Het bericht 'Matchfixing in amateurvoetbal aan orde van de dag' |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Matchfixing in amateurvoetbal aan orde van de dag»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ongeoorloofd beïnvloeden van sportwedstrijden, zowel in het betaald voetbal als in het amateurvoetbal, bijzonder ongewenst is, en het imago van de sport onherstelbaar kan beschadigen?
Ja, het manipuleren van sportwedstrijden is ongewenst, ongeacht of het topsport of amateursport betreft. Sportwedstrijden zijn juist aantrekkelijk om naar te kijken omdat de uitkomst ongewis is. Indien wedstrijden worden beïnvloed, tast dit de kern van de sport aan.
Welke acties onderneemt u momenteel om matchfixing te bestrijden? Welke extra acties ziet u voor u, en bent u bereid deze in te zetten ter bestrijding van matchfixing in het amateurvoetbal?
Matchfixing kan alleen worden bestreden door nauwe samenwerking tussen de sectoren sport, kansspel en opsporing en vervolging. Daarbij moet het gehele spectrum van preventie en signalering tot repressie op orde zijn. Dit geldt zowel voor de topsport als de amateursport en zowel voor gokgerelateerde als niet-gokgerelateerde matchfixing. De afgelopen jaren is stevig ingezet om matchfixing te bestrijden. Dat heeft geleid tot onderstaande maatregelen waarvan de meeste primair zijn gericht op het aanpakken van gokgerelateerde matchfixing in de topsport.
De KNVB en NOC*NSF treffen preventieve maatregelen zoals voorlichting en educatie aan (top)sporters en scheidsrechters en de inrichting van een vertrouwensloket in de sport, waar alle sporters melding kunnen doen van integriteitskwesties zoals matchfixing.
Specifiek ten aanzien van het amateurvoetbal heeft de KNVB, in reactie op de rondvraag van RTL Nieuws die aanleiding is voor de berichtgeving, geschreven2 dat ook veel scheidsrechters en hun assistenten in de top van het amateurvoetbal voorlichting krijgen over dit onderwerp. Op dit moment denkt de KNVB na over de optie om in bredere zin de top van het amateurvoetbal te informeren over alles met betrekking tot manipulatie en de regels op dat gebied.
De KNVB en NOC*NSF werken aan het verbeteren van de tuchtrechtelijke aanpak van matchfixing. Opsporingsdiensten werken nauw samen bij het onderzoeken van signalen van voetbalfraude die tot strafrechtelijke vervolging kunnen leiden. Beide instrumenten kunnen zowel ten aanzien van de topsport als de amateursport worden ingezet.
Om de samenwerking tussen de verschillende betrokken partners te realiseren, is er een nationaal platform ingericht, onder coördinatie van het functioneel parket. Dit platform handelt zowel over topsport als amateursport. Deze samenwerking zal de komende jaren verder worden uitgebouwd.
Door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie worden in het kader van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand maatregelen getroffen om gokgerelateerde matchfixing te voorkomen en te bestrijden.
Ook heeft Nederland het verdrag van de Raad van Europa ondertekend ter bestrijding van matchfixing. Met dit verdrag wordt beoogd de samenwerking tussen Europese en niet-Europese landen in de strijd tegen matchfixing te versterken.
Welke strafrechtelijke en/of tuchtrechtelijke instrumenten, dan wel protocollen, reglementen en/of codes bestaan er om matchfixing in het amateurvoetbal te bestrijden?
De KNVB heeft, evenals de verenigingen die zijn aangesloten bij de KNVB, een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijden van het onrechtmatig beïnvloeden van voetbalwedstrijden. Zo heeft de KNVB in zijn algemeen reglement voor alle leden een aantal bepalingen opgenomen om het risico op matchfixing te beperken, zoals een gokverbod voor trainers, spelers, coaches en scheidsrechters en een meldplicht aan de KNVB ten aanzien van handelingen die gericht zijn op het onrechtmatig beïnvloeden van uitslagen van wedstrijden. Verenigingen moeten zorg dragen voor een sportief klimaat waarin het onrechtmatig beïnvloeden van wedstrijden niet wordt getolereerd.
Melden bij de KNVB kan desgewenst anoniem. Elke melding wordt door de KNVB onderzocht en per geval wordt bekeken welke vervolgactie kan worden genomen. Wanneer er sprake is van concrete bewijzen kan de tuchtcommissie van de KNVB stappen ondernemen. Bij een eerste overtreding kan de KNVB de betreffende club een boete opleggen, drie punten aftrekken en de wedstrijd over laten spelen. Bij meerdere overtredingen kan een team uit de competitie worden genomen. De KNVB roept benaderde verenigingen en spelers dan ook op hier een gedegen rapportage van te maken. Alles staat of valt namelijk met de bewijsvoering. Vaak is het lastig om voldoende bewijs te verzamelen doordat afspraken niet worden vastgelegd en op grond van de eventuele beelden van een wedstrijd moeilijk is vast te stellen of bijvoorbeeld sprake is van een doelpunt dat niet voortkomt uit natuurlijk spelverloop. Voor wat betreft de voorlichting die de KNVB geeft, verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Uit het onderzoek naar matchfixing in Nederland (2013) blijkt dat het beschikbare strafrechtelijke instrumentarium, zoals de strafbaarstelling van oplichting of omkoping, voldoende aanknopingspunten biedt om gokgerelateerde matchfixing te vervolgen in zowel de top- als amateursport. Voor niet-gokgerelateerde matchfixing is dat minder evident. Of deze vormen van wedstrijdvervalsing onder bestaande delictsomschrijvingen vallen, zal uit een toekomstige toets door de rechter moeten blijken. Het is dus van groot belang dat aangifte wordt gedaan.
Welke voorlichtende en tuchtrechtelijke taak heeft de KNVB volgens u in dezen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden ziet u voor de sport om amateurvoetballers te stimuleren matchfixing eerder en meer bij de KNVB te melden?
De KNVB heeft in zijn reactie op de rondvraag door RTL nieuws ook een oproep aan het amateurvoetbal gedaan om verdachte zaken te melden. Daartoe is het van belang dat spelers, trainers, coaches, scheidsrechters en clubbestuurders voldoende bewust zijn van de negatieve effecten van matchfixing. Door de in mijn antwoord op vraag 3 beschreven voorlichting door de KNVB kan de bewustwording binnen de top van het amateurvoetbal worden vergroot. Verenigingen en voetballers hebben een grote verantwoordelijkheid om verdachte zaken te melden.
Wanneer is sprake van zo’n ernstig geval van matchfixing in het amateurvoetbal dat het Openbaar Ministerie er bij betrokken wordt?
Deze vraag valt niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. Factoren zoals de ernst van de gedraging en het al dan niet aanwezig zijn van bewijsmateriaal zijn relevant.
Deelt u de mening dat onvoldoende prioriteit van het OM voor aanpak van matchfixing in het profvoetbal ook een verkeerd signaal afgeeft naar amateurvoetballers?
Zoals aan uw Kamer toegelicht in de brief van 11 maart 20153, neemt het OM signalen van mogelijke matchfixing serieus. Als dergelijke signalen bekend worden bij de politie en het OM, zullen zij overgaan tot onderzoek mits daartoe voldoende aanknopingspunten bestaan.
De lucratieve jacht op jeugdige voetbalspelers |
|
Michiel van Nispen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de handelwijze van buitenlandse voetbalclubs die steeds vaker jongere kinderen binnen halen als talent en hiermee de regelgeving omzeilen vanwege de grote concurrentie?1
Ik ben van mening dat kinderen zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving moeten opgroeien en dat waar het sport betreft voor jeugdige sporters het plezier voorop moet staan. Als de ouders een baan aangeboden krijgen in het buitenland en besluiten om met hun kind(eren) te verhuizen, is dat een verantwoordelijkheid van de ouders.
Op basis van FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players kunnen er geen internationale overschrijvingen van spelers onder de 18 jaar plaatsvinden, behoudens de daarin vastgestelde uitzonderingen. Met ingang van 1 maart 2015 hebben alle clubs toestemming nodig van de FIFA, als ze spelers die tien of elf jaar oud zijn uit het buitenland willen halen. Voorheen lag die grens bij talenten van twaalf jaar oud. De constructie waarbij de ouders een baan krijgen aangeboden in een ander land en het kind daarbij een nieuwe voetbalclub vindt, is één van die uitzonderingen.
In het geval van Bobby Adekanye hield Barcelona zich niet aan de FIFA Regulations. Zowel Barcelona als de Spaanse bond zijn hierom bestraft en de Spaanse voetbalbond heeft zijn overschrijvingsprocedure zodanig moeten aanpassen dat dit niet meer kan gebeuren.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat jonge kinderen naar buitenlandse voetbalclubs worden gehaald? Vindt u dat hier in feite sprake kan zijn van kinderhandel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel Nederlandse kinderen zijn ondanks het verbod om tussen 10 en 18 jaar in een ander land te spelen, toch naar het buitenland vertrokken om daar te kunnen voetballen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Van de KNVB heb ik begrepen dat er vanaf 2011 rond de 5600 internationale amateuroverschrijvingen hebben plaatsgevonden waarvan zo’n 800 spelers tussen de 12 en 18 jaar. Deze voldeden allemaal aan de door de FIFA gestelde uitzonderingsvoorwaarden. Bij spelers die jonger waren en naar het buitenland zijn vertrokken, is de KNVB niet betrokken geweest. Immers voor deze jonge spelers jonger was geen internationaal transfercertificaat vereist. Of en om hoeveel van deze jongeren het gaat, is daarom door de KNVB niet te achterhalen.
Kunt u de Kamer meer informatie doen toekomen over het onderzoek van de FIFA met betrekking tot transfers naar het buitenland van 10- en 11-jarige spelers? Zo nee, waarom niet?
In beginsel is de regel dat er geen internationale overschrijvingen van spelers onder de 18 jaar plaatsvinden. Voor minderjarige spelers die wel een internationale overschrijving wensen, moet door de nationale voetbalbond toestemming worden gevraagd aan de FIFA. Bij deze aanvraag dient de nationale voetbalbond diverse documenten te overleggen om te bewijzen dat een uitzondering gerechtvaardigd is. Bij een meeverhuizing met de ouders betreft het documenten als kopie van de paspoorten van de speler en zijn ouders, een uitreksel uit het geboorteregister van de speler, een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de nieuwe woonplaats van het complete gezin, ouderlijke toestemming en een verklaring met daarin de reden van de verhuizing van de ouders, werkvergunningen en arbeidscontracten van de ouders bij de nieuwe werkgevers. De FIFA neemt al deze documenten mee in het onderzoek alvorens toestemming te verlenen. Zonder deze toestemming kan een speler niet spelen voor zijn nieuwe club in een ander land. De behandeling van de aanvraag door de FIFA neemt minimaal vijf weken in beslag.
Wat is uw reactie op de zorg van de internationale spelersvakbond FIFPro die vreest dat de jacht op de jeugdige talenten zich zal verleggen naar nog jongere spelers die buiten de nieuwe regels vallen? Wat is uw reactie op het voorstel dat clubs voortaan toestemming nodig hebben voor iedere jeugdspeler die ze uit het buitenland halen, om te voorkomen dat men net onder de leeftijdsgrens van (nu) 10 jaar gaat zitten?
Ik sluit niet uit dat de grens verlegd gaat worden naar nog jongere spelers. Immers van spelers jonger dan 10 jaar zal geen internationaal transfercertificaat zijn vereist. We moeten ons echter realiseren dat het dan om erg jonge spelers gaat waarvan het nog moeilijk is te voorspellen of het inderdaad grote talenten zijn en blijven. Desondanks ben ik er met de KNVB voorstander van dat ook voor de spelers jonger dan 10 jaar de goedkeuringsprocedure zou gelden.
Welke mogelijkheden ziet u om samen met betrokken voetbalorganisaties en zo nodig ook uw buitenlandse ambtgenoten te zoeken naar oplossingen om deze vorm van kinderhandel te voorkomen tot en met 18 jaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland kan zelfstandig dit probleem niet oplossen. We hebben te maken met het vrij verkeer van personen binnen Europa dat mede van invloed is op de onderhavige aangelegenheid. Immers restricties ten aanzien van dit vrij verkeer (al dan niet in reglementen van de voetbalorganisaties) zullen al snel op gespannen voet staan met de regels inzake het vrij verkeer van personen.
Het bericht dat de kwaliteit van het Olympisch water een schande is voor Brazilië |
|
Remco Dijkstra (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kwaliteit Olympisch water is schande voor Brazilië»?1
Ja, het nieuwsbericht is mij bekend.
Erkent u het probleem waar onze Olympische topsporters voor gesteld worden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Welke oplossing kan Nederland bieden bij het schoonmaken van de baai, opdat niet alleen de Nederlandse medaille kandidaten zo veel mogelijk kans hebben op eremetaal en Nederlandse bedrijven Braziliaanse orders binnen kunnen halen vanwege onze uitstekende kennis en expertise van «cleantech», maar ook de lokale bevolking kan profiteren doordat een schone baai zorgt voor meer kansen voor het toerisme en de werkgelegenheid?
Op initiatief van het Ministerie van IenM hebben Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en overheidsinstanties op 10-12 maart deelgenomen aan een factfinding missie om met de autoriteiten in de Staat Rio de Janeiro de mogelijkheden te verkennen en te bezien hoe we met specifieke projecten de Brazilianen kunnen bijstaan: (1) in de «cleanup» van de baai en de lagune, (2) in het voorkomen van verdere vervuiling van de baai en de lagune door investeringen in de inzameling en zuivering van afvalwater en afvalmanagement en het hiermee stimuleren van de circulaire economie (het sluiten van kringlopen van water, energie en grondstoffen via rioolwaterzuivering en afvalmanagement). Dit met het perspectief dat de bewoners een gezonde leefomgeving krijgen, en meer banen en bedrijven gecreëerd worden in de afval(water)- en recycling sector.
Welke Nederlandse bedrijven zouden in aanmerking kunnen komen om dit soort opdrachten naar tevredenheid en met goed resultaat binnen te halen?
Het is aan de Braziliaanse overheid om zich als opdrachtgever daarover een oordeel te vormen. Ik voeg daar aan toe, dat door het eind 2013 door 55 partijen getekende Ketenakkoord Kunststofkringloop (www.kunststofkringloop.nl) veel bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en overheden de krachten gebundeld hebben om de plastic kringloop in Nederland en de rest van de wereld te sluiten. Uit dit netwerk is de bovengenoemde Nederlandse «factfinding» missie naar Rio de Janeiro voortgekomen.
Welke vorm van diplomatie kunt u aanwenden om tot een positief resultaat te komen voor zowel ons bedrijfsleven als voor onze Olympische topsporters?
Met de gezamenlijke inzet van de ministeries van IenM, EZ (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en BZ en onze diplomatieke posten in Brasilia en Rio de Janeiro, is het mogelijk om een integrale aanpak te presenteren aan de autoriteiten in Rio de Janeiro. Deze aanpak past ook in de follow-up van mijn reis die ik vorig jaar aan Brazilië heb gebracht, waar ik onder meer heb gesproken over de economische diplomatie (vergroten van marktkansen van het Nederlandse bedrijfsleven in Brazilië) en de kabinetsambities rond Water Internationaal.
Ik ben uiteraard bereid om samen met Minister Schultz van Haegen en mijn collega’s van EZ, BZ en BHOS mij in te zetten om met Nederlandse bedrijven en met inzet van in Nederland ontwikkelde duurzame innovaties een succesvolle bijdrage te leveren aan de terugdringing van vervuiling van de Guanabara Bay en de opbouw van een circulaire economie in Rio de Janeiro. Uiteindelijk is het echter de Braziliaanse overheid die besluit over de investeringen en de samenwerking met het Nederlandse consortium.
Bent u bereid deze vorm van diplomatie in te zetten?
Zie antwoord vraag 5.
Roemeense voetbalfraude |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Nederland speelt cruciale rol bij Roemeense voetbalfraude»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de bevindingen van dit onderzoek waaruit blijkt dat Nederlandse postbusfirma’s transferfraude hebben gefaciliteerd?
Ik deel de mening dat (transfer)fraude in de sport aangepakt dient te worden. De bestrijding van illegaal gokken, witwassen en fraude in de sport maakt deel uit van de aanpak matchfixing en de aanpak van de daaraan gerelateerde risico’s. In deze aanpak werken diverse private en publieke partijen samen om de sport zuiver te houden. Hiertoe is een platform ingericht dat periodiek bijeenkomt en waar signalen van fraude kunnen worden gemeld. Dat kunnen ook signalen zijn over transferfraude. Daarnaast is er ook een strategisch beraad matchfixing, waar de betrokken organisaties beleidsmatig de ontwikkelingen met betrekking tot matchfixing in Nederland en Europa volgen en -waar nodig- beleid en regelgeving kunnen aanpassen.
Een ander project dat hier genoemd kan worden, is het project Niet-Melders dat tot doel heeft dat instellingen, zoals bv trustkantoren, accountants en belastingadviseurs, beter cliëntonderzoek doen en vaker melding doen van ongebruikelijke transacties. Ook ongebruikelijke transacties die gerelateerd zijn aan sport kunnen hiermee in beeld komen. Het niet naleven van de regels werkt ondermijnend, concurrentievervalsend en kan witwassen faciliteren. Dit betreft een gezamenlijk project van de FIOD, de Landelijke Recherche, de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-NL), het Bureau Financieel Toezicht (BFT), de Belastingdienst Holland Midden/Belastingdienst, Bureau Toezicht Wwft (BTW), de Nederlandsche Bank en het Openbaar Ministerie (OM).
Mocht er in het kader van bovengeschetste projecten aanleiding ontstaan voor het opstarten van een strafrechtelijk onderzoek, zal het OM hiertoe overgaan. Overigens blijft gelden dat het OM geen uitspraken doet over waar het wel of geen onderzoek naar doet.
Deelt u de mening dat schimmige constructies en expliciete transferfraude voetballers, clubs en hun supporters duperen en daarom keihard aangepakt dienen te worden? Op welke wijze worden deze schimmige constructies en transferfraude momenteel bestreden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om, in het licht van de strafrechtelijke veroordelingen in Roemenië en de genoemde aanwijzingen van Nederlandse betrokkenheid bij deze en andere lopende zaken omtrent transferfraude, nader onderzoek te gelasten naar de wijze waarop wijdvertakte netwerken van trustkantoren, zaakwaarnemers en voetbalbestuurders gebruik maken van gunstige fiscale regelingen in Nederland teneinde deze fraude te bestrijden? Zo ja, op welke termijn kan een dergelijk onderzoek uitgevoerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze wordt de handel in spelers door middel van dergelijke schijnconstructies bestreden en hoe past dit in de bestaande aanpak van de internationaal georganiseerde criminaliteit in de sport? Bent u bereid internationaal georganiseerde criminaliteit in de sport het werken onmogelijk te maken door in te zetten op de aanpak van dit soort constructies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre zijn dit soort transacties, waarbij kunstmatig de winst wordt verhoogd door een schimmig samenspel van meerdere transacties, onderworpen aan belastingheffing in Nederland? In hoeverre is de Belastingdienst alert op dit soort opmerkelijke transacties? Welke lessen zijn er geleerd uit de «Klimop» vastgoedfraudezaak?
De toepassing van de Nederlandse wet- en regelgeving vindt plaatst op basis van de feiten en omstandigheden van de transactie(s). Voor een effectief toezicht en handhaving bij een samenspel van meerdere transacties moet duidelijk zijn hoe het totaal van de transacties loopt om te kunnen bepalen hoe de belastingheffing verloopt. Om die duidelijkheid te krijgen is in grensoverschrijdende situaties essentieel dat informatie wordt gedeeld met belastingdiensten in het buitenland. De Nederlandse Belastingdienst ontvangt en beantwoordt dan ook met regelmaat verzoeken uit het buitenland over rechten en geldstromen betreffende de voetbalsector die via Nederlandse rechtspersonen lopen.
De Belastingdienst heeft specifieke aandacht voor de sportsector, inclusief voetbalfraude. Dit blijkt onder andere uit het bestaan van een speciaal team dat verantwoordelijk is voor het fiscale toezicht op de betaalde sport en uit het feit dat de Belastingdienst tegemoet komt aan (internationale) informatieverzoeken op dit gebied.
De Klimop vastgoedfraudezaak heeft geleerd dat vastgoedtransacties continue aandacht verdienen. De Belastingdienst heeft sinds de Klimop zaak in het vastgoed de aandacht voor de gehele keten aan transacties, voor integriteit, voor facilitator(s) en de aandacht voor de medeplegers geïntensiveerd.
Welke handvaten bieden de huidige fiscale wetgeving en het Nederlandse verdragennetwerk ter voorkoming van dit soort praktijken? Deelt u de mening dat het ongewenst is dat Nederland aantrekkelijk is als tussenschakel in dit soort abjecte structuren? Hoe beziet u in dit licht de motie-Groot waarin een bronbelasting op geldstromen naar belastingparadijzen wordt voorgesteld?2 Deelt u de mening dat een bronbelasting Nederland onaantrekkelijk zou maken als doorstromer richting belastingparadijzen?
De meeste recente belastingverdragen kennen bepalingen om misbruik van die verdragen tegen te gaan. Dat misbruik ziet dan op fiscale aspecten. Fiscale wetgeving en belastingverdragen zijn niet gericht op het bestrijden van dit soort praktijken.
Een bronbelasting op betalingen vanuit Nederland maakt dergelijke betalingen uiteraard minder aantrekkelijk. De nadelen van een dergelijke bronbelasting voor internationale investeringen zijn echter aanzienlijk. Daarom kent het Nederlandse fiscale systeem dergelijke bronheffingen niet.
De verkoop van voetbalkaartjes via Marktplaats |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het aanbod van voetbalkaartjes via websites zoals Marktplaats.nl?1
Ja.
In hoeverre ontstaan met de verkoop van voetbalkaartjes buiten de betaald voetbalorganisaties (bvo's) om veiligheidsrisico’s omdat supporters van de ene club in een vak terechtkomen van een andere club of omdat via die manier hooligans in het stadion komen?
De aanpak van zwarthandel en de illegale (door)verkoop is één van de speerpunten van de KNVB. De KNVB ziet illegale (door) verkoop van toegangskaarten als een ernstig probleem: hogere prijzen, onzekerheid en veiligheidsrisico’s omtrent uitsupporters in thuisvakken. De veiligheidsrisico’s worden door de lokale voetbalpartners (gemeente, politie Openbaar Ministerie, betaalde voetbalorganisaties) voor iedere voetbalwedstrijd meegewogen en benoemd. Daarnaast heeft de KNVB de mogelijkheid om, indien zij ongeldige kaarten signaleert, deze te annuleren.
Bent u bekend met geweldsincidenten in voetbalstadions waarbij bezoekers betrokken waren die kaartjes buiten de bvo’s of de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) om hebben gekocht? Zo ja, wat is de aard en de omvang van die incidenten?
Ja, ik ben bekend met geweldincidenten in voetbalstadions waarbij bezoekers betrokken waren die kaartjes buiten de bvo’s of de KNVB om hebben gekocht. Het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) is een politie-instelling gericht op het uitwisselen van informatie over voetbal en veiligheid en vergaart informatie rond voetbalvandalisme en -geweld. Jaarlijks verschijnt het jaaroverzicht en wordt een landelijk beeld gegeven van wat er in het seizoen is gebeurd op het gebied van openbare orde en veiligheid, gerelateerd aan het voetbal. Bij het signaleren van geweldsincidenten ligt echter de nadruk op het geweldsincident en in mindere mate op de manier waarop de toegangskaarten zijn verkregen. Ik ben dan ook niet bekend met de exacte aard en de omvang van die incidenten waarbij de betrokken bezoekers kaartjes buiten de bvo’s of de KNVB om hebben gekocht.
Weet u of door de verkoop van voetbalkaartjes buiten de bvo’s om sprake is van prijsopdrijving? Zo ja, in welke mate is daar sprake van? Zo nee, weet u dat niet of is er geen sprake van prijsopdrijving?
Ik sluit niet uit dat daar sprake van is. Vooral indien kaarten schaars zijn. Daarnaast is ook sprake van verkoop door personen die te goeder trouw zijn en kaartjes doorverkopen omdat zijzelf verhinderd zijn om de wedstrijd te bezoeken. Soms zelfs tegen een lager tarief.
Hebt u kennis, bijvoorbeeld via het Landelijk Meldpunt Internetoplichting, van de mate waarin bij de verkoop van voetbalkaartjes sprake is van oplichting of wanprestatie door de verkoper? Zo ja, kunt u die kennis delen? Zo nee, kunt u dit dan laten onderzoeken?
De Nationale politie heeft mij bericht dat er meldingen bekend zijn over fraude met voetbalkaartjes. Er wordt echter niet specifiek geregistreerd op fraude met voetbalkaartjes, maar op fraude met toegangsbewijzen in het algemeen.
Dit betekent dat in de registratie ook fraude met bijvoorbeeld kaartjes voor popconcerten en andere evenementen is opgenomen.
Over welke mogelijkheden beschikken de bvo’s en de KNVB om de verkoop van voetbalkaartjes buiten de daarvoor geëigende kanalen tegen te gaan? Zijn die mogelijkheden afdoende om te waarborgen dat alleen goedwillende supporters tegen de normaal daarvoor geldende prijzen veilig voetbalwedstrijden kunnen bijwonen? Zo nee, ziet u voor uzelf een rol weggelegd om in overleg met de KNVB hiervoor te gaan zorgen en zo ja, welke rol?
Nee, dit lijkt vooralsnog niet nodig. De KNVB heeft standaardvoorwaarden opgesteld teneinde een ordelijk en veilig verloop in de ruimste zin van het woord te kunnen bewerkstelligen en een dergelijk onordelijk en onveilig gedrag bij voetbalevenementen tegen te gaan. Daarnaast is doorverkoop buiten de privésfeer niet toegestaan. Bij doorverkoop in de commerciële sfeer kan de KNVB aan de verkopende persoon een landelijk stadionverbod (incl. maximaal € 450 boete) opleggen. Ook kan de bond op basis van artikel 5 van de KNVB standaardvoorwaarden de kaarten blokkeren, wanneer getraceerd is om welk kaartje het gaat. Uitgangspunt is dat een ieder die betrokken is bij de voetbalsport in Nederland, en niet in de laatste plaats de fans, er belang bij heeft dat voetbalevenementen op een ordelijke en veilige wijze verlopen. Gedragingen van personen (alleen of in een groep) die de openbare orde en/of de veiligheid bij voetbalevenementen verstoren dan wel in gevaar brengen, zijn schadelijk voor het aanzien en het belang van het Nederlandse voetbal.
Een boete voor racistische uitspraken onder voetbalselfie |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Boete voor racisme onder voetbalselfie Leroy Fer»?1
Ja.
Vindt u het rechtvaardig dat slechts drie mensen een boete opgelegd hebben gekregen, terwijl er talloze racistische en beledigende reacties zijn geplaatst?
Op basis van strafrechtelijk onderzoek zijn door het Openbaar Ministerie drie personen aangemerkt als verdachte. Deze drie personen hebben uitingen gedaan die aanzetten tot haat of discriminerend zijn en hebben een transactievoorstel ontvangen.
Wanneer mensen teksten als grievend en aanstootgevend ervaren, betekent dat niet dat die teksten naar de letter van de wet ook daadwerkelijk een strafbaar feit opleveren omdat ze aanzetten tot haat of discriminerend zijn.
Wat is de reden geweest voor het kleinschalige optreden van het Openbaar Ministerie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er effectiever opgetreden moet worden tegen mensen die racistische uitspraken op sociale media doen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt continu aan het effectiever optreden tegen discriminatie, ook op sociale media en internet. Burgers hebben de mogelijkheid om discriminatie op het internet online te melden bij het Meldpunt internet discriminatie (MiND). Voor de laatste stand van zaken van de aanpak van discriminatie verwijs ik u naar de voortgangsbrief discriminatie, die op 19 februari aan uw Kamer werd toegezonden (TK 2014–2015, 30 950, nr. 76). De verdere versterking van de aanpak van discriminatie maakt tevens onderdeel uit van de herijking van het actieplan discriminatie.
Deelt u de mening dat een boete van 360 euro geen passende strafmaat voor dergelijke racistische en beledigende uitspraken is en dat deze straf veel hoger zou moeten zijn?
Nee. De officier van justitie bepaalt aan de hand van de richtlijnen welke sanctie passend zou zijn in soortgelijke strafzaken. De officier van justitie houdt daarbij rekening met de omstandigheden van het geval. Er kan in voorkomende gevallen gemotiveerd van de richtlijnen worden afgeweken.
Deelt u de mening dat alleen een geldboete weinig effect zal hebben omdat de gedachtegang van de dader hiermee niet verandert? Zo ja, is het niet beter om verplichte cursussen of antiracisme bijeenkomsten te organiseren zodat daders inzien waarom ze fout zitten? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van discriminatie die het Kabinet voorstaat is breder dan alleen het opleggen van geldboetes. Toepassing van het strafrecht is een ultimum remedium in de aanpak van discriminatie. Strafbaarstelling (en vervolging) vervult een belangrijke signaalfunctie, maar strafrecht alleen kan nooit de oplossing zijn: een generieke en gedifferentieerde aanpak die het bestaan van vooroordelen kan wegnemen is eveneens noodzakelijk. Bewustwording is daarbij een belangrijke pijler van het Nederlandse anti-discriminatiebeleid. De in de voortgangsbrief discriminatie aangekondigde landelijke campagne draagt bij aan deze bewustwording.
Denkt u dat de behoefte om racistische uitlatingen te doen is toegenomen in de afgelopen tien jaar? Zo ja, waar denkt u dat deze behoefte vandaan komt? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Zoals reeds aan Uw Kamer gemeld in de eerder aangehaalde brief van 19 februari jongstleden, is het kabinet bezorgd over het beeld van toenemende onverdraagzaamheid. De manier waarop mensen zich bijvoorbeeld op sociale media discriminatoir uitlaten en oproepen tot haat of discriminatoir gemotiveerd geweld is schokkend. Zichtbaar is dat gebeurtenissen elders in de wereld bijdragen aan onverdraagzaamheid en angst. Mensen benaderen elkaar vaak niet meer als individu en gaan af op afkomst en vooroordelen. Dit staat een samenleving, waarin iedereen in veiligheid zichzelf mag zijn, in de weg.
Het kabinet neemt gevoelens van angst binnen verschillende gemeenschappen in ons land serieus. Het is van het allergrootste belang dat hier gezamenlijk tegen wordt gestreden: overheid, maatschappelijke organisaties, religieuze leiders en burgers. Discriminatie gaat ons immers allemaal aan en is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en de samenleving. In het licht van het vraagstuk van radicalisering van jongeren, is het belang daarvan nog meer toegenomen.
Mede in het kader van de uitvoering van de motie van het lid Marcouch van 26 november 2014 (Kamerstuk 34 000-VI, nr. 37) zal in 2015 vanuit de huidige context opnieuw worden gekeken naar de samenhang, focus en doeltreffendheid van het actieprogramma discriminatie. Mede door nieuwe wetenschappelijke inzichten en opgedane praktijkervaring, worden er vanuit dit actuele perspectief nieuwe meerjarige doelen en resultaten geformuleerd. Hiertoe wordt onder meer in overleg getreden met belangengroepen, maatschappelijke organisaties, overheden, sociale partners en instituties. Het programma kan verder worden versterkt door de relevante invalshoek van andere brede beleidsprogramma’s te betrekken, zoals de integrale aanpak jihadisme en de Agenda lokale democratie. Ook kan hierdoor relevant onderzoek nog meer in samenhang worden uitgevoerd.
Denkt u dat het politieke klimaat bijdraagt aan de toename van racistische uitingen?2 Zo ja, wat gaat u ondernemen om het politieke klimaat bij te sturen? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Zie antwoord vraag 7.
Is het bij u bekend of een van de daders die racistische opmerkingen plaatsten een functie heeft bij de overheid?
Het is mij niet bekend of een van de daders een functie bij de overheid heeft.
Deelt u de mening dat mensen met een overheidsfunctie een voorbeeldfunctie dragen en zich horen te weerhouden van racistische uitspraken? Zo ja, wat gaat u ondernemen tegen deze mensen in overheidsfunctie? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het doen van racistische uitspraken verhoudt zich niet met het gedrag dat van overheidspersoneel mag worden verwacht. Een racistische uitspraak kan worden opgevat als plichtsverzuim en derhalve disciplinair worden bestraft. Integriteit kan immers het vertrouwen in de overheid maken of breken. Het is dus belangrijk dat overheidsfunctionarissen integer zijn. Om dat te borgen en bevorderen dienen overheidsorganisaties op basis van art. 125quater, aanhef en onder a, van de Ambtenarenwet, een integriteitsbeleid te voeren «dat is gericht op het bevorderen van goed ambtelijk handelen en dat in ieder geval aandacht besteedt aan het bevorderen van integriteitsbewustzijn en aan het voorkomen van misbruik van bevoegdheden, belangenverstrengeling en discriminatie».
Indien burgers zich gediscrimineerd voelen door een ambtenaar of bestuurder, kunnen zij verschillende wegen bewandelen om dit aan te kaarten. Zo kunnen zij een klacht indienen bij de desbetreffende overheidsorganisatie. Ook kunnen burgers (vermoedens van) integriteitsschendingen melden bij de Rijksrecherche, alsmede bij de Vertrouwenslijn van NL Confidential (voorheen Stichting M ook wel bekend van de anonieme meldlijn Meld Misdaad Anoniem). Voor ambtenaren die vermoedens van misstanden in hun organisatie aan de kaak willen stellen, zijn klokkenluidersregelingen in het leven geroepen (zoals het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en politie).
Vindt u dat aan mensen die in het verleden dergelijke racistische opmerkingen hebben geplaatst, vanuit het principe van een voorbeeldfunctie en het gelijkheidsbeginsel, de toegang tot banen bij de overheid ontzegt dient te worden? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee, in het verleden geplaatste racistische opmerkingen op internet zijn in zijn algemeenheid geen reden om iemand de toegang tot een baan bij de overheid te ontzeggen, tenzij dit heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling die de afgifte van een voor de functie noodzakelijke verklaring van goed gedrag in de weg staat. Daarbij zij wel aangetekend, dat het doen van racistische uitingen zich niet verhoudt tot hetgeen van overheidspersoneel verwacht mag worden. Het ligt wel in de rede dat dergelijke uitlatingen, indien bekend, zullen worden meegewogen in de sollicitatieprocedure.
Bent u van plan een aanpak samen te stellen om daadkrachtig te voorkomen dat dergelijke racistische uitspraken in de toekomst door andere personen worden gedaan? Zo ja, hoe gaat dit aanpak eruit zien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat er een meldpunt racisme moet komen bij overheidsfuncties?
Ik ben geen voorstander van het oprichten van een apart meldpunt racisme in relatie tot overheidsfuncties. De bestaande instituties ten behoeve van het tegengaan van discriminatie en de huidige mogelijkheden om misstanden te melden volstaan, zoals de anti-discriminatievoorzieningen (ADV’s) en het Meldpunt internet discriminatie (MiND), om inzicht te krijgen in de problematiek en om krachtig op te kunnen treden.
Het dopingrapport van de Internationale Wielrenunie (UCI) |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het rapport van de Cycling Independent Reform Commission van de UCI, waarin onder andere wordt geconstateerd dat er vandaag de dag nog steeds een dopingcultuur in het internationale wielrennen heerst?1
Ja.
Deelt u de constatering van de commissie dat, ondanks dat de verantwoordelijkheid voor anti-dopingbeleid primair bij de sport ligt, ook overheden een ondersteunende verantwoordelijkheid hebben bij het bestrijden van dopinggebruik?
Ja. Zie ook het antwoord op de vragen 3 en 4.
Op welke wijze worden onderzoeksmiddelen, die exclusief in handen zijn van de overheid (zoals de mogelijkheid van telefoontaps en financiële onderzoeken), gebruikt in de strijd tegen doping?
Indien sprake is van een verdenking van het plegen van strafbare feiten kunnen onder gezag van het OM opsporingsmiddelen, zoals het plaatsen van een telefoontap, worden ingezet bij de opsporing van deze strafbare feiten, onder de voorwaarden zoals opgenomen in het Wetboek van Strafvordering. Voor de productie en het in het handelsverkeer brengen van geneesmiddelen, waaronder dopinggeduide middelen, is een vergunning nodig. Als geneesmiddelen worden vervaardigd of verhandeld zonder vergunning, te koop worden aangeboden of ter hand worden gesteld door een ander dan een daartoe bevoegde (zoals een apotheker of een arts), is dit een overtreding van de Geneesmiddelenwet. De handhaving van de Geneesmiddelenwet kent in combinatie met de Wet op de economische delicten een duaal stelsel; er kan een bestuursrechtelijke sanctie door een van de toezichthouders (IGZ en NVWA) worden opgelegd of er kan strafrechtelijk worden opgetreden. Handhavend optreden is overigens ook mogelijk in de situatie dat de desbetreffende geneesmiddelen niet zijn toegelaten tot de Nederlandse markt.
Verder kunnen handelingen ten aanzien van de grondstoffen (werkzame stoffen) voor geneesmiddelen, waaronder dopinggeduide middelen, een overtreding inhouden. Krachtens artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is voor deze handelingen een registratie vereist. Het verrichten van dergelijke handelingen zonder registratie is eveneens bestuurs- of strafrechtelijk te handhaven. Voorts is strafrechtelijk optreden mogelijk voor zover die stoffen voorkomen op lijst I of lijst II van de Opiumwet, of vallen onder de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Bent u bereid de aanbeveling onder 3.1.1 uit het commissierapport, waarin wordt gesteld dat onderzoeksmiddelen van de overheid en structurele informatie-uitwisseling tussen overheid en sportbonden noodzakelijk zijn om moderne dopingtechnieken (zoals microdosing) op te sporen, mee te nemen in het beleid?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, kunnen opsporingsmiddelen al worden ingezet bij strafrechtelijk optreden tegen strafbaar gestelde gedragingen met betrekking tot doping. Deze opsporingsmiddelen worden niet ingezet ten aanzien van het gebruik van doping, zoals microdosing. Het gebruik van doping is immers niet strafbaar in Nederland, en opsporingsmiddelen mogen daarom niet worden ingezet ten aanzien van dopinggebruik.
Wat is uw mening voor wat aanbeveling 3.1.3 betreft, waaruit in de Nederlandse situatie afgeleid kan worden dat de Dopingautoriteit gevallen van artsen die schuldig zijn bevonden aan een overtreding van anti-dopingregels standaard door zou moeten geven aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), waarna mogelijk een doorhaling in het BIG-register kan volgen?
Wanneer een arts of andere BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar schuldig wordt bevonden aan een overtreding van antidopingregels van een sportorganisatie dan kan deze beroepsbeoefenaar daar in beginsel ook door de tuchtrechter nog op worden aangesproken. Voor een gang naar de tuchtrechter is melding bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet noodzakelijk. Het staat namelijk iedere rechtstreeks belanghebbende vrij om het handelen van een ingeschreven beroepsbeoefenaar ter toetsing voor te leggen aan de tuchtrechter. De zwaarste maatregel die een tuchtrechter kan opleggen is doorhaling in het BIG-register van de betreffende beroepsbeoefenaar.
Wanneer een melding van een dergelijke overtreding bij de IGZ wordt gedaan dan zal de IGZ een inschatting maken of voldaan is aan de randvoorwaarden voor verantwoorde zorg. Indien noodzakelijk dan zal de IGZ overgaan tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel of de casus ter toetsing voorleggen aan de tuchtrechter.
Deelt u de mening dat doping ook in Europees verband aangepakt dient te worden? Zo ja, hoe wilt u deze Europese aanpak bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van dopinggebruik wordt reeds in Europees verband aangepakt via de Anti-dopingconventie van de Raad van Europa en CAHAMA, het Europese afstemmingsorgaan voor de samenwerking met het Wereld Anti-doping Agentschap (WADA).
De rellende Nederlanders in Rome |
|
Nine Kooiman , Michiel van Nispen |
|
Opstelten (VVD) |
|
Deelt u de afschuw over de rellende Nederlanders in Rome?1
Ja.
Zijn volgens u vooraf voldoende maatregelen genomen teneinde dergelijke rellen te voorkomen? Zo ja, welke?
Er zijn Europese afspraken met betrekking tot het bestrijden van voetbalgeweld in een internationale context. Deze komen voort uit conventies van de Raad van Europa en de Europese Unie die zijn opgesteld na het Heizeldrama in België (1985). Op basis van deze conventies heeft elk aangesloten land (waaronder Italië en Nederland) een National Football Information Point (NFIP, in Nederland het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme) dat verantwoordelijk is voor de informatiedeling tussen beide landen. Indien beschikbaar wordt er te allen tijde informatie gedeeld met betrekking tot risicosupporters. Ook in dit geval heeft er informatie-uitwisseling plaats gevonden.
De voetbalwedstrijd in Rome viel onder verantwoordelijkheid van de Italiaanse autoriteiten. Het is gebruikelijk dat voor internationale risicowedstrijden er via het NFIP een verzoek gaat richting het land van de uitsupporters om bijstand te leveren, dikwijls in de vorm van zogenaamde «spotters». Dit zijn in dit geval leden van de Nederlandse politie die eventuele doelgroepsupporters kunnen herkennen en, waar nodig, in overleg kunnen treden met deze supporters en de lokale autoriteiten kunnen adviseren. Vanuit de Nederlandse politie waren zes politieambtenaren aanwezig in Rome, die ervaring hebben met de Rotterdamse situatie. Alle operationele werkzaamheden die in Rome door deze politieambtenaren werden uitgevoerd vielen onder verantwoordelijkheid van het gezag aldaar.
Zijn volgens u de mogelijkheden maximaal benut teneinde vooraf informatie uit te wisselen tussen de diverse betrokken partijen in Nederland en Italië? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is bekend of zich tussen de rellende Nederlanders personen bevonden met een stadionverbod?2 Zo ja, om welk type stadionverbod ging het? Welke voorzorgsmaatregelen zijn genomen teneinde te voorkomen dat zij deze uitwedstrijd konden bezoeken?
Op dit moment loopt het onderzoek nog naar personen die mogelijk strafbare feiten hebben gepleegd. Vertegenwoordigers van het OM en de Nationale Politie, eenheid Rotterdam, zijn eind februari in Rome geweest om de eerste afspraken te maken over samenwerking op het gebied van identificatie, opsporing en mogelijke vervolging van personen die strafbare feiten hebben gepleegd rondom de voetbalwedstrijd AS Roma-Feyenoord. Het onderzoek, mede aan de hand van beeldmateriaal dat inmiddels van de Romeinse autoriteiten is ontvangen, is in volle gang. In het belang van het onderzoek kunnen hierover geen verder geen mededelingen worden gedaan.
Herinnert u zich uw antwoord op mijn vraag in het debat van 27 januari 2015 over de bestrijding van voetbalvandalisme hoe kan worden voorkomen dat Nederlanders met een stadionverbod uitreizen naar Europese uitwedstrijden?3 Bent u nog steeds van mening dat er voldoende mogelijkheden zijn dit voor elkaar te krijgen?
Ja. Het is van belang om – net als in de beantwoording in het debat van 27 januari 2015 – verschillende stadionverboden te onderscheiden.
Een voetbalclub of de KNVB, kan een stadionverbod opleggen dat geldt in het binnen- en buitenland. Dat belet het bezoek aan een stadion (in het buitenland), maar is niet gelijk te stellen aan een uitreisverbod. Wel kan informatie over de persoon aan wie een stadionverbod is opgelegd via het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme aan (buitenlandse) partners worden doorgegeven.
Daarnaast kan de strafrechter een strafrechtelijk stadionverbod of een meldplicht opleggen op grond van artikel 38v Sr voor wedstrijden van een betaald voetbalorganisatie in binnen- en buitenland.
Het wetsvoorstel Aanscherping maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast (Kamerstukken 33 882) voorziet in de wijziging van art. 38v Sr in die zin dat de strafrechter – wanneer het wetsvoorstel in werking is getreden – een gebiedsgebod kan opleggen, zodat een veroordeelde op aangewezen momenten op een aangewezen plaats dient te verblijven en dus niet mag afreizen naar een uitwedstrijd, ook niet naar een uitwedstrijd in het buitenland.
Bent u van mening dat er nu al voldoende mogelijkheden zijn het uitreizen van Nederlanders naar uitwedstrijden te voorkomen? Zo ja, waarom zijn die kennelijk onvoldoende benut? Zo nee, welke aanvullende mogelijkheden ontstaan op grond van die nieuwe wet, waarvan u veel verwacht?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn aanvullende maatregelen naar uw mening noodzakelijk?
Aanvullende maatregelen, naast die welke in het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel Aanscherping maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast zijn voorzien, acht ik niet nodig.
Voetbalgeweld door zichzelf Feyenoord-supporters noemende Nederlanders in Rome |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de berichten over Nederlanders die zich voorafgaand aan een voetbalwedstrijd in Rome hebben misdragen1 en herinnert u zich uw antwoorden op vragen van de leden Marcouch en Van Dekken over het tegengaan van internationale voetbalhooligans?2
Ja.
Voelt ook u gevoelens van afschuw en plaatsvervangende schaamte als u leest over deze misdragingen van deze zich supporters noemende Nederlanders in Rome?
Ja.
Kunnen Nederlandse burgemeesters op het moment dat de nieuwe Voetbalwet van kracht wordt ook aan de hand van signalen die zij hebben ontvangen over misdragingen van inwoners van hun gemeente in een ander land vrijheid beperkende maatregelen waaronder een meldplicht opleggen? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepaling? Zo nee, waarom niet en acht u het wenselijk dit wel mogelijk te maken?
Ja, aan een beslissing op grond van art. 172a Gemeentewet worden relevante verstoringen van de openbare orde ten grondslag gelegd. Dit kunnen ook gedragingen zijn die in het buitenland hebben plaatsgevonden. Bepalend criterium is dat de burgemeester die de maatregel oplegt ernstige vrees heeft voor verdere verstoring van de openbare orde in zijn eigen gemeente. In een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 april 20123 is overwogen dat het feit dat een gedraging die in het buitenland heeft plaatsgevonden, onverlet laat dat de burgemeester die gedraging aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
Wat kunnen EU-lidstaten doen teneinde te voorkomen dat inwoners van een andere lidstaat na een strafrechtelijke veroordeling weer terugkeren naar het land waar zij veroordeeld zijn?
Er bestaat geen mogelijkheid om EU-burgers tot ongewenst vreemdeling voor het EU-gebied te verklaren. Wel is er de mogelijkheid voor de lidstaten om veroordeelde criminele EU-burgers (behoudens eigen onderdanen) na de strafdetentie van het eigen grondgebied te verwijderen als wordt voldaan aan het openbare ordecriterium van artikel 27 van de Richtlijn vrij verkeer van personen. Daarin staat dat EU-burgers niet door een EU-lidstaat uitgezet mogen worden tenzij ze «een actuele en werkelijke bedreiging van de openbare orde of de openbare veiligheid» vormen. Uit de jurisprudentie blijkt dat daarvan sprake is bij zware misdrijven zoals bijvoorbeeld gewelds- en levensdelicten of bij een reeks van misdrijven.
Op basis van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 kan Nederland EU-burgers tot ongewenst vreemdeling verklaren. Ook hier geldt dat getoetst moet worden aan artikel 27 van de Richtlijn vrij verkeer van personen. Een ongewenstverklaring heeft tot gevolg dat de criminele EU-burger na de strafdetentie Nederland direct moet verlaten dan wel wordt uitgezet. Aanwezigheid in Nederland is dan strafbaar op grond van artikel 197 Wetboek van Strafrecht (Sr) (maximaal 6 maanden gevangenisstraf).
Wat zijn de mogelijkheden om binnen de Europese Unie een burger tot ongewenst vreemdeling te verklaren en is dit ook mogelijk voor veroordeelde voetbalhooligans?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden bestaan er voor de Italiaanse justitiële autoriteiten om de opgelegde geldboetes aan Nederlanders in Nederland te innen? Welke mogelijkheden heeft u om de Italiaanse autoriteiten te helpen bij het innen van die boetes en gaat u die mogelijkheden ook aanwenden?
Tegen de vonnissen waarbij in dit geval boetes zijn opgelegd, staan nog rechtsmiddelen open. Indien Italië, nadat de vonnissen onherroepelijk zijn geworden, niet in staat is om de boetes te innen, zal kunnen worden bezien of Nederland daarbij op enige wijze behulpzaam kan zijn. Het zal afhangen van de inhoud van een Italiaans rechtshulpverzoek welke mogelijkheden kunnen worden benut.
Wat is het gevolg van het niet betalen van een Italiaanse boete indien de veroordeelde Nederlander opnieuw naar Italië afreist? Kan die Nederlander op die grond in Italië worden aangehouden en gedetineerd?
Nu niet is voldaan aan de plicht om de boete betalen, blijft deze boete open staan. De mogelijkheid bestaat dan ook dat de veroordeelde Nederlander, indien hij opnieuw naar Italië afreist, op grond van het toepasselijke Italiaans recht daar wordt aangehouden en gedetineerd in verband met de openstaande boete.
In hoeverre kan het vrije verkeer van personen binnen het Schengengebied voor veroordeelde criminelen worden beperkt? Acht u deze mogelijkheid adequaat in het kader van het voorkomen dat veroordeelde hooligans naar uitwedstrijden buiten hun eigen land reizen?
Het is niet mogelijk om het recht op vrij verkeer van veroordeelde criminelen, die hun straf reeds hebben uitgezeten, bij voorbaat te beperken. Zoals in mijn antwoord op vraag 5 al gesteld, is het wel mogelijk voor de lidstaten om veroordeelde criminele EU-burgers (behoudens eigen onderdanen) na de strafdetentie van het eigen grondgebied te verwijderen als wordt voldaan aan het openbare ordecriterium van artikel 27 van de Richtlijn vrij verkeer van personen, waarin staat dat EU-burgers niet door een EU-lidstaat uitgezet mogen worden tenzij ze «een actuele en werkelijke bedreiging van de openbare orde of de openbare veiligheid» vormen. Na een dergelijk verwijderingsbesluit dienen de betreffende EU-burgers eerst vanuit het buitenland te vragen om opheffing van de verwijderingsmaatregel, voor zij de betreffende lidstaat weer mogen inreizen.
Welke ervaring heeft Engeland met het opleggen en handhaven van een uitreisverbod voor hooligans? Is die ervaring voor u aanleiding met uw Europese collega's een dergelijk uitreisverbod ook voor andere lidstaten te bespreken? Dan wel bent u bereid over andere mogelijkheden te overleggen die kunnen voorkomen dat veroordeelde voetbalhooligans naar uitwedstrijden in een andere lidstaat kunnen reizen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Wie in Engeland nu een Football Banning Order krijgt opgelegd, is uitgesloten van bezoek aan alle wedstrijden van Britse teams, waar ook gespeeld.
De strafrechter in Nederland kan op grond van art. 38v Sr een strafrechtelijk stadionverbod of een meldplicht opleggen welke ook van kracht is tijdens wedstrijden van een bepaalde voetbalclub in het buitenland. Het wetsvoorstel Aanscherping maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Kamerstukken 33 882) voorziet daarnaast in de wijziging van art. 38v Sr in die zin dat de strafrechter – wanneer het wetsvoorstel in werking is getreden – een gebiedsgebod kan opleggen, zodat een veroordeelde op aangewezen momenten op een aangewezen plaats dient te verblijven en dus niet mag afreizen naar een uitwedstrijd, ook niet naar een uitwedstrijd in het buitenland.
Het innemen van het paspoort is in Engeland effectief, omdat daar grenscontroles zijn. Nederland, kent binnen het Schengengebied geen grenscontrole voor personen.
Ik vraag binnen de Europese Unie en de Raad van Europa aandacht voor het tot stand brengen van een internationaal stadionverbod en voor het onderzoeken van andere mogelijkheden om te voorkomen dat hooligans in het buitenland voor problemen zorgen.
De uitzending met betrekking tot het gerommel met zwemdiploma’s |
|
Michiel van Nispen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de grote verschillen in kwaliteit van de zwemdiploma’s in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Over verschillen in kwaliteit van de zwemdiploma’s bestaan zorgen bij stakeholders in de zwemsector. Het is van belang om in te blijven zetten op de kwaliteit. De sector ziet dit belang en wil ervoor zorgen dat de kwaliteit beter gegarandeerd wordt. Dit blijkt uit overleg dat recent met de sector is gevoerd.
Wat vindt u van de wildgroei aan verschillende zwemdiploma’s, richtlijnen en onduidelijke regelgeving als het gaat om zwemlessen aan kinderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel uw zorgen over de toegenomen verscheidenheid aan zwemdiploma’s en de onduidelijkheid rond de kwaliteitseisen. Hierdoor kunnen ouders niet goed een beredeneerde keuze maken voor een kwalitatief goede zwemles en een gegarandeerd goed zwemdiploma. Die zorgen worden ook door de zwemsector gedeeld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat eigenlijk iedereen, zonder nadere voorschriften, een zwemschool kan beginnen en zelfstandig zwemdiploma’s kan verstrekken? Zo ja, gaat u dit per direct verbieden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen die in de uitzending zijn geuit over de stoomcursussen die gegeven worden door commerciële ondernemers, wat ertoe leidt dat sommige kinderen daardoor te weinig zwemvaardigheid ontwikkelen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat het zwemdiploma een erkend document dient te zijn, zodat ouders erop kunnen vertrouwen dat hun kind goede en degelijke zwemlessen krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven op welke wijze u uitvoering geeft aan de motie over een onderzoeksprogramma zwemvaardigheid?2
Op 18 februari 2015 is er een overleg met betrokkenen gevoerd over zwemvaardigheid, zwemveiligheid en het borgen en delen van zwemkennis in Nederland.
Aan het overleg hebben de meest betrokken stakeholders in de zwemsector en vertegenwoordigers van VWS en OC en W deelgenomen.
De komende maanden werkt de sector aan een gemeenschappelijke aanpak en aan het verwerven van draagvlak bij alle betrokkenen. Hierbij is ook aandacht voor de in de motie gestelde onderzoeksvragen. Zodra dit proces is afgerond zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten. Ik verwacht dat de zwemsector voor de zomer 2015 tot een afronding komt.
De mogelijkheden voor sportverenigingen om te investeren in zonnepanelen |
|
Jan Vos (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat sportverenigingen een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan decentrale duurzame energie?
Ja.
Is het waar dat sportverenigingen over de energie die zij via zonnepanelen op hun eigen gebouwen opwekken wel btw moeten afdragen terwijl kleinverbruikers dit niet hoeven? Zo ja, ziet u mogelijkheden om de teruggaafregeling ook voor sportverenigingen in te stellen?
Op grond van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn eigenaren van zonnepanelen btw-plichtig, op het moment dat zij duurzaam en tegen vergoeding de door de zonnepanelen opgewekte energie leveren aan energiemaatschappijen. Sportverenigingen die duurzaam en tegen vergoeding elektriciteit leveren aan energiemaatschappijen zijn voor de exploitatie van zonnepanelen ook aan te merken als btw-ondernemer. Dit betekent overigens ook dat zij recht op aftrek van btw hebben voor de btw die in rekening is gebracht voor de aanschaf, installatie en reparatie van de zonnepanelen, namelijk voor zover de zonnepanelen worden gebruikt voor belaste leveringen van elektriciteit. Er bestaat geen btw-aftrekrecht voor zover de zonnepanelen worden gebruikt voor eigen gebruik van de vereniging. De reden hiervoor is dat de sportvereniging voor haar primaire activiteiten (de diensten op het gebied van de sportbeoefening aan leden) vrijgesteld is van btw.
De zelf opgewekte en gebruikte elektriciteit wordt dan voor die vrijgestelde activiteiten gebruikt waarvoor geen recht op aftrek bestaat.
Ziet u andere mogelijkheden om het (fiscaal) aantrekkelijk te maken voor sportverenigingen om in duurzame maatregelen zoals zonnepanelen of energiebesparing te investeren? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen dit zouden kunnen zijn?
In de energiebelasting bestaan drie regelingen die duurzame lokaal opgewekte energie stimuleren waar ook sportverenigingen gebruik van kunnen maken.
Dit betreft de salderingsregeling bij teruglevering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet, de vrijstelling voor het verbruik van elektriciteit die door de verbruiker zelf achter de meter is opgewekt en het verlaagd tarief voor lokaal opgewekte elektriciteit door coöperaties en VvE’s. Verder is in een motie van de Kamerleden Bruins Slot en Dijkstra van 17 december 2012 gevraagd om een regeling om het gebruik van hernieuwbare energie bij sportverenigingen te stimuleren. Ter uitvoering van deze motie stel ik momenteel samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een subsidieregeling op die per 1 januari 2016 effectief zal worden. Onder deze regeling zal een specifieke lijst van maatregelen voor energiebesparing en duurzame energie worden opgenomen, waarvoor subsidie kan worden verstrekt. In de overweging van de hoogte van het subsidiepercentage zal het voor sommige sportverenigingen niet aftrekbaar zijn van de btw worden meegenomen.
De ingangsdatum van de subsidieregeling energiebelasting voor sportverenigingen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Kent u het artikel «rijk pakt sportclubs veel geld af»1, het artikel «Nieuwe subsidieregeling energiebelasting» op de website van de KNVB2 en het artikel «Stopzetting ecotax nadelig voor verenigingen»?3
Ja.
Klopt het dat het kalenderjaar 2014 het laatste jaar is waarover teruggave van de betaalde energiebelasting aangevraagd kan worden door sportverenigingen?
Ja.
Klopt het dat de nieuwe subsidieregeling pas per 1 januari 2016 ingaat, waardoor over het kalenderjaar 2015 geen teruggaaf en geen subsidie aangevraagd kan worden? Zo ja, betekent dit dan dat sportverenigingen over 2015 met (aanzienlijk) hogere energiekosten worden geconfronteerd?
Over het kalenderjaar 2015 kan geen compensatie worden aangevraagd. De sportverenigingen krijgen in 2015 wel de compensatie over het kalenderjaar 2014. Het betreft het energiegebruik over een aaneengesloten periode van 12 maanden en waarvan de einddatum ligt in 2014. Deze teruggave wordt bij de sportverenigingen dan ook opgenomen in de begroting in 2015. Op de begroting 2015 zal voor de sportvereniging dan ook geen verandering plaats vinden in de totale lasten van de energie op de begroting.
Klopt het dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) penningmeesters adviseert in de begroting vanaf 2016 geen rekening meer te houden met de teruggave energiebelasting?4 Deelt u de mening dat penningmeesters ook actief geïnformeerd moeten worden over het feit dat zij over kalenderjaar 2015 geen enkele teruggaaf of subsidie hoeven te verwachten?
Ja, ik heb de sportbonden op 14 november 2014 schriftelijk geïnformeerd over het afschaffen van de mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting. De bonden en de Stichting Waarborgfonds Sport hebben hierop de penningmeesters geïnformeerd.
Hoe staat het met de toezegging van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat zij met de koepelorganisatie van de georganiseerde sport (NOC*NSF) de wenselijkheid van een eventuele overgangsregeling bespreekt?5
In overleg met de sportsector heb ik besloten de ingangsdatum van de nieuwe subsidieregeling uit te stellen van 1 januari 2015 naar 1 januari 2016. Op deze wijze kunnen de verenigingen zich voorbereiden op de afschaffing van de mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting en de ingang van de nieuwe regeling energiebesparing en verduurzaming sportaccommodaties. In dit besluit heb ik de wenselijkheid van een eventuele overgangscompensatie mee laten wegen.
Op basis hiervan heb ik de mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting afgeschaft zonder overgangscompensatie.
Is er een overgangsregeling? Zo ja, hoe ziet die eruit, en hoe kunnen sportverenigingen hier gebruik van maken? Zo nee, waarom is ertoe besloten geen overgangsregeling in te stellen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke partijen worden betrokken bij de uitwerking van de nieuwe subsidieregeling?
Ik hecht er belang aan de georganiseerde sport goed bij deze regeling te betrekken. Daarom betrek ik bij de uitwerking van de nieuwe regeling NOC*NSF, de tien grootste sportbonden, Vereniging Sport en Gemeenten en de Stichting Waarborgfonds Sport.
Kunt u garanderen dat het wijzigen van de regeling niet ten koste gaat van de financiële stabiliteit van sportverenigingen?
Bij de huidige mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting gaat het om gemiddeld 1% van de begroting van een sportvereniging (TK 33 750 XVI nr. 94).
Het is dan ook niet de verwachting dat de financiële stabiliteit van sportverenigingen hierdoor substantieel aangetast wordt.
Welke doelstelling voor verduurzaming van sportaccommodaties wordt door de nieuwe subsidieregeling beoogd?
De doelstelling van de nieuwe regeling is energiebesparing en verduurzaming op sportaccommodaties te bewerkstelligen.
Waarom is er voor gekozen de teruggave energiebelasting af te schaffen? Was het met het oog op een effectieve verduurzaming van sportaccommodaties niet beter geweest om naast de nieuwe subsidieregeling ook de teruggaafregeling in stand te houden, zoals beoogd was met de motie van de leden Bruins Slot en Pia Dijkstra?6
De teruggave regeling energiebelasting stimuleert verenigingen niet om energiebesparende of verduurzamende maatregelen te nemen. Door deze middelen in te zetten voor de nieuwe regeling wordt deze positieve stimulans wel aan de verenigingen gegeven. Het in stand houden van beide regelingen zou twee contraire signalen aan de sportverenigingen geven.
Deelt u de mening dat sportverenigingen die reeds de stap naar verduurzaming hebben gemaakt, benadeeld worden door het vervangen van de teruggaafregeling voor een subsidieregeling? Zo nee, waarom niet?
Nee, verengingen die reeds energiebesparende en verduurzamende maatregelen genomen hebben, kunnen hierdoor een verlaging van de energierekening realiseren. Deze verlaging van energielasten betekent automatisch dat de gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting lager is geworden.
Bent u bereid ook sportverenigingen die de stap naar verduurzaming in recente jaren al gemaakt hebben ook de gelegenheid te geven gebruik te maken van de subsidieregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Ja, de subsidieregeling is bedoeld voor nieuwe investeringen in energiebesparende en verduurzamende maatregelen. Wanneer verenigingen die al stappen hebben genomen op dit terrein aanvullende stappen willen nemen kunnen zij van deze regeling gebruik maken.
Heeft u bij uw besluit de teruggaafregeling af te schaffen overleg gevoerd met provincies, die vaak zelf al een beleid voeren voor verduurzaming van sportaccommodaties? Heeft u met uw besluit rekening gehouden met het risico dat hiermee acties van provincies voor verduurzaming belemmerd worden? Zo nee, waarom niet?
Bij het besluit om de huidige mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting af te schaffen heb ik gesproken met de georganiseerde sport en de Vereniging Sport en Gemeenten.
De provinciale regelingen en de regeling zoals ik die met mijn collega van Economische Zaken voornemens ben, belemmeren elkaar niet maar versterken elkaar. Het beleid van de Provincie Overijssel heeft het voor sportverenigingen aantrekkelijk gemaakt een energiescan te laten uitvoeren en te investeren tot 10.000 euro. Bij grotere investeringen is het voor de sportverenigingen mogelijk om een lening tegen gereduceerd rente tarief af te sluiten. Deze verenigingen hebben hierdoor een eerste stap kunnen maken en kunnen van de nieuwe regeling gebruik maken om aanvullende maatregelen te nemen.
Op welke wijze denkt u dat uw besluit om de teruggaafregeling af te schaffen bijvoorbeeld het beleid van de provincie Overijssel voor verduurzaming beïnvloedt?7
Zie antwoord vraag 13.
Deelt u de mening dat met uw besluit provincies die afgelopen jaren geïnvesteerd hebben in verduurzaming van sportaccommodaties benadeeld worden ten opzichte van provincies die hier niets aan gedaan hebben? Zo nee, waarom niet?
Nee, provincies die in de afgelopen jaren regelingen zijn gestart voor energiebesparing en verduurzaming van sportaccommodaties hebben hierdoor de sportverenigingen in de betreffende provincie bewuster gemaakt van de mogelijkheden voor energiebesparing en verduurzaming. Wanneer deze verenigingen nieuwe of aanvullende maatregelen willen nemen kunnen zij ook gebruik maken van de nieuwe subsidieregeling.
Welke provincies hebben de afgelopen jaren vanuit eigen middelen geïnvesteerd in de verduurzaming van sportaccommodaties? Bent u bereid met provincies in overleg te gaan over de gevolgen van het afschaffen van de teruggaafregeling? Zo nee, waarom niet?
Dit geldt voor de provincies Overijssel en Limburg. De provincies Gelderland8 en Groningen9 bieden de mogelijkheid voor verenigingen om een energiescan te laten doen. In de overige provincies kunnen sportverenigingen vaak gebruik maken van meer generieke subsidie middelen maar dit heeft nog maar tot een enkele investering geleid. Ik ben en blijf met de provincies in overleg over de nieuwe subsidieregeling.
Het artikel ‘Tegenslag in strijd tegen matchfixing’ |
|
Mei Li Vos (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op de eerdere vragen over het artikel «Tegenslag in strijd tegen matchfixing»?1
Ja.
Deelt u de mening dat op het moment dat er in Nederland legaal online sportweddenschappen gesloten worden, er vanaf dat moment toezicht moet zijn op het eerlijk verloop van die weddenschappen? Zo ja, welke rol gaat de Kansspelautoriteit (KSA) hierin spelen en in hoeverre kunnen justitiële autoriteiten ingeschakeld worden in het geval er sprake is van weddenschappen op sportwedstrijden waarvan de uitkomst op enigerlei wijze gemanipuleerd lijkt te worden? Zo, nee, waarom deelt u die mening niet en hoe kan dat wel gewaarborgd worden dat online gokken op sportwedstrijden bona fide verloopt?
Ja, die mening deel ik. De kansspelautoriteit is onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de kansspelwet- en regelgeving door vergunninghouders. De kansspelautoriteit beschikt over een bestuurlijk handhavingsinstrumentarium om aan deze toezichtstaak op effectieve wijze uitvoering te geven.
Als onderdeel van de regulering van kansspelen op afstand zullen vergunninghouders worden verplicht een integriteitsbeleid te voeren waarin specifiek aandacht is voor het voorkomen van matchfixing. Aan dit integriteitsbeleid worden minimumeisen gesteld. Ook moeten de vergunninghouders over de uitvoering van hun integriteitsbeleid periodiek rapporteren aan de kansspelautoriteit. Daarbij zal in ieder geval moeten worden vermeld voor welke wedstrijden een verhoogd risico op matchfixing is geïndiceerd en of de desbetreffende weddenschappen om die reden zijn geannuleerd. Voorts zullen vergunninghouders aangesloten worden het nationaal platform matchfixing.
Hoe krijgen de KSA of andere Nederlandse autoriteiten hun informatie ten aanzien van onverwachte, ongebruikelijke en mogelijk gemanipuleerde sportweddenschappen dan wel gemanipuleerde sportwedstrijden? In hoeverre wordt daarin samenwerking gezocht met informatie afkomstig van kansspelaanbieders of samenwerkingsverbanden van kansspelaanbieders?
Ik ga er van uit dat de vragenstellers doelen op de toekomstige situatie waarin in Nederland legaal online sportweddenschappen afgesloten kunnen worden. Op grond van het wetsvoorstel kansspelen op afstand zullen in de lagere regelgeving maatregelen worden getroffen ter voorkoming van fraude en criminaliteit, waaronder ook maatregelen ter voorkoming van matchfixing.
De vergunninghouder kan alle gedragingen van spelers monitoren en daarbij ongebruikelijke patronen onderkennen. Het is dus de kansspelaanbieder zelf die zicht heeft op het spelgedrag van zijn spelers en die in staat is ongebruikelijke gokpatronen te signaleren. Vergunninghouders zullen verplicht deel moeten nemen aan een internationaal samenwerkingsverband van kansspelaanbieders.
Vergunninghouders zullen zich tevens aansluiten bij het nationaal platform matchfixing.
Kunnen de KSA of Nederlandse justitiële autoriteiten op het moment dat online kansspelen legaal worden aangeboden aanbieders van sportweddenschappen, sportverenigingen dan wel sportbonden om informatie verzoeken bij vermoedens van gemanipuleerde wedstrijden of weddenschappen? Zo ja, op welke wijze en wanneer kan die informatie worden afgedwongen? Zo nee, waarom niet en betekent dat dat de KSA bij gebrek aan die informatie ten aanzien van de controle op het online aanbod van sportweddenschappen dan feitelijk geen tandeloze tijger is?
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kan het openbaar ministerie gegevens opvragen. Op grond van artikel 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht kan de kansspelautoriteit in het kader van bestuursrechtelijk nalevingstoezicht inlichtingen en inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vorderen. Op grond van het voorgestelde artikel 34k Wok worden vergunninghouders daarnaast verplicht eigener beweging informatie te verschaffen die relevant is voor het toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en vergunningvoorwaarden. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan informatie over het aantal weddenschappen dat op een bepaalde wedstrijd is afgesloten en hoeveel geld daarbij is ingezet. Op basis hiervan kan worden nagegaan of sprake is van een ongebruikelijk patroon. Ik heb geen reden aan te nemen dat vergunninghouders niet zouden willen meewerken aan het verstrekken van informatie. Immers, het niet voldoen aan de eisen zoals opgenomen in het wetsvoorstel kan een reden vormen voor de kansspelautoriteit de vergunning in te trekken (het voorgestelde artikel 31d Wok), welk risico de vergunninghouder gelet op de gedane investeringen naar verwachting niet zal willen lopen.
De berichten ‘Amateurclub OFC naar de top dankzij dubieuze geldschieter’ en ‘De bad boys van Young Boys’ |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over georganiseerde misdaad in de sport zoals geconstateerd in de artikelen «Amateurclub OFC naar de top dankzij dubieuze geldschieter», «De bad boys van Young Boys» en de onderzoeken van Interpol, Europol en het World Anti-Doping Agency (WADA)?1,2 Zo ja, wat is uw opvatting daarover?
Ik heb kennis genomen van die artikelen. Transparantie en goed bestuur zijn de kern van integere sportbeoefening. Sportliefhebbers moeten er op kunnen vertrouwen dat wedstrijden op eerlijke wijze verlopen en niet door criminelen worden beslist.
Worden amateursportclubs beschermd tegen criminele beïnvloeding, witwasserij, matchfixing, illegale betalingen en afpersing? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
In het kader van het toekomstig sportbeleid heb ik u reeds bij brief van 2 juni 2014 en bij brief van 1 december 2014 geïnformeerd over de komende wetgeving op het gebied van doping en kansspelen op afstand alsmede over de maatregelen die worden getroffen om matchfixing te bestrijden.3 Ik heb er vertrouwen in dat deze maatregelen zullen bijdragen aan een integere sportsector. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid breder en nader onderzoek in te stellen naar criminele beïnvloeding bij amateursportclubs?
De sportsector kan preventieve maatregelen treffen om de voedingsbodem voor criminaliteit en manipulatie te verkleinen, zoals het informeren van scheidsrechters over signalen van manipulatie bij sportwedstrijden en het attenderen van amateurclubs om stil te staan bij de risico’s op manipulatie. Bij signalen van bijvoorbeeld manipulatie kunnen scheidsrechters en sportverenigingen dit melden aan de sportbond en/of aangifte doen.
Er kunnen geen mededelingen worden gedaan over het voorbereidend onderzoek dan wel over concrete (lopende) strafrechtelijke onderzoeken die zich in de opsporingsfase bevinden. Mogelijke belangen van opsporing en vervolging, en de privacybelangen van betrokkenen, liggen aan dit beleid ten grondslag.
Wat is uw opvatting over de berichtgeving dat bij voetbalvereniging OFC een geldschieter of sponsor spelers al jarenlang geld zou betalen terwijl onduidelijk is waar deze middelen vandaan komen?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, hecht ik zeer aan het belang van integriteit in de sport.
Welke (nieuwe) wettelijke mogelijkheden zijn er binnen een verenigingsstructuur om te zorgen dat criminele beïnvloeding, integriteitschendingen en verwevenheid tussen onder- en bovenwereld in de toekomst niet langer plaatsvinden?
Vooropgesteld moet worden dat een ieder die strafbare feiten constateert hiervan aangifte kan doen.
De interne organisatie van een vereniging wordt bepaald door de wet, door haar statuten en haar reglementen. Dat biedt vele mogelijkheden om binnen een verenigingsstructuur een sportief en integer verenigingsleven te stimuleren.
De wet geeft het algemene kader voor de organisatie van een vereniging. Hierin worden bijvoorbeeld regels gegeven over de inhoud van de statuten, over het lidmaatschap, over het bestuur van de vereniging en over de algemene ledenvergadering (titel 2 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). Van de wettelijke bepalingen over de verenigingen kan alleen worden afgeweken in de statuten en alleen voor zover dat is toegestaan op grond van de wet (artt. 2:25 en 2:52 van het Burgerlijk Wetboek).
Verenigingen kunnen in hun statuten en reglementen vervolgens hun eigen vereniging verder naar wens inrichten. Doorgaans treffen (sport)verenigingen daarin de benodigde maatregelen. Een goed voorbeeld in dit verband zijn de modelstatuten en het modelhuishoudelijk reglement van NOC*NSF.4 In die modelstatuten wordt bijvoorbeeld bestraffing (variërend van berisping tot royement) van leden geregeld voor handelen of nalaten in strijd met de wet, statuten, reglementen en/of besluiten van organen van de vereniging, of waardoor de belangen van de verenging worden geschaad. Ook wordt het opstellen van een Tuchtreglement mogelijk gemaakt. In het modelhuishoudelijk reglement is bijvoorbeeld een artikel opgenomen dat het bestuur de mogelijkheid geeft om richtlijnen voor sponsorschap op te stellen.
Kunt u er zorg voor dragen dat de integriteitseenheid van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) prioriteit geeft aan voorkoming van intimidatie en criminele beïnvloeding van de amateursport?
De KNVB is een private organisatie die haar eigen prioriteiten stelt. De KNVB en NOC*NSF treffen maatregelen om de voedingsbodem voor manipulatie te verkleinen. Hierover heb ik u reeds eerder geïnformeerd bij mijn brief van 2 juni 20145.
Bent u bereid de kwestie inzake amateurvoetbalclub OFC onderdeel te maken van het lopende, justitiële onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing binnen de sport en te inventariseren welke eventueel andere amateursportclubs risico lopen op criminele beïnvloeding?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht “Oefenwedstrijden Nederlandse teams in Spanje mogelijk gefixt” |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Oefenwedstrijden Nederlandse teams in Spanje mogelijk gefixt»?1
Ja.
Wat is de stand van zaken van het justitieel onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing in de sport in Nederland?
De aanpak van fraude in de sportbranche behelst meer dan alleen matchfixing. Het Openbaar Ministerie (OM) kijkt samen met de opsporingsdiensten in het kader van het voorbereidend onderzoek naar signalen in de sportwereld die kunnen wijzen op matchfixing of op fraude. Gedacht kan worden aan mogelijke fraude met transfergelden, illegaal gokken of belastingontduiking om vergoedingen te verhullen. Uiteraard wordt steeds gekeken of er aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek.
Het bekijken van de signalen in het kader van het voorbereidend justitieel onderzoek betreft een continu proces, er kan derhalve geen einddatum van dit onderzoek worden genoemd. Er kunnen geen mededelingen worden gedaan over het voorbereidend onderzoek dan wel over concrete (lopende) strafrechtelijke onderzoeken die zich in de opsporingsfase bevinden. Mogelijke belangen van opsporing en vervolging, en de privacybelangen van betrokkenen, liggen aan dit beleid ten grondslag.
Recent heeft de FIOD vijf verdachten aangehouden in een onderzoek naar illegaal gokken op sportwedstrijden en witwassen. Het onderzoek startte mede naar aanleiding van informatie uit Duitsland. Eén persoon wordt verdacht van mogelijke betrokkenheid in 2008 en 2009 bij matchfixing, waaronder ook wedstrijden in Nederland. Het OM heeft nadrukkelijk onderzocht of er aanwijzingen zijn dat deze verdachte nadien nog betrokken is geweest bij matchfixing, maar daarvan is tot nog toe niet gebleken.
Maken buitenlandse (oefen)wedstrijden, waaraan Nederlandse sportteams hebben deelgenomen, deel uit van lopende (internationale) onderzoeken naar matchfixing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hier nader op ingaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over de data van het, in het artikel genoemde, International Centre for Sport Security (ICSS)? Is deze organisatie bij u bekend en hoe oordeelt u in het algemeen over de werkzaamheden van dit centrum?
Ik beschik niet over de achterliggende data van het International Centre for Sport Security (ICSS). Ik weet dat het een internationale organisatie is uit Qatar die zich richt op veiligheid in de sport, waaronder matchfixing. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over deze organisatie.
Welke acties ziet u voor uzelf teneinde matchfixing in Nederland, en bij wedstrijden waaraan Nederlandse sportteams meedoen, te bestrijden en te voorkomen en hoe is de actuele stand daaromtrent?
Vorig jaar zijn op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Spapens c.s. verschillende maatregelen aangekondigd om matchfixing te bestrijden. Deze maatregelen – op het terrein van kansspelen, sport en opsporing en vervolging en (internationale) samenwerking – worden thans geïmplementeerd door alle betrokken partijen. Zo treft ook de sportsector zelf maatregelen om matchfixing tegen te gaan.
NOC*NSF heeft in 2014 een instrumentarium ontwikkeld om matchfixing tegen te gaan, zoals regels in tuchtrecht, een Vertrouwenspunt Sport, e-learning en voorlichtingsbijeenkomsten. Ik zal NOC*NSF hierin verder ondersteunen. Daarnaast heeft de KNVB clubs opgeroepen om bij de organisatie van oefenwedstrijden stil te staan bij risico’s op manipulatie, door goed na te gaan wie wedstrijden organiseert, of de scheidsrechter via de bond is aangesteld en of de tegenstander betrouwbaar is. Clubs kunnen hiervoor altijd contact opnemen met de KNVB. In aanloop naar de volgende oefencampagnes zal de KNVB de clubs hierover uitgebreid informeren.
Het bod van de NOS op de eredivisiesamenvattingen |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «toezichthouder twijfelt over deal NOS en FOX Sports»?1
Ja.
Hoe verklaart u dat de NOS nu zelf details naar buiten brengt over de overeenkomst die zij is aangegaan met FOX Sports over de eredivisiesamenvattingen, die eerder nog strikt vertrouwelijk waren en waarvan openbaarmaking tot forse schadeclaims aanleiding zou geven?
De NOS heeft op 10 december 2014 zelf besloten enkele details uit de afspraken van de NOS met Eredivisie Media en Marketing C.V. (hierna: EMM) openbaar te maken. Desgevraagd laat de NOS weten dat men hiertoe over is gegaan nadat duidelijk werd dat er mogelijk onjuiste informatie over de afspraken naar buiten zou komen.
Kunt u zo snel mogelijk ook de financiële details van de overeenkomst, waarmee volgens eerdere nieuwsberichten rond de 75 miljoen euro belastinggeld zou zijn gemoeid, openbaar maken?
Vanwege de geheimhouding die de NOS en EMM zijn overeengekomen heb ik tot op heden geen informatie over de financiële details van de overeenkomst openbaar kunnen maken en kan ik dat ook nu niet doen. Op 19 januari 2015 heeft het Commissariaat voor de Media een besluit gepubliceerd over dit contract. Ook hierin zijn vanwege het bedrijfsvertrouwelijke karakter de financiële details weggelaten.
Zoals ik in reactie op mondelinge vragen van het Kamerlid Elias op 20 januari jl. reeds heb gezegd, vind ik het bezwaarlijk dat er achteraf niet in openheid kan worden gesproken over contracten die de publieke omroepen sluiten en die bekostigd zijn met publiek geld. Aan de huidige situatie kan ik niets veranderen, maar ik ben, zoals ik heb toegezegd in mijn brief over de toekomst van de omroep van 13 oktober 2014, in overleg met de NPO en de NOS over hoe dit in de toekomst transparanter kan.
Kunt u zo snel mogelijk openbaar maken in hoeverre er in de bewuste overeenkomst ook sprake is van afspraken over STER-tijd, zoals volgens eerdere nieuwsberichten het geval is?
De afspraken met de Ster vallen ook onder de geheimhoudingsplicht die met EMM is gesloten. Bij de publicatie van zijn besluit met betrekking tot de last onder dwangsom heeft het Commissariaat gemeld dat het zijn onderzoek zal vervolgen en verbreden naar andere partijen, waaronder de STER. Dit onderzoek wacht ik af. Daarom kan ik hierover op dit moment geen verdere mededelingen doen.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van het lopende onderzoek van het Commissariaat voor de Media naar de overeenkomst?
Het Commissariaat heeft op 19 januari 2015 een besluit gepubliceerd. Dit besluit is genomen binnen een breder onderzoek van het Commissariaat. Het Commissariaat onderzoekt meerdere aspecten van het bod van de NOS. Uit dit bredere onderzoek kunnen nog nadere maatregelen volgen. Hierover kan ik op dit moment geen verdere mededelingen doen.
Het artikel ‘Meer nadelen dan voordelen’ |
|
Johannes Sibinga Mulder , Michiel van Veen (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Meer nadelen dan voordelen»?1
Ja.
Wat zijn de te verwachten effecten van de nieuwe Wet werk en zekerheid (Wwz) en de daaropvolgende ketenbepaling voor de amateursport?
De ketenbepaling regelt wanneer elkaar opvolgende tijdelijke contracten overgaan in een vast contract. In de huidige situatie is dat het geval bij meer dan drie elkaar opvolgende tijdelijke contracten of (bij een minder aantal) als een periode van drie jaar wordt overschreden. Tijdelijke contracten worden als opeenvolgend gezien als zij elkaar met een tussenpoos van drie maanden of minder opvolgen. Van deze tussenpoos kan bij cao onbeperkt worden afgeweken. Dat geldt ook voor het aantal contracten en de periode van drie jaar waarna een vast contract ontstaat.
Het doel van de ketenbepaling is echter dat na verloop van tijd voor werknemers zekerheid ontstaat in de vorm van een vast contract. Omdat de huidige regeling te veel mogelijkheden biedt om werknemers structureel en langdurig in te schakelen op basis van tijdelijke contracten, is in het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 afgesproken de ketenbepaling zodanig aan te passen dat deze haar doelstelling beter kan vervullen. Zo wordt de balans tussen vast en flexibel werk beter in evenwicht gebracht.
In de Wwz wordt de ketenbepaling dan ook overeenkomstig de afspraken in het Sociaal Akkoord met ingang van 1 juli 2015 zo aangepast dat meer dan drie elkaar opvolgende tijdelijke contracten overgaan in een vast contract of (bij een minder aantal) als een periode van twee jaar wordt overschreden. Tijdelijke contracten worden als opeenvolgend gezien als zij elkaar met een tussenpoos van zes maanden of minder opvolgen. Bij cao kan alleen nog worden afgeweken van de ketenbepaling als het uitzendovereenkomsten betreft, of als het werken met tijdelijke contracten gegeven de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is, met dien verstande dat het aantal contracten ten hoogste kan worden gesteld op zes in een periode van vier jaar. Van de tussenpoos van zes maanden kan niet bij cao worden afgeweken.
Voor de beantwoording van de vraag of de ketenbepaling van toepassing is, dient ook te worden meegenomen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of van vrijwilligerswerk. Binnen de amateursport wordt immers veel gebruik gemaakt van onbetaalde krachten (of tegen een geringe vergoeding) waarop de ketenbepaling niet van toepassing is. Daar waar gewerkt wordt met betaalde krachten geldt ook voor de amateursport dat het langdurig en onvrijwillig inschakelen van werknemers op flexibele contracten door één en dezelfde werkgever, waar het in feite structurele werkzaamheden betreft, zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen. De verwachting is dat dit ook in de amateursport zal leiden tot een toename van het aantal vaste contracten.
Klopt het dat u een uitzondering maakt voor bijvoorbeeld de profvoetbalsector? Doet u dit op basis van de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering, een oplossing die de Wwz mogelijk maakt? Deelt u de mening dat het bij de aard van de bedrijfsvoering niet uit maakt of het om professionele of amateursport gaat, maar dat het gaat om de sector als totaal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom maakt u dan verschil binnen de sportsector tussen amateur- en professionele sport?
Bij cao kan de ketenbepaling buiten toepassing worden verklaard voor functies die ik bij ministeriële regeling heb aangewezen. Deze functies dienen aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:
Het betreft functies in een bedrijfstak waar onverkorte toepassing van de ketenbepaling tot onaanvaardbare consequenties zou leiden en het voortbestaan van de sector in het geding zou komen. Het gaat dan om (functies binnen) bedrijfstakken waar om die reden uitsluitend met tijdelijke contracten kan worden gewerkt, waarvoor het gebruik van langjarige tijdelijke contracten ook geen oplossing kan vormen en waarvoor de gemaximeerde afwijkingsgrond, zoals hierboven omschreven, onvoldoende soelaas biedt.
De functies van contractspeler en trainer/coach in het betaald voetbal voldoen aan de gestelde voorwaarden en zullen bij ministeriële regeling worden aangewezen.2 Dit is noodzakelijk omdat zonder deze uitzondering clubs binnen het betaald voetbal onvoldoende zekerheid hebben over het behoud van spelers en trainers. Wanneer door de ketenbepaling een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat, zou de arbeidsovereenkomst op elk gewenst moment met inachtneming van een opzegtermijn van een maand kunnen worden opgezegd, zonder dat daar enige financiële compensatie voor de club tegenover zou staan. Dit brengt dus niet alleen sportieve schade toe aan clubs in het betaald voetbal, maar tast ook de huidige systematiek van vergoedingen aan die verschuldigd zijn bij spelerswisselingen waardoor het voortbestaan van de sector in het gedrang komt. Voor trainers geldt dat het technische beleid van een club vaak mede wordt bepaald door de trainer. Het zou dan ook niet alleen slecht zijn voor de continuïteit als een trainer van de een op de andere dag zijn arbeidsovereenkomst kan opzeggen, maar tevens tot ernstige financiële schade voor de club kunnen leiden (nieuwe trainer, met nieuwe wensen als het gaat om spelers).
De uitzondering bij ministeriële regeling voor de functie van speler en trainer in het betaald voetbal is gestoeld op bovenstaande overwegingen (en derhalve op de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering in het betaald voetbal). Wat betreft de amateursport zou ik een vergelijkbare toets doen ten aanzien van de consequenties voor de bedrijfsvoering, mocht een verzoek om uitzondering op de toepassing van de ketenbepaling gedaan worden (zie ook het antwoord op vraag vier).
Wat heeft u met de eerdere signalen uit de sportwereld aangaande de Wwz gedaan, en wat heeft u gedaan om de onzekerheid en onrust bij de amateursport weg te nemen?
In gesprekken met de KNVB en NOC*NSF heb ik toegelicht wat de wijziging van de ketenbepaling precies inhoudt. Vervolgens hebben beide organisaties een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor de uitzondering als beschreven in antwoord 3. De KNVB heeft verzocht om een uitzondering voor de functies van contractspelers, trainers/coaches en (assistent)scheidsrechters in het Nederlandse profvoetbal. NOC*NSF heeft verzocht om een uitzondering voor de functies van bondstrainers en technisch directeuren. Wat betreft functies binnen de amateursport heeft NOC*NSF een dergelijk verzoek niet gedaan. Dit kan mede zijn oorzaak vinden in de omstandigheid dat sportverenigingen niet onder een cao vallen. Als vereiste is immers in de wet is opgenomen dat de ketenbepaling alleen bij cao buiten toepassing kan worden verklaard voor functies die ik bij ministeriële regeling heb aangewezen. Wellicht zal NOC*NSF een dergelijk verzoek in de toekomst nog doen, dat ik dan op zijn eigen merites zal beoordelen.
De zorgen die leven binnen de amateursport, zoals beschreven in het artikel «Meer nadelen dan voordelen», zien op de wijziging van de ketenbepaling waardoor niet meer eindeloze reeksen van tijdelijke contracten kunnen worden aangegaan, of de zomerperiode als tussenpoos van drie maanden kan worden genomen zonder dat een vast contract ontstaat. Zoals ook voor andere bedrijfstakken geldt, doet de amateursport er goed aan zich te beraden op welke wijze de bedrijfsvoering kan worden aangepast om te komen tot een optimale inzet van personeel. Ook werkgevers in de sport kunnen gebruik maken van verschillende vormen van interne flexibiliteit om de zomerperiode opvangen, bijvoorbeeld door met roosters en werktijden een andere inzet van personeel te bevorderen. Over de mogelijkheden hiertoe ga ik het gesprek graag verder aan.
Deelt u de mening dat er door de Wwz een reële kans is dat veel amateurverenigingen veel meer moeite moeten doen om aan personeel te komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid maatregelen te nemen om dit tegen te gaan?
Vooralsnog verwacht ik niet dat amateursportverenigingen meer moeite zullen ondervinden bij het aantrekken van personeel. Ook onder de Wwz blijft de mogelijkheid bestaan van het aanbieden van drie tijdelijke contracten, zolang deze bij elkaar opgeteld niet langer duren dan een periode van twee jaar. Doordat de tussenpoos in de ketenbepaling wordt verlengd van drie naar zes maanden, bestaat de mogelijkheid dat de werknemer in die tussenliggende periode van zes maanden sneller bij een andere werkgever een baan vindt. Een werkgever zal zich eerder bezinnen om een goede werknemer te laten gaan, aangezien hij niet de zekerheid heeft dat de werknemer na de tussenpoos weer voor hem beschikbaar zal zijn. De verlenging van de tussenpoos zal er derhalve toe leiden dat meer vaste contracten worden aangegaan.
Het bericht ‘FIFA: Welzijn arbeiders Qatar niet onze zaak’ |
|
Michiel Servaes (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «FIFA: Welzijn arbeiders Qatar niet onze zaak»? Wat is uw algemene opvatting daarover, ook als het gaat om de bid-procedure inzake de totstandkoming van het WK Voetbal in 2022?1
Ja, ik ben hiervan op de hoogte. Het Kabinet maakt zich onverminderd zorgen over de positie van arbeidsmigranten in Qatar. Nederland heeft hierover regelmatig contact met de Qatarese autoriteiten, zowel bilateraal als in EU-verband. Wat betreft de bid-procedure inzake het WK Voetbal 2022 vind ik openheid van zaken van groot belang. In dat kader is het belangrijk dat de FIFA het rapport omtrent de toewijzingen van 2018 en 2022 openbaar zal maken.
Kunt u op korte termijn in overleg treden met de KNVB om er voor te zorgen dat de FIFA wel verantwoordelijkheid neemt voor de arbeidsomstandigheden van arbeiders die werken aan de bouw van stadions en infrastructuur voor het WK Voetbal in 2022? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Er is regelmatig contact met de KNVB, waarbij ook wordt gesproken over de ontwikkelingen in Qatar. Ik constateer een pro-actieve houding van de KNVB over de positie van arbeidsmigranten en blijf hierover met hen in gesprek.
Kunt u op korte termijn in overleg treden met de internationale vakbond (ITUC) om actie te ondernemen richting FIFA en de wereldvoetbalbond te wijzen op zijn rol bij de mensonterende omstandigheden waarin arbeiders moeten werken in Qatar? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
De internationale vakbond (International Trade Union Confederation, ITUC) is zeer wel in staat om zelf de FIFA aan te spreken op hun beleid en doet dat ook. ITUC is goed op de hoogte van de arbeidsomstandigheden in Qatar en heeft hier zelf publiekelijk over gerapporteerd. ITUC is op dit dossier ook actief binnen de International Labour Organization (ILO), die internationaal de leidende rol vervult om de omstandigheden voor arbeidsmigranten in Qatar te helpen verbeteren. Nederland blijft nauw optrekken met de ILO en andere internationale partners om hier een constructieve bijdrage aan te leveren.
Deelt u de mening dat de voorzitter van de FIFA ook publiekelijk moet uitleggen waarom hij denkt dat de erbarmelijke arbeidsomstandigheden waaronder de arbeiders werken «door het WK juist zijn verbeterd», ook nu is gebleken dat al honderden arbeiders zijn overleden bij de bouw van stadions en infrastructuur voor het WK 2022? Bent u bereid de FIFA-voorzitter hierop aan te spreken?
Ja, echter ik kan de FIFA niet verplichten publiekelijk uitleg te geven over gedane uitspraken. Voor het aanspreken van de FIFA verwijs ik u naar hetgeen ik hierover zeg in mijn antwoorden op vraag 2 en 3.
De berichtgeving ‘Kabinet: 'FIFA, geef openheid over toekenning Wk's' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Op welke manier wilt u er voor zorgen dat wereldvoetbalbond FIFA openheid geeft als het gaat om toekenning van Wereldkampioenschappen (Wk’s) in 2018 en 2022?1
De KNVB heeft actie ondernomen en samen met de Belgische voetbalbond een brief gestuurd aan de FIFA waarin het rapport wordt opgevraagd. De KNVB en de Belgische bond willen exact weten wat er in het rapport staat om zelf conclusies te kunnen trekken. Inmiddels heeft de FIFA aangegeven dat zij het rapport omtrent de toewijzingen van 2018 en 2022 openbaar zal maken. Op welke termijn is nog onduidelijk.
Welke acties zijn er door de KNVB en het kabinet ondernomen om volledige transparantie te eisen? Is er inmiddels een brief verstuurd naar de FIFA? Zo ja, wat staat er precies in?
Zie antwoord vraag 1.
Sinds wanneer speelt Nederland een voortrekkersrol binnen de EU op het terrein van integriteit in de sport, en gaat het daarbij ook om bestrijding van fraude, witwasserij, matchfixing, manipulatie en machtsmisbruik in de sport? Kunt u de Kamer daarover uitgebreid informeren?
Ik vind een aantal onderwerpen dat valt onder de noemer «integriteit in de sport» erg belangrijk om op EU niveau te behandelen. Het is daarom mede op verzoek van Nederland als eerste pijler in het EU Werkplan Sport 2014–2017 (voetnoot) opgenomen. Een onderwerp dat hierbij aan de orde komt is goed bestuur in de sport. Hiervoor is een EU expertgroep Good Governance ingesteld, waarvan Nederland medevoorzitter is (samen met het Verenigd Koninkrijk). Deze expertgroep zal in 2015 een advies uit brengen met richtsnoeren ten aanzien van de toewijzing en organisatie van grote sportevenementen (zie verder het antwoord op vraag 5).
Ook matchfixing (en de daaraan te relateren fraude en het witwassen), dat eveneens valt onder de pijler «integriteit in de sport», is door de grensoverschrijdendheid van de problematiek een thema waarvan ik vind dat een aanpak op Europees niveau vereist is. Nederland heeft samen met zeven andere EU-lidstaten het verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van matchfixing ondertekend. Tijdens de Raad van Sportministers op 25 november jl. heeft Nederland Frankrijk ondersteund in haar oproep aan de andere EU-lidstaten die het verdrag van de Raad van Europa nog niet hebben ondertekend, om dit alsnog te doen.
De onderwerpen «manipulatie en machtsmisbruik in de sport» zijn ook onderdeel van de eerste pijler van het EU Werkplan Sport. Hieronder valt onder meer het thema bescherming van (jonge) sporters tegen bijvoorbeeld coaches. Ik vind dit op zich een thema dat op nationaal niveau aangepakt kan worden. Desalniettemin is dit thema in het EU Werkplan opgenomen. De expertgroep Good Governance is gevraagd om uiterlijk in de eerste helft van 2016 met aanbevelingen te komen voor het thema bescherming van jonge sporters. Nederland zal als lid van de expertgroep hieraan een bijdrage leveren.2
Deelt u de mening dat Interpol, Europol, het Openbaar Ministerie en de FIOD onderzoek moeten doen naar eventuele frauduleuze praktijken rond de toewijzing van genoemde WK-bids in 2018 en 2022, met name omdat Nederland een Europese voortrekkersrol zou spelen als het gaat om integriteit van de sport?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk dat inzage wordt verkregen in het rapport. Ik vind openbaarheid en transparantie belangrijk. Daarom heb ik eerder publiekelijk aangegeven openbaarheid van het rapport belangrijk en nodig te vinden. De KNVB zit op dezelfde lijn en heeft dat richting de FIFA ook laten weten.
Bent u bereid vanuit Nederland en met de KNVB het initiatief te nemen voor internationaal overleg over integriteit in de sport, en volledige transparantie bij toekenning van Wk’s en andere internationale sportevenementen?
De (in het antwoord op de derde vraag genoemde) EU expertgroep Good Governance is er, mede op initiatief van Nederland, en zal in haar advies richtsnoeren opnemen die in het bijzonder gericht zijn op de gunningsprocedure van grote sportevenementen. Hieronder valt, naast het onderwerp mensenrechten en arbeidsrechten, ook transparantie bij de gunningsprocedure. Ik wil dit advies oppakken tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 en tot prioritair thema maken op sportterrein. VWS organiseert in januari 2015 een ronde tafel om van Nederlandse betrokken partijen (waaronder de KNVB) input te verkrijgen ten behoeve van de agendering van het betreffende onderwerp tijdens het Nederlands voorzitterschap.
De monopoliepositie van de Internationale Schaatsunie en de vrijheid van schaatsers en de zeggenschap over de invulling van hun wedstrijdseizoen |
|
Michiel van Nispen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Schaatskampioenen willen hulp van Europa om te schaatsen in Dubai» en de open brief van deze schaatsers aan Eurocommissaris Vestager?1
Ja.
Deelt u de verontwaardiging van deze schaatsers? Bent u het met hen eens? Zo niet, op welke punten niet?
Ik begrijp de positie die deze schaatsers innemen en hier duidelijkheid van de Europese Commissie over vragen, maar ik ga hier niet over.
Op basis waarvan mag de Internationale Schaatsunie (ISU) schaatsers verbieden mee te doen aan wedstrijden buiten de eigen organisatie en kalender om, op straffe van een levenslange uitsluiting van de betreffende sporters?
Informatie hierover is te vinden op de site van de ISU (www.isu.org), waarop verwezen wordt naar ISU Communication No. 1853 van 6 maart 2014. In deze «Communication» gaat de ISU in op haar standpunt rondom de Ice derby wedstrijden en de bijbehorende grondslagen en gevolgen hieromtrent.
Wat vindt u ervan dat de ISU zich op deze wijze tracht een monopolie toe te eigenen, door deelname aan andere schaatsevenementen te verbieden? Is dat naar uw mening strijdig met nationale of Europese wetten en regels? Zo ja, welke?
De schaatsers zijn als het gaat om de Europese mededingingsregels aan het juiste adres bij Eurocommissaris Verstager. De Europese Commissie heeft de bevoegdheid om eventuele inbreuken op de EU-mededingingsregels te onderzoeken en te beboeten. Volgens de EU-regels is het ondernemingen niet toegestaan een dominante marktpositie te misbruiken om concurrenten uit de markt te drukken. Indien de Commissie van oordeel is dat de International Skating Union is aan te merken als een onderneming in de zin van het Europese recht en inbreuk maakt op de Europese mededingingregels kan de Commissie besluiten tegen de ISU op te treden. Het besluit van de Europese Commissie dient derhalve afgewacht te worden.
Wat is uw antwoord op de belangrijkste vraag van deze schaatsers of voor sportfederaties andere wetten gelden?
Uiteraard dienen ook sportfederaties zich te houden aan wet- en regelgeving. Sportbonden kunnen hun eigen reglementen hebben maar die dienen wel in overeenstemming te zijn met wet- en regelgeving. Als een lid van een sportvereniging van mening is dat dit niet het geval is, dan kan hij dat laten toetsen. Dat doen de betreffende schaatsers door zich te wenden tot de
Europese Commissie.
Hoever mag een sportbond of -federatie gaan bij het opleggen van beperkingen aan sporters?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de mate van democratie en invloed van de sporters in deze unie? Deelt u de mening dat het belang dat mensen zeggenschap hebben over de invulling van eigen werk en de keuzes die zij daarin kunnen maken zich verzet tegen deze gang van zaken, waarbij de schaatsunie dergelijke beperkingen aan sporters op kan leggen?
Het NOC*NSF heeft laten weten het erg belangrijk te vinden dat topsporters een grote invloed hebben op de regelgeving die op hen zelf betrekking heeft. Het kan zich daarbij voorstellen dat deze positie publiekelijk en juridisch aan de orde wordt gesteld. NOC*NSF geeft daarbij aan dat de Nederlandse sport in 2005 al heeft erkend dat de positie van de topsporters specifiek moet worden bezien. Dit heeft zich vertaald in Aanbeveling 2 van Goed Sportbestuur van NOC*NSF:
«De organisatie stelt vanwege onder meer de grote (financiële) en specifieke belangen en complexiteit van de topsport een topsportstatuut op, waarbinnen de rechten en plichten van de topsporter duidelijk moeten zijn omschreven en het topsportstatuut regelmatig aan een evaluatie moet worden onderworpen vanwege de snelheid van verandering, de complexiteit, de grote belangen en de grote gevoeligheid van het onderwerp.»
Ook het IOC heeft door het instellen van de atletencommissie met 15 leden die tevens IOC lid zijn, deze specifieke positie van atleten onderstreept.
De KNSB heeft aangegeven zich vooralsnog te willen onthouden van oordelen binnen deze zaak en de procedure bij de Europese Commissie verder af te wachten. Dit onder andere gelet op het feit dat de KNSB lid is van de ISU.
Bent u bereid, al dan niet samen met uw collega-ministers uit andere lidstaten, er bij de Eurocommissaris op aan te dringen deze zaak te onderzoeken? Bent u eveneens bereid te bezien of u op andere wijze eraan kunt bijdragen dat de ISU deze strenge beperkingen aan schaatsers opheft? Zo ja, hoe? Zo niet, waarom niet?
De Eurocommissaris voor mededinging, mevrouw Vestager, heeft al aangegeven zich in de zaak te zullen verdiepen. Zoals ik heb vermeld in het antwoord op vraag 4 dient het besluit van de Europese Commissie afgewacht te worden.
Ik begrijp echter wel de positie van deze schaatsers, maar ik ga hier niet over.