaansvoorzieningen daartoe zou leiden. Ten tweede is het EVRM van belang omdat, zoals bevestigd in vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), de partijen bij het verdrag de bevoegdheid hebben om te bepalen wie zij toelaten op hun grondgebied en wie niet. Uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat rekening wordt gehouden met de verblijfstatus van vreemdelingen en de plichten die de Staat zou hebben om bepaalde rechten te waarborgen.3 Een «fair balance» dient te worden gevonden tussen de eisen die voortvloeien uit de bescherming van fundamentele mensenrechten en de belangen van de Staat om een vreemdelingenbeleid te voeren met een effectief terugkeerbeleid. De Nederlandse regering is van mening een evenwichtige balans te hebben gevonden. Zo zijn uitzonderingen aangebracht op de toepassing van het koppelingsbeginsel (artikel 10 Vreemdelingenwet) met het oog op de genoemde medisch noodzakelijke zorg en de toegang tot onderwijs voor minderjarigen. Ook krijgen gezinnen met minderjarige kinderen onderdak in een gezinslocatie om te voorkomen dat kinderen in een humanitaire noodsituatie terechtkomen. In gevallen waarin er medische reisbeletselen bestaan krijgen vreemdelingen op die grond rechtmatig verblijf en opvang, hetgeen bijvoorbeeld ook het geval is bij zwangerschap (in de periode voorafgaande aan de bevalling alsmede de periode daarna). Daarnaast krijgen vreemdelingen die bereid zijn om actief te werken aan hun terugkeer onderdak van de Rijksoverheid om zo het vertrek te realiseren.
Op welke wijze waarborgen andere lidstaten, waaronder Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, België, Zweden en Denemarken, dat deze basale bestaansvoorzieningen ook voor niet rechtmatige vreemdelingen verzekerd zijn?
Om goed te kunnen beoordelen op welke wijze andere lidstaten invulling geven aan het vereiste van een «fair balance» in het waarborgen van voorzieningen voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf, dient in beginsel het volledige wettelijk stelsel van een lidstaat in ogenschouw te worden genomen met daaraan gekoppeld de wijze waarop dit in de praktijk wordt toegepast. De keuzes die de verschillende lidstaten maken in de opvang en voorzieningen voor niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen zijn immers sterk afhankelijk van het eigen (wettelijk) systeem en daarom onderling lastig te vergelijken.
In Denemarken en Zweden is de omvang van de ondersteuning die vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf krijgen afhankelijk van de mate waarin de betrokken vreemdeling meewerkt aan zijn vertrek. Maar ook als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn vertrek, wordt een vorm van ondersteuning (onderdak, eten en kleding) geboden. Een vergelijkbaar uitgangspunt lijkt ook te worden gehanteerd in Duitsland.
In België is het recht op voorzieningen (materiële hulp) gekoppeld aan de vaststelling of er nog steeds een lopende asielprocedure is. Daarbij gelden soms uitzonderingen, bijvoorbeeld in geval van tweede of opvolgende asielaanvragen. In dat laatste geval kunnen de voorzieningen worden beperkt tot medische begeleiding. Na een negatieve beslissing over de asielaanvraag worden de voorzieningen in beginsel stopgezet. Daar bestaan in welomschreven gevallen uitzonderingen op zoals in geval van zwangerschap van de betrokken vreemdeling. Dit sluit aan bij de systematiek van artikel 64 van de Vreemdelingenwet in Nederland. Voor zover de medische situatie van dien aard is (bijvoorbeeld een vergevorderde zwangerschap) dat hierdoor het vertrek tijdelijk wordt belemmerd, kan de vreemdeling uitstel van vertrek vragen waaraan bij toekenning recht op opvang is gekoppeld.
Groot-Brittannië kent een vergelijkbare systematiek. Vreemdelingen van wie de asielaanvraag is afgewezen komen slechts in welomschreven situaties in aanmerking voor voorzieningen («section 4 support»), bijvoorbeeld in geval een vreemdeling alle redelijke stappen zet om Groot-Brittannië te verlaten. De ondersteuning bestaat uit onderdak en een wekelijkse financiële bijdrage.
In Spanje wordt de hulp stopgezet zodra een asielzoeker niet meer in een asielprocedure zit. Er zijn wel humanitaire ondersteuningsprogramma’s voor niet-rechtmatige vreemdelingen, maar deze zijn veelal gericht op bijzonder kwetsbare personen.
Blijkens het rapport van de ACVZ uit maart 2012 is in Frankrijk het recht op de meeste voorzieningen aan rechtmatig verblijf gekoppeld. Huisvesting is een constitutioneel erkend recht en via de rechter afdwingbaar. Uitgeprocedeerde asielzoekers die niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst hebben in Frankrijk niet langer recht op asielopvang, maar kunnen, in ieder geval wettelijk gezien, in de noodopvang terecht.
De voorgenomen ontruiming van de vluchtflat |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Linda Voortman (GL), Gerard Schouw (D66), Esther Ouwehand (PvdD), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de brief van de Amsterdamse burgemeester van 18 september 2013, waarin hij aangeeft dat de vluchtflat binnenkort ontruimd wordt? Zo ja, kunt u aangeven wat er verder gebeurt met de bewoners zonder uitzicht op een verblijfsvergunning?
Ik ken de brief van de burgemeester van Amsterdam en heb deze brief op 30 september jl. beantwoord. Uitgangspunt is dat de bewoners van de Vluchtflat zelf een keuze hebben: wie bereid is om actief aan terugkeer te werken, komt in aanmerking voor tijdelijk onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie met de mogelijkheid van facilitering door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), inclusief een financiële tegemoetkoming ten behoeve van de terugkeer.
Deelt u de overtuiging dat ook deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers, behoudens degenen met criminele antecedenten, niet in vreemdelingendetentie thuishoren? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot uw visie op een humaner asielbeleid?
Nee. Zoals ik in mijn brief van 13 september jl. (Kamerstuk II 19 637, nr. 1721) aan uw Kamer heb toegelicht, is vreemdelingenbewaring een uiterst middel. Daar waar uit individuele dossiers blijkt dat er zicht is op gedwongen vertrek en een lichter toezichtsmiddel niet aangewezen is, kan de betrokken vreemdeling in vreemdelingenbewaring worden geplaatst. De keuze voor een lichter toezichtsmiddel, anders dan vreemdelingenbewaring, is het resultaat van een weging van factoren waarbij onder meer de mate waarin de vreemdeling zijn terugkeer belemmert en het reëel risico op onttrekking, een rol spelen. Nu de bewoners van de Vluchtflat niet getuigen van terugkeerbereidheid en nauwelijks willen praten met de DT&V, sluit ik niet uit dat in individuele gevallen vreemdelingenbewaring het uiterste middel kan zijn.
In tegenstelling tot hetgeen de vraagstelling suggereert, sluiten een humaner vreemdelingbeleid en het handhaven van het vreemdelingenbeleid elkaar niet uit. Het humaan aspect zit in de individuele afweging over het al dan niet opleggen van vreemdelingenbewaring en de wijze van uitvoering van vreemdelingenbewaring. Ik heb in mijn brief van 13 september jl. aangegeven mij sterk te zullen maken voor een humaan terugkeerbeleid, door een individuele toepassing van de terugkeermaatregelen en aandacht voor de specifieke situatie van vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven. Als het uiterste middel van bewaring wordt opgelegd, vindt dat plaats in een (voortdurend) humaan regime met oog voor de menselijke maat.
Kunt u aangeven wie er verantwoordelijk is voor het welzijn van deze mensen indien zij weer op straat terechtkomen? Kunt u garanderen dat zij niet verstoken blijven van medische hulp indien dit noodzakelijk is?
De bewoners hebben daarin een eigen keuze en verantwoordelijkheid. De Rijksoverheid heeft voor hen onderdak beschikbaar dat aansluit bij het terugkeerperspectief. Indien ze desondanks voor de straat kiezen, hebben ze – zoals elke illegale vreemdeling – nog steeds recht op medisch noodzakelijke zorg.
Deelt u de mening dat deze mensen niet op straat mogen belanden? Zo nee, waarom niet en hoe denkt u dat deze mensen onder die treurige omstandigheden vertrek vanuit Nederland kunnen regelen? Deelt u het standpunt van de Amsterdamse burgemeester dat werken aan terugkeer vanaf de straat niet werkt en dat daarom voorzien moet worden in alternatieve opvang? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de ambitie om te voorkomen dat de bewoners van de Vluchtflat op straat belanden. Zoals ik ook in antwoord op vraag 1 heb aangegeven, komt iedereen die bereid is om actief aan terugkeer te werken in aanmerking voor onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie. Daar kan de DT&V deze vreemdelingen intensief faciliteren bij het organiseren van hun terugkeer, waarbij de DT&V maatwerk biedt, gericht op de individuele behoeften van de vreemdeling, met het oog op het wegnemen van de drempels voor terugkeer.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat voor de bewoners van de vluchtflat alternatief verblijf wordt gefaciliteerd voordat tot ontruiming wordt overgegaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De geplande uitzetting van een stateloos echtpaar naar de Oekraïne |
|
Joël Voordewind (CU), Hans Spekman (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Staatloze asielzoeker kan niet terug naar huis in New York»1
Ja.
Klopt het dat het in het artikel beschreven echtpaar stateloos is en dus door geen enkele staat krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd?
Op basis van een uitspraak van de Oekraïense rechtbank wordt aangenomen dat het echtpaar niet de Oekraïense nationaliteit heeft, noch is mij een andere nationaliteit van betrokkenen bekend.
Klopt het dat het in het bovengenoemde bericht vermelde echtpaar op zeer korte termijn dreigt te worden uitgezet naar de Oekraïne?
Het gedwongen vertrek van het echtpaar naar de Oekraïne stond gepland voor donderdag 8 december 2011.
Klopt het dat de rechter in de Oekraïne heeft vastgesteld dat dit echtpaar niet de Oekraïense nationaliteit bezit?
Dat klopt.
Heeft het bedoelde echtpaar in de Oekraïne concreet zicht op rechtmatig verblijf of op het verkrijgen van de Oekraïense nationaliteit? Zijn daar bilaterale afspraken over gemaakt tussen de Oekraïne en Nederland? Zo nee, welk doel is er dan met de uitzetting gediend?
Voorafgaand aan de komst naar Nederland heeft het echtpaar ruim een jaar (van mei 2007 tot augustus 2008) in de Oekraïne verbleven. Daar is het echtpaar door de Oekraïense autoriteiten in het bezit gesteld van vreemdelingenpaspoorten. Uit informatie van het ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken betreffende staatsburgerschap- en vreemdelingenwetgeving in Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland van mei 2011 blijkt dat er mogelijkheden zijn voor het echtpaar om de Oekraïense nationaliteit te verkrijgen. Het is de verantwoordelijkheid van het echtpaar om hiertoe stappen te ondernemen. Vervolgens is het aan de Oekraïense autoriteiten om op een dergelijke aanvraag te beslissen. Door de Nederlandse overheid zijn hierover geen afspraken gemaakt. Het is aan het echtpaar zelf of zij een verzoek willen indienen bij de Oekraïense autoriteiten.
Het echtpaar verblijft thans onrechtmatig in Nederland en dient Nederland dan ook te verlaten. Zij hebben geen gehoor gegeven aan hun vertrekplicht, waardoor het gedwongen vertrek aan de orde is. Het gedwongen vertrek vindt plaats op basis van de terug- en overnameovereenkomst tussen de Europese Unie en de Oekraïne, welke ook ziet op staatlozen die voorafgaand aan hun komst naar een Europees land in de Oekraïne hebben verbleven.
Hoe verhoudt het uitzetten van dit echtpaar zich tot de inspanningen waartoe Nederland gehouden is op basis van het VN-verdrag betreffende de status van staatlozen en de Conventie voor het verminderen van Stateloosheid?
Uit informatie van het ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken betreffende staatsburgerschap- en vreemdelingenwetgeving in Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland van mei 2011 blijkt dat er mogelijkheden zijn voor het echtpaar om de Oekraïense nationaliteit verkrijgen. Het is de verantwoordelijkheid van het echtpaar om hiertoe stappen te ondernemen. Vervolgens is het aan de Oekraïense autoriteiten om op een dergelijke aanvraag te beslissen.
Oekraïne heeft op 19 mei 2006 het Verdrag inzake het voorkomen van staatloosheid met betrekking tot statenopvolging ondertekend.
Bent u bereid, indien het uitzetten naar de Oekraïne niet bijdraagt aan het opheffen van de stateloosheid, af te zien van deze uitzetting? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om u, samen met uw collega van Buitenlandse Zaken, maximaal in te spannen voor een oplossing in deze zaak, waarbij het opheffen van de stateloosheid en terugkeer naar de VS het uitgangspunt moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Over deze zaak is meerdere malen contact geweest tussen de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Amerikaanse autoriteiten, zowel hier te lande met de Amerikaanse ambassade en het Amerikaans consulaat generaal, als via de Nederlandse ambassade in Washington met de Immigration and Customs Enforcement (ICE) in de VS.
De Amerikaanse autoriteiten hebben bij verschillende gelegenheden laten weten, dat:
De DT&V heeft betrokkenen verschillende malen ondersteund bij hun verzoek om toelating tot de VS. De DT&V heeft namens betrokkenen contact gelegd met het Amerikaans consulaat generaal in Amsterdam, heeft geassisteerd bij een presentatie van betrokkenen op het consulaat generaal en heeft bemiddeld bij het verkrijgen van de vereiste toestemming voor (weder-)toelating tot de VS. Dat leverde niet het voor betrokkenen gewenste resultaat op.
Ik ben van mening dat de Nederlandse overheid zich voldoende heeft ingespannen om te bezien of terugkeer naar de VS tot de mogelijkheden behoorde en het echtpaar voldoende heeft gefaciliteerd.
Bent u bereid om, in afwachting van de beantwoording van deze vragen, geen onomkeerbare stappen te nemen in deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Tegen de uitzetting is door de betrokkenen bezwaar gemaakt en een verzoek om een Voorlopige Voorziening (VoVo) gedaan dat door de Rechtbank Haarlem is toegewezen. Ik heb hiertegen hoger beroep ingesteld en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tevens verzocht een spoed VoVo te treffen. De Afdeling heeft zicht onbevoegd verklaard in het hoger beroep en het verzoek om de Vovo afgewezen. Het besluit op het bezwaar zal dientengevolge worden afgewacht alvorens vertrek aan de orde kan zijn.
De resultaten van de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) in Ter Apel |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur over de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) in Ter Apel?1
Ja.
Klopt het dat in 2010 en 2011 ruim meer dan de helft van de vreemdelingen in de VBL daar langer heeft verbleven dan de toegestane termijn van drie maanden?
Van de vreemdelingen die op 31 december 2010 in het jaar 2010 tot de caseload van de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) behoorden, verbleven circa 250 vreemdelingen (circa 49%) langer dan 12 weken in de VBL en verbleven circa 260 vreemdelingen (circa 51%) korter dan 12 weken in de VBL.
Van de vreemdelingen die op 19 september 2011 (peildatum 20 september 2011) tot de caseload van de VBL behoorden, verbleven circa 390 vreemdelingen (circa 65%) korter dan 12 weken en verbleven circa 210 vreemdelingen (circa 35%) langer dan 12 weken in de VBL.
Klopt het dat meer dan 65% van de vreemdelingen vanuit de VBL niet terugkeert naar het land van herkomst?
In de periode van 1 januari 2010 tot 20 september 2011 zijn in totaal 755 vreemdelingen direct vanuit de VBL vertrokken. 400 van deze personen zijn aantoonbaar zelfstandig uit Nederland vertrokken. Dit betreft dus ruim de helft van het totaal aantal personen dat direct vanuit de VBL is vertrokken. De VBL kent daarnaast andere uitstroomcategorieën, niet zijnde aantoonbaar zelfstandig vertrek. Er stroomt een categorie uit als gevolg van het indienen van een nieuwe verblijfsaanvraag, er wordt in een klein aantal gevallen een vergunning verleend in de VBL, en er is een groep die vanuit de VBL in bewaring wordt gesteld. Onder deze laatste groep bevinden zich vanzelfsprekend overwegend vreemdelingen die vervolgens vanuit bewaring daadwerkelijk worden uitgezet. Gedwongen vertrek vindt in beginsel niet rechtstreeks vanuit de VBL plaats. Voor nadere informatie over de uitstroomcategorieën verwijs ik u naar de bijgevoegde factsheet.2
Klopt het dat driekwart van de bewoners van de VBL in Ter Apel bestaat uit gezinnen met kinderen?
Op 31 december 2010 verbleven circa 395 vreemdelingen (circa 77%) in de VBL die behoorden tot een gezin. Het aantal gezinnen waartoe deze circa 395 vreemdelingen behoorden, was circa 125.
Op 19 september 2011 verbleven circa 465 (circa 78%) vreemdelingen in de VBL die behoorden tot een gezin. Het aantal gezinnen waartoe deze circa 465 vreemdelingen behoorden, was circa 160.
Bent u bereid de volledige informatie van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) met de VBL-overzichten over 2009, 2010 en 2011 naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer openbaar kennis kan nemen van de cijfers omtrent de instroom in de VBL, de verblijfsduur in de VBL, de leeftijd in de VBL, het aantal gezinnen in de VBL en uitstroom vanuit de VBL?
Over 2009 is geen volledig overzicht te geven. Om die reden is in 2009 een verbeterslag ingezet voor wat betreft het informatiesysteem van de DT&V. De gevraagde gegevens kan ik u derhalve vanaf het jaar 2010 verstrekken. In de bijlage treft u een feitenoverzicht aan waarin de gevraagde gegevens zijn opgenomen.
Kunt u een overzicht verstrekken van de kosten van de VBL? Kunt u daarbij betrekken de kosten van de locatie (inclusief beheer, onderhoud en schoonmaak), de voorzieningen voor vreemdelingen, het personeel en de terugkeeractiviteiten met behulp van de DT&V? Kunt u daar tevens bij betrekken de kosten van de verplaatsingen naar de VBL en de kosten van de verplaatsingen terug vanuit de VBL? Hoe verhouden al deze kosten zich tot het rendement van het aantal vreemdelingen dat vanuit de VBL terugkeert naar het land van herkomst?
Hieronder treft u een overzicht aan van de kosten per capaciteitsplaats per jaar in de VBL.
Prijs per capaciteitsplaats (prijspeil 2011)
VBL
Opvangen
Wonen/diensten
8 371
Huisvesten
Capaciteit (= prijs structurele capaciteit)
3 740
Gezondheidszorg
Toegankelijkheid van de reguliere zorg
1 073
Publieke gezondheidszorg asielzoekers
604
Medische verstrekking aan asielzoekers
3 392
Regelingen (incl. uitvoeren)
Uitvoeren regelingen
83
RVA (incl. REBA)
2 565
Faciliteitenbesluit
105
Totaalprijs
19 933
Ter toelichting dient dat de kosten met betrekking tot beheer, schoonmaak en onderhoud onderdeel vormen van wonen/diensten. Personeelskosten vallen eveneens onder de productgroep wonen/diensten.
De jaarlijkse personele kosten DT&V voor de VBL komen neer op ruim € 2 miljoen per jaar. Voorzieningen, cq. verstrekkingen, zijn meegenomen in de kostprijs RVA (regeling vestrekkingen asielzoekers).
De kosten van de verplaatsingen van en naar de VBL bedragen jaarlijks circa € 400 000.
De verhouding van al deze kosten tot het rendement van het aantal vreemdelingen dat vanuit de VBL terugkeert naar het land van herkomst is niet te leveren omdat niet duidelijk is welke cijfers zouden moeten worden vergeleken. Wanneer ik de vraag opvat als een vraag naar de kosteneffectiviteit van terugkeer vanuit de VBL kan ik u melden dat in zijn algemeenheid zelfstandig vertrek, al dan niet met (financiële) herintegratie ondersteuning vóórdat het tot de toepassing van vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregelen komt, het meest kosteneffectief is. Indien het tot de toepassing van maatregelen komt is de toepassing van vrijheidsbeperking goedkoper dan vrijheidsontneming (vreemdelingenbewaring). Ik teken hierbij aan dat de Nederlandse overheid op grond van de Vreemdelingenwet 2000 gehouden is de noodzakelijke inspanningen te verrichten om terugkeer te bewerkstelligen. Bij de inzet van deze middelen wordt steeds getoetst of maatregelen noodzakelijk zijn en of zij proportioneel zijn. Uitgangspunt is dat de inbreuk op de rechten van de vreemdeling zo beperkt mogelijk moet zijn. Dit afwegingskader zal er in de regel toe leiden dat niet meer kosten worden gemaakt dan noodzakelijk voor de terugkeer.
Het vereiste van werk voor buitenlandse (Master)studenten in Nederland |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met gevallen waarin (master)studenten uit het buitenland het recht op studiefinanciering verliezen omdat zij niet aan de verplichting voldoen om minstens 32 uur per maand te werken?
Uitgangspunt is dat studenten uit Europa aanspraak moeten maken op studiefinanciering van hun eigen land. Daarom is in Nederland ook geregeld dat het onder bepaalde voorwaarden mogelijk is om Nederlandse studiefinanciering mee te nemen naar het buitenland.
Naast dit uitgangspunt volgt uit Europees recht dat een migrerend werknemer die een gemeenschapsonderdaan is op grond van zijn nationaliteit niet anders mag worden behandeld dan nationale werknemers. Dat brengt met zich dat een student uit Europa die in Nederland studeert en tevens als migrerend werknemer gezien wordt aanspraak kan maken op Nederlandse studiefinanciering. In de beleidsregel inzake het controlebeleid migrerend werknemerschap is dit zodanig uitgewerkt dat de Dienst Uitvoering Onderwijs ervan uitgaat dat iedere studerende, die over de controleperiode gemiddeld 32 uur of meer per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft. Indien een migrerend werknemer in de praktijk minder dan 32 uur per maand gaat werken dan verliest hij inderdaad zijn aanspraak op studiefinanciering.
Deelt u de mening dat een stage die binnen de gevolgde opleiding valt, moet tellen als werk zoals vereist in Beleidsregel van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 20091, inzake het controlebeleid migrerend werknemerschap op grond van artikel 11.5 Wet studiefinanciering 2000? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet van mening dat studenten die een stage lopen die binnen de gevolgde voltijdse opleiding valt, als migrerend werknemer gezien moeten worden. Zoals ook uit de door u aangehaalde beleidsregel blijkt kan als werknemer slechts worden beschouwd degene die reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Het hoofdkenmerk van de arbeidsverhouding is, dat iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en als tegenprestatie een beloning ontvangt. Aan deze voorwaarden wordt door het lopen van een stage niet automatisch voldaan.
Er is echter één uitzondering, namelijk als een stage wordt vormgegeven door een wettelijk arbeidscontract tussen de student en de werkgever, waarbij de student reële en daadwerkelijke arbeid verricht tegen een in het algemeen voor dat werk als normaal geacht loon. In dat geval kan deze verhouding worden gezien als een arbeidsverhouding en daarmee kan de student beschouwd worden als migrerend werknemer. Indien er dan ook 32 uur of meer per maand wordt gewerkt, zal de student in aanmerking kunnen komen voor studiefinanciering.
Acht u het redelijk dat studenten, waarvan het kabinet de mening is toegedaan dat ze vooral zo snel mogelijk moeten afstuderen, bijbaantjes aannemen en daarmee studievertraging oplopen omdat2 Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een stage niet mee wil tellen als werk?
Het is primair het thuisland dat verantwoordelijk is voor de studiefinanciering van de eigen onderdanen. Ten aanzien van de toegang tot het onderwijs is in Nederland geregeld dat Europese studenten die naar Nederland komen onder gelijke omstandigheden als Nederlanders toegang hebben tot het onderwijs. Zij betalen namelijk het wettelijk collegegeld.
Vervolgens is het de eigen keuze van de student om door middel van het migrerend werknemerschap Nederlandse studiefinanciering te verwerven. Bovendien zijn er wel degelijk gevallen waarin studenten die stage lopen recht hebben op studiefinanciering. Dat is ook al aangegeven in het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om DUO te verzoeken om stagelopende studenten vrij te stellen van de werkplicht voor 32 uur per maand alsmede zo spoedig mogelijk de informatievoorziening hieromtrent duidelijk en toegankelijk te maken voor studenten? Zo nee, waarom niet?
Neen, zoals ook al uit de antwoorden op de hierboven gestelde vragen blijkt ga ik uit van het uitgangspunt dat buitenlandse studenten aanspraak maken op studiefinanciering in het land van herkomst. In die gevallen waarin buitenlandse studenten via de Europese regels van vrij verkeer van werknemers toch aanspraak willen maken op Nederlandse studiefinanciering acht ik de wijze waarop DUO bepaalt of sprake is van een migrerend werknemer coulant en redelijk. 32 uur per maand komt neer op gemiddeld slechts 1 dag in de week. Bovendien is de in vraag 2 genoemde beleidsregel reeds vele malen beoordeeld door onafhankelijke rechters en altijd gezien als redelijk.
De belemmeringen voor het lopen van stage door jongeren die wachten op een verblijfsvergunning |
|
Gerard Schouw (D66), Boris van der Ham (D66) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de column «De krampachtige Kamp»1 (in navolging van de uitzending van VaraOmbudsman2, waarin wordt gesteld dat jongeren die regulier onderwijs volgen en die wachten op een verblijfsvergunning, door de huidige regelgeving belemmerd worden om stage te lopen, waardoor zij hun opleiding niet kunnen afronden?
In de desbetreffende column wordt gerefereerd aan een leerling van het ROC/ASA die een aanvraag heeft ingediend voor een verblijfsvergunning op medische gronden. Het is onwenselijk dat personen die in afwachting zijn van een beslissing op een aanvraag om een verblijfsvergunning die niet voor het verrichten van arbeid geldig is, mogen werken in Nederland. Omdat stages in de Wet arbeid vreemdelingen als arbeid worden aangemerkt is het voor deze groep vreemdelingen in afwachting van een beslissing op de aanvraag niet mogelijk een stage te lopen.
Deelt u de mening dat zowel minder- als meerderjarige jongeren die in afwachting zijn van een verblijfsvergunning en regulier onderwijs in Nederland volgen, in de gelegenheid moeten worden gesteld om aan alle elementen van hun opleiding deel te nemen, waaronder ook de stage? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe rijmt u deze belemmering met het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind, welke stelt dat ieder kind recht op onderwijs geniet?
Volgens artikel 28 van het Verdrag inzake de Rechten van het kind heeft ieder kind recht op onderwijs, waarbij het Verdrag zich niet uitspreekt over de reikwijdte van dit recht op onderwijs. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat het recht op onderwijs niet het recht op het lopen van stage omvat.
Bent u voornemens de toezegging van het voorgaande kabinet gestand te doen en voor deze jongeren niet langer een tewerkstellingsvergunning als vereiste te stellen voor het volgen van een stage gedurende regulier vervolgonderwijs? Zo ja, wanneer kan de Kamer hiertoe een concreet voorstel tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Zoals blijkt uit het antwoord op de vragen 1 en 2 is het kabinet van mening dat het onwenselijk is dat deze jongeren in Nederland mogen werken. Ik zal dan ook geen voorstel doen om hierin verandering aan te brengen.
Kunt u zich herinneren dat tijdens de plenaire begrotingsbehandeling 2011 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Kamer is toegezegd dat het kabinet de mogelijkheden optimaal gaat benutten om dit probleem op te lossen? Kan de Kamer vóór het zomerreces een concreet voorstel tegemoet zien waarmee het probleem wordt opgelost?
Tijdens de OCW begrotingsbehandeling is door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangegeven dat elk kind eigenlijk een stage zou moeten kunnen lopen in het kader van een opleiding, maar daaraan is destijds ook toegevoegd dat dit dient te geschieden binnen de mogelijkheden die de wet biedt. De Wet arbeid vreemdelingen voorziet niet in een vrijstelling van de twv-verplichting voor vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven en vreemdelingen die in afwachting zijn van een beslissing op hun aanvraag voor verblijf op medische gronden. Dit kabinet zal de Wet arbeid vreemdelingen op dit punt dan ook niet wijzigen. Echter, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap doet wel een beroep op onderwijsinstellingen om ten behoeve van deze illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen een schoolverklaring af te geven.
Wilt u totdat u aan uw toezegging hebt voldaan de boetes voor bedrijven die jongeren in afwachting van hun verblijfsvergunning toch een stage aanbieden opschorten? Zo ja, hoe worden betrokkenen daarover geïnformeerd?
Aangezien het kabinet het onwenselijk vindt dat de desbetreffende groep jongeren arbeid verricht, is het niet van plan eventuele boetes op te schorten.
Egyptische asielzoekers |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Hans Spekman (PvdA), Raymond Knops (CDA) |
|
Kunt u uiteenzetten hoeveel Egyptische asielzoekers inmiddels een aanzegging hebben gehad Nederland te verlaten?
In 2010 zijn er ongeveer 35 aanvragen van vreemdelingen met de Egyptische nationaliteit niet ingewilligd. Dit was ongeveer 72% van het totaal in 2010 behandelde aanvragen van vreemdelingen met de Egyptische nationaliteit. In 2011 zijn er tot en met februari ongeveer 15 aanvragen, ca. 93% van het totaal aantal behandelde aanvragen, niet ingewilligd. Op basis van deze indicatieve cijfers kan niet worden geconcludeerd dat dit ook het daadwerkelijke aantal Egyptische ex-asielzoekers betreft die Nederland daadwerkelijk moest verlaten. Daartoe zou een uitgebreide analyse op dossierniveau moeten plaatsvinden waarbij ook eventuele vervolgprocedures in beeld worden gebracht wat binnen dit korte tijdsbestek niet mogelijk is.
In hoeverre is de situatie in Egypte voor uitgeprocedeerde Koptische christenen voldoende veilig om terug te keren, gelet op recente aanslagen en moorden onder Koptische christenen? Is er voldoende zicht op de situatie in Egypte gelet op de gebrekkige informatievoorziening rond het bloedbad in Sharona?
In Egypte doen zich reeds geruime tijd intra-religieuze spanningen voor. Hierbij zijn ook slachtoffers gevallen. Dit betreur ik ten zeerste.
Deze incidenten leiden evenwel niet tot de conclusie dat elke Koptische christen bij terugkeer het gevaar loopt op een schending van het Vluchtelingenverdrag of van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Een individuele beoordeling van de noodzaak aan bescherming van Koptische christenen uit Egypte die een asielaanvraag indienen, blijft dus het uitgangspunt. Indien na een zorgvuldige asielprocedure is vastgesteld dat bescherming niet noodzakelijk is, is terugkeer aan de orde. Dit heb ik uw Kamer ook mondeling toegelicht bij de beantwoording van de mondelinge kamervragen van het lid van der Staaij (SGP) op 8 februari jl.
Wanneer verwacht u geactualiseerde ambtsberichten over de situatie in Egypte? Bent u bereid hierbij de recente gewelddadigheden tegen Koptisch christenen expliciet te laten betrekken?
De regering volgt de huidige ontwikkelingen in Egypte nauwgezet. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de minister van Buitenlandse Zaken te vragen een apart algemeen ambtsbericht over de situatie in Egypte op te stellen.
Hoe kunt u verzekeren dat in situaties van diep ingrijpende gebeurtenissen in een herkomstland die grote bezorgdheid oproepen over de veiligheidssituatie aldaar, grote zorgvuldigheid in acht wordt genomen bij de beslissingen omtrent uitzetting, met inachtneming van actuele en weloverwogen informatie over de veiligheidssituatie?
Elke asielaanvraag wordt beoordeeld in het kader van een zorgvuldige asielprocedure met de mogelijkheid van een rechterlijke toets. Deze individuele beoordeling vindt plaats tegen de achtergrond van de actuele situatie en ontwikkelingen in het land van herkomst. De huidige situatie in Egypte vormt geen aanleiding om de terugkeer naar Egypte op te schorten. Na de massale demonstraties, die soms gepaard gingen met gewelddadigheden, in Caïro en andere steden van het land en het aftreden van president Mubarak, is het momenteel rustiger geworden. Er zijn situaties denkbaar waarin, nadat de aanvraag onherroepelijk is afgewezen en de vreemdeling Nederland dient te verlaten, de situatie in het land van herkomst zodanig wijzigt dat onzeker is of daar naartoe kan worden uitgezet. In een dergelijke situatie kan een vertrekmoratorium worden ingesteld. Op dit moment is dat voor Egypte echter niet het geval.
Bent u van mening dat ook indien rechtmatig tot uitzetting wordt besloten, het van wijsheid en behoorlijk bestuur kan getuigen indien niet onmiddellijk tot effectuering wordt overgegaan, indien de rechtsorde in het herkomstland door actuele en dramatische gebeurtenissen ernstig geschokt is? Zo ja, welke gevolgtrekkingen verbindt u daaraan?
Zie antwoord vraag 4.
De uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage over de grensdetentie van een alleenstaande minderjarige asielzoeker |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 oktober 2010 over de grensdetentie van een zeventienjarige alleenstaande asielzoeker?1
Ja.
Bent u in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij uitspraak van 13 oktober 2010, AWB 10/29208, heeft de meervoudige kamer van de rechtbank te 's-Gravenhage, zitting houdende te Amsterdam, na daartoe een schouw te hebben gehouden in het AC Schiphol, geoordeeld dat tenuitvoerlegging van de maatregel van artikel 6, lid 1 en 2 Vw ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) in strijd is met artikel 5, lid 1 aanhef onder f van het EVRM.
De rechtbank wijst er onder meer op dat niet een specifiek op de situatie van de vreemdeling toegespitste belangenafweging is gemaakt en niet is bezien of met een alternatief kon worden volstaan. Dit klemde naar het oordeel van de rechtbank temeer nu de vrijheidsontnemende maatregel alsook de toegangsweigering na de afwijzende asielbeschikking is opgeheven.
Ik heb met name in de overwegingen van de rechtbank inzake de belangenafweging en het bezien van alternatieven aanleiding gezien geen hoger beroep in te stellen.
Wat is het gevolg van deze uitspraak voor uw beleid ten aanzien van de grensdetentie van alleenstaande minderjarige asielzoekers (amv’s)?
Ik bezie thans hoe ik de procedure zodanig kan inrichten, dat zowel de belangen die in internationaal verband het grenstoezicht dienen als de belangen die ik in het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen voorsta op de best mogelijke wijze kunnen worden verenigd.
In dit verband wil ik wijzen op de brief van de minister van Justitie van 18 juni 2010 waarin werd aangegeven dat naar alternatieven voor vreemdelingenbewaring wordt gezocht.
Waarom bent u er, sinds de inwerkingtreding van de nieuwe asielprocedure op 1 juli 2010, toe overgegaan om amv’s ouder dan 15 jaar, die via Schiphol Nederland proberen binnen te reizen, in grensdetentie op Aanmeldcentrum (AC) Schiphol te plaatsen? Waarom hebt u niet gekozen voor het alternatief van beschermde opvang, zoals dat voor 1 juli 2010 gebruikelijk was? Is de praktijk van grensdetentie nog houdbaar nu de rechtbank onherroepelijk heeft geoordeeld dat de plaats en verblijfsomstandigheden, onder meer vanwege het penitentiaire karakter, niet voldoen voor het verblijf van een alleenstaande minderjarige asielzoeker?
De werkwijze die sinds 1 juli 2010 wordt gevoerd, is een vrijwel ongewijzigde voortzetting van de werkwijze zoals die vóór 1 juli 2010 werd gevoerd. Zowel in de oude als de nieuwe situatie is het beleidsmatig mogelijk om alleenstaande minderjarige vreemdelingen te verplichten zich gedurende de procedure in het aanmeldcentrum Schiphol op te houden op grond van een maatregel ex artikel 6, lid 1 en 2, Vw. Wanneer er na afloop van de procedure in het AC geen twijfel meer bestaat over de minderjarigheid, wordt de maatregel opgeheven en de amv in de opvang geplaatst.
Van belang is dat zowel uitspraken van Europese Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) en Europese regels zoals de Terugkeerrichtlijn de verwijderingsdetentie (van minderjarigen) niet uitsluiten, dan wel onder voorwaarden toestaan. Dan moet dus worden geconcludeerd dat ook de mensenrechten detentie niet uitsluiten, mits terughoudendheid en zorgvuldigheid wordt betracht.
Aan de grens op Schiphol is sprake van een bijzondere situatie. De Schengen grenscode geeft mij de mogelijkheid daar asielzoekers vast te houden, terwijl aan de grens hun aanvraag wordt beoordeeld. Die bevoegdheid is niet uitgezonderd voor minderjarigen. Er zijn zowel uitspraken waarin door de rechtbank wordt geoordeeld dat alleenstaande minderjarigen op de locatie op Schiphol niet moeten worden vastgehouden, vanwege de omstandigheden die minder geschikt zijn voor kinderen, als uitspraken die oordelen dat dit wel is toegestaan2.
Mede naar aanleiding hiervan wordt thans bezien hoe ik de procedure aan de grens zodanig kan aanpassen, dat ik zowel de belangen die in internationaal verband het grenstoezicht dienen, als de belangen die ik in het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdeling voorsta, op de best mogelijke wijze kan verenigen.
Daarbij denk ik aan een werkwijze waarbij van amv's aan wie de toegang is geweigerd op AC Schiphol nog voor de start van de algemene asielprocedure wordt beoordeeld of er twijfel bestaat aan de gestelde minderjarigheid en de noodzaak voor eventuele beschermde opvang. In de gevallen dat aan de minderjarigheid niet wordt getwijfeld, zal de asielprocedure op dezelfde wijze starten als voor amv's aan wie de toegang niet is geweigerd: namelijk in AC Den Bosch, na een rust- en voorbereidingstermijn van ten minste 6 dagen.
Wat is uw verklaring en kwalificatie van de uitspraak van de rechter, dat u al ruim vijf maanden een beleid voert dat minderjarigen in grensdetentie plaatst, dat in strijd is met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Deelt u de mening dat onderzocht moet worden in hoeverre de amv’s die sinds 1 juli 2010 in grensdetentie hebben gezeten schadeloos gesteld kunnen worden? Kunt u dit toelichten?
De uitspraak heeft me verbaasd omdat, zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag al aangaf, de asielprocedure van alleenstaande minderjarigen ook vóór 1 juli 2010 al werd behandeld in het AC Schiphol en dit voorheen niet tot een negatief rechterlijk oordeel heeft geleid. Bovendien zijn de verblijfsomstandigheden in het aanmeldcentrum op Schiphol sinds 1 juli 2010 niet in nadelige zin veranderd, maar zijn deze juist in verband met de invoering van de algemene asielprocedure per 1 juli 2010 verbeterd.
Ik meen dan ook niet dat de uitspraak ertoe moet leiden dat er met terugwerkende kracht tot 1 juli 2010 grond voor een schadevergoeding is voor het verblijf in het aanmeldcentrum.
Daar komt bij dat amv's die in grensdetentie hebben gezeten en van wie de asielaanvraag in het AC Schiphol is behandeld, dit aan de orde hebben kunnen stellen in een beroep tegen de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel en langs die weg om schadevergoeding konden vragen.
Deelt u de mening dat alleenstaande minderjarige asielzoekers aan wier leeftijd niet getwijfeld wordt, bij binnenkomst in Nederland niet in een gevangenis geplaatst horen te worden? Bent u bereid uw praktijk ten aanzien van deze grensdetentie onmiddellijk te beëindigen en een alternatief te gebruiken? Bent u bereid daarbij een onderscheid te maken tussen «gewone amv’s», die bijvoorbeeld naar de opvang in Den Bosch kunnen, en amv’s die een risico lopen op ontvoering of slachtoffer zijn van mensenhandel, en die in de beschermde opvang moeten worden geplaatst? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Ik ben van mening dat detentie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in beginsel alleen na een gedegen afweging van belangen toegepast moet worden en zoveel mogelijk moet worden uitgevoerd in een daarvoor geschikte inrichting. In het antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven in welke gevallen daartoe kan worden overgegaan.
Zullen als gevolg van de uitspraak van de rechtbank de faciliteiten en het regime van de nieuwbouwlocatie voor grensdetentie op Schiphol Oost worden aangepast?