Het bericht 'Hoe Ajax en PSV in zee gingen met dubieuze Aziatische gokbedrijven' |
|
Michiel van Nispen , Mirjam Bikker (CU) |
|
Steven van Weyenberg (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoe Ajax en PSV in zee gingen met dubieuze Aziatische gokbedrijven»?1
Ja.
Wat vindt u van de beschreven handelwijze van Ajax en PSV, heeft u de indruk dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben genomen?
Betaald voetbalorganisaties gaan over hun eigen sponsorcontracten. In het voetbal worden maatregelen genomen om geldstromen te achterhalen, zoals het zogenoemde «Know-Your-Owner» en het controleren van de bron van financiële stromen, mits daar aanleiding voor is. Op basis van de beschreven handelwijze kunnen wij niet beoordelen hoe diepgaand Ajax en PSV onderzoek hebben gedaan naar de herkomst van het geld dat zij hebben ontvangen.
Bent u bekend met het onderzoek van de Financial Action Task Force (FATF) uit 2009 naar witwaspraktijken in de voetbalsector?2
Ja.
Bent u het ermee eens dat op basis van dit rapport maar ook de eerdere rapporten van Europol, voetbalclubs en betrokken entiteiten extra bedachtzaam moeten zijn voor de risico’s op witwassen door sponsorcontracten – in het bijzonder waar het contracten met gokbedrijven betreft?
Wanneer een organisatie – zonder gelijke tegenprestatie – geld geboden krijgt van een derde partij is het altijd belangrijk bedachtzaam te zijn. Organisaties zouden zich altijd af moeten vragen met welk doel ze dat geld krijgen, of ze met de betreffende partij geafficheerd willen worden en welke gevolgen dit kan hebben. Een belangrijke reden om kansspelen op afstand in Nederland te legaliseren was om kansspelgerelateerde criminaliteit te voorkomen via een vergunningstelsel en strenge voorwaarden aan die vergunningen. Ook geldt in algemene zin dat eenieder gehouden is aan de wet. Zo is (schuld)witwassen strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hiervan is sprake als redelijkerwijs vermoed kon worden dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is. Voetbalclubs zouden dus inderdaad bedachtzaam moeten zijn op risico’s op witwassen.
Daarnaast zijn poortwachters, zoals banken en notarissen, op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht om cliëntenonderzoek te doen en ongebruikelijke transacties te melden. In het kader van deze verplichtingen moeten poortwachters ook een inschatting maken van de risico’s op witwassen die een cliënt met zich meebrengt. Voetbalclubs kunnen ook cliënten van poortwachters zijn. Een van de vele factoren die relevant kunnen zijn voor deze inschatting is of, uit rapporten of anderszins, blijkt dat de sector waarin een cliënt actief is, risico’s op witwassen kent. Als een poortwachter risico’s op witwassen vaststelt, dan moet deze de risico’s mitigeren. Ook poortwachters dienen dus bedachtzaam te zijn op risico’s op witwassen bij dergelijke transacties.
Is het in dit licht niet vreemd dat wel is gevraagd of een partij betaalt, maar geen navraag lijkt te zijn gedaan naar de ultimate benificial owner, verder onderliggende geldstromen en de betrouwbaarheid van de herkomst van het geld?
Het is ons niet bekend of en zo ja, welke poortwachters betrokken zijn of waren bij deze casus en wat zij wel of niet hebben gedaan. Aangezien voetbalclubs niet gelden als poortwachter in de zin van de Wwft, rust er op hen uit hoofde van de Wwft geen verplichting om de uiteindelijk belanghebbende (UBO) vast te stellen bij het aangaan van een zakelijke relatie.
In het algemeen geldt dat artikel 3, tweede lid, Wwft voorschrijft dat het cliëntenonderzoek poortwachters, onder andere, in staat stelt om de UBO van de client te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren, en indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt. Ook dient het cliëntenonderzoek poortwachters in staat te stellen om een voortdurende controle op de zakelijke relatie en tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te voeren, met zo nodig een onderzoek naar de bron van middelen die bij de zakelijke relatie of transactie gebruikt worden.
Kunt u schetsen wat het huidig juridisch kader is voor voetbalclubs in het bestrijden van witwassen, in het bijzonder bij het aangaan van sponsordeals?
In het huidig juridisch kader zijn voetbalclubs geen poortwachter. Ze hebben dus geen (wettelijke) rol in het voorkomen van witwassen. Wel kunnen verschillende poortwachters, zoals banken, advocaten en trustkantoren, betrokken zijn bij transacties die voetbalclubs uitvoeren. Zoals reeds toegelicht in de beantwoording van vraag 4 en 5, hebben poortwachters op grond van de Wwft verplichtingen in het kader van het voorkomen van witwassen.
Wel geldt, zoals reeds toegelicht in de beantwoording van vraag 4, voor het bestrijden van witwassen in algemene zin dat eenieder, dus ook voetbalclubs, gehouden zijn aan de wet, waarbij specifiek is verwezen naar het Wetboek van Strafrecht waarin (schuld)witwassen strafbaar is gesteld.
Kunt u het verdere juridisch kader schetsten voor in artikel 1a van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme genoemde ondernemingen, natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen, in het bestrijden van witwassen bij het aangaan van sponsordeals en het sluiten van transfers door voetbalclubs? Is het juist dat bij een sponsordeal betrokken juridisch adviseur of advocaten, maar ook banken en andere financiële dienstverleners een duidelijke verplichting hebben op basis van de Wwft?
Ja, hierbij wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen 4, 5 en 6.
Wordt door één of meerdere toezichthouders reeds onderzocht of in deze casus door de (al dan niet beursgenoteerde) voetbalclubs en de onder vraag 4 genoemde entiteiten binnen de kaders van wet- en regelgeving is gehandeld? Zo nee bent u bereid deze casus met nadruk bij de betreffende toezichthouders onder de aandacht te brengen?
Of toezichthouders onderzoek doen naar bepaalde casussen of entiteiten is toezichtsvertrouwelijke informatie. Het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie en Veiligheid hebben het artikel onder de aandacht gebracht van De Nederlandsche Bank, Nederlandse orde van advocaten en Bureau Financieel Toezicht.
Is het juist dat in de nieuwe Europese witwaswetgeving nadrukkelijk aandacht is voor het bestrijden van witwaspraktijken in de voetbalwereld?3
Voetbalclubs en -agenten zijn in het nieuwe anti-witwasraamwerk toegevoegd als poortwachter.4 Dit betekent dat ook voetbalclubs en -agenten in de toekomst verplichtingen zullen hebben in het kader van het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme, zoals het uitvoeren van het cliëntenonderzoek (zie de beantwoording van vraag 4 en 5 voor een nadere toelichting van deze verplichtingen). De Raad heeft op 14 februari ingestemd met dit nieuwe raamwerk. Indien ook het Europees parlement ermee instemt, zal het nieuwe raamwerk, drie jaar na de publicatie (op dit moment is het nog onduidelijk wanneer dit precies zal zijn), van toepassing worden. Er wordt daarnaast geen aanleiding gezien tot verdere aanscherping van de relevante regelgeving.
Zet Nederland zich in voor stringente regelgeving voor – in elk geval – grotere clubs, en ziet de Nederlandse inzet ook op scherpe regels voor voetbalmakelaars en andere tussenpersonen?
Zie antwoord vraag 9.
Ziet de regering aanleiding om, op basis van deze casus maar ook vooruitlopend op Europese wetgeving, de regelgeving voor sportclubs, voetbalmakelaars en andere relevante partijen aan te scherpen?
Zie antwoord vraag 9.
Wat is de reikwijdte van het reeds door de regering aangekondigde verbod op goksponsoring in de sport? Kunt u schetsen wat wel en wat niet onder het aankomende verbod zal vallen?
Op 1 juli 2023 is het verbod op ongerichte reclame voor kansspelen op afstand in werking getreden (Besluit orka). Sindsdien is reclame in de publieke buitenruimte, op radio en televisie, in kranten en tijdschriften voor online kansspelen verboden. Onder reclame valt ook sponsoring. Onder sponsoring wordt daarbij verstaan het verstrekken van financiële of andere bijdragen als tegenprestatie voor het neutraal vermelden of vertonen van de naam, het merk, het beeldmerk of enig ander onderscheidend teken van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. Voor sponsoring geldt een overgangsregeling wat betreft het reclameverbod.
Sinds 1 juli 2023 mogen geen nieuwe sponsoringscontracten worden afgesloten. Evenement- en programmasponsoring zal vanaf 1 juli 2024 verboden zijn en sponsorcontracten voor de sport vanaf 1 juli 2025. Sportsponsorovereenkomsten, waaronder het sponsoren van sporters en teams van sporters, maar ook bijvoorbeeld clubs, competities, shirts en ander materiaal zijn tot 1 juli 2025 daarmee nog toegestaan, mits het contract voor de inwerkingtreding van het Besluit orka is afgesloten.
Bij de termijn voor de inwerkingtreding van dit deel van het Besluit is het belang van financiering van evenementen en de sport meegewogen. Daarmee wordt belanghebbenden, zoals sportclubs, ruimte geboden om andere sponsorcontracten af te sluiten.
Bent u bereid om te komen tot een algeheel verbod op sponsorcontracten van sportclubs met binnenlandse én buitenlandse gokbedrijven, ook wanneer het meer indirecte vormen van sponsoring betreft zodat ook de in dit artikel beschreven vormen van goksponsoring niet meer zijn toegestaan? Zo nee, wat gaat u dán doen om herhaling van deze praktijken te voorkomen?
Zoals in de beantwoording van vraag 12 beschreven, zijn alle ongerichte vormen van reclame voor online kansspelen, zoals sponsoring van sportclubs, vanaf 1 juli 2025 verboden. Zodra een uiting conform het Besluit orka als sponsoring moet worden gezien, valt dit onder het verbod. Het is aan de toezichthouder, de Kansspelautoriteit, om dit te beoordelen en zo nodig te handhaven.
Staan alle seinen op groen voor het aangekondigde verbod op goksponsoring in de sport om volgend jaar in te gaan? Ziet de regering nog mogelijkheden om inwerkingtreding van dit verbod te versnellen?
Ja, zoals aangegeven in de beantwoording van vragen 12 en 13, staan de ingangsdata in het Besluit orka en mag ervan uit worden gegaan dat betrokken partijen voldoende tijd hebben gehad om zich hierop voor te bereiden. Er komen geen nieuwe sponsorcontracten meer bij sinds 1 juli 2023. Alleen contracten die voor 1 juli 2023 zijn gesloten kunnen nog doorlopen tot uiterlijk 1 juli 2025. De overgangstermijn is gekozen om sporters en sportclubs de gelegenheid te geven om op zoek te gaan naar andere sponsoren. Met de bestaande sponsorcontracten in de sport zijn aanzienlijke bedragen gemoeid. Sportclubs hebben hun investeringen hierop gebaseerd en het is de vraag in hoeverre sporters en clubs een gemis aan deze inkomsten hadden kunnen compenseren. Gezien het bovenstaande, acht de Minister voor Rechtsbescherming versnelling van de inwerkingtreding niet wenselijk. Vervroeging past bovendien niet bij een betrouwbare overheid, nu betrokkenen zich richten op hetgeen in het Besluit orka is bepaald. Dit nog daargelaten dat eerdere inwerkingtreding een nieuwe algemene maatregel van bestuur zou vergen, met inhoudelijke onderbouwing, het gebruikelijke traject met onder meer consultatie en advies door de Afdeling advisering van de Raad van State en het daarmee gemoeide tijdsverloop.
Kunt u nadere toelichting geven op de vertraging die er is in de hervorming van de goksector op Curaçao? Is het niet opvallend dat op geen van de onder hoofdstuk 19 ingezette maatregelen van het landspakket de deadline lijkt te zijn gehaald? Welke consequenties heeft dit?
De conceptlandsverordening op de kansspelen (LOK) is op 14 december 2023 aangeboden aan de Staten van Curaçao. Hiermee is de parlementaire behandeling gestart. In de media in Curaçao is uitgebreid verslag gedaan van de adviezen van de Sociaal-Economische Raad en de Raad van Advies van Curaçao en van de vragen van de Statenleden tijdens de behandeling in de Centrale Commissie van de Staten op 9 januari 2024. In mei 2022 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een brief aan de nationale hervormingscommissie Curaçao aangegeven dat de concept LOK op dat moment nog niet voldeed aan de afspraken tussen Nederland en Curaçao in het kader van het landspakket. In een volgende versie van de LOK was er op drie van de vijf eerder benoemde punten verbetering opgetreden. Op de punten «dekkende vergunningsvoorwaarden» en «onafhankelijkheid van de toezichthouder» voldeed het concept echter nog niet aan het plan van aanpak.
Op dit moment analyseert de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het wetsvoorstel dat nu is aangeboden aan de Staten van Curaçao. Als de wet nog steeds niet voldoet aan het plan van aanpak zal de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprek gaan met de verantwoordelijke Minister in Curaçao om te bezien welke stappen kunnen worden genomen om de LOK lopende de Statenbehandeling in overeenstemming te brengen met de afspraken uit het landspakket en het bijbehorende plan van aanpak. De Staatssecretaris van BZK blijft het voorstel dus nauwgezet monitoren om te zorgen dat de doelen van het landspakket binnen bereik blijven. Uw Kamer is over de laatste stand van zaken ingelicht in de uitvoeringsrapportages over het vierde kwartaal van 2023, die de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties recent met uw Kamer heeft gedeeld.5
Is inmiddels – conform de in antwoorden op eerdere vragen geschetste inzet van de eilanden4 – op Aruba en Sint Maarten een toezichthouder kansspelen aanwezig?
Met de landspakketten voor Aruba en Sint Maarten is beoogd dat in beide landen een onafhankelijke toezichthouder bestaat die toeziet op de kansspelsector. In Aruba zal dit voorjaar op basis van de eerder uitgewerkte business case een kwartiermaker aan de slag gaan om de Arubaanse kansspelautoriteit in te richten. Voor Sint Maarten is in het laatste kwartaal van 2023 een oproep gepubliceerd voor voorstellen voor de inrichting van de Sint Maarten Gaming Authority, op basis van eerder opgestelde voorwaarden. Op dit moment vindt een selectieprocedure plaats voor de ingediende voorstellen. Uw Kamer is op 6 februari jl. door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geïnformeerd over de laatste stand van zaken via de uitvoeringsrapportages van de landspakketten over het vierde kwartaal van 2023.
Kunt u deze vragen beantwoorden (ruim) voor het commissiedebat Kansspelen van 7 maart aanstaande?
Ja.
Het bericht dat Russische sancties zijn overtreden bij voetbaltransfers in binnen- en buitenland en het besluit van het IOC om Russische en Belarussische sporters onder neutrale vlag toe te staan op de Olympische Spelen |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Transfers bij PSV en tientallen Europese topclubs «in strijd met sancties Rusland» van Follow The Money van 12 december 2023?1
Ja.
Was u op de hoogte van mogelijke overtredingen van financiële sancties tegen Rusland (of Belarus) door Nederlandse voetbalclubs? Zo ja, welke actie heeft u daarop ondernomen?
In Nederland is eenieder zelf verantwoordelijk voor het naleven van sanctiemaatregelen. Indien er sprake is van mogelijke overtredingen wordt er onderzoek gedaan door de betrokken toezichthouders. Indien opportuun kan het OM overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Heeft u in overleg met de KNVB, UEFA, FIFA of Nederlandse voetbalclubs zelf aandacht besteed aan het risico dat transfers van Nederlandse voetbalclubs met Rusland het gevaar liepen om in strijd te zijn met financiële sancties tegen Rusland?
Het kabinet overlegt regelmatig met bedrijven en organisaties in Nederland, waaronder de KNVB. Daarbij komt ook het naleven van sanctiemaatregelen in zijn algemeenheid aan de orde. Het kabinet hecht aan strikte implementatie van de sancties. Met UEFA en FIFA is niet in het bijzonder gesproken over transfers in relatie tot sanctiemaatregelen.
Indien een Nederlandse voetbalclub contact opneemt met de Rijksoverheid over het zorgvuldig organiseren van een transfer, op welke wijze wordt dan ondersteuning geboden?
Voetbalclubs kunnen net als alle andere bedrijven en organisaties via het sanctieloket van RVO vragen stellen over sanctiemaatregelen. De Europese Commissie heeft een uitgebreid document met veel gestelde vragen beschikbaar gesteld dat kan helpen bij de implementatie van sancties. Voor specifieke transacties geldt dat iedereen zelf verantwoordelijk is om per geval na te gaan wat is toegestaan en daarbij indien nodig de noodzakelijke juridische expertise in te schakelen.
Hoeveel Nederlandse voetbalclubs hebben contact opgenomen met de Rijksoverheid voor een dergelijk verzoek?
Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Wordt er gewerkt aan een beter alternatief voor het overnemen van (Nederlandse) spelers van Russische voetbalclubs, zonder dat alleen verhuur mogelijk is of het tijdelijk stallen van de transfersom wat tegen de sancties in gaat?
Op basis van de beschikbare informatie heeft het kabinet geen aanwijzingen dat het overnamebeleid conform de voorschriften van de UEFA en de FIFA strijdig is met sanctiemaatregelen. Echter zowel sanctiewetgeving als financiële constructies kunnen complex zijn waardoor per geval bekeken moet worden wie de daadwerkelijke eigenaar van een Russische voetbalclub is en/of zeggenschap over de club heeft en of deze persoon of entiteit op de sanctielijst staat. In dat geval is het immers niet toegestaan om zaken te doen met de club. Het is niet aan het kabinet om een oordeel te geven over de voorschriften van de UEFA en de FIFA.
Is er inmiddels duidelijkheid in hoeverre de voetbalclubs zelf verantwoordelijk zijn voor correcte naleving van de sancties en tot waar de verantwoordelijkheid van de bonden reikt om voldoende duidelijkheid te bieden?
Sportclubs zijn net als alle burgers, bedrijven en organisaties binnen de Europese Unie zelf verantwoordelijk voor het naleven van sanctiemaatregelen. Sportbonden zijn geen toezichthouder in het kader van sanctiewetgeving.
Zijn de voorschriften die vanuit de UEFA en de FIFA worden verstrekt ten aanzien van het handelen met Russische voetbalclubs in lijn met de afgesproken sancties? Zo nee, welke acties wordt ondernomen zodat dit wel het geval is?
Op basis van de beschikbare informatie heeft het kabinet geen aanwijzingen dat de voorschriften van de UEFA en de FIFA strijdig zijn met sanctiemaatregelen. Echter zowel sanctiewetgeving als financiële constructies kunnen complex zijn waardoor per geval bekeken moet worden wie de daadwerkelijke eigenaar van een Russische voetbalclub is en/of zeggenschap over de club heeft en of deze persoon of entiteit op de sanctielijst staat. In dat geval is het immers niet toegestaan om zaken te doen met de club. Het is niet aan het kabinet om een oordeel te geven over de voorschriften van de UEFA en de FIFA.
Bent u bereid in overleg te treden met UEFA en FIFA, zodat Nederlandse voetbalclubs niet gestraft worden vanwege het nalaten van financiële verplichtingen die in strijd zijn met sancties tegen Rusland?
Op basis van de beschikbare informatie heeft het kabinet geen aanwijzingen dat de voorschriften van de UEFA en de FIFA strijdig zijn met sanctiemaatregelen. Het kabinet zal de situatie blijven monitoren.
Bent u bereid in Europees of ander internationaal verband ervoor te zorgen dat financiële sancties in de sport effectief en gelijk geregeld zijn, en eventueel aan te scherpen waar mogelijk, bijvoorbeeld op grond van artikel 29 van het Verdrag van de Europese Unie?
Momenteel geldt al dat sanctiemaatregelen in alle EU-lidstaten gelijk geregeld zijn. Sommige landen zoals Noorwegen en Zwitserland nemen EU-sancties (deels) over. Uitbreiding van sanctiemaatregelen naar gebieden als sport zal gewogen moeten worden in het licht van de doelstellingen van de sancties, te weten het tegengaan van de mogelijkheden van Rusland om oorlog te voeren. Voor het kabinet liggen wat dat betreft alle opties op tafel.
Welke actie heeft u ondernomen of gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat financiële sancties tegen Rusland internationaal breed op dezelfde wijze worden uitgevoerd, zodat deze effectief zijn maar ook Nederlandse clubs een gelijk speelveld biedt in internationaal verband?
In de EU zijn in alle lidstaten dezelfde sanctiemaatregelen van kracht. Handhaving hiervan is een nationale bevoegdheid. In de praktijk kan het voorkomen dat er verschillen ontstaan bij de interpretatie van regels. Ten behoeve van uniforme naleving publiceert de Europese Commissie guidance documenten en wordt de implementatie van maatregelen in verschillende werkgroepen in Brussel besproken. Nederland draagt hier actief aan bij.
Wat is uw reactie op het besluit van het IOC dat Russische en Belarussische sporters onder neutrale vlag mee kunnen doen aan de Olympische Spelen?
Het kabinet betreurt het besluit van het IOC. Ons standpunt was, en is nog steeds dat Rusland en Belarus moeten worden geweerd van internationale sportwedstrijden, onder welke vlag dan ook.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven of gaat u nog uitvoering geven aan de motie-Sjoerdsma/Van der Laan om via alle daartoe geëigende kanalen, deelname van Russische en Belarussische sporters aan internationale sporttoernooien en wedstrijden te voorkomen?2
Het kabinet deelt de in de motie uitgesproken overweging dat Rusland sporttoernooien inzet voor politieke doeleinden en spant zich daarom in om deelname van Russische en Belarussische atleten onder nationale vlag aan internationale sporttoernooien te voorkomen. Het kabinet doet dit door waar mogelijk, in samenwerking met gelijkgestemde landen, alle beschikbare informele kanalen aan te grijpen om haar standpunt in deze voor het voetlicht te brengen. Daarbij is het van belang om te benadrukken dat de internationale sport autonoom is, en overheden geen formele bevoegdheid hebben om dit tegen te gaan.
Is er een beeld welk deel van de deelnemende sporters onder neutrale vlag tevens actief is in het Russische leger?
Een voorwaarde van het IOC is dat atleten die onder contract staan bij Russische of Belarussische militaire of nationale veiligheidsorganisaties niet in aanmerking komen voor inschrijving of deelname. Deze regel is eveneens van toepassing op ondersteunend personeel. Conform de richtlijnen van het IOC zouden neutrale atleten niet actief mogen zijn bij het Russische leger.
Bent u bereid om in Europees of ander internationaal verband zich in te spannen voor de veiligheid van Oekraïense sporters en in ieder geval te voorkomen dat Oekraïense sporters moeten uitkomen tegen Russische sporters die ook tegenover hen konden staan op het slagveld?
Ja, het kabinet is van mening dat Russische atleten moeten worden geweerd van internationale sportwedstrijden, onder welke vlag dan ook. Het kabinet spant zich hiervoor in door waar mogelijk, in samenwerking met gelijkgestemde landen, alle beschikbare informele kanalen aan te grijpen om haar standpunt in deze voor het voetlicht te brengen. Daarbij is het nogmaals van belang om te benadrukken dat de internationale sport autonoom is, en overheden geen formele bevoegdheid hebben om dit tegen te gaan.
Bent u bereid om in gesprek te treden met organiserend land Frankrijk, die het statement tegen Russische en Belarussische deelname aan de Olympische Spelen onder welke vlag dan ook heeft medeondertekend, om te onderzoeken hoe deelname kan worden voorkomen, bijvoorbeeld via de voorwaarden voor verstrekking van visa, in ieder geval bij sporters die tevens een functie hebben in het Russische leger?
Sinds de invasie van Rusland in Oekraïne is er regelmatig contact met Frankrijk en andere gelijkgestemde landen met betrekking tot dit onderwerp. Middels verschillende statements, die ook zijn ondertekend door Frankrijk, is het IOC meermaals opgeroepen om deelname niet toe te staan.
Het IOC heeft de leiding over het uitnodigingsbeleid tijdens de Olympische Spelen. Wanneer een sporter met de Russische of Belarussische nationaliteit wordt uitgenodigd voor een sportevenement kan deze ook, met ondersteunende documenten als een uitnodigingsbrief, een visumaanvraag indienen. Alle Schengenlidstaten beoordelen visumaanvragen op hun merites en aan de hand van de criteria zoals vastgelegd in de EU-Visumcode. In het geval dat een aanvrager het doel van het verblijf niet voldoende kan aantonen, omdat een uitnodiging bijvoorbeeld ontbreekt, zal een aanvraag worden afgewezen. Dit betekent dat in de praktijk eventuele visumafgifte aan Russische en Belarussische sporters direct volgt uit het geldende uitnodigingsbeleid. Conform de richtlijnen van het IOC mogen neutrale atleten niet actief zijn bij het Russische leger. Sporters die tevens een functie bekleden in het Russische leger zouden volgens deze richtlijnen dan ook niet moeten worden uitgenodigd.
Het bericht 'Percentage kinderen zonder zwemdiploma verdubbeld' |
|
Lisa Westerveld (GL), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van het Mulier Instituut waaruit blijkt dat het percentage kinderen zonder zwemdiploma tussen 2018 en 2022 is verdubbeld?
Ja.
Deelt de Minister de zorgen over deze doorzettende stijging in het percentage kinderen zonder zwemdiploma?
Ja, ik vind het een ongewenste ontwikkeling dat het aandeel kinderen met een zwemdiploma afneemt.
Kunt u een overzicht geven van de beleidsinitiatieven die momenteel lopen om het aantal kinderen met zwemdiploma’s te verhogen? Welk resultaat verwacht u per beleidsinitiatief?
Dat minder kinderen een zwemdiploma halen kan als oorzaak hebben een afnemende vraag naar zwemles of een beperking van het aanbod. Hieronder ga ik in op de wijze waarop ik – waar mogelijk – ondersteuning bied bij beide oorzaken.
Als het gaat om de afnemende vraag naar zwemles, kan dit te maken hebben met een afnemende vanzelfsprekendheid om kinderen zwemvaardig te maken of omdat de kosten of overige inspanningen voor zwemvaardigheid te hoog zijn voor de ouders.
Als het gaat om een (te) beperkt aanbod van zwemles, komt dat vaak door een tekort aan docenten en/of badwater en de wachtlijsten die een gevolg zijn van de periode waarin als gevolg van de coronapandemie beperkt zwemles mogelijk was. Om het tekort aan docenten tegen te gaan, werk ik samen met de branche aan zowel de verhoging van de instroom als het behoud van gekwalificeerde instructeurs.
Afgezien van de hierboven benoemde initiatieven werk ik intensief samen met de zwembranche om kansen en ideeën voor het verhogen van de zwemvaardigheid in ons land uit te wisselen. Hierbij valt onder meer te denken aan de Kennis- en Innovatieagenda Zwemmen en Zwemveiligheid (KIAZZ) en de dag van het zwemonderwijs.
Bent u van mening dat deze beleidsinitiatieven voldoende zijn om de stijging van het aantal kinderen zonder zwemdiploma te stoppen? Zo niet, welke stappen is bent u bereid te zetten om ervoor te zorgen dat alle kinderen een zwemdiploma kunnen halen?
Het probleem van een teruglopend diplomabezit heeft geen kant en klare oplossing maar ik hoop dat alle inspanningen samen de tendens zullen keren. Waar mogelijk blijf ik de branche daarom ondersteunen zodat ieder kind de mogelijkheid heeft om in de basisschoolleeftijd zwemvaardig te worden.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een kwart van de kinderen uit de laagste inkomensgroep geen zwemdiploma heeft? Heeft u inmiddels een beeld hoe de regeling van het Jeugdfonds Sport en Cultuur gebruikt wordt om zwemles voor iedereen betaalbaar te maken? Heeft deze regeling het gewenste effect? Zo niet, waar zitten de grootste obstakels?
In 2023 hebben 16.457 kinderen via het Jeugdfonds Sport en Cultuur deel kunnen nemen aan (diploma)zwemmen (peildatum 1 december 2023). Daarmee is het de tweede sport qua deelnemersaantallen. Daarbij constateert het Jeugdfonds dat gemeenten zwemles zeer verschillend subsidiëren. Het gaat in sommige gevallen om uitsluitend een A-diploma, in andere gevallen juist weer om zowel het A, het B en het C diploma. Het feit dat zoveel kinderen geholpen worden, laat zien dat de inspanningen van het Jeugdfonds zeer gewenst zijn.
Deelt u de zorgen dat kinderen met migratieachtergrond vaker geen zwemdiploma hebben dan kinderen zonder migratieachtergrond? Is er een beeld van de grootste barrières voor kinderen met migratieachtergrond om een zwemdiploma te halen? Zijn er plannen om deze barrières weg te nemen?
Als bepaalde groepen kinderen minder vaak een zwemdiploma halen dan andere groepen, dan is dat onwenselijk en heeft dat uiteraard mijn aandacht. Op landelijk niveau gaat het daarbij vooral over voorlichting voor specifieke doelgroepen zoals in dit geval nieuwkomers in Nederland. Deze initiatieven worden uitgevoerd binnen het Nationaal Plan Zwemveiligheid van de NRZ dat ik ondersteun. Ook is er een handreiking zwemveiligheid nieuwkomers voor gemeenten van GGD/GHOR, Pharos, VeiligheidNL en de NRZ. Op lokaal niveau bestaan tal van initiatieven die via lokaal maatwerk de drempels verlagen voor kinderen met een migratieachtergrond. Dit kan gaan om (varianten van) schoolzwemmen, specifieke zwemklassen voor kinderen met een migratieachtergrond of voorlichting aan ouders die zelf niet zwemveilig zijn. Natuurlijk geldt ook voor deze groep dat ze bij financiële drempels een beroep kunnen doen op ondersteuning vanuit het Jeugdfonds Sport en Cultuur.
Wat is de voortgang van de motie Westerveld c.s. (Kamerstuk 30 234, nr. 316) waarin wordt verzocht om binnen drie jaar een plan te maken met gemeenten zodat alle kinderen een zwemdiploma kunnen halen? Kunt u een overzicht geven van in welke gemeenten een dergelijk plan al is gemaakt? Wat is het effect van deze plannen? Wat is het tijdpad voor de plannen van andere gemeenten?
Zoals ik beschreef bij het antwoord op vraag 3 wordt door de branche hard gewerkt ieder kind de kans op een zwemdiploma te bieden. In het bijzonder door badwater beschikbaar te houden, leraren op te leiden en te behouden en door drempels weg te nemen voor het volgen van lessen. Ik ben continu met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) in overleg om de mogelijkheden te benoemen en te benutten die op regionaal en lokaal niveau van toepassing zijn.
Op dit moment verken ik wat er aanvullend op alle huidige initiatieven nog meer nodig is op gemeenteniveau. Dit is onder meer onderdeel van de pilots school en zwemles en het onderzoek naar financiële consequenties schoolzwemmen. Ik verwacht u in het najaar te kunnen informeren over het plan op gemeenteniveau.
Wat is de voortgang van de motie Westerveld en van Nispen (Kamerstuk 30 234, nr. 272) over het realiseren van een dekkend aanbod voor zwemles voor kinderen met een beperking, in het bijzonder in minder stedelijke gebieden? Heeft u inmiddels een gedetailleerd beeld van de inzet van het Jeugdfonds Sport en Cultuur voor de financiering van zwemles, specifiek voor deze groep kinderen?
Voor het realiseren van een dekkend aanbod zwemles voor zwemles voor kinderen met een beperking is het van het grootste belang om voldoende bekwame docenten op te leiden die met deze doelgroep kunnen werken. Bij de inspanningen die ik bij antwoord 3 benoemde hoort ook de specifieke aandacht voor het opleiden van docenten voor deze doelgroep.
Het Jeugdfonds Sport en Cultuur registreert zelf niet de achtergrond van de personen die ze ondersteunen, maar nadere analyses van het Mulier Instituut die tot een meer gedetailleerd beeld voor deze doelgroep moeten leiden op het gebruik van ondersteuningsregelingen, verwacht ik later dit voorjaar.
Het bericht dat het percentage kinderen zonder zwemdiploma is verdubbeld |
|
Michiel van Nispen |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek Zwemvaardigheid 2022: Inzicht in het zwemdiplomabezit van kinderen van het Mulier Instituut, waaruit blijkt dat het aantal kinderen zonder zwemdiploma de afgelopen vier jaar is verdubbeld?1
Uiteraard vind ik het zeer zorgelijk dat minder kinderen hun zwemdiploma behaald hebben. Dat is namelijk een belangrijke voorwaarde om een leven lang veilig te recreëren op en om het water.
Wat is uw reactie op het feit dat kinderen uit een gezin met een laag inkomen ruim twaalf keer zo vaak geen zwemdiploma hebben dan kinderen uit een gezin met een hoog inkomen?
Dat is onwenselijk omdat ieder kind de mogelijkheid zou moeten hebben zich veilig in en om het water te begeven.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat er zulke enorme klasseverschillen zijn op het gebied van zwemveiligheid? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om deze verschillen op te heffen?
Ieder kind zou zwemvaardig moeten kunnen zijn, ongeacht de financiële draagkracht van de ouders. Aangezien de problematiek niet eenduidig2 is, zijn oplossingen vanuit verschillende kanten vereist. Waar mogelijk initieer en ondersteun ik initiatieven om de drempels voor deze doelgroep weg te nemen. Enkele voorbeelden van de huidige inzet:
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de afname van het aantal kinderen met een zwemdiploma die sinds de coronapandemie is ontstaan wordt teruggedraaid?
De gerapporteerde cijfers beschrijven de situatie in 2022, kort na de beperkingen van de coronapandemie. Ik weet dat sindsdien hard gewerkt is om de wachtlijsten voor zwemles in te korten en de achterstanden weg te werken in de branche3. Ik ben continu in gesprek met de branche om oplossingen te bedenken hoe de achterstanden ingelopen kunnen worden.
De prioriteiten zijn daarbij het tegengaan van het tekort aan zwemdocenten en het effectief gebruik van zwemwater, bijvoorbeeld door slimme programmering in zwembaden of het bieden van zwemles kort na schooltijd wanneer het zwembad vaker vrij is.
Ik hoop dat de huidige en toekomstige inspanningen het gedaalde diplomabezit van kort na de coronabeperkingen weer corrigeren.
Bent u het ermee eens dat schoolzwemmen een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan het verbeteren van de zwemveiligheid van kinderen? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit te ondersteunen en te stimuleren?
Wanneer kinderen via school leren zwemmen, zou dat een bijdrage kunnen leveren aan de zwemveiligheid van kinderen. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 aangaf, bied ik gemeenten de ruimte om schoolzwemmen (deels) te financieren van middelen uit het sportakkoord. Maar het blijft een keuze die op lokaal niveau gemaakt wordt door het onderwijs en de gemeente.
Op dit moment laat ik onderzoeken wat de totale kosten en vereisten zouden zijn voor het herinvoeren van schoolzwemmen op landelijk niveau. De uitkomsten van dit onderzoek verwacht ik begin 2024 en zal ik u -mits tijdig beschikbaar- toezenden voorafgaand aan het WGO Sport op 12 februari.
De honorering van buurtsportcoaches in Nederland naar aanleiding van diverse wisselingen over dit onderwerp in de Tweede Kamer. |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met (het verslag van) het rondetafelgesprek over bewegingsarmoede, dat de Tweede Kamer op 21 februari jl. georganiseerd heeft?1
Ja, ik ben bekend met het rondetafelgesprek over bewegingsarmoede dat op 21 februari 2022 heeft plaatsgevonden.
Kunt u zich tevens de debatten met de Tweede Kamer herinneren, waarbij uitgebreid is stilgestaan bij de rol en inschaling van buurtsportcoaches?
Ja, ik kan mij deze debatten herinneren. En op basis van deze debatten en uw signalen zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd die input hebben gegeven voor de inmiddels herziene Bestuurlijke afspraken Brede Regeling Combinatiefuncties. Het gaat hierbij om de «Benchmark buurtsportcoaches» van november 20222, de «Evaluatie Brede Regeling Combinatiefuncties»3 en de jaarlijkse voortgangsrapportages Brede Regeling Combinatiefuncties4 door Mulier Instituut. Bij de beantwoording van onderstaande vragen neem ik de gewijzigde afspraken die betrekking hebben op de arbeidsvoorwaarden mee.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een buurtsportcoach exclusief als docent bewegingsonderwijs in het primair onderwijs (PO) of voortgezet onderwijs (VO) wordt ingezet?
Lokaal maken gemeenten afwegingen voor wie en wat zij de functionarissen die gefinancierd worden uit de Brede Regeling Combinatiefuncties in willen zetten. De buurtsportcoach opereert op het snijvlak van sport, onderwijs, cultuur, zorg, welzijn en andere domeinen waarbij het gaat om mensen in beweging en aan het sporten te krijgen.
In de nieuwe afspraken van de Brede Regeling Combinatiefuncties staat bovendien dat buurtsportcoaches of combinatiefunctionarissen onderwijs, gefinancierd vanuit deze regeling, per 1 januari 2027 geen bewegingsonderwijs meer mogen geven. Zo wordt gestimuleerd dat die combinatiefunctionarissen alleen extra aanbod, buiten onderwijstijd, verzorgen5. Vanaf het moment dat buurtsportcoaches of combinatiefunctionarissen onderwijs geen bewegingsonderwijs meer mogen geven dat gefinancierd wordt vanuit deze regeling, kunnen schoolbesturen vakleerkrachten bewegingsonderwijs betalen uit de lumpsumbekostiging die zij ontvangen.
In de komende jaren dient de inzet van buurtsportcoaches of combinatiefunctionarissen onderwijs voor bewegingsonderwijs door alle gemeenten zichtbaar te worden afgebouwd. Mulier Instituut monitort dit jaarlijks.
En vindt u ook dat een buurtsportcoach die als docent bewegingsonderwijs wordt ingezet ook volgens de CAO PO of VO betaald zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Onder welke cao een buurtsportcoach valt, wordt bepaald door de wijze waarop het werkgeverschap is ingevuld. Een buurtsportcoach die ingezet wordt als vakleerkracht en daarnaast buitenschoolse activiteiten organiseert kan bij de gemeente in dienst zijn of bij een stichting, waarbij zij dan werken volgens de cao Sport of de Cao Sociaal Werk Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening.
Bij het realiseren van de doelstellingen van de Regeling vind ik het belangrijk dat de situatie op de werkvloer gelijkwaardig is. Daarom heb ik in de herziene Brede Regeling Combinatiefuncties de volgende afspraak laten opnemen: «Gemeenten en werkgevers volgen het principe van eerlijke beloning, zoals de Fair Practice Code voor cultuur. Dit houdt in dat er wordt gestreefd naar een gelijkwaardige beloning voor functionarissen bij gelijkwaardige inzet, conform cao-afspraken en andere bestaande richtlijnen»6. Dit geldt ook voor de buurtsportcoach die gelijkwaardige werkzaamheden uitvoert als de vakleerkracht.
Kunt u zich herinneren dat bij het rondetafelgesprek bewegingsarmoede door een buurtsportcoach uit Tubbergen werd aangegeven wat de salariële verschillen tussen de CAO sport en de CAO PO waren? Bent u ervan op de hoogte dat niet alleen de CAO sport wordt gebruikt voor buurtsportcoaches, maar zelfs de CAO zwembaden, die nog minder passend is voor de werkzaamheden die een buurtsportcoach doet?2
Ja, ik herinner mij het rondetafelgesprek. Ik ben ervan op de hoogte dat de functionarissen uit de Brede Regeling Combinatiefuncties, waaronder de buurtsportcoaches werkzaam zijn onder verschillende cao’s.
Kunt u in een bijlage bij de beantwoording van deze schriftelijke vragen duidelijk uiteenzetten wat de verschillen tussen de CAO PO, CAO sport en CAO zwembaden zijn? En wat vindt u ervan dat buurtsportcoaches voor hetzelfde werk zo verschillend gewaardeerd worden?
In een bijlage treft u de «Benchmark buurtsportcoaches» aan die in november 2020 door binnen het programma Landelijke Academie Buurtsportcoaches is gemaakt. Deze benchmark is gemaakt voor de vier meest voorkomende cao’s waar een buurtsportcoach mee te maken krijgt. De CAO zwembaden valt hier niet onder. Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. Hier ga ik in op het belang van gelijkwaardigheid op de werkvloer.
Heeft u cijfers waaruit duidelijk wordt hoeveel jonge enthousiaste buurtsportcoaches de sector verlaten hebben omdat zij van mening waren dat zij op een ongunstige wijze werden ingezet?
Daar heb ik geen specifieke cijfers van. Het is wel bekend dat het vak buurtsportcoaches verder ontwikkeld moet worden om een goed carrièreperspectief te bieden. Samen met Werkgevers in de Sport (WOS) heeft Vereniging Sport en Gemeenten de afgelopen jaren gewerkt aan het verbeteren van het carrièreperspectief van de buurtsportcoaches (en andere functionarissen die door de Brede Regeling Combinatiefuncties worden gefinancierd). Dit gebeurt binnen het programma Landelijke Academie Buurtsportcoaches wat ook na de herziening van de regeling is voortgezet.
In de Brede Regeling Combinatiefuncties heb ik de volgende afspraak opgenomen die ervoor zorgt dat gemeenten meer sturen op het carrièrepad van de buurtsportcoaches: «Overeenkomstig het beleid van een leven lang ontwikkelen en het stimuleren van toekomstbestendige inzetbaarheid van werkenden, is het wenselijk dat gemeenten met werkgevers afspraken maken over de scholing en de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers. Hierbij dient 2% van de lokale middelen beschikbaar te zijn voor opleidingen en het versterken van de kwaliteit van functionarissen. Voor buurtsportcoaches specifiek is hier het carrièrepad voor ontwikkeld»8.
Daarnaast wordt in de Human Capital Agenda Sport gewerkt aan een gezond arbeidsmarktbeleid voor de sportsector. Het werken als buurtsportcoach is hier ook onderdeel van.
Bent u bereid om via de VNG en de PO Raad het signaal aan gemeenten en scholen af te geven dat buurtsportcoaches die in het onderwijs werken via de CAO PO gehonoreerd moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit voor 1 januari 2024 communiceren?
Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van vraag 4 wordt de cao waaronder een buurtsportcoach valt, bepaald door de wijze waarop het werkgeverschap is ingevuld. Door verschillende afspraken op te nemen in de Brede Regeling Combinatiefuncties waaraan ik refereer in de beantwoording van de vragen 4, 6 en 7 kunnen gemeenten meer sturen op een gelijkwaardige beloning en een carrièreperspectief voor buurtsportcoaches. Het door u gevraagde signaal kan ik om die reden niet afgeven.
Het niet doorgaan van amateur wielrenwedstrijden |
|
Harmen Krul (CDA), Inge van Dijk (CDA), Bart van den Brink (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de column van de heer Zonneveld in het Algemeen Dagblad?1
Ja. Ik heb kennisgenomen van de column van de heer Zonneveld in het Algemeen Dagblad. Ik ben bekend met het feit dat de politie motoragenten veelal moet inzetten voor andere taken zoals het begeleiden, beveiligen, bewaken en beschermen van personen. Hierdoor kunnen substantieel minder motoragenten worden ingezet voor de begeleiding van wielerwedstrijden. Dit vind ik, als Minister voor Langdurige Zorg en Sport, erg spijtig.
Verder wil ik benoemen dat ik de oplossingsgerichtheid van de wielersector erg waardeer. De organisatie van een wielerkoers is een samenspel tussen onder andere de organisator, de vergunningverlener en de politie. Om vanuit het perspectief van de veiligheid de wensen van de organisatoren en de mogelijkheden van de politie op elkaar te laten aansluiten is de afgelopen jaren regelmatig contact tussen de organisatoren en de politie. Er worden op nationaal, regionaal en lokaal niveau gezamenlijk afspraken gemaakt en soms wordt een parcours aangepast om de wedstrijden toch op een veilige manier door te kunnen laten gaan met minder politie-inzet.
Herinnert u zich de aangenomen motie waarin de regering verzocht werd samen met de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU) praktische problemen rond de inzet van vrijwillige burgermotorrijders op te lossen en tevens voor het eind van het jaar met een oplossing te komen waarbij zo spoedig mogelijk vrijwillige burgermotorrijders ingezet kunnen worden bij wielerkoersen?2
Ja. In de motie3 wordt de regering opgeroepen om samen met de KNWU praktische problemen rond de inzet van (vrijwillige) burgermotorrijders op te lossen die rijdend aanwijzingen zouden kunnen geven. Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat doen wij wat vanuit onze rol mogelijk en gepast is om bij te dragen aan het oplossen van de problematiek omtrent de inzet van motoragenten bij wielerwedstrijden. Daarbij staat veiligheid altijd voorop. Zoals uw motie verzoekt, heb ik hierover regelmatig contact met de KNWU.
Naast bovengenoemde motie is er nog een motie omtrent deze problematiek4. In het kader van beide moties wordt momenteel een pilot uitgevoerd. In overleg met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat heb ik de opdracht gegeven aan Antea Group om te onderzoeken op welke manier wielerwedstrijden op een verkeersveilige manier plaats kunnen vinden met een verminderde politie-inzet. In augustus 2023 is Antea Group gestart met het interviewen van betrokken partijen, zoals de KNWU, de politie en vrijwillige burgermotorrijders. Daarnaast heeft Antea Group wielerwedstrijden in het parcours bijgewoond om zo een beeld te krijgen van de te onderzoeken situatie. Omdat er momenteel geen wielerwedstrijden georganiseerd worden, zal het onderzoek pas vervolgd worden in 2024.
Herinnert u zich dat u heeft toegezegd de Kamer hierover voor het wetgevingsoverleg Sport (dat op 20 november 2023 zou plaatsvinden) zou informeren over de voortgang van de gesprekken over een oplossing voor de verminderde politie-inzet bij wielerwedstrijden? Wanneer kan de Kamer deze informatie verwachten?3
De uitkomsten van het bovengenoemde onderzoek verwacht ik in de zomer van 2024. Ik ben voornemens het rapport en de inzichten die mijn collega’s van Justitie en Veiligheid en Infrastructuur en Waterstaat en ik hebben opgedaan met mogelijke vervolgstappen met u te delen.
Beseft u dat dit een dossier is dat al vele jaren speelt, aangezien de politie al in 2018 heeft aangegeven mogelijk geen capaciteit meer te hebben voor de begeleiding van amateur wielerwedstrijden? Beseft u dat een mogelijke oplossing voor het probleem – de inzet van burger-motards – in omliggende landen al lange tijd wordt ingezet?
Ja, daarvan ben ik me bewust. In Nederland worden ook al burger motorverkeersregelaars in beperkte mate ingezet, onder toeziend oog van de politie. De wielerrondes die in het voorjaar mogelijk als pilot zullen fungeren zijn nog niet bekend. Hierover worden de gesprekken nog gevoerd. Het onderzoek van Antea Group is erop gericht om te onderzoeken of een uitbreiding van de rol van burger motorverkeersregelaars mogelijk en wenselijk is. Volledigheidshalve zij hierbij opgemerkt dat de wet- en regelgeving in de buurlanden heel anders ingekleed is.
Deelt u de mening dat het volstrekt onwenselijk is als amateur wielerwedstrijden in de nabije toekomst alleen nog maar op een afgesloten terrein (bijvoorbeeld volledig afgezette «rondjes om de kerk»; koersen op het afgezette VAM-terrein in Drenthe) kunnen plaatsvinden? Deelt u ook de mening dat het onverteerbaar is als dit het gevolg is van te lang uitstellen door de overheid van het verkennen van de mogelijkheid om burger-motards in te zetten?
Ik kan dit niet helaas voorkomen. Motoragenten zijn in veel gevallen nodig om de wielerwedstrijden te begeleiden en daarmee veiligheid te waarborgen. Op dit moment is slechts een beperkte capaciteit bij de politie hiervoor. Dus als dat betekent dat sommige evenementen niet plaats kunnen vinden of in een andere vorm, omdat het niet op een veilige manier kan, dan is dat zeer spijtig en ook begrijpelijk.
Op dit moment wachten de betrokken ministeries het onderzoek van Antea Group af. Het doel is dat de uitkomsten van het onderzoekinzichten geven in de vraag of en zo ja hoe vrijwillige burgermotorrijders op een veilige manier in kunnen worden gezet bij wielerwedstrijden, ter vervanging van politie.
Klopt het dat er mogelijkheden zijn om in het kader van een proefproject de benodigde tijdelijke ontheffingen te kunnen verlenen voor eventuele pilots met burger-motards bij wielerrondes? Zo nee, waarom niet?
Om een tijdelijk experiment uit te voeren onder de wegenverkeerswet is naast een wetswijziging ook een algemene maatregel van bestuur (AMvB) nodig, waarin het specifieke experiment wordt opgenomen. Een dergelijke AMvB kost gemiddeld een jaar aan voorbereidingstijd (naast de gemiddelde twee jaar voorbereidingstijd voor een wetswijziging). Daarom wordt gekeken om binnen de huidige kaders van een wielerwedstrijd toch een pilot te kunnen doen die voldoende inzicht geeft in de mogelijke inzet van burger motorverkeersregelaars.
Zijn er inmiddels wielerrondes van de KNWU aangewezen als pilot voor het werken met burger-motards? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke wielerrondes zijn dit?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u de komende jaren voorkomen dat nog meer evenementen, wielerkoersen, maar ook heel veel goede-doelenevenementen, zullen moeten worden afgezegd?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de stand van zaken van het (verkennen van) het wijzigen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) om de inzet van burger-motards mogelijk te maken?
De uitkomsten van het onderzoek van Antea Group kunnen een aanleiding zijn om verder te kijken naar de organisatorische en juridische randvoorwaarden. Veiligheid staat voorop, dus is het zaak om eerst de uitkomsten van het onderzoek af te wachten.
Klopt het dat burger-motards thans – noodgedwongen – formeel op basis van artikel 58a van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) op moeten treden als (bevoegde) evenementenverkeersregelaars (waarbij zij vanaf de motor dus geen aanwijzingen mogen geven aan het overige verkeer)? Is het als alternatief van het wijzigen van het RVV 1990 ook mogelijk om in artikel 58a van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), een vierde soort verkeersregelaar toe te voegen, namelijk de motor-verkeersregelaar, zodat aan die categorie aparte voorwaarden kunnen worden gesteld en bevoegdheden worden toegekend?
Momenteel wordt onderzocht of en hoe burger motorverkeersregelaars verkeersveilig op een veilige manier kunnen worden ingezet, ter vervanging van motoragenten. Het rijdend aanwijzingen kunnen geven wordt daarbij ook onderzocht. Het is namelijk vanzelfsprekend gevaarlijk om rijdend aanwijzingen te geven vanaf een motorfiets waarbij in het geval van een wielerkoers ook nog eens harder wordt gereden dan normaal.
In algemene zin wordt het kader van de Wegenverkeerswet 1994 toegepast voor een wielerwedstrijd. Deze schrijft in artikel 10 voor dat er geen wedstrijden op de openbare weg mogen worden gehouden. Artikel 148 biedt hiervoor een uitzonderingsgrond. Het klopt dat burger motorverkeersregelaars geen wettelijke mogelijkheden hebben om rijdend aanwijzingen te geven. Anderzijds gebeuren er tijdens de koers veel verkeersovertredingen. Denk aan het harder rijden dan de maximumsnelheid, rechts inhalen en over zebrapaden rijden; deze zijn net zo goed als het rijdend aanwijzingen geven niet geregeld. Tegelijkertijd accepteren we deze overtredingen wel omdat ze onder toezicht van de politie, met toestemming van het bevoegd gezag, plaatsvinden. Naar deze gedoogsituatie is eerder onderzoek gedaan door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Waarover de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, heeft laten weten dat uit het onderzoek blijkt dat deze gedoogsituatie geen gevolgen voor de verkeersveiligheid of voor de renners heeft, zolang de koers wordt beveiligd of de wegen zijn afgesloten6.
We wachten nu eerst de uitkomsten van het lopende onderzoek van Antea Group af. Zoals beschreven bij de beantwoording van vraag 9, kunnen de uitkomsten van het onderzoek een aanleiding zijn om verder te kijken naar de organisatorische en juridische randvoorwaarden. Waarbij uiteraard ook de uitkomsten van de eerder onderzoeken worden meegenomen7.
De geplande toewijzing van het WK mannenvoetbal in 2034 aan Saoedi-Arabië |
|
Lisa Westerveld (GL), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amnesty kijkt streng naar FIFA na «dubieuze» WK-toewijzing aan Saoedi-Arabië»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie van mensenrechten in dit land, specifiek de rechten van arbeidsmigranten, vrouwen en lhbtqi-personen? Kunt u dit toelichten?
Saoedi-Arabië heeft in het kader van de sociale en economische hervormingsagenda Vision 2030 significante sociale hervormingen doorgevoerd, onder andere op het gebied van vrouwenrechten. Zo zet Saudi-Arabië in op gelijke loonbetaling voor mannen en vrouwen en heeft de invoering van de Personal Status Law bijgedragen aan een toename in vrijheden voor vrouwen in de familiaire sfeer. Tegelijkertijd is Nederland bezorgd over een aantal ontwikkelingen in Saoedi-Arabië, waaronder de veroordelingen van veelal vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en critici, de vrijheid van meningsuiting en gelijke rechten.
Een kritische dialoog over mensenrechten is altijd onderdeel van het gesprek met Saoedi-Arabië. Nederland onderhoudt als enige land, naast de EU, een structurele mensenrechtendialoog met Saoedi-Arabië.
Ook sprak voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Hoekstra tijdens zijn bezoek aan Saoedi-Arabië in april jl. met de voorzitter van de Saoedische mensenrechtencommissie. In mei van dit jaar bracht deze voorzitter een bezoek aan Nederland in het kader van de bilaterale mensenrechtenconsultaties.
Deelt u de zorgen van Amnesty over de arbeidsomstandigheden bij de nieuw te bouwen stadions en hotels? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet heeft kennis genomen van de kandidatuur van Saoedi-Arabië voor het WK voetbal 2034. De toewijzing door het FIFA-congres zal naar verwachting in het laatste kwartaal van 2024 plaatsvinden. Voorafgaand hieraan zal Saoedi-Arabië in diens nog in te dienen bidbook onder meer moeten ingaan op de bouw van stadions en hotels. Het FIFA-reglement stelt hiervoor regels op en verwijst daarbij naar de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights. Als gevolg daarvan, dient Saoedi-Arabië, evenals andere entiteiten betrokken bij de organisatie, aan te geven hoe het de mensenrechten en arbeidsnormstandaarden zal waarborgen. Nederland vraagt al langere tijd aandacht voor de situatie van arbeidsmigranten in gesprek met de Saoedische autoriteiten.
Saoedi-Arabië werkt aan de hervorming van het zogeheten Kafala systeem (sponsorschap voor buitenlandse werknemers). Zo is er in 2021 een eerste wetswijziging doorgevoerd teneinde de rechtspositie van arbeidsmigranten te verbeteren. Tegelijkertijd blijven zorgen bestaan ten aanzien van uitvoering en handhaving.
Deelt u de zorgen van Human Rights Watch over de persvrijheid, rechten van vrouwen en rechten van de lhbtqi-gemeenschap? Kunt u dit toelichten?
Nederland deelt zorgen over een aantal ontwikkelingen in Saoedi-Arabië, waaronder de veroordelingen van veelal vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en critici, de vrijheid van meningsuiting en gelijke rechten. Deze onderwerpen vormen onderwerp van de doorlopende dialoog over mensenrechten met de Saoedische autoriteiten.
Wat vindt u in dit licht van de voorgenomen toewijzing?
Het kabinet heeft kennis genomen van de kandidatuur van Saoedi-Arabië voor het WK voetbal 2034. Na de terugtrekking van Australië is Saoedi-Arabië de enige kandidaat. De definitieve toewijzing door het FIFA-congres zal naar verwachting in het laatste kwartaal van 2024 plaatsvinden. Om een WK te mogen organiseren moet een land aan een groot aantal voorwaarden voldoen, onder andere op het gebied van infrastructuur, duurzaamheid en ook mensenrechten. In de tussentijd zal Saoedi-Arabië een openbaarbidbookmoeten indienen en er zal een technische evaluatie van het bid plaatsvinden. Het verplicht opnemen van mensenrechten in het bidbook gebeurt sinds de toewijzing van het WK in 2026, dat zal plaatsvinden in de Verenigde Staten, Canada en Mexico. Het kabinet acht het van belang dat het bidbook ingaat op de inzet van Saoedi-Arabië ten aanzien van de door de FIFA gestelde mensenrechtenvoorwaarden en hoe hieraan te voldoen, en dat deze inzet technisch wordt beoordeeld. Nederland zal dit belang in gesprekken met Saoedi-Arabië benadrukken.
Ongeacht de mogelijke toewijzing van het WK, blijft Nederland een structurele dialoog voeren met Saoedi-Arabië over mensenrechten (inclusief arbeidsomstandigheden), zowel op politiek als op hoog-ambtelijk niveau.
Bent u in gesprek met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) over hun rol binnen de Fédération Internationale de Football Association (FIFA)? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, evenals ambtenaren van het ministerie, onderhouden regelmatig contact met de KNVB over diverse onderwerpen. De KNVB zet zich op verschillende manieren in voor maatschappelijke thema’s, waaronder goed bestuur, integriteit en mensenrechten.
Deelt u de mening dat beloften die zijn gedaan aan internationale mensenrechtenorganisaties om bij volgende toewijzingen ook de mensenrechten in acht te nemen, worden gebroken als het volgende WK wordt toegewezen aan een land waarin een regime heerst dat ook vrouwen- en lhbtqi-rechten schendt?
In de afgelopen 10 jaar heeft de FIFA wijzigingen doorgevoerd in het proces van het toewijzen van WK’s. Landen dienen nu aan diverse extra voorwaarden te voldoen, waarbij ook aandacht voor mensenrechten verplicht is. Saoedi-Arabië zal deze aspecten moeten opnemen in het openbarebidbook, waarna een technische evaluatie zal plaatsvinden. Pas na deze evaluatie kan het WK formeel worden toegewezen.
Het artikel ‘Officieel Tour de France Femmes 2024 begint in Rotterdam, drie ritten in Nederland’. |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «officieel Tour de France Femmes 2024 begint in Rotterdam drie ritten in Nederland»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke subsidierelatie de landelijke overheid had met eerder georganiseerde grote wielerevenementen waarvan enkele etappes in Nederland georganiseerd werden, zoals de Tour de France, De Giro en de Vuelta?
De landelijke overheid heeft op basis van de toen geldende kaders toegekend aan een aantal grote wielerevenementen waarvan enkele etappes in Nederland georganiseerd werden, zoals:
Klopt het dat de organisatoren van de Tour de Femmes 2024 geen mogelijkheid hebben om subsidie aan te vragen voor de organisatie van de etappes die in Nederland georganiseerd gaan worden?
Sinds 2021 is de subsidieregeling topsportevenementen 2021 – 2023 van toepassing. Voortschrijdend inzicht heeft geleid tot een bewuste beleidsmatige keuze om met ingang van de huidige subsidieregeling topsportevenementen 2021 – 2023 niet langer internationale topsportevenementen financieel te ondersteunen waarvan de eigendomsrechten niet liggen bij een Europese of Wereldbond, maar bij commerciële partij (Zie artikel 3, lid 2 onder b). Bij de Tour de France en Tour de France Femmes is dat het geval. De Subsidieregeling topsportevenementen 2021 – 2023 is destijds voorgelegd aan de Tweede Kamer en akkoord bevonden.
Voor het organiseren van internationale topsportevenementen moet de organisator in de regel een vergoeding betalen aan de eigenaar van het betreffende topsportevenement. In de regel is dat de Europese bond of de Wereldbond in de betreffende tak van sport. Dit zijn non-profit organisaties. De vergoeding komt dan ten goede aan de sport.
Het komt ook voor dat de eigendomsrechten van het topsportevenement in handen zijn van een commerciële partij. Waar de betaalde vergoeding dan voor wordt gebruikt is minder duidelijk. Hierdoor is er een mogelijkheid dat de
vergoeding (deels) wordt uitbetaald aan de aandeelhouders. De subsidie is daarvoor niet bedoeld. Om die reden wordt een subsidieaanvraag voor een dergelijk topsportevenement afgewezen.
Het is dus niet mogelijk voor de Tour de Femmes 2024 om een subsidie aan te vragen middels deze subsidieregeling.
Als er geen subsidie aangevraagd kan worden, wat is de reden dat er geen subsidiemogelijkheid is voor een wielerevenement voor vrouwen en wel voor vergelijkbare wielerevenementen voor mannen? Indien er wel subsidie aangevraagd kan worden, van welke subsidie kan de organisatie gebruik maken?
Zie antwoord op vraag 3. Sinds 2021 is een ander subsidiekader van toepassing voor topsportevenementen, daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen evenementen voor vrouwen of voor mannen.
Indien er geen subsidiemogelijkheden zijn voor de Tour de Femmes, bent u bereid om dit evenement toe te voegen aan de evenementenladder met betrekking tot subsidies?
Nee. Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid deze schriftelijke vragen vóór het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen te beantwoorden?
Ja.
De rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken rondom het WK mannenvoetbal in Qatar. |
|
Lisa Westerveld (GL), Jeanet van der Laan (D66), Jasper van Dijk , Kati Piri (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Herkent u de reconstructie in Trouw «Wopke Hoekstra en zijn ambtenaren staken een stokje voor openlijke kritiek op WK-gastland Qatar»? Zo nee, kunt u dan aangeven wat er niet zou kloppen aan deze reconstructie?1
Het klopt dat besluitvorming over het al dan niet sturen van een afvaardiging naar het WK voetbal in Qatar een voortdurende en delicate afweging betrof. Bij deze afweging stond de vraag centraal hoe mensenrechten het meest effectief kunnen worden bevorderd, met blijvend oog voor de brede Nederlandse belangen.
Het artikel doet echter geen recht aan de Nederlandse inzet op het gebied van mensenrechten in Qatar. Nederland voert een constructief-kritische dialoog en werkt samen met Qatar op het gebied van mensenrechten, inclusief die van arbeidsmigranten en lhbtiq+ personen. In het reisadvies heeft altijd een passage gestaan over de positie van lhbtiq+ personen in Qatar. Na veelvuldig interdepartementaal contact met het Ministerie van OCW is deze passage naar de openingsrubriek verplaatst zodat de risico’s duidelijker werden aangegeven. Nederland heeft Qatar herhaaldelijk verzocht een veilig en inclusief WK te organiseren, ook voor deze groep.
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken omwille van «handel en goede betrekkingen» wilde voorkomen dat er openlijke kritiek vanuit de Nederlandse overheid zou komen op Qatar? Zo nee, wat zou hier niet aan kloppen?
Dat klopt niet. Mensenrechten vormen een belangrijk fundament van ons buitenlandbeleid, en dus ook in onze brede relatie met Qatar. Als onderdeel van ons mensenrechtenbeleid blijven we middels een constructief-kritische dialoog werken aan mensenrechten in Qatar. Ook werkt Nederland samen met Qatar om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren. Nederland heeft als één van de weinige landen consequent de mensenrechtensituatie in Qatar, waaronder die van arbeidsmigranten, besproken met de Qatarese autoriteiten. Bij deze inspanningen is er altijd een zorgvuldige afweging gemaakt over hoe Nederland het meest effectief kan bijdragen aan de bevordering van mensenrechten en hoe een constructieve dialoog gevoerd kan worden met de Qatarese autoriteiten, zonder daarbij de bredere Nederlandse belangen uit het oog te verliezen.
Klopt het dat door inmenging van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, op verzoek van de Minister, de risico’s voor lhbti-bezoekers buiten een Kamerbrief werden gehouden, ondanks dat de Kamer al een aantal keer zorgen heeft geuit over deze groep?
De Kamerbrief2 (d.d. 17 mei 2022) betrof de motie Karabulut (21 501-02, nr. 2273) waarmee de regering werd verzocht geen afvaardiging te sturen naar het WK voetbal vanwege de positie en rechten van arbeidsmigranten in Qatar. De Kamerbrief gaat dan ook vooral in op de situatie en positie van arbeidsmigranten en wat Nederland doet om deze te bevorderen.
Met betrekking tot de risico’s voor lhbtiq+ bezoekers tijdens het WK heeft Nederland Qatar herhaaldelijk verzocht een inclusief WK te organiseren, ook voor deze groep. Die inzet is ook in deze brief benoemd. Er is ambtelijk uitgebreid van gedachten gewisseld over de wijze waarop het kabinet moest inzetten op de veiligheid van lhbtiq+ personen, en hoe dit te verwoorden in de Kamerbrief. De Kamerbrief is vervolgens met instemming van het kabinet uitgegaan. In de brief is niet nader ingegaan op de situatie voor lhbtiq+ bezoekers in Qatar tijdens het WK. Het Ministerie van BZ en de KNVB hebben daar specifieke communicatiekanalen voor benut, waaronder de reisadviezen. Daarin is altijd aandacht besteed aan de strafbaarheid en de risico’s die de lhbtiq+ gemeenschap zou kunnen lopen in Qatar. Na veelvuldig interdepartementaal contact met het Ministerie van OCW is de passage die hier over ging naar de openingsrubriek verplaatst zodat de risico’s duidelijker werden. Dit genoot de steun van alle betrokken departementen.
Wat vindt u met de kennis van nu hiervan? Deelt u de mening dat mensenrechten altijd belangrijker zijn dan handelsbelangen? Zo ja, hoe rijmt dit zich met de reconstructie van Trouw?
Het besluit om een afvaardiging naar Qatar te sturen tijdens het WK voetbal was een zorgvuldige afweging van diverse belangen. Bevordering van mensenrechten vormt hier een belangrijk onderdeel van, naast andere nationale belangen. In het licht van deze gevoelige afweging verliep het ambtelijke afstemmingsproces niet optimaal en met de nodige uitdagingen. Het definitieve besluit is, zoals eerder vermeld, met instemming van het kabinet genomen.
Zijn er op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog meer zaken weggelaten uit Kamerbrieven?
De besluitvorming over het al dan niet sturen van een afvaardiging naar het WK voetbal in Qatar is een voortdurende en delicate afweging geweest. De Kamerbrief van mei 2022 (d.d. 17 mei 2022)3 aangaande het WK voetbal in Qatar is tot stand gekomen middels een interdepartementaal afstemmingsproces waarbij over en weer tekstsuggesties zijn gedaan ten aanzien van de verschillende conceptversies. Dit is een gangbaar proces, dat in dit geval wat strubbelingen heeft gekend. De Kamerbrief van oktober 2022 (d.d. 19 oktober 2022)4 aangaande het WK voetbal in Qatar is niet met alle ministeries ambtelijk afgestemd maar wel in de ministerraad besproken en akkoord bevonden. Alle Kamerbrieven5 aangaande het WK voetbal in Qatar zijn uitgestuurd namens het gehele kabinet. Middels de Kamerbrieven is uw Kamer te allen tijde tijdig en zo volledig mogelijk geïnformeerd.
Bent u het met ons eens dat deze omgangsvorm met de Kamer geen schoonheidsprijs verdient, gezien de diverse wensen vanuit de Kamer, zoals al gedaan in de aangenomen motie Karabulut c.s. in 2021, maar ook in diverse debatten over sport en buitenlandse zaken?2
De overwegingen ten aanzien van het sturen van een afvaardiging naar Qatar en de daaropvolgende beslissingen zijn steeds gecommuniceerd met uw Kamer. Deze overwegingen zijn consistent gericht geweest op het realiseren van het beoogde doel, namelijk het handhaven van een constructief-kritische dialoog en samenwerking met Qatar ten aanzien van de mensenrechten, in het bijzonder met betrekking tot arbeidsmigranten, om uiteindelijk een duurzame en positieve verandering te bewerkstelligen, zonder daarbij de bredere Nederlandse belangen uit het oog te verliezen.
Wat zegt het feit dat de beslisnota over de Kamerbrief niet vermeld over deze spanningsvelden en het ongemak over de openheid van het kabinet, die juist vergroot zou moeten worden door het openbaarmaken van beslisnota’s? Zijn er elementen uit deze beslisnota verwijderd voor de stukken naar de Kamer zijn gestuurd?
De beslisnota van het Ministerie van Buitenlandse Zaken die is verstuurd aan de Kamer is pas na overleg in de ministerraad – waar overeenstemming is bereikt over de inhoud van de Kamerbrief – de lijn in gegaan. Er zijn geen elementen uit de beslisnota verwijderd. Het ambtelijk spanningsveld had wel genoemd kunnen worden.
Klopt het dat door bemoeienis van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft besloten om geen One Love aanvoerdersband, maar een speldje te dragen?
Bewindspersonen op dienstreis zijn vertegenwoordigers van het kabinet en dragen daar het kabinetsstandpunt uit
Hoe kijkt u met de kennis van nu terug naar het, in uw woorden «constructief-kritisch beleid, waarin samenwerking en dialoog centraal staan»? Op welke manier heeft deze houding bijgedragen aan de verbetering van de mensenrechtensituatie en specifiek de situatie van arbeidsmigranten?
Qatar heeft de afgelopen jaren een aantal concrete stappen gezet om de meest problematische en beperkende aspecten van het zogenaamde kafala- of sponsorschapssysteem af te schaffen. Zo zijn bijvoorbeeld het «uitreisvisum vereiste» en het «certificaat van geen bezwaar» afgeschaft, waardoor arbeidsmigranten gemakkelijker van baan kunnen wisselen. Daarnaast zijn elektronische betalingen ingevoerd, medezeggenschapsraden binnen bedrijven opgericht, en is er een verhoogd minimumloon en hittestress wetgeving ingesteld.
Het jaarlijkse en meest recente voortgangsrapport van de ILO (d.d. 13 november 2023) constateert, evenals in voorgaande jaren, dat de hervormingen aantoonbaar tot verbeteringen in de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten hebben geleid. Deze hervormingen zijn mede tot stand gekomen door de duurzame inspanningen van relevante stakeholders, waaronder internationale organisaties als de ILO en landen zoals Nederland. Zo blijft het afschaffen van het Certificaat Geen Bezwaar het in toenemende mate mogelijk maken voor werknemers in Qatar om van baan te verwisselen: inmiddels zijn 669,198 werknemers gewisseld van baan tussen september 2020 en oktober 2023. Ongeveer de helft daarvan heeft in het afgelopen jaar van baan gewisseld. Zoals verwoord in de brief van het kabinet (d.d. 19 oktober 2022) zal Nederland blijven bijdragen aan verbetering van de mensenrechtensituatie in Qatar en specifiek de situatie van arbeidsmigranten in het land door middel van constructief-kritisch beleid, waarin samenwerking en dialoog centraal staan. Zo heeft bijvoorbeeld de Nederlandse ambassade in Qatar in samenwerking met het Qatarese Ministerie van Buitenlandse Zaken vier reeksen medezeggenschapstrainingen georganiseerd voor bestaande medezeggenschapsraden in het land. De trainingen hebben plaatsgevonden in augustus en september 2020, juni en november 2021 en augustus 2022, en dienen als voorbeeld van een succesvolle samenwerking waarbij Nederlandse expertise is ingezet om te werken aan de implementatie van arbeidshervormingen. Het leeuwendeel van bestaande medezeggenschapsraden in Qatar, die gezamenlijk ruim 50.000 arbeidsmigranten in het land vertegenwoordigen, zijn door Nederland getraind.
Het is en blijft uitdagend om met zekerheid te bepalen of verbeteringen in de mensenrechtensituatie in Qatar kunnen worden toegeschreven aan de inspanningen van één partij, al wordt Nederland in Qatar en door de Qatarese overheid wel gezien als een belangrijke en toegewijde partner met betrekking tot mensenrechten. De samenwerking met de Nederlandse ambassade in Doha op sociale dialoog wordt specifiek aangemerkt in het ILO-rapport als een positieve ontwikkeling. Het constructief-kritische beleid van Nederland heeft het mogelijk gemaakt om naast arbeidsrechten ook andere, vaak gevoelige en voor Nederland belangrijke, mensenrechtenkwesties, zoals persvrijheid, vrijheid van religie en levensovertuiging, gelijke rechten voor vrouwen en lhbtiq+ personen, te bespreken. De Nederlandse ambassade in Doha bespreekt deze ook met relevante stakeholders, waaronder gelijkgezinden in Doha en het EU-kantoor.
Tegelijkertijd zijn er nog belangrijke stappen te zetten, zoals ook vermeld in het nieuwsbericht van Amnesty d.d. 16 november 2023, en blijft bovendien bij veel van deze hervormingen toezicht op lange-termijn uitvoering, door het Qatarese Ministerie van Arbeid en partijen als ILO, van groot belang.
Heeft u zich publiekelijk uitgesprokentegen tegen de schending van mensenrechten bij de bouw van de stadions, zoals in het antwoord op eerdere Kamervragen is aangegeven? Zo ja, bij welke gelegenheid is dit gedaan?3
In de aanloop naar, gedurende, en na het WK heeft Nederland herhaaldelijk de mensenrechtensituatie van arbeidsmigranten met de Qatarese autoriteiten besproken, zowel op politiek als op hoog ambtelijk niveau. Na afloop van deze gesprekken is er regelmatig openlijk verslag van gedaan, bijvoorbeeld via sociale media of tegenover journalisten. In de beantwoording op de volgende vragen wordt de opvolging van deze gesprekken nader toegelicht.
Op welke wijze heeft het kabinet zich ingespannen om «voor verdere samenwerking met Qatar op het gebied van mensenrechten, specifiek de positie van arbeidsmigranten in Qatar» te verbeteren, zoals beschreven in de brief van 11 november 2022? Wordt hier ook de komende jaren concreet vervolg aan gegeven?4
In de brede bilaterale relatie met Qatar zet Nederland zich actief in voor onder andere arbeidsrechten, persvrijheid, vrijheid van religie en levensovertuiging, en gelijke rechten voor vrouwen en lhbtiq+ personen. Deze inzet zal de komende jaren onverminderd worden voortgezet. Nederland bespreekt mensenrechtenkwesties direct met de Qatarese autoriteiten, maar ook met internationale organisaties als de ILO en IOM, en ngo’s zoals Amnesty International, Human Rights Watch en Migrants Rights.
In aanvulling op voortdurende dialoog, wordt er concreet vervolg gegeven aan het tripartite MoU tussen Nederland, Qatar en de ILO dat in februari 2023 is ondertekend. De samenwerking in het MoU richt zich op drie hoofdthema’s: conflictbeslechting, sociale dialoog en loonbescherming. Momenteel werkt de Nederlandse ambassade in Doha aan de ontwikkeling van een handboek voor medezeggenschapsraden in Qatar en wordt er een «train the trainer»-opleiding georganiseerd voor trainers in Qatar, waarbij dit handboek als basis dient. Bovendien werkt de ambassade samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aan een kennisuitwisseling met het Qatarese Ministerie van Arbeid om de lokale capaciteit te versterken op het gebied van sociale dialoog, geschillenbeslechting en loonbescherming.
Wat is de stand van zaken rondom het compensatiefonds waar zowel (inter)nationale vakbonden en voetbalorganisaties zoals de KNVB voor hebben gepleit? Hoeveel arbeiders zijn gecompenseerd? Wie houdt hier toezicht op?
Naast het reeds bestaande «Workers» Support and Insurance Fund» (2018) van Qatar voor arbeidsmigranten, is er geen additioneel compensatiefonds opgericht zoals destijds is bepleit door organisaties als Amnesty International.
Het is gebruikelijk dat minimaal een jaar na het WK tijdens een FIFA-congres de financiële afhandeling van een toernooi met de FIFA-leden wordt gedeeld. Deze financiële afhandeling omvat onder andere ook de legacy-fondsen. Legacy-fondsen worden gefinancierd met een percentage van de commerciële inkomsten van een WK. Gewoonlijk gaat een deel van deze legacy-fondsen als winst naar het gastland. Qatar heeft echter aangegeven hiervan af te willen zien en verklaart dat deze fondsen op alternatieve manieren ten goede ingezet mogen worden. Op welke manier dat zal gebeuren is nog niet bekend.
Deelt u de mening dat er veel beloften zijn gedaan, maar er weinig concreet gedaan lijkt te zijn aan de situatie van de arbeidsmigranten en hun families? Zo nee, wat is er concreet gedaan om de situatie van deze mensen te verbeteren?
De laatste rapporten van de ILO tonen aan dat de verschillende (onder vraag 9 beschreven) hervormingen in Qatar tot verbeteringen in de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten hebben geleid (d.d. okt 2022 en november 2023). Ondanks de geboekte resultaten zijn er nog stappen te zetten om de positie van arbeidsmigranten in Qatar te verbeteren, zoals ook vermeld in het bericht van Amnesty International (d.d. 16 november 2023). Zo blijven er zorgen over de volledige implementatie en handhaving van de doorgevoerde hervormingen en zijn verschillende problemen die bestonden voor het WK nog steeds actueel. Volgens de ILO staat de komende tijd in het teken van implementatie en handhaving. De ILO benadrukt dan ook het belang van trainingen en capaciteitsopbouw op het vlak van registratie van ongevallen, hittestresswetgeving, geschillenbeslechting en sociale dialoog. Zowel het Qatarese Ministerie van Arbeid als de ILO geven in gesprekken aan dat Qatar gecommitteerd blijft aan de verdere implementatie van de hervormingsagenda. Nederland volgt de uitvoering van deze hervormingen nauwgezet en draagt hier ook aan bij, zoals uiteengezet onder vraag 9 en 11.
Als Qatar zo veel invloed heeft op het Nederlandse mensenrechtenbeleid door de handel in vloeibaar gas, wordt het dan geen tijd om deze afhankelijkheid af te bouwen in het kader van strategische autonomie?
Mensenrechten zijn en blijven een belangrijk fundament van het Nederlands buitenlandbeleid en daarbij ook een belangrijk onderdeel in de relatie tussen Nederland en Qatar. Het gas uit Qatar speelt nu en de komende jaren een belangrijke rol in het kader van de energiemix ten behoeve van het borgen van de leveringszekerheid. Het draagt bij aan een zo divers mogelijk portfolio waarmee afhankelijkheden zo veel mogelijk worden voorkomen. Het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden is onderdeel van de kabinetsinzet ter versterking van de Europese Open Strategische Autonomie. Zoals de Kamerbrief «Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden» (d.d. 12 mei 2023)9 beschrijft, ligt overheidsingrijpen enkel in de rede als een afhankelijkheid risicovol én strategisch is. Dit hangt onder meer af van het risico op leveringsonderbrekingen en de mate van strategisch belang van de afhankelijkheid voor het borgen van onze publieke belangen.
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk en binnen de gestelde termijn aan de Kamer doen toekomen?
De beantwoording op de vragen is uw Kamer, gelet op de vereiste interdepartementale afstemming, zo spoedig mogelijk toegestuurd.
Het artikel ‘Atlete Lieke Klaver baalt van ’lullige’ regeling over verdiensten: ’Waar heb je het dan voor gedaan?’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Atlete Lieke Klaver baalt van «lullige» regeling over verdiensten: «Waar heb je het dan voor gedaan?»»1
Ja.
Bent u bekend met de regeling over de verdiensten van sporters die aangesloten zijn bij NOC*NSF en dat atleten relatief weinig inkomsten overhouden of zelfs een deel van de toelage moeten terugbetalen? Hoe kijkt u hiernaar?
Ja, ik ben bekend met de regeling. De gevolgen van deze regeling kunnen op individueel niveau variëren, afhankelijk van leeftijd en andere inkomsten. Dit aspect heeft de aandacht van zowel het Fonds voor de Topsporter als NOC*NSF en wordt meegenomen bij de evaluatie en herijking die nu worden uitgevoerd van het huidige voorzieningenmodel voor topsporters (inclusief de stipendiumregeling). Dit maakt deel uit van het strategisch kader topsport 2032, ontwikkeld door de VSG, NOC*NSF en het Ministerie van VWS, als onderdeel van Sportakkoord II. In dit strategisch kader is verantwoord organiseren van topsport een integraal onderdeel. Dit omvat ook het waarborgen van de positie van topsporters door middel van passende voorzieningen die financieel duurzaam en toekomstbestendig zijn.Bovenkant formulier
Bent u betrokken bij het proces van het ontwikkelen van een nieuw model voor sporters door NOC*NSF en welke ontwikkelingen zijn er om tot een beter, meer lonend en meer passend stipendiumregeling te komen? Op welke termijn kunt u een definitief voorstel aan de Kamer terugkoppelen?
NOC*NSF ontwikkelt samen met de sportbonden, vanuit het strategisch kader topsport, de topsportstrategie 2025+ voor het toekomstige topsportbeleid. Hiervoor voert NOC*NSF momenteel een verkenning uit naar diverse scenario's voor een nieuw voorzieningenmodel voor topsporters. De verwachting is dat NOC*NSF mij eind 2024 de topsportstrategie 2025+ zal presenteren. Daarna kan ik uw Kamer nader informeren over de nieuwe koers.
Deelt u de mening dat uitzonderlijke prestaties ook beloond mogen worden en hoe kan voorkomen worden dat atleten hun toelage terug hoeven te betalen wanneer zij door goede prestaties geleverd te hebben «te veel» hebben verdiend?
Topsportprestaties zijn van maatschappelijke waarde, mits we topsport op een verantwoorde manier organiseren. Daarmee bedoel ik dat we oog moeten hebben voor persoonlijke ontwikkeling, welzijn, beroepsperspectief, integriteit, kansengelijkheid, diversiteit en duurzaamheid. Maar ook de verdere professionalisering van het beroep van topsporter. Dit wordt meegenomen door zowel NOC*NSF als het Fonds voor de Topsporter in hun inspanningen om een nieuw model te ontwikkelen waarmee de positie van de topsporter wordt verstevigd. Ik kijk met belangstelling uit naar de scenario's voor een nieuw voorzieningenmodel.
Kunt u de beantwoording van deze vragen voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Begrotingsonderdeel Sport en Bewegen 2023 aan de Kamer sturen?
Ja.
De noodzaak van ondersteuning voor sportverenigingen en -accommodaties |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de actuele stand van zaken en problemen van sportverenigingen en -accommodaties? Hoe houdt u de vinger aan de pols?
Om op de hoogte te blijven van de actuele stand van zaken voer ik gesprekken met de sector en heb ik veelvuldig contact met het Mulier Instituut, dat de monitoring in de sportsector uitvoert. Door de gesprekken met de sector en de monitoring van het Mulier Instituut heb ik inzicht in de stand van zaken van sportverenigingen en de (financiële) uitdagingen waar zij voor staan.
Hoeveel sportclubs (ondernemers en verenigingen) hebben gebruik gemaakt van de TEK (Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb), vanaf welke datum en welke bedragen zijn uitgekeerd? Hoeveel aanvragen lopen nog? Hoeveel amateursportverenigingen voldeden niet aan de voorwaarden?
De Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) is een regeling die uitgevoerd wordt door de RVO in opdracht van het Ministerie EZK. Aanvragen voor de TEK konden ingediend worden tot en met 2 oktober 2023.
Per 14 september jl. hebben in totaal 831 sportclubs (ondernemers en verenigingen)1 TEK toegekend gekregen, daarnaast zijn 145 aanvragen nog in behandeling. In totaal voldeden 162 sportclubs niet aan de voorwaarden. In de registratie is geen onderscheid tussen amateursportverenigingen en professionele sport, waardoor deze gegevens niet separaat kunnen worden weergeven. De totale (maximale) subsidie voor de toegekende aanvragen in deze sectoren bedraagt ruim € 18 miljoen, waarvan circa € 6,5 miljoen aan voorschot is uitgekeerd. De definitieve subsidie is afhankelijk van de gemiddelde energieprijzen voor gas en elektriciteit in 2023. Als deze lager zijn dan voorzien, moeten ontvangers van de TEK (een gedeelte van) de subsidie terugbetalen zoals ook toegelicht in onder meer de Kamerbrief Stand van zaken Tegemoetkoming Energiekosten van 9 februari jl.2
Hoeveel zwembaden hebben gebruik gemaakt van de Specifieke uitkering meerkosten energie openbare zwembaden? Hoeveel van de 207 miljoen euro is inmiddels uitgekeerd? Hoeveel aanvragen lopen er nog? Is het budget van 207 miljoen euro voldoende?
Voor de specifieke uitkering ter tegemoetkoming van de gestegen energiekosten van openbare zwembaden in verband met de energiecrisis (SPUK MEOZ) geldt dat 280 gemeenten hiervoor een aanvraag hebben ingediend, waarbij 603 zwembaden gemoeid zijn. Er is voor € 156,5 miljoen verleend van de € 205,5 miljoen die hiervoor ter beschikking is gesteld. Deze regeling is gesloten voor aanvragen en is hiermee niet uitgeput.
Op 13 oktober ontving ik bericht van de VSG waarin wordt gesteld dat de zwembaden het financieel zwaar hebben. Ik ben met de VSG in gesprek gegaan over de verwachte problemen bij energiekosten in 2024 maar zie op dit moment helaas geen mogelijkheden om aanvullende financiële ondersteuning te bieden aan de zwembaden. De maatregelen die het kabinet heeft genomen om tegemoet te komen aan de gestegen energiekosten waren tijdelijk van aard. Dit geldt ook voor de SPUK MEOZ. Eind 2024 zullen de aanvragen vanuit de SPUK MEOZ worden verantwoord en vastgesteld, dan zal ook duidelijk worden in hoeverre er sprake is van het terugbetalen van uitgekeerde voorschotten. Een besluit over eventuele aanvullende energiesteun is gezien de demissionaire status aan een volgend kabinet. Het bericht van de VSG onderstreept voor mij het belang van de verduurzaming van zwembaden.
Hoeveel amateursportverenigingen hebben via hun gemeente gebruik gemaakt van de regeling Specifieke uitkering noodfonds energie amateursportverenigingen (SPUK-NEAS)? Hoeveel van de 6 miljoen euro is inmiddels uitgekeerd? Hoeveel aanvragen lopen er nog?
Voor de specifieke uitkering ter tegemoetkoming van de gestegen energiekosten van amateursportverenigingen in verband met de energiecrisis (SPUK NEAS) geldt dat er voor € 8,3 miljoen is aangevraagd door 188 verschillende gemeenten ter ondersteuning van de amateursportverenigingen. Aanvragen van gemeenten worden op dit moment beoordeeld. Het streven is om voor het einde van de jaarafsluiting het beschikbare bedrag van € 6 miljoen, naar rato, te verdelen over de gemeenten die een aanvraag hebben ingediend.
Hoewel de SPUK NEAS op basis van de aanvragen door gemeenten is uitgeput zijn er momenteel geen signalen vanuit NOC*NSF, Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en het Mulier Instituut dat de ondersteuning aan amateursportverenigingen voor gestegen energieprijzen in 2022 en 2023 als zodanig onvoldoende is gebleken. Ook zijn er vanuit NOC*NSF, POS, VSG en het Mulier Instituut op dit moment geen signalen binnengekomen dat sportverenigingen deze winterperiode in de problemen zullen komen. Wel heeft het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) laten weten dat circa de helft van de 365 verenigingen die gereageerd hadden op een uitvraag van de RVVB zorgen hebben over de financiële situatie van de vereniging voor komende winter. Ook komend jaar houd ik daarom de vinger aan de pols door onder andere een onderzoek van het Mulier Instituut naar de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, waarmee meer inzicht verkregen kan worden in de financiële mogelijkheden van amateursportverenigingen om te verduurzamen. Ik vind het belangrijk om zowel oog te hebben voor de verduurzamingsopgave van de sportsector als voor de andere (financiële) opgaven waar amateursportverenigingen voor staan.
Is het totaal aangevraagde bedrag voor het SPUK-NEAS tot nu toe hoger dan het budget van 6 miljoen euro of is dit budget voldoende? Wordt verwacht dat het voor 2023 in totaal aangevraagde bedrag hoger zal zijn dan 6 miljoen euro? Zo ja, hoeveel hoger?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel sportclubs (ondernemers en verenigingen) hebben volgens uw inschatting gebruik gemaakt van een bijdrage uit het Gemeentefonds? Hoeveel van de 300 miljoen euro is inmiddels uitgekeerd, hoeveel aanvragen lopen er nog?
In mijn appreciatie van de motie van de leden Van Dijk en Van der Laan3 tijdens het Wetgevingsoverleg Sport en bewegen van 1 december 20224 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 195) heb ik, net als in mijn brief aan uw Kamer van 31 januari jl.5, aangegeven dat het niet mogelijk is te zeggen hoe de extra prijsbijstelling door gemeenten zal worden besteed. Deze middelen zijn op grond van de Financiële Verhoudingswet vrij besteedbaar en gemeenten hoeven over de besteding dan ook geen verantwoording af te leggen aan het Rijk. De besteding van deze middelen is aan de gemeenteraad en dus aan het lokale democratische proces. Waar gemeenten ervoor kiezen de sport te steunen, kunnen ze dat doen uit verschillende bronnen, waaronder het gemeentefonds. Een één-op-één-relatie tussen baten en lasten is daarbij niet te maken aangezien de middelen -zoals hiervoor opgemerkt- uit het gemeentefonds vrij besteedbaar zijn.
Welke stappen heeft u al gezet om in samenspraak met gemeenten te komen tot een voorstel voor een landelijke sturing en coördinatie van verduurzaming van sportverenigingen en sportaccommodaties, gezien het feit dat uit het onderzoek van het RVVB (Register voor Verenigingsbestuurders) blijkt dat 60% van de sportverenigingen niet verwacht binnen vier tot vijf jaar zodanig te zijn verduurzaamd dat zij de structureel hogere energierekening kunnen dragen, vanwege gebrek aan kennis, middelen en mensen?
In mijn brief over de huidige stand van zaken met betrekking tot de energiekosten-ondersteuning en verduurzaming van de sportsector en de mogelijkheden tot het versnellen hiervan die gelijktijdig naar uw Kamer zal worden verzonden ga ik uitgebreid in op dit vraagstuk en deze inzet. In lijn met de moties van het lid Mohandis (PvdA)6 en van de leden Leijten en Van Nispen (SP)7 heb ik verkend hoe een grotere rol voor gemeenten kan helpen om de sportsector sneller te verduurzamen en clubs meer te ontzorgen. Over zo’n aanpak ben ik in gesprek met de VSG.
Er is brede consensus dat regionale coördinatie, langs de lijnen van de 27 VSG-regio’s in Nederland, kan zorgen dat de lokale verduurzamingsopgave sneller en beter wordt aangepakt. Samen met de VSG stel ik een plan van aanpak op om in zoveel mogelijk van de 27 VSG-regio’s een gemeentelijke coördinatiegroep voor de verduurzaming van sportvastgoed op te laten zetten.
Hoeveel sportclubs (ondernemers en verenigingen) hebben stappen gezet om te verduurzamen? Hoeveel sportclubs (ondernemers en verenigingen) maken zich nog steeds zorgen over de financiële gevolgen van hogere energiekosten voor de komende winter?
Ik heb geen exacte cijfers van het aantal sportclubs die stappen hebben gezet om te verduurzamen. Wel zie ik dat veel sportverenigingen al hard bezig zijn met de verduurzamingsopgave die er ligt. In het rapport Sportaccommodaties 20238 concludeert het Mulier Instituut dat de sportsector steeds meer aandacht heeft voor duurzaamheid, met jaarlijks toenemende investeringen van sportverenigingen en gemeenten in energiebesparing, circulariteit en klimaatadaptatie. Zo had tijdens de eerste meting van het Mulier Instituut in 2014 slechts 4% van de verenigingen zonnepanelen, inmiddels is dit opgelopen tot 33%. Ook heeft de helft van de verenigingen die door het Mulier Instituut bevraagd zijn geïnvesteerd in energiebesparende maatregelen, dit is sinds juli 2022 gestegen van 36% naar 51%.
De verduurzaming van de sport wordt op dit moment al op verschillende manieren ondersteund. Voorbeelden zijn financiële instrumenten zoals de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (Bosa-regeling) en de specifieke uitkering Stimulering Sport. Op het platform Duurzamesportsector.nl, beheerd door het Kenniscentrum Sport en Bewegen, zijn verschillende goede voorbeelden van verduurzaming van sportclubs toegevoegd en is het overzicht van beschikbare subsidies te vinden. Daarnaast heb ik gratis ontzorgingstrajecten beschikbaar gesteld voor sportaccommodaties die willen verduurzamen.
Uit monitoring van het Mulier Instituut over de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen blijkt dat de gestegen energielasten één van de uitdagingen is voor de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, maar niet de enige. Hier liggen ook andere redenen aan ten grondslag, zoals dalende ledenaantallen, dalende inkomsten en een dalend aantal vrijwilligers. Ik neem de zorgen van de amateursportverenigingen serieus. Er zijn op dit moment geen signalen binnengekomen vanuit NOC*NSF, POS, VSG en het Mulier Instituut dat sportverenigingen deze winterperiode in de problemen zullen komen. Desondanks houd ik ook komend jaar de vinger aan de pols door onder andere een onderzoek van het Mulier Instituut naar de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, waarmee meer inzicht verkregen kan worden in de financiële mogelijkheden van amateursportverenigingen om te verduurzamen. Ik vind het belangrijk om zowel oog te hebben voor de verduurzamingsopgave van de sportsector als voor de andere (financiële) opgaven waar amateursportverenigingen voor staan.
Denkt u dat het noodzakelijk is de steunmaatregelen voor sportclubs in 2024 voort te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke en hoe heeft u dat in de begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport opgenomen? Bent u in ieder geval van plan de sportclubs hierover duidelijkheid te bieden op Prinsjesdag? Zo nee, waarom niet?
Afgelopen winter heb ik openbare zwembaden en amateursportverenigingen door middel van niet-structurele specifieke uitkeringen aan gemeenten ondersteund. Destijds is al aangegeven dat deze ondersteunende regelingen van toepassing zouden zijn voor de periode van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2023. De gelden voor het noodfonds voor amateursportverenigingen en zwembaden zijn daarmee niet structureel.
Een alternatief plan is niet aan de orde. Dat laat onverlet dat ik mij blijf inzetten voor de verduurzaming van de sportsector om zo een eventuele nieuwe stijging in energieprijzen in de toekomst beter op te kunnen vangen en de sector zo toekomstbestendiger te maken. In mijn brief over de huidige stand van zaken met betrekking tot de energiekosten-ondersteuning en verduurzaming van de sportsector en de mogelijkheden tot het versnellen hiervan die gelijktijdig naar uw Kamer zal worden verzonden, ga ik verder in op deze inzet. Tevens biedt het bestaande instrumentarium, waaronder het sportakkoord, middelen om sportverenigingen hierin te ondersteunen. Dat gaat bijvoorbeeld om de ondersteuners lokale sport, sportparkmanagers en clubkadercoaches.
Hoe laat u de sportclubs (ondernemers en (amateur)verenigingen) achter voor een nieuw kabinet?
In mijn brief over de huidige stand van zaken met betrekking tot de energie ondersteuning en verduurzaming van de sportsector en de mogelijkheden tot het versnellen hiervan die gelijktijdig naar uw Kamer zal worden verzonden informeer ik u over de inzet om tot een snelle verduurzaming van de sportsector te komen. Hierin wordt ook ingegaan op de stappen die nodig zijn om sportverenigingen weerbaarder te maken voor de toekomst. Dat is niet alleen een verhaal van het Ministerie van VWS, maar altijd in samenwerking met verschillende partners.
Wilt u deze vragen, gezien het belang voor sportclubs, binnen de gestelde termijn van drie weken beantwoorden? Zo nee, waarom is dat niet mogelijk?
Het is niet gelukt de vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden. De reden van het uitstel is dat afstemming van de antwoorden meer tijd vergde.
Het bericht dat Europese voetbalclubs sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne zo’n 40 miljoen euro aan transfer – en huursommen aan hun Russische tegenhangers hebben betaald. |
|
Bart van den Brink (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat ondanks de oorlog in Oekraïne Europese voetbalclubs nog steeds volop zaken doen met Russische voetbalclubs?1 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat Europese voetbalclubs sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne nog zo’n 40 miljoen euro aan transfer- en huursommen aan hun Russische tegenhangers hebben betaald? Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat Nederlandse en Europese voetbalclubs zaken doen met Russische voetbalclubs, omdat indirect de Russische staatskas wordt gespekt met dergelijke transfers?
Het is de inzet van het kabinet om met sancties de druk op Rusland waar mogelijk steeds verder op te voeren en zo de Russische oorlogsmachine te belemmeren. Daarbij liggen voor het kabinet alle opties op tafel, waarbij Nederland ambieert een onverminderde voortrekkersrol te blijven spelen in de ontwikkeling van nieuwe maatregelen.
Onder de huidige sancties zijn dit soort transacties niet zonder meer verboden. Europese voetbalclubs dienen transacties te toetsen aan de geldende sancties. Dit houdt in dat zij een gedegen onderzoek naar de eigendoms- en zeggenschapsstructuren van de Russische clubs moeten uitvoeren, inclusief aandeelhouders en bij de transacties betrokken banken. Mits bedrijven, inclusief voetbalclubs, voldoen aan de sanctieregelgeving mogen zij in beginsel dus zaken doen in Rusland. Het is echter gezien de voortdurende aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne geen business as usual en het kabinet begrijpt het dan ook goed als bedrijven er voor kiezen om nu geen zaken te doen met Rusland.
Het kabinet staat in contact met de KNVB over de gevolgen van sanctieregelgeving voor de sector. Voor vragen van Nederlandse bedrijven, inclusief voetbalclubs, over EU-sancties is het Sanctieloket Rusland bij RVO opgericht.
Bent u in gesprek met de KNVB, de Eredivisie en Eredivisieclubs over de gevoeligheden omtrent het zakendoen met Russische voetbalclubs en/of zijn er afspraken gemaakt over deze, in de ogen van de indieners, onwenselijke praktijk? Zo nee, op welke wijze probeert u Nederlandse voetbalclubs er toe aan te zetten hun transferactiviteiten met Russische voetbalclubs te staken?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de Europese Unie ervoor gekozen om geen directe sanctiemaatregelen tegen Rusland te treffen die transfers naar EU-clubs onmogelijk maken?
Nederland is in EU-verband continu in gesprek over de effectiviteit van bestaande maatregelen en het instellen van nieuwe sancties om de druk op Rusland verder te verhogen. De voornaamste aandacht gaat hierbij uit naar personen, bedrijven en organisaties die een bijdrage leveren aan de Russische oorlogsinspanning. Het kabinet verstrekt geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt.
Bij het instellen van toekomstige sanctiemaatregelen wordt altijd gepoogd geleerde lessen uit andere landen mee te nemen.
Hoe verklaart u dat Engeland, ondanks het feit dat er het Verenigd Koninkrijk net als de EU geen directe sanctiemaatregelen tegen Rusland heeft getroffen die transfers onmogelijk maken, als enige grote voetbalnatie als koper van de Russische markt is verdwenen? En welke mogelijke lessen vallen hieruit te trekken voor de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 4.
Is er op Europese niveau onderzoek gedaan naar de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van Russische voetbalclubs zodat Europese voetbalclubs weten of er sancties gelden tegen aandeelhouders van de club of personen die het achter de schermen voor het zeggen hebben bij deze clubs? Bent u bereid hier op EU niveau onderzoek naar te laten doen?
Europese voetbalclubs dienen transacties te toetsen aan de geldende sancties. Dit houdt in dat zij een gedegen onderzoek naar de eigendoms- en zeggenschapsstructuren van de Russische clubs moeten uitvoeren, inclusief aandeelhouders en bij de transacties betrokken banken. Nederland zet zich in voor versterking van de Europese analysecapaciteit in bredere zin. Er wordt op Europees niveau in principe geen onderzoek gedaan naar eigendoms- en zeggenschapsstructuren van specifieke entiteiten, maar er zijn wel algemene richtlijnen en er is aandacht voor verbetering van informatie-uitwisseling op Europees niveau.
Bent u bereid om bij de uitwerking van het twaalfde EU sanctiepakket tegen Rusland te pleiten voor sanctiemaatregelen die transfers naar EU-clubs onmogelijk maken, waarbij eventueel een uitzondering kan worden gemaakt voor voetballers uit EU-landen en niet-Russische spelers die uit morele overwegingen willen vertrekken uit Rusland?
Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten om nieuwe sanctiemaatregelen aan te dragen waar dit kan helpen om de druk op Rusland nog verder op te voeren. Het kabinet verstrekt echter geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt.
Discriminerende spreekkoren in de stadions |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de petitie «Stop discriminerende spreekkoren in de stadions» van COC Nederland en met het bericht «Nog geen concrete afspraken voor homospreekkoren in nieuwe voetbalseizoen: «Ligt niet zo simpel»»?1, 2
Ja.
Kunt u zich vinden in de eis in de petitie dat voetbalclubs, de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en overheden er vanaf komend seizoen voor moeten zorgen dat wedstrijden consequent worden stilgelegd en indien nodig gestaakt bij discriminerende spreekkoren? Zo ja, hoe gaat u hier uitvoering aan geven? Zo nee, waarom niet? Heeft u een beeld van hoe vaak wedstrijden zijn stilgelegd bij discriminerende spreekkoren?
Wat mij betreft is ieder discriminerend spreekkoor er één te veel. Discriminatie hoort niet thuis in Nederland, ook niet op het voetbalveld. Ik ben dan ook voor het – al dan niet tijdelijk – stilleggen van wedstrijden indien zich ongewenste spreekkoren voordoen.
Zoals u weet treedt bij de signalering van discriminatoire, racistische, antisemitische of anderszins kwetsende spreekkoren de KNVB Richtlijn bestrijding verbaal geweld in werking. Dit betekent dat de thuisspelende betaald voetbal organisatie (bvo) primair verantwoordelijk is voor het optreden hiertegen. Bij signalering van discriminatoire, racistische en/of antisemitische spreekkoren zal door de thuisspelende bvo direct actie worden ondernomen door de stadionspeaker het publiek toe te laten spreken, waarbij het publiek dringend wordt verzocht tot het beëindigen van dergelijke spreekkoren. Ook wordt het publiek gewaarschuwd dat bij voortzetting/herhaling van dergelijke spreekkoren, de wedstrijd direct zal worden stilgelegd. Ingeval de spreekkoren worden voortgezet/herhaald, dan kan de scheidsrechter (al dan niet op verzoek van de thuisspelende bvo) de wedstrijd (tijdelijk) stilleggen, waarna de stadionspeaker het publiek hierover informeert en het publiek nogmaals dringend verzoekt tot beëindiging van dergelijke spreekkoren. De thuisspelende bvo dient op dat moment met de lokale overheid in overleg te treden voor het geval dat de wedstrijd definitief wordt gestaakt. Na de (tijdelijke) stillegging kan de wedstrijd door de scheidsrechter worden hervat indien de spreekkoren zijn gestopt. Ingeval de spreekkoren worden voortgezet/herhaald, dan kan de scheidsrechter (op verzoek van de thuisspelende bvo en in overleg met de lokale autoriteiten) de wedstrijd definitief staken.
In het geval van andersoortige, niet discriminerende spreekkoren, zal de thuisspelende bvo het publiek via de stadionspeaker tweemaal (kunnen) waarschuwen voordat de thuisspelende bvo de scheidsrechter verzoekt de wedstrijd (tijdelijk) stil te leggen.
De KNVB houdt niet expliciet bij hoeveel wedstrijden worden stilgelegd. Het antwoord op de vraag daarop blijf ik u dan ook schuldig.
Hoe kan het dat er nog steeds geen concrete afspraken zijn voor homospreekkoren tijdens voetbalwedstrijden, ondanks de «Richtlijn bestrijding verbaal geweld» die de KNVB heeft opgesteld om discriminerende en kwetsende spreekkoren in stadions rechtstreeks aan te pakken?3
Die afspraken zijn er wel als het om homospreekkoren gaat die ook discriminerend zijn. Vanaf aankomend seizoen wordt in de voetbalstadions ook ingegrepen als bezoekers in spreekkoren het woord homo als scheldwoord gebruiken voor bijvoorbeeld een speler of scheidsrechter. Alle betaald voetbalclubs willen af van de homospreekkoren. Vanaf de start van seizoen 2023/»24 zal de stadionspeaker bij homospreekkoren gericht op een individu, als ze massaal, repeterend en/of langdurig zijn, de daders eerst waarschuwen. Gaat men na twee van deze berichten toch door, dan wordt de wedstrijd tijdelijk stilgelegd. Daders worden opgespoord en krijgen een stadionverbod van maximaal 18 maanden. Het betaald voetbal zal na afloop van het seizoen 2023/»24 de aanpak evalueren en op basis daarvan kunnen verdere afspraken worden gemaakt.
Wordt op dit moment door de betaald voetbalorganisaties (BVO’s) consequent uitvoering gegeven aan de «Richtlijn bestrijding verbaal geweld»? Zo ja, hoe precies? Zo nee, waarom niet?
Bvo’s zijn gehouden aan de regels omtrent spreekkoren en dienen hier uitvoering aan te geven. Indien er discriminatoire, racistische, antisemitische of anderszins kwetsende spreekkoren gesignaleerd worden zal de onafhankelijk aanklager betaald voetbal onderzoek doen naar de feiten en of de bvo zich aan de richtlijnen heeft gehouden en wat er voor, tijdens en na de wedstrijd aan is gedaan. Uiteindelijk oordeelt de onafhankelijke tuchtcommissie of een bvo juist heeft gehandeld en bepaalt de strafmaat.
Bent u nog met de KNVB in gesprek om discriminatoire, racistische, antisemitische en andersoortige spreekkoren onder de aandacht te brengen van de BVO’s? Zo ja, hoe verlopen die gesprekken en wat zijn de concrete uitkomsten van die gesprekken? Zo nee, waarom niet en bent u van plan deze gesprekken weer op te pakken?
Samen met de partners, waaronder de KNVB, ben ik in gesprek over een vervolg op «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» (OVIVI). De plannen voor dit vervolg zullen de komende periode verder worden ingevuld en vormgegeven. Ik kan al wel aangeven dat spreekkoren een thema is dat door middel van trainingsprogramma’s onder de aandacht zal komen van de bvo’s.
Is hetgeen gebeurd dat u in mei vorig jaar aan de Kamer schreef, dat in samenwerking met drie BVO’s slimme technologie zou worden getoetst in een realistische (stadion)setting om discriminerende of kwetsende uitingen in stadions beter te kunnen registreren? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan?
Ja, deze pilot loopt nog en zal in het vervolg op OVIVI een vervolg krijgen. Bij PEC Zwolle is succesvol getest met de zogenaamde persoonsgebonden toegang (identificatie), waarmee men bij PEC Zwolle precies weet wie er in het stadion zit, ook als een kaartje wordt doorverkocht of doorgegeven. Dit systeem zal vanaf volgend seizoen worden gevalideerd en opgeschaald richting meerdere clubs in het betaald voetbal. Daarnaast zal verder worden gewerkt aan beeld- en geluidsystemen gekoppeld aan AI (signaleren en registreren).
Het bericht 'Sportkantine drooggelegd: kabinet sleutelt aan nieuwe anti-drankplannen' |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sportkantine drooggelegd: kabinet sleutelt aan nieuwe anti-drankplannen?1
Ja.
Klopt het dat u een enorme accijnsverhoging (50%) overweegt op alcoholhoudende dranken?
In het Nationaal Preventieakkoord (NPA) zijn doelstellingen afgesproken om het alcoholgebruik onder jongeren, zwangeren, overmatige en zware drinkers terug te dringen én op de kennis over en de bewustwording over de schadelijkheid van alcohol te vergroten. Gebleken is dat we met de huidige inzet deze doelstellingen van het NPA niet gaan halen. Daar is echt meer voor nodig. Hoewel overmatig alcoholgebruik en alcoholgebruik onder zwangeren licht lijkt te dalen, zien we dat zwaar alcoholgebruik en het alcoholgebruik onder jongeren, ondanks gezamenlijke inzet via het NPA, niet afneemt. Met name het alcoholgebruik door jongeren baart mij zorgen; bijna 21% van de jongeren tussen de 12 en 16 doet aan bingedrinken (5 glazen of meer per gelegenheid)2. In gesprekken hierover moeten we alle effectieve maatregelen om die doelen te halen, op tafel leggen. Het RIVM en WHO adviseren om maatregelen op het terrein van prijs, marketing en beschikbaarheid te overwegen. Er is geen sprake van een Kabinetsbesluit, ook niet van een politiek wensenlijstje.
Klopt het dat u de verkoop van wijn en speciaal bier in supermarkten overweegt te verbieden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat u alle alcoholische dranken in sportkantines overweegt te verbieden?
Nee, dat klopt niet. Ik ben voorstander van een gezonde sportomgeving voor de jeugd en een gezonde generatie in 2040. Een gezonde sportomgeving betekent wat mij betreft dat tijdens jeugdwedstrijden niet geschonken wordt en dat jongeren onder de 18 vanzelfsprekend niet aan alcohol kunnen komen op de sportvereniging. Ik wil graag het gesprek voeren hoe we daar kunnen komen.
Waarom wilt u iedereen die wel eens een borreltje drinkt aanpakken?
Ik wil niemand z’n drankje afpakken.
Heeft u niets beters te doen dan maatregelen bedenken die het leven van gewone Nederlanders onbetaalbaar maken? Waarom stopt u niet met het bedenken van prijsverhogende maatregelen zoals de suikertaks, vleestaks en het verhogen van accijnzen?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom mogen volwassenen niet zelf bepalen of zij nog een biertje willen drinken in de sportkantine?
Zie antwoord vraag 5.
Kan u de Kamer een afschrift sturen van de in het artikel genoemde «betuttellijst»?
Voor een totaaloverzicht van effectieve maatregelen verwijs ik u naar het RIVM-rapport «Inventarisatie aanvullende maatregelen Nationaal Preventieakkoord» dat ik op 6 april 2021 met uw Kamer heb gedeeld3. Voorts wijs ik u erop dat alcoholgebruik leidt tot een verlies aan arbeidsproductiviteit, diverse ziekten en aandoeningen, verkeersongevallen, geweld. De kosten voor de maatschappij worden geschat op € 2,3 – 4,2 mrd. per jaar.
Het artikel ‘Internationale boksbond gaat olympische status verliezen om Russische invloeden’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Internationale boksbond gaat olympische status verliezen om Russische invloeden»1?
Ja.
Onderstreept u nog steeds het belang van het weren van Russische en Wit-Russische sporters bij deelname aan landentoernooien als de Olympische Spelen?
Ja.
Bent u het eens dat niet alleen Russische sporters, maar ook trainers en officials geweerd zouden moeten worden, zeker onder eigen vlag en als ze niet nadrukkelijk afstand hebben genomen van de oorlog?
Ja, daar ben ik het mee eens.
Bent u op de hoogte van de schorsing van de Internationale Boxing Association (IBA) in 2019 vanwege corruptie bij wedstrijden, bestuurlijke en financiële problemen? En bent u op de hoogte van het toelaten door de IBA van Russische en Wit-Russische boksers op internationale competities tegen de sancties van het internationaal olympisch comité (IOC) in, waardoor de olympische status van het boksen nog verder in gevaar is gekomen?
Ja, ik ben op de hoogte van de schorsing van de IBA en het toelaten van sporters uit Rusland en Belarus onder eigen vlag door de IBA.
Het IOC heeft aangegeven zich te willen blijven inzetten voor de bokssport. Het ziet er ook naar uit dat boksen op het programma zal staan tijdens de Olympische Spelen 2028 in Los Angeles (LA2028). Dit is op het moment echter nog niet bevestigd.
Bent u op de hoogte van het feit dat het IOC de olympische erkenning van de internationale boksbond IBA op 22 juni definitief gaat intrekken? Hoe kijkt u tegen deze overweging aan gezien de Russische invloeden binnen- en het slecht functioneren van de IBA?
Ja, het IOC heeft deze erkenning inmiddels ingetrokken. Gezien de keuzes en ontwikkelingen van de IBA en de vastgelopen gesprekken tussen IBA en IOC begrijp en steun ik het besluit van het IOC.
Heeft u overleg met NOC*NSF over welke koers er met betrekking tot deelname van Russische sporters, trainers en juryleden moet worden gevaren? Klopt het dat de koers van het kabinet (geen deelname Russische sporters) afwijkt met die van NOC*NSF (onder voorwaarden deelname Russische sporters)?
Ik heb zeer regelmatig contact met NOC*NSF over dit onderwerp. We houden elkaar ook goed op de hoogte van alle ontwikkelingen.
We delen grotendeels dezelfde opvattingen. Het klopt dat er enkele nuanceverschillen zijn.
Bent u op de hoogte dat er een alternatief voor de internationale boksbond IBA is, namelijk de nieuw opgerichte World Boxing die wel kans maakt op Olympische erkenning zodat boksen op de Olympische agenda in 2028 en verder kan blijven staan en daarmee Nederlandse boksers de kans geeft op deelname en het winnen van medailles?
Ja, ik ben op de hoogte van de nieuwe opgerichte World Boxing. Ik blijf in contact met NOC*NSF om de ontwikkelingen te volgen.
Het is op dit moment nog niet duidelijk of World Boxing al zicht heeft op de Olympische erkenning, daar gaat het IOC over. Voor LA2028 verwijs ik graag naar het antwoord onder vraag 4.
Bent u het eens dat de effecten van de onvoorspelbare ontwikkelingen in de oorlog die Rusland is gestart tegen Oekraïne geen effect mogen hebben op de financiering van sportbonden? En vindt u ook dat Nederlandse sporters die voldoen aan de Olympische eisen via World Boxing meer kans maken op deelname aan Olympische Spelen dan bij de IBA die geen Olympische erkenning meer heeft? En dat zowel het ministerie als NOC*NSF als uitvoerder van het Nederlands topsportbeleid de meest kansrijke route voor deelname moeten omarmen?
Ja, ik ben het eens dat dit geen effect mag hebben op de financiering van sportbonden.
Het is op dit moment nog niet duidelijk of World Boxing al zicht heeft op de Olympische erkenning, daar gaat het IOC over. Ik blijf in contact met NOC*NSF om de ontwikkelingen te volgen. Hoe dan ook steunt NOC*NSF de Nederlandse boksers zodat zij zich kunnen voorbereiden op de komende Olympische Spelen.
Bent u bereid om steun uit te spreken voor World Boxing waar ook de Nederlandse Boksbond zich bij wil aansluiten om de kans te vergroten om boksen op het Olympische programma te houden? En deelt u de mening dat Nederland zich vanwege de Russische invloeden bij de IBA op geen enkele wijze meer moet verhouden tot de IBA?
Ik blijf in contact met NOC*NSF om de ontwikkelingen te volgen. De hoop is dat er snel duidelijkheid komt voor de internationale boksgemeenschap.
Het is zeer wenselijk dat Nederland zich niet meer hoeft te verhouden tot de IBA.
Het artikel ‘Betaald voetbal predikte loonmatiging tijdens corona, maar spelers kregen meer’ |
|
Lisa Westerveld (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u het artikel «Betaald voetbal predikte loonmatiging tijdens corona, maar spelers kregen meer»?1
Ja.
Was u er voor publicatie van dit artikel van op de hoogte dat eredivisieclubs niet eerlijk waren over het gebruik van de loonsteun? Zo ja, wanneer en waarom heeft u dit niet met de Kamer gedeeld?
Betaald voetbalorganisaties en de KNVB hebben ten tijde van de coronacrisis in hun Deltaplan «De toekomst van het Nederlands voetbal» aangegeven dat zij als gevolg van coronamaatregelen financiële schade verwachtten. In het Deltaplan hebben clubs ook meerdere routes aangegeven om die schade met eigen maatregelen op te vangen. Het Deltaplan is een document dat door de sector zelf eenzijdig is opgesteld en bevat daarmee geen afspraken tussen de sector en de overheid. Als het gaat om het gebruik van loonsteun door middel van de NOW gelden de voorwaarden zoals die in de NOW-regelingen zijn vastgelegd.
Er zijn betaald voetbalclubs die gebruik hebben gemaakt van de NOW. De NOW was bedoeld om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien in een aangewezen periode sprake was van omzetdaling van ten minste twintig procent. Als sprake was van een NOW-subsidie boven de 40.000 euro of 125.000 euro diende bij de vaststellingsaanvraag het rapport van een deskundige derde respectievelijk een accountantsverklaring te worden toegevoegd ter toetsing van het voldoen aan de voorwaarden. Als niet aan de voorwaarden is voldaan, werd de subsidie (gedeeltelijk) teruggevorderd.
Bij de vaststelling van de definitieve subsidiehoogte maakte UWV onder andere gebruik van de loonsom zoals deze bekend is in hun Polisadministratie. In combinatie met het daadwerkelijke omzetverlies dat door de werkgever door middel van de vaststellingsaanvraag is ingediend, werd door UWV de subsidie definitief vastgesteld. Deze vaststelling werd, afhankelijk van het bedrag, ondersteund door een deskundige derde of accountant. Op basis van deze vaststelling kreeg een werkgever een nabetaling of een (gedeeltelijke) terugvordering van het eerder verleende voorschot. Als tijdens de vaststelling bleek dat een aanvraag niet (langer) aan een van de voorwaarden voldeed, werd het volledige voorschot teruggevorderd. In de vaststellingsfase heeft UWV onder andere gecontroleerd of de loonsom gelijk is gebleven, in lijn met het doel van de regeling. Als de loonsom van de werkgever was gedaald, zal dit (bij een gelijkblijvend omzetverlies) geleid hebben tot een lager recht op NOW-subsidie en dus een mogelijke terugvordering van het eerder verstrekte voorschotbedrag. Als de loonsom was gestegen, heeft dat niet geleid tot een hogere subsidie.
Loonmatiging was geen voorwaarde voor de NOW en is dus geen relevante factor in de vaststelling. Er zijn met de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) of betaald voetbalclubs destijds geen sectorspecifieke afspraken gemaakt rondom voorwaarden voor NOW-steun.
In het kader van de NOW-steun zijn aanvragers altijd gecontroleerd of zij recht hadden op deze steun en kan er dus niet zonder meer worden gesteld dat zij hier op een oneerlijke manier mee zijn omgegaan.
Bij welke clubs is er sprake van een loonstijging, terwijl loonmatiging was beloofd?
Cijfers over loonstijgingen in het betaald voetbal worden niet bijgehouden door UWV, aangezien dit geen onderdeel is van de NOW-voorwaarden.
Wat was de hoogte van de salarissen bij deze clubs voordat zij loonsteun kregen en hoeveel zijn die salarissen gestegen (zowel relatief als absoluut)?
Ons is niet bekend bij welke clubs er sprake was van een loonstijging en in welke mate de salarissen zijn gestegen. De KNVB geeft aan niet te beschikken over exacte cijfers bij welke clubs de lonen zijn gestegen, en dat deelbare cijfers niet beschikbaar zijn omdat dit bedrijfsgevoelige informatie betreft.
Ook geeft de KNVB aan dat meerdere clubs tijdens de coronacrisis tijdelijke loonmatigingen doorvoerden in samenspraak met spelers. Onder meer FC Groningen, Feyenoord, PSV, PEC Zwolle en SC Heerenveen sloten overeenkomsten over het korten van de salarissen. Verder leverden bij diverse clubs ook directieleden in op hun loon.
Tot slot geeft de KNVB aan dat corona een stevige impact heeft gehad op de financiën van clubs. In het seizoen 2020/»21 is de netto omzet in de Eredivisie en Eerste Divisie ten opzichte van het seizoen 2019/»20 gedaald met respectievelijk 23% en 20%.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) dat clubs «het maximale» gedaan hebben, zoals wordt gezegd door selecties te verkleinen en contracten aan te passen? Bent u van mening dat sprake is van misleiding op het moment dat daarentegen, zoals het artikel stelt, inderdaad sprake is van een stijging van de salarissen voor voetballers?
Van belang is of overheidssteun werd gebruikt in lijn met de voorwaarden die voor die steun zijn vastgesteld. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 zijn er verschillende voorwaarden in de NOW-regelingen opgenomen. Verleende steun die achteraf niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door UWV teruggevorderd. UWV is nog volop met de vaststellingen en de terugvorderingen bezig.
Welke afspraken zijn er precies gemaakt over loonmatiging? Zijn deze (contractueel) vastgelegd? Zo ja, met welke gevolgen als de afspraken niet worden nagekomen?
Tussen het Rijk en de voetbalsector zijn geen afspraken gemaakt rondom NOW-steun of loonmatiging. Zoals eerder in deze beantwoording aangegeven, was loonmatiging geen voorwaarde voor de NOW en heeft een lagere loonsom van een werkgever in veel gevallen tot een lager definitief recht op NOW geleid.
Kunt u uitleggen hoe het ontvangen van loonsteun zich verhoudt tot de systematiek van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), waarbij loonsomdalingen leidden tot verlaging van de subsidie en waarbij omzetstijgingen ook leidden tot een verlaging van de subsidie?
Zie het antwoord op vraag 2. Binnen de NOW gold voor de werkgever de voorwaarde dat de loonsom wordt doorbetaald. Een gedaalde loonsom heeft geleid tot een lagere subsidie en in veel gevallen een terugvordering. Een verhoging van salarissen was daarentegen geen relevante factor in de vaststelling van de hoogte van NOW-subsidie.
Hoe beoordeelt u de loonsteun die uiteindelijk verstrekt is aan de eredivisieclubs, nu blijkt dat zij de beloften tot loonmatiging niet zijn nagekomen? Hadden de clubs toch deze loonsteun ontvangen als voor het verstrekken daarvan duidelijk was geweest dat het gebruikt zou worden om de salarissen van voetballers verder te verhogen?
Zie het antwoord op de voorgaande vragen. Loonmatiging was geen voorwaarde binnen de NOW en daarmee geen relevante factor in de vaststelling van de hoogte van NOW-subsidie.
Bent u van mening dat de onderhandelingsmacht van voetballers geen reden is om het verstrekken van loonsteun goed te praten, zonder dat de loonsteun wordt terugbetaald?
Loonsteun die niet in overeenstemming was met de geldende voorwaarden in de NOW-regeling diende te worden terugbetaald. Dit wordt tot op heden gecontroleerd door UWV en onterecht uitbetaalde steun wordt teruggevorderd.
Hoe beoordeelt u de reactie van de KNVB, waarin de KNVB stelt dat de lonen vooral zijn gestegen door de marktmacht van voetballers? Was de marktmacht van voetballers niet te voorzien? En hoe verhouden deze statements van de KNVB zich tot de letterlijke belofte «De beoogde overheidshulp is absoluut niet bedoeld voor de salarissen van de topspelers»2?
Of en waarom lonen van topspelers zijn gestegen, was vanuit de optiek van de NOW-regeling geen relevante factor. Zoals in eerdere antwoorden aangegeven, beoordeelde UWV of de verleende loonsteun op basis van de voorwaarden die in de NOW-regelingen zijn vastgelegd en die voor alle werkgevers hetzelfde zijn.
Is er al steun terugbetaald, aangezien voetbalclubs hebben beloofd3 dat de steun onmiddellijk terugbetaald zou worden als afspraken niet werden nagekomen? Zo nee, waarom niet?
Voor elke NOW-periode waarvan betaald voetbalclubs gebruik hebben gemaakt, moest een vaststellingsaanvraag worden gedaan. Daarin werd de daadwerkelijke omzetdaling en de daadwerkelijke loonsom in overweging genomen.
Wanneer bleek dat sprake was van een dalende loonsom dan wel een hogere omzet dan verwacht bij de voorschotaanvraag, of als er niet aan andere voorwaarden was voldaan, heeft dit geleid tot een gehele of gedeeltelijke terugvordering. In de openbare NOW-registers is inzichtelijk welke werkgevers gebruik hebben gemaakt van de NOW.
Wij hebben geen inzicht in eventuele afspraken die zijn gemaakt tussen de KNVB en betaald voetbalclubs over onderlinge vormen van steun of de voorwaarden die daaraan zijn gesteld.
Bent u van mening dat de loonsteun die is gebruikt voor de verhoging van salarissen van voetballers teruggevorderd moeten worden? Zo ja, op welke termijn gaat en hoe gaat deze zorg terugvorderen?
Zie het antwoord op de voorgaande vragen. Bij een vaststellingsaanvraag controleerde UWV of is voldaan aan de NOW-voorwaarden en werd vastgesteld wat de definitieve hoogte van de subsidie is. Dit kan geleid hebben tot een (gedeeltelijke) terugvordering.
Het bericht 'COC meldt ‘homohaat tegen kinderen’, pand in Eindhoven belaagd' |
|
Jeanet van der Laan (D66) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de daders een groep voetbalsupporters betreft die later die dag een wedstrijd bij zouden wonen?1
Dat is niet met zekerheid te zeggen. Op dit moment loopt het politieonderzoek naar de precieze toedracht nog. In het belang van het onderzoek doet de politie geen verdere mededelingen.
Ziet u een verband tussen de anti-LHBTI-spreekkoren tijdens voetbalwedstrijden en acties door voetbalsupporters, zoals het belagen van het COC-pand in Eindhoven of de poging tot brandstichting van de sportschool van de oprichter van Roze Kameraden?
Ik zie dat discriminatie en racisme breed speelt in de voetbalwereld. Tijdens wedstrijden in de vorm van (antisemitische) spreekkoren, zoals bijvoorbeeld de wedstrijd Feyenoord-Ajax van 5 april jl. Soms strekken deze incidenten zelfs tot ver buiten het stadion, zoals het vandalisme aan de panden van de (voorzitter van de) Roze Kameraden en het COC in Rotterdam. Met de partners van het programma «Ons voetbal is van iedereen» (OVIVI) zet ik mij onverminderd in om discriminatie en racisme in en om het voetbal tegen te gaan.
Hoeveel incidenten van anti-LHBTI-geweld hebben er in de afgelopen tien jaar plaatsgevonden waarbij voetbalsupporters betrokken waren?
Over het algemeen wordt er door de betrokken instanties niet gewerkt op basis van «incidenten». Bij de politie kan melding of aangifte worden gedaan. Wat betreft strafbare feiten, gericht tegen de lhbtiq+ gemeenschap zou gedacht kunnen worden aan commune feiten, zoals bijvoorbeeld mishandeling (art. 300 Wetboek van Strafrecht), openlijke geweldpleging (141 Wetboek van Strafrecht) of brandstichting (art. 157 Wetboek van Strafrecht) met een discriminatoir aspect. Daarnaast kan sprake zijn van specifieke discriminatiefeiten uit het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld artikel 137c en 137d Wetboek van Strafrecht). Daarbij dient opgemerkt te worden dat over het algemeen niet op dusdanig specifieke wijze geregistreerd wordt, zoals benoemd in de vraag. Daarom kan ik op deze vraag geen antwoord worden.
In hoeverre was hierbij sprake van gerichte en vooropgezette acties door groepen met een georganiseerd karakter?
Op dit moment kan ik daar geen uitspraken over doen in verband met lopend onderzoek.
Bij hoeveel eredivisiewedstrijden in de afgelopen 10 jaar hebben homofobe, seksistische en racistische spreekkoren plaatsgevonden en in hoeveel gevallen is daar een sanctie aan verbonden, zoals het stilleggen van een wedstrijd of een stadionverbod?
Vanaf het seizoen 2019/2020 registreren ketenpartners (betaald voetbalorganisaties, KNVB, gemeenten, OM en politie) incidenten in het betaald voetbal in de Ketenvoorziening Voetbal (KVV), waarbij incidenten van racisme en discriminatie apart worden geregistreerd. In het seizoen 2019/2020 zijn via de KVV 22 discriminatie-incidenten geregistreerd, waarvan vijftien incidenten – vooral die binnen het stadion – opvolging hebben gekregen. In het seizoen 2021/2022 werden 24 incidenten van discriminatie geregistreerd. De meeste discriminatie-incidenten betroffen antisemitische uitlatingen, gevolgd door racistische uitlatingen. Driemaal werden discriminerende uitlatingen gerelateerd aan seksuele voorkeur geregistreerd.2 Vóór het seizoen 2019–2020 registreerden de ketenpartners de incidenten in het Voetbal Volgsysteem (VVS). Door wijziging van het registratiesysteem zijn deze cijfers niet vergelijkbaar. Door de coronabeperkingen zijn veel wedstrijden in de seizoenen 2019–2020 en 2020–2021 gespeeld met minder of geen publiek, wat van invloed kan zijn op de hoogte van het aantal incidenten.
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Westerveld en Van der Laan over het stilleggen van wedstrijden bij spreekkoren?2
Zoals ook aangegeven in de brief aan uw Kamer van 10 mei 20224 heeft de KNVB de «Richtlijn bestrijding verbaal geweld» opgesteld. In de richtlijn zijn zowel de verantwoordelijkheidsverdeling van betrokken actoren als de geldende maatregelen beschreven met betrekking tot het tegengaan van discriminatoire, racistische, antisemitische en andersoortige spreekkoren. Sinds de uitvoering van de motie van de leden Westerveld en Van der Laan over het stilleggen van wedstrijden bij spreekkoren heeft de KNVB de richtlijn extra onder de aandacht gebracht bij de betaald voetbalclubs (bvo’s). Ook is er een aanpassing gedaan met betrekking tot de rol van de scheidsrechter waardoor deze de wedstrijd ook zelfstandig mag stilleggen.
Tevens is de richtlijn aangescherpt en geldt dat bij spreekkoren het publiek door de stadionspeaker wordt toegesproken en gewaarschuwd wordt dat bij herhaling/voorzetting de wedstrijd zal worden stilgelegd. Indien de spreekkoren worden voortgezet, wordt de wedstrijd stilgelegd. Er wordt dan met de lokale overheid overlegd of er definitief wordt gestaakt of dat de wedstrijd nog één keer wordt hervat. In geval van hervatting van de wedstrijd en opnieuw herhaling van de spreekkoren wordt de wedstrijd definitief gestaakt.
Tot slot zijn de partners met elkaar in gesprek over een vervolg op het actieplan OVIVI. Daarin zal ook aandacht zijn voor spreekkoren en zullen we samen met partners, de John Blankenstein Foundation en de Anne Frank Stichting een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in stadions met betrekking tot onwenselijke uitingen zoals homofobe spreekkoren. Daarom ben ik met bvo’s en supporters in gesprek over de impact van kwetsende spreekkoren.
In hoeverre bent u van mening dat de voetbalwereld een structureel probleem heeft op het gebied van anti-LHBTI-sentimenten en in hoeverre speelt deze problematiek ook in andere takken van sport?
Op dit moment vallen anti-lhbtiq+-sentimenten met name in het voetbal op. Dit kan mede het geval zijn doordat het een zeer zichtbare sport is. Deze problematiek speelt echter in meerdere takken van sport. Discriminatie doet zich helaas voor in alle delen van onze samenleving.
De aanpak hiervan gaat niet vanzelf en vergt een brede aanpak gericht op cultuur- en gedragsverandering. Met NOC*NSF ben ik dan ook in gesprek over een geschikte aanpak voor andere sportbonden dan de KNVB.
In hoeverre bent u van mening dat dit probleem niet opgelost kan worden als er niet actief opgetreden wordt tegen deze spreekkoren en dat voetbalclubs hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de beslissing om een wedstrijd stil te leggen niet mogen neerleggen bij een individuele speler?
Ik ben het met u eens dat actief moet worden opgetreden tegen discriminerende en ongewenste spreekkoren. Discriminatie hoort niet thuis in Nederland, ook niet op het voetbalveld.
Naast een speler, kan ook een coach of de veiligheidscoördinator (namens de bvo) de scheidsrechter verzoeken een wedstrijd stil te leggen. Ook kan de scheidsrechter op eigen initiatief handelen en de wedstrijd stilleggen, zo lijkt de voornaamste druk bij de spelers te zijn weggehaald.
Bent u bereid om met de KNVB in overleg te treden en af te spreken dat iedere club in het betaald voetbal een actieplan moet ontwikkelen om anti-LHBTI-sentimenten binnen hun club en de voetbalwereld tegen te gaan?
Betaald voetbalclubs (bvo’s) in Nederland moeten voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. De bvo’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie (KIWA) en de licentiecommissie betaald voetbal monitort en toets of clubs aan de gestelde criteria voldoen.
Zoals ook gezegd in antwoord 6 ben ik met partijen, waaronder de KNVB, in gesprek over een vervolg op OVIVI. Daarin willen we met elkaar een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in stadions met betrekking tot het terugdringen van onwenselijke uitingen zoals homofobe spreekkoren. Als onderdeel daarvan is de KNVB hierover in gesprek met de betaald voetbalclubs en supportersverenigingen. De komende periode wordt dit traject verder ingevuld en vormgegeven.
Welke stappen onderneemt de KNVB momenteel wanneer voetbalclubs hun verantwoordelijkheid niet nemen en geen stappen ondernemen om anti-LHBTI-sentimenten binnen hun club aan te pakken?
Om in Nederland betaald voetbal te mogen spelen moeten betaald voetbalclubs (bvo’s) voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB5. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. De bvo’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie (KIWA). KIWA toetst aan de hand van de licentie-criteria of clubs hier wel/niet aan voldoen. Voldoen ze niet, krijgen ze mogelijkheid om hier wel aan te voldoen. De Licentiecommissie betaald voetbal houdt hier toezicht op, onder meer met haar sanctiemogelijkheden (waarschuwing, opleggen plan van aanpak tot uiteindelijk intrekken van Licentie).
Zal de financiering van de Alliantie Gelijke Spelen worden voortgezet om sportclubs te kunnen blijven ondersteunen in het bevorderen van LHBTI-acceptatie3?
Ja, het kabinet is voornemens om de Alliantie Gelijke Spelen voort te zetten.
Hoe kijkt de Minister aan tegen het Football v. Homophobia-initiatief4, een internationale campagne uit het Verenigd Koninkrijk om homofobie in de voetbalwereld tegen te gaan, en welke elementen hieruit zouden wij in Nederland nog over kunnen nemen?
Het initiatief Football versus Homophobia uit het Verenigd Koninkrijk kent vergelijkbare doelen als het Nederlandse OVIVI. Ik zal de elementen van dit Britse initiatief bestuderen en waar mogelijk meenemen in de vormgeving van OVIVI 2. Na de zomer informeer ik uw Kamer hier verder over.
Spreekkoren bij de halve finale van de KNVB beker. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Spakenburg gaat supporters confronteren met homofobe-spreekkoren: «Dit is een smet»»?1
Ja.
Waarom was van te voren niet duidelijk dat Spakenburg primair verantwoordelijk was om de wedstrijd stil te leggen bij discriminerende spreekkoren?
Voor de bestrijding van ongewenste spreekkoren moet door de club (BVO) gebruik worden gemaakt van de Richtlijn bestrijding verbaal geweld. Omdat de TOTO KNVB Beker een betaald voetbalcompetitie is, wordt de richtlijn gedeeld met alle deelnemende clubs aan de TOTO KNVB Beker. Alle deelnemende clubs zijn derhalve bekend met de richtlijn. Een thuisspelende club is primair verantwoordelijk voor het optreden tegen discriminatoire, racistische en/of antisemitische spreekkoren.
Waarom is de wedstrijd niet stilgelegd?
Ik vind dergelijke spreekkoren ook verwerpelijk en zou graag zien dat een wedstrijd om die reden wordt stilgelegd. Homofobe uitingen zijn in beginsel discriminatoir. Er is echter een grijs gebied als het gaat om het gebruik van het woord «homo» dat an sich niet strafbaar is. De aanpak in het tegengaan van homofobe spreekkoren behoeft daarom verdere uitwerking. Samen met de partners wil ik in het vervolg op «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» (OVIVI) hier op inzetten en ons richten op het normeren van gedrag in stadions. De komende periode wordt dit traject verder ingevuld en vormgegeven.
Hoe rijmt deze gang van zaken met uw eerdere uitspraken waarin u aangeeft dat de verantwoordelijkheden duidelijk zijn belegd?2
De verantwoordelijkheden en afspraken rondom spreekkoren zijn duidelijk belegd in de Richtlijn bestrijding verbaal geweld. Zoals ook terugkomt in het antwoord op vraag 3 behoeft de aanpak van homofobe spreekkoren een nadere uitwerking.
Hoe vaak zijn wedstrijden in het betaald voetbal stilgelegd en gestaakt na homofobe spreekkoren?
De KNVB houdt niet expliciet bij hoeveel wedstrijden worden stilgelegd. Maar voor zover bekend is er nog nooit een wedstrijd stilgelegd en gestaakt na homofobe spreekkoren.
Begrijpt u dat clubs terughoudend zijn om wedstrijden stil te leggen, aangezien ze dan ook onderwerp kunnen worden van onderzoek door de aanklager betaald voetbal, om te toetsen of de club zich wel voldoende heeft ingezet om de spreekkoren te doen stoppen of te voorkomen?3
Er wordt door de aanklager betaald voetbal altijd gekeken of een club juist heeft gehandeld bij spreekkoren. Dit is niet alleen na het stilleggen van wedstrijden. Het stilleggen van een wedstrijd kan zelfs een positief effect hebben op het onderzoek van de aanklager betaald voetbal.
Deelt u de mening dat clubs daardoor een belang hebben om wedstrijden helemaal niet stil te leggen? Is het dan niet beter om niet de clubs of scheidsrechter hiervoor verantwoordelijk te maken, maar de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB)?
Die mening deel ik niet. Ook de scheidsrechter kan de wedstrijd stilleggen. Wanneer de arbitrage constateert dat sprake is van discriminatoire, racistische, antisemitische of andere extreme spreekkoren, dan zal de scheidsrechter –bij wijze van ultimum remedium– zelfstandig de wedstrijd stilleggen. Vervolgens roept de scheidsrechter de beide aanvoerders, de betrokken veiligheidscoördinator en/of de omroeper bij de 4e official om aan te geven wat aan de hand is en vervolgacties met elkaar af te spreken.
Mocht het aanvullend noodzakelijk zijn, dient de scheidsrechter direct in overleg te treden met de thuisspelende BVO en de lokale autoriteiten waarbij de overige uitgangspunten van de richtlijn dienen te worden gevolgd alsmede het lokale beleid ter bestrijding van verbaal geweld. Dit laat onverlet dat de BVO’s primair verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van spreekkoren en niet de KNVB.
Waarom staat er in de richtlijn dat een speler zich bij de scheidsrechter moet melden als hij door de spreekkoren niet meer kan functioneren en mag de scheidsrechter daarna pas het spel stil leggen? Zouden discriminerende spreekkoren niet sowieso aangepakt moeten worden, onafhankelijk of een speler daar zichtbaar last van heeft?
Naast een speler, kan ook een coach of de veiligheidscoördinator (namens de BVO) de scheidsrechter verzoeken een wedstrijd stil te leggen. Daarnaast kan de scheidsrechter ook op eigen initiatief handelen, zo lijkt de voornaamste druk bij de spelers te zijn weggehaald.
Deelt u de mening dat voetbal niet voor iedereen is, zolang nog homofobe of discriminerende spreekkoren te horen zijn op de tribunes? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord van vraag 3 vind ik dergelijke spreekkoren verwerpelijk en wil ik met alle partijen optrekken om homofobe uitingen uit stadions te verbannen. Iedereen hoort zich thuis te voelen op en rond het voetbalveld, ook in het stadion. Helaas is dat niet het volledige beeld en gebeuren er soms ook negatieve dingen, zoals discriminerende en kwetsende spreekkoren. Daarom zet ik me met de partners uit OVIVI onverminderd in om racisme en discriminatie aan te pakken en ervoor te zorgen dat ons voetbal ook echt van iedereen is.
Het ‘Nationaal onderzoek toekomstbestendigheid sportclubs’ via de RVVB [Register voor Verenigingsbesturen] |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nationaal onderzoek toekomstbestendigheid sportclubs, dat wordt uitgevoerd door het Register voor Verenigingsbesturen (RVVB)?1
Ja.
Kunt u aangeven welke verschillen in regels en verantwoording tussen de commerciële sport en de verenigingssport de afgelopen tien jaar zijn weggenomen?
Commerciële sport en sportverenigingen hebben een andere rechtsvorm. De verschillen in regels en verantwoording volgen dan uit het verschil in gekozen rechtsvorm bij oprichting. Sportverenigingen hebben geen winstoogmerk en kiezen er meestal voor een vereniging of stichting op te richten. De commerciële sport daarentegen heeft juist een winstoogmerk en kiest veelal een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv) als rechtspersoon. De regels en verplichtingen hangen samen met het verkrijgen van inkomsten, zoals het aanvragen en verantwoorden van subsidies en een eventuele ANBI-status, welke niet beschikbaar is voor de commerciële sport. Maar ook om verplichtingen die samenhangen met financiële verantwoording (jaarrekening) en belastingen (zoals de BTW regelgeving en vennootschapsbelasting). Vanwege de verschillende rechtsvormen is het niet mogelijk om weggenomen verschillen te benoemen.
Kunt u aangeven welke regels en eisen er de afgelopen tien jaar voor sportverenigingen zijn bijgekomen? Kunt u tevens aangeven of toenemende regeldruk ook financiële impact heeft gehad en hoe daar bij bijvoorbeeld een regeldruktoets rekening mee is gehouden?
Op dit moment voert Sira Consulting onderzoek uit naar de aard, omvang en achterliggende oorzaken van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waar ook sportverenigingen onder vallen. Hierbij zal een overzicht worden gegeven van de wettelijke verplichtingen waar deze organisaties aan moeten voldoen, dus ook de verplichtingen die er de afgelopen 10 jaar zijn bijgekomen. Voor de zomer zal de Staatssecretaris van VWS het rapport naar uw Kamer toezenden.
Heeft er in de afgelopen tien jaar een toetsing van de regeldruk plaatsgevonden voor de sportsector? Zo nee, bent u bereid een regeldruktoets te laten doen naar de effecten van de verzwaring van regeldruk en extra eisen aan de sportvereniging op een vrijwilligersorganisatie?
Het handboek meting regeldruk van het kabinet schrijft in de regeldrukparagraaf voor dat bij nieuwe regelgeving ook verantwoording plaatsheeft van de regeldrukgevolgen voor «georganiseerde burgers». Bij de georganiseerde burgers gaat het volgens het handboek (versie 2014) om verenigingen en stichtingen zonder winstoogmerk. Daar vallen dus ook amateursportorganisaties onder. Het kijken naar en verantwoorden van regeldruk voor amateursportorganisatie is daarmee dus al verplicht op rijksniveau.
Een afzonderlijke (verplichte) vrijwilligerstoets voor amateursportorganisaties bestaat op dit moment niet. Bij een dergelijke geformaliseerde toets, vergelijkbaar met de mkb-toets, wordt in een gesprek met een panel van individuele mkb-bedrijven de werkbaarheid van nieuwe regelgeving besproken en zo nodig gekeken naar minder belastende alternatieven. Kanttekening bij de invoering van een dergelijke regeldruktoets is dat een afzonderlijk panel(gesprek) voor (of met) amateursportorganisaties inzet van menskracht en deskundigheid van deze organisaties vraagt en dat is op dit moment een aandachtspunt, zoals ook geconcludeerd wordt in het RVVB rapport.
NOC*NSF heeft in 2021 een inventarisatie gedaan naar de regeldruk voor sportverenigingen. Hierbij is feedback opgehaald bij de eindgebruikers ten aanzien van de toepasbaarheid van het handboek wet- en regelgeving sportverenigingen. Op dat moment werden geen regels geïdentificeerd als overbodig of onwenselijk. Er werd geconcludeerd dat het met name van belang is dat (de toepassing van) regelgeving begrijpelijk en behapbaar is voor vrijwilligersorganisaties. Het geactualiseerde digitale handboek wet- en regelgeving sportverenigingen draagt hier aan bij. Tegelijkertijd blijft het een voortdurend punt van aandacht bij de ondersteuning en ontwikkeling van sportverenigingen.
Op welke wijze wordt er binnen uw ministerie met betrekking tot bijvoorbeeld regeldruk rekeninggehouden met het feit dat een sportvereniging gedragen wordt door vrijwilligers die het besturen of andere taken vaak alleen in de avonduren kunnen doen, naast de gewone baan die ze hebben? Zijn deze gevolgen in kaart gebracht en kunt u dit met de Kamer delen?
Vrijwilligers zijn van groot belang om sportverenigingen draaiende te houden. Binnen ons ministerie realiseren we ons heel goed dat sportverenigingen gedragen worden door de 1 miljoen vrijwilligers die actief zijn in de sport. Via het Sportakkoord streef ik ernaar sportverenigingen zoveel mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door het versterken van technisch, bestuurlijk en vrijwillig kader en het vergroten van de uitvoeringskracht bij clubs door het aanstellen van clubkadercoaches en verenigingsmanagers.
Zoals aangegeven voert Sira Consulting momenteel onderzoek uit naar regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waarbij er aanbevelingen worden gedaan om de regeldruk die voortvloeit uit de wet- en regelgeving waar dat mogelijk is terug te dringen. De Kamer wordt hierover voor de zomer geïnformeerd.
Welke mogelijkheden ziet u om lokale overheden te overtuigen dat vrijwilligersorganisaties met lokale regelgeving voor bijvoorbeeld de organisatie van evenementen niet op dezelfde wijze behandeld moeten worden als professionele organisaties, maar meer ondersteuning nodig hebben?
Het kijken naar en verantwoorden van regeldruk voor amateursportorganisatie is al verplicht op rijksniveau. Het al dan niet beoordelen en verantwoorden van de regeldruk met betrekking tot lokale regelgeving is de verantwoordelijkheid van de lokale overheden. Dat geldt ook voor zaken als de organisatie van evenementen en het aanvragen van vergunningen.
Het artikel 'Ruimtegebrek dreigt door extra gymlessen Hardenbergse scholen: 'Vooral in Dedemsvaart'' |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ruimtegebrek dreigt door extra gymlessen Hardenbergse scholen: «Vooral in Dedemsvaart?»»1
Ja.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat elk kind minimaal twee uur per week bewegingsonderwijs krijgt en dat gemeenten voldoende tijd hebben gekregen om te voldoen aan deze bijgestelde norm?
Ja, ik deel de mening dat het belangrijk is dat kinderen voldoende bewegingsonderwijs krijgen. De nieuwe norm van twee (les)uren bewegingsonderwijs per week in het primair onderwijs, die per schooljaar 2023/2024 in werking treedt, draagt hieraan bij. Na het aannemen van het amendement2 van Rudmer Heerema en Van Nispen over de urennorm bewegingsonderwijs, in het voorjaar van 2020, heb ik gemeenten en scholen op diverse manieren ondersteund om binnen drie jaar te voldoen aan de wettelijke verplichting. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de subsidieregeling Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs. Deze wordt dit jaar geëvalueerd. Hierover wordt uw Kamer naar verwachting in 2024 over geïnformeerd. Desondanks ben ik ook op de hoogte dat het bijbouwen van gymzalen niet altijd mogelijk is in gemeenten waar een tekort aan accommodaties is. Daarom ben ik positief gestemd dat veel gemeenten en scholen de afgelopen periode hebben benut om andere oplossingen te vinden, zoals het in gebruik nemen van buitenlocaties waar de kerndoelen van bewegingsonderwijs goed uitgevoerd kunnen worden.
Deelt u de mening dat het voldoen aan landelijke regels voor bewegingsonderwijs niet afhankelijk moet zijn van een oplettende lokale partij?
Het voldoen aan de nieuwe norm voor bewegingsonderwijs is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van scholen en gemeenten. Gemeenten dragen zorg voor onderwijshuisvesting, waar bewegingsonderwijs ook een plek in heeft. Scholen hebben, in aanvulling daarop, de rol en verantwoordelijkheid om tijdig het gesprek aan te gaan met de gemeenten over waar hun ondersteuningsbehoefte ligt, en een eventueel gebrek aan voldoende geschikte ruimte voor bewegingsonderwijs aan te kaarten.
Is inmiddels 100 procent van alle gemeenteambtenaren op de hoogte van de bijgestelde urennorm, in plaats van 95 procent?2
Op dit moment herhaalt de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) in samenwerking met het Mulier Instituut op eigen initiatief het onderzoek naar huisvesting bewegingsonderwijs4 om te zien of gemeenten, die een tekort aan accommodaties hadden, inmiddels stappen hebben ondernomen om knelpunten op te lossen.
Heeft elke gemeente inmiddels maatregelen getroffen om voldoende capaciteit voor bewegingsonderwijs te realiseren?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe staat het met het door u aangekondigde communicatieplan om scholen en gemeenten steviger te wijzen op de urennorm?3
Samen met de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO), de Vereniging Sport en Gemeenten, een vertegenwoordiging van de Academie voor Lichamelijke opvoeding (ALO NL) en de PO-Raad hebben we individueel en gezamenlijk acties ondernomen om ervoor te zorgen dat niemand de urennorm ontgaat. Er komen ook diverse vragen van scholen over de urennorm, bijvoorbeeld over de precieze inhoudelijke invulling of hoe om te gaan met knelpunten. Daarom hebben we ook gecommuniceerd waar scholen ondersteuning kunnen vinden indien nodig. De komende maanden zullen we nogmaals alle informatie en de antwoorden op veel gestelde vragen bundelen en verspreiden onder diverse doelgroepen zoals scholen en gemeenten.
Bent u bereid te onderzoeken welke gemeenten nog niet kunnen voldoen aan de urennorm? En bent u tevens bereid te onderzoeken welk deel van de gemeenten enkel kunnen voldoen aan de urennorm door buiten te gymmen?
Zoals eerder aangegeven ga ik ervan uit dat gemeenten op de hoogte zijn van het belang van voldoende accommodaties voor het geven van bewegingsonderwijs en indien nodig, zelf onderzoek doen naar de stand van zaken in hun gemeente. In aanvulling hierop verschaft het vervolgonderzoek van de VSG naar de huisvesting van bewegingsonderwijs weer nieuwe informatie en waar nodig ook urgentie bij gemeenten om zelf hier een vervolg aan te geven. Als het bewegingsonderwijs dat buiten gegeven wordt, wordt ingezet voor leerlijnen die ook goed buiten kunnen worden gegeven, is dit mijns inziens geen reden voor vervolgonderzoek. De Inspectie van het Onderwijs zal ook als onderdeel van het brede toezicht, toezien op het bewegingsonderwijs.
Kunt u garanderen dat alle scholen bij aanvang van het nieuwe schooljaar kunnen voldoen aan de urennorm bewegingsonderwijs? Indien niet, waarom niet? Welke verdere maatregelen gaat u nemen om te garanderen dat elk kind met ingang van het schooljaar 2023–2024 twee lesuren per week bewegingsonderwijs kan krijgen?
Ik heb vertrouwen in scholen dat zij hun uiterste best doen om bij aanvang van het nieuwe schooljaar te voldoen aan de urennorm bewegingsonderwijs. De Inspectie van het Onderwijs zal in het brede toezicht ook toezien op voldoende en goed bewegingsonderwijs. Als scholen bij de aanvang van het nieuwe jaar hier niet aan voldoen, vertrouw ik erop dat dit enkel door overmacht komt en dat zij zich inspannen om alsnog zo snel mogelijk de norm voor bewegingsonderwijs te halen. Dit jaar kunnen scholen hiervoor nog gebruik maken van middelen uit de subsidieregeling Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs. Op basis van de evaluatieresultaten van deze regeling zal ik bepalen of en welke vervolgondersteuning vanaf het schooljaar 2023–2024 passend is om ervoor te zorgen dat ieder kind kan rekenen op twee lesuren bewegingsonderwijs per week.