De verkoop van gegevens aan de politie door Vodafone en TomTom |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
|
|
Kent u de berichtgeving rond de verkoop van (locatie)gegevens door Vodafone en TomTom aan de politie?1
Wat vindt u van de verkoop van deze gegevens? Is hierover overleg geweest met het College bescherming persoonsgegevens? Zo ja, wat was zijn oordeel?
Wat is de aard van deze gegevens? Hoe gedetailleerd zijn de gegevens? Waartoe worden deze gegevens gebruikt? Wat is daarvan het resultaat? Kan de met de informatie ook de locatie van een individu worden afgeleid?
Welke andere (markt)partijen kunnen deze gegevens kopen van deze bedrijven?
Het verbod van brandweerlieden om kritiek te leveren |
|
Ronald van Raak |
|
Wat is uw opvatting over de brief die een aantal (vrijwillige) brandweermensen heeft gekregen van het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio Kennemerland over kritiek die zij in de media hebben geuit?1
Ik constateer dat de directie van de brandweer van mening was dat een aantal brandweermensen in strijd met de geldende gedragscode had gehandeld. De brief is, na persoonlijk contact met de betrokken medewerkers, vervolgens door de directie van brandweer Kennemerland ingetrokken. Het is onder deze omstandigheden niet aan mij om een oordeel over die brief uit te spreken.
Op grond waarvan zouden deze brandweermensen in overtreding zijn?
Zie antwoord vraag 1.
In welke andere veiligheidsregio’s wordt brandweermensen soortgelijke beperkingen opgelegd?
Navraag bij het College van Arbeidszaken van de VNG leert dat niet centraal wordt geregistreerd in welke veiligheidsregio’s gedragscodes worden afgesproken. Het is nadrukkelijk een werkgeversverantwoordelijkheid om in overleg met werknemers, bijvoorbeeld via de ondernemingsraad, nadere afspraken te maken. Binnen veel organisaties is het gebruikelijk dat mediaoptredens die de werksfeer betreffen ook onder deze nadere afspraken vallen.
Deelt u de opvatting dat (vrijwillige) brandweermensen Kamerleden of journalisten te woord moeten kunnen staan en dat dit niet per definitie dient te lopen via de leidinggevende of de communicatieafdeling?
Ik ben van mening dat indien in gedragscodes tussen werkgever en (vrijwillige) werknemer bepaalde afspraken zijn vastgelegd over contacten met de media daaraan in beginsel moet worden voldaan.
Hoe gaat u verzekeren dat Kamerleden en journalisten zich op de hoogte kunnen blijven stellen van de opvattingen van brandweermensen?
Aan die mogelijkheid wordt in geval van een gedragscode als de onderhavige geen afbreuk gedaan.
Het waarborgen van de veiligheid bij het opstellen van dekkings- en spreidingsplannen voor de brandweer en de keuze voor een afwijkende voertuigbezetting |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Herinnert u zich de vragen en antwoorden over het schrappen van brandweerwagens in de veiligheidsregio Middden- en West-Brabant?1
Ja.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van één landelijk kazernedekkingsmodel, zoals uw voorganger toezegde te zullen bespreken met het Veiligheidsberaad? Is er bij de opstelling van het spreidings- en dekkingsplan van de veiligheidsregio Midden en West Brabant gebruik gemaakt van dit landelijk spreidingsmodel? Zo nee, op welk model is het plan dan gebaseerd?
Op dit moment worden in het land drie verschillende rekensystematieken gebruikt om de brandweerdekking en kazernespreiding te berekenen. Midden- en West Brabant maakt hier ook gebruik van. Ik ben voorstander van één landelijk afwegingskader (inclusief rekenmodel) voor het vaststellen van opkomsttijden en het maken van regionale dekkingsplannen. Dit bevordert de uniformiteit en éénduidigheid maar ook de samenwerking.
De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) is het project «ImplementatieBegeleiding Dekkingsplannen Brandweer» (IBDB) gestart, waarbinnen landelijke afspraken worden gemaakt over standaardisatie van de registratie van opkomsttijden en van de presentatie van de resultaten daarvan. Vanuit het Veiligheidsberaad is steun uitgesproken voor dit project. Bij het ontwerpen van het dekkings- en spreidingsplan in de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant was er nog geen landelijk dekkings- en spreidingsmodel beschikbaar.
De definitieve uitkomsten van het landelijke project zullen door de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zo nodig worden meegenomen in een volgende versie van het dekkingsplan. In het Algemeen Overleg Brandweer van 25 mei jongstleden heb ik tevens met de Kamer afgesproken dat ik zorg voor een landelijk dekkingsplan, dat het totaalbeeld geeft van de landelijke brandweerdekking in Nederland (inclusief de spreiding van specialismen en bovenregionale samenwerking) en dat is gebaseerd op de 25 regionale dekkingsplannen.
Wordt door de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (MWB) afgeweken van de opkomsttijden die vastgelegd zijn in het Besluit veiligheidsregio’s? Zo ja, hoe algemeen of specifiek geformuleerd zijn deze afwijkingen en welke gronden zijn gebruik al vereiste motivering?
De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant geeft aan te handelen binnen de tijdsnormen uit het Besluit veiligheidsregio’s voor wat betreft de opkomsttijd. De veiligheidsregio geeft aan dat daar waar deze opkomsttijden niet kunnen worden gehaald, een zorgvuldige afweging plaatsvindt en het bestuur de keuze van de locatie en de mate van de afwijking motiveert. Dit kan alleen als er voorzien is in compenserende maatregelen op het gebied van risicobeheersing, preventie en repressie.
Kunt u informatie verstrekken over de afwijkingen van de opkomsttijden ten opzichte van de norm, zoals andere veiligheidsregio’s die opgenomen hebben in hun plannen, evenals de breedte waarmee die afwijkingen geformuleerd zijn en de motivering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op onderstaande vraag 5.
Heeft u inzicht in de ontwikkeling van de opkomsttijden van de brandweer die de veiligheidsregio’s als basis nemen van de dekkings- en spreidingsplannen? Zo ja, kunt u een volledig overzicht geven van de nagestreefde opkomsttijden geven van de verschillende brandweerkorpsen? Zo nee, wilt u hier onderzoek naar doen?
Ik heb op dit moment geen overzicht per regio van de gehanteerde opkomsttijden of van de eventuele afwijkingen van de opkomsttijden in de verschillende regio’s. De opkomsttijden zijn vastgelegd in het Besluit veiligheidsregio’s en zijn daarmee een bestuurlijke, decentrale verantwoordelijkheid waarover in de gemeenteraad verantwoording wordt afgelegd. De suggestie voor het opstellen van een landelijk afwegingskader wordt door het Veiligheidsberaad opgepakt.
Om een beeld te krijgen van de opkomsttijden in Nederland komt er, in opdracht van mijn Ministerie en het veiligheidsberaad, een onderzoek naar de daadwerkelijk gerealiseerde opkomsttijden en de (bestuurlijke) afwijking hiervan. Hierbij wordt rekening gehouden met de locaties waar van de normtijden wordt afgeweken evenals de zogenaamde automatische doormeldingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de uitkomsten worden voor het eind van het jaar 2011 gerapporteerd aan uw Kamer. De onderzoeksopzet van dit onderzoek wordt u, zoals toegezegd, binnen enkele weken toegezonden.
Vindt in de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant ook een proef plaats met voertuigbezetting?
Nee, in de regio Midden- en West-Brabant vindt geen proef plaats met variabele voertuigbezetting.
Kloppen de gegevens uit de quickscan voertuigbezetting nog? Is er sinds de publicatie van deze quickscan sprake van een tijdelijke bevriezing van verdere proeven tot deze proeven onderzocht zijn? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment vinden die experimenten plaats die zijn opgenomen in de quickscan. De NVBR monitort de voorgang van deze experimenten. Met de IOOV heb ik inmiddels afgesproken dat zij participeren in de evaluatie van het project Variabele voertuigbezetting en ook een oordeel op zullen leveren over de onderzoeksopzet. Op dit moment heb ik geen aanwijzingen dat er wijzigingen hebben plaatsgevonden in de gegevens uit de quickscan. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de pilots voertuigbezetting is een verantwoordelijkheid van het lokaal/ regionaal bestuur waaraan heldere eisen zijn geformuleerd.
Hoe voorkomt u dat veiligheidsregio’s op financiële gronden zoveel mogelijk de grenzen van het Besluit veiligheidregio’s opzoeken door generiek af te wijken van de vastgestelde opkomsttijden en voertuigbezetting, waardoor de veiligheid van brandweerlieden en burgers in gevaar kan komen?
Alle veiligheidsregio’s zijn gebonden aan de tijdsnormen die vastgelegd worden in het Besluit Veiligheidsregio’s. Het is niet mogelijk om hier generiek van af te wijken. Als het bestuur van een veiligheidsregio voor bepaalde locaties opkomsttijden vaststelt die afwijken van de tijdsnormen, dan vindt een zorgvuldige afweging plaats en motiveert het bestuur de keuze van de locatie en de mate van de afwijking. In de gesprekken die ik heb gevoerd met de veiligheidsregio’s krijg ik terug dat dit uitermate zorgvuldig gebeurt.
Het bericht ‘Verbijstering na politiepromotie’ |
|
Hero Brinkman (PVV), André Elissen (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verbijstering na politiepromotie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat hier minimaal sprake is van ongewenst en niet integer handelen van politieofficieren die een voorbeeldfunctie hebben, zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de conclusies van een onderzoek in opdracht van Europol, door OLAF (het Europees bureau voor fraudebestrijding), naar een sollicitatieprocedure bij Europol is bij het KLPD een intern onderzoek gestart naar het handelen van een medewerker die betrokken was bij deze procedure. De korpschef van het KLPD heeft mij gemeld dat uit de uitkomsten van dit recentelijk afgesloten intern onderzoek consequenties zijn getrokken. De functionaris wordt teruggezet in rang en belast met werkzaamheden bij een andere dienst binnen het KLPD.
Ook ten aanzien van de voormalig deputy director zijn consequenties getrokken. Hij is inmiddels belast met projectmatige werkzaamheden binnen het KLPD. Hij bekleedt geen leidinggevende functie en ontvangt derhalve evenmin de daarbij behorende toelagen.
Ik ben van mening dat alle politiemedewerkers, ook politieofficieren, een voorbeeldfunctie hebben, zeker als het om integer gedrag gaat.
Kunt u aangeven wat de belangrijkste bevindingen zijn van het door Europol ingestelde interne onderzoek, alsmede het door OLAF uitgevoerde externe onderzoek zodra dit is afgerond? Kunt u ook verklaren waarom het externe onderzoek zo extreem lang duurt?
Gezien het vertrouwelijke karakter kunnen de bevindingen van het door OLAF uitgevoerde onderzoek niet openbaar gemaakt worden. Een verklaring omtrent de duur van het onderzoek heb ik niet, aangezien OLAF hier zijn eigen verantwoordelijkheid in heeft.
Deelt u de mening dat het ongewenst is om betrokken politieofficieren te bevorderen qua schaal of functie kort nadat of terwijl er nog onderzoeken lopen, zoals in dit geval bij OLAF? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Ten aanzien van de betrokken politiefunctionarissen, is in verband met de onderhavige kwestie passend gereageerd. Er is geen sprake van een bevordering.
Is het u bekend dat er in het (recente) verleden tegen de politieofficier Mossink wegens niet integer gedrag een disciplinaire maatregel is genomen door het KLPD, die resulteerde in een vroegtijdige overplaatsing en bevordering naar de Nationale recherche (o.l.v. diezelfde heer Tom Driessen)? Zo ja, wat vindt u van dergelijke maatregelen. Zo nee, bent u bereid dit nader te (doen) onderzoeken?
Er is in het recente verleden geen sprake geweest van een disciplinaire maatregel tegen de betreffende politieofficier. De bedoelde overplaatsing heeft plaatsgevonden in het kader van een managementmaatregel voor een groep mensen waarvan de betreffende politieofficier deel uitmaakte. De verplaatsing naar de dienst Nationale Recherche had te maken met de expertise van de betreffende politieofficier en paste in zijn loopbaan. Dit was een horizontale verplaatsing en geen bevordering. Pas in de loop van de tijd – na ruim drie jaar – heeft, op basis van de kwaliteit van werkzaamheden, tijdens de reorganisatie van de dienst Nationale Recherche in december 2009 een plaatsing in een andere functie en bijbehorende bevordering tot commissaris binnen de dienst Nationale Recherche van het KLPD plaatsgevonden.
Welke maatregelen gaat u nemen om de frustratie en negatieve gevoelens bij politiemensen alsmede de negatieve beeldvorming ten aanzien van werving en selectie bij de Nederlandse politie en Europol weg te nemen?
Op grond van de conclusies van de onderzoeken naar het handelen van de betrokken politieofficieren, zijn inmiddels consequenties getrokken, zoals vermeld in het antwoord op vraag 2.
Het waarschuwingssysteem BlauwBlauw voor voorrang hulpvoertuigen (ambulance, brandweer, politie) |
|
|
|
Bent u bekend met BlauwBlauw, een waarschuwingssysteem met blauwe knipperende ledverlichting aangebracht boven de achteruitkijkspiegel, die in personenauto’s waarschuwt voor een naderend hulpverleningsvoertuig?
Ja.
Deelt u de mening dat hulpverleners snel ter plaatse moeten zijn en dat de doorstroming van voorrangsvoertuigen bevorderd wordt als automobilisten niet alleen door zwaailicht en sirene, maar ook in hun auto extra gewaarschuwd worden?
Vanzelfsprekend ben ik van mening dat hulpdiensten snel ter plaatse moeten zijn. Over de toegevoegde waarde van een systeem als BlauwBlauw kan ik geen uitspraken doen en deze vraag valt ook buiten het beleidsterrein van mijn departement.
Deelt u de mening dat na de mislukte proef met Flister, dat geen voordeel voor de voorrangsvoertuigen oplevert en alle radioverkeer in de wijde omgeving stoort, een proef met BlauwBlauw zinvol is?
Doelstelling van het Flister onderzoek was om uit te sluiten dat een dergelijk systeem een negatief effect heeft op de verkeersveiligheid. BlauwBlauw profiteert wat mij betreft van de conclusies uit het Flister onderzoek waardoor een vergelijkbare proef met BlauwBlauw niet zinvol is. Vanuit verkeersveiligheidsoogpunt is er geen bezwaar tegen gebruik van dergelijke systemen.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk door middel van een proef de effectiviteit van het systeem BlauwBlauw te onderzoeken?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wilt u daarbij naast de praktische werking ook aangeven of u het voorstelbaar acht dat BlauwBlauw gratis ter beschikking wordt gesteld voor alle auto’s (personen- , bestel- en vrachtauto’s) en ingaan op de vraag of dit systeem leidt tot een aanmerkelijk lagere kostprijs voor het deel van het waarschuwingssysteem dat dient te worden geïnstalleerd in hulpverleningsvoertuigen?
Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de prijsstelling van een systeem als BlauwBlauw. Een gezonde marktwerking lijkt mij hier op zijn plaats waarbij de hulpdiensten zelf de afweging maken tussen de kosten en de baten.
Zo ja, kunt u de Kamer direct na de proef over de resultaten informeren, op welke termijn is dit mogelijk?
Zie de antwoorden op de vragen 3 en 5.
Bent u bereid om bij een geslaagde proef de mogelijkheid te bieden voor invoering van dit systeem, waarbij daadwerkelijke invoering aan hulpverleningsdiensten en particulier initiatief wordt overgelaten?
Vanuit mijn verantwoordelijkheid is er geen regelgeving dat gebruik van BlauwBlauw verbiedt. Wat mij betreft is invoering van een dergelijk systeem dus gewoon al mogelijk.
Het terugdringen van de Combiregeling en het verminderen van politie-inzet bij voetbalwedstrijden |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «KNVB: voetbal moet weer een feest voor iedereen zijn, KNVB wil regels versoepelen voor supporters»?1
Ja.
Is het waar dat gemeenten, politie, KNVB, Openbaar Ministerie en het ministerie van Veiligheid en Justitie afspraken hebben gemaakt over het terugdringen van de Combiregeling en bijvoorbeeld het verminderen van de politie-inzet bij voetbalwetstrijden?
Het klopt dat in het vernieuwde kader voor beleid Voetbal en Veiligheid de ketenpartners (politie, gemeenten, KNVB, Openbaar Ministerie, Auditteam, ministerie van Veiligheid en Justitie) op landelijk niveau afspraken gemaakt zijn om voetbal een feest te laten blijven, onder andere door het laten dalen van het aantal combiregelingen. Het kader voor beleid zal deze week aan uw Kamer worden toegezonden.
Bent u betrokken bij het samenstellen van de notitie «Nieuw beleidskader voetbal en veiligheid»? Zo ja, waar blijkt deze betrokkenheid uit? Maken de afspraken deel uit van de sportnota die u dit voorjaar aan de Kamer stuurt? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid wel aandacht aan dit onderwerp te schenken?
De Minister van VWS is – zij het op enige afstand – betrokken bij het samenstellen en de uitvoering van het vernieuwde Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid. De Minister van VWS houdt zich in deze rol vooral bezig met het bevorderen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) door de betaald voetbal organisatie’s (bvo’s). Op deze manier wordt onder andere bijgedragen aan de preventieve aanpak van voetbal en veiligheid. Dit doet VWS door steun te geven aan de Stichting Meer dan Voetbal. De Stichting zet de verbindende kracht van het voetbal in voor een betere samenleving.
Dit doet zij door het verbreden, verdiepen en zichtbaar maken van de maatschappelijke rol van het voetbal.
Er is voor de Minister van VWS geen aanleiding om in de beleidsbrief over sport en bewegen die de Minister aan de Kamer heeft gestuurd separaat aandacht aan deze afspraken te besteden. Daarvoor dient het nieuwe Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid (zie antwoord op vragen 2 en 5). Wel is er een sterke inhoudelijke relatie tussen dit beleidskader en het actieplan «Naar een veiliger sportklimaat» (TK 2010–2011, 30 234, nr. 36), dat de Minister van VWS uw kamer recent, mede namens mij, heeft doen toekomen. De beleidsbrief van de Minister van VWS heeft een bredere strekking dan dit actieplan en het vernieuwde Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid.
Beperken de afspraken die voortvloeien uit de notitie «Nieuw beleidskader voetbal en veiligheid» zich tot het terugdringen van de combikaart en/of het beperken van de politie inzet bij voetbalwetstrijden of worden er in de notitie ook andere voorstellen met betrekking tot veiligheid en het aantrekkelijk maken van voetbal? Zo ja, hoe luidden deze afspraken? Hoe beoordeelt u in dit verband de wensen van de 21 supportersverenigingen die zich hebben verenigd in het initiatief «Tegen het moderne voetbal»? Bent u van mening dat beperkingen met betrekking tot aanvangstijden en stadionverboden ook nader onderzocht moeten worden?
De afspraken die voortvloeien uit het nieuwe kader voor beleid Voetbal en Veiligheid beperken zich niet alleen tot het terugdringen van de combikaart en het beperken van politie inzet bij voetbalwedstrijden. Voor de afspraken die gemaakt zijn verwijs ik u naar het nieuwe kader voor beleid Voetbal en Veiligheid dat u deze week ontvangt.
Voor supportersverenigingen zijn de betaald voetbalorganisaties de natuurlijke gesprekspartner. Hun wensen, zoals verwoord in het initiatief «tegen het moderne voetbal» zullen zij met de bvo’s moeten bespreken en op lokaal niveau kunnen supportersverenigingen worden betrokken bij de wedstrijdorganisatie. Ik zie voor mijzelf geen rol in het nader onderzoeken van beperkingen met betrekking tot aanvangstijden en stadionverboden.
Wanneer stelt u de Kamer op de hoogte van de gemaakte afspraken in de notitie «Nieuw beleidskader voetbal en veiligheid»? Deelt u de mening dat het beter was geweest als dit plaats had gevonden voor de publicatie in het Friesch Dagblad?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht van het Koprsbeheerdersberaad (KBB) 'ICT Politie Volledig Vernieuwen' |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Bent u bekend met het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad om de computersystemen van de Nederlandse politie volledig te vernieuwen?
Ja, het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad betreft overigens niet de vernieuwing van de ICT-systemen voor agenten en rechercheurs, zoals de Basisvoorzieningen Handhaving en Opsporing, maar de onderliggende ICT-infrastructuur en de bijbehorende ICT-organisatie.
Bent u bekend met (ondermeer) het onderzoek van Het Expertise Centrum (HEC), waarin wordt geconcludeerd dat «de politieorganisatie niet meer in control is over de ICT en dat de kwaliteit van de infrastructuur evenals de ICT-organisatie niet volwassen genoeg is om de huidige situatie nog aan te kunnen»?
Ja.
Bent u tevens bekend met de voorstellen van het Korpsbeheerdersberaad om tot een nieuwe ICT-organisatie en infrastructuur te komen, het zogenoemde Datacenter Politie Nederland? En onderschrijft u de voorstellen van het Korpsbeheerdersberaad?
Ja, ik ben bekend met het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad om tot een Datacenter Politie Nederland te komen. Het voorstel behelst de vernieuwing van de ICT-infrastructuur («de auto») en de bijbehorende ICT-organisatie die noodzakelijk is voor beheer en exploitatie («de garage»).
Het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad voor een tweesporenaanpak lijkt, gelet op het onderzoek van het HEC, verstandig. Het is goed dat het Korpsbeheerdersberaad zich na alle kritiek over de ICT-huishouding en -organisatie heeft gebogen over de strategie voor de komende jaren.
Zoals in het onlangs aan uw Kamer aangeboden Uitvoeringsprogramma nationale politie is aangekondigd, gaat de verantwoordelijkheid voor het gehele ICT-dossier per 1 mei over van de korps-beheerders naar mij. Ik zal mijn verantwoordelijkheid invullen in goede afstemming met de korpsbeheerders gezien hun formele verantwoordelijkheden in het bestaande politiebestel.
Ik wil mij daarom grondig vergewissen van de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad. Daarbij wil ik ook gebruik maken van het onderzoek van mijn Audit Dienst in het kader van de overdracht van de vts Politie Nederland en van de uitkomsten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer, dat in juni wordt afgerond. Vanwege de omvang en complexiteit van de vervanging van de ICT-infrastructuur en ICT-organisatie én de samenhang met de vervanging van de basisvoorzieningen kies ik voor zorgvuldigheid boven snelheid. In de tussentijd moet de continuïteit van de basisvoorzieningen en andere systemen te allen tijde zijn gewaarborgd.
Deelt u de mening dat het Korpsbeheerdersberaad in feite stelt dat er niet alleen een nieuwe auto moet worden aangeschaft maar ook een nieuwe garage? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent ook u opgelucht dat er nu eindelijk klare taal wordt gesproken over de ICT-voorzieningen van de politie, namelijk dat de problemen simpelweg niet meer zijn te repareren?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn de consequenties voor de dagelijkse politiepraktijk, nu wordt voorgesteld om het nieuwe datacenter de komende drie jaar stapsgewijs op te bouwen?
De uitvoering van het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad, oftewel de eventuele opbouw van het Datacenter Politie Nederland in de komende drie jaar, mag geen (negatieve) consequenties hebben voor de dagelijkse praktijk. Integendeel, het Datacenter moet er aan bijdragen dat de politie kan rekenen op een stabielere ICT-infrastructuur met minder kans op de uitval van systemen en verlies van gegevens. Na de opbouw van het Datacenter wordt van het voorstel dus een adequatere ICT-dienstverlening voor de Nationale Politie verwacht.
Ziet u mogelijkheden om dit proces sneller te laten verlopen zonder afbreuk te doen aan kwaliteit en gebruikersgemak?
Het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad moet eerst nader worden uitgewerkt. Pas dan kan worden beoordeeld of versnelling mogelijk is.
Deelt u de mening dat het onderzoek van de Algemene Rekenkamer wellicht niet meer zal worden gebruikt om de toekomst erop te baseren, maar dat gedegen onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestede gelden aan de huidige ICT-voorzieningen cruciaal blijft? Zo nee, waarom niet?
Ik zal bij het verder uitwerken van het voorstel van het Korpsbeheerdersberaad beslist gebruik maken van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer.
Kunt u aangeven wat de financiële consequenties zijn van voornoemde voorstellen van het Korpsbeheerdersberaad? Zo nee, waarom niet? Wanneer dan wel?
Ik kan de financiële consequenties van het voorstel van het Kbb nu nog niet aangeven, omdat het plan van aanpak nog niet is uitgewerkt. Ik zal uw Kamer direct na de zomer informeren over mijn plan van aanpak en de financiële uitwerking ervan en de daaruit voortvloeiende budgettaire consequenties.
Het in dienst nemen van oudere politieagenten |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Politie moet minder streng zijn voor oudere sollicitant»1 en kent u de rapportage «Politietop», over waardering, respect en gezag bij de politie?
Ja.
Wordt er op dit moment al onderscheid gemaakt ten aanzien van de fysieke eisen die aan oudere dan wel jongere politieagenten worden gesteld? Zo ja, welke verschillen worden er gemaakt en door welke korpsen?
Momenteel wordt er geen onderscheid gemaakt ten aanzien van de fysieke eisen die aan oudere dan wel jongere politieagenten gesteld worden.
Deelt u de aanbeveling uit het genoemde rapport om de gemiddelde leeftijd van politiemensen op straat te verhogen omdat «politiemensen met meer ervaring stralen haast vanzelf meer gezag uit[stralen] en van burgers meer respect en waardering» krijgen? Zo ja, hoe gaat u aan de aanbeveling tegemoet komen? Zo nee, waarom niet?
Het werk van de politie op straat is vaak uitdagend en moeilijk. Het streven is dat alle politiemedewerkers, ongeacht leeftijd of ervaring, gezag uitstralen en hierdoor respect en waardering krijgen van de burger. Samen met de RKC en de Politieacademie werk ik aan het programma- en actieplan «versterking professionele weerbaarheid»; onderdeel van dit programma is het versterken van de veerkracht, vakmanschap en het gezag van politieambtenaren.
Deelt u de mening dat er tijdens sollicitaties verschil dient te worden gemaakt in de eisen ten aanzien van de fysieke conditie als het om jonge en oudere kandidaten gaat? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom moeten oudere agenten aan dezelfde fysieke eisen voldoen dan hun jongere collega’s?
Onderdeel van de selectieprocedure bij de politie is het fysiek motorisch onderzoek. De Politieacademie heeft de beschikbare data met betrekking tot de gemeten tijden voor het fysiek motorisch onderzoek geanalyseerd. Deze analyse is gemaakt om te komen tot leeftijdsdifferentiatie met betrekking tot de normtijden voor het fysiek motorisch onderzoek. De uitkomst van het onderzoek worden naar verwachting eind mei besproken met de vakbonden. Doelstelling is om de nieuwe normtijden voor het fysiek motorisch onderzoek rond de zomer in te voeren.
Bent u bekend met de plannen van het politiekorps Amsterdam Amstelland om verschillende fysieke eisen voor oudere en jongere agenten te gaan stellen? Zo ja, wat houden die plannen in? Bent u bereid zich in te zetten voor verdere verspreiding van die plannen?
Het korps Amsterdam-Amstelland heeft aangegeven geen eigen plannen te hebben om verschillende fysieke eisen te gaan stellen voor oudere en jongere agenten.
Deelt u de mening dat, ook al is het kabinet voornemens positieve discriminatie voor groepen op de arbeidsmarkt af te schaffen, er tenminste belemmeringen voor oudere kandidaat politieagenten moeten worden weggenomen? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Doelstelling is om in de selectieprocedure zal, zoals aangegeven bij vraag 4, voor het fysiek motorisch onderzoek leeftijdsdifferentiatie toe te passen. Met betrekking tot de overige onderdelen van de selectieprocedure zie ik geen belemmeringen voor oudere kandidaten. De overige onderdelen van de selectieprocedure, en eisen die gesteld worden aan kandidaten, zijn dan ook voor een ieder gelijk.
Bureaucratie bij de VtsPN |
|
Ronald van Raak |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat medewerkers bij de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN) vanaf het begin van deze maand iedere minuut bij moeten houden wat zij aan het doen zijn, tot aan een wc-bezoek toe?
Ik ben op de hoogte van berichtgeving van 18 maart jl. over het noteren van toiletbezoek van politiepersoneel in de Telegraaf.
Het betreft medewerkers van de telefooncentrale op een servicedesk die aangeven of zij op een bepaald moment wel of niet bereikbaar zijn. Zij houden niet bij per minuut wat zij doen, maar geven wel aan welk moment zij om welke reden niet telefonisch bereikbaar zijn.
Klopt het dat door leidinggevenden ook nog eens wordt gecontroleerd of dit wel door iedereen op de juiste manier wordt gedaan?
Er wordt door leidinggevenden niet gecontroleerd op reden van afwezigheid, maar wel op voldoende aanwezigheid.
Wat is het doel van deze registratiedrift en controlegekte? Hoe wordt het werk van de VtsPN en de politie hier beter van?
Het doel van de opgave van telefonische bereikbaarheid is om ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit aanwezig is om de klant te woord te staan. De mate van detaillering van de redenen voor de afwezigheid acht ik echter niet wenselijk. Ik zal ervoor zorgen dat vanaf 1 mei niet meer bijgehouden hoeft te worden welke reden de afwezigheid heeft.
Hoe rijmen deze handelingen met het door u opgestelde «aanvalsplan bureaucratie en versterking van vakmanschap politie», dat wij onlangs van u hebben mogen ontvangen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze bureaucratische maatregel per direct af te schaffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wanorde in de Veiligheidsregio Limburg-Noord |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vernietigend rapport over wanorde Veiligheidsregio Limburg-Noord»?1
Ja
Klopt het dat er binnen de top van de regio een conflict is uitgebarsten dat de regionaal brandweercommandant (voorlopig) de kop heeft gekost?
Om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de organisatie heeft de directie van de Veiligheidsregio Limburg-Noord opdracht gegeven tot een onderzoek «doorlichting Veiligheidsregio Limburg-Noord». In een rapportage naar aanleiding van deze doorlichting staan constateringen die direct herleidbaar zijn tot het functioneren van de regionaal commandant. Naar aanleiding van deze constateringen hebben de leden van het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio besloten tot een nader, verdiepend onderzoek dat 6 tot 8 weken zal duren. In dit kader is besloten dat de regionaal commandant tijdelijk zijn werkzaamheden neerlegt en zijn functie niet uitoefent vanaf de start van het vervolgonderzoek tot en met de eventuele besluitvorming naar aanleiding van de onderzoeksresultaten.
Klopt het dat de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid het genoemde onderzoeksrapport inmiddels heeft opgevraagd bij de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN)?
De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) heeft kennis genomen van het genoemde onderzoeksrapport, dat overigens openbaar is. Dit om te bezien of de veiligheidsregio in staat is haar taken naar behoren uit te voeren en of de al in gang gezette ontwikkeling van de veiligheidsregio (verbetertraject) zich blijft doorzetten.
De Inspectie OOV houdt toezicht op de vraag hoe veiligheidsregio’s en gemeenten hun taken uitoefenen en wet- en regelgeving naleven. In april 2010 heeft de Inspectie OOV in haar rapport «De Staat van de rampenbestrijding» met betrekking tot de regio Limburg-Noord geconstateerd dat de VRLN eind 2009 veel aandachtspunten had opgepakt in verschillende projecten ofwel reeds in planvorming had uitgewerkt. Op een aantal punten was nog ruimte voor verbetering (zie Kamerstukken II, 2009–2010, 29 517, nr. 40.
Heeft u inmiddels kennisgenomen van de feiten?
Ik heb kennisgenomen van de feiten uit de openbare rapportage.
Acht u een onderzoek gerechtvaardigd? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het niet gepast om voorafgaand aan de uitkomst van een vervolgonderzoek en voorafgaand aan het oordeel van het bestuur over dat vervolgonderzoek een uitspraak te doen over de gerechtvaardigheid van een onderzoek.
Bent u op de hoogte van het feit dat de voorzitter van de Veiligheidsregio (vooralsnog) niet wil ingaan op verzoeken van de relevante gemeenteraden en dus geen verantwoordelijkheid lijkt te willen afleggen?
Het dagelijks bestuur van de regio heeft aangegeven voorlopig geen verdere uitspraken te willen doen met betrekking tot de onderzoeksbevindingen en de redenen die hebben geleid tot het besluit dat de regionaal commandant tijdelijk zijn werkzaamheden neerlegt en zijn functie niet uitoefent gedurende het vervolgonderzoek. Het dagelijks bestuur heeft aangegeven eerst de resultaten van het vervolgonderzoek af te wachten.
Deelt u de mening dat de rol van de gemeenteraad niet beperkt moet worden tot het eenmaal in de vier jaar vaststellen van een risicoprofiel? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening. Overigens, beperkt die rol zich momenteel niet tot het eenmaal in de vier jaar vaststellen van een risicoprofiel. Het bestuur van de veiligheidsregio is, conform de Wet veiligheidsregio, verplicht te overleggen met de raden van de deelnemende gemeenten alvorens het risicoprofiel van de regio vast te stellen en daarbij dient het bestuur de raden te vragen naar de wensen aangaande het beleidsplan van de veiligheidsregio. Daarnaast staat blijft de taak van elke gemeenteraad overeind om de eigen burgemeester te controleren bij de wijze waarop de burgemeester uitvoering geeft aan zijn taken binnen de veiligheidsregio waar de gemeente aan deelneemt. De betrokkenheid van de gemeenteraad op dit belangrijke (lokale) beleidsterrein zou zich dan ook niet moeten beperken tot haar inbreng bij het risicoprofiel en het beleidsplan.
Deelt u de mening dat er een volledige uitleg moet komen over de problemen bij de VRLN en dat duidelijk moet zijn welke bestuurder verantwoordelijk is voor het strategisch concept van de VRLN? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen?
Het is primair de verantwoordelijkheid van het bestuur van de veiligheidsregio om de interne organisatie en de visie op deze organisatie vorm te geven. Momenteel is datzelfde bestuur in afwachting van de uitkomst van dit vervolgonderzoek en zijn nog geen besluiten genomen naar aanleiding van de eerste rapportage. Verder draagt in mijn ogen het bestuur van de veiligheidsregio gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het strategisch concept van haar regio. Ik vertrouw er op dat, wanneer het bestuur van de veiligheidsregio een compleet beeld heeft van de situatie binnen de eigen organisatie, dit bestuur ook een volledige uitleg zal verzorgen binnen de regio. Het treffen van maatregelen acht ik momenteel dan ook niet opportuun.
Deelt u tevens de mening dat er sprake moet zijn van een heldere en werkbare procedure voor vaststellen begroting, taakstelling en organisatie van de VRLN evenals zicht op de prestaties en bemoeienissen van de VRLN? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen?
Ja, ik deel de mening dat er sprake dient te zijn van een heldere en werkbare procedure voor het vaststellen van een begroting, taakstelling en organisatie van een veiligheidsregio. Het is echter het bestuur van de veiligheidsregio, dat primair verantwoordelijk is voor de inrichting van deze procedures met betrekking op de eigen organisatie. Veiligheidsregio’s zijn een vorm van verlengd lokaal bestuur, waarbij de aan de regio deelnemende gemeenten als eerste aan zet zijn om maatregelen te nemen. Middels wetgeving stel ik de kaders voor (brand)veiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing vast, maar gezien de verlengd lokaal bestuur constructie van de veiligheidsregio meng ik mij niet in organisatievraagstukken van deze aard. Het treffen van maatregelen acht ik momenteel dan ook niet opportuun.
Handhaving door waterpolitie, Rijkswaterstaat en Inspectie Verkeer en Waterstaat van de Binnenvaartwet |
|
Arie Slob (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hoofd Waterpolitie «Zorgen om veiligheid na overdracht controles»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten in hoeverre de overgang van handhavingstaken van de Dienst Waterpolitie naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) en Rijkswaterstaat (RWS) heeft geleid tot meer efficiency?
De opbouw van deze bestuurlijke handhavingscapaciteit binnen IenM is een groeiproces. Op 1 januari 2010 is de bestuurlijke boete voor de handhaving van de Binnenvaartwet in werking getreden en afgelopen jaar zijn hiermee de eerste ervaringen opgedaan. Daarom is het op dit moment nog te vroeg hierover concrete uitspraken te doen. In het IVW-jaarverslag over 2011 zal ik u nader berichten over de gevraagde efficiency.
In lijn met het kabinetsbeleid inzake sanctiestelsels is in de beroepsbinnenvaart gekozen voor de bestuurlijke handhaving omdat sprake is van een stevige en bestendige relatie tussen de overheid en een duidelijk afgebakende doelgroep. Ondanks dat het merendeel van de overtredingen bestuurlijk zal worden afgedaan, is strafrechterlijk optreden in een beperkt aantal gevallen aan de orde indien overtredingen gevaar opleveren voor de openbare veiligheid (bijv. ernstige overtreding van de vaar- en rusttijden). Met de bestuurlijke boete ontstaat een breder palet van in te zetten handhavingsinstrumenten, waarmee alle handhavingspartners het toezicht zo efficiënt mogelijk inrichten. Door gericht te kiezen uit dit brede palet aan instrumenten zetten de IVW en RWS nu al minder capaciteit in dan in het verleden door de politie te water is gedaan.
Blijft er door de verschuiving van taken wel voldoende nautische kennis bij de Waterpolitie?
De nautische kennis is voldoende geborgd. Ondanks de verschuiving van strafrechtelijke naar bestuursrechtelijke handhaving in de Binnenvaartwet is strafrechtelijk optreden door de politie te water immers nog steeds aan de orde indien overtredingen gevaar opleveren voor de openbare veiligheid. Bovendien is tussen de IVW en de politie te water afgesproken dat de politie in het kader van haar opsporingstaak tevens controleert op de naleving van de voorschriften over vaar-, rusttijden en bemanningssamenstelling. Indien sprake is van een overtreding die zich leent voor bestuursrechtelijke afdoening, stelt de politie te water een proces verbaal van bevindingen op en stuurt die aan de IVW. Op basis hiervan kan de IVW een bestuurlijke boete opleggen.
Ook zijn er naast de Binnenvaartwet tal van andere relevante wetten, zoals de Scheepvaartverkeerswet, die strafrechtelijk worden gehandhaafd waardoor de nautische kennis bij de politie te water eveneens is geborgd.
Krijgt de Waterpolitie zo wel voldoende informatie over de scheepvaart om haar taken in de criminaliteitsbestrijding te kunnen uitvoeren?
Ja, zie antwoord op vraag 3.
Is het waar dat u weer flink in de net opgetuigde handhavingsdienst bij de IVW en RWS (ongeveer 16%) gaat snijden?
Nee, dat besluit is niet genomen. Uiteraard treft de bezuinigingstaakstelling van het kabinet ook mijn departement. Over de precieze invulling daarvan moet nog worden besloten.
Het naleeftekort in de Binnenvaartwet – met name de vaar- en rusttijden – bedraagt ongeveer 50%. De huidige handhavingsinspanning is gericht op vermindering van dit tekort en vindt voornamelijk plaats door middel van varende inspecties. Het aantal varende inspecties zal in de eindsituatie wel significant lager zijn dan het aantal dat in de achterliggende periode door de politie te water is gerealiseerd. Deze reductie is mogelijk door vernieuwing van het toezicht, waarbij de IVW en RWS het toezicht op een moderne, effectieve en efficiënte manier zullen uitvoeren met minimale toezichtlasten. Bij deze vernieuwing geldt het uitgangspunt «vertrouwen, tenzij» in combinatie met de onderliggende risicoselectiesystemen. Nieuwe instrumenten worden daarbij ingezet. De mogelijkheden van een ruimer gebruik van digitale informatie – o.m. voor de handhaving van de meldingsplicht en de vaar- en rusttijden – worden op dit moment nader onderzocht. Daarnaast wordt systeemtoezicht ingezet indien bedrijven de veiligheid adequaat borgen waardoor intensief producttoezicht overbodig is. Zo zullen in de tank- en containervaart na een uitgebreid vooronderzoek handhavingsconvenanten af worden gesloten met grotere ondernemingen die in staat blijken risico’s goed te beheersen en de naleving van relevante wet- en regelgeving te monitoren. Het doel is in 2011 met 5 tot 10 bedrijven convenanten af te sluiten.
Hoeveel boeterapporten Binnenvaartwet zijn er in het overgangsjaar 2010 door de Dienst Waterpolitie en de Rivierpolitie Rotterdam opgemaakt en hoeveel daarvan hebben uiteindelijk geleid tot een boete?
In 2010 zijn in totaal 715 boeterapporten ontvangen. De politie te water heeft daarvan 617 boeterapporten aangezegd (het KLPD: 484 en de Zeehavenpolitie: 133). Hiervan zijn 63 boetes daadwerkelijk opgelegd (het KLPD: 38 en de Zeehavenpolitie: 25).
Bent u bekend met het feit dat veel boeterapporten door de IVW op grond van kwaliteitseisen zijn afgekeurd?
Ja, dat is mij bekend. Om de kwaliteit van boeterapporten verder te verbeteren is ook binnen IenM een aantal maatregelen getroffen, waaronder een extra collegiale toets op de kwaliteit hiervan.
Klopt het dat de IVW de richtlijnen in 2010 diverse keren heeft gewijzigd en desondanks boeterapporten die niet aan de eisen voldeden niet heeft teruggestuurd naar de Waterpolitie om tekortkomingen aan te passen?
Nee. De basis voor de oplegging van de bestuurlijke boete – de zogenaamde boetecatalogus als onderdeel van de Binnenvaartregeling en de instructie voor de handhavers – is in 2010 niet veranderd. Enkele onvolkomenheden in de boetecatalogus zijn in de loop van 2010 onderkend en hebben geleid tot een aangepaste boetecatalogus, die per 1 januari 2011 van kracht is geworden. Boeterapporten van de politie te water zijn teruggestuurd nadat deze over een periode zijn verzameld om inzicht te krijgen in de wijze waarop de rapporten worden afgedaan en hierover nadere afspraken te maken.
Is het waar dat de Dienst Waterpolitie en de Rivierpolitie Rotterdam in november daarom hebben besloten met onmiddellijke ingang te stoppen met de bestuurlijke handhaving van de Binnenvaartwet? Zo ja, bent u hierover geïnformeerd en welke acties hebt u vervolgens ondernomen?
Ja, dat is mij bekend dat de politie te water met ingang van november 2010 is gestopt met bestuurlijk toezicht omdat de boetecatalogus onvolkomenheden vertoonde. Dit heeft geleid tot een aangepaste regeling die per 1 januari 2011 in werking is getreden (zie vraag 8).
Deelt u de mening dat deze werkwijze de geloofwaardigheid van de handhavende diensten op het spel zet?
Die mening deel ik niet. De opbouw van de bestuurlijke handhavingscapaciteit binnen IenM is immers een groeiproces. Naast de verbeteringen die reeds zijn doorgevoerd, zullen de havenbedrijven van Rotterdam en Amsterdam in de loop van dit jaar starten met de bestuurlijke handhaving, waarover momenteel nadere afspraken worden gemaakt. Met de provincies Groningen, Overijssel en Friesland zullen voorts ook afspraken worden gemaakt over de uitvoering van bestuurlijke handhaving. In samenhang met de modernisering van het toezicht – zie antwoord op vraag 5 – ben ik van mening dat de bestuurlijke handhaving voldoende geborgd is.
Deelt u de zorgen van het hoofd van de Waterpolitie over de gevolgen van de verschuiving van de handhaving van de vaar- en rusttijden en de bemanningssterkte voor de veiligheid op het water? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
Gezien de huidige inzet (zie vraag 3), de voorgenomen modernisering van de handhaving (zie vraag 5) en de aanvullende afspraken met andere handhavingspartners (zie vraag 10) deel ik die zorg niet.
Het schrappen van brandweerwagens |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Reorganisatie; Minder wagens en vrijwilligers; Grote onrust bij brandweer»1?
Ja.
Is het waar dat er bij het brandweerkorps Midden- en West-Brabant ongeveer 250 van de 1 450 vrijwillige brandweerlieden boventallig worden? Zo ja, wat is hier uw mening over?
Door de ambtelijke leiding van de brandweer, onderdeel van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, is op basis van de Wet veiligheidsregio’s een risicoprofiel opgesteld. Daarvan afgeleid is een brandspecifiek risicoprofiel voor de regio opgesteld. Het generieke en specifieke risicoprofiel zijn op hun beurt de basis voor een door de brandweer gemaakt dekkings- en spreidingsplan voor de brandweerzorg in de regio Midden- en West-Brabant. Daarin wordt enerzijds uitgegaan van de normen zoals opgenomen in landelijke wet- en regelgeving en anderzijds van de operationele grenzen voor zowel de zorg als de organisatie van de brandweer. Uit het spreidings- en dekkingsplan komt naar voren dat het zowel mogelijk als verantwoord is materieel en menskracht te verminderen.
Het gaat op een totaalbestand van circa 1 500 vrijwilligers om een afname van 156 vrijwilligers, waarvan 90 plaatsen op dit moment niet bezet zijn; derhalve een feitelijke vermindering van 66 vrijwilligers, te realiseren in de periode 2012–2014. Deze vermindering kan en zal op natuurlijke wijze tot stand worden gebracht in voornoemde periode. Daarnaast gaat het in dezelfde periode om een vermindering van 10 beroepskrachten in de repressieve sfeer, op een totaal bestand van ruim 200.
Op 31 maart jl. heeft het bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant een standpunt ingenomen ten aanzien van onder andere het (brand)risicoprofiel en het dekkings- en spreidingsplan brandweer. Het bestuur heeft de bovenstaande voorstellen van de brandweer goedgekeurd.
Is de aangekondigde reorganisatie een rechtstreeks gevolg van een nieuw landelijk «dekkings- en spreidingsplan voor de brandweer»? Zo ja, is het schrappen van personeel en brandweerwagens een beoogd effect van dat landelijk plan? Hoeveel geld moet hiermee worden bespaard? Zo nee, waarom moeten er dan wel brandweerwagens en vrijwilligers verdwijnen?
Nee. Zie verder het antwoord op vraag 2. In aanvulling daarop nog het volgende: het bestuur van de veiligheidsregio MWB zal op inhoudelijke gronden keuzen maken en besluiten nemen. Bestuurlijke aanvaarding van het spreidings- en dekkingsplan door de regio heeft als gevolg dat op termijn een structurele besparing op de uitgaven van circa € 2 miljoen euro wordt gerealiseerd.
Deelt u de mening dat reorganisaties of eventuele bezuinigingen bij de brandweer niet ten koste mogen gaan van de brandweerzorg?
Ja.
Wat betekent het voor de brandweerzorg als zestien brandweerteams hun tweede bluswagen inleveren? Kunt u garanderen dat de opkomsttijden hierdoor gelijk of in ieder geval binnen de daarvoor geldende normen blijven?
De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (MWB) heeft in het kader van het opgestelde spreidings- en dekkingsplan ook een voorstel gemaakt over opkomsttijden van de 1e basis brandweereenheid en een afwegingskader voor de geografische spreiding van de 2e basis brandweereenheid. De opkomsttijden blijven binnen de normen, die zijn vastgelegd in het Besluit veiligheidsregio’s.
Zijn u uit andere brandweerkorpsen in Nederland nog meer berichten bekend over het schrappen van brandweerwagens en vrijwilligers? Zo ja, welke berichten betreft dit en om hoeveel wagens en vrijwilligers gaat het?
Ik weet dat er in meerdere regio’s wordt gekeken naar het spreidings- en dekkingsplan. Specifieke gegevens zijn mij hierover niet bekend.
Op welke wijze wordt er over de voorgenomen plannen als gevolg van het dekkings- en spreidingsplan met de brandweervrijwilligers gecommuniceerd?
De medewerkers van de brandweer MWB, in totaal 2 000 personen (zowel vrijwilligers als beroepspersoneel) zijn in een 9-tal bijeenkomsten door de leiding van de brandweerorganisatie geïnformeerd; tevens heeft via de reguliere communicatiemiddelen de interne communicatie plaatsgehad. Ook de Ondernemingsraad is tijdig en volledig geïnformeerd.
Maakt u zich, door de onrust die nu wederom ontstaat, zorgen over de gevolgen dit kan hebben op het aantrekken en behouden van brandweervrijwilligers? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, waarom niet?
Het personeelsbeleid bij de brandweer is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de veiligheidsregio’s en de gemeenten. Vrijwilligers zijn de «ruggengraat» van de brandweerorganisatie. Ik stimuleer de vrijwilligheid in brede zin. Met de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) bijvoorbeeld heb ik uitgebreid kennisgemaakt en treed ik nu periodiek in overleg. Daarnaast heb ik bijvoorbeeld het congres van «het Katwijks beraad» gesteund dat vrijwilligers in veiligheid in den brede als thema had. Ik ben en zal me ook de komende periode in blijven zetten voor de vrijwilligers in het veiligheidsdomein. Op het domein van de brandweer ben ik daarover ook in overleg met de NVBR en de VBV.
Het niet werken van het politiecommunicatiesysteem C2000 |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u de site http://www.hierpastgeenmast.nl/, het verzet tegen de bouw van een zendmast aan de Rotterdamse Essenburgsingel en e-mailbericht van het Actiecomité Hier Past Geen Mast?1
Ja.
Is het waar dat de C2000 zendmast aan de Rotterdamse Essenburgsingel nog steeds niet volledig functioneert? Is het waar dat de mast niet werkt voor het centrum van de stad? Zo nee, wat is dan niet waar aan dit bericht?
De C2000 mast aan de Rotterdamse Essenburgsingel is operationeel sinds 30 november 2009. De mast dekt momenteel het gebied richting diergaarde Blijdorp af. Het dekkingsprobleem op de locatie Blijdorp is hiermee opgelost. De antenne op de mast beschikt weleens over de benodigde functionaliteit voor radiodekking richting het centrum; de antenne is daarvoor nog niet ingeschakeld. Dit zal naar verwachting in mei gebeuren.
Bent u nog steeds van mening dat in verband met de veiligheid de mast aan de Essenburgsingel en niet op een alternatieve locatie kan staan? Zo ja, waarom werkt die mast dan nog steeds niet en wat zegt dat over de urgentie van de plaatsing van deze mast? Zo nee, welke conclusies trekt u hieruit?
Er dient bij de beantwoording van deze vraag een onderscheid te worden gemaakt tussen de locatie van het opstelpunt en het moment waarop het opstelpunt volledig in gebruik kan worden genomen.
Er zijn – gezien de locatie van de overige geplaatste opstelpunten – geen alternatieve locaties voor dit opstelpunt beschikbaar die een gelijkwaardige dekking voor de binnenstad van Rotterdam opleveren.
De reden voor het nog niet volledig operationeel zijn van dit opstelpunt is gelegen in het feit dat het hier niet gaat om het simpel aanzetten van een enkel opstelpunt maar om een onderling samenhangend en complex pakket van technische maatregelen dat er voor moet zorgen dat de dekking in de binnenstad van Rotterdam wordt verbeterd. Verschillende masten moeten worden gebouwd, in gebruik worden genomen en op elkaar worden afgestemd. Bestaande masten moeten worden aangepast. Daarbij moet ook het beheer van deze nieuwe constellatie worden ingeregeld.
Kan er vanwege het niet volledig functioneren van de mast sprake zijn van onveilige situaties in het centrum van Rotterdam? Zo ja, aan welke situaties denkt u en hoe gaat u er voor zorgen dat dit probleem wordt opgelost? Zo nee, waarom is die zendmast dan per se op de voorziene locatie nodig?
Momenteel verzorgt de mast op het Erasmus Medisch Centrum de dekking in het centrum van Rotterdam. Daardoor treedt er op sommige locaties in de binnenstad de zogenaamde handover-problematiek op. De vaste commissie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in het algemeen overleg van 13 mei 2009 over deze problematiek reeds uitvoerig geïnformeerd. Indien de zendmast op de Essenburgsingel niet wordt aangezet dan zal de door alle betrokken partijen noodzakelijk geachte verbetering in het centrum van Rotterdam niet worden gerealiseerd.
Hoe oordeelt u nu, in het licht van het bovenstaande en gegeven het verzet van de Rotterdamse gemeenteraad en actievoerders tegen de locatie van de mast aan de Essenburgsingel, nu over de noodzaak om de mast op die locatie te bouwen?
Zie het antwoord op vraag 3.
De brand in het havengebied Amsterdam |
|
Paulus Jansen |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bereid om de Kamer, voor zover mogelijk, vóór het algemeen overleg over externe veiligheid en gevaarlijke stoffen d.d. 9 maart 2011 te informeren over de afwikkeling van de brand bij Diergaarde Chemical Complex te Amsterdam?1
Helaas bleek het niet mogelijk vóór het AO externe veiligheid de vragen te beantwoorden omdat relevante informatie bij derden moest worden opgevraagd.
Bent u bereid daarbij in te gaan op de volgende punten?
Naar de mening van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland is de samenwerking tussen de regio's en de opschaling goed verlopen.
De informatie over het verloop van de brand, de brandbestrijding en de publieks- en perscommunicatie werd afgestemd met de veiligheidsregio's Kennemerland, Zaanstreek-Waterland en Noord-Holland Noord (het effectgebied). Hierbij bood het Nationaal Crisiscentrum ondersteuning. De afgestemde informatie werd bekend gemaakt op www.amsterdam.nl. Websites van andere gemeenten verwezen naar de Amsterdamse website. Daarnaast kreeg de bevolking informatie via RTV Noord-Holland (de rampenzender), via een publieksnummer en via Twitter. Telefonisten van gemeentehuizen werden hiervan op de hoogte gesteld. Gegeven de kenmerken van deze brand (een brand waarbij de opslag van gevaarlijke stoffen niet betrokken raakte) werd het niet nodig geacht aanvullende communicatie voor bijzondere doelgroepen te verzorgen.
Bij de brand is bluswater vrijgekomen. De Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft er op toegezien hoe Rijkswaterstaat en Waternet, in samenwerking met de gemeente Amsterdam, de waterverontreiniging door bluswater hebben aangepakt. Door het afsluiten van duikers en het indammen van sloten, het opzuigen van bluswater en afvoeren daarvan naar ATM Moerdijk is verdere verspreiding van de verontreiniging via het oppervlaktewater voorkomen.
Vergunningsituatie: het bedrijf beschikt sinds 1995 voor de op- en overslag van gevaarlijke en niet-gevaarlijke stoffen over vergunningen op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Hierin zijn onder meer eisen op basis van de zogenaamde CPR 15-2 richtlijn voor een opslagloods voor gevaarlijke stoffen opgenomen. Deze richtlijn is de voorloper van de richtlijn 15 uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS15).
Het bedrijf heeft op 22 september 2009 een aanvraag om een revisievergunning Wm ingediend. Bij deze aanvraag is tevens een kennisgeving op grond van het Brzo ingediend. De nieuwe Wm revisievergunning dateert van 2 december 2010. De gemeente Amsterdam heeft hierin voorgeschreven dat het bedrijf aan de richtlijn PGS15 met brandbeveiliging moet voldoen.
Naleving, toezicht en handhaving: tijdens een Wm-controle op 14 april 2009 heeft de gemeente Amsterdam geconstateerd dat, naast de vergunde gasflessen, ook gasflessen aanwezig waren waarvan de keuringsdatum verstreken was en dat niet alle voorschriften werden nageleefd. Op 28 mei 2009 heeft de gemeente het bedrijf een vooraankondiging met het voornemen tot het opleggen van een dwangsom gestuurd. Bij brief van 9 september 2009 heeft de gemeente het bedrijf gemeld dat zij op 5 augustus 2009 geconstateerd heeft dat de overtredingen zijn verholpen.
Brandblusinstallatie: op 5 mei 2009 heeft een geaccrediteerd bedrijf de blusschuim- en brandmeldinstallatie als niet goed beoordeeld. Op 29 april 2010 heeft dit bedrijf een nieuwe inspectie uitgevoerd en hieruit is gebleken dat brandmeld- en blusinstallatie inmiddels voldeed aan de normen.
Brzo: op 4 oktober 2010 hebben de gemeente Amsterdam, de brandweer Amsterdam-Amstelland en de Arbeidsinspectie een Brzo-inspectie uitgevoerd. Hierbij is vastgesteld dat het bedrijfsnoodplan onvoldoende was. Het college van B&W heeft het bedrijf op 6 januari 2011 per brief verzocht deze overtreding binnen een maand ongedaan te maken. Op 14 februari 2011 heeft het bedrijf de verbeterde versie van het bedrijfsnoodplan naar de brandweer Amsterdam-Amstelland gestuurd; de brandweer heeft op 15 februari 2011 een brief aan het college gestuurd met het advies om bestuursrechtelijk te handhaven omdat de overtreding niet ongedaan gemaakt was.
Na de brand heeft het bevoegd gezag opnieuw gecontroleerd. De resultaten zijn momenteel nog niet bekend en worden zo snel mogelijk toegestuurd aan de VROM-Inspectie.
Het bericht 'Ajaxfan hoeft zich niet te melden' |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ajaxfan hoeft zich niet te melden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat hooligans die herhaaldelijk het plezier voor vele duizenden voetbalsupporters in en rondom stadions verzieken moeten worden onderworpen aan één van de zwaarste ordemaatregelen; een meldplicht op het politiebureau? Zo ja, snapt u de teleurstelling van de Amsterdamse burgervader dat de rechtbank heeft besloten zo'n meldplicht te schorsen?
De burgemeester en de officier van justitie kunnen op grond van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast maatregelen opleggen. Ik ondersteun volledig het doel van deze maatregelen, namelijk het vroegtijdig en voor lange duur aanpakken van dergelijke ordeverstorende c.q. strafbare gedragingen.
In het onderhavige geval bestond de door de burgemeester opgelegde maatregel uit een groepsverbod en een meldplicht voor de duur van drie maanden. Dit bevel is door de voorzieningenrechter geschorst omdat het aan het besluit ten grondslag gelegde politierapport onvoldoende was om ter onderbouwing te kunnen dienen. Daarnaast was volgens de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd waarom voor deze maatregel was gekozen. Het betrof namelijk een groepsverbod voor een relatief groot gebied, met daaraan gekoppeld een meldplicht voor de wedstrijddagen. De proportionaliteit en subsidiariteit van deze maatregel stonden voor de voorzieningenrechter onvoldoende vast.
De burgemeester zal in heroverweging een beslissing op bezwaar nemen, waarbij hij op al deze punten zal dienen in te gaan.
Deelt u de mening dat de Voetbalwet zo snel mogelijk waterdicht moet zijn om hooliganisme in Nederland volledig uit te bannen, zodat de clubcard en de combiregelingen zo snel mogelijk tot het verleden behoren? Zo ja, wilt u uitzoeken waarom hooligans toch wegkomen van een meldplicht en de Kamer daarover berichten?
De Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast richt zich op de aanpak van een aanwijsbaar en beperkt aantal personen, dat individueel of in groepsverband in het verleden herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord of bij die groepsgewijze ordeverstoring een leidende rol heeft gehad en jegens wie ernstige vrees voor verdere verstoring bestaat. Een combiregeling daarentegen wordt bij bepaalde risicowedstrijden opgelegd aan alle bezoekende supporters van de uitspelende club, op basis van een inschatting van de veiligheidsrisico’s rondom een wedstrijd. Beide maatregelen kunnen afhankelijk van de situatie hun nut hebben, maar elkaar niet vervangen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat burgemeesters de Voetbalwet zo optimaal mogelijk kunnen inzetten tegen hooligans?
In afwachting van de evaluatie van de werking van de wet wordt de toepassing van de wet door bestuur en Openbaar Ministerie tussentijds gemonitord door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. De resultaten van de eerste monitor, die voor de zomer aan mij wordt uitgebracht, worden ook met de burgemeesters gedeeld. Voorts is door mijn ministerie expertise en capaciteit beschikbaar gesteld met het oog op een goede en zorgvuldige toepassing van de wet door gemeenten. Ten slotte worden kennis en ervaringen van gemeenten gewisseld via de website van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). In augustus 2010 heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties reeds een handreiking en een circulaire uitgebracht en tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel zijn regionale voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor medewerkers van bestuur, Openbaar Ministerie en politie. Relevante documenten zoals voorbeeldbesluiten zijn op de internetsite van het CCV geplaatst en op deze wijze beschikbaar voor betrokken partners.
Heeft u de bereidheid om de Nederlandse Voetbalwet net zo streng te maken als de Engelse «Hooligan Act», waarbij zelfs paspoorten van hooligans afgepakt kunnen worden om hen het reizen onmogelijk te maken, waardoor zij zich wel tweemaal zullen bedenken voor ze over de schreef gaan?
De ervaringen met de Engelse voetbalwet worden meegenomen bij de evaluatie van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, zoals toegezegd bij de aanvaarding van de daartoe strekkende motie Dölle c.s. (Kamerstukken I, vergaderjaar 2009–2010, 31 467, I).
Opsporingsproblemen bij politie |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Zembla «Opsporing verzocht» waarin een zeer verontrustend beeld wordt geschetst van de opsporing van misdrijven door de politie?1
Ja.
Wat is uw reactie op de problemen die in de uitzending van Zembla zijn aangekaart waaronder het beperkt invoeren van informatie in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) en de Basisvoorziening Opsporing (BVO), de gebrekkige heterdaadkracht door een tekort aan politiemensen en de lage pakkans?
De Inspectie OOV heeft begin 2010 in het onderzoek naar de stand van zaken van de uitvoering van de Samenwerkingsafspraken 2008 geconstateerd dat medewerkers soms informatie niet invoeren in de BVH en BVO, of informatie in andere systemen invoeren. Beperkte invoer in de BVH en BVO is onwenselijk, omdat hierdoor informatie-uitwisseling tussen korpsen en medewerkers wordt belemmerd. De gebruiksvriendelijkheid en betrouwbaarheid van de BVH en BVO wordt op de korte termijn verbeterd. Na afronding van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer zal ik een besluit nemen over de verdere verbetering dan wel vervanging van beide systemen.
Klopt het dat niet alle relevante informatie wordt ingevoerd in de BVH en in de BVO? Zo ja, wat wordt er ondernomen om dit te ondervangen? Zo nee, wat is uw reactie op de bewering dat niet alle relevante informatie in het systeem wordt opgenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de BVH en de BVO niet of slechts in beperkte mate op elkaar zijn aangesloten en informatie die verzameld wordt op straat niet bij rechercheurs terecht komt? Zo ja, hoe kan het dat beide relatief nieuw ontwikkelde systemen niet op elkaar zijn aangesloten? Zo nee, wat is uw reactie op de bewering dat de systemen niet op elkaar aansluiten en op basis waarvan kan worden gesteld dat niet klopt?
De Inspectie OOV heeft in het bovengenoemde onderzoek geconstateerd dat de BVH en de BVO niet zijn gekoppeld. De korpsbeheerders hebben er destijds voor gekozen om de BVH en BVO te realiseren op basis van de bestaande systemen, waarbij de opzet was om de systemen van de korpsen voor handhaving en opsporing te uniformeren, maar niet om de systemen te vernieuwen. Het op elkaar aansluiten van beide systemen zou een aanzienlijke verzwaring van de realisatie van de basisvoorzieningen Handhaving en Opsporing zijn geweest en niet hebben gepast binnen de bovenstaande opzet van de ontwikkeling van de basisvoorzieningen. Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer zal meer helderheid verschaffen over de besluitvorming over de totstandkoming van de basisvoorzieningen.
Klopt het dat door de problemen met de BVH en de BVO minder zaken zijn opgelost en zo’n 20 000 minder zaken zijn aangeleverd bij het Openbaar Ministerie (OM)? Zo ja, hoe komt dit? Zo nee, waarom klopt dit niet?
De invoering van de systemen BVH en BVO heeft tijdelijk veel capaciteit gekost om medewerkers vertrouwd te maken met deze nieuwe systemen. Vertraging in de registratie van zaken is daarvan een van de gevolgen geweest. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat de criminaliteit is afgenomen in 2010, zoals ook blijkt uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2010. Ook dat kan een verklaring zijn voor een verminderd aanbod van zaken. Exacte informatie over het aantal verdachten OM over 2010 komt binnenkort beschikbaar.
Klopt het dat nog geen 3% van in totaal 8,5 miljoen misdrijven wordt opgelost? Zo ja, hoe komt het dat dit percentage zo laag is? Wat is het streefpercentage van dit kabinet? Wat gaat u concreet doen om dit percentage omhoog te krijgen? Zo nee, wat is dan wel het oplospercentage en hoe is dat gemeten?
Het aantal van 8,5 miljoen misdrijven is een schatting van het totaal aantal veel voorkomende misdrijven. Dit geschatte aantal is gebaseerd op de uitkomsten van twee enquêtes. De eerste is een jaarlijkse slachtofferenquête, de Integrale Veiligheidsmonitor, die onder een steekproef uit de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder wordt afgenomen. De tweede is een jaarlijkse slachtofferenquête die onder het bedrijfsleven wordt uitgevoerd, de zogenaamde Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven. Van deze geschatte 8,5 miljoen veel voorkomende misdrijven wordt lang niet altijd aangifte bij de politie gedaan, in 2009 registreerde de politie ruim 1,2 miljoen misdrijven. Over dit aantal geregistreerde misdrijven wordt het ophelderingspercentage berekend. Het ophelderingspercentage verschilt sterk per type misdrijf. Voor de geweldsmisdrijven bedroeg dit in 2007 bijvoorbeeld 59%, terwijl voor alle misdrijven samen het percentage in dat jaar uit kwam op 23%. Dit kabinet wil het ophelderingspercentage van zware misdrijven met een kwart verhogen. Daartoe gaat met name het ophelderingspercentage van gewelddadige vermogenscriminaliteit omhoog van 23% naar 40% in 2015.
Klopt het dat jaarlijks zo’n 150 000 zaken op de plank blijven liggen en dat zaken worden weggegooid? Zo ja, om wat voor zaken gaat het? Hoe lang blijven deze zaken gemiddeld op de plank liggen? Wat gebeurt er uiteindelijk met deze zaken? Wat wordt concreet door u ondernomen om dit aantal te verlagen? Zo nee, hoeveel zaken blijven er volgens u op de plank liggen? Om wat voor zaken gaat het? Hoe lang blijven deze zaken op de plan liggen? Wat gebeurt er uiteindelijk met deze zaken? Wat wordt concreet door u ondernomen om dit aantal te verlagen?
Er bestaat geen landelijk overzicht van plankzaken. Het aantal van 150 000 kan ik daarom niet bevestigen, maar als dergelijke aantallen worden genoemd vat ik dat vanzelfsprekend op als een serieus signaal. Om meer zicht te krijgen op instroom, werkvoorraden en afdoening van zaken werk ik op dit moment aan de oprichting van de Nationale Politie. Daarnaast moet de invoering van een landelijk systeem: Betere Opsporing door Sturing op Zaken (BOSZ) bijdragen aan een beter zicht op het verloop van opsporingsproces. BOSZ is een «zicht op zaken» applicatie en heeft betrekking op de stuurmomenten in het opsporingsproces. Door de invoering BOSZ ontstaat een permanent en actueel zicht op aantallen, doorlooptijden, werkvoorraden, rendement, zaakstatus en interventies. Met behulp van de invoering van BOSZ, in combinatie met de vorming van de Nationale Politie, wordt het mogelijk om een beter inzicht te krijgen in de aard en omvang van de zaken die blijven liggen en wordt tegelijkertijd een betere sturing op de opsporing mogelijk. De Raad van Korpschefs heeft inmiddels besloten om BOSZ landelijk in te voeren. Uitrol van BOSZ wordt meegenomen in de landelijke invoering van Basisvoorziening Informatie (BVI).
Klopt het dat bij de 250 000 zaken die jaarlijks bij het OM moeten worden aangeleverd geen selectie plaatsvindt op de ernst van de zaak en dat dit tot gevolg heeft dat met name de makkelijk oplosbare zaken worden aangeleverd? Zo ja, wat vindt u van deze praktijk? Zo nee, kunt u inzichtelijk maken op basis waarvan deze bewering niet zou kloppen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 10 van de Kamervragen gesteld door het lid Marcouch (vraagnummer 2011Z03675).
Erkent u dat de politie te maken heeft met een onderbezette slagkracht in verhouding tot het aantal misdrijven dat jaarlijks wordt gepleegd?
Ik ben niet van mening dat er sprake is van onderbezetting bij de politie. De operationele sterkte van de politie is niet eerder zo groot geweest. Politiecapaciteit is per definitie schaars. Er zullen dus altijd keuzes moeten worden gemaakt.
Komt u nog voor de zomer met een aanvalsplan om de problemen met de BVH en de BVO aan te pakken?
Voor de maatregelen die ik op korte termijn zal nemen voor de genoemde systemen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4 van het lid Marcouch (vraagnummer 2011Z03675). Verder zal ik na de zomer komen met een plan van aanpak voor de problemen van de BVH en BVO mede op basis van de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de ICT bij de politie.
Het bericht 'Slachtoffers in de kou' |
|
Lilian Helder (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht: «Slachtoffers in de kou»?1
Ja.
Klopt het dat ruim 15 000 slachtoffers jaarlijks hulp mislopen omdat het nieuwe computersysteem (BVH) van de politie slecht functioneert?
Uit de analyses die zijn gemaakt blijkt niet dat er sprake is van een fout in het systeem. De slachtoffergegevens worden automatisch doorgegeven aan Slachtofferhulp Nederland als de politieagent heeft aangevinkt dat de gegevens van het slachtoffer mogen worden doorgestuurd. Het invullen van deze vraag wordt in de praktijk niet altijd gedaan.
is het waar dat slachtoffers op het politiebureau de keuze voorgelegd horen te krijgen of hun gegevens mogen worden doorgespeeld aan Slachtofferhulp, die psychische, praktische en juridische hulp kan geven? Klopt het dat die hulpvraag standaard op «nee» staat en dat er geen automatische melding is waardoor agenten soms in aangiften vergeten op te nemen of mensen slachtofferhulp willen? Zo nee, wat is dan de reden dat slachtoffers hulp mislopen?
Slachtoffers krijgen de keuze voorgelegd of hun gegevens mogen worden doorgegeven aan Slachtofferhulp Nederland. Het antwoord op die vraag staat niet standaard op «nee». Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat slachtoffers die aangifte doen van bijvoorbeeld beroving, inbraak of geweld, altijd de keuze wel of geen slachtofferhulp krijgen voorgelegd?
Om ervoor te zorgen dat slachtoffers voortaan consequent slachtofferhulp krijgen aangeboden is het nodig dat standaard de gegevens van slachtoffers naar Slachtofferhulp Nederland worden doorgestuurd. Om te bezien of het standaard automatisch doorsturen van slachtoffergegevens naar Slachtofferhulp Nederland juridisch mogelijk is, heb ik laten onderzoeken of de Wet politiegegevens hieraan in de weg staat. Uit deze juridische analyse blijkt dat de Wet politiegegevens geen belemmeringen kent voor automatische doorverwijzing van alle slachtoffers aan Slachtofferhulp Nederland. De gegevens mogen ook worden doorgestuurd wanneer niet aan het slachtoffer is gevraagd of zijn gegevens mogen worden doorgegeven. Ik heb daarom aan de politie gevraagd om op zo kort mogelijke termijn een dergelijke 100%-doorverwijzing in het systeem in te voeren. De politieagent hoeft dan niet meer zelf in het systeem gegevens over het doorverwijzen in te voeren. Slachtoffers die geen prijs stellen op slachtofferhulp kunnen dat bij het eerste contact met Slachtofferhulp Nederland aangeven. Overigens behoudt de politie de ruimte om in individuele gevallen, bijvoorbeeld in geval van anonieme aangifte, de afweging te maken om slachtoffergegevens niet automatisch naar Slachtofferhulp Nederland door te laten sturen.
Daarnaast zijn er personen die niet zelf rechtstreeks slachtoffer zijn maar wel voor slachtofferhulp in aanmerking komen (bv. omstanders). De politieagent dient dit expliciet in het systeem aan te geven. Ik heb daarom aan de politietop gevraagd om te zorgen voor juiste invoer, op korte termijn en in alle korpsen.
Het gebruik van onzichtbare sms-jes bij de opsporing |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Magda Berndsen (D66) |
|
Kent u het bericht «Recherche spioneert via mobieltje»?1
Ja.
Is het waar dat de recherche en/of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst(AIVD) gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten om zo de mobiele telefoon van de ontvanger als pijlbaken te kunnen gebruiken? Zo ja, op basis van welke wettelijke bevoegdheid wordt dit middel ingezet? Zo nee, wat klopt er niet aan dit bericht?
Het middel van het versturen van «onzichtbare» sms-jes wordt door de recherche gebruikt om globaal de locatie bepalen van een mobiele telefoon van een betrokkene in een strafrechtelijk opsporingsonderzoek. De in het bericht gewekte suggestie dat sprake zou zijn van een geheim opsporingsmiddel is onjuist. Dit opsporingsmiddel wordt sinds geruime tijd toegepast in een aantal strafrechtelijke opsporingsonderzoeken. Dit middel wordt alleen ingezet wanneer er een telefoontap op het desbetreffende telefoonnummer loopt. Dit betekent dat voldaan moet zijn aan de strafvorderlijke eisen verbonden aan een telefoontap (artikel 126m Wetboek van strafvordering): het moet gaan om een strafrechtelijk onderzoek naar een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, en dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Bovendien moet het onderzoek de inzet van het middel dringend vorderen. Tevens is voor een telefoontap vereist dat de rechter-commissaris een schriftelijk machtiging verleent. Hiermee is de wettelijke bescherming voor het gebruiken van onzichtbare sms-jes van een hoger niveau dan bij de eveneens bestaande mogelijkheid om met toestemming van de officier van justitie achteraf de peilgegevens bij de telecomprovider op te vragen.
Voor wat betreft de AIVD geldt dat de algemene en bijzondere bevoegdheden die de dienst heeft zijn geregeld in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002. De bijzondere bevoegdheden kunnen heimelijk worden ingezet in het kader van onderzoek naar organisaties en personen van wie een bedreiging voor de nationale veiligheid uitgaat, of in het kader van onderzoek betreffende andere landen (de inlichtingentaak buitenland). Over de specifieke aard en omvang van de toepassing van de bevoegdheden door de AIVD worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) houdt toezicht op de rechtmatigheid van de taakuitoefening van de AIVD.
Is de wettelijke bescherming voor het gebruiken van onzichtbare sms-jes op gelijk niveau aan de reeds bestaande mogelijkheid om met toestemming van de rechter-commissaris de peilgegevens bij de telecomprovider op te vragen? Zo nee, waarin verschilt dit dan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak wordt het middel van onzichtbare sms-jes per jaar ingezet? In hoeverre is het een effectiever middel dan al bekende middelen? Bent u voornemens dit middel vaker te laten inzetten?
Het gebruik van dit middel wordt niet apart geregistreerd, aangezien het wordt toegepast in het kader van de toepassing van de zogenoemde telefoontap en er geen separate vordering of machtiging aan de inzet van het middel verbonden is. Wel kan worden aangegeven dat het middel slechts wordt ingezet in een kleine minderheid van de gevallen waarin een telefoontap wordt toegepast. Het is een effectief middel om de globale locatie van een specifieke mobiele telefoon te bepalen. Waar nodig zal dit middel ingezet blijven worden.
Welke waarborgen zijn er om te voorkomen dat het middel van onzichtbare sms-jes lichtzinnig wordt ingezet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het opsporingsmiddel al aan een rechterlijk oordeel onderworpen? Zo ja, wat was de uitkomst van dat oordeel?
Het door middel van het versturen van onzichtbare sms-jes bepalen van de locatie van een mobiele telefoon van een betrokkene in een strafrechtelijk opsporingsonderzoek, is in het verleden in diverse strafzaken gedurende het onderzoek ter terechtzitting aan de orde geweest. De rechter heeft de inzet van het middel steeds rechtmatig geacht.
Is dit middel ook te verkrijgen voor burgers? Zo ja, hoe gaat u privacyschendingen voorkomen die hiervan het gevolg zijn?
Legale inzet van dit middel door of ten behoeve van burgers is niet mogelijk.
Problematiek van autistische kinderen en kinderen met een laag IQ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het Radio 1 journaal van 7 februari 20111 waarin wordt gesproken over een autistische jongen die in aanraking is gekomen met de politie?
Ja.
Bent u het eens met directeur van de Nederlandse Vereniging voor Autisme die stelt dat betere herkenning, erkenning, diagnose en hulp aan autistische kinderen dit soort ernstige voorvallen kan voorkomen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Herkenning van bepaalde stoornissen bij (jeugdige) personen is van groot belang om een adequate benadering en aanpak van een dergelijke persoon mogelijk te maken. Hoe beter functionarissen die bij de uitoefening van hun functie in contact komen met personen met een stoornis, waaronder autisme, in staat zijn deze stoornis te herkennen en daar naar te handelen, hoe eerder misverstanden bij het in contact zijn met deze jongeren kunnen worden voorkomen.
Of voorvallen zoals besproken in het Radio 1 journaal van 7 februari 2011 voorkomen kunnen worden door meer kennis bij politie- en justitie-ambtenaren over autisme, valt niet met zekerheid te zeggen. Ongetwijfeld zal meer bekendheid tot meer begrip leiden.
Bent u het eens met de directeur van de Nederlandse Vereniging voor Autisme dat het effectiever is als de politie hun aanpak aanpast aan kinderen met een autistische stoornis (of andere beperking)? Zo ja, hoe wordt nu in de praktijk met deze groep omgegaan?
Bij de politie wordt allereerst gekeken naar de persoon van de jongere in relatie tot het gepleegde delict, zowel bij het verhoor als bij de aanpak. In het geval van een zogenoemde kwetsbare verdachte kan de hulp ingeroepen worden van gespecialiseerde rechercheurs.
Als er nog geen beleid is gemaakt ten aanzien van de aanpak van kinderen met een autistische stoornis (of andere beperking), hoe gaat u dat in de toekomst dan aanpakken zodat de aanpak effectief is en recidive wordt voorkomen?
Er wordt geen beleid gemaakt voor specifieke stoornissen of beperkingen. Er zijn vele vormen van autisme en beperkingen en de politie kan zich niet specialiseren op elke vorm. De politie werkt op een zorgvuldige manier met jeugdigen. Om recidive te voorkomen, wordt bij elke jongere gekeken naar de persoon en de omgevingsfactoren en worden verbetermaatregelen daarop afgestemd.
Vindt u dat kinderen met autisme behandeld moeten worden in de jeugdgevangenis en hoe beoordeelt u de opmerking van de jongere in de uitzending die zegt niet geholpen te worden? Vergroot dit de kans op recidive?
In alle justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) is aandacht voor jongeren met een psychiatrische of gedragsstoornis en iedere JJI is in staat behandeling aan te bieden. Er wordt zo zorgvuldig mogelijk gekeken waar een jongere het beste zou kunnen worden geplaatst gezien de specifieke problemen die een jongere kan hebben. Zo heeft bijvoorbeeld JJI De Hartelborgt een Very Intensive Care (VIC)-afdeling die gespecialiseerd is in de behandeling van psychiatrische stoornissen.
Binnen alle JJI’s wordt gewerkt met de basismethodiek YOUTURN. Deze methodiek schrijft voor dat iedere nieuw ingestroomde jongere gescreend wordt binnen 24 uur na binnenkomst met het instrument MAYSI-2.
De MAYSI-2 is een screeningsinstrument specifiek ontwikkeld voor gebruik in een JJI en identificeert jongeren die mogelijk met geestelijke gezondheidsproblemen te kampen hebben. De uitslagen van de MAYSI-2 worden beoordeeld door een gedragsdeskundige.
Jongeren in een JJI worden daarnaast ook binnen twee weken gescreend met het instrument SDQ volgens de basismethodiek YOUTURN. De SDQ is gericht op het screenen van psychiatrische problematiek en vaardigheden bij jongeren en adolescenten.
Hoe beoordeelt u de gebrekkige kennis over de Autipas? Wat wordt gedaan om de bekendheid van de Autipas en het omgaan met autistische crimineeltjes bij de politie te verbeteren?
Mocht een jongere aangeven dat hij een Autipas heeft, dan houdt de politie hier rekening mee. Dit past ook in de persoonsgerichte aanpak die de politie hanteert bij jongeren. Het waar nodig vergroten van de bekendheid van de Autipas bij de politie heeft mijn aandacht.
Bent u bekend met het artikel «Gewoon van buiten, maar vol problemen»2
Ja.
Bent u bekend met het gegeven dat deze jongeren met een laag IQ, autisme of andere psychische problemen vaak meervoudige problematiek, zoals schulden, beperkt aanpassingsvermogen, psychische en psychiatrische problemen, seksueel misbruik en/of verslaving hebben of een groter risico lopen deze problemen te krijgen? Bent u bekend met gebrek aan coördinatie in de zorg? Zo ja, wat gaat u doen om de samenhang in de zorg ter preventie te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is mij bekend dat jongeren met een laag IQ, autisme of andere psychische problemen vaak meervoudige problemen hebben. Deze jongeren zijn gebaat bij een integrale aanpak van hun problemen. Op dit moment vindt al samenwerking plaats tussen Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)- en Gehandicaptenzorg (GHZ)-instellingen in de aanpak van verstandelijk gehandicapten met een psychiatrische stoornis. Daarom biedt de decentralisatie van onder meer de jeugdzorg, de AWBZ-begeleiding en de Wajong naar gemeenten kansen voor het realiseren van een integrale aanpak op het gebied van onderwijs-zorg en arbeidsmarkt op zowel lokaal als regionaal niveau.
Deelt u de mening dat gezien de grote problemen en risico’s van deze doelgroep en de gebrekkige ondersteuning het menselijker, goedkoper en veiliger is de ondersteuning te verbeteren, dan erop te bezuinigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet in op een betere organisatie en coördinatie van de zorg en begeleiding van kwetsbare mensen op meerdere levensterreinen in het gemeentelijk domein. Dat betekent ook dat gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen (en voor een deel al hebben) om preventief te werk te gaan om afglijden van met name deze kwetsbare mensen richting criminaliteit te voorkomen. Dit zal in samenhang met politie en justitie, maar vaak ook in samenwerking met bijvoorbeeld de GGZ-instellingen vorm gegeven moeten worden.
Onderkent u het risico dat bezuinigen op deze groep kwetsbare mensen het risico vergroot op het afglijden naar het verkeerde pad, zoals deskundigen in het hierboven genoemde artikel ook stellen?
Zie antwoord vraag 9.
Begrijpt u, in het licht van bovenstaande vragen, de uitspraak in het artikel dat kinderen met een laag IQ, autisme en andersoortige meervoudige problematiek zich in de steek gelaten voelen?
Kinderen met een laag IQ en bijkomende psychische problematiek vormen van kinds af aan een kwetsbare groep die ook door dit kabinet niet in de steek gelaten wordt. Het kabinet wil daarom gemeenten zo toerusten dat kan worden ingezet op preventie en vroegsignalering en op een integrale aanpak in de buurt, zowel in gezinnen als op scholen. Juist met als doel te voorkomen dat deze kinderen structureel in de problemen komen.
Het artikel "Koop nieuw politiepistool riekt naar corruptie" |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Koop nieuw politiepistool riekt naar corruptie»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Defensie Materieel Organisatie (DMO) goederen/producten geleverd krijgt/kreeg van het Technisch Bureau Muller (TBM) uit Arnhem, waaronder de glock-pistolen? Zo ja, om welke goederen/producten gaat het hier precies en wat is de omvang van deze contracten?
Het Technisch Bureau H.A. Muller B.V. (TBM) verkoopt voor verschillende wapenfabrikanten op de Europese en Nederlandse markt «professionele producten», zoals holsters, kleding, munitie en vuurwapens. De afgelopen tien jaar heeft Defensie voor in totaal ongeveer € 7 miljoen aan overeenkomsten gesloten met TBM. Het betreft onder meer contracten voor de aankoop van langeafstandswapens, munitie, richt- en zichtmiddelen en Glock-pistolen.
Zijn er in het verleden meldingen van integriteitschendingen gedaan over TBM bij Bureau Bijzondere Opdrachten en/of het Bureau Integriteitzaken van uw ministerie? Zo ja, welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van deze meldingen? Welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van de berichtgeving over meldingen van integriteitschendingen over TBM?
Bij de Functionaris Integriteitzorg van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) zijn in het verleden geen meldingen gedaan van integriteitschendingen door TBM.
Naar aanleiding van mediaberichten over de mogelijke omkoping van een politieagent heeft de Functionaris Integriteitszorg van de DMO contact opgenomen met de Rijksrecherche en het Openbaar Ministerie, die lopende het onderzoek geen mededelingen doen. In het bijzonder is navraag gedaan naar de rol van TBM bij de aanbesteding van pepperspray-busjes. Ter voorkoming van beïnvloeding van een aanbestedingsprocedure van Defensie is het defensiepersoneel in het najaar van 2010 niet toegestaan een presentatie van TBM bij te wonen. TBM was een van de bedrijven die een offerte had uitgebracht.
Mag uw ministerie zaken doen met bedrijven waarnaar een corruptie- onderzoek loopt? Wat gebeurt er als een bedrijf als verdachte wordt aangemerkt/wordt aangeklaagd? Heeft dat gevolgen voor de relatie van uw ministerie met zo’n bedrijf? Zo ja, welke gevolgen?
Indien hiertoe aanleiding bestaat kan Defensie opdracht geven tot een integriteitonderzoek bij (potentiële) leveranciers. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Functionaris Integriteitzorg van de DMO.
Het onderzoek mondt uit in een advies dat kan leiden tot een beperking van de contacten met een leverancier. Dit is bijvoorbeeld het geval bij integriteitsschendingen door een medewerker van een bedrijf of bij financiële problemen.
Contracten worden niet verbroken. Bij integriteitsschendingen door een bedrijf worden contacten opgeschort. Bovendien kan Defensie een bedrijf bij een strafrechtelijke veroordeling wegens integriteitsschendingen voor een bepaalde periode uitsluiten van opdrachten.