Het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Uit de beantwoording van Kamervragen (kenmerk 2022Z12930) blijkt dat de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland te Genève «de tussenschakel voor de ministeries en het WEF» vormt: zijn er wellicht ook andere private buitenlandse stichtingen waarvoor de Permanente Vertegenwoordiging deze functie vervult?
De Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in Genève vertegenwoordigt Nederland bij de in Genève gevestigde internationale organisaties. Het World Economic Forum is in 1971 opgericht als stichting naar Zwitsers recht (artikel 80 en verder van het Zwitsers Burgerlijk Wetboek) en is een internationale organisatie voor publiek-private samenwerking met hoofdkantoor in Cologny, Genève. Naast het behartigen van de belangen van het Koninkrijk bij Geneefse internationale organisaties, is de Permanente Vertegenwoordiging ook eerste aanspreekpunt voor veel andere in Genève opererende actoren, zoals stichtingen, instituten en ngo’s. Voorbeelden daarvan zijn het Rode Kruis, Article 19, International Institute for Sustainable Development (IISD), CUTS International, DiploFoundation, de International Chamber of Commerce en het Geneva Graduate Institute.
Indien dit het geval is, kunt u misschien een paar voorbeelden noemen?
Zie antwoord vraag 1.
Kan de Kamer vanaf 1 januari 2020 alle communicatie ontvangen die via de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland te Genève is verlopen met betrekking tot het uitnodigen, coördineren en ondersteunen van bezoeken van Nederlandse bewindspersonen aan het World Economic Forum?
Er is in reactie op eerdere verzoeken al de nodige informatie met de Kamer gedeeld inzake recente deelname van Nederlandse bewindspersonen aan eerdere jaarlijkse vergaderingen van het World Economic Forum (Zie eerdere beantwoordingen – in het bijzonder: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nrs. 1162, 1164, 1464, 2541, 2806, 3037, 3214, 3545, 3546 en 3554; en vergaderjaar 2022–2023 nummer 637). Dit omvat onder meer de volledige programma’s van bewindspersonen voor de jaarlijkse vergadering die plaatsvond in mei 2022. De eerstvolgende jaarlijkse vergadering zal plaatsvinden van 16 tot en met 20 januari 2023 in Davos. De uitnodigingen voor deze bijeenkomst gericht aan Nederlandse bewindspersonen zijn als bijlage toegevoegd.
De dood van Mahsa Amini in Iran |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brute moord op de Iraanse vrouw Mahsa Amini die vorige week opgepakt werd omdat ze zich niet hield aan de Iraanse regels omtrent hoofdbedekking?1
Ja.
Veroordeelt u de moord op Mahsa Amini en steunt Nederland de protesten in Iran?
Nederland heeft ernstige zorgen over het geweld dat de autoriteiten gebruiken tegen demonstranten. Nederland heeft het geweld van de Iraanse veiligheidsdiensten bij de (pogingen tot) beëindiging van de vreedzame protesten sterk veroordeeld en Iran – zowel in bilateraal als in multilateraal verband – meermaals opgeroepen om het recht op vreedzaam protest te respecteren. Burgers hebben immers het recht om te demonstreren voor vrouwenrechten en andere mensenrechten. Nederland heeft bij herhaling grote bezorgdheid uitgesproken richting de Iraanse autoriteiten over de huidige situatie in Iran. Zo heb ik de Iraanse autoriteiten opgeroepen om een gedegen en onpartijdig onderzoek in te stellen naar de dood van Mahsa Amini. Deze boodschap heb ik gedeeld in gesprek met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de AVVN in New York en sindsdien ook publiekelijk herhaald. Diezelfde boodschap is tevens in heldere bewoordingen kenbaar gemaakt in gesprekken op hoog-ambtelijk niveau met de Iraanse Ambassadeur in Den Haag als ook door de Nederlandse Ambassadeur in Iran in zijn gesprekken met de Iraanse autoriteiten aldaar. Ook heeft Nederland hiervoor gepleit in multilateraal verband, waaronder in de VN-Mensenrechtenraad.
De uitkomsten van een eerste Iraanse onderzoek zijn afgelopen vrijdag gepubliceerd, waarin geconcludeerd werd dat Mahsa Amini zou zijn overleden aan onderliggende medische klachten. Haar familie heeft aangegeven dat de uitkomsten van dat onderzoek niet aansluiten bij de zichtbare verwondingen op het lichaam van Mahsa Amini. Dit roept kritische vragen op over de onpartijdigheid van het uitgevoerde onderzoek. Nederland blijft de Iraanse autoriteiten dan ook onverminderd oproepen tot een gedegen en onpartijdig onderzoek naar de dood van Mahsa Amini. Conform motie van het lid Kuzu c.s. (Kenmerk 21 501–20 nr. 1833, aangenomen op 6 oktober 2022) zal ik dit pleidooi tevens nogmaals herhalen bij de aanstaande Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober 2022.
Wat doet Nederland al om het Iraanse regime te stoppen en om Iraanse vrouwen te beschermen?
Nederland spreekt zich uit over de zorgwekkende mensenrechtensituatie in Iran, zowel in bilaterale contacten als in multilaterale fora. Daarbij heeft Nederland steeds expliciet benadrukt dat vrouwenrechten mensenrechten zijn en gerespecteerd moeten worden, net als het recht op vreedzaam protest.
Ik sprak hier zelf over met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken. Iran is daarnaast onderwerp van discussie geweest in de Mensenrechtenraad, waarbij een breed gesteunde verklaring is uitgebracht. Nederland heeft zich daarnaast ook in een nationale verklaring in de Mensenrechtenraad uitgesproken.
Bent u bereid in contact te treden met de ambassadeur van de Islamitische Republiek Iran te ’s-Gravenhage over de moord op Mahsa Amini? Zo ja, wat zou u hem zeggen?
Zie ook antwoord op vraag 2. Ik heb de Iraanse autoriteiten opgeroepen om een gedegen en onpartijdig onderzoek in te stellen naar de dood van Mahsa Amini. Deze boodschap heb ik gedeeld in gesprek met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de AVVN in New York en sindsdien ook publiekelijk herhaald. Diezelfde boodschap is tevens in heldere bewoordingen kenbaar gemaakt in gesprekken op hoog-ambtelijk niveau met de Iraanse Ambassadeur in Den Haag als ook door de Nederlandse Ambassadeur in Iran in zijn gesprekken met de Iraanse autoriteiten aldaar.
Bent u bereid in contact te treden met de ambassadeur van de Islamitische Republiek Iran te ’s-Gravenhage over het tolereren van het recht op protesteren in Iran?
Ja. Nederland heeft reeds bij de Iraanse ambassadeur in Den Haag er op aangedrongen het recht op vreedzaam protest te respecteren. Daarnaast heb ik zelf ook direct bij de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken aangedrongen op het belang van het recht op vreedzaam protest.
Bent u bereid de Nederlandse ambassadeur in Teheran – als diplomatiek signaal en ter afkeuring – terug te trekken uit Iran?
Nederland hecht er belang aan om diplomatieke kanalen open te houden om de dialoog over uiteenlopende zaken, inclusief deze kwestie, te kunnen voortzetten.
Hoeveel Nederlandse bedrijven handelen met Iran?
Nederland heeft geen cijfers over het aantal Nederlandse bedrijven dat handelt met Iran.
Adviseert u Nederlandse bedrijven om te stoppen met handel te drijven met Iran?
Het is aan bedrijven zelf om een dergelijke beslissing te maken.
Is het voor Nederlanders – met in het bijzonder vrouwen – nog wel veilig om naar Iran te reizen?
Naar aanleiding van de protesten is het reisadvies voor Iran op 23 september en vervolgens op 5 oktober en 7 oktober 2022 aangescherpt. Nederland raadt alle reizen naar Iran af en adviseert Nederlanders die nog in Iran verblijven het land te verlaten als dit op een veilige manier kan. Bovendien wordt geadviseerd om weg te blijven van demonstraties. In het reisadvies wordt daarnaast ook specifiek aandacht besteed aan de kledingvoorschriften in Iran en de risico’s die vrouwen lopen wanneer zij zich hier niet aan houden.
Wat doet Nederland binnen internationale organisaties om Iran tot de orde te roepen?
Nederland heeft op 26 september 2022 de mensenrechtensituatie in Iran aan de orde gesteld in de VN Mensenrechtenraad. Daarbij heeft Nederland onder meer opgeroepen tot gedegen en onpartijdig onderzoek naar oneigenlijk gebruik van (dodelijk) geweld door de Iraanse autoriteiten, waaronder ook specifiek in het geval van de dood van Mahsa Amini. Ook heeft Nederland herhaaldelijk benadrukt dat vrouwenrechten mensenrechten zijn en gerespecteerd moeten worden, net als het recht op vreedzaam protest. Nederland steunde ook een gezamenlijke verklaring hierover, die op 30 september 2022 in de VN Mensenrechtenraad is uitgesproken.
Wat kan Nederland nog meer doen volgens u?
Op de Raad Buitenlandse Zaken van de Europese Unie van 17 oktober 2022 zullen de ministers over de situatie in Iran spreken en zoals verwoord in de EU verklaring over Iran van 25 september 2022 worden daarbij alle opties in beraad gehouden. Nederland zal hier een actieve bijdrage aan leveren. Nederland zet zich voorts in voor het instellen van EU-Mensenrechtensancties – ook conform motie van de leden Sjoerdsma en Agnes Mulder (Kenmerk 21 501–20 nr. 1826, aangenomen op 6 oktober 2022). Nederland zal daarnaast – conform motie van het lid Kuzu c.s. (Kenmerk 21 501–20 nr. 1834, aangenomen op 6 oktober 2022) – pleiten voor een gezamenlijke EU-verklaring om mensenrechtenschendingen van de Iraanse autoriteiten te veroordelen.
Krijgt Iran directe giften, subsidies of leningen van Nederland? Zo ja, hoeveel en wanneer?
Iran krijgt geen directe giften, subsidies of leningen van Nederland. Wel mogen mensen uit Iran deelnemen aan sommige trainingen van het Shiraka-programma en het MENA Scholarship Programme.
Krijgt Iran via internationale organisaties waar Nederland bij aangesloten is giften, subsidies of leningen? Zoja, hoeveel en wanneer?
Nederland steunt VN-programma’s gericht op opvang van vluchtelingen in de regio, waaronder ook opvang van Afghaanse vluchtelingen in Iran.
Is de nucleaire deal nog steeds actueel of zou het Westen beter over kunnen gaan tot economische sancties?
Nederland ziet het nucleaire akkoord (JCPOA) nog altijd als het meest effectieve middel in het voorkomen van de ontwikkeling van een kernwapen door Iran en verdere proliferatie in de regio. Dat is van essentieel belang voor de Nederlandse, Europese en regionale veiligheid. Nederland steunt daarom de inzet van Europese partners, VS en andere partijen om tot een hernieuwd nucleair akkoord met Iran te komen. Dit is in het belang van alle partijen. Het is wel zaak dat er binnen afzienbare tijd een akkoord wordt bereikt. Iran gaat immers door met verrijken en het opdoen van technische kennis.
Bent u bereid elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken te beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk en zo snel mogelijk beantwoord.
Het rapport ‘Global Estimates of Modern Slavery: Forced Labour and Forced Marriage’ |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Global Estimates of Modern Slavery: Forced Labour and Forced Marriage» van de International Labour Organization, Walk Free en de International Organization for Migration?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat elke dag 50 miljoen mensen zich in een situatie van moderne slavernij bevinden en dat dit aantal in de afgelopen jaren hard is gestegen?
Het is onacceptabel dat er wereldwijd zoveel mensen te maken hebben met dwangarbeid en gedwongen huwelijken, en dat een groot deel daarvan ook kinderen betreft. Het is verontrustend dat deze cijfers de afgelopen jaren zijn toegenomen. Het kabinet zet zich in om moderne slavernij tegen te gaan, zie ook de beantwoording van vraag 3.
Welke bijdrage kan het kabinet leveren aan het uitbannen van moderne slavernij? Welke rol neemt de voorgenomen wetgeving voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) in op dat gebied?
Mensenhandel doet grove afbreuk aan de waardigheid van mensen. De aanpak van mensenhandel heeft daarom voor het kabinet prioriteit. Nederland kent beleid en wetgeving gericht op het bestrijden van arbeidsuitbuiting, mensenhandel, gedwongen huwelijken en kinderarbeid in binnen- en buitenland.
In Nederland kan dwangarbeid strafrechtelijk aangepakt worden wanneer het zich uit als arbeidsuitbuiting. Het kabinet gaat – nationaal en internationaal – arbeidsuitbuiting tegen middels het programma «Samen tegen mensenhandel»2, dat op dit moment een herijking ondergaat. Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht wordt gemoderniseerd om vervolging van daders te verbeteren, hierover is uw Kamer recent geïnformeerd (Kamerstuk 28638–210).3
Het kabinet zet zich via verschillende programma’s actief in voor het terugdringen van het aantal kindhuwelijken wereldwijd4 en investeert in de bestrijding van (commerciële) seksuele uitbuiting van kinderen. Daarnaast zet het kabinet zich via verschillende programma’s in voor de bestrijding van kinderarbeid, waaronder ook gedwongen kinderarbeid.
Wat betreft wetgeving op IMVO bevordert het kabinet – conform coalitieakkoord – in de EU de IMVO-richtlijn Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)en voert het nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. De voorgestelde IMVO-richtlijn verplicht ondernemingen gepaste zorgvuldigheid toe te passen, het aanpakken en voorkomen van mensenrechtenschendingen zoals dwangarbeid horen daarbij. Naast de CSDDD publiceerde de Europese Commissie in september 2022 een verordening die toeziet op een verbod op het op de markt brengen en uitvoeren van producten vervaardigd met dwangarbeid. Het kabinet heeft zijn positie en inzet op dit voorstel via een BNC-fiche onlangs met uw Kamer gedeeld.5
Deelt u de mening dat het Nederlandse bedrijfsleven de kans heeft om een belangrijke rol te spelen in het tegengaan van moderne slavernij in internationale waardeketens?
Nederlandse bedrijven kunnen onder andere middels gepaste zorgvuldigheid bijdragen aan het tegengaan van dwangarbeid. Op deze manier kunnen zij nagaan of er in hun waardeketens misstanden op mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu plaatsvinden, deze misstanden aanpakken en hierover rapporteren. Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen. Dwangarbeid is een van de risico’s die bedrijven binnen gepaste zorgvuldigheid moeten adresseren.
Onderstrepen de genoemde cijfers niet het belang van ambitieuze wetgeving en daarmee het opnemen van de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in zowel de nationale als de Europese IMVO-wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Ja, de genoemde cijfers onderstrepen het belang van ambitieuze IMVO-wetgeving, waarvoor de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de OESO de basis vormen.
De noodsituatie in Pakistan wegens overstromingen |
|
Don Ceder (CU), Jan de Graaf (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de noodsituatie in Pakistan?1
Ja.
Bent u bereid om op korte termijn noodhulp beschikbaar te stellen voor Pakistan? Zo ja, hoeveel en waarvoor?
Ja. Nederland heeft reeds noodhulp beschikbaar gesteld voor Pakistan. Dit gebeurt via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) en de Dutch Relief Alliance (DRA). Het NRK besloot om EUR 500.000 beschikbaar te stellen voor noodhulp aan Pakistanen die huis en haard hebben verloren. Het gaat daarbij vooral om het bieden van medische hulp, tenten en veilig drinkwater. De DRA verleent noodhulp voor een bedrag van EUR 3 miljoen. Er wordt ingezet op voedselhulp, opvang, protectie, water, sanitatie en hygiëne.
Ook ondersteunt Nederland de uitzending van crisisexperts, die de coördinatie en verlening van noodhulp in de getroffen gebieden versterken. Zo zijn twee rampendeskundigen van het Nederlandse Rode Kruis uitgezonden, evenals een waterexpert van het Dutch Surge Support.
Bovenstaande hulp vindt plaats in aanvulling op reeds bestaande Nederlandse steun. Nederland financiert haar humanitaire partnerorganisaties zoals de VN en de Internationale Rode Kruis/ Rode Halve Maan-beweging ongeoormerkt en flexibel. Mede dankzij die steun konden deze organisaties snel aan de slag in Pakistan.
Zo stelde het VN Central Emergency Fund(CERF), waar Nederland dit jaar als topdonor EUR 75 miljoen bijdroeg, USD 10 miljoen beschikbaar. Het speciale crisisfonds van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), waaraan Nederland jaarlijks EUR 1 miljoen bijdraagt, maakte eveneens USD 10 miljoen vrij. Het noodhulpfonds van de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) besloot bijna EUR 500.000 bij te dragen. Nederland financiert het IFRC-noodfonds dit jaar voor EUR 2,8 miljoen.
Bovendien kondigde de Europese Commissie aan EUR 2,35 miljoen beschikbaar te stellen voor o.a. voedselhulp, onderdak en acute gezondheidszorg.
De overstromingen in Pakistan, maar ook ander extreem weer en de droogte elders, onderstrepen hoe relevant het is dat het Koninkrijk der Nederlanden internationaal aandacht en om acties vraagt als co-host van de VN 2023 Waterconferentie in maart 2023.
Bent u bereid om bij het beschikbaar stellen van noodhulp zowel lokale organisaties als maatschappelijke organisaties (zoals bijv. de Dutch Relief Alliance) te betrekken?
Ja. Een goede en snelle rampenrespons redt levens. Nationale en lokale organisaties bevinden zich het dichtst bij de noodsituatie. Nederland zet zich internationaal in voor het versterken van die lokale hulporganisaties. Dit gebeurt conform afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Grand Bargain en binnen bestaande partnerschappen met de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance (DRA).
Voor de DRA en het Nederlandse Rode Kruis (NRK) geldt dat zij jaarlijks een acute crisisreserve ontvangen, die zij naar eigen inzicht en conform vastgelegde besluitvormingsprocedures kunnen inzetten. Zowel de DRA als het NRK hebben middelen uit hun acute crisisreserves beschikbaar gesteld voor noodhulpverlening aan de Pakistaanse bevolking, zie Vraag 2.
De situatie in Suriname |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Zijn de Ministers bekend met de situatie in Suriname met betrekking tot de grote wateroverlast en de schrijnende gezondheidszorg?
Ja.
Zijn de Ministers op de hoogte van de grote overstromingen, die het land teisteren, waardoor mensen huis en haard kwijtraken?
Ja. Nederland heeft steun aan Suriname geboden bij de aanpak van de wateroverlast. Vanuit het noodhulpbudget zijn er middelen vrijgemaakt waarmee UNICEF hulp heeft kunnen verlenen op het terrein van voedselvoorziening, schoon drinkwater en onderwijs. Daarnaast stelt Nederland vanuit het Dutch Risk Reduction (DRR) programma waterexperts ter beschikking om Suriname te helpen bij het in kaart brengen van de urgente waterproblemen, de structurele oorzaken daarvan en mogelijke oplossingen.
Zijn de Ministers op de hoogte van de precaire situatie van de gezondheidszorg, waardoor de afgelopen maanden baby’s zijn gestorven door een gebrek aan materieel, verpleegkundigen en plaats op de Neonatale Intensive Care Unit (NICU)?
De regering deelt de zorgen over de precaire situatie in de Surinaamse gezondheidszorg. De halvering van de capaciteit bij het NICU van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo zou het gevolg kunnen zijn van een tekort aan gespecialiseerde IC verpleegkundigen.
Ook is bekend dat alleen het Academisch Ziekenhuis Paramaribo een NICU heeft. De neonatale intensive care zorg is echter dermate complex dat er goede redenen kunnen zijn om deze te concentreren binnen een academische setting.
Nederland levert een bijdrage aan de duurzame hervorming van de gezondheidszorg via de detachering van oud Directeur-Generaal van het RIVM, Dhr. Sprenger, die de Surinaamse autoriteiten adviseert op dit gebied. Tevens heeft Suriname recent besloten om een deel, ca. € 8 mln., van het restant Verdragsmiddelen te besteden aan een Zorg Transitie Fonds waarmee de duurzame hervorming van de gezondheidszorg ingezet kan worden.
Zijn de Ministers bekend met het feit dat er slechts een NICU is in Suriname en dat de capaciteit van tien bedden op deze afdeling op dit moment is gehalveerd?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn de Ministers op de hoogte van het enorme gebrek aan zorgpersoneel in Suriname en dat er door Nederlandse en Caraïbische ziekenhuizen, waar de arbeidsomstandigheden beter zijn, actief gespecialiseerde verpleegkundigen worden geworven in Suriname?
Er is inderdaad een tekort aan zorgpersoneel in Suriname. Volgens onbevestigde berichten worden er verpleegkundigen geworven in Suriname, door diverse partijen.
Zijn de Ministers bekend met het rapport «Een Belaste Relatie», een analyse van Dirk Kruijt en Marion Maks over 25 jaar ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname, waarin zij beschrijven dat de Verdragsmiddelen incidenteel zijn ingezet en eigenlijk een «Verkapte vormen van begrotingssteun» waren?
Ja.
Weten de Ministers dat ruim de helft van de Nederlandse Verdragsmiddelen ter beschikking kwam van het zogeheten RLA-project (Regeling Laagfrequente Aandoeningen) en dat met deze regeling Surinaamse patiënten die niet in Suriname behandeld konden worden doorverwezen werden naar Nederland, waardoor de verdragsmiddelen terugvloeiden naar Nederlandse ziekenhuizen?
Nederland heeft 3,5 miljard gulden aan Suriname toegekend na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Deze middelen staan bekend als de Verdragsmiddelen. Suriname heeft op basis van het Verdrag tussen Suriname en Nederland van 1975 en het Aanvullend Protocol op dit Verdrag uit 1989 het recht om zelf voorstellen in te dienen voor de besteding van de middelen. De Regeling Laagfrequente Aandoeningen was een programma voor patiënten met een ziekte met een lage incidentie die niet in Suriname behandeld konden worden. Op grond van deze regeling konden deze patiënten in Nederland geholpen worden en werden de medische kosten en de reiskosten vergoed. Hiervoor is ongeveer 68 miljoen gulden vanuit de Verdragsmiddelen ter beschikking gesteld.
Zijn de Ministers het met Kruijt en Maks eens dat er geen sprake was van duurzame projecten, maar de hulp bestond uit een grote verscheidenheid aan projecten zonder duidelijk samenhangend doel?
Graag verwijzen wij naar de Kamerbrief van 6 februari 2004 waarin u een reactie vindt op de bevindingen van Dhr. Kruijt en mevr. Maks.1
Zijn de Ministers voornemens om Suriname te helpen op het gebied van watermanagement en gezondheidszorg? Zo ja, zijn de Ministers van plan dat op duurzame wijze te doen in plaats van investeren in losse projecten?
Zowel op het gebied van watermanagement als gezondheidszorg is Nederland reeds betrokken. Via het Makandra-programma van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt technische assistentie gefinancierd. Hiermee draagt Nederland op duurzame wijze bij aan de kennisopbouw binnen de Surinaamse overheid. Gezondheidszorg is een van de prioritaire sectoren voor Makandra. Bv. via de eerder genoemde detachering van Dhr. Sprenger. Ook heeft Nederland tijdens de Covid-pandemie Suriname bijgestaan, door middel van het verstrekken van medicijnen, vaccins, beschermingsmateriaal en het faciliteren van de inzet van Nederlandse gezondheidsexperts. Tevens is binnen de Twinning Faciliteit, dat samenwerking tussen maatschappelijke actoren in Suriname en Nederland bevordert, zorg en welzijn een van de sectoren waarbinnen projecten worden gefinancierd.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft Nederland tevens expertise op het gebied van watermanagement beschikbaar gesteld. De teamleider van de Dutch Risk Reduction (DRR)-missie is begin juli jl. in Suriname geweest voor een zogenaamde «scoping mission». Op basis van diens bevindingen zal spoedig een voltallig team naar Suriname afreizen. De vervolginzet zal zich richten op adviezen voor het opzetten van een waterstrategie voor flood prevention in de binnenlanden. Middels het Makandra-programma zal Nederlandse expertise beschikbaar worden gesteld om Suriname bij te staan de adviezen te implementeren.
Oliewinning in het Virunga Natuurpark in Congo en de dreiging daarvan voor het voortbestaan van berggorilla’s |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Oliewinning in Virunga betekent het einde van de berggorilla’s»?1
Ja
Deelt u de analyse van lokale bewoners en natuurorganisaties dat oliewinning en natuurbescherming niet samengaan? Zo nee, waarom niet?
De ervaring leert dat oliewinning een breed scala aan negatieve effecten kan hebben op de natuur en de sociale leefomgeving. Bovendien kan oliewinning leiden tot andere economische en sociale activiteiten die indirect nog meer schade aan de natuur toebrengen (secundaire effecten). Een deel van de primaire negatieve effecten van oliewinning kan worden verminderd door zorgvuldig beheer en technologische innovaties. Het tegengaan van de negatieve secundaire effecten is vaak een grotere uitdaging.
Deelt u de analyse dat het mogelijke vrijkomen van tussen de 26 en 32 miljard ton CO2 strijdig is met de klimaatdoelen van Parijs?
Ja. De reeds aanwezige broeikasgassen in de atmosfeer van eerdere uitstoot samen met nieuwe uitstoot, zeker in deze grote hoeveelheden, brengen het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5 graden in gevaar.
Overigens zijn de minst ontwikkelde landen, waaronder die in Afrika, verantwoordelijk voor een miniem deel van de historische groei van broeikasgasemissies en hebben zij de laagste uitstoot per hoofd van de bevolking.
Bent u het met ons eens dat oliewinning en de bescherming in het beschermde oerbos van Virunga niet samengaan en dat de kans reëel is dat de laatste populatie berggorilla’s die in dit gebied leeft zal verdwijnen door de exploitatie van de olie in dit oerbos? Zo nee, waarom niet?
Het Nationaal Park Virunga is een van Afrika’s meest biodiverse gebieden en van uitzonderlijke waarde voor de mensheid. Daarom staat het op de UNESCO werelderfgoedlijst, die ook is geratificeerd door de Democratische Republiek Congo (DRC). Ik zie het gevaar dat oliewinning in, of in de buurt van, het park de biodiversiteit in het park permanent kan beschadigen en een negatieve invloed kan hebben op lokale gemeenschappen die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van het park. Ook de berggorilla’s lopen dan gevaar en ik deel uw zorgen daarover.
De daadwerkelijke impact van de oliewinning is afhankelijk van hoe de primaire en secundaire effecten worden geminimaliseerd. Als oliewinning in het Nationaal Park Virunga inderdaad gaat plaatsvinden, baart ons dat zorgen. De informatie over de exacte locaties is nog niet eenduidig, en exploitatie vergunningen zijn nog niet afgegeven. Ik houd de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
Internationale partners (zie ook antwoord op vraag 6) zullen in dialoog gaan met de overheid en het maatschappelijk middenveld in de DRC, om te bekijken hoe we daarbij kunnen samen werken om Nationaal Park Virunga te behouden.
Is het juist dat Congo de komende jaren 500 miljoen dollar aan financiële steun ontvangt van onder meer de Europese Unie om zijn oerbossen te beschermen?
Ja. De DRC is met het Central African Forest Initiative (CAFI) in november 2021 een intentieverklaring overeengekomen met als doel de bossen te behouden in het belang van klimaat mitigatie en armoedebestrijding. Daarin staat onder andere dat de donoren bereid zijn om 500 miljoen dollar bij te dragen voor het behalen van de verschillende doelstellingen van deze intentieverklaring.
Gaat u binnen hetCentral African Forest Initiative (Cafi) druk uitoefenen op Congo om geen oliewinning in kwetsbare gebieden toe te staan? Zo nee, waarom niet?
Ja. De veiling van de olie-en gasconcessies is onderwerp van discussie onder donoren. De verschillende donoren van CAFI, waaronder Nederland, zijn niet bij voorbaat gerust op de combinatie oliewinning en beschermen van het Nationaal Park Virunga. CAFI zet in op een gezamenlijke positie waarbij de zorgen van donoren met de overheid van de DRC zullen worden gedeeld, alsook met eventuele bedrijven die besluiten mee te dingen. Ook is CAFI in gesprek met het maatschappelijk middenveld in de DRC om te bezien hoe zij ondersteund kunnen worden in hun advocacy. Verder voert Nederland, als voorzitter van de donorgroep Milieu en Klimaat (GIBEC), ook gesprekken met het maatschappelijk middenveld (o.a. Institut Congolais pour la conservation de la Nature en Greenpeace) en vond een eerste dialoog tussen de GIBEC en de vice premier/Minister van Milieu en Klimaat Bazaiba en de Minister van Olie en Gas Budimbu plaats.
Bent u bereid om desnoods de toegezegde gelden aan Congo te bevriezen of te schrappen, als de regering van Congo de afspraken over de bescherming van de oerbossen en de dwerggorilla’s niet nakomt en kiest voor oliewinning in het betreffende gebied? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse bijdrage, via United Nations Development Programme, aan CAFI bedraagt 15 miljoen euro. Het bevriezen van deze toegezegde gelden is nog niet aan de orde. Ons doel is helder: wereldwijde ontbossing stoppen en biodiversiteit behouden. Dat vereist echter in beginsel wel internationale samenwerking via initiatieven zoals CAFI. In een gesprek (of gesprekken) met de overheid zal CAFI aanbieden de DRC te ondersteunen om aan de nationale wetgeving en internationale afspraken op het gebied van klimaat en biodiversiteit te voldoen. Nu dreigen met weglopen van de overeenkomst heeft mijns inziens eerder een negatief dan een positief effect.
Welke rol hebben Nederlandse bedrijven (zoals Stichting Pensioenfonds DSM)2 gespeeld bij het onderzoek dat oliebedrijf Soco International (in 2019 omgekat tot Pharos Energy, nadat het onder vuur was komen te liggen vanwege illegale activiteiten in Virunga) heeft uitgevoerd naar de mogelijkheden voor oliewinning in Virunga National Park?3
Het is het kabinet niet bekend welke rol Nederlandse bedrijven hebben gespeeld bij het onderzoek van Soco International/Pharos Energy. Volgens de website van Virunga Movie had Stichting Pensioenfonds DSM in maart 2015 aandelen in Soco International. Virunga is niet besproken binnen het pensioenconvenant.
In algemene zin verwacht het kabinet van bedrijven, waaronder pensioenfondsen, dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Dit betekent dat zij de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen en deze risico’s moeten voorkomen en aanpakken. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid geldt ook voor alle financiële diensten en producten.
Heeft de Nederlandse staat geïnvesteerd of andere betrokkenheid (financieel, kennis, of enige andere steun) verleend aan dergelijke onderzoeken?
Nee.
Bent u bereid om Congo bij te staan in de strijd tegen armoede door het land te helpen investeren in duurzame ontwikkeling binnen de draagkracht van de aarde?
Ja. Onder andere via CAFI draagt Nederland reeds bij aan zowel het behoud van het tropische bos in de DRC, het mitigeren van klimaatverandering en het ontwikkelen van een duurzame bestaansbasis voor de lokale bevolking.
Daarnaast financiert Nederland verschillende projecten in Oost-DRC die werken aan rurale economische ontwikkeling. Dit gebeurt onder andere door het bevorderen van duurzame landbouwpraktijken, geïntegreerd waterbeheer en het herstellen van gedegradeerde gronden. Een voorbeeld hiervan is Transition for Inclusive Development.
Wat gaat u doen om de berggorilla’s in Virunga National Park te beschermen?
Nederland ondersteunt de Greater Virunga Transboundary Collaboration met 3,5 miljoen EUR (2020–2024). Dit is een samenwerkingsverband tussen de DRC, Uganda en Rwanda om gezamenlijk het Greater Virunga Landscape (waar het Nationaal Park Virunga onderdeel van uitmaakt) en diens flora en fauna, waaronder de berggorilla’s, te beschermen. Zo coördineert deze organisatie gezamenlijk landschapsbeheer, handhaving, ontwikkeling van toerisme en ondersteuning van gemeenschappen die nabij de beschermde gebieden wonen.
Het rapport Death in Slow Motion: Women and girls under Taliban rule van Amnesty International van 27 juli 2022 |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Death in Slow Motion: Women and girls under Taliban rule» van Amnesty International van 27 juli 20221?
Ja.
Bent u bereid om binnen afzienbare tijd, maar uiterlijk binnen twee weken, een schriftelijke reactie op het rapport en deze Kamervragen aan de Kamer toe te zenden?
Het rapport van Amnesty International schetst een aangrijpend beeld van de zeer moeilijke omstandigheden waarin vrouwen en meisjes in Afghanistan nu leven. Het is belangrijk om de mensenrechtensituatie in Afghanistan te blijven monitoren. Dit (soort) rapport(en) en aanbevelingen houden de vinger aan de pols en dragen bij aan de complexe afwegingen die het Kabinet moet maken in de huidige context, zoals beschreven in de Kamerbrief Langetermijnvisie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan van 7 juli jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 177).
De Nederlandse inzet zoals beschreven in de bovengenoemde Kamerbrief is in lijn met de aanbevelingen uit het rapport. De kern van de huidige Nederlandse inzet op het gebied van bevordering van mensenrechten in Afghanistan richt zich in het bijzonder op vrouwen- en meisjesrechten. Dit betreft zowel diplomatieke inzet als financiële ondersteuning van mensenrechteninitiatieven, steun aan het (vrouwelijk) maatschappelijk middenveld en door in te zetten op gelijke toegang voor vrouwen en meisjes bij de tijdelijke ondersteuning van basisnoden en livelihoods. Op diplomatiek vlak grijpt Nederland elke gelegenheid aan om de de facto autoriteiten aan te spreken op de zorgwekkende situatie van vrouwen en meisjes in Afghanistan.
Kunt u daarbij ten minste ingaan op iedere afzonderlijke aanbeveling gericht aan de internationale gemeenschap, die in het rapport wordt gedaan, waarbij u aangeeft hoe u over de aanbeveling oordeelt en of u daaraan acties gaat verbinden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welke verantwoordelijkheid u voelt ten aanzien van de vrouwen en meisjes in Afghanistan en hoe dat zich tot nu toe heeft vertaald in concrete beleidsmaatregelen?
Het Kabinet heeft grote zorgen over de toenemende repressieve maatregelen tegen vrouwen en meisjes in Afghanistan. Als onderdeel van de internationale gemeenschap streeft Nederland naar het waarborgen van vrouwen- en meisjesrechten. In multilaterale fora spreekt Nederland zich daarom regelmatig stevig uit over de schrijnende situatie van vrouwen en meisjes in Afghanistan. Op 1 juli jl. heeft Nederland tijdens een spoedzitting van de 50e VN Mensenrechtenraad de de facto Afghaanse autoriteiten opgeroepen om vrouwen- en meisjesrechten te waarborgen en vrouwen en meisjes gelijke toegang te geven tot onderwijs, werk en volledige participatie in de Afghaanse samenleving. Ook in contacten die Nederland en gelijkgezinde landen met vertegenwoordigers van de de facto Afghaanse autoriteiten hebben wordt deze boodschap systematisch en nadrukkelijk overgebracht.
Daarnaast worden, zoals ook in de genoemde Kamerbrief Langetermijnvisie Afghanistan van 7 juli jl. en antwoorden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Boswijk en Mulder van 11 juli jl. (Kamerstuk 2022Z12018) benoemd, in nauw overleg met maatschappelijke partners, Afghaanse lokale vrouwen(organisaties) en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers mogelijkheden onderzocht waarmee het Kabinet ondersteuning kan bieden aan initiatieven die vrouwenrechten en gendergelijkheid in Afghanistan kunnen bevorderen.
In hoeverre was u ten tijde van het verzenden van de laatste Kamerbrief t.a.v. het Landenbeleid Afghanistan van 29 juni 20222 bekend met de positie van meisjes en vrouwen onder (de facto) Taliban regime?
De Kamerbrief van 29 juni jl. is een reactie op het algemene ambtsbericht over Afghanistan dat is uitgebracht op 28 maart 2022. Ten tijde van het uitbrengen van het ambtsbericht had de Taliban nog geen duidelijke positie ingenomen ten aanzien van vrouwen en meisjes hoewel er ook toen al beperkingen waren opgelegd aan hen. Tussen het uitbrengen van het ambtsbericht en de brief van 29 juni jl. is deze positie meer en meer door de Taliban verhelderd. De Taliban hebben ten aanzien van vrouwen en meisjes verschillende maatregelen genomen. Middelbare scholen voor meisjes bleven gesloten ondanks eerdere aankondigingen dat deze weer zouden openen op 23 maart. Ook werd op 7 mei jl. een decreet aangekondigd inhoudende dat vrouwen hun gezicht volledig moeten bedekken met uitzondering van de ogen. Het decreet raadt vrouwen daarnaast aan het huis niet te verlaten indien dit niet noodzakelijk is.
Waarom heeft u besloten om het besluit- en vertrekmoratorium te beëindigen?
Het kabinet zag in het ambtsbericht over Afghanistan en de overige informatie voldoende aanleiding om de beslispraktijk te hervatten en daarmee het besluit- en vertrekmoratorium te beëindigen. Verschillende Kamerleden en maatschappelijke organisaties, waaronder Amnesty International, hebben hier ook op aangedrongen. Door de beslispraktijk weer te hervatten wordt, zoals door eerder genoemde partijen gevraagd, duidelijkheid gegeven aan een grote groep asielzoekers uit Afghanistan. Zij wachten, als gevolg van het besluit- en vertrekmoratorium, al langere tijd op de beoordeling van hun asielaanvraag. Daarnaast geldt dat het Kabinet het besluit- en vertrekmoratorium na augustus niet opnieuw had kunnen verlengen. De IND zal bij de beoordeling op de individuele asielaanvragen rekening houden met de zorgelijke veiligheids- en mensenrechtensituatie in Afghanistan en zal in een voorkomend geval ook eerder het voordeel van de twijfel geven.
Worden er vanaf 26 augustus 2022 zaken behandeld die kunnen leiden tot de uitzet van vrouwen en meisjes naar Afghanistan?
Door de IND worden alle asielaanvragen van asielzoekers uit Afghanistan weer opgepakt. Dit zullen ook zaken van vrouwen en meisjes betreffen. Zoals aangegeven in de brief van 29 juni jl. zal bij de individuele beoordeling van een vreemdeling die behoort tot de categorie van (toegedicht) verwesterde vrouwen eerder het voordeel van de twijfel worden gegeven en worden uitgegaan van de aannemelijkheid van de verklaringen en de gestelde vrees bij terugkeer naar Afghanistan. Dit vanwege de zeer zorgelijke situatie van vrouwen in Afghanistan en de onduidelijkheid die bestaat over de geldende normen en de feitelijke behandeling bij overschrijding van die normen.
De beoordeling van elke asielaanvraag zal plaatsvinden op basis van de individuele omstandigheden afgezet tegen de zorgelijke veiligheids- en mensenrechtensituatie in Afghanistan. Bij de beoordeling houdt het Kabinet tevens rekening met de omstandigheid dat het ambtsbericht geen compleet beeld heeft kunnen geven van de veiligheidssituatie in Afghanistan en de mate waarin de verklaringen van de vreemdeling passen in het beeld van de veiligheidssituatie in het algemeen en de positie van de groep waartoe de vreemdeling behoort in het bijzonder. In de praktijk betekent dit dat afhankelijk van het individuele geval de IND binnen de kaders van het beleid eerder aanleiding kan zien om het voordeel van de twijfel te geven en uit te gaan van de aannemelijkheid van de verklaringen en de gestelde vrees bij terugkeer naar Afghanistan.
Hoe bent u van plan om überhaupt mensen uit te zetten naar Afghanistan wiens asielaanvraag wordt afgewezen aangezien er niet met de Taliban wordt onderhandeld?
Naar verwachting zal een groot deel van de asielzoekers uit Afghanistan in aanmerking komen voor een asielvergunning waardoor terugkeer niet aan de orde is. De kans is niettemin aanwezig dat sommige asielzoekers niet voldoen aan de voorwaarden voor verblijf. In die gevallen zal de asielaanvraag worden afgewezen en is vertrek uit Nederland aan de orde. Hierbij zal met name zelfstandig vertrek aan de orde zijn. Gedwongen vertrek zal (nagenoeg) niet mogelijk zijn, gelet op het ontbreken van diplomatieke banden tussen Nederland en de de facto Afghaanse autoriteiten. Voor personen die meewerken aan hun terugkeer geldt dat zij onderdak kunnen krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Voor kinderen met minderjarige gezinnen geldt dat zij onderdak kunnen krijgen in de gezinslocatie. Waar terugkeer ondanks de inspanning van de vreemdeling niet kan mogelijk is, kan de vreemdeling mogelijk ook voor een vergunning buitenschuld in aanmerking komen.
Hoe wilt u omgaan met de Afghanen die daardoor in limbo terechtkomen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid, naar aanleiding van hetgeen in dit rapport omschreven is, om het landenbeleid te wijzigen en alle Afghaanse vrouwen en meisjes als systematisch vervolgde groep te bestempelen?
De situatie voor vrouwen en meisjes in Afghanistan is uitermate zorgelijk. Het Kabinet is van mening dat in het huidige landgebonden asielbeleid voor Afghanistan voldoende waarborgen zitten om hen bescherming te bieden waar nodig. Zeker ook in licht van de eerdere brief waarin het Kabinet heeft aangegeven dat bij de individuele beoordeling van een vreemdeling die behoort tot de categorie van (toegedicht) verwesterde vrouwen eerder het voordeel van de twijfel worden gegeven.
Bent u bekend met het artikel «Harde sancties tegen Taliban ondermijnen recht op voedsel» in de Clingendael Spectator van 18 mei 20223?
Ja.
Bent u het er mee eens dat het van groot belang is om ook sociaaleconomische kwesties vanuit een mensenrechtenperspectief te benaderen?
Ja, economische, sociale en culturele rechten maken evengoed deel uit van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het is daarbij wel van belang dat de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten niet in het geding komen. Sociaaleconomische kwesties geven geen reden om andere mensenrechten terzijde te schuiven.
Wat vindt u van de stelling uit het artikel in de Clingendael Spectator: «Het [nadrukkelijk verbinden van externe hulp aan meisjesonderwijs, of vrouwenrechten in het algemeen] versterkt juist de positie van de conservatieve hardliners en maakt het lastiger voor progressievere leden van de Taliban om zich intern hard te maken voor vrouwenrechten, omdat zij dan worden weggezet als zwakkelingen die zwichten voor westerse druk»?
Deze stelling moet worden bezien in het dilemma tussen pragmatisme en principes, zoals ook beschreven in de Kamerbrief Langetermijnvisie Afghanistan (Kamerstuk 34 952, nr. 177). De machtsstrijd binnen het Talibanregime, en de positie van de hardliners binnen het regime, is inderdaad van invloed op onze handelingsopties. Enerzijds willen we ten behoeve van stabiliteit inzet blijven plegen in Afghanistan, anderzijds willen we de de facto autoriteiten niet (direct of indirect) laten profiteren van die steun, en tevens de voor de internationale gemeenschap belangrijke principes zoals vrouwenrechten blijven benadrukken. Er wordt continu gezocht naar de beste manier om dit te doen, ook in contacten met vertegenwoordigers van de Taliban.
De onvoorspelbare besluitvorming van de Taliban bemoeilijkt de ruimte voor de internationale gemeenschap om de bevolking te steunen. Op dit moment is de afweging van de internationale gemeenschap daarin dat steun aan bepaalde vormen van hulp zoals het ledigen van basisnoden wel gebonden blijft aan principes, waaronder gelijke toegang van vrouwen en meisjes, waarbij regionaal onderscheid kan worden gemaakt. Tegelijkertijd vindt humanitaire hulp altijd plaatst volgens het humanitair imperatief.
Bent u van plan om gehoor te geven aan decall for action van Amnesty International om de bestaande financiële beperkingen die aan Afghanistan zijn opgelegd te versoepelen, omdat deze beperkingen momenteel de levering van gezondheidszorg, voedsel en andere essentiële diensten blokkeren?
Onder het VN-Veiligheidsraad sanctieregime 1988 zijn diverse individuen en entiteiten gelieerd aan de Taliban op de sanctielijst geplaatst (dit betreft dus niet Afghanistan als land, of de de facto autoriteiten in het algemeen). Op 22 december 2021 zijn middels resolutie 2615 van de VN-Veiligheidsraad uitzonderingen opgenomen voor humanitaire hulp en activiteiten die het lenigen van basisnoden ondersteunen. Het sanctieregime beperkt dus niet de levering van gezondheidszorg, voedsel en diensten ten behoeve van basisnoden.
Welke afweging maakt u hierbij?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u van plan om gehoor te geven aan de call for action van Amnesty International om – in overleg met VN-agentschappen, NGO’s en humanitaire organisaties die actief zijn in Afghanistan, lokale vrouwenactivisten en organisaties die andere risicogroepen ondersteunen – de systemen voor de verdeling van dringende financiële steun en humanitaire hulp te versterken?
Het is van groot belang dat juist vrouwen en kinderen humanitaire hulp kunnen ontvangen én geven. Het Kabinet blijft zich er daarom, met gelijkgezinde landen en de Europese Unie, consequent en op alle niveaus voor inzetten dat noodhulp juist deze groepen bereikt en betrekt. De VN coördineert de onderhandelingen voor humanitaire toegang in het land en heeft daarbij veel aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes. In contacten met door Nederland gefinancierde hulporganisaties (inclusief de VN) wordt dit onderwerp consequent benadrukt. Deze organisaties vinden dit overigens zelf ook een zeer belangrijk thema.
Conform de Kamerbrief van 23 mei jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 159) heeft het Kabinet aan de tijdelijke steun voor het ledigen van basisnoden de eis verbonden dat vrouwen en meisjes gelijke toegang hebben tot geleverde diensten. Hierbij kan regionaal onderscheid gemaakt worden afhankelijk van de toegang van vrouwen en meisjes tot de ondersteunde basisdiensten.
Welke afweging maakt u hierbij?
Zie antwoord vraag 16.
De Nederlandse rechtstatelijke steun aan Oeganda. |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederland betaalde opgeschorte steun aan Oeganda toch uit, ondanks gewelddadige verkiezingen vorig jaar»?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom het contractueel lastig was om de rechtstatelijke steun aan Oeganda ter waarde van 2,4 miljoen op te schorten? Om welke verplichtingen gaat het precies?
De opschorting betrof de twee laatste betalingen aan het Justice Law and Order Sector (JLOS) programma (van resp. € 2,4 miljoen en € 850.000). De eerste betaling van € 2,4 miljoen betrof reeds uitgevoerde activiteiten welke volgens de gemaakte afspraken moesten worden gefinancierd. Conform de gemaakte afspraken met de Oegandese autoriteiten vindt bij opzegging van de overeenkomst afrekening plaats op basis van door de medeondertekenaar reeds gemaakte kosten, alsmede van de door hen aangegane verplichtingen. In het geval van de betaling van € 2,4 miljoen betrof dit al gemaakte kosten voor activiteiten. In het geval van de slotbetaling van € 850.000 waren er nog geen kosten gemaakt voor vooraf goedgekeurde activiteiten.
Het is hierbij belangrijk te benadrukken dat de Nederlandse steun alleen gebruikt is voor de voorziene activiteiten op de Nederlandse prioriteitsgebieden. Als er aanwijzingen waren dat de Nederlandse steun voor andere activiteiten was ingezet, zou dat een zwaarwegende reden zijn geweest om mogelijk niet te betalen.
Kunt u de overeenkomst waar het om gaat delen met de Kamer? Kunt u daarbij aangeven wat precies in deze overeenkomst is opgenomen dat het opschorten van hulp onmogelijk maakte?
Nee, de overeenkomst kan niet worden gedeeld met de Kamer, omdat het een in vertrouwen getekend arrangement met de Oegandese autoriteiten betreft en het delen met derden in het interstatelijke verkeer ongebruikelijk is. De afspraken in een arrangement bevatten geen afwijkingen van of uitzonderingen op geldend nationaal en internationaal recht en zijn politiek of moreel verbindend, maar niet juridisch.
Het niet-juridisch verbindende karakter brengt met zich mee dat de ondertekenaars deze afspraken in principe kunnen korten of opzeggen na een voorafgaand overleg. Conform de gemaakte afspraken met de Oegandese autoriteiten vindt bij opzegging van de overeenkomst afrekening plaats op basis de door de medeondertekenaar reeds gemaakte kosten, alsmede van de door hem aangegane verplichtingen.
Waarom heeft u met opschorting van steun gedreigd als dit juridisch onmogelijk was?
Opschorting van de steun is juridisch wel degelijk mogelijk. De eerste betaling (van € 2,4 miljoen) is tijdelijk opgeschort om een signaal af te geven en om de Oegandese overheid aan te sporen werk te maken van accountability ten aanzien van het geweld rond de verkiezingen. Ik heb in september 2022 besloten om de slotbetaling van € 850.000 niet uit te voeren omdat op basis van de mij beschikbare informatie de Oegandese overheid onvoldoende stappen heeft gezet op het vlak van accountability ten aanzien van het politiegeweld rond de verkiezingen.
Hoe effectief was het dreigement om de rechtstatelijke steun te beëindigen? Welke acties heeft de Oegandese regering naar aanleiding hiervan genomen, en hebben deze de situatie verbeterd?
Het besluit om de betalingen op te schorten past volgens het kabinet in de positionering van Nederland, de EU, andere EU lidstaten en gelijkgezinde landen als de VS en het VK in reactie op het geweld rond de verkiezingen en de verslechterende mensenrechtensituatie in Oeganda. Hierbij hebben wij collectief richting de Oegandese autoriteiten via zowel publieke verklaringen als achter de schermen regelmatig zorgen uitgesproken en is aangedrongen op het nemen van betekenisvolle stappen op het vlak van accountability.
Mede als gevolg van deze internationale aandacht en druk heeft de overheid de afgelopen tijd een aantal stappen gezet. Zo zijn er naar aanleiding van het geweld van november 2020 tot dusver 66 agenten veroordeeld, hebben er 153 agenten ontslag gekregen, en worden er nog 80 lopende zaken onderzocht. Ook heeft de president publiekelijk erkend dat er fouten zijn gemaakt door de veiligheidsdiensten en zijn in bepaalde gevallen nabestaanden van slachtoffers gecompenseerd.
Het kabinet is tegelijkertijd van mening dat de Oegandese autoriteiten meer hadden kunnen doen: er is binnen de politie op hoger niveau weinig verantwoordelijkheid voor het geweld genomen en ook zijn er weinig zichtbare stappen gezet om te voorkomen dat dergelijke misstanden in de toekomst minder snel voor zullen komen. Het besluit om de slotbetaling van € 850.000 niet over te maken is daarom bedoeld als signaal richting de overheid dat verdere stappen nodig zijn t.a.v. accountability en dat Nederland bereid is om maatregelen te nemen als de situatie daarom vraagt.
Welke andere maatregelen heeft u genomen en gaat u nemen om de onderdrukking en schending van mensenrechten door het Oegandese regime te beëindigen, en met welk resultaat?
Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld2 hecht het kabinet groot belang aan het naleven van mensenrechten, het behoud van democratische ruimte en goed bestuur in Oeganda. Het kabinet heeft in contacten met de Oegandese autoriteiten dan ook benadrukt dat negatieve ontwikkelingen gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse inspanningen waar die direct ten goede komen aan de overheid.
In algemene zin heeft Nederland, onder andere in het kader van het Nederlandse voorzitterschap van de JLOS-donorgroep, herhaaldelijk zorgen geuit over de mensenrechtensituatie in Oeganda. Ik heb dat persoonlijk gedaan in gesprekken met de premier en de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens mijn eigen bezoek aan Oeganda in februari 2022, maar Nederland deed dat ook publiekelijk in bijvoorbeeld de VN-Mensenrechtenraad of via lokale EU-verklaringen. Binnen de EU heeft Nederland zich er actief voor ingespannen dat de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Mensenrechten, Eamon Gilmore, Oeganda in april 2022 kon bezoeken.
Ook onderhoudt Nederland – zowel in Kampala als in Den Haag – reguliere contacten met Oegandese activisten, oppositie en mensenrechtenverdedigers, zoals bijvoorbeeld Nicholas Opiyo, de winnaar van de Mensenrechtentulp in 2021. Nederland ondersteunt in Oeganda zelf ook mensenrechtenverdedigers om hun werk zo goed en veilig mogelijk te kunnen uitvoeren. Nederland blijft bezorgd over de mensenrechtensituatie in Oeganda en blijft die dan ook via alle genoemde sporen op de voet volgen.
Hoe reageert u op de in het bovengenoemde artikel gemaakte suggestie dat Westerse donorlanden ernstige misdragingen van het Oegandese bewind bewust door de vingers zien vanwege het hoge aantal vluchtelingen dat het land huisvest en troepen levert aan de interventiemissie tegen terreurbeweging Al-Shabaab in Somalië?
Het kabinet kan alleen toelichting geven op de Nederlandse positie. Nederland ziet ernstige misdragingen in geen enkel geval door de vingers. Zie ook het antwoord op vraag 6 over de verschillende manieren waarop Nederland aandacht vraagt voor de mensenrechtensituatie in Oeganda. De Nederlandse zorgen op het vlak van mensenrechten, accountability en krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld worden regelmatig besproken met de overheid, net zoals dat het geval is voor bijvoorbeeld het inclusieve, vooruitstrevende Oegandese vluchtelingenbeleid dat Nederland zeer waardeert en actief financieel ondersteunt. Beide onderwerpen zijn ook uitgebreid aan de orde gekomen in mijn eigen gesprek met de premier en de Minister van Buitenlandse Zaken, tijdens mijn bezoek aan Oeganda in februari 2022.
Waarom heeft u uw besluit om de 2,4 miljoen alsnog over te maken niet met de Kamer gedeeld?
De Kamer is destijds niet geïnformeerd over de eerste betaling omdat de verwachting was dat het besluit over de slotbetaling binnen enkele maanden zou volgen – waarna de Kamer dan in één keer zou worden geïnformeerd over de gehele afronding van de afgelopen samenwerking met JLOS, de recent verschenen evaluatie van de Nederlandse ondersteuning van JLOS tot dusver, en eventuele toekomstige ondersteuning van JLOS.
Ik hecht er ook aan om hier onderscheid te maken tussen de Nederlandse ondersteuning van de JLOS-sector enerzijds en onze steun aan het Refugee Law Project (RLP), gericht op de bescherming en het welzijn van vluchtelingen en hun gastgemeenschappen in Noord-Oeganda, anderzijds.
Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 2 zijn er geen aanwijzingen dat Nederlandse betalingen voor JLOS zijn ingezet anders dan op de afgesproken activiteiten. Onder het RLP programma zijn door Nederland gedoneerde politieauto’s ingezet buiten de doeleinden van het project. In reactie daarop is besloten alle activiteiten met de politie in het kader van dit project on hold te zetten. Hierover is uw Kamer op 7 april 2021 geïnformeerd door middel van de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kuik.
Zie voor verdere toelichting het antwoord op vraag 13.
Hoe reflecteert u erop dat de Kamer niet is meegenomen in uw besluit om de 2,4 miljoen alsnog over te maken?
Zie antwoord vraag 8.
Acht u het ook onwenselijk dat Nederlandse ontwikkelingshulp contractueel niet kan worden stopgezet als deze direct of indirect bijdraagt aan onderdrukking en schending van mensenrechten?
Ontwikkelingshulp kan wel degelijk worden stopgezet, mits afspraken daarover zijn vastgelegd in een arrangement, en tijdig is overlegd en gecommuniceerd met de andere partij. In arrangementen is afgesproken dat de Minister de financiële bijdrage kan beëindigen na een voorafgaand overleg met de buitenlandse overheidsorganisatie. Zie daarover ook het antwoord op vraag 3. Als afspraken over ontwikkelingssamenwerking zijn gemaakt in de vorm van een verdrag ligt het gecompliceerder, omdat een verdrag voor staten juridisch bindende verplichtingen in het leven roept. Ontbinding van bij verdrag gemaakte afspraken of opzegging ervan is slechts mogelijk indien het betreffende verdrag hierin voorziet of door overeenstemming tussen partijen.
Overigens hecht ik er in dit verband ook aan om te benoemen dat het kabinet er alles aan doet om risico’s te minimaliseren en altijd probeert te voorkomen dat steun voor verkeerde doeleinden wordt ingezet. Tegelijkertijd is het kabinet van mening – zoals eerder uiteengezet in de nota «Doen waar Nederland goed in is» – dat het aanvaarden en managen van risico’s onvermijdelijk is om resultaten te bereiken, zeker in fragiele ontwikkelingslanden of landen met zwak bestuur. Het kabinet accepteert dat het niet mogelijk is om volledig risicoloos te werken, maar streeft er wel naar om geen onnodige risico’s te nemen. Nederland werkt daarom in dergelijke landen adaptief, met inzet gericht op de lange termijn, met uitgebreide due diligence vooraf en actieve monitoring, evaluatie, en zo nodig aanpassing van programma’s tijdens de uitvoering.
Als blijkt dat Nederlandse projectsteun toch verkeerd wordt ingezet zal het kabinet in beginsel een kritische dialoog hebben met de desbetreffende partner zonder overeenkomsten of verdragen open te breken. Wel kan Nederland, in algemene zin en als de politieke situatie daar aanleiding toe geeft, optreden door delen van de samenwerkingsrelatie – bijvoorbeeld de directe samenwerking met de overheid of samenwerking met bepaalde organisaties – op te schorten of niet langer voort te zetten. Het kabinet houdt geen lijst bij van landensituaties waar dergelijke aanpassingen zijn doorgevoerd, omdat het per casus maatwerk betreft. Naast de opschorting van de steun in Oeganda zijn onderdelen van de samenwerkingsrelatie met bijvoorbeeld Ethiopië, Mali en Burkina Faso recent tegen het licht gehouden.
Ook om geopolitieke redenen benadrukt het kabinet het belang te blijven engageren met Afrikaanse partners. Voor veel van de uitdagingen waar Nederland en de EU zich mee geconfronteerd zien is versterkte samenwerking met Afrikaanse partners essentieel, zeker in het licht van de toegenomen geopolitieke activiteit van landen als China en Rusland op het Afrikaanse continent.
Hoe vaak komt het voor dat ontwikkelingshulp niet kan worden stopgezet als deze direct of indirect bijdraagt aan onderdrukking en schending van mensenrechten? Kunt u een lijst opstellen met landen waaraan Nederland ontwikkelingshulp geeft waarbij dit het geval is en specificeren om wat voor soort ontwikkelingshulp het daarbij gaat?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid om maatregelen te nemen die voorkomen dat Nederland in de toekomst verplicht wordt om ontwikkelingshulp voort te zetten als deze direct of indirect bijdraagt aan onderdrukking en schending van mensenrechten? Zo ja, welke en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Wanneer komen er weer beslismomenten ten aanzien van de voortzetting van Nederlandse rechtstatelijke steun aan Oeganda, en hoe gaat u de Kamer hierin meenemen?
Op basis van alle beschikbare informatie heb ik in september 2022 besloten om de slotbetaling van € 850.000 aan JLOS niet over te maken om daarmee een signaal af te geven richting de Oegandese autoriteiten dat verdere stappen nodig zijn t.a.v. accountability.
Daarnaast is de eindevaluatie van Nederlandse steun aan JLOS3 openbaar gemaakt. Op basis van eigen bevindingen ten aanzien van de behaalde resultaten en de genoemde eindevaluatie heb ik naar onderdelen binnen het JLOS programma gekeken die impactvol hebben bijgedragen aan een verbetering van veiligheid en rechtsorde in Oeganda en daarbij rekening gehouden met de vraag hoe Nederland de risico’s op verkeerde inzet zo goed mogelijk kan mitigeren.
Met de Nederlandse steun aan JLOS zijn de nodige resultaten bereikt. Toegang tot rechtspraak is significant toegenomen, waarbij ook de rechtspositie van kwetsbare groepen, zoals vrouwen en vluchtelingen, nadrukkelijk verbeterd is. Ook het deel van de bevolking dat toegang had tot JLOS-servicepunten nam toe. Het aantal veroordelingen in zaken omtrent seksueel en gender gerelateerd geweld is onder andere door effectievere bewijsvergaring tussen 2016 en 2021 verdubbeld. Ook is door het organiseren van speciale sessies voor seksueel en gender gerelateerd geweld (SGBV) zaken, trainingen en beschikbaarheid van forensische onderzoekkits de duur van het afwikkelen van deze zaken significant afgenomen. De achterstand in het afhandelen van rechtszaken («case backlog») is significant verminderd door o.a. automatisering. Daardoor is ook de gemiddelde duur van de tijd die mensen in voorlopige hechtenis doorbrengen teruggebracht. Ook zijn er concrete resultaten geboekt op het vlak van rechtsbescherming voor vluchtelingen en ten aanzien van commercieel recht.
Ik ben van mening dat Nederland ook in de toekomst door moet gaan met ondersteuning van JLOS, met heel duidelijke verdere oormerking op thema’s die aansluiten bij Nederlandse prioriteiten in Oeganda, zoals SGBV, commercieel recht en recht voor vluchtelingen. Bovendien zal de steun die de politie daarbij onder strikte voorwaarden ontvangt erg beperkt zijn (waarbij hardware zoals auto’s in ieder geval is uitgesloten) en alleen waar nodig voor het behalen van vooruitgang op de bovenstaande thema’s, zoals training op het gebied van SGBV en het verbeteren van formulieren voor het doen van aangifte. De steun zal ook onderhevig zijn aan additionele monitoring, en er zal gebruik gemaakt worden van results based financing.
Het bericht ‘Nederland betaalde opgeschorte steun aan Oeganda toch uit, ondanks gewelddadige verkiezingen vorig jaar’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van de Volkskrant «Nederland betaalde opgeschorte steun aan Oeganda toch uit, ondanks gewelddadige verkiezingen vorig jaar»1?
Ja.
Waarom is besloten de opgeschorte ontwikkelingssteun aan Oeganda te hervatten?
De opgeschorte steun is niet volledig hervat. De opschorting betrof de twee laatste betalingen aan Justice Law and Order Sector (JLOS) programma (van resp. € 2,4 miljoen en € 850.000). De eerste betaling is uitgevoerd, aangezien deze reeds uitgevoerde activiteiten betrof welke volgens de gemaakte afspraken moesten worden gefinancierd. Ik heb in september 2022 besloten om de slotbetaling niet uit te voeren omdat op basis van de mij beschikbare informatie de Oegandese overheid onvoldoende stappen heeft gezet op het vlak van accountability ten aanzien van het politiegeweld rond de verkiezingen.
Wat wordt er precies bedoeld met «contractueel lastig»?
De betaling van € 2,4 miljoen betrof reeds uitgevoerde activiteiten welke volgens de gemaakte afspraken moesten worden gefinancierd. Conform de gemaakte afspraken met de Oegandese autoriteiten vindt bij opzegging van de overeenkomst afrekening plaats op basis van door de medeondertekenaar reeds gemaakte kosten, alsmede van de door hem aangegane verplichtingen.
Het is hierbij belangrijk te benadrukken dat de Nederlandse steun alleen gebruikt is voor de voorziene activiteiten op de Nederlandse prioriteitsgebieden. Als er aanwijzingen waren dat de Nederlandse steun voor andere activiteiten was ingezet, zou dat een zwaarwegende reden zijn geweest om mogelijk niet te betalen.
Bent u het eens dat er geen belastinggeld overgemaakt had moeten worden naar Oeganda?
Nee, daar ben ik het niet mee eens.
Wat gaat u doen om dit soort onwenselijke betalingen in de toekomst te voorkomen?
Ik kwalificeer deze betaling niet als onwenselijk. Door de Nederlandse betaling zijn immers belangrijke activiteiten uitgevoerd op het vlak van rechtstoegang voor Oegandese burgers. De beslissing om de betalingen aan te houden is genomen om de Oegandese overheid aan te sporen meer werk te maken van accountability ten aanzien van het geweld rond de verkiezingen. Onder andere als gevolg van die druk heeft de overheid meer aan publieke verantwoording gedaan dan anders het geval zou zijn geweest. Ik heb op basis van de mij beschikbare informatie in september 2022 besloten om de slotbetaling van € 850.000 niet over te maken.
Deelt u de analyse van hoogleraar ontwikkelingsstudies Paul Hoebink dat de ontwikkelingssteun indirect onwenselijke gevolgen kan hebben?
Dat kan niet totaal worden uitgesloten, zeker wanneer de politieke situatie in een land verandert. Werken in fragiele landen en landen met zwak bestuur gaat altijd gepaard met risico’s. Om deze risico’s te minimaliseren maakt Nederland bij aanvang van activiteiten, tijdens het identificatie- en beoordelingstraject, een zorgvuldige risico-inschatting en stelt passende mitigerende maatregelen op. Een belangrijk uitgangspunt hierin is het do no harm principe, waarin wordt geanalyseerd of activiteiten onbedoeld negatieve effecten kunnen hebben.
Overigens hecht ik er in dit verband ook aan om – zoals eerder uiteengezet in de nota «Doen waar Nederland goed in is» – te benoemen dat het kabinet er alles aan doet om de impact van deze risico’s zo veel mogelijk te minimaliseren, maar tegelijkertijd van mening is dat het aanvaarden en managen van risico’s onvermijdelijk is om resultaten te bereiken, zeker in fragiele ontwikkelingslanden of landen met zwak bestuur, en dat daarom een adaptieve manier van programmeren wordt toegepast.
De Nederlandse inzet is gericht op de lange termijn, met uitgebreide due diligence vooraf en actieve monitoring, evaluatie, en zo nodig aanpassing van programma’s tijdens de uitvoering.
Als blijkt dat Nederlandse projectsteun toch verkeerd wordt ingezet zal het kabinet in beginsel een kritische dialoog hebben met de desbetreffende partner zonder overeenkomsten of verdragen open te breken. Wel kan Nederland, in algemene zin en als de politieke situatie daar aanleiding toe geeft, optreden door delen van de samenwerkingsrelatie – bijvoorbeeld de directe samenwerking met de overheid of samenwerking met bepaalde organisaties – op te schorten of niet langer voort te zetten.
Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de uitbetaling van de ontwikkelingssteun?
De Kamer is destijds niet geïnformeerd over de eerste betaling omdat de verwachting was dat het besluit over de slotbetaling binnen enkele maanden zou volgen – waarna de Kamer dan in één keer zou worden geïnformeerd over de gehele afronding van de afgelopen samenwerking met JLOS, de recent verschenen evaluatie van de Nederlandse ondersteuning van JLOS tot dusver, en eventuele toekomstige ondersteuning van JLOS.
Op basis van alle beschikbare informatie heb ik in september 2022 besloten om de slotbetaling van € 850.000 aan JLOS niet over te maken om daarmee een signaal af te geven richting de Oegandese autoriteiten dat verdere stappen nodig zijn t.a.v. accountability.
Daarnaast is de eindevaluatie van Nederlandse steun aan JLOS2 openbaar gemaakt. Op basis van eigen bevindingen ten aanzien van de behaalde resultaten en de genoemde eindevaluatie heb ik naar onderdelen binnen het JLOS programma gekeken die impactvol hebben bijgedragen aan een verbetering van veiligheid en rechtsorde in Oeganda en daarbij rekening gehouden met de vraag hoe Nederland de risico’s op verkeerde inzet zo goed mogelijk kan mitigeren.
Met de Nederlandse steun aan JLOS zijn wel degelijk de nodige resultaten bereikt. Toegang tot rechtspraak is significant toegenomen, waarbij ook de rechtspositie van kwetsbare groepen, zoals vrouwen en vluchtelingen, nadrukkelijk verbeterd is. Ook het deel van de bevolking dat toegang had tot JLOS-servicepunten nam toe. Het aantal veroordelingen in zaken omtrent seksueel en gender gerelateerd geweld is onder andere door effectievere bewijsvergaring tussen 2016 en 2021 verdubbeld. Ook is door het organiseren van speciale sessies voor seksueel en gender gerelateerd geweld (SGBV) zaken, trainingen en beschikbaarheid van forensische onderzoekkits de duur van het afwikkelen van deze zaken significant afgenomen. De achterstand in het afhandelen van rechtszaken («case backlog») is significant verminderd door o.a. automatisering. Daardoor is ook de gemiddelde duur van de tijd die mensen in voorlopige hechtenis doorbrengen teruggebracht. Ook zijn er concrete resultaten geboekt op het vlak van rechtsbescherming voor vluchtelingen en ten aanzien van commercieel recht.
Ik ben van mening dat Nederland ook in de toekomst door moet gaan met ondersteuning van JLOS, met heel duidelijke verdere oormerking op thema’s die aansluiten bij Nederlandse prioriteiten in Oeganda, zoals SGBV, commercieel recht en recht voor vluchtelingen. Bovendien zal de steun die de politie daarbij onder strikte voorwaarden ontvangt erg beperkt zijn (waarbij hardware zoals auto’s in ieder geval is uitgesloten) en alleen waar nodig voor het behalen van vooruitgang op de bovenstaande thema’s, zoals training op het gebied van SGBV en verbeteren van formulieren voor het doen van aangifte. De steun zal ook onderhevig zijn aan additionele monitoring, en er zal gebruik gemaakt worden van results based financing.
Ik hecht er ook aan om hier onderscheid te maken tussen de Nederlandse ondersteuning van de JLOS-sector enerzijds en onze steun aan het Refugee Law Project (RLP), gericht op de bescherming en het welzijn van vluchtelingen en hun gastgemeenschappen in Noord-Oeganda, anderzijds. Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 3 zijn er geen aanwijzingen dat Nederlandse betalingen voor JLOS verkeerd zijn ingezet.
Onder het RLP programma zijn door Nederland gedoneerde politieauto’s ingezet buiten de doeleinden van het project. In reactie daarop is besloten alle activiteiten met de politie in het kader van dit project on hold te zetten. Hierover is uw Kamer op 7 april 2021 geïnformeerd door middel van de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kuik.
Ik zal uw Kamer spoedig uitgebreider informeren over de Nederlandse inzet op veiligheid en rechtsorde in Oeganda en daarbij ook ingaan op bovengenoemde punten.
Bent u het eens dat de Tweede Kamer buitenspel is gezet?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat de ontwikkelingshulp aan Oeganda per direct beëindigd moet worden?
Nee, daar ben ik het niet mee eens.
De situatie van de Jezidi’s |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Jezidi's in Noord-Irak: «Jezidi's in tentenkampen in Noord-Irak: «Wij gaan van genocide naar suïcide»»1 en op de radiouitzending «Jezidi trauma’s onbehandeld»2?
Ik heb kennis genomen van het artikel «Jezidi’s in Noord-Irak: wij gaan van genocide naar suïcide» en de radiouitzending «Jezidi trauma’s onbehandeld». Het is verschrikkelijk wat de Jezidi-gemeenschap is overkomen: IS heeft zich schuldig gemaakt aan vreselijke misdrijven tegen verschillende groepen, waaronder Jezidi’s. Het artikel bevestigt dat deze misdaden diepe en blijvende sporen hebben nagelaten in de Jezidi-gemeenschap, met name bij vrouwen en kinderen. Het kabinet is zich bewust van de voortdurende problematiek en blijft zich daarom inzetten voor de bescherming van deze kwetsbare minderheid in Irak. Tevens hecht het kabinet grote waarde aan het tegengaan van straffeloosheid en de opsporing, vervolging en berechting van IS-strijders. Tijdens mijn bezoek aan Irak heb ik het belang van samenwerking met Irak op deze onderwerpen benadrukt in mijn gesprekken met Iraakse autoriteiten.
Deelt u de zorgen dat het in Sinjar ontbreekt aan basisvoorzieningen voor een menswaardig bestaan?
Het kabinet deelt de zorgen. Sinjar is één van de Iraakse regio’s die het zwaarst is getroffen door en in de strijd tegen ISIS. De significante vernielingen, het tekort aan economisch perspectief en de snel veranderende veiligheidssituatie belemmeren de terugkeer van de Jezidi gemeenschap naar Sinjar en de verlening van basisvoorzieningen. Volgens UNDP verblijven momenteel nog ongeveer 40.000 Jezidi’s in de vaak schrijnende ontheemdenkampen in Duhok. Tijdens mijn reis aan Irak heb ik een bezoek gebracht aan een ontheemdenkamp en gesproken met vrouwen uit de Jezidi-gemeenschap over de uitdagingen om hun levens op een menswaardige manier weer te hervatten. Nederland blijft zich daarom inzetten voor duurzame oplossingen voor ontheemden om een toekomstperspectief te bieden, bijv. via IOM Durable Solutions en het Prospects partnerschap.
Hoe waardeert u de psychologische hulp aan de Jezidi’s? Hoe beoordeelt u in dit kader de vele suïcides?
Nederland maakt zich hard voor geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun (MHPSS), zowel op mondiaal niveau als in specifieke gebieden in Irak. Het integreren van MHPSS in (post-)conflictrespons is cruciaal om deze noden te lenigen en draagt bij aan de weerbaarheid en de veerkracht van individuen en gemeenschappen. Daarnaast kan MHPSS bijdragen aan het herstellen van sociale banden binnen en tussen gemeenschappen.
In dat kader werkt Nederland intensief met Norwegian People’s Aid (NPA) om dienstverlening voor Jezidi’s op het gebied van ondersteuning bij seksueel en gender gerelateerd geweld (SGBV) en psychosociale hulp te verbeteren, en hun rechtsbewustzijn en economische re-integratie te bevorderen. Tijdens mijn bezoek aan een ontheemdingskamp in Khanke in april ben ik in gesprek gegaan met Jezidi vrouwen die begunstigden zijn van NPA’s psychosociale hulp. Het was indrukwekkend om de veerkracht van deze vrouwen te zien. Tegelijkertijd zag ik dat de psychologische hulp die wordt geboden aan de Jezidi gemeenschap onvoldoende toereikend is. Daarom zet het Kabinet zich internationaal en binnen de VN in voor de voortzetting en opschaling van psychosociale hulp aan Jezidi vrouwen en kinderen. In dit kader heb ik tijdens mijn bezoek een uitbreiding van het NPA programma getekend van 1.1 miljoen euro, waardoor het totaalbudget van het programma op 5.5 miljoen euro uitkomt.
Hoeveel geld voor de wederopbouw van Sinjar is door Nederland uitgegeven en hoe wordt erop toe gezien dat het geld op de juiste plekken terecht komt?
Nederland is als donor van het UNDP Funding Facility for Stabilisation (FFS) nauw betrokken bij de wederopbouw van basisvoorzieningen zoals ziekenhuizen, scholen, wegen en huizen in de meest getroffen gebieden in de strijd tegen ISIS, waaronder Sinjar. Sinds 2016 heeft Nederland 92 miljoen euro bijgedragen aan de FFS. Om de organisatie zoveel mogelijk flexibiliteit te bieden zijn de bijdragen aan de FFS ongeoormerkt. Hierdoor kan UNDP gebruik maken van nodenanalyses om te identificeren welke herstelwerkzaamheden noodzakelijk zijn in de op ISIS veroverde gebieden. Als gevolg is het niet mogelijk exact te identificeren hoeveel procent van de Nederlandse bijdragen aan FFS naar Sinjar zijn gegaan. Belangrijke behaalde resultaten van FFS in het Sinjar district zijn o.a. het herstel van de cementfabriek, de aanleg van 45 kilometer hoogspanningsleiding, herstel en inrichting van het ziekenhuis, landbouw- en onderwijsinstelling en het herstel van politiebureaus.
Ook heeft Nederland in 2021 een meerjarige bijdrage van 7.4 miljoen euro aan NonViolent PeaceForce geleverd voor community security activiteiten in Sinjar. Dit project richt zich o.a. op lokale verzoening en integratie van Jezidi vrouwen. Tot slot is Nederland een actieve donor van de International Commission on Missing Persons (ICMP) met een bijdrage van drie miljoen euro in de afgelopen drie jaar. ICMP zet in op capaciteitsopbouw van medische, onderzoeks-, juridische en gerechtelijke sectoren in Sinjar.
De uitvoering en resultaten van de projecten worden nauw gemonitord. Bij aanvang van de projecten zijn strikte Monitoring Evaluation and Learning-verplichtingen opgesteld waar de organisaties zich aan behoren te houden. De rapportages worden op de gebruikelijke wijze geanalyseerd en beoordeeld.
Bent u alsnog bereid, vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder genocide, een apart asielprogramma op te zetten zodat een aantal kwetsbare Jezidi’s naar Nederland kan komen, in navolging van Frankrijk, Duitsland en Canada?
Nederland kent geen beleidskader voor de overbrenging van mensen uit hun land van herkomst voor asiel in Nederland en heeft dus ook geen beleid voor de overbrenging van Jezidi’s. Dat is anders voor de genoemde landen.
Indien u niet bereid bent een apart programma in te stellen, in hoeverre komen Jezidi’s dan in aanmerking voor hervestiging binnen het UNHCR-hervestigingsprogramma en is de regering bereid hierop aan te sturen?
Hervestiging binnen het UNHCR-hervestigingsprogramma ziet uitsluitend op vluchtelingen, dat wil zeggen mensen die hun thuisland hebben verlaten. Dit is niet het geval bij Jezidi’s in (Noord-)Irak.
Voor zover Jezidi’s buiten (Noord-)Irak verblijven, is hervestiging mogelijk wanneer UNHCR oordeelt dat zij in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. UNHCR maakt die beoordeling in het licht van de situatie in het opvangland en welke vluchtelingen zich aldaar in een kwetsbaarder positie bevinden dan de andere vluchtelingen.
De UNCHR toetst of er sprake is van vluchtelingschap. Vervolgens selecteert UNHCR vanuit de totale vluchtelingenpopulatie personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën (o.a. legal and/or physical protection needs, survivors of torture and/or violencetorture, medical needs, women and girls at risk) en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. Jezidische slachtoffers en in het bijzonder vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn van seksueel geweld, kunnen binnen meerdere van deze categorieën vallen. UNHCR beoordeelt daarnaast ook welk hervestigingsland, gelet op de individuele omstandigheden, het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Nederland hecht er aan om die keuze over te laten aan UNHCR, aangezien UNHCR vanuit haar positie het beste in staat is te bepalen voor welke personen hervestiging het meest noodzakelijk en passend is. Vervolgens is een enkele voordracht door UNHCR nog niet voldoende om in aanmerking te komen voor hervestiging naar Nederland. De IND beslist uiteindelijk op basis van het geldende Nederlandse asielbeleid (alsmede aan de hand van informatie van UNHCR en COA) welke van de door UNHCR voorgedragen kandidaten in aanmerking komen voor hervestiging en een asielvergunning in Nederland.
Het bericht dat Nederland dictatoriaal Rwanda ondanks mensenrechtenschendingen financieel bleef steunen |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht?1
Ja.
Kunt u verklaren met welke redenen Nederland met bijna 140 miljoen euro dictatoriaal Rwanda heeft gefinancierd?
Toen Nederland na de genocide van 1994 begon met ontwikkelingssamenwerking in Rwanda was de justitiesector in het land volledig disfunctioneel. Veel rechters, advocaten en andere juristen waren gevlucht of vermoord. Nederland richtte zich na de genocide op de justitiesector omdat het beëindigen van de cultuur van straffeloosheid, en aandacht voor het recht in den brede, werd gezien als vereiste voor duurzame vrede in het land. Nederland groeide uit tot de grootste internationale donor binnen de Rwandese justitiesector. Mede dankzij de Nederlandse steun bestaat er nu een justitiële infrastructuur met functionerende instellingen in het land.
De steun aan de justitiesector sinds 1994 kende drie fases. In de noodhulpfase (tussen 1994 en 1999) is onder andere gewerkt aan hervestiging van vluchtelingen, capaciteitsopbouw en reconstructie van de justitiesector, en het trainen van provinciale politie en aanklagers. Tijdens de moderniseringsfase (2000–2011) is de justitiële infrastructuur verder versterkt door de bouw van rechtbanken en het installeren van ICT-systemen. Ook is de zogenaamde Gacaca-rechtspraak (het systeem van traditionele rechtbanken voor lokale genocidezaken) in die tijd ondersteund. Sinds 2012 lag de nadruk op consolidatie en het mogelijk maken van vervolging voor internationale misdrijven, o.a. via ondersteuning van de oprichting van de speciale afdeling voor de behandeling van internationale misdrijven binnen de rechtelijke macht, training van advocaten, en verbeterde rechtstoegang, via voorlichting en rechtshulp aan burgers.
In 2018 heeft toenmalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag besloten om de ontwikkelingssamenwerking met Rwanda geleidelijk af te bouwen. Dit past binnen de wens van Rwanda om op den duur onafhankelijk van buitenlandse donoren te worden. De Nederlandse financiële steun aan Rwanda, inclusief aan de justitiesector, komt na dit jaar dan ook ten einde.
Een uitzondering wordt gemaakt voor enkele projecten die vertraging hebben opgelopen in de uitvoering en pas eind 2023 zullen worden afgerond. Het gaat hierbij om projecten die hinder ondervonden van door de Rwandese overheid ingestelde COVID-19 maatregelen, waaronder een aantal lockdowns, waardoor de tijdige uitvoering van sommige activiteiten onmogelijk werd.
Kunt u verklaren waarom Nederland al jaren de regering van Rwanda steunt?2
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u het ermee eens dat Rwanda een dictatoriaal land is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Rwanda kent, zoals dat overigens geldt voor een groot aantal landen waar Nederland met ontwikkelingsinzet actief is of in het verleden actief is geweest, wel zorgwekkende beperkingen op het vlak van maatschappelijke en politieke ruimte. Nederland besteedt hier bijzondere aandacht aan, ook in de bilaterale contacten met Rwanda. Zo onderstreepte de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en marge van de OESO-ministeriële op 9 juni jl. nog het belang van het respecteren van mensenrechten in een bilateraal gesprek met de Rwandese Minister van Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking.
Bent u ervan op de hoogte dat de begroting van Rwanda voor 50 procent afhankelijk is van buitenlandse steun?3
Op basis van de meeste recente cijfers van het IMF4 bedroegen in 2021 de schenkingen 22% van de totale inkomsten van de Rwandese begroting.
Hoe valt het te rijmen dat Nederland 140 miljoen euro geeft aan Rwanda, terwijl de schatrijke president Paul Kagama met zijn staatspartij «tot de rijkste politieke partijen ter wereld behoort»?4
De Nederlandse ontwikkelingsinzet sinds 1994 is ten goede gekomen aan de Rwandese bevolking en is nadrukkelijk ingezet voor hele specifieke doeleinden, daar heeft het Nederlandse kabinet altijd scherp op toegezien door gefinancierde projecten scherp te monitoren. Voor de justitiesector is rechtstoegang voor de Rwandese bevolking een leidend uitgangspunt geweest. Nederland heeft bijvoorbeeld jarenlang Rwandese ngo’s gesteund om rechtsbijstand te verlenen en om Rwandese burgers te helpen aanspraak te maken op hun rechten. Daarnaast richtte de Nederlandse inzet zich onder andere op rechtstoegang voor gedetineerden, het bevorderen van de kwaliteit en snelheid van rechtszaken en mechanismen voor transitional justice en traumaverwerking na de genocide. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven wordt de Nederlandse steun op dit moment afgebouwd.
Wereldwijd geldt voor alle organisaties die steun ontvangen van Nederland dat zij vóór het tekenen van het contract moeten laten zien dat ze aan strenge eisen voldoen. Als er sprake is van fraude of corruptie wordt er onderzoek gedaan, eventuele financiële schade wordt teruggevorderd en er worden lessen getrokken om de kans op herhaling te verkleinen.
Kunt u een lijst sturen van landen waarvan de Nederlandse regering erkent dat zij dictatoriaal geleid worden?
Het kabinet maakt geen gebruik van dergelijke lijsten.
Steunt Nederland ook andere dictatoriale landen financieel, zo ja, welke?
Voor een overzicht van de landen waar Nederland op dit moment een ontwikkelingssamenwerkingsrelatie mee heeft en de bedragen die daarmee gemoeid zijn, wordt verwezen naar de website https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
Kunt u per land ook aangeven om hoeveel euro dit gaat?
Zie het antwoord op vraag 8.
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Ja.
De situatie van Nederlandse kinderen in Syrische kampen |
|
Mirjam Bikker (CU), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Save the Children waarschuwt: «Repatriëring buitenlandse kinderen uit Syrische kampen kan nog wel 30 jaar duren»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel kinderen met een Nederlandse link zich in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen bevinden (van de 60 kinderen die zich volgens de «Tweede rapportage uitreizigers» van 13 april 20222 in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen of in detentie bevinden)? Kunt u daarbij ook aangeven in welke kampen die kinderen zich bevinden, hoe oud zij zijn en hoeveel van hen wees zijn?
Volgens de openbare cijfers van de AIVD bevinden zich (1 mei 2022) 60 kinderen met een Nederlandse link in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen of in detentie3. De meerderheid bevindt zich in kamp al-Roj en een kleiner deel in kamp Al-Hawl. Volgens de AIVD zijn de kinderen van Nederlandse uitreizigers overwegend jong, omdat zij meestal zijn geboren na de uitreis van hun ouders. Voor zover nu bekend zijn er geen weeskinderen met een Nederlandse link in de kampen in Noordoost-Syrië. Over individuele gevallen, de aantallen per kamp en leeftijden kan ik geen uitspraken doen.
Deelt u de mening dat al deze Nederlandse kinderen onschuldige slachtoffers zijn van de gruweldaden van hun ouders?
Ja, het kabinet is van mening dat deze kinderen slachtoffer zijn van de door hun ouders gemaakte keuze om naar strijdgebied af te reizen.
Op welke manier draagt Nederland direct of indirect bij aan de voorzieningen voor de kinderen in de kampen?
Om de noden wereldwijd te verlichten, steunt Nederland professionele humanitaire organisaties met grotendeels ongeoormerkte bijdragen, zoals aan VN-organisaties, Rode Kruis-takken en non-gouvernementele organisaties van de Dutch Relief Alliance. Dit betekent dat zij de flexibiliteit hebben om zelfstandig te bepalen welke noden er zijn en waar deze het hoogst zijn. Van deze humanitaire organisaties zijn ook enkele actief in de kampen in Noordoost Syrië, alhoewel de toegang tot de regio en de kampen complex is door de veiligheidssituatie.
Nederland draagt ook bij aan de humanitaire hulp door de Europese Unie, zoals aan het budget van de Europese noodhulporganisatie ECHO die wereldwijd projecten financiert4. ECHO draagt in 2022 met 135 mln. EUR bij aan de humanitaire financiering voor heel Syrië. Vanuit DGNEAR wordt vanuit het NDICI via Special Measures steun verleend in Syrië, via NGOs, bijvoorbeeld voor de verbetering van toegang tot gezondheidszorg en huisvesting (ca. EUR 30–40 mln. per jaar), waaronder in de regio Noordoost Syrië.
De humanitaire principes (humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit) zijn leidend in het werk van humanitaire organisaties bij het bieden van hulp aan diegenen die het meest kwetsbaar zijn. Hierin maken zij in hulpverlening geen onderscheid tussen de nationaliteit van de mensen in nood. Dat betekent dat alle kinderen, ongeacht hun nationaliteit en bijvoorbeeld ook slachtoffers van terroristische daden zoals yezidi-jongeren, toegang kunnen hebben tot deze diensten.
Welke verantwoordelijkheid draagt de Nederlandse overheid om het recht op onderwijs van deze kinderen te verwezenlijken?
De kinderen in de kampen in Noordoost-Syrië bevinden zich in een gebied waar de Nederlandse staat geen effectief gezag of autoriteit heeft. Uit mensenrechtenverdragen, waaronder het Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK), volgt dat Nederland verplicht is die mensenrechten te verzekeren van iedereen die zich op het grondgebied bevindt van Nederland. Onder omstandigheden zijn er verplichtingen om de mensenrechten ook buiten het grondgebied van Nederland te verzekeren. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van het kabinet geen sprake. Er kan dus geen (rechtstreeks) beroep worden gedaan op of rechten worden ontleend aan onder meer het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Kunt u toelichten op welke manier onderwijs voor de kinderen op dit moment georganiseerd is in de kampen?
Basisvoorzieningen en diensten in heel Syrië zijn door 11 jaar conflict gefragmenteerd en verzwakt, met name in de kampen voor ontheemden. Voorzieningen en diensten worden voornamelijk gefaciliteerd door een aantal daar aanwezige humanitaire organisaties. Deze organisaties bieden als onderdeel van humanitaire hulp waar mogelijk ook (informele) onderwijsactiviteiten aan, en zetten kindvriendelijke faciliteiten op. In de kampen al-Roj en al-Hol wordt bijvoorbeeld basisonderwijs zoals reken- en leesles gefaciliteerd door NGO’s voor analfabete kinderen en kinderen tussen 3 en 5 jaar. Dit onderwijs wordt aangeboden in het Arabisch, Koerdisch en Engels. Ook biedt een aanwezige NGO onderwijs aan door middel van Self Learning Programmesvoor kinderen ouder dan 5 jaar, op basis van het UNICEF curriculum. Enkele NGO’s bieden met een zelf ontwikkeld curriculum onderwijs aan voor kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 14 jaar.
In hoeverre maakt preventie van radicalisering onderdeel uit van het onderwijs of van andere vormen van dienstverlening binnen de kampen?
Het beperkte curriculum van deze organisaties richt zich op het bieden van een veilige omgeving om te leren. Geen van de curricula zijn specifiek ontwikkeld met het doel radicalisering tegen te gaan. Diensten aangeboden door aanwezige humanitaire organisaties in de kampen als psychosociale steun (MHPSS) en (informele) onderwijsactiviteiten dragen indirect bij aan preventie van radicalisering door bij te dragen aan het versterken van de weerbaarheid van deze kwetsbare groep.
Bent u bekend met het Finse initiatief waarbij Finse kinderen in de kampen op afstand les krijgen?3 Hoe duidt u dit initiatief?
Ja, dit initiatief is opgezet middels een fonds van de Finse regering nadat besloten was de kinderen te repatriëren, maar vanwege COVID-19 niet onmiddellijk tot overbrenging kon worden overgegaan. Inzet was om tot het moment van repatriëren de situatie voor de kinderen te bevorderen waardoor de banden met Finland aan werden gehaald en mogelijk indirect bij te dragen om radicalisering tegen te gaan. De lessen bestonden uit Fins en een aantal kernvakken om zo de kinderen voor te bereiden op hun komst naar Finland. De lesmethode was niet zonder risico omdat deze via de verboden telefoons werd gegeven aan de kinderen. Door repatriëring en verplaatsingen van families naar andere kampen zijn de lessen weer gestopt. Dit voorbeeld is niet te vergelijken met de Nederlandse situatie omdat er al een besluit tot repatriëren lag, maar deze door COVID-19 lang op zich liet wachten.
Bent u bekend met het bericht «Germany repatriates women, children from Syrian camp»?4 Kunt u bevestigen dat Duitsland vrouwen en kinderen heeft opgehaald uit kamp al-Roj, waar zich ook Nederlandse vrouwen en kinderen bevinden?
Ja. Duitsland bracht eind maart 27 kinderen en hun 8 moeders over van kamp al-Roj naar Duitsland.
Heeft u voorafgaand aan de terughaalactie contact gehad met Duitsland? Zo, ja heeft u overwogen om samen te werken met Duitsland om bijvoorbeeld Nederlandse weeskinderen gelijktijdig terug te halen, en waarom is dat uiteindelijk niet gebeurd?
Nederland onderhoudt voortdurend contact met andere EU-lidstaten, waaronder Duitsland, over uitreizigers. Duitsland informeerde Nederland (echter) niet voorafgaand over de terughaalactie. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 verblijven op dit moment, voor zover bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend, geen Nederlandse kinderen zonder ouderlijk gezag in kampen in Noordoost Syrië.
Kunt u een update geven van hoe het de Nederlandse kinderen vergaat die inmiddels zijn teruggehaald? Hoe verloopt hun opvang in Nederland tot nu toe?
De moeders zijn na aankomst in Nederland aangehouden. De kinderen zijn, als gevolg hiervan, gescheiden van hun moeders. Zij zijn geplaatst in een gespecialiseerde jeugdzorginstelling, waar zij worden geobserveerd en de tijd en rust krijgen om te stabiliseren. Na de observatieperiode van drie maanden stromen ze uit naar een woongroep of in het eigen netwerk. Dit geldt ook voor de eerder teruggekeerde kinderen.
Valt in zijn algemeenheid al iets te zeggen over de impact die het leven in oorlogsgebied en vluchtelingenkampen op hen gehad heeft?
Voor de recent teruggekeerde groep kinderen is het daar op dit moment nog te vroeg voor. Zij zijn op dit moment aan het wennen aan hun nieuwe leefomstandigheden in Nederland. Na terugkeer hebben zij het meeste last van het feit dat zij gescheiden zijn van hun ouders, van achterstand in scholing en van de ingrijpende ervaringen uit het strijdgebied en in de kampen. De daadwerkelijke impact op langer termijn kan ook pas op latere leeftijd tijdens de puberteit of adolescentie tot uiting komen. De Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdbescherming hebben zicht op de kinderen gedurende de ondertoezichtstelling.
Het bericht dat Brussel van plan is een fonds op te richten voor de wederopbouw van Oekraïne. |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Europa zal grootste deel van kosten voor wederopbouw Oekraïne betalen»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese Unie van plan is een fonds op de richten voor Oekraïne? Zo ja, wat vindt u hiervan en in welk stadium bevinden de plannen zich? Kunt u alle (concept) stukken hierover met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
In opvolging van de Europese Raadsconclusies van 24 en 25 maart2, waarin de Commissie werd opgeroepen een solidariteitstrustfonds voor Oekraïne te ontwikkelen, publiceerde de Europese Commissie op 18 mei jl. de mededeling Ukraine Relief and Reconstruction.In de Geannoteerde Agenda van de buitengewone Europese Raad van 30 en 31 mei informeert het kabinet uw Kamer over deze mededeling en geeft een eerste appreciatie3.
In deze mededeling worden de eerste uitgangspunten voor de Europese en internationale samenwerking in het kader van de wederopbouw in Oekraïne geschetst. De Commissie schetst dat een gezamenlijke EU-benadering bij de wederopbouw in het belang is van de lidstaten en bij zal dragen aan het creëren van een vrij, democratisch, welvarend en duurzaam Oekraïne als onderdeel van de Europese familie. De Commissie stelt dat een substantiële Europese bijdrage aan de wederopbouw van Oekraïne van belang is. Bij de wederopbouw zal ook nauwe samenwerking moeten worden gezocht met andere internationale actoren zoals de G7-leden en internationale financiële instellingen.
De Commissie noemt in de mededeling nog geen bedragen voor de wederopbouw of de Europese bijdrage daaraan. De oorlog in Oekraïne woedt nog in alle hevigheid en het is onduidelijk wat de duur en totale schade van dit conflict zullen zijn, en hoe Oekraïne hier uit zal komen. Wel is duidelijk dat de economische schade als gevolg van de Russische inval aanzienlijk is: de Wereldbank becijferde op 10 april jl. dat de Oekraïense economie met maar liefst 45% is gekrompen4. Daarnaast zal de fysieke wederopbouw een opgave zijn van ongekende grootte.
Klopt het dat de lidstaten vanuit Brussel te horen hebben gekregen dat zij het grootste deel van de kosten zullen moeten betalen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de EU-ambassadeurs is verteld dat het bedrag zal kunnen oplopen tot honderden miljarden euro’s over een periode van tientallen jaren? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, wat zal de omvang zijn van het fonds en hoeveel komt voor rekening van Nederlandse belastingbetaler?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke voorwaarden kan Oekraïne aanspraak maken op dit geld? Gaat het om leningen of subsidies? Zal er sprake zijn van gezamenlijke schulduitgifte?
Zoals beschreven in de Geannoteerde Agenda van de Europese Raad van 30 en 31 mei, beschrijft de Commissie dat de wederopbouw zal worden gekoppeld aan de brede Oekraïense hervormingsagenda, in aanvulling op de bestaande financiële waarborgen voor EU-financiering. Bij de uitgaven wordt nadrukkelijk aandacht gegeven aan goed bestuur, de rechtsstaat, correct financieel management en anti-corruptie maatregelen. De Commissie stelt voor dat de financiering van de wederopbouw zal bestaan uit een combinatie van giften en leningen. Specifiek ten aanzien van leningen voor Oekraïne, geeft de Commissie aan dat het ook een optie zou kunnen zijn deze worden gefinancierd met gemeenschappelijke schulduitgifte, eventueel gegarandeerd met bilaterale garanties vanuit de lidstaten.
Kunt u garanderen dat de Nederlandse belastingbetaler niet voor het zoveelste Brusselse fonds zal gaan opdraaien? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is solidair met Oekraïne en zet zich in voor steun aan Oekraïne op het terrein van humanitaire en militaire hulp en financiële ondersteuning, waaronder in Europees verband en via de internationale financiële instellingen. Het is in het Europees en Nederlands belang dat Oekraïne ondersteund wordt om de economie duurzaam, weerbaar en met goed functionerende instellingen op te bouwen na de oorlog. Daar spelen, naast de EU, ook internationale financiële instellingen een grote rol bij. In welke mate en vorm Nederland daaraan zal bijdragen is op dit moment nog niet duidelijk, en zal mede afhankelijk zijn van een gezamenlijke inventarisatie van de noden.
De toename van extreme armoede in de wereld |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport van Oxfam Novib1 waarin wordt gesteld dat in 2022 een kwart miljard meer mensen wereldwijd groot risico lopen om dit jaar in extreme armoede te belanden?
Ja, ik ben bekend met het rapport dat is gepubliceerd door Oxfam (niet Oxfam Novib).
Wat is uw visie op deze ontwikkeling en op welke wijze zet uw ministerie zich in om deze ontwikkeling tegen te gaan?
Het verminderen van armoede en ongelijkheid is één van de lange termijn hoofddoelen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) van Nederland. In het coalitieakkoord Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst2 is vastgelegd dat onze aanpak gericht is op het verminderen of wegnemen van grondoorzaken van armoede. Belangrijke grondoorzaken van armoede zijn conflict; klimaatverandering; het ontbreken van toegang tot voedsel, onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid; en de (vaak) achtergestelde positie van vrouwen in ontwikkelingslanden. Onder andere door het versterken van de economische ontwikkeling van landen, beogen we deze grondoorzaken te adresseren.
Wat is uw reactie op de conclusie van Oxfam Novib dat deze zorgwekkende ontwikkeling te maken heeft met de politieke keuzes die zijn gemaakt waarbij rijken (fiscaal) bevoordeeld worden en de armsten structureel buitengesloten worden? Hoe verhoudt zich dit volgens u tot het Nederlandse belastingsysteem?
In veel landen is de maatschappelijke aandacht voor inkomens- en vermogensongelijkheid toegenomen en de COVID-pandemie heeft deze aandacht versterkt. Ook in Nederland wordt steeds vaker aandacht gevraagd voor de vermogensverdeling van Nederlandse huishoudens. Op dit moment wordt een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) over vermogensverdeling uitgevoerd waar ook mogelijke beleidsrichtingen binnen het Nederlandse belastingsysteem worden geschetst. Het rapport wordt, naar verwachting, voor het zomerreces opgeleverd. Daarna zal het kabinet met een reactie komen.
Op welke wijze denkt u dat het zwaarder belasten van grote multinationals en de allerrijksten in Nederland kan bijdragen aan het terugdringen van wereldwijde ongelijkheid en armoede? In hoeverre en op welke wijze bent u bereid om hier werk van te maken? Welke samenwerking zoekt u hiervoor met onder andere het Ministerie van Financiën?
In het Regeerakkoord is vastgelegd dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking (Official Development Assistance, ODA) gekoppeld is aan de omvang van het Nederlandse bruto nationaal inkomen (BNI). Het Nederlandse fiscale stelsel, inclusief de wijze waarop we vermogende particulieren en multinationals belasten, kan op verschillende manieren invloed op het BNI en daarmee ook op het budget van ontwikkelingssamenwerking hebben. Zoals aangegeven in vraag 3 wordt op dit moment een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) over vermogensverdeling uitgevoerd waar ook mogelijke beleidsrichtingen binnen het Nederlandse belastingsysteem worden geschetst.
Nederland zet zich ook in om een bijdrage te leveren aan de belastingheffing in ontwikkelingslanden. Bijvoorbeeld in belastingverdragen houdt Nederland nadrukkelijk rekening met de bijzondere positie van ontwikkelingslanden. Zo zet Nederland zich sinds 2013 in om alle belastingverdragen met ontwikkelingslanden te voorzien van antimisbruikbepalingen, het zogenaamde 23-ontwikkelingslandenproject. Ook hanteert Nederland op basis van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 begunstigd beleid voor ontwikkelingslanden. Nederland is bereid om meer heffingsrechten aan ontwikkelingslanden toe te kennen. Daarnaast heeft Nederland zich in het Inclusive Framework3 actief ingezet om tot een wereldwijd akkoord te komen tussen 137 landen, inclusief Nederland, over een moderner internationaal belastingsysteem en een wereldwijde minimumbelasting van 15% voor grote multinationals (Pijler 1 en 2). Nederland steunt een voortvarende implementatie van het akkoord en ook binnen de EU wil het kabinet een leidende rol innemen.
Zoals aangegeven in de Kabinetsreactie naar aanleiding van het rapport «Strengthening of tax systems in developing countries» werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken op dit terrein nauw samen met het Ministerie van Financiën.
Op welke wijze zet Nederland zich in of is Nederland bereid zich meer in te zetten voor het implementeren van de aanbeveling van Oxfam Novib op het gebied van schuldenverlichting? Is Nederland bereid om schulden aan de armste landen kwijt te schelden? Op welke wijze zet Nederland zich bilateraal en multilateraal in om de kwijtschelding van schulden ook bij andere landen te promoten? Bent u bereid om deze inzet te versterken, en zo ja op welke wijze?
Oxfam roept op de schulden van lage inkomenslanden en lage middeninkomenslanden in 2022 en 2023 kwijt te schelden, om zo budgettaire ruimte te creëren. Nederland is, net als veel andere landen, van mening dat het na de steunmaatregelen tijdens het hoogtepunt van de Covid-19 crisis, nu tijd is voor meer structurele oplossingen voor schuldenproblematiek en niet voor incidentele schuldkwijtschelding. Hiertoe is door de G20 en de Club van Parijs in november 2020 het Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI voor opgericht. Het Common Framework is een belangrijke stap in de multilaterale samenwerking op het gebied van schuldkwetsbaarheden en biedt een kader voor internationale crediteurencoördinatie voor overeenstemming over schuldherstructureringen. Schuldkwijtscheldingen kunnen daar in uitzonderlijke gevallen onderdeel van uit maken. Nederland neemt deel aan het Common Framework en de afspraken die daaruit voortvloeien. Daarbij dient ook te worden aangetekend dat als het tot schuldkwijtschelding komt, Nederland nog maar beperkt uitstaande bilaterale schulden bij landen heeft. Sinds de oprichting van het Common Framework wordt er gewerkt aan de aanvragen die zijn gedaan: van Tsjaad, Ethiopië en Zambia.
Het raamwerk van het Common Framework kent uitdagingen, met name ten aanzien van het tempo waarmee momenteel schuldherstructureringen worden behandeld. Omdat het raamwerk nieuw is duurt implementatie langer dan ideaal is, onder andere omdat bijvoorbeeld landen als China lang bezig zijn met interne goedkeuring. Nederland maakt zich hier zorgen over en maakt zich internationaal hard om de implementatie te verbeteren met de invoering van tijdslijnen en betere betrokkenheid van de debiteur. Over deze maatregelen is helaas nog geen consensus bereikt.
Nederland zet er op in dat alle officiële en private crediteuren bijdragen aan oplossingen voor de schuldenproblematiek. Dit streeft Nederland binnen de kaders van de Club van Parijs na met de «comparability of treatment» principe, wat betekent dat bij een herstructurering of consolidatie van een schuld, alle officiële crediteuren een vergelijkbare inzet leveren. Daarbij is het van groot belang dat transparantie over openstaande schulden door crediteuren en debiteuren zo groot mogelijk is.
Kunt u uitleggen waarom Nederland slechts 2,5% van haar trekkingsrechten (SDR) heeft toegezegd voor ontwikkelingslanden? Bent u bereid om de Nederlandse commitment uit te voeren en zo ja, op welke termijn? Bent u bereid om u in te zetten bij uw ambtgenoten van de G20 om zich ook te houden aan de uitvoering van hun commitments op trekkingsrechten?
Nederland heeft tijdens de G20 top in Rome oktober jl. aangekondigd open te staan voor het verstrekken van een lening aan de Poverty Reduction and Growth Trust (leningenaccount) in verhouding tot het Nederlandse quota-aandeel, namelijk van SDR 300 mln., onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring. Daarnaast kijkt Nederland open naar de mogelijkheid om SDR’s door te lenen aan de Resilience and Sustainability Trust (RST) van het IMF. De RST is 1 mei jl. opgericht. Met de oprichting van de RST is er ook duidelijkheid over de definitieve vormgeving. De verwachting is dat de RST eind dit jaar operationeel is en met middelen moet worden gevuld. Nederland zal voor de beoogde inwerkingtreding besluiten over een eventuele bijdrage. Over eventuele besluiten wordt de Kamer op de hoogte gehouden.
Wat is uw reactie op de aanbeveling van Oxfam Novib om actie te ondernemen om mensen te beschermen tegen stijgende voedselprijzen, onder meer door een mondiaal fonds voor Sociale Zekerheid op te richten om de armste landen te helpen inkomenszekerheid te bieden aan hun bevolking, en deze diensten te handhaven in tijden van ernstige crisis? Zet Nederland zich hier al voor in, en zo ja, op welke wijze? Indien nee, is Nederland bereid zich hiervoor in te zetten en zo ja, op welke wijze? Welke financiële commitments horen hierbij vanuit Nederland?
In principe onderschrijft het kabinet het belang van sociale bescherming. Deze inzet is essentieel om de meest kwetsbare mensen (meer) inkomens- en/of voedselzekerheid te verschaffen tijdens ernstige crises. Deze crises kunnen zowel incidenteel als structureel van aard zijn, hetgeen betekent dat de inzet op sociale bescherming soms meerjarig nodig is. Nederland ondersteunt al ruim 10 jaar nationale sociale beschermingsprogramma’s van overheden. Dat gebeurt onder meer in Mozambique, Sudan, Ethiopie en Benin. De bijdragen vanuit Nederland lopen daarbij vaak via landen-specifieke multi-donor trust fundsbeheerd door de Wereldbank en fluctueren op jaarbasis in totaal tussen de EUR 10 en 20 miljoen.
Op verzoek van de Minister voor BHOS (26-09-2020) heeft de AIV het belang onderzocht van cash transfers, als instrument van sociale bescherming voor de armste en meest kwetsbare groepen in met name Afrika, en de wenselijkheid om daar vanuit BHOS bij aan te sluiten. De AIV heeft geconcludeerd dat cash transfer programma’s doelmatig en doeltreffend kunnen zijn (AIV-advies nr. 118, 29 juni 2021). Dit advies biedt een onderbouwing voor de Nederlandse inzet op het gebied van sociale bescherming en directe ondersteuning van kwetsbare groepen in arme landen.
De hongersnood in Sri Lanka |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel‘In Sri Lanka, Organic Farming Went Catastrophically Wrong» van Foreign Policy1?
Ja.
Was uw ministerie sinds het begin bekend met het experimentele Sri Lankaanse landbouwbeleid in haar agrarische sector?
De Ministeries van BZ en LNV waren op de hoogte van het besluit van de Sri Lankaanse regering om over te stappen op 100% biologische landbouw met een verbod op de import van kunstmest en agro-chemicaliën in april 2021 als gevolg.
Zou u met de Kamer de communicatie kunnen delen die de Nederlandse ambassade in Sri Lanka heeft gedeeld met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het experimentele landbouwbeleid in Sri Lanka?
De Nederlandse ambassade in Sri Lanka heeft de ministeries in haar vertrouwelijke berichtgeving geïnformeerd over het besluit om 100% biologische landbouw in te voeren in Sri Lanka met de introductie van het verbod op de import van kunstmest en agro-chemicaliën in april 2021 als belangrijkste maatregel. Daarbij werd in de berichtgeving kort stilgestaan bij de consequenties van deze keuze, zoals lagere productie, stijgende prijzen en het risico voor de voedselzekerheid in Sri Lanka. Bovendien werd deze beleidskeuze geplaatst in het bredere kader van de economische en politieke uitdagingen waarmee het land al geruime tijd kampt. Ook is bericht over het recente terugdraaien van het verbod vanwege tegenvallende oogsten. Het artikel Sri Lanka wil organisch worden2 is ook gepubliceerd op de website van de RVO.
Heeft Nederland of de Nederlandse agrarische sector een poging gedaan President Gotabaya Rajapaksa te adviseren toen hij een verbod op gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest besloot af te vaardigen en daardoor 2 miljoen Sri Lankaanse boeren werden verplicht biologische landbouw te bedrijven? Zo ja, wat hield dit advies in? Wat is hiermee gedaan door de Sri Lankaanse regering? Zo nee, waarom is de Nederlandse kennis over het gevaar van dit beleid niet gepresenteerd richting de regering in Sri Lanka?
Vooropgesteld is het uiteraard aan een land zelf om de eigen beleidskeuzes te maken. Wel heeft Nederland, evenals de EU, in contacten met relevante spelers de zorgen over deze beleidskeuze en de wijze van implementatie uitgesproken, onder andere in een gesprek met de premier. In deze contacten is gedeeld dat de ambassade bereid is om Nederlandse kennis en ervaring op dit terrein te delen met de Sri Lankaans autoriteiten, zoals Nederland al doet via uitwisselingen en trainingen in onder andere de land- en tuinbouwsector.
Om kennis over stapsgewijze hervormingen naar meer duurzame landbouw te delen, heeft de Ambassade in maart 2022 een webinar over (de overstap op) duurzame en biologische landbouw voor de Nederlandse en Sri Lankaanse landbouwsector georganiseerd3. De ambassade heeft ook een tuinbouwsectoronderzoek4 laten uitvoeren die in een workshop in juli 2021 is gepresenteerd, waarin de uitdagingen en mogelijkheden van duurzame en biologische landbouw in Sri Lanka uitgebreid zijn besproken.
Wat gaat u doen om andere ontwikkelingslanden te proberen te beletten voor dezelfde beleidsfouten en haar gevolgen?
Er zijn geen aanwijzingen dat de OS-partnerlanden waarmee Nederland samenwerkt op het gebied van landbouw een beleid naar Sri Lankaans voorbeeld overwegen.
Hoe beoordeelt u het resultaat van het Sri Lankaanse landbouwbeleid sinds het aantreden van President Gotabaya Rajapaksa?
Het besluit van de president om per direct, zonder overgangsperiode en voldoende voorbereidingen door de sector, over te stappen op biologische landbouw en het verbod op de import van kunstmest en agro-chemicaliën hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. In zijn speech op maandag 18 april 2022 heeft de president zelf ook aangegeven dat zijn beslissing om de import van kunstmest en agro-chemicaliën te verbieden een foute was.
Welke lessen trekt u uit het grootschalige experiment in Sri Lanka?
Dit experiment bevestigt wat reeds bekend was, namelijk dat er niet een exclusief model van landbouwontwikkeling bestaat en dat een transitie naar een duurzamere vorm van landbouw bij voorkeur geleidelijk moet plaatsvinden.
Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de lessen die we kunnen trekken uit het Sri Lankaanse landbouwbeleid voor het beleid in Nederland en de Europese Unie?
Het besluit van de Sri Lankaanse regering en de wijze waarop dit tot stand is gekomen is dermate rigoureus en afwijkend van de Nederlandse besluitvormingsprocedure dat ik het niet nodig acht onderzoek te laten uitvoeren naar de lessen die we kunnen trekken uit dat beleid.
Deelt u de angst dat beleid wat het gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen doet afnemen kan leiden tot een afname in voedselzekerheid? Zo nee, waarom niet?
Nee, niet per definitie. Het belang van voedselzekerheid is leidend. Dat wordt niet alleen bereikt door het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. In geval van overmatig gebruik van deze stoffen kan dit leiden tot afname van de voedselzekerheid en gezondheidsrisico’s voor de mens en het milieu. Het is daarom belangrijk dat kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen zorgvuldig en met terughoudendheid worden toegepast, binnen ecologische, maatschappelijke en economische randvoorwaarden.
Bent u het eens met de conclusies in het artikel dat biologische landbouw geschikt is voor een niche in de consumentenmarkt, maar niet voor het grootschalig voeden van een groeiende wereldbevolking?
In Nederland is biologische landbouw momenteel een niche, maar ontwikkelt het kabinet, in lijn met Europese doelstellingen, een nationale strategie biologische productie en consumptie voor de mogelijke groei van de sector, passend binnen de Nederlandse context. Er is geen landbouwmodel dat exclusief kan claimen de wereldbevolking te kunnen voeden. Zie ook vraag 7.
Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse landbouwproductie als we met onmiddellijke ingang gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest verbieden?
Bij een onmiddellijk verbod op gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest zal de Nederlandse landbouwproductie fors dalen, vanwege plagen en ziekten die gewassen zullen aantasten en vanwege gebrek aan nutriënten die niet volledig met natuurlijke meststoffen zijn op te vangen.
Wat is de invloed van organisaties met een financieel belang bij het inperken van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest op het Nederlandse landbouwbeleid? Dit mede in relatie tot het artikel waarin wordt geanalyseerd dat het Sri Lankaanse landbouwbeleid werd bepaald door de Viyathmaga-beweging, waarin de financiele belangen meespeelden van organisaties die winst behaalden bij het afbouwen van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest.
Er is in Nederland volop debat over de wijze waarop we de transitie naar duurzame voedselproductie vormgeven. Maatschappelijke organisaties en bedrijven nemen daar aan deel en trachten hun standpunten onder de aandacht te brengen van de politiek, de media en bij andere betrokken partijen. Organisaties die een financieel belang hebben bij het inperken van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest, hebben geen wezenlijk andere invloed dan organisaties die een belang hebben bij het gebruik en het tegendeel bepleiten. De argumenten op basis waarvan we in het debat tot besluiten komen worden uiteindelijk uitgewisseld in uw Kamer.
Welke belangenorganisaties en denktanks hebben in het verleden of hedendaags bij het ministerie bepleit dat Nederland kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen uitfaseerd of het gebruik ervan drastisch verminderd?
In het debat over de reductie van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen worden vele stemmen gehoord. Zo hield de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 12 januari 2022 een rondetafelgesprek over gewasbeschermingsmiddelen en heeft de vaste commissie van LNV recent een brief ontvangen van tien maatschappelijke organisaties die pleiten voor een reductie van gebruik en risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. De Toekomstvisie gewasbescherming 2030 en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma, die is opgesteld in samenwerking met Agrodis, Artemis, Cumela, Fedecom, LTO Nederland, Natuur en Milieu, Nefyto, Plantum, UvW en VEWIN, richt zich op een transitie naar weerbare planten en teeltsystemen waardoor de behoeft aan gewasbeschermingsmiddelen afneemt en daardoor ook het gebruik en de risico’s.
Wat was de reactie van de Nederlandse delegatie naar de VN klimaattop in Glasgow op de speech van President Gotabaya Rajapaksa waarin hij het succes van zijn «agrarische revolutie» verkondigde?
Het programma van de VN klimaattop voorziet formeel niet in reacties op de nationale speeches die worden gehouden. De Nederlandse delegatie heeft hierover geen contact gehad met delegatie uit Sri Lanka.
In welke mate heeft deze toespraak effect gehad op de besluitvorming tijdens de top?
Besluitvorming vindt met name plaats in de tweede week van de klimaattop over de onderhandelingsonderwerpen en staat los van de gehouden speeches. Het indirecte effect van speeches valt niet vast te stellen.
Heeft de Nederlandse delegatie de foutieve claims van President Gotabaya Rajapaksa richting andere delegaties weerlegd?
De Nederlandse delegatie heeft niet met andere delegaties over deze speech gesproken.
Bent u op de hoogte dat ongeveer 4 miljard mensen wereldwijd afhankelijk zijn voor hun voedselvoorziening van de toegenomen agrarische productiecapaciteit door gewasbestrijdingsmiddelen en kunstmest? In welke mate speelt dit mee in het Nederlandse buitenlandbeleid?
Het kabinet erkent het belang van gebruik van agrochemicaliën voor de wereldwijde voedselproductie. Het kabinetsbeleid in deze is gericht op een zorgvuldige toepassing van deze middelen, dat wil zeggen op een manier die veilig en rendabel is voor de boer en duurzaam en gezond voor mens, maatschappij en milieu.
Zou u deze vragen zo snel mogelijk elk afzonderlijk kunnen beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk, ieder afzonderlijk beantwoord.
De donorconferentie voor Moldavië en de acute crisis die zich daar voltrekt ten gevolge van de oorlog in Oekraïne |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat Nederland alles op alles moet zetten om Moldavië vanuit Nederland te ondersteunen in de opvang van grote stromen vluchtelingen uit Oekraïne, temeer omdat Moldavië een extra kwetsbare economische positie heeft?
Ja, ik deel die mening.
Neemt Nederland vandaag, 5 april 2022, deel aan de door Duitsland, Frankrijk en Roemenië georganiseerde donorconferentie in Berlijn om Moldavië te ondersteunen in de humanitaire crisis en met de vluchtelingenstroom uit Oekraïne? Zo ja, wat is daar de inzet van Nederland?
Minister Hoekstra heeft namens Nederland de Moldova Support Conference op 5 april jl. in Berlijn bijgewoond. Daar heeft hij bekendgemaakt dat Nederland een 10 miljoen euro aan de Moldavische regering beschikbaar zal stellen voor de opvang van vluchtelingen, zoals ik tijdens mijn bezoek aan Moldavië op 8 april publiek maakte.
Kunt u aangeven wat de totale behoefte aan ondersteuning is vanuit Moldavië?
Moldavië heeft aangegeven dat het met name financiële steun van de internationale gemeenschap nodig heeft, evenals de overname van vluchtelingen. Het IMF voorziet een financieringstekort van de Moldavische regering van 440 miljoen euro voor dit jaar.
Kunt u aangeven hoeveel steun en in welke vorm Nederland tot nu toe aan Moldavië heeft gegeven?
Zoals hierboven vermeld, heeft Nederland een extra bijdrage van 10 miljoen euro beschikbaar gemaakt om Moldavië te helpen bij het financieren van de opvang van vluchtelingen.
Op 20 april heeft Moldavië te kennen gegeven gebruik te willen maken van een specifiek instrument van de Wereldbank, de zogeheten Global Concessional Funding Facility, waarmee het land toegang zou kunnen krijgen tot leningen tegen zeer gunstige voorwaarden en giften. Nederland heeft Moldavië gesteund bij zijn inspanningen om toegang te krijgen tot dit instrument, en indien dit bod succesvol is, zullen wij deze bijdrage via deze faciliteit laten lopen.
Verder heeft Nederland ook 533.000 euro aan hulpgoederen geleverd via het EU-mechanisme voor civiele bescherming (UCPM) en een plan in gang gezet om 500 Oekraïense vluchtelingen van Moldavië over te nemen.
Deze steun is een aanvulling op de meerjarige en ongeoormerkte financiering aan humanitaire organisaties van de Verenigde Naties en de Internationale Rode Kruis – en Rode Halve Maanbeweging. Deze organisaties zijn momenteel werkzaam in Moldavië.
Tevens ondersteunt Nederland de komende jaren de hervormingsagenda van Moldavië door middel van een bijdrage van ongeveer 4 miljoen euro in bilaterale programma’s, uitgevoerd door het Nederlands Ambassadekantoor in Chisinau. Dit bedrag is bestemd voor de justitiehervormingen, energietransitie en cyberweerbaarheid.
Sinds het uitbreken van de crisis ondersteunt de EU Moldavië ook via verschillende kanalen, zowel met humanitaire hulp, macro-financiële steun, en hulp bij grensbeheer en migratiemanagement.
Welke vraag ligt er specifiek voor Nederland en hoe gaat Nederland hier invulling aan geven?
Er ligt momenteel geen specifieke hulpvraag voor aan Nederland. Moldavië heeft echter in het algemeen aangegeven dat het financiële steun nodig heeft voor de opvang van vluchtelingen. Moldavië heeft de EU-lidstaten ook om steun in natura gevraagd via het EU-mechanisme voor civiele bescherming (UCPM). Nederland heeft beide vormen van steun geboden.
Het bericht 'Honger dreigt in Hoorn van Afrika, te weinig hulpgeld door ‘concurrerende rampen’' |
|
Tjeerd de Groot (D66), Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Honger dreigt in Hoorn van Afrika, te weinig hulpgeld door «concurrerende rampen»»?1
Ja.
In hoeverre wordt door u op dit moment aandacht besteed aan de dreigende humanitaire crisissituatie in de Hoorn van Afrika?
Nederland neemt actief deel aan diverse bijeenkomsten van de internationale humanitaire gemeenschap over wat er gedaan kan worden aan de humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika. We zijn in overleg met onze partners om te zien of ontwikkelingsgelden ingezet kunnen worden ter bestrijding van humanitaire noden. Verder draagt Nederland in samenwerking met gelijkgestemde donoren via humanitaire diplomatie bij aan het verbeteren van toegang en naleving van humanitaire principes. Nederland zet zich met deze donoren er ook voor in om te zorgen dat de betrokken nationale overheden als eerste actie ondernemen om menselijk lijden te verminderen. Ook benadrukt Nederland richting VN partners de noodzaak om de coördinatie te versterken zodat de humanitaire respons efficiënter en effectiever wordt.
Deelt u de zorg dat de oplopende wereldwijde voedselonzekerheid van grote invloed kan zijn op de internationale stabiliteit, vrede en veiligheid en onderschrijft u derhalve het belang van de aanpak daarvan?
Ja, ook ik heb grote zorgen over de oplopende wereldwijde voedselonzekerheid en de invloed daarvan op internationale stabiliteit, vrede en veiligheid. Hoge voedselprijzen kunnen aanzetten tot onrust en opstand op landenniveau maar ook internationale spanningen laten oplopen, vooral als landen handelsbeperkende maatregelen gaan nemen. Ik onderschrijf dan ook het belang van de aanpak daarvan. Het kabinet investeert daarom jaarlijks circa Euro 325 miljoen in landbouw en voedingszekerheid in ontwikkelingslanden om hen in staat te stellen een duurzaam en weerbaar voedselsysteem op te bouwen en ondervoeding uit te bannen. Ik trek hierin samen op met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Hoe beoordeelt u het financiële tekort van VN-voedselhulporganisatie WFP dat over nog geen kwart van het geldbedrag beschikt dat nodig is om aan mensen in de Hoorn van Afrika hulp te bieden?
Nederland deelt de zorgen over het financiële tekort van humanitaire organisaties, waaronder het Wereldvoedsel Programma (WFP), om snel en adequaat te kunnen reageren op deze crisis. Daarom onderstreept Nederland in alle relevante bijeenkomsten het belang van kwaliteitsfinanciering. Het geven van ongeoormerkte, meerjarige en daarmee flexibele financiering aan organisaties, zoals WFP, stelt deze organisaties in staat om snel te reageren maar ook om hongersnood te helpen voorkomen. Nederland heeft in 2022 EUR 44 miljoen beschikbaar gesteld aan WFP. Ook steunt Nederland andere humanitaire organisaties die in de regio actief zijn en het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN. Het CERF betaalde al meer dan 40 miljoen dollar aan de humanitaire respons als gevolg van de droogte in de Hoorn van Afrika.
Is er ruimte binnen de noodhulp-begroting om middelen te alloceren ten behoeve van de dreigende humanitaire noodsituatie in de Hoorn van Afrika? Bent u daartoe bereid?
Leidend bij het Nederlandse noodhulpbeleid is dat hulporganisaties door voorspelbare, ongeoormerkte bijdragen in staat worden gesteld de middelen daar in te zetten waar de noden het hoogst zijn. De noodhulp-begroting biedt geen ruimte voor een verhoging van de bijdragen. Indien additionele middelen beschikbaar komen, wordt op basis van een analyse van de noden wereldwijd een besluit genomen over aanvullende bijdragen. De Kamer wordt hierover geïnformeerd in de voorjaarsnota.
Kunt u toezeggen om op zeer korte termijn met uw VN-counterparts te spreken over een gezamenlijke strategie om de dreigende voedseltekorten tegen te gaan?
Ja. Graag verwijs ik naar de kamerbrief van 7 april over mijn bezoek aan de multilaterale instellingen in Genève op 28 en 29 maart jl., alsmede mijn gesprek met de Uitvoerend Directeur van het Wereldvoedsel Programma (WFP)2. Binnenkort zal ik een gesprek hebben met de Directeur Generaal van de FAO. Op dit moment zijn de VN instellingen aan het inventariseren waar de risico’s op voedseltekorten het grootst zijn, welke maatregelen de hoogste prioriteit moeten hebben en in hoeverre daarvoor specifieke instrumenten en/of additionele middelen nodig zijn. De door de SGVN ingestelde Global Crisis Response Group zal de VN respons coördineren en strategische lijnen uitzetten voor een gezamenlijke inzet op voedselzekerheid.
Deelt u de zorgen over de grote mate van voedselafhankelijkheid van landen uit Oost-Afrika gezien zij 90% van hun tarwe uit Rusland en Oekraïne importeren?
Ja, met name Eritrea en Somalië zijn (volgens cijfers van de FAO) voor meer dan 90% van hun tarwe import afhankelijk van Rusland en Oekraïne. Daarbij past wel de nuancering dat in deze regio de bevolking maar deels van tarwe afhankelijk is. Het is momenteel vooral de versnelde stijging van voedselprijzen, bovenop de gevolgen van droogte, conflict en Covid-19, die de toch al kwetsbare voedselzekerheidssituatie in landen als Kenia, Ethiopië en Somalië zeer zorgelijk maakt. De VN schat het aantal mensen met acute honger in deze landen tussen de 13 en 14 miljoen; en 30 miljoen mensen behoeven dit jaar noodhulp om nog erger te voorkomen.
Welk langetermijnplan heeft u, met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, om de tarwe-import van deze gebieden stabiel te houden? Hoe ziet u de rol van het reduceren van het gebruik van vruchtbare aarde voor de teelt van veevoer hierin, waarvoor nu ruim driekwart van de granen die Europa importeert gebruikt wordt?
De inzet van het kabinet is dat de landen in deze regio hun voedselsysteem weerbaarder maken door de voedsellandbouw te ontwikkelen, de toegang tot voedsel voor kwetsbare groepen te verbeteren en ondervoeding uit te bannen. Daardoor kan de regio op lange termijn minder afhankelijk worden van voedselimporten en daarmee minder kwetsbaar voor een crisis zoals zich nu manifesteert. Er is geen directe relatie tussen die inzet en de import en het gebruik van granen in Europa. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Onderschrijft u dat een tekort aan inzet door Nederland en Europa in de dreigende humanitaire noodsituatie ervoor kan zorgen dat landen als China en Rusland zullen ingrijpen en daarmee invloed verkrijgen in de regio? Welke mogelijke impact op het geopolitieke speelveld voorziet u?
China, en zeker Rusland, zijn traditioneel geen humanitaire donoren. De inschatting is dat dit niet op korte termijn zal veranderen in de Hoorn van Afrika. De kans is daarmee klein dat deze landen aan invloed winnen in de Hoorn van Afrika door hun humanitaire hulp uit te breiden.
Wel is er een reëel risico dat Rusland en China desinformatie in zullen zetten om de Europese positie in Afrika te ondermijnen, ook als het gaat om de humanitaire situatie. China draagt al actief uit richting Afrikaanse landen dat Europese sancties de primaire reden zijn voor wereldwijde stijgingen van de prijzen van voedsel en brandstof, die de Hoorn van Afrika disproportioneel raken. Dit sluit aan bij een bestaande vrees van landen in de regio dat Europese en Westerse aandacht (en daarmee middelen) blijvend verschuift naar Oekraïne als gevolg van de huidige crisis.
Nederland steunt daarom pogingen van de Europese Commissie (o.m. via de Team Europe Initiatieven) om actiever uit te dragen wat de Europese Unie als geheel doet om economische ontwikkeling, welvaart en handel te bevorderen in de Hoorn van Afrika. Hulp leveren aan de bevolking van landen in nood is voor Nederland een essentieel onderdeel van dit verhaal.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat over Humanitaire Noodhulp op 14 april 2022?
Ja.
De berichten ‘Miljoenen Oekrainers op de vlucht’ en ‘Noodopvang zonder plan’ |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de laatste stand van zaken schetsen over de vluchtelingenstroom uit de Oekraïne naar Nederland?1 2
Voor een overzicht van de laatste stand van zaken omtrent alle inspanningen die verricht worden naar aanleiding van de vluchtelingenstroom uit Oekraïne, waaronder de realisatie van 50.000 opvangplekken onder coördinatie van de veiligheidsregio’s, verwijs ik u naar de Kamerbrieven van 8 maart en 17 maart jl.
Kunt u aangeven welke ruimte er in de huidige asielopvang is?
Zie antwoord vraag 1.
UNHCR vreest voor de grootste vluchtelingencrisis van deze eeuw in Europa, hoe gaat u Nederland hierop voorbereiden? Welke voorbereidingen zijn al getroffen?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de uitspraken van de voorzitter van de Europese Commissie dat met alle EU-landen expliciete plannen zijn gemaakt vluchtelingen te kunnen verwelkomen en te herbergen? Om welke plannen gaat het? Hoe ziet de spreiding eruit?4
De voorzitter van de Europese Commissie gaf op 24 februari aan dat de EU klaar is voor de komst van Oekraïners en met alle EU-lidstaten in de frontlinie noodplannen zijn gemaakt om deze vluchtelingen te kunnen verwelkomen en herbergen. Ook de Commissie en haar agentschappen hebben inderdaad noodplannen voorbereid. Zoals aangegeven in de brief van 17 maart jl. heeft de EU een aantal instrumenten tot haar beschikking die snel ingezet kunnen worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken aan EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het Europees Asiel Agentschap en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en werken naar behoren. Frontex en het EUAA geven aan klaar te staan om lidstaten te ondersteunen die dat nodig achten.
Deelt u de mening dat er een noodplan moet komen om de hulp en opvang in goede banen te leiden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de noodzaak tot coördinatie bij het organiseren van de opvanglocaties en voorzieningen. Zoals omschreven in de Kamerbrief van 8 maart jl., is met ingang van 9 maart een crisisstructuur in werking getreden, waarbinnen de veiligheidsregio’s de realisatie van opvangplekken coördineren.
Deelt u de oproep een speciale opvangambassadeur aan te stellen, die in deze crisis snel met partijen kan schakelen zoals gemeenten, kerken en maatschappelijke organisaties om zo opvanglocaties en voorzieningen te organiseren?
Zie antwoord vraag 5.
We zien dat heel Nederland helpt, bent u bekend met de vele particuliere initiatieven uit de samenleving om hulp te bieden aan de Oekraïense vluchtelingen? Herkent u ook de vragen van mensen die willen helpen maar niet weten hoe ze het moeten organiseren? Deelt u de mening dat coördinatie wenselijk is?
Ik herken de wenselijkheid van een landelijk coördinatiepunt voor alle particuliere initiatieven. Voor de laatste stand van zaken hieromtrent verwijs ik u naar de Kamerbrief van 17 maart jl.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat hulp uit de samenleving snel wordt gekoppeld aan de vraag voor huisvesting, begeleiding, hulpmiddelen etc. die nodig zijn voor de Oekraïense vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 7.
Ziet u ook het belang van een landelijk coördinatiepunt zodat de kracht en hulp uit de samenleving ook daadwerkelijk benut kan worden?
Zie antwoord vraag 7.
De verblijfstermijn voor inwoners van Oekraïne wordt verlengd, kunt u aangeven welke andere rechten de inwoners in Nederland hebben dan wanneer ze in een asielprocedure terechtkomen? Wat betekent het bijvoorbeeld voor scholing voor de kinderen die gevlucht zijn?
Voor de laatste stand van zaken over de voorzieningen waarvoor vluchtelingen uit Oekraïne in aanmerking komen, waaronder toegang tot onderwijs, verwijs ik u naar de Kamerbrief van 17 maart jl.
Capaciteit en bereidheid van Nederland voor de opvang van eventuele vluchtelingen uit Oekraïne |
|
Suzanne Kröger (GL), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat vluchtelingen recht hebben op een veilige plek in de EU, ondanks dat Premier Rutte niet heeft willen toezeggen dat Nederland extra vluchtelingen uit Oekraïne gaat opvangen tijdens de persconferentie op 24 februari? Zo ja, hoeveel vluchtelingen bent u voornemens over te nemen van de EU-lidstaten die vermoedelijk als eerste geconfronteerd zullen worden met vluchtelingenstromen vanuit Oekraïne?
Het kabinet acht het van groot belang dat de Europese Unie (EU) eensgezind optreedt, zeker als het gaat om het ontvangen van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten. Dit draagt het kabinet ook uit op Europees niveau.
In de EU is zeer eensgezind gereageerd om de getroffen Oekraïners een veilige haven te bieden. Ondersteuning en bescherming van mensen die het conflict ontvluchten is prioriteit. Voor het bevorderen van snelle politieke besluitvorming en informatiedeling tussen lidstaten werd tijdens de JBZ-raad van 27 februari het Integrated Political Crisis Mechanism (IPCR) door het voorzitterschap geactiveerd, en op 28 februari vond de eerste besluitvorming plaats.
Al voorafgaand aan de Russische inval bereidden de lidstaten aan de grenzen met Oekraïne, de Commissie en haar Agentschappen noodplannen voor. De EU heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking die snel ingezet kunnen worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken aan het EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het EU Asiel Agentschap (EUAA) en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en hier kan gebruik van worden gemaakt door EU-lidstaten die worden geconfronteerd met de vluchtelingenstroom.
Het kabinet heeft veel waardering voor de manier waarop in buurlanden Oekraïners momenteel worden opgevangen. Ook Nederland wil voorzien in een veilig en ruimhartig tijdelijk verblijf. Het kabinet ontvang inmiddels de eerste berichten dat omringende landen aan de grens van hun opvangcapaciteit zitten, waaronder Moldavië. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie.
Klopt de suggestie die werd gewekt vorige week dat er een gebrek aan opvangcapaciteit was, waardoor er geen vlucht met Afghaanse evacués naar Nederland kon komen? Kunt u aangeven hoeveel plekken er op dit moment bij het COA beschikbaar zijn? Wordt er nu al gewerkt aan het ophogen van de capaciteit? Zo ja, met hoeveel extra vluchtelingen wordt rekening gehouden? Welke andere acties heeft het kabinet de afgelopen week getroffen in voorbereiding op een vluchtelingenstroom?
De suggestie dat Afghaanse evacués niet naar Nederland worden overgebracht als gevolg van de beperkte opvangcapaciteit in Nederland is onjuist. Er zijn met twee chartervluchten op respectievelijk 1 maart en 9 maart jl. bijna 350 personen naar Nederland overgebracht. Daarnaast gaan de overbrengingen van kleinere groepen (20–30 personen) ook door. Na aankomst in Nederland wordt de meeste van hen ondergebracht in opvanglocaties van het COA. Inwoners van Oekraïne kunnen op basis van een visum of visumvrij in Nederland verblijven en hoeven zich dan ook niet tot de asielopvang van het COA te wenden voor opvang. In de eerste fase waar we nu in zitten zijn de eerste onmiddellijke opvangplekken gerealiseerd waar Oekraïense vluchtelingen kunnen worden opgevangen, o.a. in de gemeente Amsterdam en Legerkamp Harskamp. Ook met andere gemeenten wordt gesproken om op korte termijn opvanglocaties te realiseren voor de groep Oekraïense vluchtelingen.
De verwachting is evenwel dat de komende weken en maanden veel meer vluchtelingen vanuit Oekraïne naar Nederland kunnen komen. De mate waarin deze tweede fase zich aandient is onvoorspelbaar. Dit hangt in grote mate af van de duur en intensiteit van de oorlog.
Desalniettemin, is het zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Op 7 maart jl.1 hebben de veiligheidsregio’s de opdracht gekregen om in de eerste fase, samen met gemeenten, de realisatie van minimaal 1.000 opvangplekken binnen twee weken per veiligheidsregio te coördineren. Daarnaast werken zij aan nogmaals 1.000 opvangplekken extra per veiligheidsregio in de periode daarna. Over de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne is uw Kamer eveneens nader geïnformeerd per brief op 17 maart jl.
In hoeverre heeft u tijdens de afgelopen Raad Buitenlandse Zaken de voorbereiding voor een Europees noodplan voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne aangekaart?
In de Raad Buitenlandse Zaken wordt wel gesproken over de Russische agressie tegen Oekraïne, maar minder specifiek over de opvang van vluchtelingen. Dit onderwerp is belegd bij de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad). Tijdens de extra ingelaste JBZ-Raad van 27 februari is bijvoorbeeld gesproken over noodhulp, opvang en solidariteit. Daar heeft Nederland bepleit dat er een Europa verenigd en solidair moet optreden om diegenen die het conflict te ontvluchten een veilige haven te bieden. Uw Kamer is hierover geïnformeerd middels het verslag van de ingelaste JBZ-Raad van 28 februari jl. Europese plannen voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne stonden eveneens ter bespreking tijdens de JBZ-Raad van 3 en 4 maart. Hier werd een politiek akkoord bereikt over de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De betreffende richtlijn omschrijft een uitzonderlijke procedure om onverwijld tijdelijke bescherming te bieden aan ontheemden die vluchten voor oorlog en geweld. Voor een terugkoppeling van deze bespreking verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.2
Bent u het ermee eens dat de opvang van mogelijke Oekraïense vluchtelingen niet enkel door de EU-landen aan de grens met Oekraïne dient te worden gedragen, maar als gezamenlijke Europese verantwoordelijkheid moet worden gezien? Bent u bereid er in EU-verband voor te pleiten dat Richtlijn 2001/55/EG van de Raad betreffende «minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen» in werking dient te worden gesteld nu een vluchtelingenstroom uit Oekraine op gang komt, zodat zij direct tijdelijke bescherming kunnen verkrijgen en het asielsysteem niet onnodig vastloopt?
Het kabinet acht het van groot belang dat de Europese Unie eensgezind optreedt, ook wanneer het gaat om het ontvangen van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten. Tijdens de JBZ-raad van 3 en 4 maart is besloten de Richtlijn Tijdelijke bescherming (2001/55/EG) te activeren. Voor meer informatie over het activeren van deze Richtlijn verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.3
Bent u bekend met de beschikbare opvangcapaciteit voor mogelijke vluchtelingen in EU-landen die grenzen aan Oekraïne? Bent u bereid bij te dragen aan de mogelijke opvang van Oekraïense vluchtelingen via relocatie, indien de opvangcapaciteit van landen aan de Europese buitengrenzen tekort schiet?
Het kabinet is van mening dat de EU solidair op moet treden: daar zet het kabinet zich ook voor in. Het kabinet ontvangt de eerste berichten dat omringende landen aan de grenzen van de opvangcapaciteit zitten. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie. Voor nadere toelichting verwijst het kabinet u naar de Kamerbrief die u op 17 maart jl. toeging.
Humanitaire noodhulp aan Oekraïne |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
In hoeverre bereidt u zich voor op verschillende humanitaire crisisscenario’s in en rond Oekraïne veroorzaakt door de Russische aanval?
Voor de Nederlandse respons op de humanitaire gevolgen van de Russische inval in Oekraïne houdt Nederland nauw contact met de daarvoor verantwoordelijke organisaties: OCHA, de VN-organisatie die de internationale noodhulp coördineert, ECHO, de noodhulporganisatie van de EU, en het Rode Kruis. Nederland kijkt actief naar de ontwikkeling van de humanitaire noden en koerst de respons op de informatie en analyses van onze vertrouwde partners. Daarmee kan de geboden hulp zo goed mogelijk aansluiten bij de noden van de getroffen landen. De VN en het Rode Kruis zullen de komende dagen nieuwe hulpverzoeken uitbrengen, gebaseerd op de huidige inschatting van noden in Oekraïne en omringende landen.
De algemene situatie in Oekraïne is echter zeer onzeker en ontwikkelt zich snel. De humanitaire implicaties en noden zijn daardoor slecht in te schatten. Adequate rapportages en analyse ontbreken nog, maar uit eerste berichtgeving blijkt dat hulpverleners gebrekkige toegang hebben tot de getroffen gebieden en momenteel zelf moeten schuilen voor het geweld. Nederland zal partijen daarom blijven oproepen om het internationaal humanitair recht na te leven. Het is van het grootste belang dat humanitaire actoren ongehinderd toegang hebben om levensreddende en spoedeisende hulp te verlenen. Ook de veiligheid van hulpverleners is en moet een prioriteit blijven voor alle betrokken partijen.
Kunt u uiteenzetten hoe de verschillende humanitaire crisisscenario’s eruitzien?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er middelen gereserveerd om humanitaire noodhulp te kunnen bieden wanneer dat nodig blijkt?
VN-noodhulporganisaties als OCHA, UNICEF, WFP en UNHCR, en het Rode Kruis hebben zich de afgelopen periode voorbereid op verslechtering van de humanitaire situatie in Oekraïne. Deze organisaties zijn al ter plekke actief en hebben meegedeeld «to stay and deliver». Een en ander is mede mogelijk dankzij de meerjarige en ongeoormerkte financiering van Nederland aan deze humanitaire partners. Die flexibele, vroegtijdige vorm van steun is één van de pijlers van het Nederlandse noodhulpbeleid.
Om de coördinatie en uitvoering van de hulpverlening inzake Oekraïne in goede banen te leiden wordt in Genève een interagency Emergency Operations Centre opgezet. Dit centrum richt zich op coordinatie van de einternationale hulp en nationale respons. De leiding is in handen van OCHA en UNHCR.Wat betreft de respons richt de aandacht zich op voortzetting van de lopende noodhulp in het kader van het eerder gepubliceerde Humanitarian Response Plan en op contingency planning voor met name de opvang van ontheemden en vluchtelingen in Oekraïne en de buurlanden.
De VN heeft aangekondigd op dinsdag a.s. een geactualiseerde noodhulpplan en hulpverzoek uit te brengen. Het kabinet maakt daarvoor onmiddellijk € 20 miljoen vrij voor de door de VN gecoördineerde humanitaire hulp in Oekraïne en de buurlanden, ten behoeve van de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Daarmee kunnen mensen die op de vlucht slaan voorzien worden met essentiële goederen en diensten, zoals voedsel, water en medische zorg
De VN heeft via het mondiale VN-noodfonds CERF ook reeds een bedrag van USD 20 miljoen vrijgemaakt voor het lenigen van acute humanitaire noden in de regio’s Donetsk en Loegansk en andere delen van het land. Nederland draagt in 2022 een totaal van 55 miljoen euro bij aan CERF en is daarmee de vijfde donor
Via het EU Civil Protection Mechanism(UCPM) heeft Nederland ook hulpverzoeken ontvangen van autoriteiten in Oekraïne en buurlanden voor humanitaire hulp aan de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. Het kabinet stelt op verzoek van de autoriteiten in Moldavië hulpgoederen ter beschikking voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen aldaar, ter waarde van ruim een half miljoen euro. Deze goederen gaan vandaag nog op transport. Ook stelt het kabinet op verzoek van de Oekraïense autoriteiten, via het UCPM, medicijnen en medische hulpgoederen beschikbaar; deze zending vertrekt begin deze week. De goederen voor Moldavië gaan vandaag nog op transport; de medische hulpgoederen volgen begin deze week
Het Nederlandse Rode Kruis en de leden van de Dutch Relief Alliance treffen momenteel voorbereidingen voor het opstarten en opschalen van hun hulpactiviteiten. Hiervoor worden momenteel de humanitaire noden in kaart gebracht.
Als EU-lidstaat draagt Nederland ook bij aan het werk van de EU noodhulporganisatie ECHO.
De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van alle relevante ontwikkelingen en verdere humanitaire hulp voor de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne.
Bent u bereid deze middelen waar nodig onmiddellijk in te zetten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u, ondanks het op dit moment onzekere verloop van de situatie in Oekraïne en mijn volle begrip daarvoor, uiteenzetten hoe de humanitaire noodhulp aan Oekraïne eruit zal zien?
Zie het antwoord op vragen 1 en 2
Kunt u toezeggen op zeer korte termijn over de behoefte aan noodhulp te spreken met de Oekraïense autoriteiten?
Het kabinet staat in voortdurend contact met de Oekraïense autoriteiten, en de autoriteiten in buurlanden, over de behoefte aan noodhulp – rechtstreeks, in EU- en VN-verband en in de verschillende overleggen voor de coördinatie van internationale hulpverlening. De verdere mogelijkheden voor steun vanuit de EU zullen ook tijdens de informele RBZ/OS van 6 en 7 maart a.s. aan de orde komen.
Kunt u toezeggen op zeer korte termijn met uw counterparts binnen de Europese Unie te spreken over de gezamenlijke strategie voor het bieden van noodhulp?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor maandag 28 februari 2022?