Het bericht ‘Asielzoekers zitten vast op een militaire kazerne, advocaten mogen er niet bij’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers zitten vast op een militaire kazerne, advocaten mogen er niet bij»?1
Ja.
Klopt het dat asieladvocaten en Vluchtelingenwerk Nederland momenteel geen toegang hebben tot de noodopvang in de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp? Zo ja, waarom niet? Deelt u de mening dat ook vreemdelingen die worden opgevangen in Zoutkamp, ondanks dat hun procedure nog niet is begonnen, toegang moeten kunnen krijgen tot juridische en andere hulp? Kunt u toelichten waarom u van mening bent dat dit niet in strijd is met de Europese procedurerichtlijn?
Om te beginnen verwijs ik u naar de brief «Voortgang maatregelen aanpak Covid-19 op terrein JenV» van 15 mei jl. In deze brief is uw Kamer geïnformeerd over de beëindiging van het gebruik van de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp als noodonderdaklocatie voor asielzoekers. De IND neemt nieuwe asielverzoeken van vreemdelingen sinds 28 april jl. weer in behandeling en deze vreemdelingen stromen (waar van toepassing) in op een COA-locatie. Toegang tot de rechtsbijstand vormt daar ook onderdeel van.
Dat neemt niet weg dat het juist is dat in de periode dat asielzoekers verbleven in de noodonderdaklocatie rechtsbijstandverleners zeer beperkt toegang hadden tot de noodonderdaklocatie. Gezien het geheel van maatregelen met als doel de verspreiding van het coronavirus te controleren, werd deze beperking in de betreffende periode noodzakelijk geacht. Omdat voor deze asielzoekers in die periode de asielprocedure was opgeschort en daartoe geen juridische bijstand nodig was, is dit een verantwoorde en proportionele beperking, ook tegen de achtergrond van andere beperkingen die in de samenleving gelden en hebben gegolden. Nu de procedurerichtlijn in het geheel geen gefinancierde rechtsbijstand voorschrijft in deze fase van het asielproces, is van strijd met die richtlijn geen sprake.
Met het oog op gezondheidsrisico’s en de RIVM-richtlijnen koos Vluchtelingenwerk Nederland er in eerste instantie voor om telefonische spreekuren aan te bieden. In de laatste weken van de noodonderdaklocatie hebben ook enkele fysieke spreekuren plaatsgevonden.
Ngo’s konden in overleg en indien noodzakelijk een bezoek brengen aan de locatie, zoals bijvoorbeeld door de UNHCR is gedaan.
In hoeverre worden er andere stappen ondernomen om de in Zoutkamp opgevangen vreemdelingen op alternatieve wijze in contact te brengen met asieladvocaten en medewerkers van Vluchtelingenwerk Nederland? Zijn er middelen beschikbaar om digitale of telefonische contactafspraken te organiseren tussen asieladvocaten en medewerkers van Vluchtelingenwerk Nederland en vreemdelingen in Zoutkamp, indien afspraken ter plaatse niet volgens de richtlijnen van het RIVM kunnen plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe mensenrechtenorganisaties op dit moment van informatie worden voorzien over de huidige situatie in de noodopvang voor vreemdelingen in Zoutkamp?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre heeft Nidos toegang tot de noodopvang?2 Zo nee, hoe voorziet u dat Stichting Nidos haar werk naar tevredenheid kan verrichten?
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen die zich in de periode van de noodonderdaklocatie in Ter Apel hebben gemeld voor een asielaanvraag, zijn in de praktijk doorgaans doorgeplaatst naar Nidos-opvang. Hierdoor kon Nidos haar werk verrichten in haar eigen opvanglocaties en was toegang tot de noodonderdaklocatie niet noodzakelijk.
Waarom is het niet mogelijk voor vreemdelingen in de opvang in Zoutkamp om een formele asielaanvraag in te dienen, terwijl alle benodigdheden daarvoor zoals vingerafdrukken en identificatie wel worden geregistreerd?
Het identificatie- en registratieproces wordt met inachtneming van de RIVM-richtlijnen weer volledig uitgevoerd, gevolgd door het ondertekenen van de asielaanvraag. In de betreffende periode is de ondertekening tijdelijk opgeschort geweest om zo het aantal contactmomenten te verminderen.
Kunt u aangeven of het technisch mogelijk is nieuwe asielaanvragen door middel van digitale middelen in behandeling te nemen, zoals nu ook wordt gedaan bij een aantal lopende asielaanvragen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is de toegang tot de zorg gewaarborgd voor deze vreemdelingen?
In de periode dat asielzoekers op de noodonderdaklocatie verbleven hadden zorgprofessionals steeds toegang. De organisatie GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) bood medische hulp aan de bewoners. Ook was de GGD nauw betrokken en heeft Artsen zonder Grenzen de locatie bezocht om te ondersteunen in voorlichting.
Voor welke termijn vindt u de beperkende bewegingsvrijheid voor de opgevangen vreemdelingen acceptabel?
Zoals aangegeven is het verblijf op de noodonderdaklocatie inmiddels geëindigd.
Hoe verhoudt de uitleg dat «(d)e vrijheidsbeperking (...) aan(sluit) bij het eerder genoemde uitgangspunt dat reizen binnen Nederland zo veel als mogelijk wordt tegengegaan»3 zich tot de verklaring dat de vrijheidsbeperking voornamelijk berust op de nabijheid van een militair oefenterrein? Kunt u aangeven of bewegingsvrijheid vergroot kan worden van vreemdelingen die enkele weken in afzondering hebben geleefd, indien de onveiligheid veroorzaakt door het militaire oefenterrein kan worden beperkt? Zo nee, kunt u reflecteren op het beeld dat hierdoor ontstaat dat het lijkt alsof er strengere Coronamaatregelen worden gehanteerd voor vreemdelingen dan voor Nederlandse burgers?
De grondslag voor de vrijheidsbeperking was gelegen in de noodzaak de verspreiding van het coronavirus zoveel als mogelijk te controleren en sloot op dat moment aan bij het genoemde uitgangspunt dat reizen binnen Nederland zo veel als mogelijk werd tegengegaan. De nabijheid van het militair oefenterrein vormde met het oog op de veiligheid van de daar verblijvende asielzoekers een extra reden voor voorzichtigheid.
Kunt u aangeven of er stappen worden ondernomen om de bewegingsvrijheid van opgevangen vreemdelingen te vergroten? Zijn er mogelijkheden om vreemdelingen veilig van het militaire complex te leiden of begeleiden?
Zie antwoord vraag 10.
Gesloten ambassades, consulaten en EDV-kantoren |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat er door gesloten ambassades, consulaten en kantoren van externe dienstverleners (EDV-kantoren) Nederlanders zijn die met hun niet-Nederlandse partner en/of kinderen naar Nederland willen reizen, deze reis nu niet kunnen maken of uit moeten stellen, terwijl zij onder normale omstandigheden wel een visum of Machtiging voor Voorlopig Verblijf-sticker (MVV-sticker) hadden gekregen?
De Nederlandse inspanningen van de afgelopen weken waren voornamelijk gericht op het terughalen van Nederlandse reizigers en buitenlandse onderdanen die in Nederland wonen. Beide groepen beschikken in principe over de juiste documenten om Nederland binnen te mogen, waarbij in een uitzonderingsgeval laissez-passers verstrekt worden. Voor overige groepen consulaire klanten geldt dat de consulaire dienstverlening grotendeels is stopgezet, zoals recentelijk toegelicht in mijn Kamerbrieven van 16 maart (Kamerstuk 32 734, nr. 41), 26 maart (Kamerstuk 32 734, nr. 45) en 26 april (Kamerstuk 2020Z07523).
In laatstgenoemde Kamerbrief bent u geïnformeerd over het uitzonderingsbeleid dat door het ministerie gehanteerd wordt, waardoor bepaalde groepen wél een aanvraag voor een visum of reisdocument kunnen doen. De door u genoemde groep van niet-Nederlandse familieleden van Nederlanders valt daar onder, en kan dus onder het huidige beleid weer een visumaanvraag indienen of hun MVV-sticker ophalen om zich bij hun Nederlandse gezinslid in Nederland te voegen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het afhangt van de situatie in het land van de aanvrager of dit ook praktisch mogelijk is. Als een ambassade, consulaat of externe dienstverlener bijv. door lokale maatregelen omtrent het COVID-19-virus is gedwongen te sluiten, is het helaas niet mogelijk een visumaanvraag in te dienen of een MVV-sticker op te halen. Ook kan een ambassade of consulaat besluiten dat de lokale gezondheids- of veiligheidssituatie het openen van de consulaire afdeling niet toestaat. Diplomatieke posten informeren het publiek over de (aanvraag)mogelijkheden in hun land.
Ziet u mogelijkheden om voor dergelijke gevallen een (nood)oplossing te bedenken, waardoor deze groep Nederlanders met partner en/of kinderen alsnog naar Nederland kan reizen?
Zie antwoord vraag 1.
Welke hulp biedt u aan Nederlanders die tijdelijk in het buitenland wonen voor werk of studie, die terug willen naar Nederland, maar geen gebruik kunnen maken van de repatriëringshulp omdat zij op dit moment geen adres in Nederland hebben?
Via de website van Bijzondere Bijstand Buitenland zijn ruim 25.000 registraties binnen gekomen. De registratiemogelijkheid voor Bijzondere Bijstand Buitenland via de website is woensdag 8 april 2020 (om 17:00 uur Nederlandse tijd) stopgezet. Gestrande Nederlandse onderdanen in nood in het buitenland, kunnen nog steeds via de geëigende kanalen 24 uur per dag, 7 dagen in de week contact opnemen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De inzet van de rijksoverheid in het kader van het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland is primair gericht op in het buitenland gestrande Nederlanders die daar niet zijn gevestigd – een kwetsbare groep onder de huidige omstandigheden. Studenten in het buitenland zijn niet permanent gevestigd in het buitenland en behoren dus ook tot de doelgroep van de repatriëringsinzet onder het convenant.
Voor Nederlanders die duurzaam in het buitenland verblijven, geldt in beginsel dat zij hun verblijf in het buitenland kunnen voortzetten met inachtneming van de maatregelen in het land waar zij verblijven. In veel landen is het advies – net als in Nederland – om zo veel mogelijk thuis te blijven.
Bent u bereid te bekijken of deze groep Nederlanders toch gebruik kan maken van de hulp via www.bijzonderebijstandbuitenland.nl? Zo ja, bent u dan bereid deze website tot na vandaag (woensdag 8 april 2020) open te houden?
Zie antwoord vraag 3.
Arbeidsmigranten onvoldoende beschermd tegen Coronavirus |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de EenVandaag uitzending «Arbeidsmigranten worden niet beschermd tegen het coronavirus: «Deze groep heeft geen prioriteit»»,van 20 maart 2020?1
Ja.
Deelt u de zorgen dat in enkele vitale sectoren, zoals de voedings- en distributiesector, veel werknemers, veelal arbeidsmigranten, op minder dan 1,5 meter afstand van elkaar moeten werken, in kleine busjes worden vervoerd en op een hele kleine oppervlakte en met veel personen wonen en slapen, waardoor de kans op besmetting met het coronavirus zeer groot is?
Ik deel de zorgen over de werknemers in deze vitale sectoren, onder wie veel arbeidsmigranten. Het is in ieders belang dat iedereen zo gezond en veilig mogelijk kan wonen, werken en reizen. Werkgevers, huisvesters en uitzendbureaus hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om ook voor werknemers in de vitale sectoren, zoals arbeidsmigranten, de maatregelen van het RIVM zo goed mogelijk te implementeren om besmettingsgevaar te voorkomen. Het is voor iedereen een grote uitdaging om de maatregelen zo goed mogelijk door te voeren en tegelijkertijd de vitale processen draaiende te houden.
Vreest u ook dat hierdoor een risico ontstaat dat in deze vitale sectoren veel besmettingen kunnen plaatsvinden, waardoor veel mensen ziek worden en deze vitale processen stil komen te vallen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het daarbovenop ook een risico dat deze arbeidsmigranten zich minder snel ziek zullen melden omdat hun huisvesting afhankelijk is van het feit of zij werken en daarnaast dat eventuele gemaakte kosten van de gezondheidszorg worden doorberekend in hun loon?
Ik onderken de afhankelijkheid van arbeidsmigranten van hun werkgever voor wat betreft hun huisvesting. Het kabinet roept werkgevers op om geen werknemers te ontslaan. Werkgevers die wel afscheid nemen van arbeidsmigranten, dienen hier ook verantwoordelijkheid voor te nemen; zeker als de arbeidsmigranten voor hun huisvesting afhankelijk zijn van hun werkgever, worden werkgevers opgeroepen te zorgen voor een alternatief.
Het is niet wenselijk dat mensen in deze tijd op straat komen te staan. Samen met verhuurders heeft het kabinet afspraken gemaakt over het voorkomen van huisuitzettingen als gevolg van de coronacrisis. Ook zal de Minister van Milieu & Wonen het met een spoedwet mogelijk maken om tijdelijke contracten te verlengen. Op korte termijn zal uw Kamer worden geïnformeerd over verdere maatregelen.
Met de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) is er een verbod op inhoudingen op het minimumloon ingesteld, met uitzondering van huisvestingskosten en de zorgverzekering onder bepaalde voorwaarden. De werkgever mag om die reden geen gemaakte kosten voor de gezondheidszorg inhouden op het minimumloon.
Bent u bereid om deze situatie van arbeidsmigranten zo snel mogelijk te verbeteren om zo besmettingshaarden tegen te gaan en op die manier te voorkomen dat deze vitale sectoren stil komen te vallen?
Ja. Er wordt samengewerkt met werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en ambassades om de problemen die nu ontstaan voor arbeidsmigranten en werkgevers, zo goed mogelijk aan te pakken en waar mogelijk te handhaven. Het kabinet monitort de ontwikkelingen en beziet of er extra stappen nodig zijn. Ieder speelt hierin een eigen rol. Zo kunnen uitzendbureaus samen met de gemeente bekijken of de huisvesting van arbeidsmigranten kan worden aangepast, zodat deze beter voldoet aan de richtlijnen van het RIVM. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de norm van 1,5 meter afstand.
Om arbeidsmigranten beter te bereiken op wat zij zelf kunnen doen om het risico op besmetting tijdens wonen en werken zo klein mogelijk te maken, wordt ingezet op extra communicatie over de RIVM-richtlijnen voor werknemers in de talen van arbeidsmigranten, zie hiervoor het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om met deze sectoren, waaronder ook de uitzendbureaus, te bespreken hoe zij beter (ook in andere talen) over de instructies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaan communiceren en er tevens voor te zorgen dat er voorzorgsmaatregelen voor deze werknemers worden genomen?
De voorzorgsmaatregelen die gelden vanuit de rijksoverheid zijn in de vorm van posters en flyers beschikbaar in diverse talen, waaronder in het Engels, Pools, Spaans, Turks, Arabisch en Papiamento.2 Deze informatie wordt middels sociale mediacampagnes verspreid onder diverse doelgroepen. Het kabinet zet daarnaast in op extra voorlichting over de RIVM-richtlijnen voor werknemers in de verschillende talen van arbeidsmigranten.
Daarnaast verspreidt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de antwoorden op veel gestelde vragen over de situatie van arbeidsmigranten in relatie tot het de (maatregelen omtrent) het coronavirus, in overeenstemming met de informatie die te vinden is op rijksoverheid.nl en in afstemming met het RIVM. Deze informatie wordt gedeeld met sociale partners, de uitzendbranche en gemeenten. De informatie wordt tevens vertaald en onder ambassades verspreid van de thuislanden van veel arbeidsmigranten.
Welke maatregelen gaat u verder nemen om te voorkomen dat er geen besmettingshaarden kunnen ontstaan onder arbeidsmigranten en om te voorkomen dat zij ziek aan het werk gaan?
Zie de antwoorden op vragen 4, 5 en 6.
Bent u bereid om de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid in deze sectoren te laten handhaven op de door de RIVM gestelde instructies om zo mogelijke besmetting van het coronavirus te voorkomen?
Het is van algemeen belang dat de voorgeschreven maatregelen van het RIVM worden genomen om verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Op grond van de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk om de risico’s bij arbeid te voorkomen of te beperken en in te grijpen wanneer nodig. Als de werkgever niet de nodige voorzorgsmaatregelen treft, kan de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding doen bij de Inspectie SZW. Indien de Inspectie SZW meldingen ontvangt, zal per geval worden bekeken wat met de melding kan worden gedaan. Zo kan de Inspectie zelf actie ondernemen, bijvoorbeeld door de werkgever aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid. Indien nodig kunnen meldingen ook worden doorgeleid naar andere instanties, zoals de gemeente.
Het groeiende tekort aan opvangplekken in de asielopvang |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Asielopvang staat steeds meer onder druk«?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en ik herken op de meeste punten het geschetste dilemma binnen de asielopvang in Nederland, zoals het verkrijgen van locaties en het aanpakken van overlast door asielzoekers.
Klopt het dat «duizenden extra bedden» nodig zijn, maar dat veel gemeenten twijfelen om extra opvangplekken aan te bieden?
Ja, er zijn extra bedden nodig, waarbij het proces om te komen tot integrale afweging in elke regio en bij elke gemeente enige tijd in beslag neemt. De urgentie is hoog. In dat kader heb ik de LRT meermaals gesproken over de actuele stand van zaken. Het COA bereidt zich inmiddels voor op het inzetten van extra buffercapaciteit. Daarover heb ik uw Kamer geïnformeerd.
Wordt de twijfel veroorzaakt door overlastgevende asielzoekers? Wat onderneemt u hiertegen?
De twijfel van de gemeenten kent meerdere oorzaken. Eén van de oorzaken is het gedrag van een groep overlastgevende en criminele asielzoekers. Deze groep tast het draagvlak voor (extra) opvangplekken ernstig aan. Ik heb uw Kamer op 18 december jl. per brief geïnformeerd over de maatregelen die ik tref om deze groep aan te pakken2. Het COA is voortdurend in gesprek met gemeenten om locaties te verwerven. Regionale dilemma’s en lokale afwegingen maken de beslissing om locaties beschikbaar te stellen aan het COA lastig of tijdrovend. Overigens is het vinden van geschikte locaties op de huidige vastgoedmarkt ook niet eenvoudig.
Deelt u de mening dat de overlast tot een minimum beperkt moet worden indien u het draagvlak voor opvang wilt behouden?
Ja, waarbij ik overigens opmerk dat uit recent verschenen onderzoek blijkt dat opvang van asielzoekers niet tot grote problemen leidt.3 Buurtbewoners zijn doorgaans positief over een azc. Dat neemt niet weg dat het behoud van voldoende draagvlak mijn continue aandacht heeft.
Hoe staat het met de aparte opvang voor overlastgevers in de zogenaamde Handhaving en Toezicht Locatie in Hoogeveen? Waarom biedt dit geen oplossing voor het probleem?2
Vanaf 1 februari is de HTL van kracht. Plaatsing in de HTL biedt de lokale COA-locatie de mogelijkheid om een bewoner die ernstige overlast veroorzaakt over te kunnen plaatsen naar een strenger en sober regime. Overigens is hiermee het probleem van het actuele tekort aan opvangplaatsen niet opgelost.
Klopt het dat vijfduizend extra bedden nodig zijn vanwege achterstanden bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)?
De noodzaak tot het werven van minimaal circa 5.000 bedden heeft meer oorzaken dan alleen de doorlooptijd van asielbeslissingen bij de IND, maar het is juist dat als de achterstanden niet waren ontstaan de noodzaak tot extra bedden minder urgent zou zijn.
Hoeveel opvangplekken zijn de komende vijf jaar nodig en hoeveel plekken zijn reeds beschikbaar? Hoe groot is het tekort op dit moment en wat zijn de prognoses voor de komende vijf jaar?
Conform de laatst vastgestelde prognose wordt in 2020 een bezetting van gemiddeld 31.209 personen verwacht. Op dit moment is de verwachting dat de bezetting in 2020 toeneemt en in 2021 zal gaan afnemen. Wanneer de verwachte instroom en doorstroom realiteit worden, dienen er in 2020 circa 5.000 nieuwe opvangplekken te worden gerealiseerd. Ook dienen er in 2020 afspraken te worden gemaakt over verlenging van huidige opvanglocaties en is het van belang dat de huidige statushouders worden geplaatst in gemeenten.
Klopt het dat tot aan 2021 het contract van 14 opvangcentra afloopt? Welke gemeenten willen hun contract niet verlengen en waarom niet?
Van onderstaande locaties loopt in 2020 en 2021 de bestuursovereenkomst met de gemeenten af. Daarnaast lopen er enkele huurcontracten af. Met de gemeenten waarvan de bestuursovereenkomst afloopt zijn of worden gesprekken gevoerd om deze te verlengen. Het is nu niet aan te geven welke wel en welke niet verlengd zullen worden, evenals welke redenen daaraan ten grondslag liggen voor de betreffende gemeentes.
Provincie
Locatie
Capaciteit
Drenthe
Assen – Schepersmaat
1.033
Hoogeveen – Kinholtsweg
840
Friesland
Sneek Jancko Douwamastraat
600
Balk – Landlust
528
Gelderland
Harderwijk – Mecklenburglaan
864
Arnhem – Elderhofseweg
367
Groningen
Delfzijl – Zeevaartschool
400
Limburg
Echt – Pepinusbrug (azc)
390
Weert Kazernelaan
1.064
Noord-Holland
Den Helder Nieuweweg
405
Overijssel
Hardenberg – Jachthuisweg
750
Hengelo Havezatenlaan
243
Utrecht
Zeeland
Middelburg Laurens Stommesweg
340
Zuid-Holland
Rotterdam – Edo Bergsmaweg
630
Rijswijk Lage Kleiweg
525
Wat heeft u te bieden aan gemeenten die weigeren hun contract te verlengen c.q. de opvang voort te zetten?
Er is geen sprake van een werkwijze waarbij het Rijk een concreet aanbod aan gemeenten kan doen. Met het COA is afgesproken dat als er een dergelijke situatie zich voor doet COA hierover contact zoekt met de Staatssecretaris van Justitie om vervolgens per casus te bezien welk pad bewandeld kan worden.
Hoe staat het met de gesprekken met veilige landen zoals Marokko, Algerije en Tunesië over terugkeer van veiligelanders? Kunt u een update aan de Kamer sturen?
Ik ben van mening dat de terugkeercijfers omhoog moeten voor deze drie, maar ook andere landen. Daarover zijn diverse contacten met die landen van herkomst. Met de landen Tunesië en Algerije zijn de contacten erop gericht om de processen te verbeteren om sneller duidelijkheid te hebben. Dat gaat er dan om de processen te versnellen, maar ook om te zorgen dat de aangeboden informatie goed aansluit op steeds moderner wordende identificatiesystemen in de landen van herkomst.
Terugkeersamenwerking met Marokko is vaker onderwerp van gesprek geweest. Samen met mijn collega’s in het kabinet, blijft de inzet onverminderd om de samenwerking op terugkeer met Marokko verder te verbeteren als onderdeel van de bredere relatie. Ook in Europees verband zal ik mij hiervoor inspannen. Zoals eerder met u gewisseld, heeft dit mijn aandacht en wil ik er naartoe zodra het kan.
Deelt u de mening dat «bij deze regering een totaal gebrek aan visie en regie heerst als het gaat om migratie»? Zo nee, hoe verklaart u het enorme tekort aan opvangplekken dan?
Nee, ik deel deze mening niet. Het tekort aan opvangplekken wordt veroorzaakt door een licht hogere instroom, het verwerken van voorraden en een woningmarkt die de uitstroom beïnvloedt. Meer in het algemeen geldt dat migratie een dynamisch en complex vraagstuk is. Door middel van de integrale migratieagenda, waarvan recentelijk een voortgangsoverzicht met uw Kamer is gedeeld, probeert de regering hierop in te spelen.
Het bericht ‘IND wees ultiem verzoek asielzoeker Bahrein af” |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «IND wees ultiem verzoek asielzoeker Bahrein af»1en het bericht van Vluchtelingenwerk hierover?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het standaard beleid is om vooraf aan een uitzetting, onderzoek te doen of de uitzetting geen risico’s voor de veiligheid van de betreffende asielzoeker kan opleveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vindt dat onderzoek plaats?
In mijn antwoord zal ik eerst ingaan op de vraag zelf. Daarna zal ik in algemene zin nader ingaan op het gebruik van landeninformatie in de asielbesluitvorming. Ik vind het belangrijk uw Kamer deze context te verstrekken in het kader van het gedane Inspectieonderzoek en de hierover gestelde vragen.
Een asielzoeker wordt niet eerder uitgezet dan nadat diens asielmotieven zijn beoordeeld. De basis voor de asielbeoordeling zijn de (geloofwaardige) verklaringen van de asielzoeker over zijn individuele omstandigheden en gestelde vrees in zijn land van herkomst. Het is in de besluitvorming op de asielaanvraag -met gebruikmaking van landeninformatie – dat wordt onderzocht of een uitzetting voorzienbaar risico’s oplevert.
Het besluit op de asielaanvraag betreft een meeromvattend besluit dat tevens geldt als een terugkeerbesluit. Dit volgt uit de Vreemdelingenwet 2000 en is in de praktijk zo vorm gegeven. Is de asielaanvraag afgewezen en is deze afwijzing niet in rechte aangevochten of naar aanleiding van een beroep bevestigd door de rechter, dan kan de asielzoeker worden uitgezet. Voorafgaand aan die uitzetting wordt niet nogmaals beoordeeld of een uitzetting leidt tot risico’s.
Meent de asielzoeker echter dat sinds de afwijzing sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die maken dat van de eerdere beoordeling van het risico bij terugkeer niet meer kan worden uitgegaan, dan ligt het in de rede dat hij een nieuw asielverzoek indient en zich in dat verband beroept op die nieuwe omstandigheden. Doet hij dat, dan worden die omstandigheden beoordeeld en wordt daaromtrent een besluit genomen dat in rechte kan worden aangevochten.
Hieronder zal ik in het algemeen ingaan op de toetsing zoals deze in asielzaken plaatsvindt en de rol die landeninformatie daarbij speelt. Goede landeninformatie is in het algemeen van belang voor de bepaling van het landgebonden asielbeleid en de beslissingen in individuele zaken. Bij de beoordeling in een individuele zaak wordt het asielrelaas gewogen tegen de achtergrond van de algemene politieke, veiligheids- en mensenrechtensituatie in het land van herkomst zoals die volgt uit de landeninformatie. Er zal daarbij echter altijd een weging moeten plaatsvinden of toepassing van landeninformatie nodig is voor een zorgvuldige individuele beoordeling. Zo kan het zijn dat de vreemdeling zijn gestelde vrees bij terugkeer naar zijn land van herkomst reeds op basis van de individuele verklaringen en documentatie aannemelijk heeft gemaakt. Ook zal landeninformatie bij de beoordeling niet – of in mindere mate – noodzakelijk zijn indien de verklaringen van de asielzoeker op zichzelf ongeloofwaardig of onvoldoende zwaarwegend zijn.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken brengt jaarlijks met betrekking tot de belangrijkste landen van herkomst van asielzoekers op mijn verzoek (algemene/thematische) ambtsberichten uit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een zeer belangrijke bron van landeninformatie voor het landgebonden beleid en de asielpraktijk. Tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken bestaan vaste afspraken over de informatievoorziening ten behoeve van de asielpraktijk. Ambtsberichten vormen echter zeker niet de enige bron van informatie bij het bepalen van het asielbeleid en de beslissingen in individuele zaken. In aanvulling hierop gebruiken mijn ministerie en de IND ook steeds actuele informatie van andere gezaghebbende bronnen, zoals rapporten van gouvernementele organisaties en informatie van ngo’s, zoals Amnesty International en Human Rights Watch. Voor veel landen van herkomst van asielzoekers, waar minder asielzoekers vandaan komen, geldt dat geen algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt uitgebracht en dat bij de asielbeslissingen gebruik wordt gemaakt van dergelijke informatie uit andere bronnen.
Voor een beperkt aantal landen bestaat ook de mogelijkheid om individueel onderzoek te laten verrichten door de Minister van Buitenlandse Zaken (landinhoudelijk onderzoek). Voor een niet onaanzienlijk aantal landen van herkomst, waaronder ook Bahrein, bestaat deze onderzoeksmogelijkheid echter niet of zijn deze mogelijkheden zeer beperkt.
Kunt u bevestigen dat de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) geen onderzoek heeft gedaan naar informatie die was ingebracht door de advocaat, waaruit blijkt dat familieleden van politiek activisten in Bahrein problemen kunnen ondervinden? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, kunt u dan in algemene zin bevestigen dat de IND onderzoek doet naar informatie die door advocaten wordt ingebracht, waaruit blijkt dat familieleden van politiek activisten in Bahrein problemen kunnen ondervinden?
Zoals eerder bericht, kan ik niet ingaan op de inhoud van deze specifieke zaak.
Ik kan in algemene zin bevestigen dat informatie die door een gemachtigde wordt ingebracht bij de besluitvorming op asielaanvragen wordt betrokken. Dit geldt ook voor ingebrachte relevante informatie in de hier bedoelde zaak.
De door de betrokkene of gemachtigde ingebrachte informatie wordt door de IND vervolgens inhoudelijk gewogen in relatie tot het individuele asieldossier van de vreemdeling. De IND zet in het besluit inhoudelijk uiteen hoe de informatie is betrokken.
Tegen een afwijzende beschikking kan beroep ingesteld worden bij de rechtbank. Indien relevante informatie naar het oordeel van de aanvrager niet of niet afdoende wordt betrokken bij de beoordeling, dan kan dat in rechte worden aangevochten. In beroep wordt door de rechter beoordeeld of de IND zijn standpunt voldoende heeft onderbouwd met landeninformatie en of de IND afdoende heeft gereageerd op de landeninformatie die de vreemdeling zelf heeft ingebracht. In voorkomende gevallen kan dat leiden tot een rechterlijke vernietiging van een besluit wegens motiveringsgebreken.
Hoe verklaart u dat de IND nieuw bewijs dat werd aangedragen, over een aanklacht van de Bahreinse autoriteiten tegen de betrokkene, niet in behandeling heeft genomen en betrokken heeft bij het besluit betrokkene alsnog uit te zetten?
Zoals hiervoor aangegeven, kan ik niet ingaan op de inhoud van deze specifieke zaak.
Bij een eerste aanvraag kan de IND faciliteren in het vertalen van de overgelegde documenten. De situatie zoals die in de hier gestelde vragen wordt beschreven ziet op een opvolgende aanvraag. Bij opvolgende asielaanvragen is het in het algemeen aan de asielzoeker om overgelegde documenten te voorzien van een vertaling. Doet hij dat niet, dan wordt hem een termijn gegeven om die vertaling alsnog te overleggen. Als de asielzoeker aan dat verzoek geen gehoor geeft, dan kan zijn aanvraag buiten behandeling worden gesteld.
Een bijzondere situatie doet zich voor in zaken waarin een opvolgende aanvraag (zeer) kort voor een geplande uitzetting wordt ingediend en pas op dat moment een onvertaald document al dan niet in kopie wordt overgelegd. Deze beoordeling kort voor een voorgenomen uitzetting wordt verricht door het zogenoemde Last Minute Aanvragen-team van de IND (LMA-team).
Indien bij een opvolgende aanvraag en kort voor de uitzetting een onvertaald document wordt ingebracht, is het de verantwoordelijkheid van de betrokkene en/of de gemachtigde om documenten die zijn opvolgende aanvraag zouden ondersteunen vertaald aan te leveren. De ervaring van de IND is ook dat de gemachtigde van de betrokkene doorgaans vertaalde documenten overlegt vóór de uitzetting. Indien een document kort voor het geplande vertrek onvertaald wordt verstrekt, wordt de betrokkene tijdens het gehoor in de gelegenheid gesteld om door middel van een tolk te verklaren wat er in de documenten staat. In combinatie met de antwoorden op de vragen hoe de betrokkene aan de documenten komt, wanneer de documenten zijn ontvangen en waarom hij ze niet eerder heeft overgelegd of heeft laten vertalen, worden de documenten beoordeeld. Tevens wordt betrokken de omstandigheid of sprake is van een origineel document dat op authenticiteit kan worden onderzocht of slechts van een kopie.
Deze te betrekken omstandigheden maken onderdeel uit van de besluitvorming en vloeien voort uit bestendige jurisprudentie.
De Inspectie heeft dit punt (nieuw ingebracht document) in het rapport beschreven, zonder er een conclusie aan te verbinden.
Wat is uw reactie op hetgeen het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid zegt op dit punt?
Zie antwoord vraag 4.
Gebeurt het vaker dat de IND documenten, die worden aangereikt door advocaten of de asielzoeker zelf, niet meeneemt omdat ze niet vertaald zijn en/of kort voor de uitzetting worden overlegd?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in het bezit was van het paspoort van betrokkene en deze weigerde terug te geven, zodat betrokkene niet in staat was zelf terug te keren naar een derde land? Indien u deze vraagt niet kunt beantwoorden, kunt u dan in het algemeen toelichten of het gebruikelijk is dat de DT&V het paspoort van een asielzoeker inneemt, indien deze aangeeft vrijwillig te willen vertrekken naar een derde land? Zo ja, wat is daar de reden voor? Zo nee, wat kan een reden zijn dit in sommige gevallen toch te doen?
Ik kan niet ingaan op deze zaak. In zijn algemeenheid geldt dat de Koninklijke Marechaussee (KMar) of de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie op grond van artikel 52, eerste lid, van de Vreemdelingenwet het reisdocument inneemt van een vreemdeling die voornemens is om een asielaanvraag in te dienen. In verband met de asielprocedure wordt het reisdocument vervolgens overgedragen aan de IND. De vreemdeling krijgt aan het einde van de asielprocedure het reisdocument terug wanneer de vreemdeling in het bezit gesteld wordt van een verblijfsvergunning. Indien er geen verblijfsvergunning wordt verleend wordt het reisdocument overgedragen aan de DT&V in het kader van het terugkeerproces.
Op het moment dat de vreemdeling Nederland verlaat (zelfstandig dan wel gedwongen) krijgt deze het reisdocument op het moment van daadwerkelijk vertrek terug van de KMar, conform artikel 52, tweede lid, van de Vreemdelingenwet.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat, indien een vreemdeling van oordeel is dat het reisdocument onrechtmatig wordt vastgehouden, deze op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet bezwaar (en een verzoek om een voorlopige voorziening) kan instellen. Hiertegen staat beroep open bij de rechtbank.
In zijn algemeenheid geldt tevens dat voorafgaand aan gedwongen terugkeer de vreemdeling een zelfstandige vertrektermijn heeft, waarin hij zijn vertrek al dan niet met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en DT&V kan regelen.
Wanneer betrokkene aangeeft vrijwillig naar een derde land te willen vertrekken kan DT&V de betrokkene doorverwijzen naar de IOM en ondersteunen waar nodig. Daarbij kan de DT&V bijvoorbeeld het paspoort (onder toezicht) ter beschikking stellen wanneer dit noodzakelijk is voor de concrete voorbereiding om vrijwillig te kunnen vertrekken. Het initiatief en de verantwoordelijkheid voor het realiseren van toegang tot een derde land op basis van vrijwillig vertrek ligt altijd bij betrokkene zelf.
Indien de DT&V het vertrek uit Nederland organiseert, dient er altijd sprake te zijn van gewaarborgde toegang. Dit impliceert tevens bestendig verblijf (ook in het geval van vertrek naar een derde land). De DT&V kan immers geen vreemdelingen onder haar verantwoordelijkheid laten vertrekken als verblijf niet of slechts kortstondig is toegestaan. Er moet sprake zijn van duurzame toelating. Zo is bijvoorbeeld het organiseren van vertrek door DT&V op basis van een toeristenvisum geen optie.
Erkent u dat het criterium voor terugkeer naar een derde land «gewaarborgde toegang» is en niet «bestendig verblijf»? Kunt u toelichten waarom in dat licht het paspoort niet werd terug gegeven?
Zie antwoord vraag 7.
Welke algemene lessen trekt u uit het inspectierapport?
Mijn ambtsvoorganger heeft de Inspectie verzocht om dit onderzoek. Dit onderzoek en het rapport is voor mij aanleiding geweest om met de betreffende organisaties te kijken welke algemene lessen we hieruit kunnen trekken. Om eerdergenoemde redenen kan ik echter niet op de inhoud van het rapport ingaan. Voorts verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van heden.
Hoe kijkt u aan tegen de bestuursrechtelijke rechtsbescherming in het vreemdelingenrecht? Ziet u daar kwetsbaarheden? Zo ja, welke en wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
De rechtsbescherming in het vreemdelingenrecht is in Nederland goed geregeld en deze is in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen, het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
In het geval van eerste aanvragen van een verblijfsvergunning asiel mag de vreemdeling de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening dan wel de uitspraak op het beroep altijd in Nederland afwachten.
In het geval van opvolgende aanvragen is dit eveneens de hoofdregel, maar er zijn een tweetal uitzonderingen op die regel. Eén van de uitzonderingen ziet op opvolgende asielaanvragen die pas kort voor een geplande uitzetting worden ingediend en waarin wordt geoordeeld dat aan de opvolgende aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd.
Doet zo’n uitzondering zich voor, dan kan de asielzoeker zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wenden door een spoedvoorziening aan te vragen. Om de tijdige indiening van dat rechtsmiddel mogelijk te maken, moet een voorgenomen uitzetting worden aangekondigd. De asielzoeker kan vervolgens, zo nodig bijgestaan door zijn advocaat, de voorzieningenrechter verzoeken om dat verzoek met voorrang te behandelen en op dat verzoek te beslissen of bij wijze van ordemaatregel te bepalen dat hij niet op de voorgenomen datum en tijd mag worden uitgezet.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft over dit nationale systeem van rechtsbescherming geoordeeld dat het niet in strijd is met het verbod van refoulement en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte2.
Hoe verklaart u dat het inspectierapport van september is, terwijl volgens de richtlijnen van de inspectie zelf het rapport uiterlijk zes weken na afronding openbaar gemaakt dient te worden, en in de aanwijzingen van de minister-president inzake rijksinspecties staat dat de minister maximaal zes weken de tijd heeft om een beleidsreactie op te stellen?
De Inspectie heeft mij het rapport op 26 november 2019 doen toekomen. Ik heb het uw Kamer op 13 december 2019 vertrouwelijk ter inzage aangeboden. Daarmee heb ik destijds voldaan aan de publicatie richtlijnen.
Bij mijn brief van 12 februari jl. heb ik u geïnformeerd dat ik de Inspectie aanvullend heb verzocht nadere vertrouwelijke informatie van de Inspectie, die ik in de week daarvoor had ontvangen, te betrekken. Dit gelet op de relevantie voor het onderzoek. Het addendum op het Inspectierapport heb ik vervolgens op 28 mei jl. ontvangen en daarop uw Kamer binnen een week de gelegenheid gegeven dit vertrouwelijk in te zien.
Op welke grond heeft u besloten het rapport alleen vertrouwelijk aan de Kamer toe te zenden?
Ik verwijs u allereerst naar mijn brief aan Uw Kamer van donderdag 2 juli 2020, waarin ik gemotiveerd aangeef waarom ik niet over kan gaan tot openbaarmaking van het rapport
De overheid heeft, zeker in individuele zaken op het terrein van vreemdelingenrecht, een plicht om er zorg voor te dragen dat de belangen en de privacy van een persoon niet worden geschonden. Uit het Vluchtelingenverdrag en de Europese asielrichtlijnen volgt voorts dat dergelijke, in het kader van een asielaanvraag naar voren gebrachte informatie vertrouwelijk is en niet bekend mag geraken bij de autoriteiten van landen van herkomst. Ik heb daarin een eigen verantwoordelijkheid.
Het is mij voorts niet bekend dat de vader van de heer Ali S. heeft gepleit het inspectierapport openbaar te maken. In dat kader wil ik uw Kamer wijzen op de constatering dat de gemachtigde van betrokkene zelf evenmin de keuze heeft gemaakt het rapport, het addendum en eventuele andere stukken openbaar te maken. Een keuze waar ik gezien de belangen alle begrip voor heb.
Klopt het dat de vader van de heer Ali S. heeft gepleit het inspectierapport openbaar te maken?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid het rapport alsnog openbaar te maken?
Heeft u contact gehad met de familie van de heer Ali S., dan wel zijn advocaat over de vraag naar openbaarmaking? Zo ja, wat waren de adviezen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat alsnog te doen? Bent u bereid hun advies cq oordeel zwaar te laten meewegen?
Wat is de positie van non-governementele mensenrechtenorganisaties over openbaarmaking van het rapport? Zien zij risico’s voor de heer al-Showaikh? Zo ja, welke? Zo nee, waarom is er dan toch gekozen het rapport vertrouwelijk te houden gezien het feit dat de betrokkene al tot twee keer levenslang is veroordeeld?
Zie antwoord vraag 12.
Welke diplomatieke stappen gaat u nemen om de heer Ali S. bij te staan?
De ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in de Staat Koeweit, mede geaccrediteerd voor het Koninkrijk Bahrein, woont met regelmaat de rechtszittingen in de rechtszaken van betrokkene bij. Het is ook voorgekomen dat op verzoek van Nederland een partnerland met een ambassade in Bahrein namens Nederland rechtszittingen bijwoont, zoals bij de eerste zitting op 8 januari 2019. Het bijwonen van de rechtszittingen geeft aan de Bahreinse autoriteiten een duidelijk signaal dat Nederland het proces nauwlettend volgt en belang hecht aan een eerlijke rechtsgang. Ook wordt dit samen met verdere zorgen omtrent mensenrechten in bilaterale contacten met de Bahreinse autoriteiten overgebracht.
Bent u bereid zich tot het uiterste in te spannen om de heer Ali S. uit detentie te krijgen en, zolang dat niet is gelukt, er alles aan te doen om zijn detentieomstandigheden te verlichten? Zo nee, waarom niet?
Desbetreffend persoon is geen Nederlands staatsburger en komt dus niet in aanmerking voor consulaire bijstand. De Nederlandse ambassade volgt de rechtszaken echter nauwlettend, zoals gesteld in het antwoord op vraag 17. Ook is in recente diplomatieke contacten de zorg omtrent een eerlijk proces en humane behandeling aangekaart. Detentieomstandigheden en de mensenrechtensituatie in het algemeen in Bahrein worden in alle hoogambtelijke, diplomatieke en politieke contacten aan de orde gesteld. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten. Daarnaast heeft de ambassade contact gehad met zowel de familie als advocaat van desbetreffend persoon.
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden en die antwoorden die niet openbaar kunnen worden gemaakt, vertrouwelijk aan de Kamer te doen toekomen?
Waar mogelijk heb ik de vragen apart beantwoord.
Uitzetting van ongedocumenteerde Venezolanen |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat drie ongedocumenteerde Venezolanen op Bonaire in vreemdelingendetentie zijn geplaatst en zullen worden uitgezet?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Het bericht waaraan wordt gerefereerd is online niet vindbaar.
Bent u van mening dat onder de huidige omstandigheden uiterste zorgvuldigheid moet worden betracht met het uitzetten van Venezolaanse burgers naar Venezuela? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt precies voorkomen dat betrokkenen bij terugkeer in een gevaarlijke situatie zullen belanden?
Ik deel uw standpunt. In alle gevallen wanneer sprake is van (gedwongen) uitzetting, moet beoordeeld worden of terugkeer op een zorgvuldige manier en met respect voor de waardigheid van de vreemdeling gerealiseerd kan worden. Op grond van de wet en regelgeving in Caribisch Nederland wordt er in het kader van het terugkeerproces van vreemdelingen naar landen van herkomst onder meer getoetst aan artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat betekent dat onderzocht wordt of personen bij terugkeer een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met het verdrag.
Is u bekend of deze drie betrokkenen eerder in de gelegenheid zijn geweest om legaal verblijf op Bonaire aan te vragen? Zo ja, waarom is geen verblijfsrecht toegekend? Zijn daarbij asielgerelateerde omstandigheden onderzocht?
Zoals eerder aan de Kamer is bericht, doe ik geen uitspraken over individuele zaken. Voorts wil ik nog wel meegeven dat, indien er sprake is van een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning, wordt getoetst aan de voorwaarden voor die gevraagde reguliere verblijfsvergunning. Er wordt niet ambtshalve getoetst aan asielgerelateerde omstandigheden. Deze worden eerst onderzocht indien de vreemdeling een verzoek om bescherming indient of aangeeft bij terugkeer te vrezen voor vervolging op een onmenselijke behandeling.
Houdt uitzetting in dat deze drie betrokkenen zullen worden uitgezet naar herkomstland Venezuela? Zo ja, bent u bereid het lot van deze betrokkenen na uitzetting te monitoren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 2. Uitgangspunt van ons stelsel is zorgvuldige beoordeling en rechterlijke toetsing voorafgaand aan uitzetting. Monitoring van individuele vreemdelingen na terugkeer is geen onderdeel van dit stelsel. Monitoring van onderdanen van andere landen in die betreffende landen zal voor herkomstlanden ook niet acceptabel zijn, evenmin als wij het zouden accepteren wanneer andere landen het welzijn van individuele Nederlanders in Nederland zouden monitoren.
Hoeveel Venezolaanse burgers verblijven vermoedelijk momenteel, al dan niet legaal, op Bonaire? Hoe wordt vastgesteld of deze Venezolaanse burgers mogelijk beroep kunnen doen op asielbescherming?
Volgens verkregen informatie van afdeling Burgerzaken op Bonaire (peildatum 16 juni 2020), staan momenteel 948 Venezolanen ingeschreven in het bevolkingsregister. Deze personen verblijven rechtmatig op Bonaire. Het aantal illegaal op Bonaire verblijvende Venezolanen is niet te achterhalen.
Zoals reeds in het antwoord op vraag 3 is meegedeeld, dient een vreemdeling een verzoek om bescherming in te dienen. Vervolgens wordt dat verzoek door de IND CN op basis van de Wet- en regelgeving van Caribisch Nederland BES beoordeeld. De procedure voor een verzoek om bescherming is nader uitgewerkt in hoofdstuk 16 van de Circulaire Toelating en Uitzetting BES (https://wetten.overheid.nl/BWBR0028837/2015-10-01#Circulaire.divisie16).
Het bericht ‘Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe’ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u in aanvulling op de door u gegeven antwoorden op Kamervragen over het bericht het bericht «Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe» d.d. 26 juni 2019 (2019D27586) aangeven of er naast de strijdigheid van de wijze waarop Hongarije de relevante Europese regelgeving toepast met het acquis, ook strijdigheid is met andere internationale verdragen, waaronder het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties? Zo ja, op welke wijze heeft u dit onder de aandacht van uw Hongaarse ambtsgenoot heeft gebracht? En zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld, is het kabinet is van mening dat onderdelen van het Hongaarse asiel- en migratiebeleid strijdig zijn met internationale verplichtingen. In dit kader wijst het kabinet erop dat de Commissie meerdere inbreukprocedures is gestart tegen Hongarije die betrekking hebben op het Hongaarse asiel- en migratiebeleid. Bovendien maken de «fundamentele rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen» onderdeel uit van de resolutie van het Europees parlement waarmee het de artikel 7-procedure jegens Hongarije activeerde, en zullen daarom naar verwachting onderdeel uitmaken van de dialoog met Hongarije in het kader van deze procedure in de Raad Algemene Zaken. Het kabinet blijft de zorgen over ontwikkelingen in Hongarije op asiel- en migratiegebied in zowel bilateraal als Europees verband uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten.
Zijn de (eventuele) schendingen van het internationaal recht als gevolg van de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitvoert ook in andere internationale overlegfora besproken? Zo ja, welke en wat zijn de eventuele gevolgen daarvan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft de zorgen over de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten. Zoals in antwoord op vraag 1 aangegeven, heeft de Commissie het hieromtrent nodig geacht een aantal inbreukprocedures te starten tegen Hongarije. Verder verwijst het kabinet naar het antwoord op de vragen 4 en 5 van de schriftelijke vragen van de leden Van de Hul en Kuiken (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019).
Heeft de Hongaarse overheid naast het nationale asiel- en migratiebeleid een zorgplicht voor vluchtelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van mening dat Hongarije deze zorgplicht voldoende nakomt?
Als lidstaat van de EU dient Hongarije de geldende EU-wet- en regelgeving, het zgn. acquis, correct toe te passen zoals ook in antwoord op de eerdere vragen gesteld (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019). Het doel van het acquis is om te zorgen dat alle lidstaten een zorgvuldig, humaan en efficiënt asielstelsel voeren. Middels de Procedurerichtlijn is het VN-Vluchtelingenverdrag onderdeel van dat acquis. Zoals ook eerder met de Kamer gedeeld, heeft de Commissie tekortkomingen vastgesteld in hoe Hongarije het acquis implementeert en het noodzakelijk geacht diverse inbreukprocedures tegen Hongarije te starten. Het kabinet deelt de zorgen over het Hongaarse asiel- en migratiebeleid die tot deze inbreukprocedures hebben geleid en verwelkomt dat de Commissie haar rol in deze gevallen neemt. Het is uiteindelijk aan de Commissie als hoedster van de verdragen om erop toe te zien dat lidstaten het acquis correct toepassen. Het kabinet wacht de uitkomsten van de inbreukprocedures af alvorens nieuwe stappen te nemen. Het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens is besproken in het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Daarbij is niet specifiek gesproken over hulp aan vluchtelingen in Hongarije.
Kunt u nog aangeven welke aanvullende mogelijkheden u ziet -aanvullend en naast het aanspreken van de Hongaarse overheid- om concrete verbetering te bewerkstelligen in de zorgelijke situatie van de vluchtelingen die zich in Hongarije bevinden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er in Europees en/of ander internationaal verband gesproken over bijvoorbeeld de mogelijkheden van voedselhulp of andere vormen van hulp voor vluchtelingen in Hongarije zolang de situatie zoals beschreven in het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens voortduurt? Zo ja, heeft dit tot concrete hulp kunnen leiden? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid zich hiervoor in te spannen?
Zie antwoord vraag 3.
Het aantrekken van personeel door startups |
|
Martin Wörsdörfer (VVD), Dennis Wiersma (VVD), Hayke Veldman (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Ontvangt u tevens signalen dat startups behoefte hebben aan maatregelen om eenvoudiger en meer buitenlands talent aan te trekken?
Ja, deze signalen zijn mij bekend. Vertegenwoordigers van het Nederlandse startup-ecosysteem hebben signalen geuit dat jonge, innovatieve startups barrières ervaren bij het aantrekken van internationaal talent. Dergelijke signalen zijn tevens benoemd in het rapport van de City Deal Warm Welkom Talent en het onderzoek van Regioplan naar de aantrekkelijkheid van Nederland voor kennismigranten, in opdracht van het WODC.
Bent u bereid de kennismigrantenregeling tegen het licht te houden op aanknopingspunten voor het vergemakkelijken van het in dienst nemen van hoogopgeleid personeel door startups?
In de brief van 1 juli 2019 over de «Verblijfregeling voor essentieel personeel van startups» heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangekondigd dat een verblijfsregeling voor essentieel personeel van startups in de vorm van een pilot wordt gecreëerd. Deze regeling geeft jonge, innovatieve bedrijven, die nog niet in staat zijn om kennismigrantensalarissen te betalen, de kans om essentieel talent aan te trekken. Er is gekozen voor een aparte verblijfsregeling in de vorm van een pilot en niet voor aanpassing van de kennismigrantenregeling.
Voor startup-personeel dat via de nieuwe regeling wordt aangetrokken geldt een verlaagd salariscriterium ten opzichte van het salariscriterium voor kennismigranten. Het verlaagd salariscriterium voor startup-personeel is gestoeld op het bredere Nederlandse kennismigrantenbeleid. Het salariscriterium sluit daarom aan bij het salariscriterium dat geldt voor kennismigranten die vanuit het «zoekjaar hoogopgeleiden» een baan als kennismigrant vinden. Dit salariscriterium is momenteel 2.364,- euro bruto per maand (zonder vakantiegeld). Daarnaast dient de werkgever aan te tonen dat de medewerker een werknemersparticipatie in het bedrijf heeft verkregen. Net als bij de kennismigrantenregeling zal er geen opleidingsvereiste worden gesteld. Voor de verdere contouren van deze regeling verwijs ik u naar bovengenoemde brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De geplande inwerkingtreding van de regeling is voorzien in de zomer van 2020.
Bent u ermee bekend dat kleine ondernemers die jong buitenlands talent willen aantrekken soms last hebben van de door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) opgelegde inkomenseis, waar de salarissprong bij de leeftijd van 30 jaar (van 3.299 euro bruto naar 4.500 euro bruto per maand) tot een eis leidt die doorgaans niet bij de relevante ervaring van het buitenlands talent past?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 1 en 2 ben ik ermee bekend dat jonge, innovatieve bedrijven barrières ervaren bij het aantrekken van buitenlands talent. Om die reden wordt een verblijfsregeling voor essentieel personeel van startups in de vorm van een pilot gecreëerd.
Bent u bereid om het salariscriterium in de kennismigrantenregeling tegen het licht te houden en bijvoorbeeld een staffel te overwegen, waarbij de in vraag drie genoemde salarissprong over vijf jaar wordt verdeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer wordt het toegezegde onderzoek naar de mogelijkheden om sleutelpersoneel van buitenlandse startups (zoals Chief Operating Officers, Chief Technology Officers en softwareontwikkelaars) naar de Kamer gestuurd?
In mijn brief over het startup- en scale-up-beleid van 21 december 20181 heb ik toegezegd dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik zouden onderzoeken of het mogelijk is om sleutelpersoneel van buitenlandse startups mee te laten komen met de oprichter van een buitenlandse startup. Uit een verkenning naar de mogelijkheden daartoe is de pilot voor een verblijfsregeling voor essentieel personeel van startups voortgekomen. De regeling beoogt te voorzien in het aantrekken van sleutelpersoneel in de genoemde functies.
Wanneer wordt het toegezegde onderzoek naar mogelijkheden of de partner van een buitenlandse zelfstandige meer vrijheid op de Nederlandse arbeidsmarkt kan krijgen naar de Kamer gestuurd?
In mijn hiervoor genoemde brief over het startup- en scale-up-beleid van 21 december 2018 heb ik aangegeven dat ik samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zou onderzoeken of de partner van een buitenlandse zelfstandige meer vrijheid op de Nederlandse arbeidsmarkt kan krijgen. Naar aanleiding van een verkenning naar de mogelijkheden daartoe, heb ik in mijn brief «Technologie en ondernemerschap; de hoogste tijd voor een nieuwe impuls» van 3 juni 20192 aangegeven dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een maatregel neemt die de vrije toegang tot de arbeidsmarkt voor partners van buitenlandse zelfstandigen regelt. Het streven is dat deze maatregel begin 2020 gerealiseerd zal zijn.
Klopt het dat een buitenlandse ondernemer die zich in Nederland wil gaan vestigen pas een BTW-nummer krijgt nadat hij zich fysiek bij de Belastingdienst heeft gemeld, waar een in Nederland gevestigde inwoner automatisch na inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) een voorlopig BTW-nummer ontvangt? Zo ja, kan dit voor buitenlandse ondernemers eenvoudiger worden gemaakt?
Nee, buitenlandse ondernemers hoeven zich niet fysiek te melden bij de Belastingdienst. De Belastingdienst reikt aan nieuwe ondernemers een btw-identificatienummer uit, primair op basis van hun inschrijving in het Handelsregister. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen buitenlandse en Nederlandse ondernemers.
De statushouder die een 68 jarige vrouw doodmartelde |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Verdachte fatale mishandeling Amsterdam is statushouder»?1
Ja
Wat is de nationaliteit van deze verdachte, wanneer is hij tot Nederland toegelaten en op welke grond? Hoe is het mogelijk dat deze gevaarlijke persoon door de screening is gekomen?
Over individuele gevallen doe ik in beginsel geen uitspraken.
Over de screening in het algemeen kan ik zeggen dat de IND deze uitvoert bij alle asielzoekers voorafgaand aan de asielprocedure. Het betreft een onderzoek waarbij de al verzamelde informatie wordt bezien in samenhang met een socialmediacheck. Hierbij wordt bekeken of er sprake is van signalen die kunnen wijzen op een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid, maar ook bijvoorbeeld op betrokkenheid bij misdrijven genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag of fraude.
Ook tijdens het verdere verloop van de asielprocedure is de IND alert op nieuwe signalen, zoals bijvoorbeeld klik- of tipbrieven van burgers en slachtoffers/getuigen. Hiernaast zijn de medewerkers van het COA alert op signalen. Als er tijdens de asielprocedure signalen zijn die erop duiden dat de persoon mogelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid, kan dit een reden zijn om de verblijfsvergunning te onthouden. Deze signalen worden doorgezet naar de inlichtingen-en-veiligheidsdiensten en politie. Signalen van betrokkenheid bij misdrijven als genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag worden doorgezet naar de unit 1F van de IND.
Kunt u garanderen dat de verblijfsvergunning van deze persoon wordt ingetrokken en dat hij, na een hopelijk lange gevangenisstraf, direct uit Nederland wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?
Het is staand kabinetsbeleid dat het vertonen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag in beginsel gevolgen moet hebben voor een aangevraagde of verleende verblijfsvergunning, ook als dat een asielvergunning is. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat als een persoon in het bezit is gesteld van een asielvergunning, daarmee is vastgesteld dat hij of zij zelf bescherming van de Nederlandse overheid nodig heeft. Daarom is in internationale verdragen en Europese wetgeving (Procedurerichtlijn, Kwalificatierichtlijn) vastgelegd onder welke omstandigheden een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken en wanneer een statushouder, die een (bijzonder) ernstig misdrijf heeft gepleegd, kan worden teruggestuurd naar zijn of haar land van herkomst.
Het vorige kabinet heeft het beleid op dit punt twee maal aangescherpt. Uw Kamer is daarover geïnformeerd bij brieven van 25 november 2015 en 25 mei 2016.2 Het kabinet is van oordeel dat we hiermee de grens hebben bereikt van wat we op dit punt kunnen doen met inachtneming van de Europese regels, maar ook het Vluchtelingenverdrag.3
Over de consequenties in deze individuele zaak merk ik op dat, buiten het feit dat ik hier niet kan ingaan op de individuele omstandigheden van het geval, ik ook niet kan vooruitlopen op het oordeel van de rechter en de eventuele gevolgen voor het verblijfsrecht in deze zaak.
Hoe legt u aan de samenleving en aan nabestaanden van slachtoffers van dit soort gruwelijkheden uit dat u achter het open grenzen beleid blijft staan, ondanks het feit dat u zelf geen enkel idee heeft wat voor tuig u binnenlaat?
Er is in Nederland geen sprake van een opengrenzenbeleid waar het gaat om de toelating van personen die internationale bescherming zoeken. Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven. Het mag nooit beleid zijn om mensen vanwege hun afkomst of religie te discrimineren of te stigmatiseren.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en alle migranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voorts bereid alle asielzoekers en statushouders die een misdrijf hebben gepleegd uit Nederland te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Uitbuiting van arbeidsmigranten |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland doet te weinig voor Poolse werknemers»?1
Ik begrijp de reactie van de Poolse ambassadeur goed en ik denk dat hij een terecht punt maakt. Iedereen in Nederland heeft recht op een eerlijke, gezonde en veilige woon- en werkplek. Situaties van onderbetaling, onveilige arbeidsomstandigheden en slechte huisvesting moeten worden aangepakt.
Is het waar dat de Poolse ambassadeur drie keer bij u heeft aangeklopt over misstanden? Wat heeft u hiermee gedaan?
Ik heb met de Poolse ambassadeur gesproken over de positie van Poolse werknemers in Nederland. Ik blijf in gesprek met Polen om de situatie van Poolse arbeidsmigranten te verbeteren.
Deelt u de mening dat de Inspectie SZW (ISZW) «niet de mensen heeft» om toe te zien op misstanden? Zo nee, waarom greep de Inspectie dan niet in na een ernstige melding over een chloorlek in een kas?
Nee, die mening deel ik niet. De Inspectie SZW krijgt in deze kabinetsperiode een fikse uitbreiding. Die is gebaseerd op de afwegingen die zijn neergelegd in het Inspectie Control Framework2 en waarover in het regeerakkoord besluiten zijn vastgelegd. De versterking van de Inspectie SZW is bedoeld om de ICF-indicatoren zoals verwoord in de begroting te verbeteren. Op het terrein van de arbeidsomstandigheden houdt dit onder meer in dat er naar wordt gestreefd de balans tussen capaciteitsinzet op actieve inspecties en reactieve onderzoeken, zoals ongevalsonderzoek en meldingen, te herstellen.3
De versterking laat onverlet dat de werkwijze van de Inspectie SZW risicogericht was en is. Dit betekent dat een melding niet automatisch aanleiding geeft tot onderzoek. Dit houdt verband met het feit dat in de wettelijke gekozen systematiek de verantwoordelijkheid voor veilige en gezonde werkomstandigheden bij de werkgever ligt. De beoordeling van meldingen heeft tot doel de capaciteit zo effectief mogelijk in te zetten op de meest relevante zaken. Daarbij wordt bezien of een melding een meldingsplichtig ongeval betreft overeenkomstig wet- en regelgeving, bijvoorbeeld omdat een werknemer blijvend letsel ondervindt of er sprake is van ziekenhuisopname.
Deelt u de volgende oproep van de ambassadeur: «ga gewoon die werkplekken bezoeken en leg dan boetes op»? Zo ja, hoeveel bezoeken aan bedrijven met veel arbeidsmigranten gaat de Inspectie SZW komend jaar afleggen?
Het is onjuist dat de Inspectie SZW 800 inspecteurs en maar twee aandachtspunten heeft. Inzicht in de werkwijze van de Inspectie SZW wordt jaarlijks verschaft in de het jaarplan en jaarverslag. Bijgaand treft u een tabel aan die eerder in een technisch overleg met uw Kamer, eind 2017, is gebruikt om inzicht te geven welke sancties gegeven kunnen worden:
De Inspectie SZW houdt risicogericht toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving, zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet. Daarmee wil de Inspectie SZW een zo groot mogelijk maatschappelijk effect bereiken. De Inspectie SZW inspecteert daar waar naar verwachting de risico’s het grootst zijn. Dit doet de Inspectie SZW in 17 programma’s, waaronder het programma Agrarisch en Groene sector en het programma Uitzendbureaus.
Afhankelijk van de motieven van de werkgever om relevante wet- en regelgeving wel of niet na te leven, zet Inspectie SZW op maat gesneden interventies in. Het gaat bijvoorbeeld om communicatie of zelfinspecties, branchebeïnvloeding en druk op de keten van bedrijven (opdrachtgevers, -nemers, onderaannemers etc.). Als verschillende interventies onvoldoende effect hebben en gevallen van notoire overtreders of incidentele zeer ernstige misstanden zich blijven voordoen, wordt zwaardere handhaving ingezet, zoals het opleggen van boetes en het stilleggen van werkzaamheden van een bedrijf met als doel om bij de betrokken bedrijven een gedragsverandering te realiseren. Bestuursrecht en strafrecht worden gericht ingezet om criminele en ondermijnende activiteiten aan te pakken. Opsporing wordt ingezet als een strafrechtelijke aanpak het meeste effect oplevert.
In het regeerakkoord is 50 miljoen euro aan extra middelen vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Inspectie SZW. De formatie groeit naar circa 1.550 fte in 2022. De versterking zal voor een groot deel ingezet worden op het thema eerlijk werk, waaronder arbeidsuitbuiting en onderbetaling. Op dit moment zijn bij de Inspectie SZW circa. 1.250 fte werkzaam. Zoals in eerdere jaarstukken verwoord, is voor de voortbrenging van het inspectiewerk een aantal disciplines werkzaam binnen de Inspectie SZW. Het betreft met name inspecteurs, rechercheurs, analisten, onderzoekers, handhavingsspecialisten, front office medewerkers, boete opleggers, projectleiders en (personeels)managers.
Mede naar aanleiding van onderzoek van ABD topconsult is in het jaarverslag 2016 een gedetailleerd overzicht van de disciplines binnen de Inspectie SZW gegeven. De meest recente versie van dit overzicht, waarin de functieverdeling in 2022 zichtbaar is, staat in het Meerjarenplan 2019–2022 van de Inspectie SZW en is hieronder afgebeeld.4
In het jaarverslag 2018 is ingegaan op de groei van de Inspectie in 2018. In het jaarplan 2019 is ingegaan op de groei de komende jaren. In de antwoorden op de vragen voor het WGO rond de jaarverantwoording zal op de getalsmatige ontwikkeling nader worden ingegaan.
Binnen het domein eerlijk werk (arbeidsuitbuiting en onderbetaling), zijn 1947 inspecties uitgevoerd zoals gerapporteerd in het jaarverslag 2018.5 De aantallen zijn een uitvloeisel van de programmering en geen doel op zich. De Inspectie SZW heeft de afgelopen jaren juist geïnvesteerd in risicogestuurd en effectgericht programmatisch werken. De Inspectie SZW stuurt daarom op het behalen van resultaten die bijdragen aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Bij de inzet van mensen en middelen zijn afwegingen rondom maatschappelijk effect ook nu al vaak bepalend. Een bovenmatige focus op kengetallen, zoals aantallen inspecties, biedt daarom onvoldoende inzicht in de bijdrage van de Inspectie SZW aan het gewenste maatschappelijk effect.6
Is het waar dat de Inspectie SZW achthonderd inspecteurs heeft? Klopt het dat zij twee aparte aandachtspunten hebben, te weten malafide uitzendbureaus en de agrarische sector? Kunt u inzicht verschaffen in hun werkwijze? Hoeveel bedrijven bezoeken zij per jaar? Welke sancties kunnen zij opleggen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het eens met de ambassadeur als hij zegt dat «Nederland te maken heeft met een „parallelle samenleving» van buitenlandse werknemers, die onzichtbaar zijn voor de meeste Nederlanders?» Deelt u de mening dat maatregelen nodig zijn om hier een eind aan te maken?
Arbeidsmigranten, die seizoenswerk verrichten, verblijven vaak een korte periode in Nederland om geld te verdienen om vervolgens weer terug naar het land van herkomst te gaan. Door de focus op werk vindt er weinig interactie met Nederlanders buiten de werkomgeving plaats. Wat betreft de specifieke groep waar het in het artikel om gaat, Poolse werknemers, laat het rapport «Bouwend aan een toekomst in Nederland» (2018) zien dat een grote groep Poolse werknemers zich langdurig in Nederland vestigt. Het rapport schetst een betrekkelijk gunstig beeld van de sociaaleconomische positie van deze groep. In de kabinetsreactie van 1 oktober 2018 op dit rapport7 heeft het kabinet onder meer gewezen op inspanningen om de sociaaleconomische positie van Poolse werknemers te versterken, alsmede het belang van taal om in contact te komen met Nederlanders. Het kabinet heeft aandacht voor taalontwikkeling en de aanpak van laaggeletterdheid van zowel burgers voor wie Nederlands de moedertaal is als van burgers voor wie Nederlands een tweede taal is. Via het actieprogramma «Tel mee met taal» – en het aanbod volwasseneneducatie van gemeenten – kunnen ook Poolse arbeidsmigranten werken aan hun Nederlandse taalvaardigheid. Op 18 maart jl. heeft uw Kamer een brief ontvangen waarin het Kabinet aangeeft dat de aanpak van laaggeletterdheid en taalachterstanden de komende jaren verder wordt versterkt: in de periode 2020–2024 is hier ruim 425 miljoen euro voor beschikbaar. Dat is ruim € 35 miljoen méér dan in de periode 2015–2019.8
Erkent u dat arbeidsmigranten niet zelden door uitzendbureaus worden uitgebuit, mede vanwege hun afhankelijke positie?
Uitzendbureaus bieden vaak een combinatie aan van werk, transport en een woning voor arbeidsmigranten. Hiermee wordt een arbeidsmigrant gefaciliteerd bij komst naar Nederland. Deze faciliterende rol kan zeker in het begin, bij aankomst in Nederland, arbeidsmigranten op weg helpen. Een sterke afhankelijkheidsrelatie tussen een arbeidsmigrant en een uitzendbureau wanneer iemand al langere tijd in Nederland is, acht ik echter niet wenselijk.
Wat onderneemt u om een eind te maken aan de slechte behandeling van arbeidsmigranten? Bent u bereid een vergunningsplicht voor uitzendbureaus in te voeren, zodat malafide uitzendbureaus geweerd kunnen worden?
De vergunningplicht voor uitzendbureaus is in 1998 afgeschaft, omdat bleek dat ook een vergunningstelsel malafiditeit niet kon voorkomen, terwijl het wel veel administratieve lasten voor bedrijven en de overheid tot gevolg had. Het huidige private keurmerk (SNA) omvat een publiek-private samenwerking, waardoor Inspectie SZW en Belastingdienst signalen krijgen van SNA en SNCU, die Inspectie SZW en Belastingdienst helpen bij de handhaving.
De Inspectie SZW controleert op de naleving van arbeidswetten en zet o.a. in op de aanpak van arbeidsuitbuiting en malafide uitzendbureaus. Het kabinet heeft 50,5 miljoen euro per jaar vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW.
In de brief met een reactie op het artikel «Hoe Oost-Europese migranten worden uitgebuit in Nederland» zal ik verder ingaan in de maatregelen die we ondernemen om misstanden rondom arbeidsmigranten aan te pakken.
Bent u bereid een «Meldpunt Arbeidsuitbuiting» in te stellen, zodat arbeidsmigranten misstanden eenvoudig kunnen melden?
Arbeidsmigranten kunnen misstanden nu al telefonisch of online melden bij de Inspectie SZW. De meldingsformulieren zijn online beschikbaar in het Pools, Bulgaars, Spaans, Roemeens, Engels en Portugees. Meldingen van arbeidsuitbuiting kunnen eventueel ook bij Meld Misdaad Anoniem worden gedaan. Ik zie geen toegevoegde waarde in een extra meldpunt voor arbeidsuitbuiting.
Wanneer komt uw brief met een reactie op het artikel «Hoe Oost-Europese migranten worden uitgebuit in Nederland»?2
Ik zal voor het zomerreces met een brief komen in reactie op het NRC-artikel.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat er in Nederland bedrijven zijn die willens en wetens profiteren van de diensten van malafide uitzendbureaus?
Ik vind het onacceptabel dat er bedrijven zijn die bewust profiteren van de diensten van malafide uitzenders. De Inspectie SZW controleert daarom niet alleen de malafide uitzendbureaus, maar gaat ook langs bij de inleners waar uitzendkrachten werkzaam zijn.
De Inspectie SZW heeft een intensieve aanpak op malafide uitzendbureaus. Daarnaast kan de Inspectie SZW verzocht worden onderzoek te doen naar de naleving van de Wet allocatie arbeid door intermediairs (Waadi) als het vermoeden bestaat dat de ter beschikking gestelde arbeidskracht niet de beloning zoals die geldt bij de inlener ontvangt conform artikel 8 Waadi. Met het onderzoeksresultaat kunnen sociale partners vervolgstappen ondernemen om naleving af te dwingen.
Met de invoering van ketenaansprakelijkheid voor loon, per 1 juli 2015, is het voorts mogelijk geworden bij onderbetaling tegelijkertijd de werkgever en diens opdrachtgever hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de voldoening van het achterstallige loon. Wanneer de loonvordering bij genoemde partijen niet kan worden geëffectueerd, kan de werknemer naar alle volgende schakels in een opdrachtketen gaan. Uiteindelijk kan hij de hoofdopdrachtgever aansprakelijk stellen voor de voldoening van het achterstallige loon.
Gaat u maatregelen nemen tegen genoemde bedrijven? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Erkent u dat zelfregulering en keurmerken niet functioneren, aangezien malafide uitzendbureaus erin slagen om zichzelf aangesloten te houden?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat malafide bedrijven, door een totaal gebrek aan handhaving, wegkomen met de beschreven wantoestanden?
Zie antwoord vraag 8.
Wanneer gaat u handhaven op het bedrijf Efficient at Work, dat nog steeds werkt met de omstreden sloten op de thermostaat inclusief bijbehorende boetes (zie eerdere Kamervragen van 16 november 2017)3?
Ik kan mij niet uitlaten over de vraag of de Inspectie SZW in specifieke gevallen onderzoek doet. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor huisvesting. De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de arbeidswetten. Indien de Inspectie SZW signalen ontvangt dat sprake is van misstanden, bijvoorbeeld ten aanzien van slechte huisvesting, worden deze signalen gedeeld met de betreffende gemeente.
Zoals ik in mijn eerdere brief11 heb aangegeven kunnen controles van de Inspectie SZW het gevolg hebben dat de gemeente met het uitzendbureau in gesprek gaat zodat passende maatregelen genomen kunnen worden.
Indien gemeenten een vermoeden hebben van arbeidsuitbuiting en/of ernstige benadeling van werknemers, kunnen zij dit melden bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW kan vervolgens besluiten om in het kader van haar risicogerichte aanpak een nader onderzoek in te stellen.
Wat vindt u van de nogal willekeurige boetes aan arbeidsmigranten, onder andere door uitzendbureaus Voorne Putten en Axidus, bijvoorbeeld voor het niet opruimen van een kamer?
Er van uitgaande dat het uitzendbureau tevens ook de verhuurder is, is het voor verhuurders toegestaan om in hun huurcontracten dan wel in de algemene voorwaarden bij de huurcontracten boetebepalingen op te nemen voor het geval een huurder bepaalde afspraken omtrent «huisregels» niet nakomt. De hoogte van de boete hoeft niet gelijk te zijn aan de gemaakte kosten. De huurder tekent hier bij het aangaan van de huurovereenkomst voor. Uiteraard dienen de regels redelijk te zijn, en is het aan de rechter om dit te beoordelen. Indien er in de huurovereenkomst geen afspraken zijn gemaakt mag de verhuurder geen boete uitdelen.
Wanneer gaat u boetes opleggen aan deze uitzendbureaus in plaats van dat zij ongeoorloofde boetes opleggen aan hun mensen?
Afhankelijk van de motieven van de werkgever om relevante wet- en regelgeving wel of niet na te leven zet Inspectie SZW op maat gesneden interventies in. Een boete opleggen is één van de mogelijkheden van de Inspectie SZW. Indien uit de feiten en omstandigheden van een onderzoek blijkt dat een werkgever boetes inhoudt of verrekent met het Wml, dan treedt de Inspectie SZW op. Over de vraag of er in specifieke gevallen boetes zijn opgelegd kan ik geen uitspraken doen.
Op de website www.inspectieresultatenszw.nl is een overzicht te vinden van bedrijven die sinds 1 januari 2016 zijn geïnspecteerd door de Inspectie SZW op de wetgeving WAV, Wml en WAADI. Per bedrijf wordt onder andere aangegeven op welke wetten gecontroleerd is, op welke locatie de inspectie is uitgevoerd, en of er wel of geen overtredingen zijn geconstateerd.
Wat onderneemt u tegen de enorme huurprijzen, bijvoorbeeld van 3.200 euro per maand voor een vijfkamerwoning?
Het tekort op de woningmarkt leidt tot hogere huurprijzen, specifiek in de vrije sector waar huurprijzen niet zijn gereguleerd. Genoemde prijs lijkt echter niet alleen de schaarste als oorzaak te hebben, maar ook als exces bestempeld te kunnen worden. Dat vind ik onwenselijk.
Op regionaal en lokaal niveau hebben gemeenten en de provincie het voortouw om te zorgen voor voldoende woningaanbod dat aansluit bij de behoefte. Op landelijk niveau werkt de Minister van BZK met betrokken partijen aan het vergroten van de woningvoorraad. Dat gebeurt onder meer via de acties uit de Nationale woonagenda 2018–2021. Daarnaast beoogt de Minister van BZK om dit voorjaar woondeals te sluiten met de regio’s met de grootste druk op de woningmarkt en waar de bouwopgave het grootst is. Onderdeel van die woondeals zijn de bouwopgave en de aanpak van de krapte op de woningmarkt.
Daarnaast kunnen huurders hun huur laten toetsen bij de Huurcommissie. In de vrije sector kan dit de eerste zes maanden en wordt vervolgens gecontroleerd of er terecht een geliberaliseerde huur wordt gevraagd. De Huurcommissie doet een uitspraak over de aanvangshuur. Indien zij oordeelt dat de huurprijs in het gereguleerde segment valt, moet de moet de huur naar beneden worden gebracht.
Hoe rijmt u werkdagen van 16 uur per dag, bij drie graden celsius, met fatsoenlijke arbeidsomstandigheden?
De genoemde wantoestanden en erbarmelijke arbeidsomstandigheden baren mij zorgen. Daarom gaat er ook structureel meer geld naar de Inspectie SZW om wantoestanden op te sporen en aan te pakken.
Begrijpt u dat mensen deze wantoestanden als moderne slavernij bestempelen? Hoe kunt u als verantwoordelijk Minister nog rustig slapen?
Zie antwoord vraag 19.
Indien u geen vergunningenstelsel voor uitzendbureaus wilt invoeren, hoe gaat u dan een eind maken aan deze schaamteloze uitbuiting?
Zie antwoord vraag 8.
Wat onderneemt u richting gemeenten om ervoor te zorgen dat er dusdanig wordt gecontroleerd dat aan deze misstanden een eind komt?
Gemeenten hebben verschillende mogelijkheden om de huisvestingssituatie van arbeidsmigranten te controleren. Bouw- en woningtoezicht kan controleren op de kwaliteit van de woning op basis van het Bouwbesluit. Samen met mijn collega van BZK ondersteun ik lokale partijen door kennis te delen over het op een goede, kwalitatieve manier huisvesten van deze groep werknemers die in het land wordt opgedaan. Tegelijkertijd onderzoekt de Minister van BZK met gemeenten en sectorpartijen van de aanpak Goed Verhuurderschap welke gerichte acties of aanvullingen in wet- en regelgeving verder wenselijk en noodzakelijk zijn om Goed Verhuurderschap te stimuleren en huisjesmelkers aan te pakken.
Wat onderneemt u om zicht te krijgen op «spookmigranten» die wel ergens wonen, maar nergens staan ingeschreven?
Over de problematiek van registratie van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen ben ik in overleg met het Ministerie van BZK.
Bent u bereid om de in het artikel genoemde uitzendbureaus te onderzoeken, inclusief onaangekondigde inspectiebezoeken?
Zoals reeds eerder opgemerkt houdt de Inspectie SZW risicogericht toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving. Dit doet zij op eigen initiatief en naar aanleiding van meldingen. Eventuele inspecties worden in beginsel altijd onaangekondigd verricht.
Bent u bereid om arbeidsmigratie veel beter te reguleren, conform het Actieplan Arbeidsmigratie van de SP?
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie en hebben het recht om in Nederland te wonen en te werken onder fatsoenlijke omstandigheden. In de brief die ik voor het zomerreces naar uw Kamer stuur zal ik ook aandacht besteden aan punten die worden genoemd in het Actieplan Arbeidsmigratie van de SP.
Het bericht 'Kabinet komt afspraken hervestiging kwetsbare vluchtelingen niet meer na' |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Kabinet komt afspraken hervestiging kwetsbare vluchtelingen niet meer na»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van het totaal aantal vluchtelingen die door de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) geselecteerd als zijnde kwetsbare vluchtelingen en in welke landen deze zich bevinden? Zo nee, waarom niet?
Het aantal vluchtelingen uitgesplitst naar regio en land van eerste opvang waarvan UNHCR heeft geoordeeld dat zij in aanmerking komen voor hervestiging wordt door de UNHCR jaarlijks geactualiseerd en vermeld in de Projected Global Resettlement Needs (hierna: PGRN).2 Volgens de PGRN 2019 schat UNHCR in dat wereldwijd tegen de 1,4 miljoen vluchtelingen toegang tot hervestiging nodig hebben en streeft UNHCR ernaar om in 2019 ruim 102.000 personen voor hervestiging voor te dragen.
Hoeveel van deze vluchtelingen bevinden zich in landen waar het door u aangehaalde veiligheidsvraagstuk niet speelt?
Het is mij niet duidelijk waar u in uw vraag naar verwijst.
Mogelijk bedoelt u te verwijzen naar mijn beantwoording van Kamervragen naar aanleiding van de rapportage vreemdelingenketen,3 waarin ik opmerk dat de veiligheidssituatie ter plekke een van de factoren is die wordt meegewogen bij het bepalen van missiebestemmingen. In dat geval luidt het antwoord dat dit afhankelijk is van de actuele ontwikkelingen en situatie ter plekke in een opvangland en de locatie waar een hervestigingsmissie zou moeten worden uitgevoerd.
Wat zijn de gevolgen voor het niet nakomen van de afspraken die Nederland gemaakt heeft over het aantal kwetsbare vluchtelingen dat hier zou worden opgevangen?
Hervestiging is een humanitair programma dat landen op vrijwillige basis uitvoeren, het betreft geen verplichting. Het niet volledig uitvoeren van het door Nederland toegezegde aantal, bijvoorbeeld als gevolg van een tussentijdse verlaging van de inzet, heeft daarom vooreerst tot gevolg dat Nederland minder vluchtelingen vanuit landen van eerste opvang in de regio zal selecteren en naar Nederland overbrengen. Dit kan voor zowel de Nederlandse uitvoeringsorganisaties IND en COA als de organisaties waarmee Nederland samenwerkt in de uitvoering van hervestiging (UNHCR, IOM) betekenen dat zij hun voorgenomen planning moeten bijstellen.
Hoe rechtvaardigt u de beslissing om de opgelopen achterstanden uit voorgaande jaren niet meer na te komen en geen actie te ondernemen om alsnog aan de beloften te voldoen?
In 2018 zijn 610 vluchtelingen voor hervestiging geselecteerd in plaats van de voor 2018 toegezegde 750. Hiervan is in het kader van de nieuwe balans in het regeerakkoord besloten dat dit tekort niet wordt gecompenseerd.
Ik ga er vanuit dat u met «voorgaande jaren» bedoelt de voorgaande jaren van het huidige meerjarig beleidskader hervestiging dat loopt van 2016 tot en met 2019. Anders dan wat uw Kamer is gemeld met betrekking tot het jaar 2018, is verder geen sprake van achterstanden. In 2016 en 2017 zijn in totaal 1.030 vluchtelingen voor hervestiging geselecteerd.
Het artikel dat ten grondslag ligt aan uw vragen gaat uit van een onjuiste voorstelling van zaken. Er wordt verwezen naar aantallen aankomsten terwijl het nationale quotum ziet op het aantal selecties, welke vluchtelingen pas 6 maanden later – en daarmee grotendeels in het navolgende jaar – in Nederland aankomen.4 Daarnaast wordt er geen rekening gehouden met het gegeven dat in 2016 de uitvoering van hervestiging op grond van de EU-Turkije Verklaring (aanvang april 2016) meetelde in het nationale quotum. Vanaf 2017 is de hervestiging op grond van Europese migratieafspraken met Turkije losgetrokken van het nationale quotum.5
Heeft u een reactie vanuit de Verenigde Naties (VN) ontvangen nu Nederland niet volgens afspraak meewerkt aan de het VN-hervestigingsprogramma?
De regionale vertegenwoordiger van UNHCR voor West-Europa heeft 6 februari jongstleden per brief zijn zorgen geuit over het terugdraaien van de verhoging in het regeerakkoord van het nationale quotum van 500 naar 750 vluchtelingen en gevraagd om deze beslissing te heroverwegen.
Heeft u met uw beslissing rekening gehouden met het vertrouwen van andere landen die deelnemen aan het VN-hervestigingsprogramma? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik ook aan de regionaal vertegenwoordiger van UNHCR voor West-Europa heb geantwoord, blijft Nederland gecommitteerd aan hervestiging als belangrijk middel voor bescherming en een duurzame oplossing voor kwetsbare vluchtelingen. Het nationale quotum is voor de aankomende drie jaren vastgesteld op 500 vluchtelingen per jaar en in de uitvoering daarvan zal Nederland het gebruikelijke patroon van selectiemissies voortzetten. Daarnaast continueert Nederland de hervestiging van Syrische vluchtelingen uit Turkije. Verder, in het geval in de toekomst sprake is van Europese migratiesamenwerking met derde landen die leidt tot een verlaagde instroom in Nederland, blijft het kabinet bereid om (bij voorkeur in Europees verband) een verhoogde inzet op hervestiging te overwegen om de opvang in de regio te ontlasten.
Een ziekenhuis in Amsterdam dat statushouders wil inzetten bij de verpleging |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het formulier waarmee een recruitmentbureau statushouders zoekt voor een Amsterdams ziekenhuis?1
Ziekenhuizen maken zelfstandig de keuze voor de wijze waarop zij nieuw personeel werven. Met het huidige tekort aan zorgmedewerkers ligt er een grote opgave voor de werkgevers in de zorgsector om voldoende nieuwe mensen aan te trekken en het huidig personeel te behouden. Met het actieprogramma «Werken in de zorg» zet ik hier – samen met de Minister en de Staatssecretaris van VWS – breed op in. Daarbij hebben wij ook oog voor de waardevolle bijdrage die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kunnen leveren in de zorg. Om die reden worden ook acties ondernomen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in te laten stromen op banen in de zorg. Het gaat hier bijvoorbeeld om leerlingen van het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, mensen met een uitkering, en ook personen met een niet-westerse migratieachtergrond waaronder statushouders. Mensen die in de regel niet zondermeer in beeld zijn bij werkgevers maar over voldoende talenten bezitten die in de zorg goed inzetbaar zijn.
Vindt u het de taak van een ziekenhuis om statushouders op te leiden?
Het is de taak van een ziekenhuis om nu en in de toekomst voldoende en goed opgeleid personeel in dienst te hebben om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. In deze tijd van arbeidsmarktkrapte is het begrijpelijk en ook heel goed dat ziekenhuizen breder kijken en zich ook richten op het aantrekken van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en hen passende training aanbieden wanneer die bijdraagt aan de inzetbaarheid van mensen.
Hoeveel extra geld gaat er naar de taallessen, taalstages en begeleiding van deze statushouders en wie betaalt dat?
De potentiële werknemer is zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de eisen om het beroep te mogen uitoefenen. Voor deze specifieke functie wordt gevraagd naar de beheersing van Nederlands het niveau B1 of hoger. Dit staat gelijk aan de taaleis voor een BIG-registratie volgens het Gemeenschappelijk Europees Opleidingskader voor verpleegkundigen.
Voor een BIG-registratie moet de statushouder de procedure volgen bij het BIG-register die alle migrerende beroepsbeoefenaars moeten doorlopen.2 De kosten die hiervoor gemaakt moeten worden zijn voor de statushouder. VWS heeft geen zicht op eventuele afspraken die werknemers en werkgevers hierover met elkaar maken.
Komen Nederlandse kandidaten ook in aanmerking voor een proefplaatsing met behoud van uitkering? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie verder antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat gewone Nederlanders niet mogen worden gediscrimineerd ten opzichte van nieuwkomers voor opleidingsplaatsen? Zo nee, waarom niet?
Ik wil extra benadrukken dat iedereen met de juiste competenties meer dan welkom is om in de zorg te komen werken. Zo zet ik, samen met de Minister en de Staatssecretaris van VWS, met het actieprogramma ook in op meer herintreders en zij-instromers door het project «Sterk in je werk» en bied ik met SectorplanPlus ook ondersteuning voor scholingsactiviteiten gericht op nieuwe medewerkers in de zorg.
In de huidige arbeidsmarkt in de zorg is elke op zijn taak berekende extra zorgverlener meer dan welkom. Of dit nu een statushouder betreft of iemand met een Nederlands paspoort is niet relevant. Van een voorrangsregeling is dan ook geen sprake. Wel vraagt dit soms om gericht initiatief, want bepaalde groepen zijn niet altijd automatisch in beeld bij de werkgevers of vragen net wat meer ondersteuning. Ik breng dit bij werkgevers onder de aandacht. De krappe arbeidsmarkt biedt kansen voor iedereen in Nederland die momenteel aan de kant staat. Deze kansen onbenut laten zou maatschappelijk ongewenst zijn.
Wanneer gaat u een einde maken aan de voorrangsregelingen voor statushouders?
Zie antwoord vraag 5.
Onveiligheid in asielzoekerscentra |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Personeel asielzoekerscentra voelt zich onveilig: dagelijks agressie en geweld»?1
Ja.
Bent ook u net zoals vakbond FNV geschokt over de ernst van de meldingen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De meldingen die bij de vakbond FNV zijn binnengekomen zijn zorgelijk. Geweld tegen medewerkers met een publieke taak is volstrekt onacceptabel.
Beschikt u over cijfers of andere gegevens ten aanzien van de veiligheid van het personeel in asielzoekerscentra? Zo ja, waaruit bestaan die? Zo nee, waarom niet en wilt u de veiligheidssituatie voor het personeel in kaart laten brengen?
Ja. Het COA kent een incidentenregistratie in het IBIS (Integraal Bewoners Informatie Systeem). De Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) van januari-december 20172 geeft de IBIS incidentencijfers van alle COA-locaties over de jaren 2016 en 2017. Daarnaast vindt er een incidentenregistratie via het eigen intranet plaats. Dit vindt plaats met het oog op personeelszorg, binnen het kader van de risico inventarisatie & evaluatie (RI&E). Ik streef ernaar de RVK over de periode januari-december 2018 met daarin gegevens aangaande de incidentenregistratie over het jaar 2018 voor het komende meireces aan uw Kamer te zenden.
Deelt u de mening van de bestuursvoorzitter van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) dat er naast de al genomen specifieke maatregelen meer nodig is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is spijtig dat de getroffen maatregelen nog onvoldoende hebben geleid tot een merkbare vermindering van het aantal incidenten. Het onderzoek dat de Inspectie JenV heeft uitgevoerd naar de opvang van overlastgevende asielzoekers3 laat zien dat er meer maatregelen nodig zijn. Ik ben aan de slag gegaan met de aanbevelingen van de Inspectie. In april zal ik uw Kamer informeren over de status hiervan.
Deelt u de mening dat niet langer sprake is van incidenten maar van een structureel probleem? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De overlastproblematiek is inmiddels een structureel probleem. De ervaren overlast wordt momenteel veroorzaakt door een beperkte groep bewoners, veelal afkomstig uit Noord-Afrikaanse landen. Deze groep verblijft, als gevolg van de procedures op sporen 1 en 2, voor een beperkte periode in de opvang. De afgelopen periode is de instroom van deze groep toegenomen en daarmee het voortduren van deze overlastproblematiek.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde FNV-bestuurder dat om de werksituatie veiliger te maken er meer medewerkers op de locaties, meer beveiliging en een onderzoek naar de veiligheid van de gebouwen nodig zijn? Zo ja, hoe en hoe snel gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
De gebouwen voldoen aan de veiligheidseisen passend bij de doelgroep waarvoor het COA is ingericht. De groep overlastgevende asielzoekerslaat volstrekt onacceptabel gedrag zien. Hiertoe zijn extra maatregelen in het leven geroepen, zoals het verscherpen van de huisregels en overplaatsing naar een extra begeleiding en toezicht locatie (ebtl). Hierover heb ik uw Kamer in mijn brieven van 8 juni en 15 november jl. geïnformeerd4. Daarnaast zijn er op steeds meer opvanglocaties aanvullende afspraken met gemeenten en politie gemaakt.
Is het waar dat het vooral asielzoekers uit zogenoemde veilige landen zijn die verantwoordelijk zijn voor het geweld en de bedreigingen? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u of gaat u ontwikkelen om meer beperkende maatregelen op te kunnen leggen aan deze groep asielzoekers en om te zorgen dat zij zo snel mogelijk ons land verlaten? Zo nee, wat is niet waar aan deze bewering?
Uit gegevens vanuit de migratieketen blijkt dat personen uit de zogenoemde veilige landen relatief vaker dan de gemiddelde asielzoeker overlastgevend en/of crimineel gedrag vertonen. Hierbij is niet aan te geven of dit ook geldt voor het aantal incidenten waarbij medewerkers van het COA slachtoffer zijn.
Zoals ook aangegeven in mijn brieven van 8 juni en 15 november jl.,5 is er reeds een palet aan maatregelen ontwikkeld dat kan worden ingezet om overlastgevende asielzoekers aan te pakken en terugkeer te realiseren. Zo zijn er onder meer twee ebtl’s geopend en worden overlastgevers eerder in vreemdelingenbewaring gesteld. Ook heeft het COA het maatregelenbeleid aangescherpt waardoor er nadrukkelijker aandacht is voor het verbod op onaanvaardbaar gedrag, de sancties die hierop staan (zoals het inhouden van leefgelden of het beperken van opvang) en het doen van een melding en aangifte in geval van incidenten. Daarnaast zijn er snellere procedures voor evident kansarme asielaanvragen ingevoerd en worden er effectieve afspraken gemaakt over samenwerking met veilige landen van herkomst voor de terugkeer van personen die irregulier in Nederland verblijven. Aangezien de reeds bestaande maatregelen nog onvoldoende hebben geleid tot een merkbare vermindering van het aantal incidenten, zet ik voortdurend in op intensivering en optimalisering van de getroffen en nog te treffen maatregelen.
Het bericht dat migranten van Sea Watch welkom zijn in Nederland |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u toegezegd migranten van het schip «Sea Watch» te gaan opvangen?1 Zo ja, hoeveel migranten betreft dit?
Wat bezielt u deze gelukszoekers naar Nederland te halen, temeer omdat de migranten uit Libische wateren zijn gehaald?
Beseft u dat u met deze actie de volgende schakel in het mensensmokkel netwerk bent?
Denkt u dat het helpt de migrantenstroom te stoppen nu u zelf weer bevestigt dat een door mensensmokkelaars geregelde boottocht erin resulteert dat men naar een West Europese verzorgingsstaat wordt gebracht?
Realiseert u zich dat het u meestal niet lukt afgewezen asielzoekers aantoonbaar uit Nederland te laten vertrekken en u met deze actie dus illegaliteit bevordert, mocht u afwijken van uw gewoonte om iedereen een verblijfsvergunning te geven?
Het beeld dat alle asielzoekers die een aanvraag indienen een verblijfsvergunning krijgen herken ik niet. Graag wijs ik u op de rapportages die in dit verband met regelmaat met uw Kamer worden gedeeld. Wel erken ik dat terugkeer geen eenvoudig proces is. Daar heb ik ook vaak met uw Kamer over van gedachten gewisseld.
In het geval van de zes migranten die Nederland overneemt van Malta en de afhandeling van eventuele asielaanvragen, verwijs ik u kortheidshalve naar de brief van 14 januari jl.
Bent u bereid dit ondoordachte besluit terug te draaien, het schip Sea Watch onmiddellijk aan de ketting te leggen en over te gaan tot een volledige asielstop? Zo nee, waarom niet?
Dit besluit zal ik niet terugdraaien. Ook zie ik op dit moment geen grond om het betreffende schip aan de ketting te laten leggen. Wel heb ik de Europese Commissie laten weten dat Nederland, zonder concreet perspectief op een structurele oplossing, in het vervolg niet meer zal deelnemen aan ad hoc maatregelen in het kader van de ontscheping. Hieruit volgt tevens dat Nederland in principe geen migranten meer overneemt van de Sea Watch 3.
Ten aanzien van een eventuele asielstop verwijs ik naar mijn reacties op eerdere suggesties.4
Uitbuiting van Roemenen in Nederland |
|
Jasper van Dijk , Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kent u de uitzending van Nieuwsuur «Mogelijk duizenden gevallen van arbeidsuitbuiting van Roemenen in Nederland»?1 wat is uw oordeel daarover?
Ja, daar ben ik mee bekend. Elk mogelijk geval van arbeidsuitbuiting of een situatie van ernstige benadeling van de werknemer door de werkgever, is er één te veel. Arbeidsuitbuiting tast niet alleen het inkomen van iemand aan, maar ook de menselijke waardigheid.
Wat vindt u van het aantal klachten van 94 dat Fairwork de afgelopen drie jaar kreeg, waarbij in totaal 560 Roemenen betrokken waren, waaronder 50 over arbeidsuitbuiting en 12 over arbeidsomstandigheden?
De Inspectie SZW ontvangt diverse soorten meldingen, anoniem, van individuen en van organisaties, waaronder FairWork. De Inspectie heeft op regelmatige basis contact met FairWork over meldingen die deze organisatie aanlevert.
Alle genoemde aanleidingen voor klachten zijn in mijn ogen onwenselijk. Op grond van de Wet aanpak schijnconstructies moeten loonbedragen duidelijk zijn gespecifieerd op de loonstrook en zijn inhoudingen op het minimumloon niet toegestaan met uitzondering van onder bepaalde voorwaarden de ziektekostenverzekering en de huisvestingskosten. Eén van de voorwaarden voor inhoudingen voor huisvesting is dat de huisvesting moet voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn overeengekomen in de cao tussen sociale partners.
Alle meldingen worden beoordeeld, zo mogelijk verrijkt en behandeld binnen de juiste programma’s of afdelingen van de Inspectie. Niet alle meldingen kunnen worden opgepakt. Meldingen buiten het SZW-domein worden doorgestuurd aan de relevante organisaties. Meldingen die niet leiden tot bestuursrechtelijk of strafrechtelijk onderzoek, worden gebruikt voor de analyse van sectoren, branches en thema’s en voor de Inspectiebrede Risicoanalyse (IRA).
Wanneer een melding indicaties bevat van arbeidsuitbuiting in strafrechtelijke zin, volgt een andere aanpak dan bij meldingen over andere vormen van slecht werkgeverschap of ernstige benadeling van kwetsbare werknemers, zoals bij het niet naleven van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Arbeidstijdenwet en de Wet arbeid vreemdelingen. In die gevallen zal eerder sprake zijn van bestuursrechtelijke handhaving.
Wat is uw mening over de aard van de klachten, zoals het te laat betalen van loon, een te laag loon, het niet hebben van een contract of een contract in een taal die men niet begrijpt, slechte huisvesting of het niet naar een dokter mogen, waarbij relatief veel klachten gaan over het inhouden van hoge bedragen voor wonen, transport en soms ziektekostenverzekering?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat de meeste Roemenen een flexibel contract voor bepaalde tijd hebben eraan bijdraagt dat men niet snel zal klagen, waardoor onduidelijk is hoeveel Roemenen daadwerkelijk worden uitgebuit?
Er zijn verschillende redenen waarom een werknemer geen melding of klacht indient, terwijl er wel sprake is van een mogelijke uitbuitingssituatie. Mogelijke slachtoffers van arbeidsuitbuiting zijn zich bijvoorbeeld soms onbewust van hun eigen uitbuitingssituatie of zijn niet goed op de hoogte van hun rechten als werknemer. Het kabinet zet om deze reden ook in op het vergroten van de bewustwording van signalen van arbeidsuitbuiting, niet alleen bij arbeidsmigranten, maar ook bij mensen uit de omgeving, zoals ook omschreven in het programma «Samen tegen mensenhandel»3.
De vorm van een arbeidscontract zou geen reden moeten zijn voor een werknemer om geen klacht in te dienen of melding te maken. Benadeelde werknemers kunnen ook anoniem een melding van arbeidsuitbuiting doen bij de Inspectie SZW.
Bent u het eens met de schatting van de expert in de uitzending (hoogleraar J. van Dijk), dat 5 à 10 procent van de arbeidsmigranten wordt uitgebuit, wat neerkomt op duizenden gevallen van uitbuiting van Roemenen in Nederland? Zo nee, wat zijn de juiste cijfers?
Onderbetaling en uitbuiting komen vaker voor wanneer er sprake is van ongeschoold en/of zwaar werk in sectoren die te maken hebben met zware (internationale) concurrentie. In deze sectoren zijn veel arbeidsmigranten werkzaam. De Inspectie SZW beschouwt daarom arbeidsmigranten als een risicogroep voor onderbetaling, zoals ook te lezen in de «Staat van Eerlijk Werk»4 van de Inspectie SZW.
In de «Slachtoffermonitor Mensenhandel 2013–2017»5 schat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel het aantal slachtoffers van uitbuiting buiten de seksindustrie op ongeveer 1400 slachtoffers per jaar, waarvan ongeveer 79% arbeidsuitbuiting betreft. De schattingen van de Nationaal Rapporteur zijn niet uitgesplitst naar nationaliteiten.
Erkent u dat de hoge werkdruk en uitbuiting ook gevolgen kan hebben voor de voedselveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Hoge werkdruk en uitbuiting kunnen negatieve gevolgen hebben voor de uitvoering van het werk, ongeacht de sector waarin dit plaatsvindt. De voedselindustrie is hierop geen uitzondering. Op het moment dat inspecteurs van de NVWA constateren dat de voedselveiligheid in het geding is, dan wordt daarop ingegrepen, ongeacht de oorzaak.
Wat gaat u ondernemen om deze misstanden aan te pakken? Deelt u de mening dat het toezicht tekortschiet?
Op 13 november 2018 heb ik samen met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het programma «Samen tegen mensenhandel» naar uw Kamer gestuurd. In dit plan staat uitvoerig omschreven hoe het kabinet gezamenlijk en integraal met het veld de aanpak van mensenhandel gaat intensiveren. Verschillende acties zijn al in gang gezet of zullen de komende periode worden opgepakt.
Wat onderneemt u om het toezicht door de Inspectie SZW (ISZW) te intensiveren?
Het kabinet heeft 50 miljoen euro per jaar vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW. Meer dan de helft van de investering in de komende jaren is gericht op eerlijk werk, waaronder de aanpak van schijnconstructies, onderbetaling en arbeidsuitbuiting. Dit betekent onder meer dat er extra capaciteit wordt ingezet op het inspectieprogramma Arbeidsuitbuiting.
Het aantrekken en opleiden van rechercheurs en inspecteurs vergt echter tijd, waardoor de effecten van de versterking van de handhavingsketen pas op wat langere termijn zichtbaar worden.
De Inspectie SZW heeft haar plannen voor de aanpak van arbeidsuitbuiting beschreven in het Jaarplan 20196. Voor de aanpak van de risico’s arbeidsuitbuiting, ernstige benadeling en misstanden zal de Inspectie preventieve interventies doen, zoals communicatie en druk op ketens en samen met netwerkpartners inspecteren. Tegen van arbeidsuitbuiting verdachte werkgevers zullen opsporingsonderzoeken worden uitgevoerd met als doel vervolging en het afpakken van het onrechtmatig verdiende vermogen. Op meldingen van misstanden bij bedrijven volgt – indien nodig – een snelle interventie op maat.
Het bericht dat de IND de eigen regels overtreedt bij het beoordelen van verblijfsvergunningen |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) de eigen regels overtreedt bij het beoordelen van verblijfsvergunningen?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja. Ik ben bekend met het artikel. Voor mijn reactie zie verder het antwoord op vraag 2 en 3.
Deelt u de mening dat het een goede zaak is dat bezwaarschriften tegen het intrekken van verblijfsvergunningen van statushouders niet mogen beoordeeld worden door IND-ambtenaren die bij eerdere besluiten betrokken waren zoals in artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht is vastgelegd? Waarom is dit bij de IND toch gebeurd?
Ja, die mening deel ik. Het Bureau Integriteit van de IND doet daarom op dit moment onderzoek. Het gaat hier om een individueel onderzoek naar een integriteitsschending. Zo lang het onderzoek nog niet is afgerond, kan de vraag of, waarom en in welke mate dit is gebeurd nog niet beantwoord worden. Indien hiertoe aanleiding bestaat, zal ik uw Kamer hierover informeren. Bezwaarprocedures vinden overigens alleen plaats bij reguliere aanvraagprocedures en niet bij de intrekkingsprocedures van statushouders.
Deelt u de mening dat met het besluit om die ambtenaren wél dezelfde zaken te laten behandelen, bewust het risico op tunnelvisie werd genomen teneinde de wachtlijsten weg te werken? Veroordeelt u dit besluit? Heeft u enige indicatie om hoeveel zaken het hier gaat?
Nee, die deel ik niet. Er is geen besluit genomen door de IND om medewerkers zowel eerste aanleg- als bezwaarzaken te laten behandelen. Het uitgangspunt, met betrekking tot de behandeling van bezwaarschriften, is dat een bezwaarschrift niet wordt toebedeeld aan een de medewerker die het primaire besluit heeft genomen. Indien het vanwege capaciteitsgebrek wel dezelfde medewerker betreft, dan stelt deze een concept op, een soort raamwerk, en legt dat voor aan een collega die de uiteindelijke beslissing op het bezwaar neemt. Onder de verantwoordelijkheid van deze medewerker wordt de beslissing op bezwaar genomen. Dit wordt het vier-ogen principe genoemd: er kijken dus altijd minimaal twee mensen naar dezelfde zaak. Deze werkwijze is toegestaan op grond van de Algemene wet bestuursrecht. De IND werkt daarmee dus volgens de wettelijke regels.
Deelt u de mening dat een snelle afhandeling van procedures niet ten koste van de kwaliteit van die afhandeling mag gaan?
Ja, die mening deel ik. De IND hecht veel waarde aan de kwaliteit van haar beslissingen en haar dienstverlening. Om die reden is de IND ook van mening dat degene die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de beslissing op een bezwaarschrift nooit degene kan zijn die de zaak al in eerste instantie heeft behandeld.
Is iemand dwingen om met een andere naam te ondertekenen strafbaar? Zo ja, bent u van plan strafrechtelijke stappen te ondernemen naar individuen die zich hier mogelijk binnen de IND schuldig aan hebben gemaakt?
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het iemand dwingen om met een andere naam te ondertekenen een strafbaar feit kan opleveren. Of daar in dit geval ook sprake van is zal uit het onderzoek moeten blijken. Dan kan ook pas worden beoordeeld als aangifte wordt gedaan.
Klopt het dat de IND geen toezichthouder kent? Zo ja, waarom? Bent u bereid ervoor te zorgen dat er een onafhankelijke toezichthouder op de IND komt waar klokkenluiders intern terecht kunnen?
Nee, dat klopt niet. Een agentschap als de IND werkt conform een sturingsmodel waarin drie rollen worden onderscheiden, te weten die van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer. De eigenaar is verantwoordelijk voor het toezicht op het beleid van de opdrachtnemer en op de algemene gang van zaken in het agentschap. Binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid is de rol van eigenaar belegd bij de secretaris-generaal. Medewerkers van de IND die melding van een vermoeden van misstanden willen doen vallen onder de rijks brede Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie.
Wat zal het gevolg voor alle bezwaarschriften van statushouders zijn indien duidelijk wordt dat dit inderdaad een of meerdere malen is voorgekomen? Welke procedure moeten die statushouders volgen en bestaat er ook de kans dat voormalig statushouders die Nederland al ten onrechte hebben verlaten weer terug mogen komen? Zo ja, hebben zij de mogelijkheid om vergoeding van de overheid te eisen?
Zoals gezegd, is het bij de IND staande praktijk dat een bezwaarschrift niet door dezelfde medewerker wordt behandeld die ook de beslissing in eerste instantie heeft genomen. Het lopende onderzoek moet uitwijzen of en zo ja in hoeveel zaken hier van is afgeweken en wat daar aan ten grondslag ligt. Als de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toegeven dan zullen nadere maatregelen volgen. Bezwaarprocedures komen overigens alleen voor bij reguliere procedures en dus niet bij procedures om verlening of intrekking van een verblijfsvergunning asiel. In de asielprocedure kan de vreemdeling direct in beroep tegen een beslissing van de IND.
Klopt het dat het bureau integriteit van de IND onderzoek doet naar de klokkenluider? Bent u bereid dit onderzoek vanuit uw eigen ministerie te beleggen zodat het verbreed kan worden en niet enkel naar de integriteit van de klokkenluider gekeken wordt maar ook naar de chefs die mogelijk bewust de eigen regels overtraden?
Nee, dat klopt niet. De betreffende medewerker heeft geen beroep gedaan op de klokkenluidersregeling en is onderwerp van een integriteitsonderzoek naar aanleiding van een vermoeden van (ernstig) plichtsverzuim. Het onderzoek hiertoe wordt nu eerst afgewacht alvorens nadere acties en/of aanvullend onderzoek te initiëren. De resultaten worden op korte termijn verwacht.
Overlast en geweld door bepaalde groepen asielzoekers in asielzoekerscentra |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat er na de zomer een groep van vijftig voornamelijk alleenstaande jongemannen uit Marokko en Algerije tegelijkertijd in Asielzoekerscentrum (azc) Beverwaard zijn geplaatst?1 Klopt dit bericht?
Ja
Klopt het dat het aantal incidenten waar de politie bij is ingeschakeld sindsdien zeer is toegenomen?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 15 november jl. heb ik in de afgelopen periode vanuit verschillende gemeenten signalen ontvangen over overlast door asielzoekers.2 Daarbij kreeg ik ook signalen dat dit op verschillende plaatsen inderdaad heeft geleid tot een toename van incidenten waar de politie voor moest worden ingeschakeld.
Is het bij het Centraal orgaan voor asielzoekers (COA) bekend dat deze specifieke groepen asielzoekers vaker overlast geven?
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb geschreven wijst de praktijk uit dat de groep asielzoekers die overlast veroorzaakt, vaak afkomstig is uit een veilig land van herkomst.3 Dit is uiteraard ook bekend bij het COA. Dit doet echter niet af aan het feit dat het COA de taak heeft om opvang te bieden aan hen die daar recht op hebben, waaronder ook asielzoekers die afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst. Het COA hanteert bij plaatsing het uitgangspunt van spreiding van groepen en zet daarnaast, samen met betrokken partijen, in op adequate inzet van beschikbare maatregelen om de beheersbaarheid en veiligheid op locaties te borgen. Het is hierbij relevant dat de betrokken partijen uit de lokale driehoek en de lokale structuren vanuit de migratieketen (Lokaal Terugkeer Overleg) gezamenlijk in beeld hebben wie de overlast veroorzaken, en er relevante informatie tussen de ketenpartners wordt gedeeld, zodat er dossieropbouw plaatsvindt en gerichte maatregelen kunnen worden getroffen.
Waarom heeft het COA besloten een dergelijke groep in een azc te plaatsen waar veel gezinnen met kinderen verblijven? Vindt u dit een verstandig besluit?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt voorafgaande aan zo’n beslissing dit risico niet afgewogen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het, dat de beveiligers in het centrum niet durven in te grijpen bij ruzies uit angst dat aangifte tegen hen wordt gedaan?
Ik heb van het COA geen signalen ontvangen waaruit blijkt dat deze afspraak niet nagekomen wordt. Indien daarbij geweld of ander ontoelaatbaar gedrag tegen personeel plaatsvindt, is de afspraak dat de politie wordt ingeschakeld en er aangifte wordt gedaan. Ik heb van het COA geen signalen ontvangen waaruit blijkt dat deze afspraak niet nagekomen wordt.
Onder welke voorwaarden kan een persoon naar het speciale azc voor overlastgevende asielzoekers worden gestuurd? Gebeurt dit ook in alle gevallen?
Ik verwijs hiervoor naar eerdere brieven aan uw Kamer waarin uitgebreid is ingegaan op de voorwaarden die gelden voor een plaatsing op de extra begeleiding- en toezichtlocatie.4
Wat is de gemiddelde periode dat asielzoekers uit veilige landen in procedure zijn? Welke maatregelen neemt u teneinde deze te bekorten?
Sinds de invoering van het sporenbeleid worden asielaanvragen van asielzoekers afkomstig uit een veilig land van herkomst versneld en met voorrang door de IND behandeld. Voor de actuele doorlooptijden en maatregelen om de doorlooptijden te verkorten verwijs ik naar antwoorden op recente Kamervragen.5
Is het feit dat de Extra Begeleidings- Toezichtslocatie (EBTL) bestaat, eigenlijk bekend bij COA-personeel, gezien uw oproep dat «iedereen moet weten dat dit bestaat»?2
Ja. Vanaf de opening van de ebtl’s is er binnen het COA veel aandacht besteed aan voorlichting over de extra begeleidings- en toezichtlocatie en de mogelijkheid tot overplaatsing naar deze modaliteit.
Is er voldoende capaciteit in dit speciale azc? Klopt het dat er maar weinig gebruik van gemaakt wordt?3 Zo ja, hoe komt dat?
In totaal zijn er 100 plaatsen beschikbaar in de ebtl’s. Op dit moment is dat voldoende. Ik verwijs voorts naar mijn brief van 15 november jl.8
Wordt er volgens u voldoende gebruik gemaakt van alle wettelijke mogelijkheden die er zijn?
Voor een effectieve inzet van de maatregelen die voorhanden zijn om overlastgevende asielzoekers aan te pakken is het belangrijk om te realiseren dat de mate waarin overlast voorkomt fluctueert, en de aard en achtergrond van de overlast verschilt. Dit vraagt dan ook om een intensieve lokaal gecoördineerde casusgerichte aanpak waarbij de betrokken partijen gezamenlijk bezien welke maatregelen moeten worden ingezet – op zowel strafrechtelijk, bestuursrechtelijk als vreemdelingrechtelijk terrein – om de overlastgevers adequaat aan te pakken.
De afgelopen periode is duidelijk geworden dat deze aanpak op een aantal locaties zichtbaar positieve effecten meebrengt, maar dat tegelijkertijd op andere locaties de overlast blijft of zelfs toeneemt. Daarom is het belangrijk om in geval van lokale problematiek te bezien of de maatregelen die beschikbaar zijn optimaal worden ingezet of dat extra inzet geboden is. Om hier gezamenlijk invulling aan te geven wordt in geval van lokale signalen van overlast vanuit mijn departement en de betrokken diensten verbinding gelegd met de lokaal betrokken partijen.
Welke problemen worden ervaren bij het uitzetten van asielzoekers uit veilige landen? Welke maatregelen neemt u teneinde de problemen op te lossen?
Als een vreemdeling niet langer in Nederland mag blijven is terugkeer aan de orde. De inzet van de migratieketen is erop gericht om in die gevallen vreemdelingen zelfstandig te laten vertrekken. In die situaties waarin de persoon niet bereid is om actief aan terugkeer te werken, kan de overheid overgaan tot gedwongen vertrek. De overheid beschikt daartoe over verschillende bestuursrechtelijke maatregelen, waarvan vreemdelingenbewaring de uiterste maatregel is. Vreemdelingenbewaring kan alleen toegepast worden als wordt voldaan aan strikte criteria waaronder zicht op uitzetting, een onttrekkingsrisico, dat een lichter middel niet volstaat en als kan worden betoogd dat de maatregel niet onredelijk bezwarend is. Zoals bekend bij uw Kamer is in geval van gedwongen vertrek medewerking nodig van het land van herkomst. Er zijn landen die hier onvoldoende aan meewerken. Om gedwongen vertrek naar dergelijke landen te intensiveren is de inzet van het kabinet erop gericht om in bilaterale relaties en op EU-niveau een betere terugkeersamenwerking te realiseren.
De negatieve gevolgen van uitzetting naar Armenië voor de PTSS-klachten van Howick en Lili |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jasper van Dijk , Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u van mening dat de PTSS-klachten van de kinderen Howick en Lili Hambartsjumian, en de invloed van hun uitzetting naar Armenië hierop, voldoende door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn onderzocht? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid de IND op te dragen dit alsnog (beter) te laten onderzoeken alvorens wordt overgegaan tot uitzetting van de kinderen?
Bovenstaande vragen zien uitdrukkelijk op individuele (medische) omstandigheden van beide kinderen. Zoals uw Kamer bekend is ga ik in openbare beantwoording van Kamervragen niet in op individuele en persoonlijke aspecten. Dit geldt temeer wanneer het bijzondere persoonsgegevens betreft, zoals medische gegevens.
Hoe beoordeelt u de conclusies van prof. dr. Erik J.A. Scherder dat het gescheiden uitzetten van de moeder van de kinderen heeft bijgedragen aan het verergeren van de PTSS-klachten van de kinderen, en dat deze PTSS-klachten hun vermogen zich aan te passen aan een nieuwe omgeving in negatieve zin beïnvloedt? Hoe reflecteert u op uw rol hierin?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van prof. dr. Erik J.A. Scherder dat Lili en Howick lijden aan een chronische PTSS, wat maakt dat het besluit om hen terug te sturen naar het land van herkomst, naar huidige wetenschappelijk inzichten, zonder verdere schade aan hun hersenen en daarmee aan hun functioneren nu en in de toekomst, op dit moment volstrekt onverantwoord is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe weegt u dit?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid tot het moment dat u deze vragen heeft beantwoord geen onomkeerbare stappen te zetten in de zaak van Howick en Lili? Zo nee, waarom niet?
Tot het moment van deze beantwoording zijn geen onomkeerbare stappen gezet.
Uitzettingen naar Afghanistan |
|
Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Attje Kuiken (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Mensenrechtenorganisaties boos over uitzetting Afghaans gezin?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie van twaalf mensenrechtenorganisaties dat met deze uitzetting het betrokken gezin in groot gevaar is gebracht?
Ik deel deze conclusie niet. Bij de asielaanvraag is uitgebreid bezien of er gronden aanwezig zijn voor bescherming. Er is geen vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer aangenomen – wat is bevestigd door de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Terugkeer is dan aan de orde.
Kunt u verklaren waarom u eerder heeft gesteld dat het uitzetten van gezinnen met minderjarige kinderen naar aanleiding van het ambtsbericht niet meer voor de hand ligt, terwijl dat nu in de praktijk wel blijkt te gebeuren?2
Ik verwijs u naar mijn brief aan uw Kamer van 11 juli 2018 waarin ik heb aangegeven dat aan gezinnen met minderjarige kinderen waar sprake is van vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer in beginsel geen binnenlands beschermingsalternatief in Afghanistan wordt tegengeworpen. Dat is dus anders dan de stelling dat het uitzetten van gezinnen met minderjarige kinderen niet meer voor de hand ligt.
Klopt het dat inwilligingspercentages van asielverzoeken van personen met de Afghaanse nationaliteit in Frankrijk 84% en in Italië 92% bedragen, en in Nederland slechts 35%? Bent u van mening dat Frankrijk en Italië een onredelijk niveau van bescherming hanteren jegens vluchtelingen uit Afghanistan? Zo ja, waarom?
Uit de cijfers van EASO blijkt inderdaad dat Nederland 35% van de asielverzoeken van Afghanen inwilligt. Elke asielaanvraag in Nederland wordt op haar merites beoordeeld. Asielaanvragen van vreemdelingen uit Afghanistan worden getoetst aan het algemeen asielbeleid dat in het landgeboden asielbeleid voor asielzoekers uit Afghanistan nader is ingevuld. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in een zaak en de algemene situatie in het land van herkomst. Of een asielaanvraag ingewilligd of afgewezen wordt, hangt van de individuele omstandigheden van de zaak af. De IND registreert niet de asielgronden van de vreemdeling die aan de aanvraag ten grondslag hebben gelegen.
Dat het inwilligingspercentage in Frankrijk en Italië anders is, is mij bekend. Daar staat tegenover dat er ook meerdere Europese landen zijn waar het inwilligingspercentage in Afghaanse asielzaken vergelijkbaar met of lager zijn dan Nederland. Meer dan het inwilligingspercentage is voor mij daarom de inhoud van het beleid leidend. Dat is ook waarom ik in mijn brief aan uw Kamer in ben gegaan op de EASO Guidance Notes Afghanistan.
Waarom heeft u bij uw herbeoordeling van het landenbeleid ten aanzien van Afghanistan naar aanleiding van het ambtsbericht van 15 juni 2018 niet specifiek bekeken wat dit betekent voor de mate waarin de universele rechten van kinderen, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), worden gerespecteerd in het geval van uitzetting naar Afghanistan? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Het Nederlandse vreemdelingenbeleid houdt rekening met de positie van minderjarigen, zowel voor minderjarigen in gezinsverband als voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, waarmee onder meer recht wordt gedaan aan het IVRK. In zowel de asielprocedure als reguliere toelatingsprocedures heeft het belang van het kind een duidelijke plaats en dit komt tot uitdrukking in verschillende beleidskaders en in de wijze waarop procedures zijn ingericht waarbij kinderen betrokken zijn.
In welke gevallen acht u het uitzetten van gezinnen met minderjarige kinderen naar Afghanistan nog billijk en in lijn met wetgeving en internationale verdragen?
Als na een zorgvuldige procedure is vastgesteld dat een gezin met minderjarige kinderen niet voor verblijf in Nederland in aanmerking komt, dan moet alles gericht zijn op vertrek naar het land van herkomst. Dat de veiligheidssituatie in Afghanistan aanleiding geeft tot zorg, en de situatie waarin personen en gezinnen naar terugkeer komen te verkeren niet eenvoudig zal zijn, maakt nog niet dat zij daarmee voldoen aan de toelatingsgronden voor asielbescherming.
Het enkele feit dat een gezin met minderjarige kinderen afkomstig is uit Afghanistan wil niet zeggen dat zij voor bescherming in aanmerking komen. Dat volgt evenmin uit wetgeving of internationale verdragen. Ook blijkt dit niet uit het ambtsbericht of andere informatiebronnen waar het beleid op is gebaseerd. Ik verwijs u wat betreft de complexe situatie in Afghanistan naar mijn Kamerbrief van 11 juli alsmede naar het beleid over Afghanistan dat in paragraaf C7/2 van de Vreemdelingencirculaire is opgenomen en waar alle bijzondere beleidsregels in staan. In dit kader wijs ik op de recente beslissing van het EHRM van 26 juni 2018 in de zaak A.G. en M.M. tegen Nederland (43092/16) waarin het EHRM evenmin aanleiding zag om ten aanzien van een gezin met kinderen een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM aan te nemen.
Klopt de eerdere appreciatie door mensenrechtenorganisaties van de beleidswijziging dat de wijziging slechts betrekking zou hebben op een aantal gezinnen dat op twee handen te tellen zou zijn?3
De beleidswijziging zal slechts gevolgen hebben voor gezinnen met minderjarige kinderen die gegronde vrees voor vervolging, dan wel voor wie een reëel risico op onmenselijke behandeling bij terugkeer aan de orde is. Aan hen wordt niet langer een binnenlands beschermingsalternatief tegengeworpen bij de beoordeling van hun asielaanvraag. Nu het op voorhand niet te zeggen is hoeveel gezinnen met minderjarige kinderen een aanvraag zullen doen, waar sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico bij terugkeer, kan ik niet aangeven om hoeveel gezinnen de wijziging mogelijkerwijs betrekking zou hebben.
Hoeveel gezinnen met minderjarige kinderen afkomstig uit Afghanistan bevinden zich momenteel in een terugkeerproces?
Op dit moment bevinden zich in de caseload van de Dienst Terugkeer & Vertrek circa 120 Afghaanse gezinnen met minderjarige kinderen. Dit betreft het totaal aantal Afghaanse gezinnen dat Nederland dient te verlaten, zowel de gezinnen die terug dienen te keren naar Afghanistan, als de gezinnen die naar een andere lidstaat dienen te gaan voor de afhandeling van hun asielaanvraag.
Kunt u beargumenteren waarom u het, ondanks de heldere conclusies uit het ambtsbericht over de onveiligheid, redelijk en billijk acht om alleenstaande minderjarigen uit te zetten naar Afghanistan?
Zoals ook in het beleid, paragraaf C7.2.6 van de Vreemdelingencirculaire, staat, worden alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) afkomstig uit Afghanistan niet uitgezet als er geen familie in Afghanistan bekend is, nu er geen algemene vorm van adequate opvang in Afghanistan beschikbaar is voor amv's. De veiligheid voor een amv-er wordt daarmee afdoende meegenomen in het terugkeerproces.
Het terugsturen van vrouwen en kinderen naar IS-gebied |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Koerden sturen gevangen jihadbruiden terug naar IS»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de informatie van de Belgische veiligheidsdiensten die nu via de media naar buiten is gekomen?
De signalen over uitruil / terugsturen van vrouwen en kinderen naar IS gebied door de Syrische Koerden zijn via verschillende kanalen tot mij gekomen. Vooralsnog kunnen deze berichten niet bevestigd worden.
Is Nederland door de Belgische inlichtingendiensten op de hoogte gesteld van de bij hen bekende informatie? Zo ja, welke informatie is door hen verstrekt? Zo nee, bent u bereid contact op te nemen met uw Belgische collega?
Er is een hechte samenwerking tussen Europese inlichtingendiensten, waaronder de Belgische inlichtingendienst. Waar nodig wordt informatie over uitreizigers gedeeld. Ik kan niet ingaan op specifieke gevallen.
Is bij u bekend of ook Nederlandse vrouwen en kinderen zijn teruggestuurd naar IS-gebied? Zo ja, welke informatie heeft u daarover?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze Kamervragen in samenhang beantwoorden met eerder gestelde Kamervragen over het lot van de Nederlandse IS-kinderen?2
Op uw verzoek zijn deze Kamervragen gelijktijdig beantwoord.