Schulden bij publieke dienstverleners, waaronder politieagenten en andere ambtenaren |
|
Attje Kuiken (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Weet u dat voor de screening naar de integriteit en betrouwbaarheid van politieagenten ook gekeken wordt naar het hebben van problematische schulden?1
Ja.
Zijn er andere beroepsgroepen bij de overheid waarbij integriteit en betrouwbaarheid tot de kernwaarden behoren en waar gescreend wordt op het hebben van schulden? Zo ja, welke beroepsgroepen zijn dat? Heeft u een indicatie van het aantal ambtenaren in deze beroepsgroepen dat problematische schulden heeft? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken?
Overheidssectoren voeren zelfstandig beleid op de risico’s van (problematische) schulden. Hier is geen centraal overzicht van. In de beantwoording van deze Kamervragen kan dus niet een beeld worden gegeven van de overheid als geheel. Er zal – naast de sector politie – in worden gegaan op het beleid bij de sectoren Rijk, Defensie en gemeenten.
Integriteit en betrouwbaarheid zijn uiteraard voor alle ambtenaren een belangrijke kernwaarde. Deze kernwaarden staan ook beschreven in de diverse gedragscodes voor ambtenaren. Denk bijvoorbeeld aan de «Gedragsregels Veiligheid & Integriteit» van Defensie, de door gemeenten gehanteerde gedragscodes voor ambtenaren en de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR). In deze gedragscodes staan ook voorbeelden van specifieke functies met extra integriteitsrisico. Bij deze functies kan financiële kwetsbaarheid worden meegenomen in een screening. Dit kan bijvoorbeeld voor medewerkers in een vertrouwensfunctie het geval zijn, die een veiligheidsonderzoek krijgen door de AIVD (of bij Defensiemedewerkers door de MIVD) op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken.
In een veiligheidsonderzoek wordt onder meer aandacht geschonken aan de persoonlijke gedragingen en omstandigheden van een betrokkene. Problematische schulden van een betrokkene kunnen daarbij een rol spelen. De criteria waaraan een (potentiële) vertrouwensfunctionaris in algemene zin moet voldoen zijn eerlijkheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn. Deze criteria worden ingevuld aan de hand van indicatoren, waarbij onder andere wordt bekeken of er mogelijk sprake is van financiële kwetsbaarheid. Bij de beoordeling of sprake is van financiële kwetsbaarheid wordt rekening gehouden met onder meer de volgende factoren: de hoogte van de schuld, de hoogte van reguliere inkomsten en het vermogen, het patroon van inkomsten en uitgaven, het perspectief dat de financiële problemen binnen afzienbare tijd zijn opgelost, de houding van betrokkene ten opzichte van het oplossen van de financiële problemen en het bieden van directe en volledige transparantie.
De financiële situatie kan ertoe leiden dat een betrokkene kwetsbaar wordt geacht voor bijvoorbeeld omkoping of chantage. Ook kan er een risico zijn dat iemand door zware financiële problemen geen weerstand kan bieden aan verleidingen als heling of het te gelde maken van vertrouwelijke informatie. Indien wordt geconstateerd dat sprake is van onvoldoende waarborgen dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten. getrouwelijk zal volbrengen, kan een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) worden geweigerd, dan wel ingetrokken.
Er is geen centrale registratie van problematische schulden onder overheidspersoneel als geheel. Als schulden leiden tot een loonbeslag wordt dit bekend bij de personeelsadministratie van de betreffende organisatie. Er zijn nu geen signalen van een stijging van het aantal loonbeslagen bij politie, Rijk, Defensie en gemeenten.
Daarbij is wel belangrijk om twee zaken te benoemen:
(Problematische) schulden leiden niet direct tot loonbeslagen. Eerst volgen betalingsherinneringen en het inzetten van een incassobureau. Pas daarna kan sprake zijn van een loonbeslag. Dat betekent dat er sprake is van een na-ijleffect: het kan zijn dat er nu medewerkers zijn met problematische schulden, die later in de tijd te maken krijgen met een loonbeslag. Gezien de bijzonderheid van de huidige situatie met oplopende energieprijzen en inflatie zal ik als Minister van BZK de komende tijd het aantal loonbeslagen nauwgezet blijven volgen. Zo is het mogelijk om te zien of meer medewerkers te maken krijgen met een loonbeslag.
Het is ook goed om op te merken dat bij loonbeslag schulden in de informele sfeer niet worden meegenomen, denk bijvoorbeeld aan een schuld aan een vriend/familielid. Bij deze informele schulden is het afhankelijk van het initiatief van de medewerker of het bij de werkgever bekend wordt, bijvoorbeeld omdat de medewerker hulp inroept van het financieel loket, een Sociaal Fonds of het bespreekt met de leidinggevende of de vertrouwenspersoon of bedrijfsmaatschappelijk werk. Bij Rijk, politie, Defensie en gemeenten is in de afgelopen maanden geen toename van meldingen of hulpvragen waarneembaar. Wel zijn er vanuit de organisaties meer vragen van leidinggevenden over hoe de medewerkers te informeren als ze in de problemen dreigen te komen door de energieprijzen en de inflatie.
Het na-ijleffect van loonbeslagen (problematische schulden leiden pas later in de tijd tot loonbeslagen) gecombineerd met het feit dat informele schulden dikwijls niet zichtbaar zijn maakt dat extra alertheid geboden is als er signalen zijn uit andere bronnen. Denk bijvoorbeeld aan de signalen die maatschappelijk werkers binnen de organisaties krijgen of de toename van het aantal verzoeken bij een sociaal fonds. Ook is het belangrijk om medewerkers te stimuleren te spreken over hun (financiële) problemen. Op deze (en andere) belangrijke onderdelen van de aanpak wordt verder ingegaan bij de antwoorden op vraag 3 en 5.
Deelt u de mening dat door de huidige gestegen energieprijzen ook politieagenten of andere ambtenaren in beroepen waar integriteit en betrouwbaarheid in het geding kan zijn, in de schulden dreigen te komen? Zo ja, welke risico’s ziet u hierbij? Hoe wilt u deze risico’s beheersen? Zo nee, waarom niet?
Problematische schulden kunnen een integriteitsrisico opleveren. Medewerkers met (problematische) schulden kunnen vatbaar zijn voor fraude of diefstal, maar ook voor beïnvloeding of ondermijning van buitenaf. Dat levert een serieus risico op voor de betrouwbaarheid en integriteit van overheidsorganisaties. Het is daarom van groot belang om te voorkomen dat (problematische) schulden leiden tot dergelijke effecten. Ook vanuit het oogpunt van personeelszorg is het belangrijk om te werken aan financieel bewustzijn van de medewerkers en om actief ondersteuning te bieden aan medewerkers die in de financiële problemen zijn geraakt (of dreigen te raken). Mede om financiële stress en zorgen bij medewerkers met geldproblemen te voorkomen en te zorgen voor financiële fitheid. De oorzaken van financiële problemen blijken in de praktijk divers en vaak een samenloop van omstandigheden. Mensen schamen zich soms voor deze problemen en hebben het er niet over, ook niet met hun werkgever. Hierdoor kan het van kwaad tot erger gaan. Het is daarom belangrijk dat we problematische schulden uit de taboesfeer halen.
De aanpak van het risico van (problematische) schulden is als volgt:
Bij de politie geldt met de inwerkingtreding van het besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen (beoogd 1 januari 2023) een meldplicht. Relevante wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden moeten worden gemeld. Bij relevante wijzigingen kan een nieuw betrouwbaarheidsonderzoek, eventueel aangevuld met een omgevingsonderzoek, volgen, indien daartoe aanleiding bestaat. De controle van de financiële omstandigheden is een onmisbaar deel van de screening.
Voor andere overheidsmedewerkers in vertrouwensfuncties geldt dat de werkgever op bepaalde momenten een hernieuwd onderzoek moet aanvragen. Voor een A-veiligheidsonderzoek wordt standaard na 5 jaar een hernieuwd onderzoek ingesteld. Voor een B- en C- veiligheidsonderzoek geldt een termijn van 10 jaar. Als er binnen deze periode nieuwe feiten en/of omstandigheden zijn, kan er ook eerder een hernieuwd veiligheidsonderzoek worden aangevraagd. Signalen van schulden kunnen een dergelijk nieuwe omstandigheid zijn dat een hernieuwd veiligheidsonderzoek wordt aangevraagd.
Bij politie, Rijk, Defensie en gemeenten worden loonbeslagen bijgehouden in de eigen financiële administraties. Als uit rapportages blijkt dat sprake is van een loonbeslag wordt actie ondernomen. Wat er precies gebeurt verschilt per sector en per organisatie. Dat is afhankelijk van de hoogte, frequentie en aard van de schulden en de functie van de medewerker. Doorgaans neemt de verantwoordelijke HR-adviseur of direct leidinggevende contact op met betrokkene. In eerste instantie om hulp aan te bieden (via de diverse hulplijnen – zie antwoord op vraag 5). De HR-adviseur attendeert de medewerker daarbij op de kwetsbaarheid die schulden met zich mee kunnen brengen, zeker bij vertrouwensfuncties, consulaire of financiële functies. De betrokken medewerker wordt daarbij aangemoedigd om aan zijn/haar leidinggevende openheid van zaken te geven. Waar nodig vindt afstemming plaats met de afdeling die verantwoordelijk is voor integriteit. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake is van een integriteitsrisico kan, afhankelijk van de situatie, de werkgever doorverwijzen naar schuldhulpverlening, het takenpakket aanpassen, nadrukkelijker toezichthouden op het werk, hernieuwd onderzoek VGB of screening starten en in geval van ongeschiktheid overgaan tot het verlenen van ontslag.
Er bestaan bij Rijk, politie, Defensie en gemeenten al verschillende hulplijnen voor medewerkers, zoals een financieel loket, bedrijfsmaatschappelijk werk, Sociaal Fondsen en er zijn bijvoorbeeld cursussen voor leidinggevenden om schuldenproblematiek te herkennen. Deze hulplijnen staan uitgebreider bij het antwoord op vraag 5.
Als bewindspersonen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Veiligheid en Defensie zullen wij vanuit onze verantwoordelijkheid als werkgever in samenspraak met de departementen en uitvoeringsorganisaties de situatie blijven monitoren en op basis hiervan beoordelen of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
Kent u het bestaan van een sociaal fonds waarin politieagenten maandelijks een klein bedrag van hun salaris storten? Zo ja, kan dit fonds eventueel ook gebruikt worden om politieagenten met problematische schulden te helpen? Is het fonds daarvoor afdoende gevuld? Kunt u indien dit niet het geval is het fonds aanvullen?
Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik bekend met het landelijk dekkende netwerk van sociaal fondsen van de politie. Deze sociaal fondsen zijn er voor politiemedewerkers en door politiemedewerkers. Politiemedewerkers die in de financiële problemen zijn geraakt (of dreigen te raken) kunnen bij deze fondsen terecht voor advies en financiële hulp. Door middel van een intakegesprek met de betreffende politiemedewerker wordt bekeken waaruit de hulp kan bestaan en hiervoor wordt maatwerk geboden, zoals het bieden van een luisterend oor, ondersteuning bij financiën (budgetcoaching), een renteloze lening, die binnen een redelijke tijd afgelost moet kunnen worden, een gift, en/of een verwijzing naar andere instanties. Momenteel werkt de politie samen met de fondsen en externe partners aan een nog passende en sluitende hulpverlening aan politiecollega’s. Dit betreft een geheel aan maatregelen waar de politie, de fondsen en externe hulpverleners ieder vanuit hun rol in samenwerken.
De beschikbare budgetten verschillen per fonds. Op dit moment beschikken de fondsen gezamenlijk over voldoende middelen om aan de vraag te voldoen. De fondsen geven aan dat op dit moment (nog) geen sprake is van een duidelijke stijging in het aantal hulpverzoeken. Mede door schaamte en angst voor baanverlies wachten medewerkers vaak (te) lang met het zoeken van hulp. De fondsen kunnen elkaar helpen als dat nodig is. Het landelijke dekkend netwerk van sociaal fondsen vormt een samenwerkingsverband en is in beheer van stichtingen
Deelt u de mening dat het hebben van schulden voor deze beroepsgroepen voorkomen moet worden? Zo ja, wat kunt u concreet voor deze beroepsgroepen doen om dit te voorkomen? Bestaat er vanuit de overheid een fonds of zijn er andere financiële tegemoetkomingen om mensen te helpen van deze schulden af te komen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft recent aan aantal generieke maatregelen genomen die de oplopende financiële druk op huishoudens door exponentieel stijgende energieprijzen en inflatie moeten afremmen en het ontstaan van problematische schulden moeten voorkomen. Hiervan profiteren alle beroepsgroepen waaronder ook ambtenaren en politieagenten. Ook in de nieuwe CAO politie en Rijk zijn afgelopen jaar afspraken gemaakt over gedifferentieerde loonstijging, waarbij lage inkomens er relatief meer op vooruit zijn gegaan.
Hieronder wordt ingegaan op de specifieke voorzieningen voor medewerkers, werkzaam bij de politie, rijksoverheid, Defensie en gemeenten.
De politie biedt actieve ondersteuning bij dreigende en acute geldzorgen van politiemedewerkers en zet in om de drempel om (tijdig) hulp te zoeken te verkleinen. Daarnaast wordt actief ingezet op versterking van financieel bewustzijn en weerbaarheid om stress voor te zijn. Voor politiemedewerkers zijn de volgende voorzieningen beschikbaar:
Politiemedewerkers, die in de financiële problemen zijn geraakt (of dreigen te raken), kunnen terecht bij het landelijk dekkende netwerk van sociaal fondsen van de politie voor advies en financiële hulp, zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 4.
Politie verstrekt actief informatie over de mogelijkheden voor hulp aan het politiepersoneel en advies die zij in- en extern kunnen krijgen. In deze communicatie wordt rekening gehouden met de schaamte en de angst voor baanverlies bij financiële problemen. Er bestaat een netwerk van vertrouwenspersonen waar medewerkers terecht kunnen om over die angstdrempel te praten. Daarnaast kunnen politiemedewerkers terecht bij de HR-desk voor informatie. Ook verwijst de HR-desk politiemedewerkers door naar onder andere bedrijfsmaatschappelijk werk.
Bedrijfsmaatschappelijk werk kijkt met politiemedewerkers, die in de financiële problemen zijn geraakt (of dreigen te raken), naar de financiële situatie en naar de oorzaken en gevolgen van geldzorgen. Bedrijfsmaatschappelijk werk biedt hulp voor de psychosociale problemen als gevolg van onder andere schulden. De inhoud van alles wat gedeeld wordt met een bedrijfsmaatschappelijk werker is volledig vertrouwelijk.
De politie werkt samen met schuldhulpverlener GRIP. Dit is een externe schuldhulpverlener die deskundig is om samen met betreffende politiemedewerker (grote problematische) schulden aan te pakken.
Om de drempel om hulp te zoeken zoveel mogelijk te verlagen richt de politie momenteel een onafhankelijk adviespunt op waar politiemedewerkers- als ze dat willen – anoniem advies kunnen vragen of problemen kunnen melden. Dit meldpunt zal ook gaan fungeren als portaal voor informatie en doorverwijzing.
In overleg met de werkgever bestaat er voor politiemedewerkers, die in de financiële problemen zijn geraakt, de mogelijkheid om voorschotten uit te laten keren, van bijvoorbeeld vakantiegeld, om overwerk in geld uit te laten betalen en om meer uren te mogen werken.
Er zijn Rijksbreed en op departementaal niveau een aantal specifieke voorzieningen zoals Sociaal Fondsen, Financieel Hulploket en Bedrijfsmaatschappelijk Werk.
Alle ministeries kennen een Sociaal Fonds dat een tijdelijk vangnet biedt voor medewerkers en hun gezinnen die in financiële moeilijkheden zijn geraakt of dreigen te raken. Deze fondsen zijn veelal stichtingen die gefinancierd worden door de bijdragen van medewerkers zelf en die hun eigen regels en werkwijze kennen. Er kan een renteloze lening of een gift worden verstrekt aan medewerkers. Vaak is hulpverlening gekoppeld aan lidmaatschap, die een maandelijkse storting doen.
Het Financieel loket is ingericht door UBR/Bedrijfszorg en ondersteunt en begeleidt collega’s van de rijksoverheid bij financiële vragen en schuldenproblematiek; daarnaast biedt het loket advies en training aan leidinggevende bij het herkennen en omgaan met schuldenproblematiek.
Omdat problematische schulden vaak leiden tot stress en daarmee tot verminderde productiviteit en een hoger ziekteverzuim werkt het Financieel Loket samen met het bedrijfsmaatschappelijk werk (ook geleverd door UBR/ Bedrijfszorg) om de medewerker ook bij psychosociale problematiek de juiste hulp te bieden. Een Bedrijfsmaatschappelijk werker heeft geheimhoudingsplicht en kan coachen en ondersteunen bij het oplossen van en omgaan met problemen op het werk of het dagelijks leven. Ook kan de bedrijfsmaatschappelijk werker verwijzen naar een instantie of externe deskundige.
De Minister BZK heeft de betrokken uitvoeringsorganisaties in mei jl. verzocht inspanningen te verrichten om Rijksbreed de bekendheid van het Financieel Loket te vergroten. Daarom wordt op dit moment eraan gewerkt om via Rijksbrede informatievoorziening extra aandacht te vragen voor de problematiek en het belang dit bespreekbaar te maken. Daarnaast wordt actief ingezet op informatievoorziening om medewerkers en leidinggeven voor te lichten over de hulplijnen zoals Sociaal Fonds, Financieel Loket en Bedrijfsmaatschappelijk Werk.
Incidenteel worden ook instrumenten ingezet, zoals een budgetcoach, het overnemen van schulden, uitbetalen verlof of renteloze lening. Naast de bestaande brede hulpinfrastructuur en procedures voor het omgaan met loonbeslag en het voorkomen van problematische schulden zijn er ook extra departementale activiteiten in gang gezet of in voorbereiding:
Medewerkers bij de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) worden actief benaderd door budgetcoaches, ook wordt het thema in werkoverleggen en op locatie onder de aandacht gebracht. Ook start RSO start samen met de UV Amsterdam een onderzoek genaamd Vital at work waarin wordt ingezet op het voorkomen en herkennen van stress en verzuim (hier zit ook financiële stress in). Dit project duurt vier jaar.
Momenteel is er door het Sociaal Fonds BZK een (kerst) actie in voorbereiding (bij BZK onder de 12.000 ambtenaren) om nog meer bekendheid te genereren voor het fonds en om steun te bieden bijvoorbeeld in de vorm van het kerstgeschenk te schenken aan het fonds om daarmee collega’s te helpen.
Defensie ondersteunt medewerkers bij het voorkomen en eventueel beheersen van schuldenproblematiek. Daarbij zijn er voor medewerkers meerdere hulplijnen.
Op initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is de Nederlandse Schuldhulproute (NSR) opgericht. Defensie is hierbij aangesloten als partner. Geldfit helpt om geldzaken fit te houden of om ze fit te krijgen. Geldfit heeft bij een eerste signaal over stijgende energieprijzen al initiatieven ondernomen om te bezien hoe zij hierbij hulp zouden kunnen gaan verlenen. Een actueel onderwerp op de startpagina is: «Aan de slag met je energierekening». Als blijkt dat er sprake is van schulden door achterstallige betalingen bij de energieleverancier of bij andere instanties, dan wordt via een zgn. landingspagina verwezen naar mogelijkheden voor hulpverlening bij het oplossen van schulden binnen Defensie en verwezen naar de sociale fondsen, waarover hieronder meer.
Defensie biedt budgetbegeleiding aan, aan medewerkers die om ondersteuning vragen bij het opzetten van een goede financiële administratie en die vragen om adviezen te geven over de besteding van beschikbare financiële middelen. Het gaat hier om een preventief traject waarbij mogelijke financiële problemen kunnen worden voorkomen.
De doelstelling van de sociale fondsen bij Defensie is «het verlenen van hulp in gevallen van financiële nood met een sociale en/of medische achtergrond». De fondsen verstrekken geen bijdrage om maandelijks ook de energierekening te kunnen blijven betalen. Als er uiteindelijk schulden / achterstallige betalingen ontstaan doordat onder andere de energierekening niet meer betaald kan worden (maar ook het betalen van de huur, de premie voor de ziektekostenverzekering en er zijn sociale en/of medische redenen die leidden tot financiële nood), dan kan een aanvraag voor hulpverlening bij een sociaal fonds worden ingediend. De fondsen verstrekken soms ook giften. Een aantal fondsen verstrekt dikwijls een gift als de schuldposities een paar duizend euro bedragen. Bij grotere schulden wordt mogelijk een renteloze lening verstrekt en een deel als gift, of wordt het totaal als renteloze lening verstrekt.
In juni 2021 heeft Defensie alle medewerkers een brief gestuurd op huisadres om hen te informeren over hulp bij schuldenproblematiek. In de afgelopen maanden is er binnen Defensie een campagne uitgezet bedoeld om medewerkers te informeren over bovenstaande hulpinstanties binnen Defensie. Daarbij worden er voorlichtingen gegeven aan leidinggevenden en overige functionarissen om de informatie over te brengen en medewerkers met (oplopende) schulden te herkennen. Op dit moment is het Ministerie van Defensie bezig om een vast loket op te richten om schuldhulpverlening te borgen binnen de organisatie. Deze maand hebben medewerkers een flyer ontvangen over hulp bij financiële zorgen.
Gemeenten nemen verschillende maatregelen om problematische schulden te voorkomen of op te lossen. Zij kunnen zelf:
Informatie geven aan hun leidinggevenden over zowel veiligheid als hulp bij schulden;
Informatie op intranet met verwijzingen naar hulp, o.a. personeelsfondsen (voor evt. renteloze lening of gift), vertrouwenspersonen, vertrouwenscoaches, budgetcoach, bedrijfsmaatschappelijk werk, informatiebijeenkomsten over financiële planning resp. fitheid;
Verwijzingen naar eventuele arbeidsvoorwaardelijke mogelijkheden zoals uitbetalen van het individueel keuzebudget (IKB), verkopen bovenwettelijke vakantie-uren, uitbreiding contracturen.
Belangrijk is het onderwerp schulden uit de taboesfeer te halen en met waarborgen voor de privacy van betrokkenen het onderwerp bespreekbaar te maken.
Wilt u concreet in beeld brengen wat de taken en verantwoordelijkheden zijn en worden van de Landelijke Eenheid opsporing en welke partners daarbij betrokken zijn?
Zoals ik heb toegelicht in mijn beleidsreactie op het eindadvies van de commissie Schneiders1, heb ik het advies om de huidige Landelijke Eenheid (hierna: LE) om te vormen naar twee landelijke eenheden overgenomen. De commissie Schneiders heeft contouren voor de twee nieuw te vormen landelijke eenheden aanbevolen, te weten: een eenheid voor landelijke opsporing en een eenheid voor landelijke operaties en expertise.
Op dit moment werkt de politie aan een transitieplan waarin onder andere (het proces om te komen tot) de omvorming van de LE naar twee nieuwe landelijke eenheden wordt uitgewerkt. In dit proces zal de precieze vormgeving van de landelijke eenheden worden uitgewerkt, alsook de wijze waarop wordt samengewerkt met partners. Ik heb uw Kamer op 6 oktober jl. geïnformeerd over de aanbieding van het transitieplan.2
Wilt u concreet in beeld brengen wat de taken en verantwoordelijkheden zijn (worden) van de Nationale Samenwerking Ondermijnende Criminaliteit (NSOC)?
Op 25 mei 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de taken en verantwoordelijkheden van NSOC. Het samenwerkingsverband is gericht op het ontvlechten van de (financiële) verwevenheid van onder- en bovenwereld door met gerichte interventies te belemmeren dat de maatschappelijke infrastructuur wordt misbruikt voor criminele doeleinden. Daarbinnen richt het zich op het bestrijden van misbruik van Nederland als handelsland voor criminele waarde verplaatsingen en het verstoren van criminele bedrijfsprocessen. Hierbij worden de informatieposities en bevoegdheden van de zes samenwerkingspartners (politie, Openbaar Ministerie, Fiscale Opsporings- en Inlichtingendienst, Belastingdienst, Douane en Koninklijke Marechaussee) gebruikt om tot gecoördineerde interventies te komen.
Wilt u in beeld brengen waar de overlap tussen de Landelijke Eenheid opsporing en de NSOC zit in het werk dat ze doen?
Ik ben het niet eens met de stelling dat er versnippering kan ontstaan door het vormen van de eenheid voor landelijke opsporing in relatie tot NSOC. Deze versnippering bestaat nu niet en zal ook niet ontstaan door de voorziene omvorming van de huidige Landelijke Eenheid naar twee separate landelijke eenheden door herordening van organieke delen. De taken, sturing en financiering veranderen niet door de omvorming.
De nieuw te vormen eenheid voor landelijke opsporing zal zich primair richten op de opsporing van zware vormen van georganiseerde criminaliteit met een ondermijnend en internationaal karakter, en terrorisme. De vorming van een nieuwe eenheid voor landelijke opsporing zorgt voor meer focus op opsporing en specialistische taken, en heeft onder meer tot doel de herkenbaarheid van de eenheid en de samenwerking met partners te verbeteren, onder andere met NSOC.
NSOC is een samenwerkingsverband met als doel het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen die verweven zijn met of misbruik maken van legale structuren en de legale economie. NSOC is dan ook geen opsporingsdienst.
Nauwe samenwerking tussen de landelijke eenheden en NSOC vindt reeds plaats en blijft van belang, want door deling van informatie, kennis en expertise ontstaat er meer inzicht, coördinatie en overzicht. Op basis van de analyses van NSOC kan door de samenwerkende partijen gerichte inzet van capaciteit plaatsvinden en kan NSOC adviseren over welke interventies het meeste effect sorteren om die processen en structuren te verstoren of te doorbreken. NSOC is daardoor nadrukkelijk een innovatieve aanvulling op de bestaande aanpak en de diensten.
Wie staan er aan het roer bij beide eenheden?
De directeur van NSOC is Joost van Slobbe. Hij is per 26 september 2022 benoemd.
Sinds 1 februari 2022 is Oscar Dros aangesteld als politiechef van de LE. De politie is voornemens om voor de transitie twee kwartiermakers aan te stellen. Het is thans nog niet duidelijk wie de eenheid voor landelijke opsporing te zijner tijd zal gaan leiden.
Hoe verhoudt de NSOC zich tot de Landelijke Eenheid nieuwe stijl waarvan de nationale opsprongseenheid de Nederlandse variant van de FBI moet worden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens dat met de stelling dat door de Landelijke Eenheid opsporing naast de NSOC een versnippering kan ontstaan met eigen (a) doelen, (b) sturing en (c) middelen, wat het gezamenlijke doel van opsporing niet ten goede komt? Zo nee, wilt u dit per onderdeel toelichten? Zo ja, hoe wilt u dit tegengaan? Kunt u dit ook per onderdeel toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met mij eens dat de integratie van deze twee diensten samen op termijn de opsporing ten goede komt, niet alleen vanwege de expertise die gedeeld kan worden maar tevens door betere sturing en samenvoeging van financiën? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u dit op termijn bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer kunnen wij het transitieplan en het plan van de NSOC verwachten?
Zoals ik uw Kamer heb gemeld in mijn brief van 6 oktober 2022, heeft de korpsleiding aan mij laten weten dat er enkele weken nodig zijn voor het maken van hernieuwde afwegingen om het beschikbare financiële kader en het transitieplan nader tot elkaar te brengen. Zodra ik het transitieplan heb ontvangen, zal ik de commissie Schneiders vragen hierover een advies uit te brengen. Na ontvangst van dit advies zal ik de Kamer verder informeren.
Op 25 mei 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de operationele aanscherping van NSOC. Deze aanscherping is uitgewerkt in een actieplan van NSOC voor de komende achttien maanden. In de najaarsbrief georganiseerde, ondermijnende criminaliteit heb ik uw Kamer geïnformeerd over de financiële consequenties hiervan.
De nieuwe landelijke eenheden zullen, net als de huidige LE, duurzame allianties en samenwerkingsverbanden binnen en buiten de politie vormen, waaronder met de NSOC. De samenwerking met partners vormt onderdeel van de transitie van de LE en krijgt invulling in de (uitvoering van) het transitieplan.
Hoe worden de twee plannen onderling afgestemd?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u tot slot aangeven hoeveel financiering er is uitgegeven aan NSOC sinds de oprichting en wat de operationele resultaten tot nu toe zijn? Kunt u deze vraag graag uitgebreid beantwoorden?
Voor het MIT was de afgelopen drie jaar in totaal 160 miljoen euro aan de moederorganisaties beschikbaar gesteld. Op 25 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de koerswijziging ten aanzien van het MIT. De samenwerkende partners gaan met een nieuwe focus aan de slag als NSOC. De kosten voor NSOC zullen in 2022 lager uitvallen dan wat oorspronkelijk voor het MIT beoogd was. In de najaarsbrief georganiseerde, ondermijnende criminaliteit zal ik uw Kamer informeren over de toekomstige beschikbare middelen voor NSOC. Als onderdeel van de operationele versnelling zijn sinds de zomer zes field labs van start gegaan op de onderwerpen financiële facilitators, logistieke facilitators en andere onderwerpen die faciliterend zijn aan georganiseerde criminaliteit zoals ID-fraude en wapenhandel. Deze field labs lopen nog tot halverwege 2023. De field labs hebben een diversiteit aan resultaten opgeleverd. Zo zijn er diverse controleacties uitgevoerd waaronder de eerste grootschalige handhavingsactie uitgevoerd onder regie van het NSOC. De grootste actie op uitvoer van verdovende middelen ooit, heeft op 21 juni 2022 plaatsgevonden. Deze actie werd uitgevoerd in samenwerking met diverse overheidsdiensten, private partijen en de Britse autoriteiten. Naast controleacties is er geëxperimenteerd met nieuwe technieken en methoden om toezicht te verbeteren en zijn er diverse samenwerkingen aangegaan met niet alleen publiek – private partners, maar ook met de wetenschap.
Kunt u deze vragen binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Zedenrecherche ondanks miljoenen nauwelijks opgeschaald' |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zedenrecherche ondanks miljoenen nauwelijks opgeschaald»1?
Ja
Klopt het dat er met de motie-Klaver2 vanaf 2020 vijftien miljoen euro structureel is vrijgemaakt om het aantal zedenrechercheurs op te schalen? Wat was het aantal zedenrechercheurs eind 2019?
Met de motie Klaver is met ingang van 2020 15 miljoen euro structureel geïnvesteerd in de aanpak van zedenzaken. Met dit geoormerkte geld werkt de politie aan een structurele en gefaseerde uitbreiding van de capaciteit met in totaal ca. 113 fte bij de zedenteams, intelligence, digitale recherche, forensische opsporing en zedendocenten bij de Politieacademie.
In mijn brief van 10 mei jl. heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken. De verwachting is dat de beoogde uitbreiding eind 2023 is gerealiseerd. Van de in totaal voorziene formatie-ophoging van 113 fte is 98,7 fte gerealiseerd, dat is 87%.
Het opplussen van de bezetting is gegeven de arbeidsmobiliteit (m.n. uitstroom, doorstroom en krappe arbeidsmarkt) geen gemakkelijke opgave.
Op peildatum 31 augustus 2019 is de formele bezetting binnen de teams Zeden 619,6 FTE en op de peildatum 31 augustus 2022, 667,8 FTE. Afgezet tegen de totale formatie van de teams Zeden in 2022 van 668,5 fte is dit een toename in de bezetting van 48,2 FTE in de afgelopen 3 jaren. De bezetting is altijd een momentopname. Door vertrek of nieuwe instroom van medewerkers fluctueert dit getal.
Klopt het dat uit de middelen van de motie-Klaver 60 fulltime-equivalent (fte) aan zedenrechercheurs geworven zou worden? Klopt het voorts dat u in uw brief3 van 10 mei schetst dat daar reeds 44,5 fte van geworven is? Per wanneer zijn deze extra zedenrechercheurs feitelijk aan het werk?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de stelling van Argos dat dit aantal een papieren werkelijkheid is? Kunt u aangeven wat de feitelijk inzetbare extra geworven recherchekracht is?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat met de motie-Hermans4 vanaf 2022 27,5 miljoen euro structureel is vrijgemaakt voor het thema zeden waaronder vier miljoen euro voor de politie? Hoeveel extra fte komt er bij de politie bij en waar in de politieorganisatie landen deze extra fte? Klopt het dat deze intensivering van vier miljoen euro bij de politie per 2024 geëffectueerd wordt? Zo ja, waarom is dit het geval en waar is de vier miljoen euro die in 2022 en 2023 beschikbaar was aan besteed?
Uw Kamer is bij brieven van 21 september en 13 oktober 2021 over de besteding van de middelen die met de motie Hermans beschikbaar zijn gesteld geïnformeerd.5 De motie Hermans voorziet onder andere in financiële dekking voor de implementatie en uitvoering van het wetsvoorstel seksuele misdrijven, zoals deze op 11 oktober 2022 aan uw Kamer is gezonden. Het betreft 20 miljoen structureel en 3,6 miljoen incidenteel. Hiervan zijn ruim 5 miljoen structureel voor de politie (vanaf de voorziene datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel seksuele misdrijven) en circa 2,4 miljoen incidenteel in de periode 2022 – 2023. Deze incidentele middelen worden ingezet om de implementatie van het wetsvoorstel seksuele misdrijven voor te bereiden. Met de structurele gelden kan de politie in de toekomst tegemoetkomen aan de taken die de voorziene wetgeving met zich meebrengt, zoals de mogelijke vermeerdering van het aantal meldingen door de wijziging van het aanrandings- en verkrachtingsdelict.
Daarnaast heeft uw Kamer door middel van dezelfde motie-Hermans6 een extra impuls, namelijk 4 miljoen, gegeven aan de versterking van de zedenteams van de politie. Zoals nu verwacht worden deze extra middelen besteed aan de doorlooptijden op de aanpak van zeden en de teams kinderporno. Deze Hermans-gelden komen (in tranches) vanaf 2024 vrij. De uitwerking hiervan is nog gaande maar zal zich concentreren op het verkorten van de doorlooptijden van zedenzaken en de aanpak van kinderporno.
Kunt u in een tabel voor de motie-Klaver vanaf 2020 en motie-Hermans vanaf 2022 gedetailleerd per jaar aangeven hoe deze structurele middelen worden besteed tot en met 2028?
Functie
Totaal eind 2023
Geworven
Aangesteld
Zedenrechercheur
60
51,5
49,5
Intelligence
11
8
7
Digitale recherche
19,3
12,3
11,4
Forensische opsporing
20
20
20
Zedendocenten
3
3
3
Totaal
113,3
94,8
89,9
De Klavergelden gaan in tranches naar de politie. In tranche 2022 dient er nog 1 fte intelligence medewerker en 2,9 fte digitaal rechercheurs te worden geworven. De werving loopt hiermee goed op schema. Voor tranche 2023 geldt dat er in totaal 8,5 fte zedenmedewerkers, 2 fte intelligence medewerkers en 4,1 fte digitaal rechercheurs dienen te worden ingevuld. Vooruitlopend hierop is al wel gestart met de werving om te zorgen dat medewerkers zo snel mogelijk in 2023 kunnen worden aangesteld. Het verschil tussen geworven en aangesteld komt voort uit bijvoorbeeld lopende veiligheidsonderzoeken.
Zie voor de motie Hermans ook het antwoord op vraag 5.
In hoeverre zijn de middelen uit het tweetal moties gebruikt om een pensioengolf op te vangen, in plaats van de zedenteams op te schalen? Waarom is er in de cijfers uit de brief van 10 mei geen rekening gehouden met het natuurlijke verloop en andere uitstroom bij deze teams?
Voor de brief van 10 mei is geantwoord op de vraag hoeveel fte’s zijn aangesteld op grond van de gelden van de motie Klaver. Dit staat in principe los van het natuurlijk verloop dat binnen de gehele politieorganisatie plaatsvindt, omdat het hier gaat om het creëren van nieuwe formatieplaatsen. De Klavergelden zijn gebruikt om 87% van de nieuwe formatieplaatsen te realiseren. De laatste tranche komt vrij in 2023.
Dat betekent dat deze middelen conform hun doelen worden besteed en niet worden aangewend om bijvoorbeeld een pensioengolf op te vangen.
Kunt u voortaan bij intensiveringen in capaciteit door het structureel beschikbaar maken van extra geld de uitstroom van personeel meenemen?
Intensiveringen in de capaciteit van de politie, door het structureel beschikbaar stellen van extra geld, worden door politie verwerkt in het Strategische Prognosemodel Politie (SPP). In dit model wordt (onder meer) gewerkt met prognoses ten aanzien van de on/voorzienbare uitstroom van personeel. Hierbij wordt dus al rekening gehouden met (on)voorzienbare uitstroom.
Klopt het dat er grote regionale verschillen in de wachttijden van zedenaangiftes zijn? Kunt u uitleggen waarom die regionale verschillen ontstaan zijn? Welke regio’s lopen achter?
Voorop staat dat elk slachtoffer van seksueel geweld alle bescherming, begeleiding en ondersteuning verdient die hij of zij nodig heeft. Onderlinge verschillen in de doorlooptijden bij verschillende eenheden van de politie kunnen onder andere te maken hebben met het aantal zaken met een grote complexiteit en zijn ook afhankelijk van overige partners in de strafrechtketen. Er kan over het algemeen niet gestuurd worden op in welke eenheden van politie op welk moment meer of minder complexe zaken gaan spelen. Wel werkt de strafrechtketen (OM, politie en ZM) aan een plan om de doorlooptijden in de strafrechtketen zoveel als mogelijk te verkorten. Hierbij is nadrukkelijk ook aandacht voor het met gerichte maatregelen verbeteren van onderlinge verschillen in de doorlooptijden per arrondissement en eenheden van politie. Naar verwachting zal het plan eind 2022 gereed zijn.
Wat doet de politie respectievelijk het Bestuurlijk Ketenberaad om deze regionale verschillen te verkleinen?
In het algemeen geldt dat het Bestuurlijk Ketenberaad dit voorjaar aan de slag is gegaan met het vormgeven van een hernieuwde aanpak van de doorlooptijden in zedenzaken, waarover uw Kamer bij brief van 30 mei jl. is geïnformeerd.7 Daartoe wordt op dit moment een plan van aanpak opgesteld, dat bestaat uit verschillende ketenbrede maatregelen die mede tot doel hebben om de doorlooptijden te verbeteren. In dit kader wordt ook bezien of er binnen de regio’s best practices bestaan die relevant kunnen zijn voor andere regio’s. Zoals hierboven aangegeven is dit plan van aanpak naar verwachting eind 2022 gereed.
Klopt het dat het implementatietraject van de Wet seksuele misdrijven incidenteel € 600.000,– bedraagt en dat de uitgaven worden gedaan in 2024, zoals is uiteengezet in de brief van 13 september 2021 over de financiële gevolgen van de Wet seksuele misdrijven?
Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven is uw Kamer bij brieven van 21 september 2021 en 13 oktober 2021 over de financiële gevolgen van het wetsvoorstel seksuele misdrijven respectievelijk de besteding van een deel van de middelen die via de motie Hermans beschikbaar zijn gesteld om de aanpak van seksuele misdrijven en online kinderpornografisch materiaal een impuls te geven, geïnformeerd. Ik ga, gelet hierop, ervan uit dat de brief waar u in deze vraag naar verwijst eerdergenoemde brief van 21 september 2021 is. Daarin is inderdaad aangegeven dat voor het implementatietraject in het kader van het wetsvoorstel seksuele misdrijven een bedrag van 600.000 euro is opgenomen. Dit bedrag is bedoeld voor de ondersteuning vanuit JenV om de (uitvoerings)organisaties, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, die in 2024 is voorzien, bij de voorbereiding op de implementatie van het wetsvoorstel. Denk bijvoorbeeld aan opleidingen en het aanpassen van werkprocessen en systemen.
Kunt u de Kamer een nieuwe raming doen toekomen over de financiële gevolgen van de Wet seksuele misdrijven?
Ja, zie onderstaande tabel waarin de financiële gevolgen van het wetsvoorstel nader gespecificeerd zijn.
Politie
NFI
OM
DRC
Raad voor Rechtsbijstand
Raad voor de rechtspraak
RvdK
CJIB
0
0
81
73
75
75
Reclassering Nederland
0
0
4
3
-3
-3
Slachtofferhulp Nederland
103
103
310
206
206
206
Slachtofferzorg
0
0
1.041
1.056
1.187
1.153
Schadefonds Geweldsmisdrijven
0
0
283
285
310
310
Halt
RSJ
0
0
4
20
31
36
DJI-gevangeniswezen
DJI-Forensische zorg
DJI – jeugd
De indexatie van verkeersboetes |
|
Songül Mutluer (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid, minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Minister wil verkeersboetes ook nu laten meestijgen met inflatie»?1
Ja. Ik heb het wijzigingsbesluit waarmee de indexering wordt gerealiseerd op 5 september naar de Eerste en Tweede Kamer verstuurd in het kader van de voorhangprocedure. De voorhangprocedure dient ertoe beide Kamers de mogelijkheid te bieden om gedurende vier weken vragen te stellen over het ontwerpbesluit.
Wat heeft u doen besluiten om ten tijde van een ernstige koopkracht- en armoedecrisis verkeersbekeuringen te laten meestijgen met de inflatie en hier geen uitzondering op te maken?
De boetes voor verkeersovertredingen op grond van Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) worden jaarlijks geïndexeerd, zo ook dit jaar. Indexering gebeurt ter correctie van de geldontwaarding, zodat de straf in verhouding even zwaar blijft. Deze indexering vindt elk jaar plaats aan de hand van de consumentenprijsindex van juni zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Uiteraard ben ik me ervan bewust dat de inflatie momenteel uitzonderlijk hoog is en dat de gevolgen daarvan voor veel Nederlanders erg groot zijn. Het Kabinet gaat over eventuele demping van deze gevolgen. De details hierover worden op Prinsjesdag bekend gemaakt. Ik vind het niet voor de hand liggen om de indexering van Wahv-boetes aan te grijpen om de gevolgen van de inflatie te dempen.
De Wahv-boetes zien niet alleen op (lichte) snelheidsovertredingen, maar ook op (zeer) gevaarlijk rijgedrag zoals door rood rijden of rijden met een mobiele telefoon in de hand. De Wahv-boetes zijn ervoor bedoeld om dergelijk gedrag te ontmoedigen. Afwijken van de jaarlijkse indexering zou tot gevolg hebben dat een opgelegde Wahv-boete voor alle verkeersdeelnemers relatief minder zwaar wordt. Daarmee wordt onveilig rijgedrag minder hard ontmoedigd. Het gaat bij Wahv-boetes bovendien om vermijdbare kosten – je hoeft niet te hard of door een rood licht te rijden. Verkeersdeelnemers die zich aan de regels houden hoeven deze kosten niet te betalen.
Daarnaast zijn de gevolgen van deze indexering bij de meeste Wahv-boetes in absolute zin ook beperkt. De gemiddelde Wahv-boete bedroeg in 2021 bijvoorbeeld 81,15 euro. Deze indexering heeft tot gevolg dat de gemiddelde boete met iets minder dan 7 euro stijgt. De meeste mensen zullen ook niet regelmatig een verkeersboete opgelegd krijgen.
Wel heb ik mijn departement opdracht gegeven om de reeds lang bestaande systematiek voor de indexering van Wahv-boetes gebaseerd op de inflatie tegen het licht te houden. Ik zal een verkenning (laten) uitvoeren om te bezien of het beter is om bij komende indexeringen een andere systematiek, bijvoorbeeld op basis van de loonontwikkeling of koopkrachtontwikkeling, te hanteren. De komende periode zal worden bezien hoe dit het beste vormgegeven kan worden.
Hoeveel verkeersboetes zijn er vorig jaar opgelegd? Hoeveel boetes zijn er dit jaar tot nu toe opgelegd?
Vorig jaar zijn er in totaal 8.024.118 boetes op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. In het eerste tertiaal van dit jaar ging het tot nu toe om 2.440.672 boetes. De definitieve cijfers over het tweede tertiaal zijn op dit moment nog niet bekend. In 2021 bedroeg de totale opbrengst aan Wahv-boetes € 673,4 miljoen2.
Hoeveel heeft dit het Rijk financieel opgeleverd?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel mensen zijn vorig jaar in de problemen gekomen omdat zij hun verkeersboete(s) niet hebben kunnen betalen? Hoeveel mensen waren dat dit jaar (tot nu toe)? Met hoeveel mensen zijn betalingsregelingen getroffen?
In 2021 zijn door het Centraal Justitiële Incassobureau (CJIB) 242.204 betalingsregelingen getroffen met personen waarbij sprake was van tenminste een Wahv-boete.
Voordat een burger in de schuldsanering terecht komt, moet sprake zijn van problematische schulden, die vaak divers van aard zullen zijn. Het is daarom niet vast te stellen of en zo ja, hoeveel burgers specifiek door het niet kunnen betalen van een verkeersboete in de schuldsanering terecht zijn gekomen. In het WODC-rapport Het innen van verkeersboetes op basis van de Wahv, dat de Minister voor Rechtsbescherming op 13 mei 2020 aan uw Kamer heeft aangeboden, is evenwel geconcludeerd dat maatregelen om burgers met minder draagkracht of schulden te helpen bij het voldoen van hun boetes, vruchten afwerpen.3 Wanneer een betrokkene bijvoorbeeld tijdig contact opneemt met het CJIB voor het treffen van een betalingsregeling kunnen verhogingen of extra kosten in verband met de inzet van een gerechtsdeurwaarder worden voorkomen. Uit het rapport blijkt dat de kans gering wordt geacht dat Wahv-boetes tegenwoordig nog de oorzaak van schulden zijn.
Hoeveel mensen zijn als gevolg van het niet kunnen betalen van boetes in de schuldsanering terecht gekomen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u ervan dat mensen die door de torenhoge prijzen niet rond kunnen komen, ook nog moeten zien om te gaan met enorme boetes als zij onverhoopt een verkeersovertreding begaan?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 2 heb toegelicht heeft het Kabinet oog voor de gevolgen van de huidige inflatie, maar dient demping van de gevolgen hiervan langs een andere weg plaats te vinden dan via de reguliere indexering van de Wahv-boetes. Daarnaast is ook al eerder aangegeven dat het bij deze boetes om vermijdbare kosten gaat. Het gemiddelde boetebedrag stijgt door deze indexering met 7 euro. Bij de zwaardere verkeersovertredingen uit de Wahv, die meer gevaar opleveren voor de verkeersveiligheid, zijn de gevolgen van de indexering groter. Denk bijvoorbeeld aan het vasthouden van de mobiele telefoon tijdens het rijden. Deze boete gaat met 30 euro omhoog naar 380 euro.
Voor de gevolgen van een Wahv-boete in individuele gevallen is nu ook al veel mogelijk om averechtse gevolgen te voorkomen. Burgers die moeite hebben hun boete te betalen kunnen een betalingsregeling treffen, waarbij er ruimte is voor maatwerk. Burgers die hun boete door schulden niet kunnen betalen, kunnen vragen om een noodstopprocedure. De inning wordt dan vier maanden gepauzeerd onder de voorwaarde dat schuldhulp wordt gevraagd bij de gemeente. Besluit de gemeente een schuldhulptraject te starten dan wordt de pauzering met een extra acht maanden verlengd. Als de schuldensituatie is gestabiliseerd kan met het CJIB een betalingsregeling worden getroffen. Daarnaast is het nu zo dat wanneer er bij het CJIB geldelijke sancties openstaan het CJIB kan meewerken aan een minnelijke schuldsanering. Dit beleid laat zien dat er oog is voor positie van burgers die hun boete wel willen maar (tijdelijk) niet of met moeite kunnen betalen, zonder uit het oog te verliezen dat boetes uiteindelijk moeten worden betaald.
Deelt u de mening dat het Rijk als grootste schuldeiser de morele plicht heeft om te bezien waar schulden averechts uitpakken en tot hoge maatschappelijke kosten leiden?
Zie antwoord vraag 7.
Op welke manier dragen nog hogere boetes bij aan het voorkomen van verkeersovertredingen? Kunt u hier een wetenschappelijke onderbouwing voor geven, toegespitst op verschillende inkomens- of opleidingsgroepen?
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van de hoogte van boetes. Uit sommige onderzoeken blijkt dat het overtredingsgedrag hierdoor afneemt,4 andere onderzoeken laten een minder duidelijke relatie zien.5 Mij zijn geen onderzoeken bekend naar het effect uitgesplitst over verschillende inkomens- of opleidingsgroepen. Van de boete moet in ieder geval een voldoende afschrikwekkend effect uit gaan. Daarom is het van belang dat deze als gevolg van de geldontwaarding niet steeds minder zwaar worden.
Het bericht dat politie en NFI de grote golf van explosies nauwelijks aankunnen. |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) de forse toename van het aantal explosies en plofkraken niet aankunnen en daardoor onderzoeken naar deze zaken lang blijven liggen?1
Ja.
Was u bekend met het gegeven dat het NFI en de politie moeite hebben om onderzoeken naar explosies en plofkraken tijdig op te pakken? Zo ja, sinds wanneer was u hiermee bekend en wat heeft u sinds die tijd gedaan om dit probleem aan te pakken? Zo nee, hoe verklaart u dat?
Landelijk is er een stijging van het aantal gerichte explosies, plofkraken en overige incidenten waarbij explosieven worden gebruikt. Vanwege de maatschappelijke impact en het veiligheidsrisico worden alle zaken die te maken hebben met explosieven door de politie meteen opgepakt. Dit vraagt bij de politie-eenheden om extra inzet van de Teamleider Explosieven Verkenning (TEV). Omdat de TEV een neventaak is maar tevens een geprioriteerde taak, leidt meer inzet al snel tot capaciteitsdruk. Momenteel is de werkdruk nog niet zo hoog dat zaken blijven liggen. De bij deze zaken behorende sporen worden zo spoedig mogelijk ingestuurd naar het NFI. Dit gaat gepaard met een zorgvuldige prioritering. Om de druk op de forensische keten te verminderen heb ik (in een jaarlijks oplopende financiële reeks) structureel geld vrijgemaakt om deze robuuster te maken.
Ziet u ook in dat een snelle afhandeling van een zaak kan bijdragen aan een goede verwerking bij slachtoffers? Wat gaat u in dat licht doen om het NFI weer zo snel als mogelijk in staat te stellen haar werk volledig en snel te kunnen doen?
Tussen NFI, OM en Politie is een werkwijze afgesproken waarbij het NFI een snelle, korte rapportage levert en later een uitgebreide rapportage. In het opsporingsonderzoek kan worden gewerkt met beperkt onderzoek en de korte rapportage. De uitgebreide rapportage is pas nodig als de zaak voor de rechter wordt gebracht. Daardoor is het geen probleem dat deze rapportage langer op zich laat wachten en heeft dit geen gevolgen voor slachtoffers.
Om voorbereid te zijn op een mogelijke verdere stijging van het aantal explosievenonderzoeken onderzoeken Politie en OM of deze ook buiten het NFI kunnen worden verricht. Dat zou het forensische bestel robuuster maken. Die andere aanbieder moet uiteraard wel kwalitatief voldoende zijn. Ook wordt binnen het NFI gekeken hoe meer onderzoeken kunnen worden gedaan en hoe de NFI-onderzoeken robuuster en flexibeler kunnen worden gemaakt.
Deelt u de mening dat de werkwijze waarbij het NFI vooraf contracten aangaat met de politie voor een x-aantal onderzoeken (en de politie dus ook eigenlijk niet meer kan insturen dan dat aantal) niet voldoende flexibel is om bijvoorbeeld stijgingen in de werklast adequaat op te kunnen vangen?
Het is lastig om forensische onderzoekscapaciteit snel op of af te schalen. Dat komt niet door de jaarlijkse productieafspraken, maar doordat onderzoekers deskundig zijn binnen een bepaald onderzoeksgebied en vaak niet op een ander onderzoeksgebied kunnen worden ingezet. Voor zover dat gaat probeert het NFI hier meer flexibiliteit in te creëren. Een andere manier om tot meer flexibiliteit te komen is door naast het NFI ook gebruik te maken van andere aanbieders van forensisch onderzoek. Doordat die meer klanten bedienen hebben zij meer speelruimte dan het NFI bij het op- en afschalen van de capaciteit die zij aan de Nederlandse strafrechtketen bieden.
Deelt u tevens de mening dat vraag en opsporingsbehoefte leidend zouden moeten zijn in het capaciteitsvraagstuk bij NFI? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid te onderzoeken wat de werkelijke behoefte aan sporenonderzoek is bij de politie, door dit bijvoorbeeld bij de politie-eenheden zelf uit te vragen? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijke uitvraag vindt al plaats. Ieder jaar stellen politie, OM en NFI in onderling overleg een service level agreement op. Daarbij geven politie en OM per type onderzoek aan of zij er in het komende jaar meer of minder van nodig verwachten te hebben.
Bent u bereid, in tegenstelling tot uw ambtsvoorganger, om wel extra geld vrij te maken voor het NFI zodat zij meer onderzoeken kan oppakken en dit geld al deze begroting vrij te maken? Zo nee, waarom niet?
Om de druk op de forensische keten te verminderen heb ik (in een jaarlijks oplopende financiële reeks) structureel geld vrijgemaakt om deze robuuster te maken. Een deel van dit budget wordt besteed door het NFI.
Heeft de huidige onmacht bij het NFI om zaken snel en volledig te onderzoeken ook te maken met de in 2021 gerapporteerde financiële tekorten voor de komende jaren bij het NFI? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?2
Bij het NFI was in 2021 sprake van een sluitende begroting en een positief resultaat. Er was dus geen sprake van een tekort en ook voor 2022 en de komende jaren wordt dat niet verwacht. Vermoedelijk is gedoeld op de productieverlaging die in 2021 heeft plaatsgevonden om geld vrij te maken voor hogere uitgaven aan het onderhouden en vernieuwen van IT-systemen en het vervangen van laboratoriumapparatuur. Deze productieverlaging kon dankzij de extra middelen die sinds dit jaar aan het NFI zijn toegekend weer ongedaan worden gemaakt en speelt dus geen nadelige rol als het gaat om de capaciteit voor het onderzoeken van explosieven.
Het bericht ‘Minister wil verkeersboetes ook nu laten meestijgen met inflatie’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minister wil verkeersboetes ook nu laten meestijgen met inflatie»?1
Ja
Heeft u wat betreft de economische crisis en sterk afnemende koopkracht onder een steen gelegen, daar u komt met uw stelling geen reden te zien om deze keer af te zien van het indexeren van de verkeersboetes? Kunt u uw antwoord toelichten?
De boetes voor verkeersovertredingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) worden jaarlijks geïndexeerd, zo ook dit jaar. Indexering gebeurt ter correctie van de geldontwaarding, zodat de straf in verhouding even zwaar blijft. Deze indexering vindt elk jaar plaats aan de hand van de consumentenprijsindex van juni zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Uiteraard ben ik me ervan bewust dat de inflatie momenteel uitzonderlijk hoog is en dat de gevolgen daarvan voor veel Nederlanders erg groot zijn. Het Kabinet gaat over eventuele demping van deze gevolgen. De details hierover worden op Prinsjesdag bekend gemaakt. Ik vind het niet voor de hand liggen om de reguliere indexering van boetes aan te grijpen om de gevolgen van de inflatie te dempen.
De Wahv-boetes zien niet alleen op (lichte) snelheidsovertredingen, maar ook op (zeer) gevaarlijk rijgedrag zoals door rood rijden of rijden met een mobiele telefoon in de hand. De Wahv-boetes zijn ervoor bedoeld om dergelijk gedrag te ontmoedigen. Afwijken van de jaarlijkse indexering zou tot gevolg hebben dat een opgelegde Wahv-boete voor alle verkeersdeelnemers relatief minder zwaar wordt. Daarmee wordt onveilig rijgedrag minder hard ontmoedigd. Het gaat bij Wahv-boetes bovendien om vermijdbare kosten – je hoeft niet te hard of door een rood licht te rijden. Verkeersdeelnemers die zich aan de regels houden hoeven deze kosten niet te betalen.
Daarnaast zijn de gevolgen van deze indexering bij de meeste Wahv-boetes in absolute zin ook beperkt. De gemiddelde Wahv-boete bedroeg in 2021 bijvoorbeeld € 81,15. Deze indexering heeft tot gevolg dat de gemiddelde boete met iets minder dan € 7,– stijgt. De meeste mensen zullen ook niet regelmatig een Wahv-boete opgelegd krijgen.
Wel heb ik mijn departement opdracht gegeven om de reeds lang bestaande systematiek voor de indexering van Wahv-boetes gebaseerd op de inflatie tegen het licht te houden. Ik zal een verkenning (laten) uitvoeren om te bezien of het beter is om bij komende indexeringen een andere systematiek, bijvoorbeeld op basis van de loonontwikkeling of koopkrachtontwikkeling, te hanteren. De komende periode zal worden bezien hoe dit het beste vormgegeven kan worden.
Bent u op de hoogte van het feit dat verkeersdeskundigen stellen dat er helemaal geen verplichting is om de verkeersboetes zo fors te indexeren en dat er in het verleden ook uitzonderingen zijn gemaakt?
Het klopt dat er geen wettelijke verplichting is om de bedragen van Wahv-boetes te indexeren. Het periodiek indexeren van de Wahv-boetes gebeurt al sinds 1996 aan de hand van de consumentenprijsindex. Tot 2013 vond de indexering op basis van wisselende frequenties plaats (veelal tweejaarlijks), sinds 2013 is overgegaan op een jaarlijkse indexering. Bij de wijziging van de boetebedragen per 1 januari 2006 is éénmalig niet de consumentenprijsindex leidend geweest, maar zijn de boetebedragen gewijzigd als onderdeel van de algehele herziening van de hoogte van Wahv-boetes vanwege de introductie van het zogeheten tarievenhuis. Daarnaast zijn de reguliere indexeringen per 1 april 2008 en 1 januari 2012 gepaard gegaan met een algehele verhoging van de boetebedragen, waarbij een hoger percentage dan de toenmalige consumentenprijsindex is gehanteerd.
Bent u op de hoogte van het feit dat verkeersdeskundigen ook stellen dat de verkeersveiligheid geen millimeter beter wordt met hogere verkeersboetes? Zo ja, wilt u het voornemen om de verkeersboetes te indexeren van tafel halen en juist meer inzetten op verkeersveiligheid door de pakkans te vergroten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is toegelicht worden de Wahv-boetes jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex ter correctie van de geldontwaarding. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de zwaarte van deze boetes in relatieve zin gelijk blijft. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van de hoogte van boetes voor verkeersovertredingen. Uit sommige onderzoeken blijkt dat het overtredingsgedrag hierdoor afneemt2, andere onderzoeken laten een minder duidelijke relatie zien3. Van de boete moet in ieder geval een voldoende afschrikwekkend effect uit gaan. Daarom is het van belang dat deze, als gevolg van de geldontwaarding.
Daarnaast is uiteraard ook de pakkans van groot belang. De inzet van verschillende innovatieve digitale handhavingsmiddelen zal hier een belangrijke bijdrage aan gaan leveren. In het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid is aangekondigd dat het OM verplaatsbare flitspalen en camera’s waarmee op handheld telefoongebruik gehandhaafd kan worden, gaat aanschaffen. Daarnaast blijft de politie zich ervoor inzetten om het aantal staandehoudingen te laten stijgen. Dat aantal is in de afgelopen jaren dan ook gestegen van 384.982 in 2017 naar 499.375 in 2021.
Wilt u bovenstaande vragen beantwoorden voor de behandeling van het ontwerpbesluit in de Tweede Kamer?
De indexering van de Wahv-boetes wordt gerealiseerd door middel van een algemene maatregel van bestuur waarmee de boetebedragen in de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) worden gewijzigd. Voor dit wijzigingsbesluit geldt een voorhangprocedure. Dit betekent dat de voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur niet eerder wordt gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd (artikel 2, vijfde lid, Wahv). De voorhangprocedure dient ertoe beide Kamers de mogelijkheid te bieden om gedurende vier weken vragen te stellen over het ontwerpbesluit. Het ontwerpbesluit is op 5 september 2022 aan uw Kamer en de Eerste Kamer toegestuurd. Blijkens informatie op de website van de Tweede Kamer zal het ontwerpbesluit op 14 september 2022 tijdens de procedurevergadering van de Vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid worden besproken. Ik heb deze vragen daarvoor beantwoord zodat de Kamer deze antwoorden in de procedurevergadering kan betrekken.
Het bericht ‘Gespecialiseerde arrestatieteams politie hebben handen vol aan verwarde personen’ |
|
Fleur Agema (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gespecialiseerde arrestatieteams politie hebben handen vol aan verwarde personen»?1
Ja, wij hebben kennisgenomen van het bericht.
Erkent u dat het aantal van 130.177 incidenten met verwarde personen waar de politie in 2021 moest optreden aantoont dat er nog steeds sprake is van een stijging van het aantal incidenten?
De politie treedt op wanneer er een melding bij de politie (en dus niet bij de zorg of een meldpunt) binnenkomt. Het is dan meestal niet duidelijk wat de aard van de situatie is en of en welke inzet van politie nodig is, of dat iemand eigenlijk hulp of ondersteuning vanuit de zorg of het sociaal domein nodig heeft. Indien de politie ter plaatse vaststelt dat dit laatste het geval is, wordt de zorg ingeschakeld of kan er een zorgmelding worden gedaan.
In het jaar 2020 registreerde de politie 102.253 en in 2021 130.184 meldingen van incidenten van personen met verward gedrag.2 De systematiek van de E33-meldingen is in de eerste plaats bedoeld voor de ondersteuning van de dagelijkse uitvoerende werkprocessen van de politie. Zij is niet bedoeld voor, en ook niet zonder meer geschikt voor, het opleveren van stuur- of verantwoordingsinformatie. Een E33-melding is een melding van overlast door een persoon met verward gedrag en wordt door de politie met de code E33 geregistreerd in het registratiesysteem Basisvoorziening Handhaving. De E33-meldingen gaan over een breed scala aan voorvallen, waarbij niet bekend is in welk aandeel van de gevallen politie-inzet noodzakelijk was. Het aantal meldingen geeft geen beeld van de aard of omvang van de problemen van mensen met verward gedrag. Eén persoon kan ook zorgen voor meerdere meldingen, zelfs bij een enkel incident. De stijging van het aantal geregistreerde meldingen wil niet per definitie zeggen dat de groep mensen met verward gedrag groeit. Om meer inzicht te krijgen in de problematiek, werken JenV en de politie momenteel samen aan een analyse van de E-33-meldingen. Hierover zullen wij uw Kamer nader informeren middels de eerstvolgende voortgangsbrief personen met verward gedrag.
Wij zijn bezig met de uitwerking van de afspraak in het coalitieakkoord over de problematiek van personen met verward gedrag. We zetten onze jarenlange, gezamenlijke aanpak voort en stimuleren daarnaast dat de politie, de ggz en het sociaal domein intensiever gaan samenwerken en ervoor zorgen dat personen met verward gedrag tijdig zorg of ondersteuning krijgen en niet onnodig worden opgepakt. Hiermee wordt de politie ontlast. In de voortgangsbrief van 15 juli jl. hebben wij uw Kamer hierover geïnformeerd.3
Beseft u dat dit aantal incidenten betekent dat elke agent gemiddeld twee uur per dag van zijn dienst moet besteden aan de problematiek van verwarde personen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling dat de toch al zeer schaarse politiecapaciteit hierdoor nog verder wordt aangetast?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling dat de problematiek van de verwarde personen primair de taak is van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en het sociale domein en niet van de politie? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Bij meldingen over personen met verward gedrag die door de politie worden beoordeeld is vooraf vaak onduidelijk of inzet van de politie noodzakelijk is. Het is de taak van politie om zorg te dragen voor de handhaving van de rechtsorde en openbare orde en om hulp te verlenen aan hen die dit behoeven. Waar het deze kerntaken betreft is inzet van de politie dan ook terecht. Ditzelfde geldt voor inzet van justitie daar waar het misdrijven betreft. Echter, de zorgtaak voor deze mensen ligt niet bij de politie. De personen uit de doelgroep hebben dikwijls niet (alleen) behoefte aan inzet van de zorg, maar vragen ook om inzet van het sociaal domein in de vorm van begeleiding, schuldhulpverlening, huisvesting, werk en dagbesteding. De aanpak van het kabinet is er daarom op gericht om de samenwerking tussen ggz, politie en sociaal domein te verbeteren zodat de personen uit deze doelgroep tijdig worden toegeleid naar passende zorg en ondersteuning. Dit moet er ook toe leiden dat deze mensen niet meer onnodig in aanraking komen met politie en justitie.
Bent u het eens met de stelling dat deze jaarlijkse stijging van het aantal incidenten rondom verwarde personen betekent dat de aanpak zoals u, samen met uw collega voor Langdurige Zorg en Sport (LZS), op touw hebt gezet, niet (voldoende) resultaat levert? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Er komen verschillende complexe problemen samen in de aanpak van personen met verward gedrag, wat het een taai maatschappelijk probleem maakt dat blijvend onze aandacht vraagt. De afgelopen jaren hebben we goede stappen gezet in een werkende aanpak voor personen met verward gedrag en we blijven erop inzetten om de aanpak in iedere regio te versterken. Daarbij intensiveren we onze inzet op het bevorderen van de samenwerking tussen politie, ggz en het sociaal domein. Een betere samenwerking tussen deze partijen moet erin resulteren dat personen met verward gedrag zo snel mogelijk passende zorg en ondersteuning krijgen en niet onnodig in aanraking komen met politie en justitie. Professionals uit de praktijk weten wat werkt. Er bestaan goede voorbeelden uit de praktijk die hun vruchten afwerpen. Deze voorbeelden zijn op basis van eerdere pilots in kaart gebracht. We vragen daarom politie, ggz en gemeenten om inspiratie te putten uit deze voorbeelden en om een van deze samenwerkingsvormen duurzaam te implementeren.
Voor de uitvoering van dit beleid worden middelen uit de preventieparagraaf van het coalitieakkoord ingezet. Er is structureel 39 miljoen euro extra gereserveerd voor de aanpak van personen met verward gedrag. Om zicht te hebben op de voortgang van de vorderingen per regio wordt er een dashboard vormgegeven. Deze zullen wij ook gebruiken als basis voor de informatievoorziening aan uw Kamer.
Bent u bereid om in dat kader ervoor te zorgen dat vanaf het begin van een melding rondom een verward persoon de politie samen met iemand van de zorgverlening/GGZ naar zo’n melding toe kan gaan, zodat mensen meteen op de goede plek terecht komen en niet in een politiecel belanden?
De maatregel die u in vraag 7 aanhaalt wordt ook wel «straattriage» genoemd. Afhankelijk van de lokale/regionale context kan straattriage een succesvol middel zijn om te voorkomen dat personen met verward gedrag onnodig in aanraking komen met justitie en toegeleid worden naar de juiste zorg of ondersteuning. Zo heeft men in Twente goede ervaringen met deze maatregel en is Amsterdam deze maatregel momenteel aan het ontwikkelen. Het is van belang dat politie, zorg en het sociaal domein op een goede manier samenwerken en elkaar weten te vinden wanneer nodig. Dit kan, afhankelijk van de lokale context, ook op een andere wijze worden georganiseerd. De partners in de uitvoeringspraktijk weten het best hoe dat ingevuld kan worden. Het Rijk deelt daarnaast, onder andere binnen het Actieprogramma Grip op Onbegrip en met de regioadviseurs Zorg en veiligheid, voorbeelden uit de praktijk zoals straattriage met gemeenten en regio’s. Tijdens werkconferenties die per 2023 door het land worden georganiseerd zal uitgebreid worden stilgestaan bij manieren om de samenwerking in te richten, zoals geschetst in de voortgangsbrief. Het is aan regio’s zelf om hier (op basis van de voorbeelden uit de praktijk) mee aan de slag te gaan en hier gezamenlijk op goede wijze vorm aan te geven.
Bent u bereid om de succesvolle pilot in de gemeente Eindhoven als voorbeeld te nemen/landelijk uit te rollen?
Ervaring vanuit de werkplek en vanuit de praktijk leert dat een blauwdruk niet werkt. Daarom zal het Rijk aansluiten op de behoeftes van de lokale uitvoeringspartners en stimuleren dat regio’s van elkaar leren.
Aangezien zelfs het aantal meldingen waarvoor een arrestatieteam (AT) van de Dienst Speciale Interventies (DSI) van de politie moest worden ingezet, in 2021 is verdubbeld en dit jaar het aantal waarschijnlijk nog hoger zal liggen, deelt u dan de mening dat dit een volstrekt onwenselijke situatie is, zowel voor de betreffende politieagenten als de verwarde personen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
De politie zal optreden op een wijze die zij passend acht. Zoals al aangegeven is het verlenen van zorg geen kerntaak van de politie. Indien er gevaar is voor de betrokkene zelf of zijn omgeving, of er sprake is van een strafbaar feit, kan dit de inzet van specialistische politiecapaciteit inhouden. Vanzelfsprekend wordt deze specialistische politiecapaciteit niet ingezet wanneer er geen veiligheidsrisico is. Het is echter bij een melding niet altijd vooraf duidelijk wat er aan de hand is. Waar sprake is van een zorg- of ondersteuningsbehoefte van de betrokkene, is ook van belang dat iemand zo snel mogelijk wordt toegeleid naar passende zorg of ondersteuning en dat politie en de hiervoor verantwoordelijke partijen elkaar goed weten te vinden. Zoals eerder aangegeven, is de verwachting dat deze samenwerking er ook toe leidt dat personen met verward gedrag niet meer onnodig in aanraking komen met de politie.
Bent u het het eens met de stelling dat de dure en specialistische politiecapaciteit van de arrestatieteams voor andere taken moet worden ingezet, zeker gezien het feit dat u van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit een topprioriteit hebt gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het eens met politiechef de heer Sitalsing dat veel eerder en preventief moet worden ingegrepen, ofwel dat er eerder lokaal voor deze zorg budget beschikbaar moet zijn (voordat iemand als psychiatrisch wordt aangeduid)? Zo ja, bent u bereid dit met uw collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en/of van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te bespreken?
Wij zijn het met dhr. Sitalsing eens dat betrokken partijen elkaar moeten weten te vinden, alsook dat het voorkomen van (escalatie van) problematiek van belang is. De in de vraag genoemde departementen werken al jaren samen aan de aanpak van personen met verward gedrag waarbij de insteek is om zo snel mogelijk passende zorg en ondersteuning te bieden. We zetten de komende periode extra in op het intensiveren van de lokale en regionale samenwerking tussen partijen om toeleiding naar de zorg en ondersteuning te versterken. In dezen wijzen wij u ook de bovengenoemde brief van 15 juli 2022.
Zo ja, vindt u niet dat ook de vraag moet worden gesteld of de zogenoemde «ambulantizering» (het buiten de kliniek laten verblijven van verwarde personen/psychiatrische patiënten) niet te ver is doorgeschoten en sommige patiënten beter in een (gesloten) kliniek dienen te verblijven dan «zelfstandig» te wonen? Zo ja, wat gaat u in dat kader, samen met uw collega van VWS, doen?
Uit onderzoek van het Trimbos Instituut4 en de Rapportage verkenning verward gedrag5 blijkt dat er geen relatie is tussen de afbouw van het aantal klinische opnameplekken (ambulantisering) en het aantal (E33-)meldingen van personen met verward gedrag bij de politie.
Wij willen graag benadrukken dat personen met verward gedrag niet één op één gelijk zijn te stellen met personen met psychische problematiek. Het betreft een bredere groep personen die kampt met veelal een combinatie van verslavings- en psychische problematiek, dementie, een (licht) verstandelijke beperking en/of levensproblemen zoals schulden of het verlies van een naaste. Daarnaast is de inzet om deze personen zoveel mogelijk in hun eigen omgeving te behandelen en ondersteuning te bieden als dat nodig is, ingegeven vanuit het oogpunt dat dit beter bijdraagt aan herstel en kwaliteit van leven. Het is aan de behandelaar om te beslissen over de meest passende zorg of ondersteuning. Dit kan zowel ambulant als klinisch zijn, afhankelijk van de problematiek van de persoon.
Heeft de regering inmiddels spijt van het sluiten van de verzorgingshuizen en het laten verdwijnen van eenderde van de intramurale GGZ-plekken door Rutte 2?
Zie antwoord vraag 12.
Hoeveel extra plekken zijn er nu nodig om het probleem structureel op te lossen?
Zoals eerder genoemd, is de groep personen met verward gedrag niet één op één gelijk te stellen aan de groep personen met een psychische aandoening. Nog minder is deze groep gelijk te stellen aan personen die baat hebben bij een klinische opname. De groep personen met verward gedrag is divers van aard en individuen binnen deze groep hebben ieder een eigen zorg- of ondersteuningsvraag. Wij zetten ons ervoor in om te zorgen dat professionals in de praktijk goed en domeinoverstijgend samenwerken om hen de juiste (combinatie van) zorg of ondersteuning te bieden. Wanneer er hiervoor extra klinische capaciteit nodig is, gaan wij hierover met partijen in gesprek.
Kunt u aangeven welk percentage van de verwarde personen dementerend is?
Nee, daartoe zijn wij niet in staat. De politie stelt bij een melding van verward gedrag geen diagnoses, de politie beschikt niet over de daarvoor vereiste medische expertise. Hierdoor is niet inzichtelijk bij welk percentage van de meldingen over verward gedrag het gaat om een persoon met dementie.
Het bericht ‘Onwel geworden arrestant Borne overleden’ |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het nieuwsbericht van het Parool van 25 augustus 2022: «Onwel geworden arrestant Borne overleden»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de man die op 18 augustus na zijn arrestatie in Borne (Overijssel) tijdens het politievervoer naar het politiebureau onwel is geworden afgelopen donderdag 25 augustus is overleden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kunt u vertellen waarom volgens u en volgens de politie deze arrestant onwel is geworden tijdens of na zijn arrestatie? Zo nee, waarom niet?
Vooruitlopend op de conclusies van het onderzoek kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze specifieke zaak, de vragen 3 t/m 14 en 16 t/m 26 kan ik om die reden niet individueel beantwoorden. Wel kan ik het volgende melden.
Indien in de context van het politie-ingrijpen een dodelijke afloop ontstaat dan is het standaard-protocol dat na het incident de officier van justitie in kennis wordt gesteld en dat er een onderzoek plaatsvindt door de Rijksrecherche.3 Conform protocol doet de Rijksrecherche onderzoek naar dit incident. De Rijksrecherche onderzoekt of het optreden van de betrokken politieambtenaren conform de daarvoor geldende regels – waaronder de proportionaliteit en subsidiariteit – heeft plaatsgevonden. Ter ondersteuning van het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal kan gebruik worden gemaakt van voorhanden beeldmateriaal. Ook bodycamopnamen zijn vatbaar voor onderzoek door de Rijksrecherche. Naar verwachting zal het onderzoek nog enkele maanden duren. Na afloop van het onderzoek is het aan de officier van justitie om op basis van de feiten te beoordelen of de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoende in acht genomen zijn.
Kunt u vertellen wat de aanleiding vormde voor de politie om over te gaan tot arrestatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat één van de agenten een knie op de reeds bewusteloze man zette? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u de beelden van RTV Oost2 gezien waarop het zichtbaar is dat één van de agenten een knie op de reeds bewusteloze man zette? Zou u uw zienswijze willen geven op het handelen van deze agent? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat het er op beelden van RTV Oost naar uit ziet alsof de man, die bewusteloos lijkt, uit de auto wordt getrokken en op straat wordt gelegd? Kunt u aangeven waarom de man uit de auto werd getrokken? Klopt het dat de man al in zijn eigen auto bewusteloos was en dus niet tijdens het politietransport? Kunt u aangeven wat de noodzaak was voor de politieagent om zijn knie op de borst van de Hengeloër te plaatsen?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat deze arrestatie voldoet aan de vereisten van proportionaliteit? Zo ja, waarom wel? Zo nee, hebben de politieagenten volgens u buitenproportioneel gehandeld?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een feitenrelaas met de Kamer delen met de precieze gebeurtenissen en de omstandigheden? Kunt u tevens met de Kamer delen welke geweldsmiddelen bij deze aanhouding door de politie zijn gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Rijksrecherche onderzoek doet naar het incident/politieoptreden? Bent u bereid het onderzoeksopzet van de rijksrecherche dan wel de onderzoeksvragen (eventueel vertrouwelijk) te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het Openbaar Ministerie laat weten dat conclusies van het onderzoek van de Rijksrecherche nog wel even op zich kunnen laten wachten. Kunt u desondanks een indicatie geven van wanneer u verwacht dat de resultaten van het onderzoek van de Rijksrecherche naar de gebeurtenissen bekend gemaakt zullen worden en op welke wijze deze bekend gemaakt zullen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Worden de video- en fotobeelden die in het bezit zijn van RTV Oost en eventuele beelden van getuigen betrokken bij het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of de betrokken agenten, tijdens de aanhouding met bodycams uitgerust waren en of deze beelden meegenomen zullen worden in het onderzoek van de Rijksrecherche? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Hengeloër ten tijde van de aanhouding op donderdag 18 augustus rond 20.15 uur bij bewustzijn was? Zo nee, kunt u toelichten wat zijn toestand was?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de betrokken politiemedewerkers in onderhavige casus in afwachting van het onderzoek door de Rijksrecherche niet buiten functie zijn gesteld? Zo nee, waarom zijn de betrokken politiemensen gedurende het onderzoek naar de zaak niet direct op non-actief gesteld? Kunt u aangeven waarom de politie, reeds voor afronding van het Rijksrecherche-onderzoek, het volgende aangeeft: «De collega’s die bij de arrestatie van de onwel geworden man waren betrokken, zijn in dat onderzoek geen verdachte. We hebben er vertrouwen in dat dit onderzoek op een objectieve en zorgvuldige manier wordt gedaan. Op dit moment zien wij geen enkele aanleiding om een maatregel tegen de betrokken collega’s te treffen»?
Met de inwerkingtreding van de Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar per 1 juli jl. vindt onderzoek door de Rijksrecherche naar het gebruik van geweld door politieambtenaren plaats binnen het kader van het feitenonderzoek. Binnen een feitenonderzoek wordt onderzocht of het geweld is toegepast conform de daarvoor geldende regels. Daartoe kunnen – anders dan voorheen – de daarvoor benodigde onderzoeksbevoegdheden worden uitgeoefend zonder dat de betrokken politieambtenaar als verdachte wordt aangemerkt. Indien de resultaten van het feitenonderzoek daartoe aanleiding geven, kan hierna alsnog een regulier opsporingsonderzoek worden ingesteld, waarbinnen de betrokken politieambtenaar als verdachte wordt aangemerkt. De politie wacht de uitkomsten van het onderzoek af en ziet op dit moment geen aanleiding om maatregelen te treffen tegen de betreffende medewerkers.
Kunt u en kan de politie op dit moment uitsluiten dat er sprake is van een causaal verband tussen het politieoptreden en het overlijden van de Hengeloër? Zo ja, op basis waarvan stelt u dit? Zo nee, welke concrete aanwijzingen zijn er voor een causaal verband tussen het politieoptreden en het overlijden van de Hengeloër?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of de patholoog in zijn/haar voorlopige bevindingen de doodsoorzaak heeft vastgesteld?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of er nog een toxicologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wat de aanleiding vormde voor de politie om deze Hengeloër staande te houden en een drugsonderzoek uit te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
Door wie is deze Hengeloër vervoerd naar het ziekenhuis? Is dit door de politie gebeurd of door een ambulance?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de politie instructies gegeven aan medewerkers van het ziekenhuis over wat wel en niet extern gecommuniceerd mag worden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wat de eerste bevindingen waren van het ziekenhuis? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of er in het ziekenhuis is geconstateerd dat er wel of niet sprake was van fysiek letsel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de aanleiding geweest voor de snelle reactie van de Rijksrecherche en het besluit om de aanhouding en het politieoptreden te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitsluiten dat het overlijden van deze Hengeloër een gevolg is van de geweldstoepassing door politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er volgens u bij dit politieoptreden de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoende in acht genomen? Zo ja, waar baseert u dit dan op? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoe vaak de politie in de afgelopen 4 jaar (2019, 2020, 2021 en 2022) uit eigen beweging een disciplinair onderzoek heeft gestart tegen politiemedewerkers na signalen van (mogelijk) buitenproportioneel geweld?
De politie beschikt niet over de gevraagde aantallen van uit eigen beweging gestarte disciplinaire onderzoeken na signalen van (mogelijk) buitenproportioneel geweld. De politie beschikt wel over algemene cijfers van het totaalaantal afgeronde disciplinaire en lijnonderzoeken en de opgelegde maatregelen. Deze gegevens publiceert de politie in de jaarverantwoording4. Ten aanzien van de opgelegde maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen het type gedraging en de wijze van afdoening.
Uit de «review Kwaliteit interne onderzoeken»5 is eerder al gebleken dat de registratie van dergelijke onderzoeken binnen de politie niet altijd afdoende was en daarom is de politie begin 2022 gestart met een vorm van eenduidige registratie binnen de gehele organisatie. Dit met als doel om relevante sturingsinformatie op te halen en te monitoren. Het landelijke informatiebeeld groeit in kwaliteit en uniformiteit, waardoor op termijn concreet op data gestuurd kan worden. Registratie en monitoring zullen nog verder worden doorontwikkeld. Eind 2021 is de politie gestart met het werken met landelijke registratiecategorieën om eenduidige vastlegging en duiding te bevorderen. Er zijn interne afspraken gemaakt over rijkere vastleggingen waardoor zicht wordt verkregen op het aantal onderzoeken en de doorlooptijden.
Kunt u aangeven hoe vaak de politie in de afgelopen 4 jaar (2019, 2020, 2021 en 2022) na een disciplinair onderzoek tegen politiemedewerkers, naar aanleiding van signalen van (mogelijk) buitenproportioneel geweld, is overgegaan tot disciplinaire straffen/berispingen en hoe vaak het OM hierop volgend een strafrechtelijk onderzoek heeft gestart?
In de afgelopen jaren is respectievelijk 14 (2021), 6 (2020) en 11 (2019) keer overgegaan tot disciplinaire straf na misbruik van geweldsbevoegdheid. Het betreft hierbij zaken waar het geweld niet subsidiair en/of proportioneel was of gewoonweg niet was toegestaan. Omdat het veelal gaat om nog lopende onderzoeken is het niet mogelijk om tussentijds cijfers te delen van 2022, dit kan alleen na afloop van het lopende jaar. Het gaat hier om de zaken waarin misbruik van geweldsbevoegdheid de primaire aanleiding vormde voor het overgaan tot disciplinair straffen.
De Rijksrecherche doet altijd onderzoek in geval er sprake is van confrontaties met opsporingsambtenaren met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Cijfers over strafrechtelijke onderzoeken die zouden volgen uit disciplinaire onderzoeken worden niet als zodanig bijgehouden. Daarbij wordt benadrukt dat het gaat om verschillende trajecten.6
Kunt u aangeven of het door de Korpschef ingestelde landelijk strafmaatregel (SMO) effectief is gebleken in de afgelopen jaren?
Om uniformiteit over de op te leggen maatregel binnen de politie te waarborgen is door de korpschef een landelijk strafmaatoverleg (SMO) ingesteld. Het SMO bestaat uit vijf HRM-juristen die niet eerder een rol hebben gehad in de betreffende zaak, een technisch voorzitter, een secretaris en de inbrenger van het voornemen tot disciplinaire strafoplegging (ook een HR-jurist). Het SMO adviseert of de voorgestelde disciplinaire straf passend en evenredig is op basis van onder meer (interne) jurisprudentie. De instelling van het SMO heeft geleid tot een structurele landelijke afstemming van de strafmaat in disciplinaire zaken waar dat voorheen niet het geval was. Er is nu ook een landelijk beeld beschikbaar voor adviseurs en bevoegd gezag. In beide opzichten is het SMO effectief gebleken.
Bent u bereid de bovenstaande vragen afzonderlijk te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De meeste vragen hebben betrekking op gebeurtenissen die thans onderwerp zijn van onderzoek door de rijksrecherche. Vooruitlopend op de conclusies van het onderzoek kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze specifieke zaak. Om die reden wordt niet elke vraag afzonderlijk beantwoord.
Het Stelsel Beroepsziekten en Dienstongevallen Politie |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Graag vraag ik uw aandacht voor onderstaande vragen met betrekking tot het Stelsel Beroepsziekten en Dienstongevallen Politie:
(Voormalig) politiemedewerkers met PTSS of een andere beroepsziekte hebben recht op de zorg die zij behoeven en een zorgvuldige afwikkeling van hun schade. In dit kader is een nieuw stelsel ontwikkeld, dat volgend jaar zal ingaan. In het nieuwe stelsel wordt veel meer aandacht besteed aan zorg en herstel. Het stelsel wordt gebaseerd op vertrouwen. Daarbij wordt zoveel mogelijk voorkomen dat betrokkenen zich bij geschillen tot de rechter moeten wenden.
Vooruitlopend op dit nieuwe stelsel wikkelt de politie de lopende schadezaken af op basis van een interne richtlijn, die is opgesteld langs de contouren van dit nieuwe stelsel. De politie doet betrokkenen een voorstel voor een minnelijke schikking. Daarbij wordt ruimhartig omgegaan met de vergoeding van zowel de immateriële als de materiële schade.
De interne richtlijn zal worden vervangen door overgangsbeleid, dat is overeengekomen met de politievakorganisaties. Gestreefd wordt naar invoering begin 2023. Dit overgangsbeleid is opgesteld langs de uitgangspunten van het nieuwe stelsel. En met het overgangsrecht wordt voorkomen dat bepaalde betrokkenen tussen wal en schip vallen.
Op basis van zowel de interne richtlijn als het overgangsbeleid wordt rekening gehouden met eerder uitgekeerde bedragen. Indien betrokkenen het hier niet mee eens zijn of om andere reden geen overeenstemming bereiken met de politie kunnen zij zich wenden tot een onafhankelijke, paritaire commissie, de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie. Deze commissie is door mijn voorganger ingesteld om een onafhankelijk oordeel te geven over de billijkheid en redelijkheid van het voorstel van het bevoegd gezag. De commissie beoordeelt per individuele casus of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het advies van de commissie wordt opgevolgd door de politie, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen.
Bent u ermee bekend dat bij de uitvoering van het Stelsel Beroepsziekten en Dienstongevallen Politie de reeds uitgekeerde vergoedingen voor immateriële schade worden verrekend met de materiële restschade waar o.a. (voormalig) politieambtenaren met PTSS recht op hebben?
De (hoogte van de) vergoedingen bij het nieuwe stelsel en op basis van de interne richtlijn en het overgangsbeleid zijn in de meeste gevallen gunstiger voor de betrokkenen dan bij het oude stelsel. Onder het oude stelsel ontvingen de betrokkenen enkel smartengeld. In de berekening van dit smartengeld zijn zowel immateriële als materiële componenten van schade meegenomen.
In het nieuwe stelsel, het overgangsbeleid en onder de interne richtlijn zijn de immateriële en materiële schade uit elkaar gehaald. De betrokkenen ontvangen zuiver smartengeld voor immateriële schade en een vergoeding voor materiële schade. Bij de berekening van de vergoeding voor de materiele schade worden meer componenten meegenomen dan onder het oude stelsel.
In lopende schadezaken (die onder de interne richtlijn worden afgewikkeld) wordt daarom een nieuwe en ruimhartige berekening gemaakt van zowel de immateriële als de materiële schade. Aan deze betrokkene wordt vervolgens een nieuw voorstel gedaan als minnelijke schikking. Aanzien betrokkene onder het oude stelsel al een vergoeding heeft ontvangen en deze vergoeding dezelfde schade betreft, wordt dit bedrag betrokken bij het minnelijke voorstel. Dit doen we ook om rechtsongelijkheid met andere betrokkenen te voorkomen.
De interne richtlijn was tot stand gebracht zonder instemming van de politievakorganisaties. Zij hadden met name bezwaar tegen de wijze waarop het voorstel wordt bepaald die naar hun oordeel onvoldoende concreet is beschreven. Ik ben blij dat met de politievakorganisaties inmiddels een nieuw overgangsbeleid is overeengekomen. Daarbij wordt voor de schade-afwikkeling aangesloten bij de wijze waarop hiermee wordt omgegaan in het nieuwe stelsel. Uitgangspunt blijft dat eerder uitbetaalde bedragen worden betrokken bij de afwikkeling van de schade. Indien betrokkenen zich niet kunnen vinden in het voorstel van de politie, hebben zij de mogelijkheid hun casus voor te leggen aan de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie.
Waarom heeft u gekozen voor deze verrekening?
Ik kan mij voorstellen dat voor sommige betrokkenen de uitkering van het smartengeld die zij ontvingen, op basis van het oude stelsel, hebben ervaren als een erkenning van hun leed en de mentale (en fysieke) schade waar zij mee kampen als gevolg van hun PTSS (of een andere beroepsziekte). En dat het feit dat deze uitkering wordt betroken in het uiteindelijke voorstel wordt ervaren als het intrekken van deze uitkering. Ik betreur dat beeld want het belang van de betrokkene staat voor mij altijd voorop. Om deze reden hoop ik dat de uitleg in de beantwoording van vraag 2 meer helderheid geeft over het betrekken van het smartengeld bij het minnelijke voorstel en dat de betrokkene onder het nieuwe stelsel of op basis van de interne richtlijn ruimhartig wordt gecompenseerd.
Mijn intentie is dat ruimhartig, rechtvaardig en verdedigbaar wordt omgegaan met de vergoeding, dat is wat onze politiemedewerkers verdienen. Politie maakt hiertoe op basis van de contouren van het nieuwe stelsel een ruimhartige inschatting van zowel de materiële schade als het smartengeld. Als die eerder uitgekeerde vergoeding niet zou worden betrokken bij het voorstel zou dat niet uitlegbaar zijn naar andere betrokkenen. Tenzij er sprake is van specifieke omstandigheden die een afwijkende aanpak rechtvaardigen. De Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie is door mijn voorganger ingesteld om hierover een onafhankelijk advies te geven. De commissie beoordeelt per individuele casus of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het advies van de commissie wordt opgevolgd door de politie, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen.
Erkent u dat dit betekent dat politieagenten nu dus praktisch gezien zelf betalen voor psychologische schade die men heeft geleden en nog steeds onder kampen naar aanleiding van hun werk bij de politie?
Ik acht het van belang voor de betrokkenen dat de lopende schadezaken voortvarend en zorgvuldig worden afgehandeld, waarbij gekomen wordt tot een afhandeling die recht doet aan hun situatie op het gebied van benodigde zorg en toegekende aanspraken. De vraag is of alles overziend een redelijk en billijk voorstel wordt gedaan. Om hier een onafhankelijk advies over te krijgen hebben betrokkenen de mogelijkheid hun dossier voor te leggen aan de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie. Die beoordeelt per individuele casus of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er specifieke persoonlijke omstandigheden zijn die een andere uitkomst rechtvaardigen.
Is de Minister van mening dat dit in lijn is met motie-Helder (Kamerstuk 35 570, nr. 6) waarin de regering verzocht wordt om het smartengeld toegekend in oude PTSS-dossiers niet te verrekenen met materiële restschade?
Het advies van 25 februari 2022 is door het lid Helder onder mijn aandacht gebracht. Daarin stelt de commissie dat verrekening van het eerder toegekende smartengeld strikt juridisch genomen niet is toegestaan, maar dat met wederzijdse instemming van de betrokken partijen hier wel toe kan worden besloten. In een later advies heeft de commissie dit aangevuld en gesteld dat het totaal aan uitkeringen mag worden betrokken in de eindafdoening en van de medewerker mag worden verlangd dat die eerdere aanspraken betrekt bij de vraag of alles overziend een redelijk en billijk voorstel wordt gedaan, gezien het minnelijke, niet strikt-juridische karakter van de eindafdoening.
De afhandeling van de individuele restschadedossiers valt onder de verantwoordelijkheid van de korpschef. Ook in de zaken die worden ingediend bij de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie ben ik als Minister geen partij. De politie heeft mij medegedeeld dat zij de adviezen van de commissie tot op heden heeft opgevolgd. Naar ik heb begrepen heeft dat met twee betrokkenen nog niet tot overeenstemming geleid. Momenteel wordt door de politie bekeken op welke wijze deze dossiers op zorgvuldige wijze alsnog in der minne kunnen worden afgewikkeld, indien betrokkenen hier open voor staan. Betrokkenen staat uiteraard een formele rechtsgang open als zij er in het minnelijke traject niet uitkomen.
Is de Minister bekend met de adviezen van de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie (CARAP) op 25 februari 2022 en 14 maart 2022 waarin het CARAP adviseert om al toegekende smartengeld niet in mindering te brengen op de aan hem uit te keren restschade?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom heeft u niet gehandeld in lijn met dit advies?
De Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie deelt haar adviezen enkel met de betrokken partijen. Als Minister ben ik geen partij in de zaken die dienen bij deze commissie. Omdat de adviezen privacygevoelige informatie bevatten over de betrokkenen word ik als Minister door het bevoegd gezag op hoofdlijnen geïnformeerd. Ten behoeve van de beantwoording van uw vragen zijn twee andere adviezen geanonimiseerd met mij gedeeld. Omdat de adviezen van de commissie over individuele casussen gaan, en ik als Minister zoals gezegd daarin geen partij ben, is het niet aan mij om deze adviezen met uw Kamer te delen.
Kunt u met de Kamer de interne correspondentie op het ministerie en de andere adviezen die u heeft gehad naar aanleiding van dit advies delen?
Ik betreur het beeld dat u schetst dat politieagenten, die vaak hun leven en gezondheid op het spel hebben gezet om de samenleving te dienen, het idee hebben dat ze in de steek worden gelaten. Daarvan kan wat mij betreft geen sprake zijn. Integendeel, zij verdienen de zorg die nodig is en een passende vergoeding van hun schade. Ik onderken dat het huidige stelsel minder gericht is op zorg en ondersteuning. Medewerkers hebben aangegeven hierdoor de aandacht en de morele steun van de werkgever te missen. Onder andere om die reden is in het nieuwe stelsel aandacht besteed aan factoren die in het verleden het herstel en de re-integratie van betrokkenen hebben belemmerd en wordt het stelsel verbeterd met de volgende uitgangspunten: eenvoudiger, minder druk op de medewerker, tempo in de afhandeling en re-integratie bij de politie. Ook de afwikkeling van lopende zaken vindt zoveel mogelijk volgens dezelfde uitgangspunten plaats. Dat past bij een rechtvaardige en verdedigbare benadering. Het streven is de lopende procedures op een snelle en zorgvuldige (informele) wijze af te ronden, zodat betrokkenen een juridische procedure wordt bespaard. Ik wil benadrukken dat vele betrokkenen inmiddels langs deze weg een overeenkomst met de politie hebben kunnen treffen en dat het om enkelen gaat waar dit nog niet lukt. Voor die gevallen heeft mijn voorganger eerdergenoemde commissie ingesteld.
Begrijpt u dat deze gang van zaken op (voormalig)politieagenten, die vaak hun leven en gezondheid op het spel hebben gezet om de samenleving te dienen, overkomt alsof ze in de steek worden gelaten?
De huidige werkwijze leidt mijns inziens tot een ruimhartige en verdedigbare uitkomst, waarbij zoveel mogelijk wordt vooruitgelopen op het nieuwe stelsel. Zoals hierboven genoemd is ook overeenstemming bereikt met de vakorganisaties over nieuw overgangsbeleid. Ook in het overgangsbeleid blijft sprake van het betrekken van eerder uitgekeerde bedragen.
Indien betrokkene het niet eens is met het voorstel van de politie kan de betrokkene zich voor een onafhankelijk advies wenden tot de onafhankelijke Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie die per individuele casus beoordeelt of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het advies van de commissie wordt opgevolgd door de politie, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen.
In vrijwel alle gevallen heeft dit geleid tot overeenstemming over het voorstel, in enkele gevallen tot een nader advies van de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie.
Kan de Minister toezeggen dat ze deze situatie rechtzet en reeds uitgekeerde immateriële schade niet verrekend met materiële restschade?
Zie antwoord op vraag 9.
Is de Minister bereid om de gevallen waar dat wel al is gebeurd te rectificeren?
Ik heb geprobeerd de vragen zoveel mogelijk afzonderlijk te beantwoorden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Het is vanwege de afstemming met verschillende betrokken partijen helaas niet gelukt, mijn excuses hiervoor.
Kunt u deze vragen voor 15 oktober beantwoorden?
De opvangcrisis |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat de situatie in Ter Apel volstrekt uit de hand is gelopen vanwege de grote aantallen asielzoekers die buiten de poort verblijven en de toenemende onveiligheid?1
De situatie op en om het aanmeldcentrum in Ter Apel is al lange tijd zeer schrijnend. Met de afspraken die eind augustus zijn gemaakt2 proberen wij, in nauwe samenwerking met de verschillende gemeenten en veiligheidsregio’s, de situatie beheersbaar te krijgen en de crisis op de lange termijn het hoofd te kunnen bieden. De afgelopen tijd verbleven er dan ook geen grote aantallen asielzoekers buiten de poort. Desondanks blijft de opvangsituatie onverkort kritisch en is het vrijwel elke dag onzeker of elke asielzoeker een dak boven zijn hoofd heeft. De nood is heel hoog.
Deelt u de mening dat deze opvangcrisis wordt veroorzaakt door eerdere sluiting van opvangplekken, tekortschietende financiering, trage procedures en een falend terugkeerbeleid?
Er is een aantal belangrijke oorzaken voor de huidige crisis, waarbij er een schrijnend tekort aan geschikte opvangplekken voor asielzoekers is. Ten eerste is het aantal opvangplekken na de piek van 2016 afgeschaald, cf. de huidige systematiek waarbij het COA voornamelijk wordt gefinancierd per beslapen bed. Ten tweede is het aantal asielzoekers dat in Nederland asiel aanvraagt hoger dan in 2021. Dat is deels te verklaren door het opheffen van de reisbeperkingen die lange tijd golden vanwege het coronavirus. Daarnaast kunnen gemeenten niet genoeg woningen vinden voor asielzoekers met een verblijfsvergunning, waardoor er te weinig plekken vrijkomen in de opvangcentra. Ook de achterstanden bij de IND dragen bij aan het probleem.
Deelt u de mening dat de tijd van adhoc-maatregelen voorbij is en dat het tijd wordt voor structurele oplossingen? Zo ja, waarom moet dit zo lang duren?
Ja. Om die reden kijken we in de brief van 26 augustus jl. naar manieren om op de lange termijn uit de crisis te kunnen komen én blijven.
Deelt u de mening dat vluchtelingen die recht hebben op asiel eerlijk over Nederland moeten worden verdeeld en dat mensen die geen recht hebben op asiel zo snel mogelijk moeten terugkeren?
Ja.
Indien u deze mening deelt, waarom confronteert u de plaats Albergen met 3500 inwoners dan plotsklaps en exclusief met de komst van 300 asielzoekers, zonder enige inspraak?
Sinds april is op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Na verschillende contactmomenten volgde begin juni op bestuurlijk niveau bericht van COA richting de gemeente over het voornemen van het COA om het hotel te kopen. Daarbij heeft het COA het aanbod gedaan om in het hotel ook ruimte te maken voor de opvang van de aan de gemeente gekoppelde statushouders. Bij de gemeente was bestuurlijk echter alleen draagvlak voor kleinschalige huisvesting van statushouders en niet voor de opvang van asielzoekers. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden. Na de collegevergadering van 21 juni heeft het college van Tubbergen richting het COA aangegeven niet te zullen meewerken. Op 12 augustus hebben het COA en de eigenaresse van het hotel de koopovereenkomst gesloten voor hotel ’t Elshuys. Op 2 september zijn de gemeente Tubbergen, het COA en het Rijk tot gezamenlijke afspraken gekomen over de opvang van maximaal 150 asielzoekers in het voormalige hotel ’t Elshuys in Albergen. Deze afspraken zijn neergelegd in een overeenkomst dd. 19 september 2022 waarin tevens is overeengekomen dat de gemeente de vergunningsaanvraag van het COA in behandeling neemt. De reguliere procedure, inclusief openbaarmaking, wordt daarmee gevolgd. Het AZC blijft maximaal voor twee periodes van vijf jaar open. Na de eerste vijf jaar vindt evaluatie plaats waarna verlenging van nog eens vijf jaar wordt afgesproken of stopzetting plaats vindt.
Deelt u de mening dat een eerlijke en evenredige verdeling van vluchtelingen over kleinschalige locaties in heel Nederland (alsmede het aanpakken van de onveiligheid en een daadkrachtig terugkeerbeleid) op veel meer draagvlak kan rekenen dan «hapsnap» locaties aanwijzen waarbij grote onrust onder bewoners ontstaat?
Ik deel de mening dat asielopvang eerlijk en evenredig over het land moet worden verdeeld. Om in te kunnen spelen op veranderende instroom hebben het rijk, de provincies, het COA en de VNG afspraken gemaakt in de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen. Op 26 augustus jl. is afgesproken hier versneld uitvoering aan te geven, inclusief uitbreiding van duurzame (kleinschalige) (nood)opvanglocaties aan de hand van de vastgestelde verdeelsleutel en vier gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties3. Desalniettemin zijn er op diverse plekken in Nederland grootschalige locaties die goed functioneren, ook naar tevredenheid van de omgeving.
Bent u bereid de SP-voorstellen voor een eerlijke verdeling van vluchtelingen over te nemen? Zo ja, gaat u voortaan rekening houden met inwonertal en draagvlak en maakt u werk van kleinschalige locaties?2
Ik heb kennisgenomen van de voorstellen en herken meerdere elementen die ook worden betrokken bij het aangekondigde wetsvoorstel dat een wettelijke taak creëert voor gemeenten om asielopvang te realiseren. De inzet van het kabinet is om tot een evenwichtige verdeling van opvangplaatsen en opvangvoorzieningen over Nederland te komen. Ik verwijs uw kamer voorts naar het wetsvoorstel dat naar verwachting in oktober in consultatie gaat.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende debat over de opvangcrisis?
Helaas is het niet gelukt de vragen voor het vorige debat over de opvangcrisis te beantwoorden. Hiervoor mijn welgemeende excuses.
Het bericht 'Asielchaos zet politie klem' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Asielchaos zet politie klem»?1
Ja.
Waarom moet de politie-eenheid Amsterdam 10% van de beschikbare capaciteit bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel afstaan voor een probleem dat is veroorzaakt door uw regering?
Als gevolg van het gebrek aan opvang in Ter Apel zijn asielzoekers naar noodopvanglocaties elders in Nederland gebracht. Alleen asielzoekers die al geïdentificeerd zijn in Ter Apel zouden naar een noodopvanglocatie gebracht mogen worden. Het COA heeft echter een aantal asielzoekers, die nog niet waren geïdentificeerd ook naar noodopvanglocaties gestuurd. Het is van belang dat deze asielzoekers alsnog geïdentificeerd worden. De eenheden Noord-Nederland (Ter Apel) en Brabant-Oost (Budel) hebben niet voldoende capaciteit om de ontstane achterstand weg te werken. Daarom zijn eenheden uit de rest van Nederland gevraagd tijdelijk bijstand te leveren. Deze bijstand wordt afgeschaald zodra de achterstanden met identificatie zijn weggewerkt.
Beseft u dat dit ten koste gaat van de aanpak van mensenhandel, overlastgevende gelukszoekers en de beschikbaarheid van de politie voor de gewone burgers?
De inzet van AVIM-personeel in Ter Apel en Budel uit andere eenheden betreft een tijdelijke situatie. Dit kan inderdaad invloed hebben op de overige werkzaamheden van AVIM, zoals de toezicht- en handhavingstaken in het kader van de Vreemdelingenwet en deelname in verschillende overleggroepen. De AVIM-taken in het kader van de bestrijding van mensenhandel worden hierbij zoveel mogelijk ontzien.
Beseft u dat de politie-eenheid Amsterdam al 350 mensen tekort komt en deze taken er niet ook nog bij kunnen aangezien je mensen niet tot het oneindige kunt uitrekken? Zo ja, waarom is deze volstrekt verkeerde keuze dan gemaakt, ofwel waarom wordt de veiligheid van de burgers in Nederland en het welzijn van de politieagenten enerzijds ondergeschikt gemaakt aan het dweilen met de kraan open door de asielinstroom geen strobreed in de weg te leggen?
Ik realiseer mij zeer wel dat we veel van politiemensen door heel Nederland vragen en dat zij zich elke dag enorm inzetten voor de veiligheid van iedereen. De identificatie van asielzoekers is van groot belang om de asielaanvraag zo spoedig mogelijk af te handelen.
Kunt u uitleggen wat dit voor gevolgen heeft voor de veiligheid in Nederland in zijn geheel, aangezien deze problemen ook bij meerdere andere politie-eenheden spelen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de asielinstroom per gisteren een halt wordt toegeroepen door de grenzen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de opvangcrisis en de grote druk op het aanmeldcentrum in Ter Apel heeft het kabinet besloten om maatregelen te treffen. Om uit de crisis te komen en te blijven wordt integraal over de gehele keten gewerkt aan het (tijdelijk) beperken van de instroom en het versnellen van de doorstroom en uitstroom. De maatregelen aangaande het tijdelijk beperken van de asielinstroom betreffen het beperken van nareizigers en het tijdelijk niet hervestigen van nieuwe personen onder de EU-afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Voor meer informatie omtrent deze maatregelen verwijs ik u naar de brief die hierover aan uw Kamer gestuurd is.2
Zoals bekend is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen duurzame oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het sluiten van de grenzen zou bovendien zeer ongewenste gevolgen hebben voor Nederlandse ondernemers, die baat hebben bij onze open economie.
Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel. Samen met organisaties in de migratieketen, gemeenten, politie en het OM wordt continu ingezet om de aanpak te versterken. In dat verband heeft het Kabinet structureel 45 miljoen beschikbaar gesteld om de aanpak van overlast te intensiveren.3 Onderdeel van deze versterkte aanpak is de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast om ervoor te zorgen dat crimineel gedrag en overlast van vreemdelingen middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt. Hierover is uw Kamer op 16 september jl. geïnformeerd.4 Daarnaast zijn de middelen ter beschikking gesteld voor opvanglocaties voor kansarme asielzoekers en voor intensivering van terugkeer van overlastgevende asielzoekers door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). De inzet van deze middelen wordt momenteel verder uitgewerkt.
Mocht u daarbij verwijzen naar verdragen, bent u bereid die verdragen dan opzij te leggen met het argument dat uw regering ook (grond)wettelijke verplichtingen heeft voor wat betreft de veiligheid en het welzijn van alle burgers in Nederland in het algemeen en de politieagenten in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Criminele asielzoekers uit veilige landen. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat het Amsterdamse politiekorps in De Telegraaf aangeeft dat Amsterdam de afgelopen maanden in toenemende mate te kampen heeft met grootschalige criminaliteit door asielzoekers uit met name Marokko, Algerije, Libië en Tunesië?1
Ja.
Deelt u de absolute afschuw over het geschetste wangedrag door veiligelanders waar Amsterdamse agenten mee te kampen hebben, van scheldpartijen en bespugen tot aanranding van agentes aan toe?
Ik vind de geschetste situatie onaanvaardbaar en zet in op effectieve maatregelen ter voorkoming en aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag. Hoewel het gaat om een in omvang beperkte groep asielzoekers, ondermijnt dit het draagvlak voor de asielopvang. De maatregelen die ik tref, zijn toegelicht in de beantwoording op vragen 9, 10 en 14.
Wat is uw reactie op het feit dat Amsterdamse agenten aangeven dat tot wel 80 procent van hun tijd in de binnenstad opgaat aan criminele en overlastgevende veiligelanders?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geregistreerde incidenten (van overlast tot criminaliteit) waren er in 2021 in totaal met betrekking tot (uitgeprocedeerde) asielzoekers uit veilige landen, ongeacht de vraag of zij dat jaar op enig moment in een COA-locatie verbleven?
In het incidentenoverzicht 2021, gepubliceerd door het WODC, wordt gerapporteerd over het aantal incidenten en misdrijven door vreemdelingen in COA opvang.2 Het aantal incidenten geregistreerd door het COA was in 2021 5.920, en was daarmee lager dan in 2019 en 2020. Er waren 3.895 unieke vreemdelingen betrokken bij deze incidenten. Van deze betrokkenen hadden 12% de Marokkaanse nationaliteit en 11% de Algerijnse nationaliteit. Marokko is een veilig land van herkomst, Algerije was tot halverwege 2021 een veilig land van herkomst.
In 2021 zijn er 3.990 verdenkingen van misdrijven geregistreerd van vreemdelingen in COA locaties. Het laagste aantal sinds 2017. In totaal waren er 1.795 unieke verdachten. In de top-15 nationaliteiten van 2021 kwamen 4 nationaliteiten voor die destijds hoorden bij een veilig land van herkomst:
Algerijnse
590
33%
Marokkaanse
425
24%
Tunesische
145
8%
Georgische
15
1%
Overige nationaliteiten
620
35%
Totaal
1.795
100%
Bron: Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017–2021
Om hoeveel van dergelijke geregistreerde incidenten ging het gedurende de eerste helft van dit jaar?
Het WODC rapporteert niet over halfjaarlijkse periodes. Het WODC rapporteert in 2023 over geheel het jaar 2022.
Kunt u een inventarisatie maken (of op zijn minst een gegronde inschatting geven) van het aantal manuren dat de politie landelijk op jaarbasis kwijt is door incidenten met veiligelanders?
Deze is niet te geven. De politie registreert niet specifiek op veiligelanders. Dit heeft de politie immers niet nodig voor haar taakuitvoering.
Hoe vaak was in 2021 sprake van het toekennen van de projectcode VLIN (Vreemdeling In Nederland) in politiesystemen? En hoeveel keer was dit in de eerste helft van dit jaar het geval?
Onderstaande tabel bevat een overzicht met de aantallen geregistreerde incidenten waarbij de projectcode «VLIN» of «MOBA» is vermeld. Gezocht is op incidenten tussen 01-01-2021 en 30-06-2022. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat uit deze cijfers geen conclusies kunnen worden getrokken om de volgende redenen.
Aantal geregistreerde incidenten
2021
2022 (t/m juni)
VLIN
2.590
2.241
MOBA
2.423
1.412
Hoe vaak was in 2021 sprake van het toekennen van de projectcode MOBA (mobiel banditisme) in politiesystemen? En hoeveel keer was dit in de eerste helft van dit jaar het geval?
Zie antwoord vraag 7.
Snapt u dat Amsterdamse agenten zich ronduit verraden voelen door de politiek, zoals zij in het artikel aangeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, snapt u dat dit begrip niet bij woorden kan blijven, maar dat krachtige stappen nodig zijn?
Ik kan mij voorstellen dat het frustrerend is voor deze agenten wanneer zij hun politietaken goed hebben uitgevoerd en de overlastpleger hebben heengezonden, deze persoon elders in het land nieuwe delicten pleegt. Deze praktijk is zeer onwenselijk. Daarom heb ik naast de bestaande landelijke Top-X aanpak waarbij zicht op de omvang en aard van de zwaarste groep overlastgevende en/of criminele asielzoekers wordt gekregen, een Coördinator Nationale Aanpak Overlast aangesteld. Hij heeft de positie om te zorgen dat crimineel gedrag en overlast middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt aangepakt. Hij kan met kracht overlastproblematiek aanpakken met commitment van de strafrechtketen en de migratieketen. Hierdoor kunnen overlastgevers geïdentificeerd en aangepakt worden en wordt maximaal voorkomen dat zij uit beeld verdwijnen. Een plan van aanpak wordt momenteel verder uitgewerkt. Bij brief van 16 september 2022 heb ik uw Kamer hierover nader geïnformeerd.3
Deelt u de mening dat voor deze gigantische problematiek maar één oplossing is, namelijk eindelijk en massaal werk maken van het terugsturen van mensen die hier niet horen, te beginnen met uitgeprocedeerde veiligelanders? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn brief van 26 augustus 2022 wordt de inzet op terugkeer van overlastgevende asielzoekers zonder rechtmatig verblijf – als sluitstuk van de kabinetsaanpak van overlastgevers – geïntensiveerd. Bij terugkeer van diegenen die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijven, is het uitgangspunt dat de vreemdeling zelfstandig en zo snel mogelijk Nederland verlaat. Als de vreemdeling evenwel niet bereid is mee te werken aan zijn vertrek, dan kan de DT&V waar mogelijk overgaan tot gedwongen vertrek. Een van de bepalende factoren bij gedwongen terugkeer is de bereidheid van herkomstlanden om hun eigen onderdanen terug te nemen. Ik blijf daarom in bilateraal verband doorlopend inzetten op verbetering van de terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst door het voeren en onderhouden van migratiedialogen en het aangaan van migratiepartnerschappen in den brede. Daarbij verschilt de aard, het niveau en de mate van samenwerking per land, en wordt maatwerk toegepast. Ook op Europees niveau worden gesprekken gevoerd met prioriteitslanden uit de focusregio’s voor migratie van de EU. Aangezien een belangrijk deel van de herkomstlanden nog steeds een negatieve testuitslag vereist voorafgaand aan terugkeer en meewerken aan deze test door veel vreemdelingen nog altijd wordt geweigerd, werk ik daarnaast aan een wetsvoorstel om het afnemen van coronatesten onder dwang mogelijk te maken.
Bent u bereid per direct aanvullende maatregelen te treffen tegen tegenwerkende herkomstlanden door onder andere landingsrechten in te trekken, ontwikkelingshulp stop te zetten, uitkeringsverdragen stop te zetten en visa in te trekken? Zo nee, wat moet er nog gebeuren voordat u wel bereid bent hiertoe over te gaan?
Voor een reactie op de in de vraag voorgestelde maatregelen verwijs ik naar de desbetreffende passages uit de brief van mijn voorganger van 20 december 2021 «reactie actieplan van het lid Eerdmans over veiligelanders». Ik sluit mij bij die passages aan.4
Waarom worden recidiverende criminele veiligelanders, die na iedere aanhouding vaak binnen een mum van tijd weer op straat staan, niet standaard in vreemdelingendetentie geplaatst met het oog op een toekomstige uitzetting? Bent u bereid hiertoe over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Vreemdelingenbewaring kan om verschillende redenen worden toegepast, onder meer om de vreemdeling beschikbaar te houden voor de asielprocedure, of – nadat een besluit op de asielaanvraag is genomen – met het oog op vertrek uit Nederland. Vreemdelingenbewaring is volgens vaste jurisprudentie van het EHRM en het EU HvJ het ultimum remedium binnen het bestuursrecht.5 Indien andere, minder dwingende middelen effectief kunnen worden ingezet, dienen die te worden toegepast. Ook van belang is dat vreemdelingenbewaring primair dient om de vreemdeling beschikbaar te houden voor de asielprocedure en daarna het vertrek, en niet een sanctie is voor het plegen van strafbare feiten of de preventie daarvan.6 Ik zie echter ook dat voor een deel van de asielaanvragen geldt dat het inwilligingspercentage zeer klein of zelfs verwaarloosbaar is, terwijl een groot deel van de vreemdelingen zich voor het einde van de asielprocedure aan het toezicht onttrekt. Zoals ik in mijn brief van juni 2022 aan uw Kamer dan ook heb laten weten bekijk ik momenteel hoe mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring tijdens de asielprocedure breder kunnen worden benut.7 Daarbij zullen personen die overlast geven eerder in beeld komen aangezien hun dossiers bij de toezichthouders ook het eerst bekend zijn. Daarbij is de grootste uitdaging om, gegeven de andere prioriteiten in de vreemdelingenketen, voldoende capaciteit te vinden om de bewaringsmaatregel te nemen en het asielproces in gesloten setting af te handelen. Dit zal daarom incrementeel worden ingevoerd.
Voor het voortzetten van de bewaring na de asielprocedure is zicht op uitzetting een wettelijke voorwaarde. Hierbij speelt de medewerking van het land van herkomst aan terugkeer een belangrijke rol. Voor vreemdelingen uit landen waarvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat zicht op uitzetting ontbreekt, is bewaring om die reden niet mogelijk. Maar zoals reeds genoemd in het antwoord op vraag 10, blijf ik mij doorlopend inzetten voor het verbeteren van de terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst.
Voor asielzoekers die een incident met grote impact veroorzaken is echter plaatsing in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) mogelijk. Hier verblijft een asielzoeker onder een sober regime en geldt een strikt gebiedsgebod. Plaatsing op de HTL kan gedurende ieder moment van de asielprocedure.
Deelt u de mening dat het, gelet op het kansloze karakter van hun asielaanvraag in combinatie met de zware oververtegenwoordiging in de criminaliteit, gerechtvaardigd is om asielzoekers uit veilige landen standaard in vreemdelingendetentie te plaatsen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hier werk van maken?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 12, en zoals aangegeven in de Kamerbrief van 20 december 2021 kunnen asielzoekers niet zonder wettelijke grond in vreemdelingenbewaring worden gesteld en bekijk ik momenteel hoe de mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring tijdens de asielprocedure breder kunnen worden benut.
Welke aanvullende maatregelen gaat u per direct treffen om criminaliteit en overlast door veiligelanders in te dammen?
De huidige mate van overlastgevend en crimineel gedrag is onaanvaardbaar en de aanpak van deze groep asielzoekers heeft mijn absolute prioriteit. In juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over aanvullende maatregelen die ik tref ten aanzien van de aanpak van overlastgevend gedrag door asielzoekers.8 Deze aanvullende maatregelen zetten in op o.a. het versoberd opvangen van asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, nieuwe initiatieven ten aanzien van opvang en begeleiding binnen bestaande opvanglocaties, inzet op vreemdelingenbewaring en de aanpak overlast in het openbaar vervoer.
Daarbij heeft het Kabinet op 26 augustus jl. aangekondigd structureel € 15 miljoen vrij te maken voor de intensivering van deze aanpak door o.a. de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast zoals aangegeven bij vraag 9.9 Daarnaast komen er opvanglocaties voor asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, zoals asielzoekers uit veilige landen van herkomst. In deze bijzondere opvanglocatie geldt een sober regime en het vereiste dat betrokkenen steeds beschikbaar zijn voor de procedure op locatie met het doel om kansarme aanvragen versneld af te doen en de komst van kansarme asielzoekers te ontmoedigen. Er wordt momenteel gewerkt aan de uitwerking hiervan. Hiervoor is € 15 miljoen gereserveerd. Tot slot zal door de Dienst Terugkeer en Vertrek ook ingezet worden op versneld uitzetten van asielzoekers die overlast plegen. Ook hiervoor is € 15 miljoen gereserveerd, waarmee er in totaal dus 45 miljoen structureel beschikbaar komt voor de intensivering van de aanpak van overlast en crimineel gedrag door asielzoekers.
Bent u bereid alsnog werk te maken van de maatregelen uit het Actieplan Veiligelanders van JA21? Zo nee, waarom niet?
In de brief van 20 december 2021 is mijn voorganger ingegaan op het Actieplan Veiligelanders van JA21. Ik sluit mij aan bij deze reactie.
De aanpak van illegale boerenacties |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u het eens met de stelling dat (demonstrerende) boeren zich, net als ieder ander, aan de wet moeten houden?
Ja. De wet geldt voor iedereen en demonstraties zijn geen vrijbrief voor wetsovertredingen of grensoverschrijdend gedrag.
Wat zijn de instructies binnen de politie voor hun handelingsperspectief bij demonstraties van boeren? Kunt u deze interne instructies openbaar maken?
Het recht om te demonstreren is een grondrecht. Voor zover naar het oordeel van de burgemeester sprake is van een demonstratie dient deze zich actief op te stellen om de demonstratie te faciliteren. Daarbij bedient de burgemeester zich van de onder diens gezag staande politie.
De wijze waarop de politie optreedt, wordt bepaald binnen de lokale driehoek.
De politie treedt bij de handhaving van de openbare orde op onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester. Bij de handhaving van de rechtsorde is de officier van justitie het bevoegd gezag.
Rondom recente acties heeft ter ondersteuning van het bevoegd gezag bestuurlijke afstemming plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het lokaal bestuur, OM en politie.
De volgende uitgangspunten zijn als advies voor de lokale driehoeken gedeeld met burgemeesters:
De overheid treedt zichtbaar en merkbaar op tegen blokkades en andere buitenwettelijke acties.
Demonstreren mag, blokkeren niet. De overheid begrenst vroegtijdig en treedt waar mogelijk direct op. Blokkades worden zoveel mogelijk voorkomen dan wel zo snel mogelijk beëindigd (oplopend van vrijwilligheid naar vormen van dwang/handhaving).
Blokkades op en rondom snelwegen zijn niet acceptabel. Dit is voornamelijk gelegen in:
Gevaarzetting (ongevallen, gewonden, mogelijk zelfs dodelijke slachtoffers, bermbranden, gevaarlijke stoffen).
Snelweg is geen geschikte locatie, alternatieve locaties om te demonstreren worden in overleg met het lokaal bevoegd gezag aangewezen
Artikel 2 van de Wet openbare manifestaties biedt de mogelijkheid om een betoging in verband met de verkeersveiligheid te beperken of te verbieden.
Waar directe handhaving niet mogelijk is wordt ingezet op opsporing en vervolging na de acties. Er wordt ingezet op een hoge pakkans.
Zoals gezegd is het uiteindelijk aan de betreffende burgemeester en officier van justitie – ter afstemming binnen de lokale driehoek – om te bepalen op welke wijze wordt opgetreden.
Waarom leidt het rijden met een trekker op de snelweg en/of het rijden met een trekker zonder kenteken niet direct tot een bekeuring?
Het is niet toegestaan om met een landbouwvoertuig op de snel- en autowegen te rijden. De reden dat niet altijd direct een bekeuring wordt opgelegd is dat landbouwvoertuigen die worden gebruikt bij protestacties veelal niet zijn voorzien van een leesbaar kenteken. Het doen stilhouden van een rijdend landbouwvoertuig zonder kenteken, om op die manier de identiteit van de bestuurder vast te stellen, kan risico’s opleveren voor de veiligheid van medeweggebruikers of politiemedewerkers. Politiemedewerkers maken ter plaatse de afweging of hiervoor wordt gekozen.
Dat wil niet zeggen dat bestuurders van deze voertuigen wegkomen met strafbare feiten. Zoals in antwoord op vraag 4 wordt aangegeven, kan de identiteit op basis van beeldmateriaal worden vastgesteld. Na identificatie kan ook een boete worden opgelegd voor het rijden zonder kenteken.
Klopt het dat, indien direct aanhouden of bekeuren niet lukt, de politie achteraf de daders opspoort? Hoe vaak is er achteraf aangehouden of bekeurd? Kunt u dit in ronde getallen uitdrukken?
Wanneer het door omstandigheden niet opportuun is om direct handhavend op te treden, is het inderdaad mogelijk dat op basis van onderzoek naar beeldmateriaal de verdachte strafrechtelijk wordt vervolgd of een sanctie wordt opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
In de politiesystemen bestaat geen apart label voor boerenprotesten of voor overtredingen met landbouwvoertuigen. Het is daarom niet mogelijk om precies na te gaan hoeveel personen zijn aangehouden of bekeurd in relatie tot de protesten. Wel blijkt dat het aantal bekeuringen rond snelwegen sinds 22 juni jl. sterk is gestegen. Op die datum begonnen de protesten tegen het stikstofbeleid van de overheid. Zo nam het aantal bekeuringen voor langzaam rijdende motorvoertuigen op de snelweg fors toe. Het aantal beboete vergrijpen gelinkt aan de boerenacties ligt waarschijnlijk nog hoger.
In totaal schreven agenten de afgelopen weken in ieder geval 700 verkeersboetes uit voor overtredingen die zijn te relateren aan de boerenprotesten.
Van de ruim honderd mensen die sinds 22 juni jl. vanwege overtredingen of misdrijven rond boerenprotesten zijn aangehouden, is een kwart buiten heterdaad aangehouden. Uit het systeem is niet te achterhalen hoeveel van de bekeuringen op basis van identificatie achteraf zijn opgelegd.
Wat heeft de politie nodig om het aantal achteraf opgelegde bekeuringen c.q. aanhoudingen op te schroeven?
De inzet van de politie is gericht op het voorkomen van strafbare feiten en gevaarlijke situaties alsmede op handhavend optreden bij het overschrijden van deze grenzen.
Het is belangrijk dat personen die strafbare feiten plegen daar niet mee wegkomen.
De wijze waarop in de praktijk wordt gehandhaafd, wordt afgestemd binnen de lokale driehoek.
Het bericht dat de politie onnodig data van burgers opspaart |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u het artikel gelezen met de titel «Politie spaart onnodig data van burgers op»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de politie nog steeds van miljoenen mensen automatisch gegevens bijhoudt, ondanks dat de politie in 2015 zelf al aangaf niet te weten of het wel noodzakelijk was al deze mensen te volgen?
Het gaat in het artikel specifiek om de afnemersindicaties – gegevens die de politie geautomatiseerd opvraagt – bij de Basisregistratie Personen (BRP). De politie heeft die afnemersindicatie om haar gegevens actueel te houden. Het gaat niet om het verzamelen van nieuwe gegevens, maar om het actualiseren van al bestaande gegevens.
Het kan voor de veiligheid van de betrokkenen of de omgeving van belang zijn om over de meest actuele gegevens te beschikken. Wanneer bijvoorbeeld een houder van een wapenvergunning verhuist, is het van belang voor het uitvoeren van controles, dat de politie hiervan op de hoogte is. Dit kan ook het geval zijn bij het informeren van slachtoffers van bepaalde misdrijven.
De politie geeft aan het aantal afnemersindicaties te willen beperken en maakt daar ook werk van. Zie hiervoor het antwoord op vraag 8.
Wat is volgens u de juridische grondslag die door de politie in het artikel wordt genoemd om van negen miljoen mensen automatisch gegevens bij te houden, ook als zij geen strafbare feiten plegen, niet meer betrokken zijn bij een zaak, of zelfs al overleden zijn?
De politie heeft de bevoegdheid om persoonsgegevens te verwerken die noodzakelijk zijn voor haar taak zoals omschreven in artikel 3 Politiewet. Die verwerking vindt plaats onder één van de doeleinden in de Wet politiegegevens (artikelen 8 tot en met 13). Artikel 4 (lid 1) van de Wet politiegegevens bepaalt dat de politie maatregelen moet treffen om de persoonsgegevens die de politie verwerkt, juist en nauwkeurig te houden.
Dit doet de politie op basis van de wet. In de Wet basisregistratie personen (artikel 3.2 Wet Brp) en het Besluit basisregistratie personen (art. 37 lid 1 onder b Besluit Brp) is geregeld dat de politie gebruik maakt van de BRP. In het op die wetgeving gebaseerde autorisatiebesluit basisregistratie personen voor de politie is te lezen voor welke doelen en onder welke voorwaarden de politie de gegevens uit de BRP kan verkrijgen.
Wat is uw reactie op het feit dat het hier gaat om onrechtmatige gegevensverzameling en -verwerking volgens de EU Richtlijn 2016 680 artikel 4.1 sub c en sub e, omdat het hier gaat om buitenproportionele gegevensverzameling die in veel gevallen ook niet (meer) nodig is?2
Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 2 gaat het hier niet om onrechtmatige gegevensverzameling, maar om het actueel houden van al eerder verkregen gegevens. De richtlijn waarnaar verwezen wordt is een Europese Richtlijn die geen directe werking in de lidstaten heeft. De richtlijn is (grotendeels) omgezet in de Wet politiegegevens. Deze wet stelt regels voor de rechtmatige verwerking van persoonsgegevens door onder andere de politie. De afnemersindicatie en het gebruik van de BRP is echter in andere wetgeving geregeld. Zie het antwoord op vraag 3.
Welke acties gaat u ondernemen om deze zoveelste onrechtmatige gegevensverwerking door de politie te stoppen? Bent u bereid bij de politie per direct een stappenplan en concreet tijdspad op te vragen voor het stopzetten van onrechtmatige en buitenproportionele gegevensverzameling middels afnemersindicaties? Zo ja, wanneer kunt u de kamer over dit tijdspad en deze stappen inlichten? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft het beleidskader afnemersindicaties in 2020 vastgesteld. Bij de ontwikkeling van nieuwe systemen hanteert de politie dit beleidskader. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 8 voor meer inhoudelijke informatie over dit beleidskader. Bij enkele oudere systemen die op nominatie staan om vervangen te worden moeten nog aanpassingen worden gedaan om het beleidskader afnemersindicaties te implementeren. Deze technische aanpassingen vergen enige doorlooptijd.
Hoe beoordeelt u de onnodige risico’s op datalekken binnen deze gegevensverzameling, nu duidelijk is dat de beveiliging van de 36 belangrijkste politiesystemen niet op orde is?
De juistheid van persoonsgegevens is voor het uitvoeren van de politietaak essentieel. Als gegevens ongeoorloofd worden ingezien, gewijzigd, of verwijderd, kan dat ernstige gevolgen hebben voor individuen, voor strafzaken, en voor de rechtstaat. Tegelijkertijd is het risico op datalekken nooit helemaal uit te sluiten, ondanks alle technische en organisatorische maatregelen die de politie treft.
Het risico op datalekken staat los van het wel of niet hebben van de afnemersindicaties. Deze afnemerindicaties gaan immers om het actueel houden van bestaande gegevens. Dat zorgt ervoor dat het risico op datalekken niet anders is dan wanneer er geen afnemersindicaties voor die persoonsgegevens zijn.
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de planmatige aanpak ter verbetering van deze 36 politiesystemen3. De enkele systemen van deze 36 die gekoppeld zijn met de afnemersindicaties zullen ook compliant worden gemaakt aan het beleidskader afnemersindicaties vanuit de politie.
Wat is uw reactie op het feit dat de politie zelf al in een memo twee jaar geleden aangaf dat deze gegevensverzameling niet in orde was, maar nog steeds geen nieuw beleid heeft ingevoerd?
De politie heeft het beleidskader afnemersindicaties in 2020 vastgesteld. In het bedoelde memo worden twee kernzaken beschreven, namelijk het te hanteren normenkader ten aanzien van afnemersindicaties en de benodigde systeemwijziging om te voldoen aan dit normenkader. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 5.
Kunt u toelichten voor welke specifieke groepen of type afzonderlijke personen in het nieuwe beleid wel een afnemersindicatie behouden wordt in het nieuwe beleid? Welke juridische en beleidsmatige onderbouwing bestaat er voor de keuze voor deze specifieke groepen of type afzonderlijke personen?
In het beleidskader afnemersindicatie zijn vijf categorieën van personen gedefinieerd waarvoor een afnemersindicatie mag worden opgenomen, te weten: verdachten, personen met een of meerdere risicoclassificaties (bv. personen die vuurwapen- of vluchtgevaarlijk zijn), doelgroepen vanuit (opgedragen) speerpunten en beleid (bv. slachtoffers huiselijk geweld, voetbalhooligans of Outlaw Motorcycle Gangs), personen die van belang zijn bij de uitvoering van strafrechtelijke beslissingen (in belang van de rechtsgang) en personen met een wapenvergunning.
Wanneer bij het wijzigen van de status of betrokkenheid van een persoon deze niet meer voldoet aan de bovenstaande criteria, moet de afnemerindicatie worden verwijderd.
De afwegingen die hebben geleid tot de totstandkoming van dit beleid zijn gebaseerd op de operationele noodzakelijkheid voor het uitvoeren van de politietaak. Daarbij is de Wet politiegegevens het kader waarbinnen de gegevens verwerkt dienen te worden.
Bent u bereid te laten onderzoeken op welke andere wijze de politie buitenproportioneel en onnodig gegevens verzamelt van mensen in Nederland? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid dit te laten onderzoeken. Het toezicht op het, in algemene zin, naleven van de Wet politiegegevens is belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens dan wel, in het specifieke geval van een strafrechtelijk onderzoek, bij de rechter.
Op welke wijze en gaat u erop toezien dat de Nederlandse politie, Europese wetgeving op het gebied van gegevensbescherming nakomt?
Uiteraard ben ik constant in gesprek met politie over gegevensverwerking. Zeker nu er een traject loopt om de Wet politiegegevens te wijzigen. Het toezicht op naleving van de Wet politiegegevens ligt bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
De verdubbeling van het aantal zaken dat de politie zonder onderzoek terzijde schuift |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het aantal zaken dat de politie zonder onderzoek terzijde schuift sinds 2018 is verdubbeld?1
De inzet van politiecapaciteit is per definitie een kwestie van keuzes maken. Ook in het kader van de opsporing moeten er door politie en Openbaar Ministerie keuzes worden gemaakt. Dit geldt altijd, maar in tijden van krapte moeten de keuzes nog scherper worden gemaakt. Die afweging vindt plaats met als basis het selectiekader dat is vastgesteld door het Openbaar Ministerie – zie voor een nadere toelichting de beantwoording van vraag 3. De belangrijkste factoren die hierbij meewegen zijn: of er enige opsporingsindicatie is om een zaak succesvol te kunnen afronden; of zaken op een andere wijze – bijvoorbeeld door mediation of verwijzing naar hulpinstanties – kunnen worden afgedaan; en de ernst en prioriteit van het delict waarvan aangifte wordt gedaan.
Bent u geschrokken van dit bericht, of wist u eigenlijk wel dat dit de huidige staat van de politie is?
Het is mij en u bekend dat de politie momenteel door uitstroom van ervaren politiemensen druk ervaart op de beschikbare capaciteit, dus ook op de opsporing. Daarnaast is de complexiteit van zaken in veel gevallen toegenomen in verband met digitalisering en internationalisering van de criminaliteit waardoor er meer inzet (ook van specialisten) vereist is. Ik vind het, net als uw Kamer, van het grootste belang dat het capaciteitstekort van de politie zo snel mogelijk wordt aangevuld. Daarom hebben het vorige en het huidige kabinet diverse maatregelen genomen, waaronder het versneld opleiden van aspiranten.
Vindt u het aan slachtoffers van oplichting, cybercrime, fraude en bijvoorbeeld mishandeling uit te leggen dat de daders in hun zaken wegens capaciteitsproblemen niet worden opgespoord?2
Het is belangrijk dat slachtoffers zich gehoord voelen en dat de politie transparant is over de keuzes die er gemaakt worden. In zaken van internetoplichting wordt onder andere bekeken of er andere mogelijkheden zijn voor slachtoffers om hun schade vergoed te krijgen: banken geven (na aangifte) de gegevens door van de persoon die óf niet heeft betaald, of niet heeft geleverd. Slachtoffers hebben dan de mogelijkheid de schade eventueel civiel te verhalen. Daarnaast wordt ook sterk ingezet op preventie en voorlichting.
In gevallen kan een andere interventie – denk aan een civiele, bestuursrechtelijke, zorg gerelateerde of een fiscale – een oplossing bieden richting slachtoffers. Ook mediation of buurtbemiddeling kan in een aantal gevallen een oplossing bieden. De politie en het Openbaar Ministerie worden geconfronteerd met een veelheid aan strafbare feiten. Daarnaast is de beschikbare opsporingscapaciteit beperkt en dwingt dat tot het maken van keuzes welke aangiften in behandeling worden genomen. Dat betekent dat steeds afgewogen moet worden of in een zaak tot opsporing wordt overgegaan en, zo ja, met welke inzet. Het Openbaar Ministerie heeft daartoe een screenings- en selectiviteitskader misdrijven opgesteld, hetgeen een nadere uitwerking is van de criteria uit de Aanwijzing voor de opsporing. Het kader geeft handvatten voor de politie en het OM om de juiste keuzes te maken in de aanpak van misdrijven aan de hand van criteria benoemd om de juiste zaken op te pakken. Naast de opsporingsindicatie worden ook meegenomen zaken als de impact op de maatschappij en de bijdrage van het strafrecht aan het oplossen van betreffende zaak.
Vindt u dat de afgelopen jaren goed geanticipeerd is op de vergrijzing en de verwachte uitstroom van personeel bij de politie en de toenemende complexiteit van zaken? Waren dit soort capaciteitsproblemen niet gewoon te voorzien?
De vergrijzing was voorzien, maar achteraf zijn minder mensen met vroegpensioen gegaan dan voorspeld waardoor de uitstroom later op gang kwam dan verwacht. Mede hierdoor was er lange tijd financieel geen ruimte om tijdig extra aspiranten op te leiden anticiperend op die uitstroom. Immers, de politie had lange tijd te maken met een door de Minister vastgestelde begroting inclusief sterkte-afspraken waarvan niet kon worden afgeweken. Inmiddels is de politieke keuze (in 2018) gemaakt om meer geld beschikbaar te stellen zodat er extra aspiranten (kunnen) worden opgeleid. Daarnaast is (in 2021) begonnen met het sneller opleiden van aspiranten voor de uitbreiding en vervanging. Om te anticiperen op toenemende complexiteit van zaken wordt niet zozeer ingezet op meer personeel maar vooral op anders toegerust personeel. Zo wordt er sinds een aantal jaren meer ingezet op zij-instroom van mensen met andere kennis (zoals financieel of digitaal).
Denkt u dat uw plannen voldoende zijn om deze ernstige capaciteitsproblemen tegen te gaan? Zo ja, per wanneer? Zo nee, wat gaat u meer of anders doen?
De politie en de Politieacademie zetten alles op alles om met het geld dat beschikbaar is gesteld zo snel en zorgvuldig mogelijk aspiranten op te leiden om de (uitgebreide) formatie te bezetten. Naar verwachting komen de formatie en de bezetting in de loop van 2024–2025 weer in balans. Ik onderstreep dat deze verwachting gebaseerd is op de meest recente personeelsprognose. Momenteel is er een nieuwe personeelsprognose in de maak ter onderbouwing van de begroting en het beheersplan van de politie. Indien de nieuwe personeelsprognose daar aanleiding toe geeft kom ik hier bij uw Kamer op terug.
Voor hoeveel zaken vindt u het acceptabel dat deze wegens capaciteitsproblemen terzijde worden geschoven? Moet het streefcijfer nul zijn? Zo nee, hoeveel zaken mogen dit dan zijn?
Dit is geen ontwikkeling van de laatste tijd maar een gegeven dat al heel lang bestaat. Politie en OM opereren altijd in een situatie van schaarste. Uiteraard zouden zij graag alle slachtoffers willen helpen door het oppakken van hun zaak. Dit zou echter een veelvoud aan opsporingscapaciteit kosten. Daarnaast is het strafrecht niet altijd de beste oplossing voor slachtoffers. Door kritischer te kijken naar de reden waarom men aangifte doet en wat de – voor de burger – meest effectieve interventie is, kan de beschikbare opsporingscapaciteit zo goed mogelijk worden ingezet.
Het gaat naar mijn oordeel dan ook niet over het aantal zaken dat wegens capaciteitsproblemen terzijde worden geschoven, maar dat – gegeven de beschikbare capaciteit – vooral die zaken worden opgepakt die kansrijk zijn (opsporingsindicatie), die prioriteit hebben (vanuit de impact op slachtoffers, de ernst van het delict, de Veiligheidsagenda en de lokale prioriteiten) en waarbij een strafrechtelijke interventie het meest aangewezen is.
We zetten in op het versneld op orde brengen van de politiesterkte. Ik wil de Kamer verwijzen naar de lopende initiatieven op dat vlak, zoals het versneld opleiden van aspiranten en het sterker inzetten op zij-instroom. Ik verwijs ook naar het meest recente halfjaarbericht politie van 17 juni 2022. Maar ook als de politiecapaciteit weer op orde is, zal er altijd sprake zijn van relatieve schaarste: niet elke zaak kan worden opgepakt. Ook blijven er altijd zaken waarbij er geen enkele opsporingsindicatie is of waarbij – ondanks dat er opsporingsonderzoek is verricht – er geen dader wordt gevonden c.q. berecht.
Noodkreet burgemeester Hardenberg over overlastgevende asielzoekers. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hardenberg: te veel overlastgevende asielzoekers»1?
Ja.
Deelt u de mening dat de opvang van veiligelanders, uit landen als Marokko en Algerije, een absolute no-go moet zijn? Zo ja, wanneer gaat u handhaven op het actief uitzetten van veiligelanders?
Nee, die mening deel ik niet. Tijdens de asielprocedure hebben asielzoekers recht op opvang, ongeacht waar ze vandaan komen. Zoals uw Kamer bekend, gelden voor asielzoekers met een laag inwilligingspercentage zoals personen uit veilige landen van herkomst, wel snellere procedures waarbinnen in kortere tijd het asielverzoek wordt beoordeeld. Algerije geldt daarbij niet als veilig land van herkomst.2
Ik heb uw Kamer in juni jl. geïnformeerd over mijn inzet voor een nieuwe procesbeschikbaarheidslocatie (PBL) voor de opvang van vreemdelingen met een kansarme asielaanvraag in Nederland.3 In de PBL geldt op basis van huisregels een sober regime, korte wachttijden, snelle procedures en het vereiste dat betrokkenen steeds beschikbaar zijn voor de procedure op locatie. Momenteel wordt gewerkt aan de verdere uitwerking van de PBL en ben ik concreet in gesprek voor een potentiële locatie.
Na afwijzing van de asielaanvraag dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Daarbij is het uitgangspunt dat de vreemdeling zelfstandig en zo snel mogelijk Nederland verlaat. Als de vreemdeling niet bereid is mee te werken aan zijn vertrek kan de DT&V overgaan tot gedwongen vertrek. Een bepalende factor bij gedwongen terugkeer is de bereidheid van herkomstlanden om hun eigen onderdanen terug te nemen. Hier is nog ruimte voor verbetering. Ik blijf daarom in bilateraal verband doorlopend inzetten op verbetering van de terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst door het voeren en onderhouden van migratiedialogen. Daarbij verschilt de aard, het niveau en de mate van samenwerking per land, en wordt maatwerk toegepast. Ook op Europees niveau worden gesprekken gevoerd met prioriteitslanden uit de focusregio’s voor migratie van de EU. In dialoog met deze landen kunnen verschillende instrumenten worden ingezet om de brede migratiesamenwerking te verbeteren. Daarnaast werk ik aan een wetsvoorstel om het afnemen van coronatesten onder dwang mogelijk te maken, aangezien een belangrijk deel van de landen van herkomst nog steeds een negatieve testuitslag vereist alvorens terugkeer geëffectueerd kan worden.
Bent u zich bewust van het feit dat u persoonlijk bent benaderd door de VVD voor de functie van Staatssecretaris van Asiel? Zo ja, bent u zich bewust van het feit dat de VVD de kiezer een streng immigratiebeleid heeft beloofd? Kunt u een gedetailleerd antwoord hierop geven, waarbij we boter bij de vis krijgen?
Als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heb ik mij gecommitteerd aan het coalitieakkoord. Ik zet mij dan ook in voor de (asiel)maatregelen die daarin zijn opgenomen.
Deelt u de mening dat de asielaanvraag van asielzoekers die tot het dievengilde behoren direct door de papierversnipperaar moet? Zo ja, wanneer gaat u dit actief toepassen? Kunt u toelichten hoe het kan dat overlastgevende asielzoekers gepamperd worden in plaats van actief uitgezet?
Nee, die mening deel ik niet. Asielzoekers hebben recht op een zorgvuldige asielprocedure. Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel en zet ik samen met onder meer partijen uit de migratieketen, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten in op het voorkomen van overlastgevend gedrag en een stevige aanpak in gevallen van overlast of criminaliteit.4 Openbare orde aspecten worden betrokken bij de behandeling van de asielaanvraag.
Het coalitieakkoord 2021–2025 van januari jl. onderstreept het belang van de continuering van de bestaande aanpak van overlast en criminaliteit en zet in op de intensivering waar nodig.5 In dit kader heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd over aanvullende maatregelen die ik tref in de aanpak van overlast en criminaliteit door asielzoekers.6 Daarbij vind ik het wel belangrijk om te benoemen dat, ondanks maatregelen die worden getroffen, overlast en criminaliteit nooit helemaal voorkomen kunnen worden.
Kunt u het stappenplan weergeven waarmee u de burgemeester van Hardenberg gaat helpen de overlast te bestrijden?
Naar aanleiding van deze berichtgeving heb ik contact gehad met de burgemeester van Hardenberg. Daarnaast ben ik op 2 augustus jl. op werkbezoek geweest in Hardenberg waar ik de burgemeester, de lokale ketenpartners en een drietal ondernemers heb gesproken over de overlast die aldaar wordt ervaren. De gemeente Hardenberg en lokale ketenpartners werken nauw samen om de overlast aan te pakken. De ketenmariniers hebben aangeboden in gesprek te gaan met de gemeente Hardenberg en de lokale ketenpartners om te kijken naar de huidige aanpak en eventuele vervolgstappen te verkennen. Ook heb ik met de burgemeester afgesproken een voorstel tot het starten van een lokale pilot nader te onderzoeken. Ik heb de burgemeester bovendien gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag voor de SPUK-regeling. Zoals uw Kamer bekend, heb ik in mei jl. een budget van 1,25 miljoen euro beschikbaar gesteld ten behoeve van (gedeeltelijke) financiering van lokale (kleinschalige) maatregelen tegen overlast buiten opvanglocaties. Deze SPUK-regeling geeft gemeenten de mogelijkheid om zelf te bepalen welke aanpak het beste bij hun problematiek past. De gemeente Hardenberg heeft aangegeven deze te zullen indienen. Tot slot heb ik met de gemeente Hardenberg besproken op welke wijze de komst van de procesbeschikbaarheidslocatie zal bijdragen aan het aanpakken van de overlast die door de gemeente Hardenberg wordt ervaren.
Het rapport van Nils Melzer |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kan de Kamer alle schriftelijke communicatie (e-mails, brieven, tekstberichten et cetera) toegestuurd krijgen tussen én binnen de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken met betrekking tot het rapport van Nils Melzer?1
Bovenstaande vraag relateer ik aan uw eerdere schriftelijke vragen van 27 juni jl.2 Hierin vraagt u waarom ik de brief van VN-rapporteur Melzer van 29 maart niet binnen de gestelde termijn heb beantwoord. Op basis van die Kamervragen heb ik een selectie gemaakt van de schriftelijke communicatie tussen mijn ministerie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarvan ik verwacht dat zij relevant zijn voor uw informatiebehoefte. Dit in aanvulling op mijn schriftelijke beantwoording van 12 juli. De communicatie is opgenomen in de bijlage.
Ten slotte merk ik op dat de brief van VN-rapporteur Melzer inmiddels is beantwoord. Een afschrift van deze kabinetsreactie stuur ik separaat naar uw Kamer.
Bent u bekend met de demonstratie van Extinction Rebellion in de centrale hal van de Belastingdienst in Den Haag op 29 juni 2022?
Ja. Overigens waren er tijdens deze demonstratie demonstranten van Extinction Rebellion en van Christian Climate Action aanwezig.
Bent u op de hoogte van het feit dat deze vreedzame demonstratie binnen 40 minuten is afgebroken door de politie, ondanks dat er op geen enkel moment sprake was van obstructie of blokkades, het aanspreken en/of lastigvallen van personeel of andere aanwezigen of het verhinderen van alledaagse werkzaamheden? Zo ja, wat is de reden dat het demonstratierecht alsnog niet werd gewaarborgd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 ben ik bekend met de demonstratie van 29 juni jl. en het optreden van de politie daarbij. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bent u op de hoogte van het feit dat beelden, evenals de verklaring van ooggetuigen laten zien dat er mensen die vreedzaam en zonder geweld of provocatie demonstreerden, door de politie met geweld op de grond zijn gegooid, in de handboeien zijn geslagen zonder duidelijke aanleiding en op zeer pijnlijke (en/of gewelddadige) wijze zijn weggesleurd door middel van zogenaamde «bokkenpootjes»? Wat is daarover uw oordeel?
Ik ben op de hoogte van beelden waarop politieoptreden in het pand van de Belastingdienst te zien is.
Het is voor de politie soms onvermijdelijk om bij het uitvoeren van haar taak geweld te gebruiken indien dat absoluut noodzakelijk is. Hiertoe heeft de politie op grond van artikel 7 van de Politiewet 2012 de bevoegdheid. Hierbij moeten de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid in acht worden genomen. Dat betekent dat de politie niet zomaar zonder aanleiding of redelijk doel geweld gebruikt tegen burgers. In algemene zin merk ik daarbij op dat bij die beoordeling naar de gehele context van een incident wordt gekeken, die niet in alle gevallen blijkt uit bepaalde beelden van een incident.
Het is aan het lokale gezag om te besluiten of een demonstratie dient te worden beëindigd. De politie zal aan een dergelijk besluit vervolgens uitvoering geven. De demonstranten van Extinction Rebellion en Christian Climate Action zijn door medewerkers van de Belastingdienst, als beheerder van het gebouw, gevorderd het
pand te verlaten. Daar gaf men geen gehoor aan. Vervolgens is tweemaal door de politie aangegeven dat de demonstratie beëindigd was en zijn de demonstranten gevorderd het pand te verlaten. Daarbij is te kennen gegeven dat wanneer men geen gehoor zou geven aan de vordering, er over zou worden gegaan tot aanhouding. Dit was voor sommige demonstranten reden om het pand te verlaten. Zeventien demonstranten gaven geen gehoor aan het bevel van de politie om de demonstratie te beëindigen en het gebouw te verlaten. Deze demonstranten zijn vervolgens aangehouden, voorgeleid aan de hulpofficier van justitie en hebben een proces-verbaal gekregen.
Ik wijs er hierbij op dat het niet aan mij maar aan andere autoriteiten is – in voorkomende gevallen de rechter – om te oordelen over het geweld dat hierbij door de politie is gebruikt. Geweldsaanwending door de politie moet worden gemeld en getoetst.
Bent u op de hoogte van het feit dat ooggetuigen en demonstranten aangeven langere tijd in een afgesloten busje te zijn geplaatst, waar de binnentemperatuur dermate opliep dat ademhaling werd belemmerd en oververhitting dreigde? Wat is daarover uw oordeel?
In relatie tot deze vragen heeft de politie formele klachten ontvangen, deze worden momenteel onderzocht. Gedurende het onderzoek past het dan ook niet om inhoudelijk op deze vragen in te gaan.
Bent u op de hoogte van het feit dat ooggetuigen en demonstranten die zich in deze alsmaar warmer en benauwder wordende bus bevonden aangeven dat de politie weigerde te reageren op hun hulpvraag toen uitdroging en oververhitting dreigde, en dat de politie op een later moment aangaf zich al van tevoren bewust te zijn van het feit dat de luchtverversing in de bus niet werkte? Wat is daarover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat hiermee de veiligheid van vreedzame demonstranten in het geding is gebracht? Zo ja, wat is daarover uw oordeel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de manier waarop de vreedzame demonstranten van Extinction Rebellion zijn behandeld in schrijnend contrast staat met de manier waarop gelijktijdige boerenprotesten, waarbij sprake was van bedreiging, vernieling en intimidatie, in veel gevallen wel de ruimte hebben gekregen? Zo nee, hoe verklaart u het contrast in aanpak, benadering en afhandeling dan?
De omstandigheden waarin deze verschillende demonstraties hebben plaatsgevonden zijn niet dezelfde. De burgemeester maakt altijd afwegingen op basis van de lokale situatie. Hierover vindt afstemming plaats in de lokale driehoek en desgevraagd wordt verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad.
Deelt u de mening dat het demonstratierecht voor iedereen zou moeten gelden, en dat op deze manier de schijn kan worden gewekt dat bepaalde groeperingen veel meer ruimte krijgen van de politie om hun onvrede te uiten middels dit recht dan anderen?
Het recht om te demonstreren is een grondrecht en een groot goed. Het kabinet hecht veel waarde aan de mogelijkheid om maatschappelijk ongenoegen te kunnen uiten. De burgemeester dient zich dan ook in te spannen om demonstraties te faciliteren, zodat het demonstratierecht zo goed mogelijk kan worden uitgeoefend.
De burgemeester kan bij een demonstratie op openbare plaatsen voorschriften en beperkingen stellen, en in het uiterste geval een demonstratie verbieden of beëindigen, ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Bij demonstraties op andere dan openbare plaatsen kan hij opdracht geven een demonstratie terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien de bescherming van de gezondheid, of de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden dat vordert.
Het in goede banen leiden van demonstraties vergt maatwerk en een inschatting door de burgemeester en de politie op basis van hun kennis van de lokale situatie. Hierover vindt afstemming plaats in de driehoek. Het is niet aan mij als Minister om daarin te treden. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat de politie allereerst het recht op demonstratie zou moeten beschermen, en dat bij onverhoopt eventueel ingrijpen de-escalatie altijd als uitgangspunt moet worden gebruikt? Zo ja, bent u bereid om in dat licht in te gaan op de patronen rondom de inzet van buitenproportioneel geweld jegens de vreedzame protesten van Extinction Rebellion? Hoe kijkt u naar het feit dat dit blijft gebeuren?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om duidelijk uit te spreken dat vreedzame demonstraties een belangrijk grondrecht zijn, en dat dit te allen tijde gefaciliteerd moet worden, ook als het enig ongemak veroorzaakt?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om excuses aan te bieden voor de manier waarop vreedzame demonstranten met geweld zijn behandeld, zoals op beelden te zien is? Zo nee, waarom niet?
Neen. De politie handelt bij het handhaven van de openbare orde onder het gezag van de burgemeester. De burgemeester legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is niet aan mij maar aan andere autoriteiten – en in voorkomende gevallen aan de rechter – om te oordelen over het geweld dat door de politie is gebruikt. Met betrekking tot enkele individuele gevallen loopt er momenteel nog een formele klachtenprocedure. Het is ook daarom niet gepast om hier, vooruitlopend op deze procedure, inhoudelijk op in te gaan.
Het de vertrouwelijkheid van meldingen die binnenkomen bij de meldkamer |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de ouders van een schutter, die zich hebben gemeld bij de meldkamer van de politie, hebben aangegeven vlak daarna te zijn gebeld door een journalist, die ervan op de hoogte was dat de ouders contact hebben gezocht met de meldkamer?1
Ja.
Is er een onderzoek ingesteld naar aanleiding van het signaal dat er vertrouwelijke persoonsgegevens vanuit de meldkamer zouden zijn doorgespeeld aan een journalist? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen onderzoek ingesteld. De politie heeft geen aanwijzingen dat vertrouwelijke persoonsgegevens zouden zijn gedeeld met derden. Overigens heeft de politie mij gemeld dat gebleken is dat de ouders geen contact hebben gezocht met de meldkamer (via het alarmnummer 1-1-2), maar dat er contact is gezocht met het Regionale Service Centrum van de politie (via het niet-spoed-nummer 0900–8844).
Heeft u er begrip voor dat het afbreuk doet aan het vertrouwen van mensen in de politie en mensen kan ontmoedigen in dergelijke gevallen contact op te nemen met de meldkamer als er eventueel vertrouwelijke persoonsgegevens zijn doorgespeeld? Zo nee, waarom niet?
De reputatie van de politie en het vertrouwen dat burgers hebben in de politie zijn voor de legitimiteit van de politie essentieel. Politiemedewerkers dienen daarom zorgvuldig om te gaan met de persoonlijke gegevens van burgers. Mocht dit onverhoopt in situaties mis zijn gegaan, dan begrijp ik uiteraard dat dit effect heeft op de betreffende burgers en hun kijk op de politie. Als blijkt dat onzorgvuldig is omgegaan met vertrouwelijke persoonsgegevens, wat in deze casus volgens de politie niet is gebleken, zal de politie hier passend op reageren.
Hoe beoordeelt u in het licht van bovenstaande vraag de weigering van de politie om op deze kwestie te reageren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals gezegd heeft de politie geen aanwijzingen dat er vertrouwelijke persoonsgegevens zijn gedeeld met derden. Het is verder aan de politie om hierover al dan niet te communiceren.
Hoeveel meldingen over schending van het ambtsgeheim zijn er in de afgelopen vijf jaar geweest? Hoeveel van die meldingen zijn onderzocht? Bij hoeveel van dergelijke meldingen volgde een sanctie, door ofwel de eigen organisatie of de rechter?
Voor het beantwoorden van deze vraag heb ik gebruik gemaakt van de jaarverantwoordingen van de politie over de periode 2017–2022. De politie kent meerdere soorten onderzoeken:
In de jaarverantwoordingen van de politie wordt over de aantallen disciplinaire onderzoeken gerapporteerd. Voor het jaar 2021 heeft de politie gerapporteerd dat er landelijk 77 disciplinaire onderzoeken hebben plaatsgevonden aangaande het lekken, misbruiken en/of achterhouden van informatie. De sancties die daarop volgden betreffen bijvoorbeeld (onvoorwaardelijk/voorwaardelijk) ontslag, inhouden vakantie-uren, schriftelijke berisping of een waarschuwing. Voor een uitgebreider overzicht verwijs ik u naar de eerder genoemde jaarverantwoording.2 In 2020 zijn 81 integriteitsschendingen vastgesteld op het gebied van lekken, misbruiken en/of achterhouden van informatie. In 2019 betroffen dit 68 integriteitsschendingen. In de jaarverantwoordingen over 2018 en 2017 is hierover niet zo gedetailleerd gerapporteerd. Ook in de jaarverantwoordingen van het Openbaar Ministerie, voor de onderzoeken door de Rijksrecherche, wordt niet gedetailleerd gerapporteerd over de onderzochte integriteitsschendingen per organisatie en de daaropvolgende sancties.
De verschillen in handhaving bij boerenprotesten en klimaatdemonstraties. |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat bij de demonstraties van boeren en klimaatactivisten op 22 juni jl. verschillen waren in de manier waarop de politie ingreep?1, 2
Ja. Daarbij merk ik wel op dat ook de omstandigheden waarin deze twee demonstraties hebben plaatsgevonden niet dezelfde zijn.
Erkent u dat dit niet de eerste keer is dat verschillend wordt gehandhaafd bij boeren- en klimaatdemonstraties?3, 4
Mijn ambtsvoorganger heeft naar aanleiding van de eerdere boerenprotesten met uw Kamer van gedachten gewisseld over de handhaving van de rechtsorde tijdens acties door boeren- en klimaatdemonstranten en daarover op 5 november 2019 een brief gestuurd5. Recenter heeft mijn ambtsvoorganger geantwoord op vergelijkbare Kamervragen.6 Aangegeven is steeds dat de verschillende situaties zich slecht laten vergelijken en dat het lokaal gezag afwegingen maakt op basis van de lokale situatie. Dat was ook op 22 juni jl. het geval.
Erkent u dat het feit dat de politie niet tegen trekkers op de snelweg is opgewassen ervoor zorgt dat een boerendemonstrant een aanzienlijk kleiner risico loopt belemmerd te worden in zijn demonstratierecht dan een klimaatdemonstrant zonder een trekker als machtsmiddel?
Allereerst merk ik op dat het recht om te demonstreren in Nederland een groot goed is. De uitoefening daarvan kan enkel worden beperkt ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Daarin is geen verschil tussen boerendemonstranten en klimaatdemonstranten.
Het demonstratierecht biedt evenwel geen vrijbrief voor het plegen van strafbare feiten. Daarbij geldt dat de wet voor iedereen geldt. De wijze waarop wordt gehandhaafd is afhankelijk van de omstandigheden en wordt afgestemd met het bevoegd gezag. De wijze waarop de politie tijdens demonstraties optreedt, wordt bepaald binnen de lokale driehoek.
Rondom de recente boerenprotesten heeft ter ondersteuning van het bevoegd gezag bestuurlijke afstemming plaatsgevonden met vertegenwoordigers lokaal bestuur, OM en politie. Daarbij zijn enkele uitgangspunten als advies voor de lokale driehoeken gedeeld met burgemeesters, onder meer dat de overheid zichtbaar en merkbaar optreedt tegen blokkades en andere buitenwettelijke acties. Waar directe handhaving niet mogelijk is wordt ingezet op opsporing en vervolging na de acties.
In het geval van het gebruik van landbouwvoertuigen was het met het oog op de veiligheid van medeweggebruikers en politiemedewerkers niet altijd goed mogelijk om ter plaatse handhavend in te grijpen. Dat is in sommige gevallen wel gebeurd bij excessen, zoals blokkades van de snelweg. Daarnaast is en wordt achteraf geverbaliseerd op basis van kentekengegevens en beeldmateriaal.
Omdat opgelegde boetes bij de politie niet op doelgroepen worden geregistreerd, is het niet mogelijk om precies na te gaan hoeveel tractorbestuurders een boete hebben ontvangen. Sinds 22 juni 2022 zijn in totaal in ieder geval 700 extra verkeersboetes uitgeschreven voor overtredingen die zijn te relateren aan de boerenprotesten. Het daadwerkelijke aantal ligt mogelijk hoger. Daarnaast zijn de afgelopen periode ruim honderd personen aangehouden vanwege overtredingen en misdrijven die verband houden met de boerenprotesten.
Vindt u dat een wenselijke situatie?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat het lokale gezag verantwoordelijk is voor het handhaven van de wet, de openbare orde en de veiligheid bij een demonstratie, maar dat het aan u is rechtsongelijkheid bij de handhaving van demonstraties te voorkomen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad niet aan mij als Minister om in de verantwoordelijkheid van het lokaal gezag te treden. Zoals aangegeven meen ik dat in dezen geen sprake is van rechtsongelijkheid. De wet geldt voor iedereen. Ook bij de demonstraties door boeren is handhavend ingegrepen.