Een meldplicht bij stadionverboden |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de man die bij de Europa League wedstrijd PSV-Sevilla op 23 februari jl. Sevilla-keeper Marko Dmitrovic aanviel een stadionverbod had?1
Ja.
Onder welke criteria wordt besloten om bij stadionverboden ook een meldplicht op te leggen? Ligt deze eindverantwoordelijkheid uitsluitend bij de burgemeester of worden betreffende voetbalclubs ook betrokken?
Een civielrechtelijk stadionverbod kan worden opgelegd door een voetbalorganisatie (voor het eigen stadion) of de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Ook de strafrechter kan een stadionverbod opleggen. Een meldplicht kan zowel door de officier van justitie, de strafrechter als de burgemeester worden opgelegd. Als de meldplicht wordt opgelegd, dan wordt deze goed nagekomen.
De officier van justitie kan bij ernstige bezwaren jegens de verdachte én verdenking van een strafbaar feit een meldplicht opleggen. De strafrechter kan een meldplicht opleggen bij een rechtelijke uitspraak; een (on)voorwaardelijke (taak)straf en als maatregel ter beveiliging van de maatschappij of voorkomen van strafbare feiten.
De burgemeester heeft op grond van artikel 172a van de Gemeentewet onder daarin bepaalde omstandigheden een bevelsbevoegdheid tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht. De burgemeester mag een maatregel (zoals de meldplicht) opleggen als er sprake is van een herhaaldelijke of ernstige groepsgewijze of individuele verstoring van de openbare orde. Op grond van het tweede lid kan de burgemeester tevens een bevel geven aan een persoon aan wie door een private organisatie een sanctie is opgelegd, wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde zal verstoren. De burgemeester is daarmee onder meer bevoegd tot het opleggen van een meldplicht in aanvulling op een civielrechtelijk stadionverbod. De burgemeester moet de noodzaak voor een aanvullende maatregel goed motiveren (zie ook het antwoord op vraag 6). Hierbij kan informatie van voetbalclubs worden gebruikt.
Is betreffende supporter behandeld volgens de zogenaamde persoonsgerichte aanpak (PGA-aanpak)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn gehanteerd?
Een persoonsgerichte aanpak (PGA) bestaat uit een mix van bestuurs-, civiel- en strafrechtelijke maatregelen, waarbij ook zorg- en overige interventies toegepast kunnen worden. Het treffen van maatregelen is een bevoegdheid van het lokaal gezag en de clubs, waarbij de PGA op verschillende manieren kan worden ingevuld of toegepast. De gemeente Eindhoven heeft laten weten dat aan de betreffende persoon civielrechtelijk, door de club, een stadionverbod is opgelegd en bestuursrechtelijk, door de burgemeester, een gebiedsverbod. Na het incident heeft de rechter in een snelrechtszitting een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan één voorwaardelijk, in combinatie met een gebiedsverbod voor twee jaar. Daarnaast heeft PSV een stadionverbod van 40 jaar gegeven en wil de club een procedure starten om de eventuele schade voor de club op de supporter te verhalen. Er wordt nu met alle partners bekeken welke eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn, waarbij sowieso sprake zal zijn van een persoonsgerichte aanpak.
Bent u het eens dat er strakker opgetreden zou moeten worden tegen de relatief kleine groep notoire ordeverstoorders die het niet uitmaakt dat ze een stadionverbod hebben, zodat zij naast een omgevingsverbod ook standaard een meldplicht opgelegd krijgen?
Het bezoeken van een voetbalwedstrijd moet voor iedereen gastvrij en veilig zijn. De kleine groep notoire ordeverstoorders moeten met een lik op stuk beleid worden aangepakt. Dat ben ik met u eens. In eerste instantie is de handhaving van stadionverboden de verantwoordelijkheid van de betaald voetbalorganisaties. Civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen zijn complementair aan elkaar en in sommige gevallen is het inderdaad wenselijk deze gecombineerd in te zetten. De partijen uit het lokale driehoeksoverleg (burgemeester, politie en officier van justitie) en de betaald voetbalorganisatie werken hierin samen. Het standaard opleggen van een meldplicht is echter niet haalbaar en niet wenselijk en vereist altijd maatwerk, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6.
Bent u zich ervan bewust dat de vraag om na een stadionverbod vaker een meldplicht op te leggen ook vanuit betaald voetbalorganisaties zelf en supporters komt? Zo ja, bent u ook met hen in gesprek over het tegengaan van supportersgeweld?
Ja, daar ben ik mij van bewust en ik ben met deze partijen in gesprek. Recentelijk heb ik nog gesproken met het Supporterscollectief Nederland en een afvaardiging van supportersverenigingen. In dit gesprek heb ik deze zorgen ook gehoord en heb ik aangegeven dat dit primair een lokale afweging is. Ik heb ook aangegeven dat ik in gesprek zal blijven met alle partijen, waaronder de burgemeesters van gemeenten met een betaald voetbal organisatie, om te bezien of we alle instrumenten die we hebben ook goed en consequent inzetten en waar we elkaar kunnen helpen.
In verschillende gremia is het Ministerie van Justitie en Veiligheid met betaald voetbalorganisaties en supporters in gesprek over het tegengaan van supportersgeweld. Binnen de Regiegroep Voetbal en Veiligheid wordt op structurele basis overleg gevoerd tussen de KNVB, politie, openbaar ministerie, gemeenten en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De supportersvertegenwoordiging zal op gezette tijden aansluiten bij de Regiegroep als geheel en heeft daarnaast ook waar nodig aparte gesprekken met de leden. Onder de Regiegroep voert de Expertgroep, die uit dezelfde partijen bestaat, op structurele basis overleg met het Supporterscollectief Nederland en een kerngroep van Supporter Liaison Officers (SLO’s – de internationale term voor supporterscoördinator). De samenwerking tussen alle partijen is intensief. Ons gezamenlijk doel is om het betaalde voetbal weer toegankelijk, gastvrij en veilig te maken voor iedereen.
Kunt u precies uiteenzetten waarom een meldplicht niet standaard wordt opgelegd na een stadionverbod? Is dit enkel uit capaciteitsgebrek of zijn er andere overwegingen die meespelen?
Het is niet haalbaar of wenselijk dat alle stadionverboden worden gecombineerd met strafrechtelijke of bestuursrechtelijke maatregelen zoals een meldplicht. Het opleggen van een meldplicht is niet in alle gevallen proportioneel, zoals iemand die een plastic beker bier naar het veld gooit of zijn/haar kaart illegaal doorverkoopt. Deze situaties vallen hierbuiten en worden alleen civielrechtelijk aangepakt. Het is aannemelijk dat de gezagsdragers aan de personen die hiervoor een stadionverbod krijgen, geen (gebiedsverbod met) meldplicht opleggen. Bovendien kan een meldplicht alleen onder bepaalde voorwaarden (zie ook het antwoord op vraag 2) worden opgelegd. Zo kan de burgemeester dit opleggen bij ernstige vrees voor (verdere) verstoring van de openbare orde. Het al dan niet opleggen van dergelijke maatregelen is een bevoegdheid van het lokaal gezag en vraagt altijd een lokale afweging en maatwerk.
Kunt u een update geven over de pilot met de digitale meldplicht die in 2020 vorm kreeg? Is het de bedoeling om dit traject voort te zetten? Zo ja, wat zijn de plannen met betrekking tot de financiering en de tijdslijn? Waarom lijkt het nog jaren te duren voordat duidelijk wordt of een digitale meldplicht mogelijk is terwijl een soortgelijke techniek al wordt toegepast met enkelbanden bij gedetineerden? Kunt u aangeven wat nodig is om elektronisch toezicht in het geval van stadionverboden toe te passen?2
Na een voorstudie is de Justitiële Informatiedienst (Justid) reeds gestart met de bouw van een prototype van de digitale meldplicht app. Het doel van het prototype is het toetsen van de technische haalbaarheid en het toetsen van de mogelijkheid om de app te beveiligen tegen fraude. Het prototype is daarmee nog niet geschikt voor operationeel gebruik.
Het prototype van de digitale meldplicht app bevat unieke software en functionaliteiten. Twee voorbeelden zijn gezichtsherkenning om de identiteit van de melder vast te stellen en nauwkeurige locatiebepaling. Fraudepreventie is hierbij cruciaal, omdat er risico's zijn op fraude met gezichtsherkenning door bijvoorbeeld deepfake technologie en fraude met de locatie door bijvoorbeeld VPN of GPS-spoofing. Een kritische succesfactor is dan ook het gebruik van geschikte software om deze fraude op te sporen en de privacy en informatiebeveiliging van de melder te waarborgen. Rond de zomer volgt een besluit over de volgende fase waarin wordt toegewerkt naar een pilot. In deze fase zal meer helderheid ontstaan over de financiële consequenties ook op basis van kosten-batenanalyses. Voor er daadwerkelijk in de praktijk met een digitale meldplicht kan worden gewerkt moeten er dus nog de nodige stappen worden gezet. Ik kan hier nu nog geen concrete tijdlijn aan verbinden, maar deel de urgentie en met mij de partners in dit traject zoals de gemeenten, politie en OM. De digitale meldplicht vereist een digitale voorziening die robuust, veilig en breed toepasbaar moet zijn. Dit vraagt om een gedegen en zorgvuldige aanpak en dat vergt tijd.
De app moet bruikbaar zijn op een smartphone van de meldplichtige. Dat maakt het complexer dan een enkelband. De identiteit moet continu fraudebestendig vastgesteld worden. Het zijn duidelijk twee verschillende (elektronische) middelen met andere hard- en software.
De toepassing van de enkelband is bovendien anders van aard dan de digitale meldplicht en kent een ander juridisch kader. Zo kan een enkelband uitsluitend worden toegepast bij een verdachte of veroordeelde op grond van het strafrecht, terwijl de meldplicht zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden opgelegd. Een enkelband voor de betrokkene is verstrekkender dan een (digitale) meldplicht. De toepassing van een enkelband ziet op het (desgewenst) continu zichtbaar maken van de locatie van een verdachte of veroordeelde. De (digitale) meldplicht ziet slechts, in combinatie met een gebiedsverbod, op controle op een bepaald moment, bijvoorbeeld gerelateerd aan een voetbalwedstrijd.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat over Sportbeleid op 5 april a.s.?
Ja.
De negatieve gevolgen van de brede SPUK-regeling voor kleinere gemeenten |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de bundeling van verschillende regelingen in de Specifieke Uitkering (SPUK) nadelige gevolgen heeft voor het beleid ten aanzien van sport en gezondheidsbevordering in kleine gemeenten?
Voor 98% van alle gemeenten geldt dat zij met de Brede SPUK in totaal aanzienlijk meer middelen ontvangen. Drie gemeenten ontvangen minder middelen ten opzichte van 2022. Het betreft hier zowel kleine als middelgrote gemeenten.
Heeft u, voordat u deze regeling inzette, de gevolgen van de wijziging voor kleine gemeenten door laten rekenen en deze meegenomen in uw besluit tot het bundelen van de regelingen tot de SPUK-regeling? Zo nee, waarom niet?
Voor de vier bestaande programma’s in de Brede SPUK (Kansrijke Start, Brede Regeling Combinatiefuncties, Uitvoering lokale sportakkoorden, Gezond in de Stad (GIDS)) is nagegaan wat de gevolgen van een aangepaste verdeelsleutel zouden zijn. Hierbij zijn ook de nieuwe onderdelen meegewogen.
Deze aangepaste verdeelsleutel is gebaseerd op het aantal inwoners in een gemeente en het aantal inwoners met lage sociaaleconomische positie (SEP), gebaseerd op laag inkomen en lage opleiding. Met deze Regeling zijn gemeenten in een goede uitgangspositie gebracht om gezondheidsachterstanden terug te dringen en beweegarmoede tegen te gaan.
Naast de vier bestaande programma’s zijn er elf nieuwe onderdelen toegevoegd met ook extra middelen. Hierdoor gaat het overgrote deel van de gemeenten er met deze verdeelsleutel enorm op vooruit en ontvangen zij juist meer financiële middelen dan voorheen. Dat geldt ook voor bijna alle kleine gemeenten.
Wat zijn de financiële gevolgen van de bundeling tot de SPUK-regeling voor bijvoorbeeld de Waddeneilanden? Kunt u een overzicht geven van de gelden voor de eilanden voorheen en via de SPUK-regeling? Wat betekent dit voor het beleid?
Voor twee Waddeneilanden, Schiermonnikoog en Vlieland en de gemeente Rozendaal heeft de bundeling van SPUK middelen negatieve financiële gevolgen ten opzichte van middelen die deze gemeenten in 2022 kregen uit de Rijksbijdrage voor Kansrijke Start, Brede Regeling Combinatiefuncties, Uitvoering lokale sportakkoorden, GIDS. Dat is uiteraard onwenselijk: deze gemeenten zouden zonder correctie moeten bezuinigen. Daarom zal voor deze drie gemeenten de specifieke uitkering worden opgehoogd tot het niveau dat zij in 2022 kregen uit genoemde programma’s. Zo worden ook deze gemeenten in een goede uitgangspositie gebracht om te investeren.
Kunt u aangeven voor welke gemeenten de SPUK-regeling positieve c.q. negatieve financiële gevolgen heeft en wat deze nieuwe regeling betekent voor de plannen die gemeenten al hadden gemaakt op basis van de oude financiering?
Ruim 98% van de gemeenten gaan er financieel op vooruit. Dit komt doordat er elf nieuwe onderdelen in de brede SPUK zijn opgenomen met extra middelen. Daarnaast zijn bij een paar bestaande onderdelen zoals de Brede regeling combinatiefuncties extra middelen toegevoegd. De negatieve financiële gevolgen betreffen in ieder geval twee Waddeneilanden en één andere gemeente. De positieve financiële gevolgen betreffen bijna alle gemeenten. Op vrijdag 31 maart jl. is de aanvraagronde voor de Brede SPUK gesloten. Alle gemeenten hebben op deze brede SPUK ingetekend voor vrijwel alle onderdelen. Direct na de sluiting van de aanvraagtermijn is de balans opgemaakt en is vanuit het ministerie gekeken naar een passende oplossing. Voor deze drie gemeenten wordt de specifieke uitkering opgehoogd tot het niveau dat zij in 2022 kregen uit genoemde programma’s. Zo worden ook deze gemeenten in een goede uitgangspositie gebracht om te investeren.
Hoe gaat u er voor zorgen dat gemeenten hun beleid ten aanzien van sport en gezondheidsbevordering nog op dezelfde manier kunnen blijven uitvoeren en er niet op achteruit gaan door de SPUK-regeling?
Deze brede SPUK is ervoor bedoeld dat gemeenten juist meer kunnen gaan inzetten op het gebied van Sport, bewegen en cultuur, Gezondheid en Sociale basis. Dit omdat in Nederland een grote uitdaging bestaat om de gezondheidsachterstanden terug te dringen en de beweegarmoede terug te dringen. Vandaar de nieuwe verdeelsleutel, die past bij deze doelstelling.
De berichten ‘Nederlands standpunt Russische sporters’, ‘Aziatische sluiproute voert Russische sporters wellicht alsnog naar Olympische spelen 2024’, en ‘De boycot treft de Russische topsport en daarmee de pr-machine van Vladimir Poetin’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Welke mogelijkheden ziet u om een rol te spelen om niet alleen Russische sporters en officials te weren uit de internationale sportwereld, maar ook de Russische bestuurders bij internationale sportorganisaties?1
Ik heb mij samen met mijn internationale collega’s daar in meerdere statements richting de internationale sport voor uitgesproken.2
Bent u op de hoogte van het feit dat de internationale boksbond gedomineerd wordt door Russische sportbestuurders en gesponsord wordt door Gazprom? Bent u ervan op de hoogte dat bij wedstrijden die door deze internationale boksbond georganiseerd worden Russische sporters onder eigen vlag mogen deelnemen, met al het bijbehorende uiterlijk vertoon?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Diverse landen zien nu vanwege de Russische invloeden en de minachting van de oorlog in Oekraïne af van deelname aan het WK boksen en is de Minister ervan op de hoogte dat de Nederlandse boksbond overweegt dit ook te doen?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. De Nederlandse boksbond heeft inmiddels ook besloten niet deel te nemen aan o.a. de IBA Women’s World Boxing Championships 2023 in maart.
Wilt u zich hardmaken om brede nationale en internationale steun voor dit besluit te organiseren en ervoor te zorgen dat de Nederlandse boksbond of haar sporters hierdoor geen zwaarwegende nadelige gevolgen zullen ervaren? Ook niet in eigen land wat bijvoorbeeld bekostiging of stipendium betreft?
Tijdens de digitale bijeenkomst op 10 februari om met gelijkgestemde landen van gedachten te wisselen over het statement van het IOC van 25 januari jl. hebben ik en meerdere internationale collega’s uitgesproken dat de beslissing van het IBA om geen restricties te hanteren verwerpelijk is.
In juni 2022 heeft het IOC aangekondigd dat IBA niet betrokken zal worden bij de boks kwalificaties voor de Olympische Spelen in Parijs. Atleten zullen daarom geen nadelige gevolgen ervaren door deze beslissing.
Ook in Nederland zullen de bond en haar sporters geen nadelige gevolgen ervaren. Deze kwestie heeft geen invloed op het stipendium.
De berichten ‘Nederlands standpunt Russische sporters’, ‘Aziatische sluiproute voert Russische sporters wellicht alsnog naar Olympische spelen 2024’ en ‘De boycot treft de Russische topsport en daarmee de pr-machine van Vladimir Poetin’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten: «Nederlands standpunt Russische sporters», «Aziatische sluiproute voert Russische sporters wellicht alsnog naar Olympische spelen 2024», en «De boycot treft de Russische topsport en daarmee de pr-machine van Vladimir Poetin»?1, 2, 3
Ja.
Deelt u de mening dat het Russische regime de internationale sportprestaties van Russische sporters misbruikt voor binnenlandse propaganda?
Het is duidelijk dat het Russische regime veel waarde hecht aan internationale sportprestaties van Russische sporters.
Deelt u de mening dat wanneer Oekraïense sporters in de frontlinie moeten vechten terwijl Russische sporters, vaak in dienst van het Russische Ministerie van Defensie, kunnen blijven trainen en ook nog wedstrijden kunnen doen, er van eerlijke sport geen sprake is?
Het is verschrikkelijk dat het nodig is dat Oekraïners, onder wie ook sporters, hun land moeten verdedigen in de oorlog tegen Rusland en dat er Oekraïense atleten overleden zijn in deze strijd. Dit is van een andere orde dan eerlijke sport.
Bent u ervan op de hoogte dat er nog steeds Russische sporters actief zijn op internationale sporttoernooien in Nederland (bijvoorbeeld het ABN Amro Open)?
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse overheid de visa uitgeeft om Russische sporters in staat te stellen om in Nederland te verblijven voor deelname aan internationale sporttoernooien? Hoeveel Russische sporters hebben sinds de aanval op Oekraïne een visum gekregen om in Nederland deel te kunnen nemen aan sportwedstrijden?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft tussen 24 februari 2022 en peildatum 28 februari 2023 in totaal twee kort verblijf visa verstrekt aan aanvragers met de Russische nationaliteit die bij hun aanvraag als bestemming Nederland en als verblijfsdoel «sportwedstrijd» hebben opgegeven. Het gaat om twee visa die beide in juli 2022 zijn verstrekt, voor twee afzonderlijke sportevenementen. De visa zijn cf. de relevante Europese wet- en regelgeving afgegeven, te weten de Schengen visumcode en de Visum Facilitatie Overeenkomst (VFA) met Rusland. De VFA werd op 9 september 2022 volledig opgeschort4. Bij de opschorting van deze overeenkomst publiceerde de Europese Commissie richtsnoeren over de visumafgifte aan Russen5. Deze richtsnoeren bevatten geen specifieke restricties voor Russische sporters.
Deelt u de mening dat als we andere landen zoals Frankrijk vragen om geen Russische sporters toe te laten, wij als Nederland zelf ook het goede voorbeeld moeten geven? Bent u daarom bereid om de visumverstrekking aan Russische sporters op te schorten zolang Rusland de verderfelijke oorlog in Oekraïne voert? Mochten hier juridische belemmeringen zijn, wilt u met de grootst mogelijke spoed met voorstellen komen om deze belemmeringen weg te nemen zodat Russische sporters uit Nederland geweerd kunnen worden?
Het is niet zo dat ik andere landen, zoals Frankrijk, heb gevraagd om geen Russische sporters toe te laten.
Het kabinet heeft duidelijk stelling genomen tegen de deelname van Russische sporters aan landentoernooien zoals de Olympische Spelen, ook onder neutrale vlag. Onder geen beding mag sport een vehikel worden voor Russische propaganda. Het is echter niet zo dat sporters die over de Russische nationaliteit beschikken per definitie zijn uitgesloten van deelname op individuele basis aan alle sporttoernooien. Wanneer een sporter met de Russische nationaliteit wordt uitgenodigd kan deze ook een visum aanvragen. Iedere visumaanvraag wordt op zijn merites beoordeeld en getoetst aan de voorwaarden uit de Schengenvisumcode. Daarbij wordt ook getoetst op de duur en doel van het verblijf. Dat moet de aanvrager met onderliggende documenten kunnen onderbouwen. Als het reisdoel sport is, wordt dat doorgaans aangetoond met een (gepersonaliseerde) uitnodiging van de organisatie die het sportevenement organiseert. Er wordt geen visum verstrekt als de aanvrager het doel van het verblijf niet voldoende kan aantonen, bijvoorbeeld omdat een dergelijke uitnodiging ontbreekt. Dat betekent in de praktijk dat eventuele visumafgifte voor Russische sporters direct volgt uit het geldende uitnodigingsbeleid. Er is geen sprake van apart visumbeleid voor deze categorie aanvragers.
Gemeenten die voor een dilemma staan over de hoge energiekosten van schaatsbanen. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat gemeenten door de hoge energieprijzen voor de keuze staan om ofwel schaatsbanen te sluiten, ofwel tonnen bij te moeten storten?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de energie-uitgaven van de 21 verschillende Nederlandse schaatsbanen in de jaren 2021 en 2022, zo mogelijk aangevuld met de prognose van de kosten in 2023? Kunt u daarnaast per schaatsbaan aangeven wanneer de huidige energiecontracten aflopen?
Ik kan dit overzicht in algemene zin geven. In Nederland zijn 21 kunstijsbanen, waarvan er negentien te maken hebben of gaan krijgen met stijgende energiekosten. In de inventarisatie die ik vóór de zomer samen met exploitanten van accommodaties heb uitgevoerd, zijn ook de energie-uitgaven meegenomen van deze negentien kunstijsbanen. De uitgaven van de jaren 2022 en 2023 zijn daarin vergeleken met de uitgaven in het jaar 2019, omdat de jaren 2020 en 2021 vanwege de coronamaatregelen geen representatief beeld geven. In de onderstaande tabel zijn de uitkomsten van die inventarisatie voor de kunstijsbanen weergegeven. De weergegeven stijging betreft de gemiddelde stijging per kunstijsbaan als zij heel 2022 en heel 2023 met hogere energieprijzen te maken zouden krijgen.
Op dit moment heeft nog niet iedere kunstijsbaan met hogere energieprijzen te maken. Ik heb navraag gedaan bij het Platform Ondernemende Sportaanbieders en de Vereniging Kunstijsbanen Nederland over de aflopende energiecontracten. Zij geven aan dat de energiecontracten van zeven kunstijsbanen in 2022 zijn afgelopen. Van twaalf kunstijsbanen loopt het contract nog door, maar loopt dit nog dit jaar af. In Haarlem loopt het energiecontract in 2024 af. De kunstijsbaan in Leiden betreft een nieuwe accommodatie die in september opent, en is klimaatneutraal.
Daarnaast fluctueren energietarieven sterk, waardoor de berekende gemiddelde stijging van energieprijzen niet altijd overeenkomt met de daadwerkelijke situatie van een ijsbaan op dit moment. De inventarisatie is afgerond in augustus 2022, op een moment dat de voorspelde energietarieven voor 2023 op een relatief hoog punt lagen. Sindsdien zijn de energieprijzen gedaald, waardoor de meerkosten per accommodatie over 2023 lager zouden kunnen uitvallen. Ondanks die daling kan gemiddeld per ijsbaan gerekend worden op meerkosten per jaar van ongeveer € 1 miljoen ten opzichte van 2019.
2022
€ 930.000
2023
€ 1.310.000
Op welke wijze voert u de aangenomen motie-Van Dijk/Van der Laan uit, waarin verzocht wordt nauwgezet te monitoren of de aanvullende financiële middelen afdoende zijn om de unieke Nederlandse infrastructuur van verenigingen te ondersteunen?2
In de Kamerbrief van 31 januari jl. heb ik de eerste maandelijkse monitoring naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin heb ik ook aangegeven hoe ik de aangenomen motie van de leden Inge van Dijk/Van der Laan uitvoer.
Wanneer stuurt u de maandelijkse rapportage over deze monitoring naar de Tweede Kamer, zoals verzocht in de aangenomen motie-Van Dijk/Van der Laan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of, en zo ja, welke schaatsbanen ondersteund worden vanuit de aanvullende financiële middelen die u aan gemeenten heeft toegezegd?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 31 januari jl. is het niet mogelijk te monitoren hoe de extra bijstelling op het Gemeentefonds precies door gemeenten wordt ingezet. Wel begrijp ik van de VSG dat goed overleg plaatsvindt tussen kunstijsbanen die ondersteuning nodig hebben en de betreffende gemeenten.
Herkent u het signaal van de schaatsbond KNSB dat sluiting acuut dreigt bij een à twee schaatsbanen? Bent u met de betreffende gemeenten in contact over de mogelijkheden om deze banen open te houden? Zo nee, waarom niet?
Ik herken het signaal. De Vereniging Sport en Gemeenten organiseert overleggen tussen de gemeenten met een kunstijsbaan waarin ook de mogelijkheden tot ondersteuning worden besproken. De VSG geeft aan dat de betreffende gemeenten ook al in gesprek zijn met deze schaatsbanen over de mogelijkheden om deze banen open te houden. Daarnaast verken ik de mogelijkheden om de verduurzaming in de sport te versnellen, zowel voor sportaanbieders als voor energie-intensieve accommodaties als ijsbanen.
Kunt u aangeven op welke wijze u voornemens bent uw toezegging na te komen om samen met de andere stakeholders te voorkomen dat Thialf de deuren moet sluiten?
Thialf is een belangrijke accommodatie in het Nederlandse topsportaccommodatielandschap. Het is belangrijk dat goed gekeken wordt naar een toekomstbestendige en duurzame exploitatie. Eerder heb ik op basis van een amendement3 van uw Kamer € 1.000.000,- overgemaakt voor de noodzakelijke vervangingsinvesteringen. Daarnaast heb ik in december 2022 nogmaals € 1.000.000,- toegezegd4 voor duurzaamheidsinvesteringen.
Thialf werkt op dit moment samen met aandeelhouders en het bedrijfsleven de plannen voor een duurzame exploitatie verder uit. Ik heb de betrokken partijen aangegeven dat ik ook in de toekomst graag in gesprek blijf over de ontwikkelingen hiervan en welke bijdrage het Rijk daar mogelijk aan wil leveren.
Klopt het dat u in gesprek bent met de gemeente Heerenveen over aanvullende financiering voor Thialf, bovenop de eerder toegezegde 1 miljoen euro? Wat is hiervan de stand van zaken?3
Het klopt dat ik met Thialf in gesprek ben over de benodigde investeringen voor een toekomstbestendige exploitatie van het schaatsstadion. De eerder toegezegde € 1.000.000,- dient te worden ingezet voor een duurzaamheidsinvestering, die op korte termijn gerealiseerd kan worden. Ik blijf ook voor duurzaamheidsinvesteringen op de langere termijn graag in gesprek en ben bereid te bezien welke bijdrage het Rijk hiervoor wil en kan doen. Daarvoor is het wel van belang dat de plannen concreet zijn en cofinanciering vanuit overige partijen gedekt is.
Op welke wijze zorgt u ervoor dat de innovatieve ideeën voor energiebesparende maatregelen die Thialf heeft ontwikkeld beschikbaar gesteld worden aan alle andere schaatsbanen? Wat is hiervan de stand van zaken?4
Met name bij energie-intensieve sportaccommodaties is het, gezien de opgelopen energiekosten, belangrijk dat gekeken wordt hoe energie bespaard en duurzaam opgewekt kan worden. Daarvoor lopen op dit moment verschillende innovaties, ook voor kunstijsbanen. Door NOC*NSF, de KNSB en de Vereniging Kunstijsbanen Nederland is een «Taskforce Verduurzaming Kunstijsbanen» opgezet. Deze taskforce is gekoppeld aan de Routekaart Verduurzaming Sport en kennispartners, zoals Sportinnovator, de RVO, Kenniscentrum Sport en Bewegen en de VSG. Door de betrokken partijen wordt op dit moment een actieplan verduurzaming kunstijsbanen ontwikkeld, waarbij aandacht is voor de kennisuitwisseling tussen kunstijsbanen, maar ook voor monitoring en advisering. Via deze route kunnen kunstijsbanen ervaringen en succesfactoren delen met andere kunstijsbanen. Dit actieplan wordt naar verwachting binnen enkele maanden gepubliceerd en ten uitvoering gebracht.
Het artikel ‘Thijs Zonneveld: "Alleen een topsporter voor de klas is niet genoeg"’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Thijs Zonneveld: «Alleen een topsporter voor de klas is niet genoeg»»?1
Ja.
Bent u bekend met de business case «Sporthelden op School» en afgeronde pilot van Thijs Zonneveld in samenwerking met het Sportbedrijf Rotterdam, waarbij de samenwerking tussen topsporters, sportverenigingen, gemeenten en het onderwijs wordt gestimuleerd?
Ja, ik ben bekend met deze business case en afgeronde pilot. Op 12 januari jl. heeft een gesprek op ambtelijk niveau plaatsgevonden waar de heren Zonneveld, Luyendijk en Demuyt de details hiervan nader hebben toegelicht.
Bent u het eens dat een verbinding tussen onderwijs, sportverenigingen en gemeenten een positief effect kan hebben op het aantal kinderen dat in aanraking komt met sport en dat met name kinderen in kwetsbare posities juist via het onderwijs bereikt kunnen worden?
Ik ben het eens dat een verbinding tussen onderwijs en sportsector bij kan dragen aan de kans voor (kwetsbare) kinderen om in aanraking te komen met sport en bewegen. Vanuit het onderwijs komt ieder kind vanaf de basisschoolleeftijd in contact met bewegingsonderwijs en in toenemende mate ook met sport- en beweegaanbod gedurende de lesdag zoals pauzespelen, bewegen tijdens de les en naschools aanbod2. Voor juist de groep kinderen in een meer kwetsbare positie investeert dit kabinet sinds de zomer middels het programma School en Omgeving in het realiseren van een extra naschools of tussenschools aanbod om kinderen meer te kunnen bieden naast de reguliere lestijd.
Vanuit het Ministerie van VWS omarmen we het programma School en Omgeving, en de mogelijkheid die het programma biedt voor extra sport- en beweegmomenten. We werken dan ook mee aan dit landelijke programma dat is opgezet door het Ministerie van OCW. Daarbij faciliteren we de sportaanbieders (zowel de verenigingen als de commerciële aanbieders) om aan dit programma deel te nemen en de samenwerking lokaal met schoolbesturen aan te gaan.
Bent u het eens dat een buurtsportcoach vanuit de sportvereniging het contact met het onderwijs een belangrijke rol kan spelen in het betrekken van niet alleen kwetsbare kinderen bij de sportvereniging, maar een rol heeft om alle kinderen in contact te brengen met verschillende takken van sport?
Ja, in die zin dat de buurtsportcoach zowel vanuit de gemeente, het onderwijs als de sportsector een belangrijke rol vervult. Sinds de ingang van de regeling in 2008 is de buurtsportcoach een verbinder en aanjager voor sport en bewegen voor alle kinderen binnen het netwerk van lokale partijen. Ook met de herziening van de brede regeling combinatiefunctionaris blijft die rol van kracht en zie ik de buurtsportcoach ook in nabije toekomst als kennispartner, uitvoerder en coördinator en daarmee als spin in het lokale web.
Op welke wijze kunt u de businesscase «Sporthelden op School» betrekken bij het opzetten van de pilots van de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zoals toegezegd door de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens respectievelijk het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen (28 november jl.) en het commissiedebat Leefstijlpreventie (14 december jl.), om de infrastructuur van het onderwijs dichter bij de infrastructuur van de sportsector te brengen?
Daar kan ik nog geen uitspraken over doen omdat we met de verkenning over de nadere invulling van deze pilots in het begin van 2023 starten. Daarbij zal ook de sportsector worden betrokken. Wel kan ik de businesscase in deze verkenning meenemen.
Kunt u het voorbeeld van de businesscase «Sporthelden op School», die een maatschappelijke inzet van topsporters aan de sportsector vraagt om deze sterker en krachtiger te maken, betrekken bij de herijking van de stipendiumregeling om te zorgen dat onze Nederlandse topsporters voor deze maatschappelijke inzet gewaardeerd worden?
Ik werk in het eerste halfjaar van 2023 samen met NOC*NSF en VSG de afspraken uit het Sportakkoord II uit. Voor de topsport ontwikkelen we een strategisch kader om de maatschappelijke waarde van topsport te vergroten. De inzet van topsporters op scholen kan hierbij een concrete actie zijn. Ik wil dit voorbeeld dan ook vanuit dit topsportkader nader bekijken en vandaar uit een eventuele maatschappelijke inzet van (top)sporters in de stipendiumregeling bezien. Zoals ik tijdens het WGO op 28 november jl. al aan gaf is het nadeel van een extra verplichting op de stipendiumregeling dat het ten koste gaat van trainingsprogramma’s. En nog belangrijker, het moet uit mensen zelf komen en bij iemand passen en doordat topsporters met hun topsport waardevolle prestaties leveren dragen ze ook al bij aan maatschappelijke waarde van topsport.
Het door u ingediende amendement3 beschrijft de inzet van € 200.000 uit de niet-juridisch verplichte middelen op artikel 6 Sport en bewegen voor de herijking van de stipendiumregeling. Een herijking van het totale voorzieningenpakket voor topsporters waar de stipendiumregeling deel van uitmaakt, wordt momenteel uitgevoerd door NOC*NSF die hierin de regie neemt. Deze herijking zal na Parijs 2024 tot veranderingen leiden. Om de € 200.000 als beschreven in het amendement op de korte termijn efficiënt te benutten, stel ik voor om deze te koppelen aan de inzet van topsporters op scholen als concrete actie voor 2023 in Sportakkoord II. Om zo bij te dragen aan het inzetten van topsporter voor het stimuleren van bewegen onder scholieren.
Het artikel ‘Directeur Thialf uit in brief aan Tweede Kamer ’zeer grote zorgen’ over voortbestaan’ |
|
Rudmer Heerema (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen van Thialf om te innoveren op het gebied van duurzaamheid, bijvoorbeeld door middel van een energieregelsysteem, om op de energierekening te besparen? Hoe apprecieert u dit?1
Ja, ik ben bekend met de plannen. Verduurzaming van de sport is van groot belang en ik houd mij daar nadrukkelijk mee bezig. Zeker bij een energie-intensieve locatie als Thialf is verduurzaming één van de belangrijkste opties om de exploitatie op lange termijn duurzaam te versterken. Ik ben mij daarnaast bewust van de stijgende energiekosten en het aflopende energiecontract. Ik ben al langere tijd in gesprek met Thialf en de aandeelhouders over mogelijke oplossingen op korte, maar ook zeker op de lange termijn. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd voorafgaand aan het WGO sport van 28 november jl.2
Bent u het eens dat verduurzaming van sportaccommodaties op dit moment extra belangrijk is, gezien sportclubs veel last hebben van de hoge energieprijzen?
Verduurzaming van de sport is erg belangrijk en dit is ook een onderdeel van onze bredere duurzaamheidsdoelstellingen. Nu de energiekosten zijn gestegen, is verduurzamen financieel extra interessant voor gemeenten, exploitanten of sportverenigingen met een eigen accommodatie. Vanuit de klimaatdoelstellingen en om sport financieel een betere positie te geven, ondersteunen wij het belang van de verduurzaming van de sport.
Deelt u de mening dat verduurzaming van sportaccommodaties daarom aangemoedigd moeten worden? Kunt u toelichten welk beleid er op dit moment is om dit aan te moedigen?
Ik vind het belangrijk dat de sport over de hele linie werkt aan verduurzaming en moedig dit zeker aan. In samenwerking met gemeenten, de sportsector en het bedrijfsleven stimuleren we dit op verschillende manieren. Zo is de Routekaart Verduurzaming Sport gepubliceerd. Als onderdeel van deze routekaart lopen verschillende trajecten om de sport te ondersteunen bij de verduurzamingsopgave. Zo kunnen sportverenigingen, exploitanten, sportbedrijven en gemeenten gratis begeleiding aanvragen bij het opstellen en implementeren van een verduurzamingsplan voor de eigen accommodatie(s), waarin ook aandacht is voor de financiering en business case. Hiervoor zijn meerdere professionele partijen in te schakelen zoals via SportNLGroen en het provinciale ontzorgingsprogramma. Amateursportorganisaties kunnen via de BOSA-regeling 30% subsidie krijgen voor investeringen in verduurzaming. Voor overige organisaties, zoals gemeenten en sportondernemers, zijn andere subsidieregelingen ingericht, zoals de Energie Investeringsaftrek (EIA), Milieu Investeringsaftrek (MIA), Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) en de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (DUMAVA).
Kunt u schetsen voor welke (subsidie)regelingen sportaccommodaties in aanmerking komen die willen verduurzamen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke plannen heeft u om verduurzaming van sportaccommodaties in de toekomst sterker aan te moedigen? Wat kunt u verder nog doen om het beleid voor verduurzaming van sportaccommodaties te versterken?
De huidige BOSA-regeling loopt nog tot en met eind december 2023. Op dit moment evalueer ik de regeling samen met de sportsector. De signalen op basis van de eerste evaluatiegesprekken zijn positief en ik heb de intentie de BOSA-regeling per 1 januari 2024 voort te zetten. Na de evaluatiegesprekken wordt gekeken naar de nieuwe regeling. Hierbij zal ook de afweging gemaakt worden of extra inzet nodig is op bepaalde aspecten, zoals verduurzaming. Daarnaast ben ik in overleg met NOC*NSF, POS en de Stichting Waarborgfonds Sport om gezamenlijk de financieringsstructuur van verduurzaming in de sport in kaart te brengen en te komen tot concrete voorstellen voor verbetering.
Op welke manier kunnen sportaccommodaties van elkaar leren als het gaat om verduurzamingsmaatregelen? Kan onderzocht worden hoe verduurzamingskansen die bijvoorbeeld Thialf heeft, toegepast kunnen worden op bijvoorbeeld zwembaden?
Via de Routekaart Verduurzaming Sport ondersteun ik de actiegroep verduurzaming ijsbanen, waarin de kunstijsbanen van Nederland gezamenlijk spreken over verduurzamingsmaatregelen en -kansen. Via deze weg kunnen ijsbanen leren van elkaars ervaringen en innovaties op het gebied van verduurzaming. Recent is door deze actiegroep in Thialf de werkconferentie Verduurzaming IJsbanen georganiseerd, waar verschillende stakeholders zoals exploitanten, gemeenten, bonden en de rijksoverheid samen kwamen om kennis uit te wisselen. Ik ben in gesprek met de sport en gemeenten om te kijken hoe deze structuur ook kan worden toegepast op de zwembaden.
Daarnaast is er het Kennis- en Innovatieplatform Maatschappelijk Vastgoed waar alle sectoren maatschappelijk vastgoed kennis en informatie kunnen delen en ophalen. Vanuit de sport is het Kenniscentrum Sport en Bewegen bij dit platform aangesloten.
Het artikel ‘Bewoners Zeist boos over uitbreidingsplannen KNVB: "Heel bos moet er voor wijken"' |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Bewoners Zeist boos over uitbreidingsplannen KNVB: «Heel bos moet er voor wijken»»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Bent u bekend met de ambities van de KNVB om de KNVB Campus uit te breiden en daarbij het voornemen heeft om het natuurgebied waar zij gebruik van willen maken te compenseren met meer kwaliteit en meer oppervlakte? Wat is de visie van Staatsbosbeheer op deze plannen?
Ja, ik ben bekend met deze ambities en bovengenoemd voornemen van de KNVB.
De visie van Staatsbosbeheer is als volgt. Als buurman van de KNVB en eigenaar van alle Natuurnetwerk Nederland (NNN) gronden rondom de campus, heeft Staatsbosbeheer zich vanaf het begin kritisch maar meedenkend opgesteld. Staatsbosbeheer heeft haar eigendommen in Austerlitz in bezit voor de instandhouding en verbetering van de daarop aanwezige natuurwaarden. Dit geldt ook voor de gronden waar de KNVB graag op zou willen uitbreiden. Zolang deze grond een natuurbestemming heeft, is er voor Staatsbosbeheer geen aanleiding om deze grond te verkopen aan de KNVB. Pas na het publiekrechtelijke traject voor een bestemmingswijziging, inclusief goedkeuring van de natuurcompensatie door provincie, is Staatsbosbeheer bereid om gronden te verkopen. Tot die tijd blijft Staatsbosbeheer het gebied als natuur beheren en kunnen er geen activiteiten met betrekking tot bovenstaande ontwikkeling plaatsvinden.
Erkent u het belang van de KNVB Campus voor talentontwikkeling en de internationale concurrentiepositie van Nederland in de voetbalwereld? Bent u het ermee eens dat het hierbij van belang is dat de Campus over alle faciliteiten beschikt die hieraan bijdragen, zoals ruimte voor training en medische ondersteuning?
Ja, ik erken dat het belangrijk kan zijn voor de ontwikkeling van het Nederlandse voetbal om een centrale plek te hebben waar verschillende faciliteiten bij elkaar komen en vertegenwoordigende elftalen kunnen trainen. Het is echter aan de KNVB zelf om een afweging te maken over wat er precies nodig is voor talentontwikkeling en de internationale concurrentiepositie van Nederland in de voetbalwereld. Volgens de KNVB draagt het uitbreiden van het aantal voetbalvelden van vier naar zeven bij aan deze ontwikkelingen. Deze uitbreiding betreft een particulier initiatief van de KNVB met eigen financiële verantwoordelijkheid. Inmiddels is de KNVB een werkgroep gestart die uitzoekt of het mogelijk is de velden buiten de gemeente Zeist uit te breiden.
Beschikken andere voetbalbonden ook over een soortgelijke voetbalcampus met een gelijksoortig aanbod van faciliteiten en voetbalvelden? Zo ja, welke zijn dit?
Uit navraag bij de KNVB blijkt dat de KNVB, net als veel andere voetbalbonden binnen Europa een trainingscentrum met moderne faciliteiten heeft. De KNVB geeft aan dat recent onder meer Portugal, België en Duitsland nieuwe trainingsfaciliteiten hebben geopend waarbij België momenteel over zeven voetbalvelden beschikt en Frankrijk over acht voetbalvelden. De KNVB wil drie extra velden realiseren waardoor het totaal aantal velden uitkomt op zeven.
Vindt u de ontwikkeling van de KNVB Campus een positieve bijdrage aan de Nederlandse topsportinfrastructuur en amateursport? Wilt u dit antwoord toelichten?
Voor de Nederlandse topsport is kwalitatief hoogwaardige en toekomstbestendige topsportinfrastructuur van belang. De KNVB geeft aan dat de ontwikkeling van de campus van wezenlijk belang is om deze toekomstbestendigheid en kwaliteit te kunnen waarborgen. De KNVB heeft tevens aangegeven in de toekomst de campus ook meer te gaan benutten voor de breedtesport en amateursport in Nederland. Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 3 is het aan de KNVB om zelf een afweging te maken over wat precies nodig is voor de ontwikkeling van de Nederlandse topsportinfrastructuur en amateursport in Nederland. Volgens de KNVB draagt het uitbreiden van het aantal voetbalvelden van vier naar zeven bij aan deze ontwikkelingen. De KNVB geeft aan dat deze uitbreiding nodig is vanwege het toenemende aantal vertegenwoordigende elftallen.
Bent u het ermee eens dat natuurinclusief bouwen past bij de uitdaging waar Nederland nu voor staat, waarbij meer hoogwaardige natuurgebieden gecreëerd moeten worden met betrekking tot de stikstofproblematiek en dat dit soort plannen meer ondersteuning behoeven? Hoe verhouden de voorgenomen plannen van de KNVB zich hier tot?
De KNVB is voornemens een groter en meer hoogwaardig natuurgebied te creëren ter compensatie van het natuurgebied dat ten koste gaat van de uitbreiding. Deze voorgenomen plannen van de KNVB kunnen volgens het Ministerie van LenV onder de noemer «natuurinclusief bouwen» worden geschaard. Het is echter aan de provincie Utrecht om uiteindelijk te bepalen of de voorgenomen plannen van de KNVB geen negatief effect hebben op de stikstofproblematiek in de provincie en of het plan van de KNVB wel of geen steun behoeft voor de uitvoering.
Spreekkoren bij voetbalwedstrijden |
|
Jeanet van der Laan (D66), Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het artikel «Fijke (43) hoort kwetsende homo-teksten in Grolsch Veste aan: Waarom treedt niemand op?»1
Ja.
Wat is volgens u het antwoord op deze vraag?
De wijze waarop Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s) dienen op te treden bij discriminerende spreekkoren zoals homofobe, antisemitische en racistische spreekkoren staat omschreven in de Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld, wat onderdeel is van het Handboek competitiezaken betaald voetbal van de KNVB. Uitgangspunt is dat BVO’s en supportersverenigingen primair verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun supportersaanhang c.q. leden en voor duidelijke tolerantiegrenzen ten aanzien van ongewenste spreekkoren en verbaal geweld. Deze grenzen worden onder meer bekendgemaakt in het huisreglement van de club
Met betrekking tot deze specifieke situatie heeft de BVO FC Twente haar zienswijze gedeeld. Deze is de volgende: de kwetsende spreekkoren werden in de slotfase van de wedstrijd FC Twente tegen FC Groningen een aantal keren gezongen, waarbij de spreekkoren tussendoor werden onderbroken. De spreekkoren waren op dat moment in de ogen van FC Twente steeds van zo'n korte duur dat ervoor werd gekozen om het protocol rondom kwetsende spreekkoren niet in werking te laten treden.
Een aantal mensen in het stadion heeft na de wedstrijd aangegeven zich aan de spreekkoren te hebben gestoord en van mening te zijn dat FC Twente had moeten optreden. FC Twente heeft na de wedstrijd door middel van een publiekelijk statement op hun website de spreekkoren afgekeurd en aangegeven de mening te delen dat zij tijdens de wedstrijd wel hadden moeten ingrijpen.
Is bekend hoe vaak homofobe of racistische spreekkoren klinken vanaf tribunes? Worden signalen die in meldkamers binnenkomen geregistreerd?
Exacte cijfers zijn niet bekend en meldingen worden niet centraal geregistreerd en voor langere tijd bijgehouden. Na een melding van kwetsende spreekkoren, zijn clubs verplicht hierover te rapporteren aan de KNVB en hierbij aan te geven wat ze eraan hebben gedaan voor, tijdens en na afloop van een wedstrijd.
Ook kan een melding worden voorgelegd aan de onafhankelijk aanklager betaald voetbal, die bepaalt of er tuchtrechtelijke sancties volgen.
In een reactie geeft FC Twente aan de wedstrijd niet te hebben stilgelegd omdat de spreekkoren van korte duur geweest zouden zijn. Welke overwegingen spelen hierin een rol? Hoe lang moeten spreekkoren duren om wedstrijden dan wel stil te leggen?
BVO’s zijn verantwoordelijk voor duidelijke tolerantiegrenzen ten aanzien van ongewenste spreekkoren en verbaal geweld. Het in werking treden van de Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld gebeurt op basis van verschillende factoren zoals; verstaanbaarheid, waarneming en signalering, inhoud, frequentie, omstandigheden, en of de alternatieven om een spreekkoor te stoppen al in gang zijn gezet etc. De lengte of duur van een spreekkoor is daarbij niet van doorslaggevende betekenis. Wat het kabinet betreft, is iedere seconde dat een discriminerend spreekkoor aanhoudt, er één te veel. Discriminatie hoort niet thuis in Nederland, ook niet op het voetbalveld.
Hoe vaak is het voorgekomen dat een wedstrijd is stilgelegd na racistische en homofobe spreekkoren? Hoe vaak is dit gebeurd na het aannemen van de motie Westerveld/Vander Laan die vraagt om heldere afspraken en verantwoordelijkheden, zodat wedstrijden daadwerkelijk worden stilgelegd bij spreekkoren?2
De KNVB houdt niet expliciet bij hoeveel wedstrijden worden stilgelegd. Het antwoord daarop blijf ik u dan ook schuldig. Wel weet ik dat op 28 augustus
FC Utrecht – Ajax is stilgelegd door de scheidsrechter.
Bent u het met de geïnterviewde persoon en ons eens dat homofobe en racistische of andere kwetsende spreekkoren, ook effect kunnen hebben op de aanwezige kinderen in een stadion? Bent u bereid om hierover het gesprek met supportersverenigingen te voeren?
Ja dat ben ik met u eens. Spreekkoren kunnen effect hebben op zowel volwassenen als op kinderen. Kwetsende spreekkoren horen niet thuis in de sport en dus ook niet in het voetbal. Ook de supportersverenigingen moeten hierin hun verantwoordelijkheid pakken. Ik ben bereid hierover om de tafel te gaan met het Supporterscollectief Nederland en supportersverenigingen.
Welke concrete verbeterpunten zijn er na antwoorden op onze eerdere vragen, waarin u aangeeft met de KNVB in gesprek te zijn om spreekkoren meer onder de aandacht te brengen van de betaald voetbalorganisaties?3
De KNVB heeft recent de Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld extra onder de aandacht gebracht bij de BVO’s. Ook is er een aanpassing gedaan met betrekking tot de rol van de scheidsrechter in de Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld. Daarnaast is het OM momenteel met de partners in gesprek over welk gedrag in principe strafbaar is en dus (ook) voor die partners voldoende aanleiding kan zijn om in te grijpen én wordt de komende tijd binnen het OM opnieuw onder de aandacht gebracht welke mogelijkheden er strafrechtelijk zijn, mocht er voldoende bewijs bestaan richting individuen, of, welke rol het OM hierbij zou kunnen spelen in de lokale driehoeken.
Bij een mogelijk vervolg op het actieplan «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» (OVIVI) zal er aandacht zijn voor eerdergenoemde Richtlijn en zullen we samen met de John Blankenstein Foundation en de Anne Frank Stichting een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in stadions met betrekking tot onwenselijke uitingen zoals homofobe spreekkoren. Daarbij willen we de BVO’s en haar supporters bewust maken van de impact van kwetsende spreekkoren.
Bent u het met ons eens dat symboliek zoals het dragen van aanvoerdersbanden weinig waarde heeft als clubs en spelers hier geen concrete acties aan verbinden zoals het stilleggen van de wedstrijd?
Ik ben het met u eens dat een wedstrijd soms wel eerder stilgelegd mag worden. Toch ondersteun ik ook het gebruik van de OneLove aanvoerdersbanden. Het is een mooie manier om tijdens wedstrijden visueel te maken dat in het voetbal geen ruimte is voor discriminatie en racisme. De OneLove aanvoerdersbanden zijn slechts een onderdeel binnen de brede aanpak van racisme en discriminatie in het voetbal. OVIVI kent velerlei maatregelen gericht op preventie, signaleren en sanctioneren. Daarbij moet deze actie niet worden onderschat. Ook het gesprek hier over voeren en het maatschappelijk debat hierover vind ik van waarde, los van de overige concrete acties en het stilleggen van wedstrijden.
Bent u tevreden over de aanpak tot nu? Zo nee, welke concrete maatregelen gaat u nemen?
Ik ben blij met de stappen die we tot nu toe hebben gezet. Over de voortgang en de opbrengsten van OVIVI zal ik u begin volgend jaar informeren. Maar we zijn er nog niet. Permanente aandacht is nodig om mensen bewust te maken van hun vooroordelen en van het effect van discriminatie (waaronder homofobie). Deze aanpak vergt een lange adem. Vandaar dat de huidige partners en het Ministerie van OCW met elkaar in gesprek zijn over een vervolg op OVIVI. Zodra daar over meer bekend is, zal ik u hierover informeren.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Wetgevingsoverleg Sport en Bewegen op 28 november?
Ja.
Het standpunt van het kabinet inzake mensenrechten en internationale sporttoernooien |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen , Lisa Westerveld (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van de KNVB en de FNV aan kabinet en bedrijfsleven met het verzoek om steun ten aanzien van acties die erop zijn gericht om mensenrechten te verbeteren in Qatar?1
Ja.
Welke rol ziet u voor zichzelf ten aanzien van dit toernooi? Staat u nog steeds achter uw stelling «Het kabinet draagt door middel van constructief-kritisch beleid, waarin samenwerking en dialoog met Qatar centraal staan, bij aan verbetering van de mensenrechtensituatie, en specifiek de situatie van arbeidsmigranten»? zoals verwoord in de kabinetsbrief van 22 mei jongstleden? Zo ja, kunt u heel concreet aangeven wat de resultaten zijn van het constructief-kritische beleid?
Ja. Het kabinet draagt door middel van constructief-kritisch beleid, waarin samenwerking en dialoog centraal staan, bij aan verbetering van de mensenrechtensituatie en specifiek de situatie van arbeidsmigranten.
Qatar heeft een aantal concrete stappen gezet zoals de afschaffing van de meest problematische en beperkende aspecten van het zogenaamde kafala- of sponsorschapssysteem, waaronder het afschaffen van het uitreisvisum vereiste en het «certificaat van geen bezwaar». Hierdoor kunnen arbeidsmigranten gemakkelijker van werkgever veranderen. Daarnaast zijn elektronische betalingen ingevoerd, medezeggenschapsraden opgericht, een non-discriminatoir minimumloon ingesteld, hittestress wetgeving ingevoerd en is een «Workers» Support and Insurance Fund» opgericht. Ondanks de doorgevoerde arbeidshervormingen blijven er zorgen over de situatie van arbeidsmigranten, onder meer ten aanzien van implementatie en handhaving van de hervormingen. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft mede daarom ook tijdens haar bezoek aan Qatar namens het kabinet aandacht besteed aan mensenrechten en de situatie van arbeidsmigranten. Na het WK zal het kabinet zich onverminderd inzetten voor verdere samenwerking met Qatar op het gebied van mensenrechten, specifiek de positie van arbeidsmigranten in Qatar.
Welke gesprekken zijn er afgelopen jaren geweest tussen kabinet, vakbonden, mensenrechtenorganisaties en de KNVB over het WK mannenvoetbal in Qatar? Welke afspraken zijn daarin gemaakt? Wat heeft u de afgelopen jaren gedaan om de oproep van mensenrechtenorganisaties te ondersteunen, die vragen om structurele beleidsverandering?2
Nederland bespreekt mensenrechten, ook los van het WK, regelmatig met de Qatarese autoriteiten, zowel op politiek als op hoog-ambtelijk niveau. In maart jl. bracht de Nederlandse mensenrechtenambassadeur een bezoek aan Qatar, waarbij zij onder andere de positie van arbeidsmigranten heeft aangekaart bij de Qatarese autoriteiten. Ook heeft de secretaris-generaal van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken in februari van dit jaar een bezoek gebracht aan Qatar en zorgen omtrent de implementatie van arbeidshervormingen besproken met de Qatarese overheid. Naast directe gesprekken met Qatar is Nederland hierover in gesprek met verschillende stakeholders, waaronder gelijkgezinde landen, de KNVB, internationale organisaties en vakbonden, mensenrechtenorganisaties en arbeidsmigranten. Nederland werkt te allen tijde samen met relevante stakeholders en partners, om voortgang op het gebied van implementatie van de arbeidshervormingen te monitoren en versterken.
Bent u voornemens gehoor te geven aan de recente oproep van KNVB en FNV? En bent u bereid om ook het Nederlandse bedrijfsleven op te roepen om bij te dragen? Hoe kan het dat zo kort voor de start van het WK deze oproep nodig is?
Het kabinet heeft en neemt zijn eigen verantwoordelijkheid in de betrekkingen met Qatar. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten. In dit kader bevordert het kabinet op EU-niveau wetgeving op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), voert het nationale IMVO-wetgeving in en stelt het kabinet IMVO-voorwaarden bij overheidsinkoop en bij het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het kabinet verwacht dat op deze manier de toepassing van gepaste zorgvuldigheid door ondernemingen wordt verhoogd en in de ketens van Nederlandse bedrijven verder wordt gewerkt aan de bescherming van mens en milieu. Nederlandse bedrijven maken zelf een afweging over de mate waarin zij betrokken willen zijn bij de oproep van de KNVB en FNV, additioneel aan hun inspanningen gericht op IMVO.
Bent u ook bereid om u publiekelijk uit te spreken tegen de schending van mensenrechten bij de bouw van de stadions?
Zoals ook verwoord in de brief d.d. 19 oktober jl. en de brief d.d. 11 november jl. deelt het kabinet de opvatting dat de mensenrechtensituatie en specifiek die van arbeidsmigranten in Qatar verbetering behoeft. De in antwoord op vraag 3 benoemde onderwerpen zal Nederland in dialoog blijven bespreken. De Nederlandse ambassade in Doha zet zich daarnaast actief in om verbetering in de praktijk te bewerkstelligen. Zo wordt kennis en ervaring met autoriteiten gedeeld, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsinspectie en medezeggenschapsraden in samenwerking met de Qatarese overheid, de ILO en het bedrijfsleven. Het kabinet hecht er aan zich ook na het WK onverminderd in te blijven zetten voor verdere verbeteringen voor de positie van arbeidsmigranten.
Wat kunt u doen om samen met andere landen, sportorganisaties en mensenrechtenorganisaties ervoor te zorgen dat bij de toekenning van internationale toernooien ook het naleven van mensenrechten en arbeidsomstandigheden wordt meegewogen? Bent u het ermee eens dat internationale afspraken juist de sportwereld kunnen ondersteunen, zodat het niet bij vrijblijvende afspraken blijft, maar ook daadwerkelijk gaat gebeuren?3
Voor het toekennen van sportevenementen bepalen federaties in beginsel zelf welke eisen zij stellen. De sportsector dient zich hierbij uiteraard aan reguliere wetgeving in het desbetreffende land te houden. Universele mensenrechten dienen hierbij als fundamentele waarde te allen tijde in acht te worden genomen. Om dit nogmaals onder de aandacht bij de sector te brengen, zijn gesprekken met internationale sportfederaties nodig.
In 2021 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport samen met alle andere EU-sportministers een verklaring ondertekend waarin we de Europese Commissie oproepen om in gesprek te gaan met deze federaties. Dit jaar heeft Nederland in de EU-Sportraad nogmaals de Europese Commissie opgeroepen om gesprekken met internationale sportfederaties te voeren. Hierbij moet centraal staan dat bij toewijzing, voor, tijdens en na sportevenementen rekening gehouden moet worden met mensenrechten.
Bent u het ermee eens dat het vormgeven van een serieus en structureel maatschappelijk verantwoord beleid voor en samen met de sportwereld over deelname aan mondiale sporttoernooien niet alleen een zaak is van de sport, maar ook vraagt om politieke verantwoordelijkheid? Zo ja, bent u bereid om samen met de KNVB en de sportwereld afspraken te maken over maatschappelijk bewust deelnemen aan sportevenementen in lijn met het beleid gericht op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)? En om daarbij samen met de sportwereld een convenant op te stellen gericht op de bescherming van mensenrechten?
We werken in Europees verband aan het verbeteren van de manier waarop internationale sportevenementen op een maatschappelijk verantwoorde manier kunnen worden georganiseerd. De Minister voor Sport informeert u periodiek over hoe dit op nationaal niveau in samenwerking met de sportsector en gemeenten vorm krijgt. Zie voorts het antwoord op vraag 4 voor het beleid inzake IMVO.
Bent u ook bereid om de KNVB en andere sportbonden diplomatiek te ondersteunen als het gaat om maatschappelijk bewust deelnemen? Zo ja, op welke manier? Bent u bereid om dit ook te doen als straks na afloop van het WK in Qatar de spotlights weg zijn?
Nederland werkt ten alle tijde samen met relevante stakeholders en partners om voortgang te realiseren op maatschappelijk bewust deelnemen. Ambassades kunnen sportbonden hierin desgewenst ondersteunen. Zo spreekt de ambassade in Doha regelmatig met de KNVB over mensenrechten en maatschappelijk bewuste deelname en brengt onze ambassade de KNVB waar nodig in contact met relevante stakeholders in Qatar. Ook met enkele andere Nederlandse sportdelegaties zijn deze zaken besproken. Dergelijke diplomatieke ondersteuning is ook voorstelbaar bij volgende grote sportevenementen.
Wat kunt u doen om samen met vakbonden, mensenrechtenorganisaties en sportbonden druk op de FIFA te zetten, zodat er een compensatiefonds komt met de inhoud van minimaal het ingezette prijzengeld? Welke financiële en diplomatieke afspraken zijn er gemaakt? Spant u zich in internationaal verband in voor deze doelen? Welke middelen heeft u om met andere regeringsleiders de FIFA te bewegen om dit compensatiefonds op te zetten en hier ruim voor de start van het WK duidelijkheid over te geven?
Zoals ook benoemd in de brief van 19 oktober jl. staat Nederland positief tegenover de oproep van de voetbalbonden en Amnesty International om een fonds of andere vorm van compensatie voor arbeidsmigranten en hun nabestaanden te faciliteren. We zijn hierover in contact met EU-collega’s. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de reacties van Qatar en FIFA – ondanks de druk vanuit verschillende voetbalbonden, waaronder de KNVB – vooralsnog terughoudend zijn.
Bent u het ermee eens dat er absurde bedragen gemoeid zijn met internationale toernooien in met name het mannenvoetbal aan sponsorgeld, premies en prijzengeld?
Het kabinet constateert dat, in vergelijking met veel andere sporten, in het internationale mannenvoetbal hoge bedragen omgaan.
En ziet u dit WK ook als een mooie aanleiding om hierover het gesprek aan te gaan met als doel om premies en prijzengeld te normaliseren? Bent u bereid om in internationaal verband op te trekken om ook het bedrijfsleven en sponsoren te bewegen om bij internationale toernooien meer te investeren in maatschappelijk ondernemerschap? Bent u bereid om het voortouw te nemen om in gezamenlijk overleg met andere landen ook het gesprek aan te gaan met de FIFA hierover?
In een commerciële sport zoals het betaald voetbal wordt de marktwaarde van de sport en de spelers bepaald door vele factoren. Het Ministerie van VWS speelt daarbij geen rol. Vanuit deze positie wordt het daarom niet gepast geacht om hierin het voortouw te nemen richting de FIFA. Vanuit Nederlands perspectief is het kabinet van mening dat het aan de KNVB is om hier een eventuele actieve rol in op te pakken. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport zou dat van harte omarmen en desgevraagd mede-ondersteunen, passend bij diens rol en verantwoordelijkheid.
Een rol die overheden wel kunnen pakken is het gezamenlijk zorgen voor een gelijk speelveld. In 2020 dienden de leden Westerveld en Diertens een motie in (Kamerstuk 30 234, nr. 250) over het gelijke speelveld voor voetbalclubs en de kwetsbaarheid door hoge transferkosten. Voormalig Minister voor Sport heeft dit besproken in EU-verband. Andere lidstaten erkennen dit probleem en de Europese Commissie zou naar aanleiding hiervan in gesprek met FIFA gaan over dit onderwerp. Gezien het internationale karakter van topsport is het belangrijk dat we problematiek gezamenlijk aanpakken.
Hoe kan het dat op moment van schrijven nog steeds niet is gereageerd op de motie Karabulut c.s. (Kamerstuk 21 501–02, nr. 2273), die al anderhalf jaar geleden het kabinet opriep geen officiële delegatie te sturen, ondanks herhaaldelijk verzoek van de Kamer om een reactie? Heeft dit te maken met handelsbelangen?
Middels de brief d.d. 19 oktober 20224 is uw Kamer geïnformeerd over het standpunt van het kabinet ten aanzien van uitvoering van deze motie.
Bent u bereid om de antwoorden op deze vragen binnen twee weken naar de Kamer te sturen?
Beantwoording heeft meer tijd gevergd dan de verzochte twee weken.
De campagne ‘Drafsport? Onsportief!’ |
|
Erik Haverkort (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de campagne «Drafsport? Onsportief!» van Dier&Recht?1, 2
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering van Dier&Recht dat dwangmiddelen binnen de drafsport pijn en letsel bij paarden veroorzaken?
Ik deel de opvatting van Dier&Recht dat paardensport niet gepaard moet gaan met pijn, dwang en aantasting van paardenwelzijn. De campagne sluit aan bij een brede maatschappelijke zorg met betrekking tot het gebruik van dieren in de sport en het gebruik van dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen tijdens uitoefening van deze sport.
Bij alle paardensportdisciplines worden hulpmiddelen gebruikt. De toegestane hulpmiddelen worden gereguleerd in harnachementgidsen. Op de website van de Stichting Nederlandse Draf- en Rensport (verder: SNDR) zijn alle reglementen van de draf- en rensport te downloaden, waaronder de harnachementgids: https://www.ndr.nl/downloads/. In de wedstrijdreglementen is te lezen welke hulpmiddelen en materialen gebruikt mogen worden tijdens wedstrijden. Daarnaast zijn er ook bepalingen opgenomen die ingaan op het gedrag van de rijder voor, tijdens en na de koers. Deze gidsen en reglementen worden regelmatig herzien op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Zo zijn de reglementen over zweepgebruik in afstemming met de Vereniging van Draf- en Rensport Professionals (VDRP) aangescherpt.
Om beter zicht te krijgen op het risico op welzijnsaantasting bij gebruik van verschillende hulp- en trainingsmiddelen heb, ook naar aanleiding van de moties van het Lid Graus over het in kaart brengen en verbieden van alle dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen (Kamerstuk 28 286, nr. 1151 en nr. 1175), heb ik het lectoraat human-animal interactions van de Aeres Hogeschool in Dronten gevraagd om dit te inventariseren voor honden en paarden. Mogelijk worden naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek het wedstrijdreglement en harnachementgids verder aangescherpt.
Wat is uw reactie op het Finse onderzoek, waar de campagne naar verwijst, waaruit blijkt dat dwangmiddelen binnen de drafsport paarden fysiek beschadigen en dat 84 procent van de paarden na een wedstrijd verwondingen in de mond heeft?3
Het percentage geconstateerde verwondingen in de mond bij dit onderzoek is schrikbarend hoog. Hierbij wil ik wel de kanttekening plaatsen dat de situatie in Nederland mogelijk afwijkt van die in Finland. Cijfers over de Nederlandse drafsport ontbreken. Het onderzoek heeft een correlatie (geen oorzakelijk verband) gevonden tussen het gebruik van bepaalde bitten en de verwondingen in de mond van de onderzochte paarden. De onderzoekers geven aan dat ook andere factoren, zoals teugelvoering en gebitsverzorging een rol zouden kunnen spelen in het veroorzaken van deze wonden.
Afgezien van de specifieke bitten, is er geen verband gevonden tussen het gebruik van hulpmiddelen als de opzetteugel of de tongband en de wonden in de mond van de paarden.
Wat is uw reactie op de stelling uit de campagne dat bitten aan mondhoeken trekken, waardoor het gehemelte en het tandvlees van paarden beschadigd wordt en dat de tong aan de onderkaak vastgebonden wordt om de druk van het bit te verminderen met als gevolg dat paarden chronisch letsel oplopen?
Het bit is al vele eeuwen een middel om paarden te kunnen sturen en om hun snelheid te kunnen regelen. Dat gebeurt niet alleen in de draf- en rensport. Het risico op beschadiging van het gehemelte en het tandvlees is naast eigenschappen van het bit zelf afhankelijk van veel overige factoren, zoals de gebitsverzorging en de teugelvoering. Bitten waarvan is aangetoond dat deze een verhoogd risico geven op verwondingen in de mond, zouden niet in de harnachementgids opgenomen moeten worden.
Voor wat betreft het tongenbandje blijkt uit het Finse onderzoek geen verband tussen het gebruik van dit bandje en verwondingen in de mond van het paard. Dit neemt niet weg dat er andere nadelige gevolgen kunnen zijn van het (verkeerd) gebruik van het tongenbandje. In de harnachementgids van de SNDR staat opgenomen dat dit hulpmiddel is toegestaan, maar wel zodanig dient te zijn aangebracht dat de bloeddoorstroming van de tong niet wordt belemmerd. De bij een wedstrijd aanwezige baancommissaris houdt toezicht op naleving van het wedstrijdreglement. Verkeerd gebruik van het tongenbandje, waarbij de bloeddoorstroming van de tong wordt belemmerd en de tong blauw kleurt, keur ik ten zeerste af.
Hoe verklaart u de stelling uit de campagne dat veel dwangmiddelen – zoals de opzetteugel, oordoppen, het vastbinden van staart en tong – verboden zijn binnen paardensportdisciplines die bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) aangesloten zijn, maar bij de drafsport wel gebruikt worden?
De drafsport is een ander soort sport dan de andere disciplines binnen de KNHS, het is niet vreemd dat hier verschillende hulpmiddelen voor zijn toegestaan. Wel heb ik, zoals hierboven aangegeven, het lectoraat human-animal interactions van de Aeres Hogeschool in Dronten gevraagd om onderzoek te doen naar het risico op welzijnsaantasting bij gebruik van verschillende hulp- en trainingsmiddelen voor honden en paarden.
In hoeverre bent u van mening dat de gedragsregels die de drafsport hanteert op dit moment voldoende toezien op dierenwelzijn?
Ook bij de SNDR zijn signalen waargenomen omtrent de maatschappelijke onrust over mogelijke dierenmishandeling in de paardensport. Daarom is enige jaren geleden door de SNDR een Commissie Welzijn in het leven geroepen. Deze commissie, bestaande uit deelnemers, dierenartsen en functionarissen en bestuursleden van de SNDR hebben sindsdien diverse activiteiten ontplooid om de sport diervriendelijker te maken. Zo zijn de reglementen over zweepgebruik in afstemming met de Vereniging van Draf- en Rensport Professionals (VDRP) aangescherpt en wordt hier consequent op gehandhaafd. Meest recente onderdeel van het werk van de commissie is het opstellen van een ethische code voor het welzijn van de draver en de volbloed.
Op welke manier houdt u toezicht op dierenwelzijn binnen de drafsport?
De NVWA voert toezicht op dierenwelzijn risicogebaseerd uit. Toezicht binnen de drafsport vindt met name naar aanleiding van meldingen plaats.
In hoeverre deelt u de mening dat het doel van de drafsport, namelijk plezier en gokken, geen redelijk doel is, in het kader van artikel 2.1 lid 1 van de Wet Dieren, aangezien dwangmiddelen paarden pijn of letsel toebrengen?
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet dieren en uit die wet volgt dat de wetgever wedstrijden met dieren, waaronder de drafsport, niet heeft verboden4. In algemene zin kan daarom niet worden gesteld dat uit de Wet dieren volgt dat de drafsport in strijd met artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren zou zijn. Dat laat onverlet dat houders van de dieren die aan die wedstrijden deelnemen zorg dienen te dragen voor de gezondheid en het welzijn van de dieren en voldoen aan de eisen die de Wet dieren aan hen stelt. Hierbij hoort ook dat er niet in strijd wordt gehandeld met artikel 2.1 van de Wet dieren. In voorkomende gevallen moet daarom worden beoordeeld of een bepaald hulp-of trainingsmiddel dat pijn of letsel veroorzaakt dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier benadeeld een redelijk doel dient, er van uitgaande dat de drafsport als zodanig is toegestaan. Waar dit nodig blijkt, kunnen er bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld op basis van de Wet dieren. In de eerste plaats specifiek over wedstrijden met dieren, waaronder een verbod op wedstrijden met een bepaald doel, mede in het belang van het welzijn van de betrokken dieren (op basis van artikel 2.15). In de tweede plaats kunnen specifieke gedragingen waarbij gebruik wordt gemaakt van bepaalde voorwerpen worden verboden (op basis van artikel 2.1, vijfde lid in samenhang met het derde lid, van de Wet dieren). Of en in hoeverre het nodig is daarvan gebruik te maken zal mede afhangen van de uitkomsten van het onderzoek waarover in het antwoord op vraag 9 wordt gesproken en de wijze waarop de sector daar gevolg aan geeft.
Wat is uw reactie op de oproep in de campagne om dwangmiddelen binnen de drafsport te verbieden?
Ik kan me vinden in deze oproep. Hulpmiddelen waarbij er een groot risico is op welzijnsaantasting zouden niet gebruikt moeten worden. Dit geldt niet alleen voor de drafsport, maar voor iedere interactie met dieren. Helaas ontbreekt in veel gevallen onderzoek naar het al dan niet schadelijk zijn van een specifiek middel. Daarom heb ik, zoals aangegeven bij het antwoord op vragen 2 en 5, het lectoraat human-animal interactions van de Aeres Hogeschool in Dronten gevraagd om het risico op welzijnsaantasting bij gebruik van verschillende hulp- en trainingsmiddelen bij honden en paarden te inventariseren. De resultaten van dit onderzoek kunnen onder andere door de SNDR gebruikt worden om hun harnachementgids tegen het licht te houden.
Diverse berichten over het disfunctioneren van het ISR en de negatieve gevolgen voor de sporters/sportsters |
|
Lisa Westerveld (GL), Jeanet van der Laan (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is de status van de uitvoering van de motie van der Laan cs.1 en Westerveld cs.2 voor zover de delen van het onderzoek die betrekking hebben tot het Instituut Sportrechtspraak (ISR)?
De motie Westerveld c.s.3 wordt meegenomen in het onafhankelijk onderzoek naar een veilige en integere sport waar ook een evaluatie van het sporttuchtrecht onderdeel van is. Het onderzoek is momenteel in volle gang. Op dit moment vinden de laatste interviews en bureau-onderzoek plaats. Er staat een enquête uit bij sportverenigingen en ondernemende sportaanbieders. Daarnaast wordt in het najaar een juridische analyse uitgevoerd alsmede een evaluatie van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) en wordt het functioneren van het tuchtrechtstelsel bekeken door middel van profielreizen. Verder staat een vergelijkende juridische analyse op de planning zoals met het tuchtrecht in de jeugdzorg. De uitkomsten van het onderzoek worden begin 2023 verwacht. Ik zal u hierover nader informeren.
De uitvoering van motie Van der Laan4 krijgt opvolging door sportspecifieke onderzoeken naar grensoverschrijdend gedrag, zoals het onderzoek door Verinorm naar de cultuur, aard en omvang van ongewenst gedrag in de danssector. Ook dit onderzoek is in volle gang en de uitkomsten worden begin 2023 verwacht. Het is niet het doel van het onderzoek om specifiek naar het ISR te kijken, maar gezien de problematiek sluit ik niet uit dat dit wordt meegenomen.
Welke acties heeft u ondernomen na het lezen van de berichten «Oud-turnsters voelen zich oefenmateriaal voor het tuchtrecht»3, «Tuchtrecht in de sport wankelt: ministerie start onderzoek»4 en «Politiek steunt oud-turnsters: «Melders grensoverschrijdend gedrag worden opgevreten door het systeem»»5?
Het is ontzettend pijnlijk om wederom deze berichten te lezen. Ik voel mee met de oud-turnsters die ik ook persoonlijk over deze ervaringen heb gesproken. Het is mij inmiddels duidelijk dat de zaken van de oud-turnsters om verschillende redenen dermate complex en van een andere materie zijn dat dit om een zeer zorgvuldige behandeling vraagt. Ik begrijp de zorgen over of het ISR deze zaken voldoende aan kan. Ik heb het ISR aangesproken op de voorbereiding en voortgang van deze specifieke zaken. De vraag daarbij is of de huidige scope van het sporttuchtrecht wel toereikend is voor dit type zaken. Mede om die reden heb ik de evaluatie van het sporttuchtrecht geïnitieerd waarbij ook de uitvoering van het tuchtrecht door het ISR onafhankelijk onderzocht wordt.
Ik hecht veel waarde aan een onafhankelijk en kwalitatief tuchtrecht in de sport. Daarom heb ik onlangs meerdere malen met het ISR gesproken over haar functioneren, houding en gedrag, en de benodigde verbeteringen op korte termijn. Dit betreft onder andere het instellen van een Raad van Toezicht en vernieuwing en diversiteit in alle lagen van het ISR. Daarnaast wil ik inzetten op het verbeteren van de kwaliteit van onderzoek. Ik ben met het ISR in gesprek voor een extra impuls bovenop de huidige subsidie voor het verbeteren van de kwaliteit van onderzoek, zoals een extra onderzoeker voor complexe zaken en als «meelezer» op zaken. Ik ga de afspraken met het ISR bekrachtigen in aanvullende subsidievoorwaarden zodat ze hieraan gebonden zijn.
Mijn bevoegdheden in het sporttuchtrecht zijn echter beperkt. De sportsector is verantwoordelijk voor het sporttuchtrecht en kan zelf inhoudelijk het tuchtrecht via de tuchtreglementen aanpassen. Bovendien is het ISR een onafhankelijke organisatie. Binnen mijn mogelijkheden draag ik bij door in te zetten op een evaluatie van het tuchtrecht en door het ISR financieel te ondersteunen samen met NOC*NSF.
Klopt hetgeen in het artikel «Politiek steunt oud-turnsters: «Melders grensoverschrijdend gedrag worden opgevreten door het systeem»» geschreven staat, dat u onlangs in gesprek bent geweest met het ISR over een verdere professionaliseringslag, ook op de korte termijn? Welke acties zijn besproken en welke acties (op de lange en korte termijn) zullen worden uitgevoerd naar aanleiding van dit gesprek?6
Ja, zie ook antwoord 2. De acties op korte termijn die ik met het ISR heb besproken zijn: het verbeteren van de kwaliteit van onderzoek en een bestuursmodel waarbij er meer toezicht is. Evenals het verder professionaliseren en aandacht voor houding en gedrag. Daarnaast zal de evaluatie van het sporttuchtrecht, als onderdeel van het onderzoek veilige en integere sport, naar verwachting met concrete aanbevelingen voor het sporttuchtrecht komen. Ik ben voornemens om deze aanbevelingen waar mogelijk op te volgen.
Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de invulling van de aanvullende subsidievoorwaarden? Wanneer zijn deze af en wanneer ontvangt de Kamer deze stukken (in concept)?
Ik ben bereid om de Kamer op hoofdlijnen te informeren over de invulling van de aanvullende subsidievoorwaarden zodra deze in de subsidieverlening aan de instelling zijn verzonden. Dit gaat volgens de termijnen die zijn vastgesteld in de Kaderwet VWS subsidies.9
Begrijpt u de geuite zorgen over «secundaire victimissatie» van de slachtoffers door het gebrek aan goede expertise en procedures?
Ja.
Vindt u dat «secundaire victimisatie» voorkomen zou moeten worden? Welke rol ziet u hierin voor uzelf? Welke acties wilt u ondernemen, anders dan het afwachten van de resultaten van het bredere onderzoek naar topsportcultuur?
Slachtoffers hebben niet gevraagd om slachtoffer te worden. Slachtofferschap heeft vaak een grote en soms ook een blijvende impact op hun leven. Secundaire victimisatie moet waar mogelijk worden voorkomen. In het coalitieakkoord staat dan ook opgenomen dat dit kabinet inzet op het borgen van de positie van slachtoffers. Deze afspraak krijgt vorm via de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022–2025. Met deze agenda wordt ingezet op erkenning van slachtoffers via een stevige positie in het recht, en waar nodig bescherming en ondersteuning op weg naar herstel. Dit najaar zal de Minister voor Rechtsbescherming u informeren over de voortgang van deze meerjarenagenda.
Daarnaast is het belang van het voorkomen van secundaire victimisatie ook aan bod gekomen tijdens de verkenningssessies van het Nationaal Actieplan Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag waar ik mij ook voor inzet. De Kamer wordt eind dit jaar geïnformeerd over het actieplan. Bovendien faciliteer ik slachtofferhulp voor sporters via Slachtofferhulp Nederland. Sporters kunnen daar terecht voor hulp bij een tucht- of strafzaak.
Vindt u dat er in deze kwesties ook een rol is weggelegd voor het Openbaar Ministerie (OM)? Welke rol ziet de Minister voor het OM?
Het is van belang om het onderscheid tussen het ISR en het OM te benadrukken. Een melding doen bij het ISR staat los van het doen van een strafrechtelijke aangifte. Slachtoffers van zedenzaken of (kinder-)mishandeling of van andere strafbare feiten kunnen te allen tijde bij de politie daarvan aangifte doen. De zaken waar aangifte is gedaan van een (vermeend) strafbaar feit worden door het OM opgepakt. Er is sprake van een samenwerking tussen ISR en OM in die zin dat er contacten zijn tussen de politie en het bureau van het ISR, om te voorkomen dat ISR een zaak oppakt terwijl er een opsporingsonderzoek loopt bij politie/OM. Een opsporingsonderzoek gaat dan namelijk voor. Ik kan echter geen uitspraken doen over eventuele lopende onderzoeken bij het OM. Daarnaast is het OM betrokken bij een veilige en integere sport door dat zij zitting neemt in de begeleidingscommissie van het onderzoek veilige en integere sport, waarin ook de evaluatie van het tuchtrecht wordt meegenomen, zie ook antwoord 1 en 14.
Wat heeft het OM al uitgevoerd op dit terrein, is er bijvoorbeeld een verkennend onderzoek gestart naar aanleiding van de vele berichtgeving in de media? Kunnen de conclusies hiervan gedeeld worden met de Kamer voor het Wetgevingsoverleg Sport d.d. 28 november 2022?
Zie antwoord vraag 7.
Is het mogelijk om, in lijn met de wens van de oud-turnsters, de zaken bij een ander instituut opnieuw te behandelen? Zo nee, kunnen de zaken worden stilgelegd totdat het ISR voldoende geprofessionaliseerd is?
De alternatieven voor het tuchtrecht zijn een strafrechtelijke of een civielrechtelijke procedure. De tuchtzaken in de sport kunnen niet worden stilgelegd of worden afgebroken. Een melder kan zich terugtrekken, dan is hij/zij geen actief onderdeel meer van het proces. Het proces gaat echter wel door. Alleen een onafhankelijk aanklager kan besluiten om een zaak te seponeren.
Staat u nog achter de woorden van uw ambtsvoorganger, dat melders veilig zijn, hun melding vertrouwelijk wordt behandeld en er altijd sprake is van hoor en wederhoor? Zo ja, kunt u dit toelichten?7
Het ISR geeft aan dat zaken vertrouwelijk worden behandeld binnen de regels van de reglementen van het ISR. Hoor en wederhoor maakt essentieel onderdeel uit van de regels en derhalve van de gesprekken die gevoerd worden in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek. Daarmee geven zij aan dat melders veilig zijn.
Ik realiseer mij echter dat veilig voelen iets heel anders is. En ik ben mij er zeer van bewust dat er melders zijn die zich niet veilig voelen; dit kwam nadrukkelijk naar voren in mijn gesprek met een aantal oud-turnsters.
Wat is er gebeurd met de extra financiële middelen van 1 miljoen die het ISR heeft gekregen om te professionaliseren? Kunt u een precies overzicht geven van de besteding van deze middelen?
Het ISR heeft onder andere haar capaciteit vergroot van 2,6 fte naar 6,6 fte waaronder een extra casemanager en juridisch secretaris. Er zijn procesmatige zaken aangepast, zoals: het opstellen van een klachtenregeling, het bijstellen van het onderzoeksprotocol en het aanpassen en opstellen van modellen voor onderzoeksgesprekken en aanklagers. Door de invoering van een casemanagement systeem is er beter inzicht in de zaken. Daarnaast wordt ingezet op extra opleiding en intervisiebijeenkomsten. Ik zal het ISR vragen te communiceren over haar voortgang met betrekking tot de professionaliseringsslag.
Kunt u verklaren waarom de professionalisering van het ISR zo lang duurt terwijl (oud-)turnsters zelf, sportorganisaties en koepels, de Kamer en andere betrokkenen al jaren aan de bel trekken en ook uit het rapport van Berenschot blijkt dat verbetering noodzakelijk is?
Ja. Om een dergelijke professionalisering aan te pakken is er bij de start een kwartiermaker aangesteld. Dit heeft een strategisch driejarenplan (2021–2023) opgeleverd dat momenteel in uitvoering is. Daarnaast vergt professionalisering van het ISR zorgvuldige afstemming met betrokken partijen, zoals: NOC*NSF, de sportorganisaties, politie en het OM. Tevens vragen sommige acties eerst een aanpassing van bestaande procedures en reglementen waardoor het meer tijd in beslag neemt.
Het ISR geeft aan dat de professionalisering en versterking van het ISR op schema ligt volgens het driejarenplan. Bovendien heeft het ISR een enorme groei doorgemaakt in het aantal zaken wat in behandeling is de afgelopen jaren. De behandeling van zaken heeft echter altijd voorrang gehad. Ik blijf in gesprek met het ISR om de professionalisering te bespoedigen.
Is er onderzocht hoeveel financiële middelen het ISR nodig zou hebben om goed te kunnen functioneren? Is dit in lijn met de financiële bijdrage die het ISR verkrijgt vanuit het ministerie?
In 2020 heeft Berenschot, in opdracht van NOC*NSF en het ISR, ingeschat dat de benodigde jaarlijkse financiering voor het ISR ligt tussen circa € 600.000 en € 1 miljoen.11 Inmiddels krijgt het ISR een instellingssubsidie van circa € 1,4 miljoen van VWS en daarnaast een financiële bijdrage van NOC*NSF. Het blijkt dat de groei in het aantal zaken lastig te voorspellen is. Ik blijf met het ISR in overleg over de benodigde financiële middelen.
Hoe staat het met het onderzoek naar een veilige en integere sport, waarbinnen ook het tuchtrecht geëvalueerd zou worden?8 en 9
Zie antwoord 1.
De desastreuze gevolgen van de hoge energieprijzen voor de sport |
|
Michiel van Nispen |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Deelt u de grote zorgen over de explosie van de energiekosten voor sportverenigingen en sportondernemers, zoals zwembaden, ijsbanen en andere sportaanbieders?1, 2
Ik deel de zorgen over de stijgende energieprijzen en de gevolgen die dit kan hebben voor de sport.
Wat heeft u tot nu toe precies gedaan met deze zorgen, die er al veel langer zijn, maar zeker de laatste tijd zo urgent zijn geworden? Welke maatregelen heeft u al genomen en zijn deze naar uw mening voldoende en doeltreffend?3
In de afgelopen maanden heb ik veel gesproken met de sector, en heb ik het Mulier Instituut verzocht bij sportclubs en ondernemende sportaanbieders te inventariseren4 in welke mate zij te maken krijgen met de gevolgen van stijgende energielasten, en hoe zij dit denken op te vangen.
Ik heb allereerst extra ingezet op informatie over besparingen en op ondersteuning bij verduurzaming. Sportclubs en exploitanten krijgen besparingstips via de website www.duurzamesportsector.nl. Op de lange termijn is verduurzaming van de sport de belangrijkste oplossing om de kosten te drukken en minder afhankelijkheid te zijn van externe factoren als de energieprijs. Om die reden heb ik begin dit jaar financiering beschikbaar gesteld voor ontzorgingstrajecten om verduurzaming toegankelijk te maken voor sportclubs en accommodaties. Via het online platform www.sportnlgroen.nl kunnen sportclubs, gemeenten, sportbedrijven en exploitanten gratis professionele begeleiding inschakelen bij het verduurzamen van de accommodatie.
Deze ondersteuning helpt de sport om te besparen en te verduurzamen. Daarnaast kijk ik naar de invulling van de motie Mohandis c.s., die het kabinet oproept om de sportsector te ondersteunen om de gevolgen van hoge energieprijzen op te vangen. In de kamerbrief «Budgettaire impact APB» heeft het kabinet u geïnformeerd dat er uitvoering wordt gegeven aan de motie Heerma c.s. die oproept tot ondersteuning voor maatschappelijke voorzieningen zoals zwembaden en sportverenigingen. Daarnaast bent u geïnformeerd over de Tegemoetkoming Energie Kosten door de minister van Economische Zaken en Klimaat. Naar verwachting zal een groot deel van de energie-intensieve sportverenigingen en sportondernemers (waaronder zwembaden en ijsbanen) onder de TEK vallen. Vanwege de diversiteit van de sportsector wordt geïnventariseerd in hoeverre deze voldoende geholpen is middels de TEK regeling en waar eventueel aanvullende maatregelen nodig zijn. Beide uitwerkingen wil ik betrekken bij mijn antwoord op de motie Mohandis c.s.. Ik informeer uw Kamer daarover in november.
Erkent u dat sport voor veel mensen onbetaalbaar dreigt te worden wanneer verenigingen en sportaanbieders zich genoodzaakt zien de prijzen van contributies, lidmaatschappen en toegangskaartjes fors te verhogen? Vindt u dat acceptabel?
Ik begrijp dat het ongewenst is dat verenigingen en sportaanbieders de prijzen verhogen om de stijgende kosten te kunnen dragen. Echter zie ik ook de gedeelde verantwoordelijkheid in het opvangen van de energiecrisis en hoe we hier als sportsector aan kunnen bijdragen. Ik vraag de sportsector om te kijken hoe de stijgende kosten kunnen worden opgevangen door energie te besparen en om, in overleg met leden, sponsoren en gemeenten, op zoek te gaan naar manieren om extra inkomsten te genereren. De maatregelen vanuit het kabinet om de koopkracht te versterken dragen verder bij om ook de sport zo toegankelijk mogelijk te houden. Bovendien kunnen minder energie-intensieve sportaanbieders profiteren van het ingestelde tariefplafond om zo de kostenstijging deels op te vangen. Aanvullend zal naar verwachting een groot deel van de energie-intensieve sportaanbieders binnen de Tegemoetkoming Energie Kosten regeling vallen waardoor de gestegen energielasten deels worden gecompenseerd.
Deelt u de mening dat prijsstijgingen voor het sport- en beweegaanbod moeten worden voorkomen, omdat er nu al beweegarmoede is in Nederland en er nu al sprake is van tweedeling in de samenleving, en deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat nog minder mensen voldoende bewegen met alle gevolgen (zoals ook hoge zorgkosten) van dien? Zo niet, waarom niet?
Het opvangen van de energiecrisis is een gedeelde verantwoordelijkheid, en ik wil samen met de sport, gemeenten en exploitanten kijken hoe de sportsector hier aan kan bijdragen. Ik vraag de sportsector om te kijken hoe de stijgende kosten kunnen worden opgevangen door energie te besparen en om, in overleg met leden, sponsoren en gemeenten, op zoek te gaan naar manieren om extra inkomsten te genereren. De maatregelen vanuit het kabinet om de koopkracht te versterken dragen verder bij om ook de sport zo toegankelijk mogelijk te houden. Bovendien kunnen minder energie-intensieve sportaanbieders profiteren van het ingestelde tariefplafond om zo de kostenstijging deels op te vangen. Aanvullend zal naar verwachting een groot deel van de energie-intensieve sportaanbieders binnen de Tegemoetkoming Energie Kosten regeling vallen waardoor de gestegen energielasten deels worden gecompenseerd.
Erkent u dat zelfs een deel van het voortbestaan van een deel van de sportsector op het spel staat, nu zwembaden dreigen de deuren te moeten sluiten en schaatsbanen niet gaan openen in het winterseizoen omdat de kosten niet meer te dragen zijn? Vindt u dat acceptabel?
Ik deel de mening dat het ongewenst is dat sportclubs en -aanbieders de deuren moeten sluiten of dat de financiële drempel om te sporten te hoog wordt. Om die reden roep ik de sportsector op om zelf te kijken naar mogelijkheden om de hogere kosten op te vangen, bijvoorbeeld door energie te besparen of op zoek te gaan naar manieren om extra inkomsten te genereren. Aangekondigde maatregelen vanuit het kabinet, zoals het tijdelijk prijsplafond voor kleinverbruikers, kunnen verder ondersteuning bieden om de sport zo toegankelijk mogelijk te houden. Energie-intensieve mkb’ers kunnen bovendien aanspraak maken op de subsidieregeling Tegemoetkoming Energiekosten. Naar verwachting zullen daar ook een groot deel van de energie-intensieve sportaanbieders, waaronder de zwembaden, aanspraak op kunnen maken om de gestegen energielasten deels te compenseren. Vanwege de diversiteit van de sportsector wordt geïnventariseerd in hoeverre ook de zwembaden voldoende geholpen zijn middels de TEK regeling en waar eventueel aanvullende maatregelen nodig zijn.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat veel mensen hun sport niet meer kunnen beoefenen omdat sportondernemers en verenigingen de energieprijzen niet meer kunnen dragen? Deelt u ook de mening dat niet ingrijpen zou betekenen dat kinderen niet meer leren zwemmen, mensen hun therapie niet meer kunnen volgen, ouderen bijvoorbeeld hun baantjes niet meer kunnen zwemmen en dat dit enorm schadelijk zou zijn voor de (zwem)veiligheid, het welzijn van mensen en uiteindelijk de hele samenleving?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid zo snel mogelijk een adequate compensatieregeling te treffen, zodat het sport- en beweegaanbod in Nederland intact blijft? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe ziet die regeling er uit?
Om de veranderende situatie zo goed mogelijk in de gaten te houden blijf ik in gesprek met gemeenten en sportclubs en -aanbieders. De focus ligt hierin op hoe de sportsector zelf kostenstijgingen kan opvangen en hoe mijn ondersteuning en aanvullende maatregelen vanuit het kabinet hieraan kunnen bijdragen. Uw Kamer zal in november worden geïnformeerd over de uitwerking van de motie van het lid Pieter Heerma c.s., en ik zal u dan ook informeren over de wijze waarop het kabinet de gewijzigde motie van het lid Mohandis c.s. invult.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk, zo snel mogelijk en uiterlijk voor Prinsjesdag beantwoorden?
De problematiek van stijgende energielasten is sterk aan verandering onderhevig. Het kabinet heeft zich de afgelopen tijd ingezet om aanvullende maatregelen op te stellen zoals het energieplafond voor kleingebruikers en de tegemoetkoming Energie Kosten voor energie-intensief mkb. Hierbij is eerst gekeken hoe de sport hierop aan kan sluiten alvorens een goede inschatting te kunnen maken van de eventuele resterende benodigdheden voor de sport. Om deze reden was het niet mogelijk deze vragen voor Prinsjesdag adequaat te beantwoorden.
Het artikel 'Amateurclubs rekenen op taaie winter door hoge gasprijzen: ‘Sommige leden douchen júíst hier’' |
|
Rudmer Heerema (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amateurclubs rekenen op taaie winter door hoge gasprijzen: «Sommige leden douchen júíst hier»»?1
Ja.
Bent u bekend met het effect dat de stijgende energieprijzen zullen hebben op sportaccommodaties en dan met name zwembaden en ijsbanen?
Ik ben op de hoogte van het feit dat de stijgende energieprijzen een grote impact hebben op sportaccommodaties, en met name op zwembaden en ijsbanen vanwege de grote energievraag van deze gebouwen.
Heeft u Minister zicht op hoeveel sportaccommodaties afhankelijk zijn van gas? Zo ja, hoeveel zijn dat er?
Het CBS verzamelt cijfers over het energieverbruik van verschillende gebouwen, waaronder sportaccommodaties. Alle circa 10.500 sportaccommodaties die in 2019 bij het CBS bekend waren, hadden op dat moment een gasaansluiting. Het gemiddelde gasverbruik per accommodatie of accommodatietype verschilt wel sterk, en daarmee ook de mate van afhankelijkheid van gas. IJsbanen verbruiken bijvoorbeeld vooral elektriciteit, terwijl veel zwembaden juist in grotere mate afhankelijk zijn van gas.
Heeft u zicht op hoeveel sportaccommodaties ernstig in de problemen dreigen te komen vanwege de stijgende energieprijzen? Zo ja, hoeveel zijn dat er?
Ik heb zicht op de omvang van de problematiek op macroniveau. Echter door de enorme verschillen in accommodaties betreffende bouwjaar, grootte, exploitatievorm (privaat of gemeentelijk) en de diversiteit in energiecontracten zijn er geen harde cijfers beschikbaar over de concrete gevolgen per accommodatie. Wel volgt uit een inventarisatie van het Mulier Instituut dat de impact van stijgende energieprijzen al merkbaar is voor veel sportclubs en -aanbieders. Veertig procent van de sportaanbieders geeft aan momenteel of binnen een jaar een variabel energiecontract te hebben en daardoor te maken te krijgen met hogere energielasten. De helft van de sportaanbieders geeft aan te overwegen om contributies te verhogen om deze energiekosten op te vangen. Daarnaast ben ik bekend met de inventarisatie van NOC*NSF waaruit volgt dat voor 200 zwembaden sluiting dreigt. Die cijfers zijn niet concreet te onderbouwen, maar geven wel een inzicht in de omvang van de problematiek.
Bent u op de hoogte van het feit dat ijsbanen en openbare zwembaden over 2022 en 2023 opgeteld te maken krijgen met een lastenstijging van 378 miljoen euro?
Zoals aangegeven in antwoord 3 ben ik bekend met de impact van de stijgende energietarieven voor de grote accommodaties als ijsbanen en openbare zwembaden. Daarom heb ik exploitanten van sportaccommodaties gevraagd om een berekening te maken van de omvang van de lastenstijging, waaruit het door u genoemde getal volgt. Samen met deze exploitanten breng ik momenteel in kaart welk deel van deze lastenstijging resteert na toepassing van de door het kabinet aangekondigde maatregelen.
Hoe worden sportaccommodaties ondersteund om te verduurzamen zodat zij de energiekosten kunnen beperken?
Verduurzaming van de sport is op lange termijn de belangrijkste oplossing om de kosten te drukken en de afhankelijkheid externe factoren als de energieprijs te minimaliseren. Om die reden heb ik extra ingezet op informatie over besparingen en op ondersteuning bij verduurzaming. Zo krijgen sportclubs en exploitanten besparingstips die ook op korte termijn impact kunnen maken via de website www.duurzamesportsector.nl. Aanvullend heb ik begin dit jaar financiering beschikbaar gesteld voor ontzorgingstrajecten om verduurzaming toegankelijk te maken voor sportclubs en accommodaties. Via het online platform www.sportnlgroen.nl kunnen gemeenten, sportclubs en -bedrijven, en exploitanten gratis professionele begeleiding inschakelen bij het verduurzamen van de accommodatie.
Staat u in contact met gemeenten over hoe sportaccommodaties zo goed mogelijk kunnen worden ondersteund?
Om de veranderende situatie zo goed mogelijk in de gaten te houden blijf ik in gesprek met sportclubs en -aanbieders maar ook zeker gemeenten. Hierbij ligt de focus op hoe de sportsector zelf kostenstijgingen kan opvangen en hoe mijn ondersteuning en aanvullende maatregelen vanuit het kabinet hieraan kunnen bijdragen.
De dreigende sluiting van 200 zwembaden. |
|
Vicky Maeijer (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Energierekening van 250.000 euro per jaar: sluiting dreigt voor 200 zwembaden»?1
Ja.
Klopt het dat sluiting dreigt voor 200 zwembaden vanwege de onbetaalbare energierekeningen?
NOC*NSF en POS hebben op basis van een eigen inventarisatie gemeld dat sluiting dreigt voor 200 van de in totaal 637 openbare zwembaden. Deze cijfers zijn niet concreet te onderbouwen, maar ik deel wel de zorgen omtrent de impact van de stijgende energiekosten voor openbare zwembaden.
Wat doet u om dit te voorkomen?
Openbare zwembaden zijn maatschappelijk van groot belang, bijvoorbeeld vanwege het aanbieden van zwemlessen die een belangrijke bijdrage leveren aan de zwemveiligheid. Daarnaast verzorgen zwembaden belangrijke sportmomenten voor kwetsbare groepen, zoals ouderen en mensen met een beperking.
In de kamerbrief «Budgettaire impact APB» heeft het kabinet u geïnformeerd dat er uitvoering wordt gegeven aan de motie Heerma c.s. Daarnaast bent u door de Minister van Economische Zaken en Klimaat bent u geïnformeerd over de Tegemoetkoming Energie Kosten voor het energie-intensief mkb. Naar verwachting zal een groot deel van de energie-intensieve sportaanbieders, waaronder de zwembaden, daarop aanspraak kunnen maken om de gestegen energielasten voor een deel te compenseren. In het kader van de uitwerking van de motie Mohandis c.s. onderzoek ik momenteel in hoeverre ook de sportsector en daarmee ook de zwembaden voldoende geholpen zijn middels de bovengenoemde maatregelen en waar eventueel aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik informeer uw Kamer in november verder over de stappen die ik zet om de sport te ondersteunen.
Hoeveel kinderen die zwemles volgen zullen hier de dupe van worden?
Daar zijn geen concrete cijfers over beschikbaar, omdat ook niet te zeggen is voor hoeveel en voor welke zwembaden precies sluiting zou dreigen. Wel is duidelijk dat jaarlijks ongeveer 280.000 kinderen een zwemdiploma halen.
Hoeveel sportaanbieders in Nederland komen dit jaar nog in de knel door de stijgende energielasten?
Ik heb zicht op de omvang van de problematiek op macroniveau. Echter door de enorme verschillen in accommodaties betreffende bouwjaar, grootte, exploitatievorm (privaat of gemeentelijk) en de diversiteit in energiecontracten zijn er geen harde cijfers beschikbaar over de concrete gevolgen per accommodatie. Wel volgt uit een inventarisatie van het Mulier Instituut dat de impact van stijgende energieprijzen al merkbaar is voor veel sportclubs en -aanbieders. Veertig procent van de sportaanbieders geeft aan momenteel of binnen een jaar een variabel energiecontract te hebben en daardoor te maken te krijgen met hogere energielasten. De helft van de sportaanbieders geeft aan te overwegen om contributies te verhogen om deze energiekosten op te vangen.
Hoe zorgt u ervoor dat sport betaalbaar en toegankelijk blijft voor iedereen nu steeds meer sportaanbieders zich genoodzaakt zien om de kostenstijgingen door te berekenen in de tarieven die ze bij sporters en verenigingen in rekening brengen?
Het opvangen van de energiecrisis is een gedeelde verantwoordelijkheid, en ik wil samen met de sport, gemeenten en exploitanten kijken hoe de sportsector hier aan kan bijdragen. Ik vraag de sportsector om te kijken hoe de stijgende kosten kunnen worden opgevangen door energie te besparen en om, in overleg met leden, sponsoren en gemeenten, op zoek te gaan naar manieren om extra inkomsten te genereren. De maatregelen vanuit het kabinet om de koopkracht te versterken dragen verder bij om ook de sport zo toegankelijk mogelijk te houden. Bovendien kunnen minder energie-intensieve sportaanbieders profiteren van het ingestelde tariefplafond om zo de kostenstijging deels op te vangen. Aanvullend zal naar verwachting een groot deel van de energie-intensieve sportaanbieders binnen de Tegemoetkoming Energie Kosten regeling vallen waardoor de gestegen energielasten deels worden gecompenseerd.
Het bericht ‘ADO Den Haag vindt in Funland nieuwe hoofdpartner jeugdopleiding’ en over het aangekondigde verbod op sponsoring van sportclubs door aanbieders van kansspelen in het algemeen |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte dat ADO Den Haag voor de sponsoring van de jeugdopleiding en de wedstrijdshirts in kindermaten een samenwerking is aangegaan met Hommerson Funland? Bent u tevens op de hoogte dat Sir Winston Fun & Games broeksponsor is van zowel de volwassen- als de kindermaten van ADO Den Haag?
Ja.
Bent u ermee bekend dat deze bedrijven beiden onder diezelfde naam aanbieders zijn van casino’s en gokautomatenhallen?
Ja, ik ben ermee bekend dat onder de namen Hommerson en Sir Winston naast arcadehallen ook speelautomatenhallen worden geëxploiteerd.
Herinnert u zich de antwoorden op onze vragen bij het schriftelijk overleg Besluit Kansspelen op afstand waarin de regering aangaf: «Het is vergunninghouders die de meer risicovolle kansspelen aanbieden verboden hun werving- en reclameactiviteiten te richten op jongeren. Geen enkele vergunninghouder mag die activiteiten op minderjarigen richten. Sponsoring is een vorm van reclame. Het sponsoren van jeugdteams en logo’s van kansspelvergunninghouders op producten die door kinderen worden gedragen, valt duidelijk onder dit verbod.»?1
Ja.
Hoe kan deze sponsoring en affichering plaatsvinden, terwijl artikel 2, derde lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, kansspelreclame gericht op minderjarigen verbiedt, en met het oog op de uitleg van de Kansspelautoriteit in artikel 2.5, tweede lid, sub a, van de Beleidsregels verantwoord spelen die deze passage zo uitlegt dat ook logo’s of namen van een kansspel of een vergunninghouder die vermeld staan op producten die voor een aanmerkelijk deel door minderjarigen worden gedragen of gebruikt hieronder vallen?
Het klopt dat sponsoring door vergunninghouders van kansspelen niet gericht mag zijn op minderjarigen. De wet- en regelgeving voor kansspelen bevat reeds strenge regels voor reclameactiviteiten door aanbieders die een vergunning hebben voor het organiseren van kansspelen. Daarbij is een belangrijke regel dat deze reclame- en wervingsactiviteiten niet gericht mogen zijn op kwetsbare groepen, waaronder met name minderjarigen. Om die reden mogen vergunninghouders niet aan sponsoring op shirts in kindermaten doen. Indien een vergunninghouder zich niet houdt aan deze regels kan de Kansspelautoriteit (Ksa) als toezichthouder ingrijpen.
Dit wordt anders wanneer de sponsoringactiviteiten ontplooid worden door een onderneming waarover de vergunninghouder geen enkele vorm van zeggenschap heeft. De Wet op de kansspelen en het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (Besluit wrvk) bieden grondslag om de vergunninghouder van kansspelen aan te spreken, omdat die in de wet- en regelgeving de normadressaat is. Of de vergunninghouder in onderhavige gevallen aan te spreken is, is aan de Ksa als toezichthouder.
In zijn algemeenheid vind ik het vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid niet passend dat bedrijven, niet zijnde vergunninghouders, bij hun reclameactiviteiten (deels) dezelfde naam gebruiken als kansspelaanbieders die ook in hun bedrijfsstructuur zitten. Zij nemen daarmee het risico op de koop toe dat kwetsbare groepen, in het bijzonder minderjarigen, indirect op kansspelen worden geattendeerd.
Bent u met ons van mening dat de sponsoring door gokbedrijven van kindervoetbalkleding, en welke jeugdsportkleding dan ook, niet in lijn is met de regels voor shirtsponsoring en de waarborgen die zijn opgesteld om minderjarigen te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusie verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid bij de sportbonden te informeren naar de omvang van deze sponsoring en daarover de Kamer te rapporteren? Wilt u daarbij ook onder de aandacht brengen dat juist sponsoring door gokbedrijven in de jeugdsport geweerd moet worden, omdat een gezonde generatie zo belangrijk is?
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft bij NOC*NSF onder de aandacht gebracht dat sponsoring door vergunninghouders van kansspelen niet op minderjarigen gericht mag zijn en dat wij het in algemene zin niet passend vinden dat jongeren direct of indirect op kansspelen worden geattendeerd. NOC*NSF zal op hoofdlijnen inventariseren in welke mate sponsoring door kansspelaanbieders in de jeugdsport een rol speelt.
Klopt het dat het aangekondigde verbod op sponsoring door gokbedrijven enkel ziet op aanbieders van online gokken, en niet op land-based casino’s en speelautomatenhallen? Bent u bereid deze hier ook onder te laten vervallen? Welke aanvullende beleidsvoornemens heeft u daarnaast, gezien deze ontwikkeling?
Het klopt dat de voorgenomen wijzigingen van het Besluit wrvk op reclame- en wervingsactiviteiten zien op reclame voor online kansspelen. Dat is om de volgende redenen. De zorgen omtrent reclame komen voort uit de grote hoeveelheid ongerichte reclame die voor online kansspelen is gemaakt sinds oktober 2021. Onderzoeken laten ook zien dat de verslavingsrisico’s bij online gokken groter zijn dan bij de landgebonden varianten, onder andere omdat er 24/7 online aanbod is en er minder direct klantcontact is dan bij landgebonden aanbod.
De voorgenomen wijzigingen zetten aanvullend neer dat aanbieders die (ook) over een vergunning beschikken voor landgebonden kansspelen moeten voorkomen dat de consument die reclame als reclame voor online kansspelen kan opvatten. Daarmee kan worden voorkomen dat indirect alsnog ongerichte reclame voor online kansspelen wordt gemaakt.
De consultatie van de voorgenomen wijzigingen van het Besluit wrvk is inmiddels afgerond en na de voorhang zal ik het Besluit voorbereiden voor advies van de Raad van State.
Bent u bereid het verbod op het aangaan van nieuwe sponsorcontracten met aanbieders van (online) kansspelen op zo kort mogelijke termijn in te laten gaan om verdere reeds aangegane contractuele verplichtingen te voorkomen? Welke inzet heeft u bij de reeds aangedane contracten?
Bij de uitwerking van de voorgenomen wijzigingen van het Besluit wrvk is rekening gehouden met het bijzondere belang van de sport voor de volksgezondheid. Een verbod op sponsoring heeft voor de sport verstrekkende financiële implicaties vanwege de reeds aangegane contracten die niet zo snel kunnen worden vervangen voor gelijkwaardige contracten met andere sponsoren. Daarom is voor de ingang van een verbod sportsponsoring een termijn van twee jaar voorzien. Dit acht ik gezien het zwaarwegende belang van verslavingspreventie en het bijzondere belang van de sport een korte, maar redelijke termijn.
De sponsordeal van Ajax en Unibet |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «GGZ niet blij met sponsordeal Ajax en online gokbedrijf Unibet»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de sponsorovereenkomst tussen Ajax en Unibet?
Volgens de geldende wet- en regelgeving mogen vergunde online kansspelaanbieders binnen deze wettelijke kaders de sport sponsoren. De Kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van die regels. Ik heb als Minister voor Rechtsbescherming geen opvatting over individuele sponsorovereenkomsten.
Welke risico’s ziet u bij deze sponsorovereenkomst voor jongeren die beïnvloed worden doordat hun sportieve rolmodellen zich verbinden aan de online gokindustrie? Hoe beoordeelt u dergelijke sponsorovereenkomsten in het licht van het aanstaande verbod op de inzet van rolmodellen in gokreclames?
De inzet van rolmodellen kan – juist op jongeren – een aanzuigende werking hebben. Om die reden heb ik de inzet van rolmodellen bij reclames voor risicovolle kansspelen met ingang van 30 juni 2022 verboden. Dit verbod heeft geen gevolgen voor sponsoring. Sponsoring levert minder directe risico’s op voor kwetsbare groepen, maar dient ook te worden bezien in de bredere context van het beoogde verbod op ongerichte reclame. Gezien het voorstel om een verstrekkend verbod op ongerichte reclame in te voeren, acht ik het nodig om sponsoring aan banden te leggen. Een eventuele uitzondering van sponsoring op het verbod op ongerichte reclame zal naar verwachting leiden tot een toename van sponsoring. Daardoor zouden kwetsbare groepen, waaronder met name jongeren regelmatig geconfronteerd worden met kansspelreclame. Dit vind ik onwenselijk en daarom ben ik voornemens op termijn sponsoring te verbieden, zoals opgenomen in de voorgenomen wijzigingen van het Besluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (Besluit Wrvk) dat ik in consultatie heb gegeven. Dat neemt overigens niet weg dat reclame- en wervingsactiviteiten voor risicovolle kansspelen, zoals online kansspelen, nu al niet gericht mogen zijn op maatschappelijk kwetsbare groepen of op jongeren tot 24 jaar.
In hoeverre voorkomt het aanstaande wettelijk verbod op ongerichte reclames voor risicovolle kansspelen reclame door online gokbedrijven via sponsoring?
Bij het uitwerken van het verbod op ongerichte reclame voor online kansspelen is uitdrukkelijk gekeken naar sponsoring als bijzondere vorm van ongerichte reclame. Sportsponsoring kan een negatieve invloed hebben op de bescherming van kwetsbare groepen. Het kansspelbeleid is erop gericht om kansspelverslaving te voorkomen en in het bijzonder kwetsbare groepen te beschermen tegen de risico’s van kansspelen. Daarom is bij de voorgenomen wijzigingen van het Besluit Wrvk besloten om ook sponsoring door online kansspelaanbieders stapsgewijs te verbieden. In het gewijzigde besluit is uitgewerkt dat sportsponsoring twee jaar na inwerkingtreding van het besluit verboden wordt. Alle andere vormen van sponsoring worden één jaar na inwerkingtreding van het besluit verboden.
Deelt u de inschatting van GGZ Nederland dat de overeenkomst tussen Ajax en Unibet haaks staat op alle inspanningen om gokverslaving tegen te gaan? Zo ja, welke instrumenten heeft u en gaat u inzetten om sponsordeals die ingaan tegen de publieke gezondheid aan banden te leggen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het niet aan mij om individuele sponsorovereenkomsten te beoordelen. Wel deel ik in het algemeen de zorgen over de invloed van sponsoring voor online kansspelen op de bescherming van kwetsbare groepen. Het verbod op ongerichte reclame voor online kansspelen strekt zich daarom ook uit tot sponsoring.
Deelt u de zorg dat de stapeling van sponsorovereenkomsten door betaalde voetbalclubs met online gokbedrijven bijdraagt aan de normalisering van gokken, juist ook bij een jonge generatie? Op welke wijze voert u hier het gesprek over met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de betaaldvoetbalorganisaties (BVO)?
(Sport)sponsoring kan bijdragen aan normalisering van kansspelen. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik zijn in gesprek geweest met de bvo’s, topcompetities en de KNVB over deze sponsoring en het plan dat de sector zelf opstelt om negatieve effecten van deze overeenkomsten weg te nemen. We blijven graag in gesprek met de sport om te kijken hoe de sector zich kan inspannen om kansspelverslaving te helpen voorkomen en kwetsbare groepen te beschermen.
Wat vindt u van de uitingen van Unibet dat zij zich met Unibet Impact willen inzetten op voorlichting over verantwoord spelen, preventie van matchfixing en initiatieven van supporters, en dat zij zich met Ajax willen richten op verantwoord spelen in relatie tot mentale gezondheid? Hoe zou u deze vraag beantwoorden als zij ging over de tabaksindustrie?
In algemene zin juich ik toe dat kansspelaanbieders initiatief tonen om voorlichting te geven over de risico’s van kansspelen. Dit hoort ook bij de zorgplicht die aanbieders hebben om kansspelverslaving tegen te gaan.
De vergelijking met de tabaksindustrie gaat niet op. Voor het merendeel van de spelers blijft deelname aan kansspelen recreatief en vormt dit geen probleem voor de gezondheid. Desalniettemin kan het voor een gedeelte van de spelers wel tot problematisch speelgedrag leiden. Enige mate van reclame acht ik nodig om spelers te attenderen op het legale aanbod, waarbij spelers beschermd worden tegen de risico’s van problematisch speelgedrag.
Bent u het eens met de stelling dat het verreweg te prefereren is dat betaald voetbalorganisaties zich helemaal niet verbinden aan online gokbedrijven omdat dit problemen voorkomt in plaats van nieuwe creëert?
De Minister voor Langdurige Zorg en ik zien het belang van sponsoring als inkomstenbron voor de sport, maar ook van het beschermen van de publieke gezondheid. Dat bvo’s zich verbinden aan aanbieders van kansspelen kan daarmee in lijn zijn, op voorwaarde dat dat gebeurt binnen de kaders van de wet. Het doel van de wet is om te voorkomen dat reclameactiviteiten van aanbieders van online kansspelen leiden tot risicovol speelgedrag en kansspelverslaving, in het bijzonder bij kwetsbare groepen. Daarom is de inzet van rolmodellen in reclames al verboden, en ben ik voornemens om ongerichte reclame voor online kansspelen te verbieden.
Hoe beoordeelt u het risico dat clubs zich steeds meer genoodzaakt zullen zien om door middel van sponsorovereenkomsten ook miljoenen bij de online gokindustrie op te halen omdat ze anders niet mee kunnen in de «ratrace» met andere voetbalclubs.
Met name in het betaald voetbal worden veel clubs al gesponsord door aanbieders van online kansspelen. De voorgenomen wijzigingen van het Besluit Wrvk zorgen ervoor dat deze sponsorovereenkomsten twee jaar na inwerkingtreding van het besluit niet meer zijn toegestaan. Door deze overgangstermijn van twee jaar hebben clubs ook de ruimte om andere overeenkomsten met andere sponsoren te sluiten, zodat het financiële belang van de clubs voldoende geborgd kan worden.
Volgt u de ontwikkelingen in andere betaalde Europese voetbaldivisies ten aanzien van de al dan niet toegestane promotie van online gokken? Zo ja, welke lessen zijn daar uit te leren? Zo nee, zou het niet verstandig zijn om dat wel te doen omdat besluiten in het ene land gevolgen hebben voor de aanwas in het andere land?
Niet alleen in Nederland wordt uitvoering gegeven aan of nagedacht over een verbod van sponsoring door online kansspelaanbieders. In veel landen is het op dit moment de vraag hoeveel en welke vorm van reclame voor risicovolle kansspelen nog verantwoord is. De ontwikkelingen hieromtrent volg ik. Bij de uitwerking van het verbod op ongerichte reclame voor risicovolle kansspelen is bijvoorbeeld gekeken naar de situatie in België, waarbij ook een overgangstermijn geldt voor het verbod op sponsoring. Internationaal gezien zullen de effecten van een verbod naar verwachting dan ook beperkt zijn.
Het bericht 'Formule E-coureurs hopen op race in Eindhoven' |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Formule E-coureurs hopen op race in Eindhoven»?1
Ja.
Op welke manier heeft het kabinet contact onderhouden met de CEO van de Formule-E, Jamie Reigle, na het ondertekenen van de ondersteuningsbrief?
Het kabinet heeft geen contact gehad met de CEO van de Formule-E. Het is gebruikelijk dat dit contact verloopt via de nationale organisator, in dit geval de Stichting Formula-Eindhoven (hierna Stichting FE).
Kunt u aangeven of het Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog steeds betrokken is bij het overleg, aangezien het kabinet heeft aangegeven graag betrokken te blijven bij overleggen met de initiatiefnemers van de Formule E? Zo ja, wat is de rol van het ministerie in deze fase?
Het Ministerie van VWS spreekt regelmatig met de Nederlandse initiatiefnemers over de voortgang. Daaruit blijkt dat een aantal zaken nog niet zijn geconcretiseerd, waaronder de betrokkenheid van andere relevante partijen zoals de gemeente en de provincie. De rol van VWS is er vooral op gericht steun voor dit evenement te zoeken bij andere departementen.
Mijn voorganger heeft contact opgenomen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, over het tekenen van een ondersteuningsbrief. In deze brief geven de betreffende bewindslieden aan dat de Nederlandse overheid zich in zal zetten om de lokale stichting, deelnemers en Formula E Operations Limited te ondersteunen.
Na het verzenden van de ondersteuningsbrief is contact onderhouden tussen de verschillende departementen en Stichting FE over de manieren waarop ondersteuning kan worden geboden. Ook heeft het Ministerie van VWS hen in contact gebracht met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zodat zij betrokken kunnen worden bij mogelijke maatschappelijke programma’s en marge van het evenement, gericht op technisch onderwijs.
Het is nu zaak dat er een concreet plan komt, met daarin duidelijkheid over de planning, een gedegen financiële onderbouwing en betrokkenheid van andere partijen, zodat de mogelijke betrokkenheid van de rijksoverheid concreet kan worden ingevuld.
Is bekend aan welke eisen Nederland moet voldoen om een plek op de racekalender te krijgen?
Dit is bekend bij de Stichting FE. Er is een aantal standaardvoorwaarden zoals beschikken over een track en voldoende budget. De grootste eis voor Nederland is volgens de Stichting FE dat zij worden ondersteund door een host-city.
Kunt u aangeven wat er vanuit de overheid nodig is om de Formule-E race in Nederland te kunnen laten plaatsvinden? En zijn er ook andere Nederlandse steden geïnteresseerd in het organiseren van de Formule-E?
Nee, tot nu toe heeft de organisatie nog geen concreet verzoek gedaan. Ook is mij niet bekend of ook andere Nederlandse steden geïnteresseerd zijn in het organiseren van de Formule-E.
Is er interdepartementaal overleg tussen de Ministeries van Infrastructuur & Waterstaat en Economische Zaken & Klimaat over de Formule-E? Zo ja, op welke wijze is dit ingericht om de organisatie van Formule E in Nederland tot een succes te maken? Zo nee, kunt u dit overleg starten om te voorkomen dat er extra overleg nodig is op het moment dat de organisatie van de Formule E groen licht geeft?
Zie antwoord vraag 3.
Welke andere topsportevenementen zou het kabinet in de komende drie jaren naar Nederland willen halen? Op welke wijze wordt dat vanuit betrokken ministeries georganiseerd? Heeft uw ministerie hierin de leiding en een coördinerende rol?
Het initiatief om internationale topsportevenementen naar Nederland te halen ligt bij de sportsector. Het kabinet is hierin ondersteunend. Ik heb samen met de VSG en NOC*NSF het Coördinatie en Informatiepunt Topsportevenementen (CIT) opgericht om de ambities van de sport, gemeenten en provincies beter op elkaar te stemmen. Vanuit de rijksoverheid heb ik daarin een coördinerende rol en betrek daar ook andere departementen bij. Daarnaast bekijk ik per evenement hoe ik het initiatief kan ondersteunen, bijvoorbeeld door samenwerking te faciliteren en de juiste partijen bij elkaar te brengen, door een ondersteuningsbrief, door het invullen van de randvoorwaarden en eventueel door financiële ondersteuning die past binnen mijn subsidieregeling voor topsportevenementen.
Kunt u de Kamer een stand van zakenbrief over topsportevenementen sturen?
Ja. Zoals mijn voorganger heeft toegezegd stuur ik ieder halfjaar een update over internationale topsportevenementen aan uw Kamer. De laatste update vindt u in de bijlage van de meest recente brief over mijn sportbeleid.2
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat Sportbeleid d.d. 29 juni 2022 beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Engelse voetballer komt uit de kast, nu nog in Nederland’ |
|
Inge van Dijk (CDA), Lucille Werner (CDA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Engelse voetballer komt uit de kast, nu nog in Nederland»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat profvoetballers een duidelijke onvoldoende geven aan de algemene homo-acceptatie (4,6) en die onder supporters (3,4)?2
Homofobie en negatieve uitingen horen niet thuis in de sport en dus ook niet in het voetbal. Het is niet goed dat profvoetballers een onvoldoende geven aan de acceptatie van homoseksuele personen en dat de cijfers nog lager liggen als het gaat om de ervaren acceptatie door supporters. Wij vinden het echter positief dat uit het onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat een overgrote meerderheid van de mannelijke profvoetballers zelf geen enkel probleem heeft met homoseksualiteit en dat zij een homoseksuele medespeler openlijk zouden steunen.
Het is natuurlijk aan voetballers zelf om al dan niet uit de kast te komen, maar zo lang de angst voor negatieve reacties de boventoon voert, kan dit een extra drempel zijn.
Hoe verhoudt zich dat tot het feit dat de meeste spelers aangeven persoonlijk weinig moeite te hebben met homoseksualiteit en homoseksuele medespelers?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat in een homotolerant land als Nederland geen enkele (openlijk) homoseksuele mannelijke betaaldvoetbalspeler actief is?
Zie antwoord vraag 2.
Onderkent u dat clubs, trainers en voetbalspelers zelf, van amateur- tot profniveau, een rol spelen in de bestendiging van de heersende culturen van symbolische uitsluiting van homomannen en in de mogelijkheden om deze cultuur te veranderen en toegankelijker te maken?
Wij zien dit ook. Het klimaat is helaas nog niet goed genoeg voor voetballers om uit de kast te komen. De aanpak van homofobie in het voetbal is een gezamenlijke opdracht van ons allemaal. Het is daarom belangrijk dat clubs, trainers en voetbalspelers zich hier luid en duidelijk tegen uitspreken. Deze opgave ligt echter niet alleen bij het voetbal. Het is belangrijk dat fans en anderen ook stellingnemen. De stevige inzet van roze voetbalverenigingen en de KRO-NCRV campagne #Spreekjeuit -onlinecampagne tegen homofobe spreekkoren in voetbalstadions- zijn hier goede voorbeelden van.
Vanuit de voetbalwereld en de rijksoverheid wordt met het programma «Ons voetbal is van iedereen»(OVIVI)1 ingezet op een effectieve aanpak van discriminatie en racisme waarbij antisemitische, homofobe en racistische uitingen, gedragingen of spreekkoren op en rond de voetbalvelden niet wordt getolereerd. Hiernaast werkt de KNVB aan het vergroten van de toegankelijkheid van lhbtiq+ personen in het amateurvoetbal. Dit doet de KNVB door middel van een intern aangestelde werkgroep die vanuit verschillende disciplines, in samenwerking met NOC*NSF, (externe) experts en andere bonden, werkt.
We weten echter dat een cultuuromslag niet in één dag is gemaakt. Er is meer bewustzijn nodig binnen het (betaald) voetbal. Daarom steunt het kabinet naast OVIVI ook de Alliantie Gelijkspelen2. De Alliantie zet zich in om lhbtiq+ in de sport te bevorderen. De alliantie is een samenwerkingsverband van verschillende organisaties om de toegankelijkheid voor en acceptatie van lhbtiq+ personen in de sport te bevorderen. Dit doet de Alliantie samen met gemeenten, provincies en (lokale) sportorganisaties. Door middel van onder meer workshops, onderwijslessen, opleiding, evenementen en onderzoek.
Hebt u het boek van ex-tophockeyer Pepijn Keppel, «De laatste man», gelezen?
Nee, maar we hebben er wel degelijk over gehoord.
Deelt u de mening, dat zijn verhaal illustreert dat amateurvoetballers en tophockeyers in hun zelfbenoemde homo-acceptatie, de ervaren prevalentie van homonegativiteit en de weerstand tegen het sanctioneren van homograppen niet veel verschillen van profvoetballers, ondanks verschillen in context (de rol van fans) en sociaal-demografische kenmerken (opleidingsniveau)?
Ja, we zien dat homofobie op deze manier voorkomt in zowel het hockey als het voetbal en mogelijk ook in andere sporten.
Hoe beoordeelt u de aanpak van homonegatieve opmerkingen en/of grappen (door zowel spelers als supporters), in vergelijking met een zero tolerance-houding tegenover negatieve opmerkingen en/of grappen over huidskleur, etniciteit of geloofsovertuiging?3
Het kabinet keurt elke vorm van intolerantie af, bij de aanpak van discriminatie en racisme wordt geen onderscheid gemaakt in prioritering naar discriminatiegrond.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de John Blankenstein Foundation om de acceptatie van homoseksuele sporters verder te bevorderen?
Ja, wij zijn voortdurend in gesprek met de JBF. Zo steunen de Ministeries van OCW en VWS de «Alliantie Gelijk Spelen» en de «Alliantie Sport en bewegen voor iedereen» waar de John Blankenstein Foundation ook deel van uit maakt.
Misstanden in de turnsport |
|
Lisa Westerveld (GL), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het interview met oud-turnster Stephanie Tijmes uit mei 2021 («Wij hebben geen stem. Toen niet, nu niet») en het recente interview met twee oud-turnsters in NRC («Wij zijn het oefenmateriaal geweest»)?1 2
Ja.
Wat vindt u van de manier waarop de oud-turnsters zijn bejegend door de onderzoekscommissie, afgaande op deze interviews?
Ik vind het vervelend te horen dat oud-turnsters het gevoel hebben onjuist bejegend te zijn. Ik begrijp heel goed dat dit voor de oud-turnsters als de zoveelste tegenslag voelt. Dit trek ik mij ten zeerste aan en daarom ga ik met een aantal oud-turnsters en het Instituut Sportrechtspraak in gesprek.
Bent u het eens dat uit zowel deze interviews als uit de uitspraak van de tuchtcommissie blijkt dat het onderzoek onzorgvuldig was?3
Het ISR verzorgt onafhankelijk tuchtrecht in de sport. Het is aan de onafhankelijke tuchtcommissie van het ISR om een inhoudelijk oordeel te geven en daarmee uitspraak te doen over een individuele casus. Hierbij wordt geoordeeld op basis van de op de casus van toepassing zijnde reglementen van het tuchtrecht. Hier kan ik geen oordeel over uitspreken.
Wel heeft dit mijn aandacht en wil ik mij richten op wat ik wel kan doen. Om die reden wil ik het sporttuchtrecht evalueren als onderdeel van het brede onderzoek naar een veilige en integere sport. Hiervoor is onlangs de offerteaanvraag verzonden, zie ook antwoord 12.
Zo ja, hoe beoordeelt u het dat oud-turnsters al meerdere malen hebben aangegeven dat het onderzoek van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) onzorgvuldig verloopt en dit nu ook wordt bevestigd door de tuchtcommissie?
Ik vind het vervelend dat oud-turnsters het gevoel hebben dat het onderzoek onzorgvuldig verloopt. Ik heb hierover gesproken met de KNGU, en ga hier binnenkort over in gesprek met zowel oud-turnsters als het ISR.
Heeft u, of uw ministerie, deze signalen van de oud-turnsters ook gekregen? Zo ja, wat is daarmee gedaan?
Mijn ambtsvoorgangers hebben meerdere malen met een aantal oud-turnsters gesproken. Deze signalen zijn destijds door de oud-turnsters afgegeven. Sinds die tijd is het ISR met ondersteuning van het Ministerie van VWS aan de slag om te professionaliseren en procedures op orde te krijgen. In juni spreek ik persoonlijk met een aantal oud-turnsters over (onder andere) deze signalen.
Hoe kan het dat, terwijl bekend is dat er tekortkomingen zijn bij het ISR en dat ook door uw ministerie is erkend, onderzoeken toch doorliepen en – naar nu opnieuw blijkt – onzorgvuldig zijn afgehandeld? Hoe beoordeelt u dit met de kennis van nu?4
Het vervolg van de tuchtrechtelijke behandeling kan niet zomaar afgebroken worden zonder een besluit van de tuchtcommissie. Het ISR volgt daarin de tuchtreglementen zoals vastgesteld door de sportsector.
Kunt u aangeven hoe het kan dat u een jaar geleden stelde «Daarnaast zijn stappen gezet in het aanscherpen van onderzoeksprotocollen en zijn procedures en reglementen doorgelicht. Ik heb aan het ISR gevraagd om op korte termijn aandacht te besteden aan het verbeteren van de communicatie over en tijdens het tuchtproces» en nu blijkt dat dit nog steeds niet op orde is? Bent u tevreden met de voortgang van het verbeterplan waar u een miljoen euro voor beschikbaar hebt gesteld?5
Het aanscherpen van de reglementen en onderzoeksprotocollen is een zorgvuldig en complex proces wat momenteel nog steeds in volle gang is. Met meerdere partijen, waaronder de sportbonden waar het ISR aan verbonden is, dient afstemming plaats te vinden, alvorens over deze reglementen en onderzoeksprotocollen besluitvorming plaats kan vinden. Ik verwacht dat het ISR de juiste verbeter stappen zet. Ik houd vinger aan de pols en hierover ga ik binnenkort met het ISR in gesprek.
Bent u het ook eens dat onzorgvuldige procedures niet in het belang is van zowel aanklager als beklaagde? Bent u het eens dat een onzorgvuldig proces ook ernstig afbreuk doet aan het vertrouwen in de rechtsstaat?
Ik ben het met u eens dat een zorgvuldig proces van uiterst belang is in het sporttuchtrecht. Daarover ga ik met het ISR in gesprek.
Wat gebeurt er in tussentijd met lopende tuchtzaken? Wilt u lopende zaken een halt toeroepen om verdere schade te voorkomen en om eerst de structuren op orde te brengen? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u dan doen om te zorgen dat onderzoeken in lopende en komende zaken op eerlijke wijze jegens beklaagden en klagers plaats gaat vinden?
Lopende zaken tuchtzaken vinden doorgang, zie antwoord 6. Het ISR geeft aan dat uitspraken van de tuchtcommissie en de commissie van beroep wel altijd worden geëvalueerd. Eventuele aandachtspunten worden onderzocht op toepasselijkheid en zo nodig en mogelijk meegenomen in lopende processen.
Bent u het eens dat dit de zoveelste keer is dat er niet naar de oud-turnsters is geluisterd? Kunt u zich voorstellen dat de oud-turnsters zich in de steek gelaten voelen nu zij niet alleen als kind jarenlang niet gehoord werden, maar ook omdat zowel de schaderegeling, als de tuchtzaak, als goede psychische hulp moeizaam verlopen?
Ik betreur het ten zeerste dat oud-turnsters zich in de steek gelaten voelen. Dit raakt mij en heeft mijn aandacht. Daarover ga ik binnenkort met een aantal oud-turnsters in gesprek.
Wat kunt u doen om de oud-turnsters beter te ondersteunen en te voorkomen dat dit patroon nog jarenlang doorgaat?
Ik realiseer mij dat niets de ernst van het meegemaakte kan wegnemen. Desondanks zet ik mij in voor de oud-turnsters en ook de huidige sporters, door onder andere: de opvolging van de aanbevelingen van «Ongelijke leggers», de tegemoetkoming voor oud-turnsters en hulp voor sporters via Slachtofferhulp Nederland. Alsmede de gespecialiseerde zorg voor oud-sporters die kampen met langdurige psychische gevolgen van grensoverschrijdend gedrag door het UMCG. Het doel is dat ook andere zorginstellingen dit behandelaanbod kunnen gebruiken.
Wat is er precies gedaan met de unaniem aangenomen motie Westerveld c.s., waarin wordt gevraagd om grenzen tussen tucht- en strafrecht te verduidelijken, en te zorgen dat zaken zo snel mogelijk op de juiste plek komen? Met welke instanties bent u in gesprek geweest over de uitvoering van deze motie? Hoe gaat het aangekondigde onderzoek eruit zien, wie voert dit uit en wat is het tijdspad? Wat wordt de onderzoeksopdracht? Kunt u dit precies uiteenzetten?6
In de bijeenkomsten voor tuchtrechters van het ISR is het bespreken van de grens tussen tucht- en strafrecht inmiddels een terugkerend thema. Daarnaast biedt Slachtofferhulp Nederland juridische hulp bij een tucht- of strafzaak.
Na overleg met onder andere het Ministerie van JenV, het ISR en NOC*NSF is besloten de uitvoering van de motie Westerveld c.s. mee te nemen in een breed onderzoek naar een veilige en integere sport. De offerteaanvraag voor dit onderzoek is onlangs verzonden. Er is nog geen uitvoerder bekend. Zodra deze bekend is zal de exacte onderzoeksopdracht nader worden geformuleerd. De verwachte start van het onderzoek is medio juni met een looptijd tot circa einde dit jaar.
Hoeveel aanvragen verwacht u voor de tegemoetkomingsregeling?7
Er zijn inmiddels (stand per 5 mei 2022) 65 aanvragen ingediend voor een tegemoetkoming. De verwachting is dat het aantal aanvragen nog toeneemt. Mede doordat het grensoverschrijdende gedrag lang geleden kan hebben plaatsgevonden is er geen zicht op de exacte aantallen die te verwachten zijn.
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.