De website www.crisis.nl |
|
Harry van Bommel |
|
Herinnert u zich uw antwoord op de Kamervragen over het onbereikbaar zijn van de website www.crisis.nl?1
Ja.
Is het juist dat de ontwikkeling van www.crisis.nl in 2005 en de eerste drie jaar hosting van www.crisis.nl bijna een half miljoen euro hebben gekost?2 Zo ja, hoe is dit relatief hoge bedrag te verklaren?
De ontwikkeling van www.crisis.nl in 2005 en de eerste drie jaar hosting van www.crisis.nl. hebben in totaal 373 122 euro gekost. Een groot deel van de kosten die voor de crisissite moeten worden gemaakt, worden gevormd door de hosting van de infrastructuur, omdat daar speciale eisen aan worden gesteld.
Kunt u inzicht verschaffen in de totale kosten van www.crisis.nl na de eerste drie jaar?
Ja.
De totale kosten van www.crisis.nl na de eerste drie jaar (2008, 2009, 2010) zijn in totaal 614 890 euro.
Kunt u de resultaten van de stresstests die zijn gehouden, waaruit zou blijken dat het systeem voldoende was geëquipeerd, aan de Kamer bekendmaken? Zo neen, waarom niet?
Ja.
In november 2006 is een stresstest uitgevoerd door de hostingpartij. Het resultaat van de stresstest bewijst dat de omgeving voor crisis.nl voldoet aan de gestelde randvoorwaarden.
In augustus wordt een nieuwe stresstest gehouden naar aanleiding van de aanpassingen die zijn gedaan op basis van de QuickScan (zie ook vraag 5).
Wat is volgens u het probleem met de huidige site?
In maart 2011 is door deskundigen binnen de rijksoverheid een QuickScan uitgevoerd naar de huidige versie van de website www.crisis.nl. Uit de QuickScan komt naar voren dat de hosting omgeving, de vormgeving van de website en de programmatuur (Content Management Systeem) inmiddels niet meer aansluiten bij de huidige eisen (denk ook aan social media). Tevens betekent de huidige constructie (twee marktpartijen, één voor de hosting en een voor de programmatuur) niet alleen een verhoogde kwetsbaarheid (verhoogd risico op technische fouten) maar betekent dit ook een verlies van kostbare tijd bij het herstellen van een eventuele fout. De genomen maatregelen op basis van de QuickScan zijn per 1 september a.s. afgerond. Kort voor de oplevering zal een stresstest worden gehouden. De genomen maatregelen bestaan uit één regie voerende partij (ter verbetering van de communicatie, snelheid, e.d.), 24*7 ondersteuning, vervanging hosting platform (gelijkblijvende beheerkosten) en vervanging maar ook vereenvoudiging van het Content Management Systeem.
Op grond waarvan is besloten dat er nu toch een nieuwe website moet worden gemaakt?3
Het Nationaal CrisisCentrum had al eerder de wens geuit voor vernieuwing van www.crisis.nl. Dit proces is versneld na de problemen met de website tijdens de brand in Moerdijk en de intensivering van het gebruik en het belang van sociale media.
Welke kosten zijn gemoeid met de nieuw te ontwikkelen website?
De kosten van het nieuwe crisis.nl zijn nog niet bekend. Pas wanneer de aanbesteding is afgerond en alle offertes binnen zijn kan hier een uitspraak gedaan worden.
Welke eisen worden er gesteld aan de nieuwe website en de organisatiestructuur erachter?
Voor de nieuwe website zijn de volgende kernwaarden vastgesteld: Toegankelijkheid, betrouwbaarheid, betaalbaarheid, intergratie van social media, goede inbedding in de middelenmix van crisiscommunicatiemiddelen en zeer stevige hosting.
Hoe gaat u voorkomen dat deze nieuwe website met dezelfde problemen wordt geconfronteerd als www.crisis.nl?
De lessons learned van de oude crisis website zijn meegenomen in het ontwerp van de nieuwe website. Het Nationaal CrisisCentrum laat zich gedurende het hele traject adviseren en begeleiden door ICT experts van de rijksoverheid.
De vorming van één ambulancedienst in Amsterdam |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de vorming van één ambulancedienst in Amsterdam met conflicten gepaard gaat?
Ja, waarbij ik wil opmerken dat het hier geen conflicten tussen de onderhandelende (vergunninghoudende) partijen betreft.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat er geen overleg met de vakbonden is geweest over een sociaal plan voor de werknemers in het geval van een fusie?
Voor mij is van belang dat er per veiligheidsregio één Regionale Ambulancevoorziening (RAV) komt die verantwoordelijk is voor het verlenen van de ambulancezorg in dat gebied. De wijze waarop de onderhandelingen plaatsvinden om te komen tot één RAV is een verantwoordelijkheid van de onderhandelende partijen. Overigens heb ik begrepen dat de vakbonden wel zijn en worden betrokken.
Klopt het dat de onderhandelingen voor de vorming van één ambulancedienst nog niet tot resultaat hebben geleid?
Als gezegd heb ik geen rol in de onderhandelingen en ik kan u hierover derhalve niet meer informatie geven dan wat reeds openbaar is. Uit deze openbare informatie blijkt dat het College van B&W voornemens is in te stemmen met overdracht van ambulancedienst GGD aan VZA. VZA heeft ingestemd. De Gemeenteraad is akkoord met het voornemen van het college van B&W, maar heeft hierover een motie aangenomen. Deze motie luidt als volgt: «Het college te verzoeken besprekingen te voeren met VZA om overeenstemming te bereiken over het oprichten van een nieuwe BV, waar beide organisaties GGD en VZA in zullen opgaan, en geen gebruik te maken van een bestaande BV van de VZA groep». Naar verwachting zal binnenkort definitief door het college van B&W worden besloten inzake het onderhandelingsresultaat.
Wat is uw reactie op de opstelling van de directeur van Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA), die laat weten niets te zien in het oprichten van een nieuwe onderneming of nieuwe onderhandelingen hierover?1
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 beschrijf worden er nog besprekingen gevoerd naar aanleiding van een aangenomen motie. Ik heb geen rol in deze besprekingen en laat me dan ook niet uit over standpunten van partijen die hierin wel deelnemen.
Hoe verhouden deze uitspraken zich met het besluit van de gemeenteraad van Amsterdam om de onderhandelingen juist wel opnieuw te openen?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer trekt u de conclusie dat de partijen er niet zelf uitkomen en gaat u zelf een Regionale Ambulance Voorziening (RAV) oprichten, zoals u voorganger heeft aangekondigd als beleidslijn in dergelijke omstandigheden in zijn brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2010?2
Zie mijn antwoord op vraag 3. Gezien de genoemde ontwikkelingen zie ik geen reden hierin actie te ondernemen.
Klokkenluiders bij de politie |
|
Ronald van Raak |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom deelt u het oordeel van politiebond ACP dat de bescherming van klokkenluiders bij de politie tekortschiet niet?1
In de tijd dat de casus speelde (2008) werd al gewerkt aan een uniforme regeling voor klokkenluiders bij de sectoren Rijk, Politie en Defensie, waarin een verbeterde bescherming is opgenomen. Dit heeft geleid tot het besluit van 15 december 2009, houdende een regeling voor het melden van een vermoeden van een misstand bij de sectoren Rijk en Politie (Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie).
Dit besluit had de instemming van de politievakorganisaties, waaronder de politiebond ACP.
In dit besluit is de procedure voor het melden van een misstand door een ambtenaar en de bescherming tegen een eventuele rechtspositionele benadeling, alsmede de tegemoetkoming in de kosten in verband met eventuele procedurekosten nader uitgewerkt.
Waarom hebt u ervoor gekozen de conclusie van de Commissie Integriteit Overheid, dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken ten onrechte heeft nagelaten een disciplinair of strafrechtelijk onderzoek te starten naar het handelen van politietopman Goudswaard, naast neer te leggen?
In mijn reactie aan de voorzitter van de Commissie van 17 juni jl. heb ik toegelicht dat er geen aanwijzingen waren die een disciplinair en of strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Zie hiervoor verder ook het antwoord op vraag 3.
Deelt u de opvatting dat noch de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), noch de commissie Staal onderzoek hebben gedaan naar strafrechtelijke overtredingen?
Het onderzoek van de AIVD is op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo) uitgevoerd om te bezien of de voormalige korpschef van Zeeland, uit een oogpunt van nationale veiligheid, een vertrouwensfunctie mocht uitoefenen. Het onderzoek van de commissie Staal bestond uit drie onderdelen: onderzoek naar mogelijke misstanden en de integriteitscultuur binnen het korps, onderzoek naar de rol en besluitvorming van eindverantwoordelijken en het doen van aanbevelingen voor herstel van vertrouwen tussen de korpsleiding en de ondernemingsraad en de korpsleiding en de rest van het korps. Beide onderzoeken hebben geen feiten opgeleverd waaruit ernstig plichtverzuim dan wel van strafrechtelijk relevant handelen zou kunnen worden afgeleid.
Waarom deelt u de kritiek van de Commissie Integriteit Overheid over de manier waarop de commissie Staal is omgegaan met de identiteit van de klokkenluiders niet? Waarom deelt u niet de conclusie van zowel de Commissie Integriteit Overheid als de politiebond ACP dat agenten door deze ontwikkelingen minder geneigd zullen zijn misstanden binnen de politie te melden?
Zoals in de reactie aan de Voorzitter van de Commissie Integriteit Overheid is aangegeven betreur ik het dat de naam van betrokkene in de openbaarheid is gekomen. Ik ben van mening dat dergelijke rapportages geanonimiseerd naar buiten moeten worden gebracht, zodat medewerkers die misstanden willen melden, zich niet geremd hoeven te voelen door de vrees dat hun identiteit eventueel in de openbaarheid zal komen.
Het onder vraag 1 genoemde besluit, regelt dat de identiteit van de melder niet bekend gemaakt mag worden zonder instemming van de melder.
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om agenten anoniem misstanden te laten melden en bij dit onderzoek de politievakbonden te betrekken?
Het onder vraag 1 genoemde besluit, dat betrekking heeft op de ambtelijke dienst, voorziet niet in anonieme meldingen door ambtenaren, omdat daarmee de transparantie van ambtelijke organisaties en daarmee de integriteit niet wordt vergroot.
Artikel 36 van het besluit bevat een evaluatiebepaling dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk. Ik acht het op dit moment niet nodig om onderzoek te verrichten om te bezien of agenten anoniem misstanden kunnen melden.
Het bericht dat de politie op straat vingerafdrukken afneemt en controleert |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat de politie vingerafdrukken op straat kan afnemen en meteen online kan controleren?1
Nee. De minister voor Immigratie en Asiel en de minister van Veiligheid en Justitie hebben goedkeuring gegeven aan enkele proefprojecten («leertuinen»; zie ook het antwoord op vraag 5) om agenten en marechaussees in staat te stellen hun werk – binnen de grenzen van de wetgeving – efficiënter en sneller uit te voeren. Daarin wordt onderzocht of een aantal activiteiten dat tot dusver alleen op het bureau kan worden uitgevoerd, ook op straat kan worden uitgevoerd. Het gaat om drie soorten activiteiten: het verifiëren van de identiteit, het inwinnen van informatie, zoals openstaande straffen en de verblijfsstatus, en het digitaal uitschrijven van bekeuringen.
Wie kan onder welke omstandigheden worden gevraagd zijn of haar vingerafdrukken te geven ten behoeve van controle?
In het kader van het vreemdelingentoezicht is het geoorloofd op straat vingerafdrukken af te nemen (zie verder het antwoord op de vragen 6 en 7).
Welke database dan wel databases worden gebruikt om de vingerafdrukken te verifiëren?
Voor het uitvoeren van het toezicht op vreemdelingen kunnen op straat genomen vingerafdrukken van vreemdelingen worden geverifieerd in de Basisvoorziening vreemdelingen (BVV) en in het Visum Informatiesysteem (VIS), nadat dit door de Europese Commissie in gebruik is genomen.
Waarvoor worden de ingescande vingerafdrukken gebruikt? Wat gebeurt er na controle met de ingescande vingerafdrukken?
Vingerafdrukken van vreemdelingen die op straat zijn genomen, worden gebruiktvoorhet verifiëren van de identiteit. Dat wil zeggen: online wordt nagegaan of de persoon van wie de vingerafdrukken genomen zijn, reeds bekend is in de BVV. Als het antwoord positief is, worden de gegevens van betrokkene getoond en kan de toezichthoudende ambtenaar op basis van die informatie besluiten hoe verder te handelen. Indien het antwoord negatief is (betrokkene is nog niet bekend in de BVV), zal de toezichthoudende ambtenaar eveneens, maar dan zonder te beschikken over nadere gegevens van betrokkene, moeten besluiten hoe verder te handelen. In beide gevallen zullen de vingerafdrukken die voor de verificatie op straat genomen zijn, niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij genomen zijn, dat is: de verificatie op dat moment. Wel zal het noodzakelijk zijn informatie vast te leggen over het feit dat de desbetreffende handelingen uitgevoerd zijn. Deze informatie zal worden bewaard zolang dit noodzakelijk is voor een eventuele verantwoording achteraf (bv. in een gerechtelijke procedure). In de proeftuinen zal worden nagegaan of in de gebruikte systemen – onbedoeld – sporen van vingerafdrukken achterblijven.
Hoeveel agenten, en van welke korpsen, beschikken op dit moment over een apparaat waarmee vingerafdrukken kunnen worden afgenomen en gecontroleerd? Op basis van welke wet- of regelgeving kan de politie om vingerafdrukken vragen ten behoeve van controle?
Op dit moment worden nog geen vingerafdrukken op straat genomen. Hiermee wordt naar verwachting gestart in november 2011. Voor de «leertuinen» worden in totaal 115 Blackberry's aangeschaft en 50 randapparaten. De randapparaten maken – in combinatie met de Blackberry's – het scannen van documenten en van vingerafdrukken mogelijk. De «leertuinen» worden komend najaar en komende winter gehouden in de korpsen Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond, Hollands Midden en Noord-Oost-Gelderland, het laatstgenoemde korps in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee. Voor het antwoord op het tweede deel van de vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2 en 6.
Op basis van welke wet- of regelgeving en onder welke voorwaarden mogen vreemdelingen worden gevraagd om vingerafdrukken te geven ten behoeve van controle op illegaal verblijf?
Artikel 54, eerste lid onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van vreemdelingen kan worden voorzien in een verplichting tot het verlenen van medewerking aan het vastleggen van gegevens met het oog op identificatie.
Dit is nader uitgewerkt in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). In artikel 4.45, onder b, is bepaald dat de medewerking van de vreemdeling, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel c, bestaat uit: «het zich laten fotograferen en het laten afnemen van vingerafdrukken, indien daartoe naar het oordeel van de ambtenaar, belast met de grensbewaking of een ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen, gegronde reden bestaat». Het niet kunnen tonen van een geldig identiteitsbewijs is een gegronde reden. Artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 2725/2000 van 11 december 2000 betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken, verplicht de lidstaten om vingerafdrukken te nemen van vreemdelingen die illegaal in de lidstaat verblijven. De vingerafdrukken mogen alleen worden gebruikt om na te gaan of betrokkene reeds eerder een asielverzoek in een andere lidstaat heeft ingediend. Indien blijkt dat een illegale vreemdeling in een andere EU-lidstaat een asielverzoek heeft ingediend dan is die lidstaat verplicht de illegle vreemdeling over te nemen.
Artikel 20 van Verordening (EG) Nr. 767/2008 van 9 juli 2008 geeft mogelijkheden tot het gebruik van het Visuminformatiesysteem (VIS) ten behoeve van het vreemdelingentoezicht voor de houders van visa kort verblijf. Dat betekent dat bij illegaal verblijf het VIS kan worden geraadpleegd.
Met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens zijn Richtlijn 95/46/EG en de Wet bescherming persoonsgegevens kaderstellend.
Is deze vorm van controle, waarbij biometrische gegevens worden afgenomen en gecontroleerd, getoetst aan de Wet bescherming persoonsgegevens? Zo ja, op grond waarvan is geconcludeerd dat deze afname en controle bij wet toelaatbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven dat de opslag van vingerafdrukken op dit moment vanwege de stand van de techniek niet geschikt is om te gebruiken voor verificatie en om dezelfde reden opslag niet bruikbaar is voor identificatie?2 Zo ja, hoe verhoudt deze constatering van uw ambtsgenoot zich tot de toestemming die u heeft verleend aan de politie om op straat vingerafdrukken af te nemen en te controleren?
Ja. De beslissing die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangekondigd in zijn brief van 26 april 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 25 764, nr. 46) betreft de vingerafdrukken die worden opgenomen bij de aanvraag van een Nederlands reisdocument (paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten). De proef in de «leertuinen» staat daar helemaal los van. De vingerafdrukken die van vreemdelingen genomen gaan worden, zullen immers niet worden vergeleken met de vingerafdrukken die zijn genomen bij de aanvraag van een Nederlands reisdocument, maar met de vingerafdrukken van vreemdelingen die reeds zijn opgeslagen in de BVV. Ook worden de vingerafdrukken die van vreemdelingen op straat genomen gaan worden, niet vastgelegd of geregistreerd, maar enkel gebruikt om een snelle check uit te voeren of betrokkene reeds bekend is. In tegenstelling tot de reisdocumenten is er dus sprake van een reeds bestaande verzameling vingerafdrukken van vreemdelingen. Als het gaat om de stand van de techniek in relatie tot de kwaliteit van de vingerafdrukken is een van de doelen van de «leertuinen» nu juist om te onderzoeken of mobiele toepassingen met betrekking tot de vingerafdrukken überhaupt mogelijk zijn, ook gelet op de kwaliteit.
Bent u ervan op de hoogte dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft toegezegd dat de opslag van vingerafdrukken nog deze zomer wordt stopgezet?3 Zo ja, bent u op grond van de genoemde constateringen en beslissing bereid om de proef van de politie per direct stil te leggen en de Kamer hierover nader te informeren?
Ja. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, staat dat echter los van de «leertuinen» die met onze toestemming worden voorbereid zoals geschetst in het antwoord op vraag 1. Er is geen reden om die nu stop te zetten.
De Gemeenschappelijke Meldkamer Midden- en West-Brabant |
|
Ronald van Raak |
|
Herkent u de problemen die geschetst worden met betrekking tot de Gemeenschappelijke Meldkamer Midden- en West-Brabant?1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving. Het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio is primair verantwoordelijk voor het in stand houden van de meldkamer (op basis van de Wet veiligheidsregio’s) en de korpsbeheerder voor het functioneren van het politiepersoneel binnen de meldkamer. De voorzitter van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, tevens de korpsbeheerder, heeft aangegeven zich niet te herkennen in de problemen die worden geschetst.
Klopt het dat er bijna dagelijks incidenten plaatsvinden? Waaruit bestaan deze incidenten? Wat wordt er gedaan om het aantal incidenten terug te dringen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat personeel niet voldoende gekwalificeerd is? Wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Nee, dat klopt niet aldus de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. De regio geeft aan dat het personeel voldoet aan de gestelde functiekwalificaties. In het antwoord op vraag 4 wordt nader ingegaan op de eisen die door de regio worden gesteld aan het personeel in de meldkamer.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat medewerkers van de meldkamer affiniteit hebben met de politie en het werken op straat? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het huidige personeelsbestand? Is er gebrek aan kennis op dit vlak? Hoe gaat u zorgen dat dit verbeterd?
Ik vind het vanzelfsprekend dat affiniteit met het werk van de operationele kolommen een voorwaarde is. Dat geldt voor politie, maar ook voor de overige operationele diensten die in de meldkamer werkzaam zijn. De veiligheidsregio Midden- en West Brabant onderschrijft het belang dat de politiecentralisten van de Gemeenschappelijke Meldkamer (hierna te noemen «GMK») affiniteit met de politiecollega’s op straat en hun werkgebied hebben. Voordat iemand wordt aangesteld tot politiecentralist vindt in Midden- en West-Brabant een selectie plaats, inclusief extern assessment. De politie medewerkers van de GMK hebben minimaal MBO-3 niveau. Na aanstelling volgt de specifieke centralistenopleiding aan de Politieacademie. Aan het eind van het eerste jaar van aanstelling (proeftijd) volgt een kwalitatieve beoordeling en wordt besloten of iemand definitief in de functie kan worden benoemd.
Klopt het dat meldingen niet goed ingeschat worden en dat daardoor informatie niet tijdig of niet goed bij de politie op straat terecht komt? Wat betekent dit voor de veiligheid van de burger en van de agenten? Wat gaat u doen om ook dit te verbeteren?
De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant geeft aan dat zij zich niet herkennen in het beeld dat meldingen niet goed worden ingeschat. Er zijn dan ook geen gevolgen voor de veiligheid van de burger en van de agenten. De veiligheidsregio geeft aan dat binnen de meldkamer structureel gesprekken worden teruggehoord en besproken met de medewerkers.
Verder vindt structureel overleg plaats tussen vertegenwoordigers van de GMK en de verantwoordelijke portefeuillehouders binnen de politie Midden en West Brabant. Daarnaast is een structureel overleg (1x per maand) tussen de directeur GMK en de korpschef van politie. Verder maakt de korpschef deel uit van de directie van de veiligheidsregio (onder voorzitterschap van de algemeen directeur van de veiligheidsregio). De directeur GMK legt verantwoording af aan de algemeen directeur veiligheidsregio. In geen van deze gremia c.q. langs geen van deze kanalen is de problematiek, die in de vraagstelling wordt bedoeld, aan de orde geweest. Mij hebben geen andere signalen bereikt, die zouden kunnen duiden op het bestaan hiervan.
Hoe worden problemen die intern gemeld worden, opgepakt en afgehandeld? Herkent u zich in de uitspraak dat problemen gebagatelliseerd zouden worden?
Problemen die intern worden gemeld, worden serieus genomen, door de leiding van de GMK opgepakt, onderzocht en afgehandeld, waarbij uiteraard ook terugkoppeling naar de melder plaatsvindt. De GMK Midden- en West-Brabant herkent zich niet in de uitspraak dat problemen worden gebagatelliseerd. Via de interne klachtenprocedure en met behulp van kwaliteitsfunctionarissen worden klachten door de regio serieus in behandeling genomen. De GMK Midden- en West- Brabant geeft aan dat genoemde klachten niet zijn gemeld via de reguliere kanalen voor klachten, zijnde leidinggevenden, vertrouwenspersoon en ondernemingsraad.
Ook uit de externe klachtenregistratie komen dit soort signalen niet naar voren. In het jaar 2010 zijn aan politiezijde binnen de GMK ruim 111 000 meldingen verwerkt (waarvan ruim 7 000 prio-1 meldingen). In totaal zijn er in dat jaar 7 klachten ontvangen, waarvan er – na onderzoek volgens de klachtenprocedure – 3 terecht zijn bevonden.
Komen deze problemen ook bij andere Gemeenschappelijke Meldkamers in het land voor? Bent u bereid ook daar te werken aan een verbetering van de kwaliteit en de dienstverlening?
Mij hebben geen berichten bereikt van vergelijkbare situaties in andere meldkamers in de andere veiligheidsregio’s. Het in stand houden van de meldkamer is een regionale bestuurlijke verantwoordelijkheid. Dat betekent dat kwaliteitsverschillen in de 25 verschillende meldkamer zich voor zouden kunnen doen. In bredere zin ben ik bezig met de toekomst van de meldkamers in Nederland, in gezamenlijkheid met alle (bestuurlijke en operationele) partners die in de meldkamers werkzaam zijn. We richten ons daarbij op standaardisatie, uniformering en schaalvergroting met als voornaamste doelstelling kwaliteitsverbetering (meer adequate hulpverlening richting de burgers) en efficiencywinst. Daartoe verwacht ik in het najaar van 2011 een voorstel aan uw Kamer te doen. U wordt daar nader over geïnformeerd.
Klopt het dat in 30% van de gevallen de aanrijtijden van prioriteit-1 meldingen niet gehaald worden? Bent u bereid de cijfers met betrekking tot de responsetijd, voorzien van uw commentaar, naar de Kamer te doen toekomen?
Het al dan niet binnen de norm van 15 minuten ter plaatse zijn bij een prio-1 melding is van veel factoren afhankelijk, waaronder het goed functioneren van de meldkamer.
De vragen richten zich op het (blauwe) politieproces. Daarom wordt met dit antwoord inzicht gegeven in de prioriteit-1 meldingen voor de politie. In het jaar 2010 zijn er in het korps Midden- en West-Brabant 7 355 prioriteit-1 meldingen geweest. In ruim 84% van deze meldingen was de politie binnen 15 minuten ter plaatse (de brancherichtlijn hiervoor stelt een norm van 80%). Het klopt niet dat in 30% van de gevallen de aanrijtijden van prioriteit-1 meldingen worden overschreden.
De wapenvergunning van Tristan van der V. |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie delete bewijs over wapenvergunning Tristan»?1
Ja.
Klopt het dat er informatie over het verstrekken van de wapenvergunning aan T. van der V. is verwijderd? Zo ja, wanneer is dit (ongeveer) gebeurd? Had deze informatie verwijderd mogen worden? Is het verwijderen van dit soort informatie strafbaar?
Zoals aangegeven in mijn eerdere reactie op de schriftelijke vragen van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur en het lid Dibi (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nrs. 3588 en 3589) hebben de Rijksrecherche en het NFI aanvullend onderzoek gedaan naar het onvindbare pdf-bestand dat naar voren kwam in het onderzoek naar de wapenvergunning van betrokkene. Beide onderzoeken zijn onlangs afgerond.
Gebleken is dat door de infodesk een pdf-bestand aan de afdeling Bijzondere Wetten is gemaild. Bij de infodesk is deze mail na verzending omgezet in een word-bestand. Bij die omzetting is de pdf-bijlage verloren gegaan. De mail zelf is vervolgens bij de infodesk verwijderd vanwege de beperkte opslagcapaciteit. Bij de afdeling Bijzondere Wetten, die de mail ontving, is alleen de mail en niet de pdf-bijlage uitgeprint. Ten aanzien van de ontvangen email is het niet duidelijk op welk moment deze verloren is gegaan.
Het onderzoek van het NFI was erop gericht het pdf-bestand te vinden. Alle IT- systemen die het pdf-bestand volgens de procedures gepasseerd moet hebben zijn veiliggesteld en doorzocht, maar het pdf-document is niet aangetroffen. Het NFI en het OM hebben in het kader van dit onderzoek ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd, om er zeker van te zijn dat er in het onderzoek niets over het hoofd zou worden gezien. Met dit bedrijf zijn de onderzoeksaanpak die het NFI heeft gekozen en de eerste resultaten besproken.Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Voor de vereisten ten aanzien van het bewaren en vernietigen van bestanden verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat de infodesk een pdf-bestand aan de behandelaar van de wapenvergunning heeft gestuurd? Zo ja, is dat bestand bijgevoegd aan het fysieke dossier (papier)? Zo nee, waarom niet? Dienen dit soort bestanden ook digitaal bewaard te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er een wettelijke bewaartermijn voor documenten/informatie met betrekking tot wapenverloven en/of jachtaktes? Zo ja, welke termijn is hierop van toepassing?
De Wet Politiegegevens is van toepassing op gegevensverwerkingen met betrekking tot wapenverloven en jachtaktes. Het gaat om het uitvoeren van een «taak ten dienste van justitie». Het verwerken van gegevens ter uitvoering van de vergunningverlening en de handhaving van de Wet Wapens en Munitie vindt plaats op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet Politiegegevens. Inzake het beheer van deze gegevens bepaalt deze wet dat relevante gegevens moeten worden bewaard gedurende een termijn die door de korpschef wordt vastgesteld. Toegepast op de onderhavige casus betekent dit dat indien het pdf-bestand relevant was voor het verlenen van de wapenvergunning het toegevoegd had moeten worden aan het fysieke dossier en bewaard had moeten worden.
Indien documenten ten onrechte zijn vernietigd dan kan een disciplinaire sanctie voor de betrokken medewerkers volgen. Het levert in beginsel geen strafbaar feit op.
Wordt in- en externe correspondentie van vertrekkende politiemedewerkers bewaard? Zo ja, hoe lang? Zo nee, waarom niet?
Bij het politiekorps Hollands Midden is de procedure als volgt:
Een e-mailaccount met de daarin voorkomende in- en exteme correspondentie wordt vier weken na de ontslagdatum afgesloten. De gegevens zijn raadpleegbaar gedurende de termijn dat ze voorkomen in het digitale archief. Dit archief kent bewaar- en schoningsregels die door de VtsPN worden uitgevoerd en nageleefd. De procedure bij een vertrekkend medewerker is dat deze met zijn chef de eventuele overdracht van documenten uit de persoonlijke omgeving bespreekt. Deze persoonlijke omgeving blijft een maand na ontslag beschikbaar en wordt daarna afgesloten
Correspondentie wordt in sommige gevallen als fysiek document in een dossier opgenomen. Hierbij valt te denken aan beleidsstukken, verslagen en sommige briefwisselingen. Zo is in deze casus de mail van de infodesk naar de medewerkers van de afdeling Bijzondere Wetten opgenomen in het fysieke dossier rond wapenverloven. Deze correspondentie blijft dus na vertrek beschikbaar. Overigens zijn de bijlagen van de mail in de onderhavige casus niet in het dossier opgenomen.
Vele registraties van politiemensen vinden plaats in bedrijfssystemen zoals de Basisvoorziening Handhaving (BVH) en de Vergunningen Ontheffingen Applicatie (VERONA). Deze gegevens blijven gedurende de daar voor geldende bewaartermijnen beschikbaar.
Het verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Kent u het bericht1 dat de politie de Archiefwet heeft overtreden door een bestand te verwijderen over de wapenvergunningverlening aan T. van der V. en het bericht2 dat politie en Justitie geen behoefte hebben aan hulp bij het vinden van een verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak? Zo ja, kloppen deze berichten? Deelt u de mening dat hierdoor door politie en Justitie de schijn wordt gewekt van een doofpot?
Ik ben niet van mening dat de schijn wordt gewekt van een doofpot. Het Openbaar Ministerie heeft maximale zorgvuldigheid en transparantie betracht, onder andere door het NFI nogmaals onderzoek te laten doen naar het onvindbare pdf-bestand. Het OM en het NFI hebben vervolgens het bedrijf Fox-IT geconsulteerd over de gevolgde aanpak. Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Kunt u precies reconstrueren wat er is gebeurd met dit cruciale document? Op wiens gezag is besloten dit document te verwijderen? Door wie is het document verwijderd? Was dit in strijd met een wettelijke bewaarplicht? Wanneer is besloten tot verwijdering en realiseerden betrokkenen op dat moment wel de consequenties van daadwerkelijke verwijdering?
Zie voor een antwoord op deze vraag het antwoord op de vragen 2 en 3 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr.1579).
Klopt het dat de politie dit soort gegevens krachtens de Archiefwet 20 jaar dient te bewaren? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Is dit een gebruikelijke praktijk?
De werkzaamheden van de politie ter uitvoering en handhaving van de Wet Wapens en Munitie betreffen een taak ten dienste van justitie. Op deze gegevensverwerkingen is de Wet Politiegegevens van toepassing. Zie hierover ook mijn antwoord op vraag 4 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1579). De Archiefwet is volgens de Wet Politiegegevens (artikel 14, vierde lid juncto eerste lid) in limitatief omschreven gevallen van toepassing op de verwerkingen van politiegegevens, namelijk voor zover die plaatsvinden op grond van de artikelen 8, 9 en 10 van deze wet. Dit geldt echter niet voor gegevensverwerkingen die plaatsvinden op grond van artikel 13 van deze wet, zoals in casu het geval is.
Waarom is het aanbod van hooggekwalificeerde deskundigen, waaronder een hoogleraar Informatica, om dit cruciale pdf-document te achterhalen, simpelweg afgewezen?
Het OM heeft het NFI gevraagd de second opion te geven omdat het onderzoeksgebied digitale technologie van het NFI is gespecialiseerd in het terughalen van gegevens. Zoals hiervoor aangegeven is daarbij ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd.
Bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de vraag of politie en justitie zich wel aan wettelijke bewaarplichten houden? Bent u tevens bereid te vragen hoe deskundigen advies over digitale documentenadministraties beter op orde kunnen worden gebracht? En bent u bereid om in dit specifieke geval de Rijksrecherche de gang van zaken te laten onderzoeken?
Begin 2012 zullen de externe audits op de gegevensverwerking bij de politiekorpsen zijn afgerond. De mate waarin korpsen voldoen aan de wettelijke bewaartermijnen maakt onderdeel uit van deze onderzoeken. Daarnaast werkt de politieorganisatie aan het uniformeren van processen rond haar taken in het kader van de Wet Wapens en Munitie. Eenduidige verwerking van informatie en registratie zijn hier een belangrijk onderdeel van. Ik zie daarom op dit moment geen reden voor nader onderzoek op dit punt.
Wat de onderhavige casus betreft is, zoals hiervoor uiteen gezet, de gang van zaken door de Rijksrecherche en het NFI onderzocht.
De brandweer Gelderland-Zuid |
|
Jan van Bochove (SGP) |
|
Bent u bekend met de brief die door de brandweer Gelderland-Zuid is verspreid, waaruit blijkt dat de duiktaak van de brandweer per 1 juli 2011 wordt beëindigd?
Ja.
Is het waar dat de meldkamer de opdracht heeft gekregen om bij de melding van mensen die te water zijn geraakt geen externe duikeenheden te alarmeren?
Bij de melding dat mensen te water zijn geraakt worden specialistische eenheden gealarmeerd van de brandweer die gebruik maken van de zogenaamde grijpredding en oppervlakteredding. Gelderland Zuid kent zestien van dergelijke specialistische eenheden. De grijpredding behoort tot de maatregelen die zonder duikers mogelijk zijn. Deze eenheden zijn ook uitgerust met apparatuur voor redding op groot buitenwater.
Betekent dit dat mensen die te water raken en nog een overlevingskans hebben aan hun lot worden overgelaten en dus mogelijk verdrinken terwijl de uitgerukte brandweermensen staan toe te kijken?
Voor mensen die te water raken en waarbij redding mogelijk is, heeft de regio Gelderland-Zuid gekozen voor redding door eenheden die zijn geïnstrueerd en uitgerust voor grijpredding en oppervlakteredding. Dit sluit aan bij een onderzoek van de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR) naar waterongevallenbestrijding. Gelderland-Zuid werkt al sinds 2009 met deze eenheden. Door de fijnmazige verspreiding van de waterreddingseenheden over het grondgebied van Gelderland-Zuid is een snelle opkomst gewaarborgd en worden mensen dus niet aan hun lot overgelaten wanneer ze te water raken.
Wat is uw oordeel over de genomen maatregelen?
De wijze waarop de kerntaken van de brandweer worden uitgevoerd is een regionale verantwoordelijkheid. Het is aan de gemeenten dan wel de veiligheidsregio’s om hierin een keuze te maken. Ik constateer dat er gedegen onderzoek is gedaan naar de waterongevallenbestrijding en dat daar in de regio Gelderland- Zuid ook bij is aangesloten.
Op grond van het risicoprofiel van de veiligheidsregio en de (beschikbare) middelen bij de brandweer is besloten dat het hebben van teams voor grijpredding en oppervlakteredding de wijze is waarop de brandweer haar taak tot het redden van mens en dier kan en ook dient uit te voeren.
Acht u de per 1 juli 2011 ingevoerde maatregelen verantwoord zowel in algemene zin naar de mogelijke slachtoffers als naar de brandweermensen die zijn uitgerukt en niets meer mogen doen dan toekijken?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 4.
Is de kans niet groot dat brandweermensen ondanks dat het hun taak niet meer is toch zullen willen ingrijpen en hierbij het gevaar voor eigen leven disproportioneel vergroten?
Het is de taak van de brandweer levensreddend op te treden voor mens en dier. De brandweer is hiervoor getraind en geoefend. Ik heb er vertrouwen in dat de betrokken brandweermensen en hun leidinggevenden professioneel handelen conform hun opleiding en training met oog voor hun eigen arbeidsveiligheid.
Klopt het dat de politie nu voor deze taak is aangewezen?
Nee, wel is in de regio Gelderland-Zuid de afspraak met de regiopolitie gemaakt dat zij voor de bergingstaak (berging van overleden waterslachtoffers door duikers in water dieper dan 1,5 meter) gebruik maken van het landelijke dregteam van het KLPD. Dit betreft een afspraak met dit regiokorps en geldt niet voor de Politie in geheel Nederland.
Kloppen de berichten dat de politie onvoldoende capaciteit heeft en tegelijkertijd aangeeft andere prioriteiten te hebben om deze taak op zich te nemen?
Nee, wat betreft de bergingstaak kan het landelijke dregteam op dit moment voldoen aan alle aanvragen van de regio Gelderland-Zuid.
Welke stappen gaat u zetten om in Gelderland-Zuid te komen tot een voor alle betrokken hulpdiensten en de daarbij in dienst zijnde hulpverleners (waaronder brandweermensen) acceptabele werkwijze bij het redden van mensen die te water zijn geraakt?
Gezien mijn antwoorden op de eerdere vragen acht ik het niet noodzakelijk hiertoe stappen te nemen.
Het mogelijke negatieve advies van de Nederlandse Politiebond inzake de missie in Afghanistan |
|
Joël Voordewind (CU), Mariko Peters (GL) |
|
Kent u de berichten1 over het mogelijke negatieve advies van de Nederlandse Politiebond over de veiligheidssituatie in Afghanistan?
Ja.
Wat is op dit moment de actuele veiligheidssituatie in het gebied waarin Nederlandse politievrijwilligers actief zullen zijn? In hoeverre verandert dit de actuele veiligheidssituatie voor de betrokken politievrijwilligers die als trainer (binnen de poort) werkzaam zullen zijn?
De veiligheidssituatie in Kunduz past in het beeld dat in januari met uw Kamer is besproken. De toename van het aantal geweldsincidenten van de afgelopen jaren, zoals gemeld in de brief aan de Kamer van 7 januari jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 415), heeft zich dit jaar vooralsnog niet voorgedaan. Wel is een verschuiving zichtbaar van directe confrontaties naar een meer asymmetrisch optreden. De huidige situatie onderstreept het belang van een goede politiemacht en juridische sector in Afghanistan, en van de Nederlandse politietrainingsmissie die is gericht op de versterking daarvan, De regering heeft er vertrouwen in dat de politiefunctionarissen in de EUPOL missie onder deze omstandigheden hun taken op een verantwoorde wijze kunnen uitvoeren en houdt de algemene veiligheidssituatie nauwlettend in het oog. EUPOL beoordeelt daarnaast tweemaal per dag de veiligheidssituatie in Kunduz. Ook worden nauwe contacten met de Duitse collega’s van het GermanPolice en Project Team (GPPT) onderhouden. Dit beeld werd bevestigd in de contacten van minister Rosenthal tijdens zijn bezoek aan Kunduz op 6 juli.
Wat is er waar van de zorgwekkende signalen die de Nederlandse Politiebond heeft ontvangen van Duitse collega’s?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de actuele veiligheidsinformatie over Kunduz met de politiebonden te delen omdat zij een belangrijke taak hebben richting betrokken politievrijwilligers?
De politievakbonden worden regelmatig geïnformeerd over de veiligheidssituatie. Meest recentelijk zijn de politievakbonden op 30 juni jl. door de Minister van Veiligheid en Justitie geïnformeerd.
Is er reden tot zorg over voldoende animo onder de politieagenten om uitgezonden te worden naar Kunduz, nu dit op vrijwillige basis gebeurt? Zo ja, welke?
Nee, op dit moment is het aanbod van politiefunctionarissen toereikend. Er zijn geen aanwijzingen dat het aanbod afneemt.
Verwacht u onder gelijkblijvende (veiligheids)omstandigheden nog steeds dat de trainingen effectief van start kunnen zoals beoogd?
Zie antwoord vraag 2.
NAVO-trainers in Afghanistan |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat sinds maart 2009 ten minste 36 NAVO-trainers in Afghanistan zijn gedood door rekruten of personen die zich voordeden als Afghaanse politieagent of soldaat?1
Betrouwbare cijfers hierover zijn niet voorhanden. Wel is het waarschijnlijk dat sinds maart 2009 enkele tientallen medewerkers van ISAF zijn gedood door personen die zich op enigerlei wijze voordeden als medewerker van de Afghaanse veiligheidsdiensten. Het betrof trainers en ander personeel. In vrijwel alle gevallen is overigens geen sprake van infiltratie in het Afghaanse leger of de politie, maar van opstandelingen die een uniform hebben bemachtigd of hebben laten namaken, of van getraumatiseerde Afghaanse militairen of agenten die door de Taliban zijn gedwongen tot gewelddadigheden. Er zijn geen bewijzen voor systematische infiltratie van de Taliban in het Afghaanse leger of de politie.
Hoe wilt u voorkomen dat er aan de Nederlandse trainingsmissie infiltranten deelnemen met als doel Nederlandse trainers te doden of verwonden?
De regering hecht er sterk aan – net als alle andere partijen die in Afghanistan actief zijn – veiligheidsrisico’s zo veel mogelijk te beperken. Dat geldt ook voor het risico van infiltratie bij de politie. In het selectieproces wordt getracht gemotiveerde rekruten te werven en het risico op infiltratie te verkleinen. Dit selectieproces is formeel in handen van het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarbij wordt intensief samengewerkt met de NATO Training Mission – Afghanistan. Bovendien heeft Nederland de bevoegdheid rekruten bij aanvang van de basisopleiding te weigeren. Uiteraard is onafgebroken oplettendheid geboden om vroegtijdig aanwijzingen van infiltratie te kunnen signaleren. Daarnaast monitoren Afghaanse contra-inlichtingeneenheden het leger en de politie op tekenen van compromittering en stress bij het personeel.
Deelt u de opvatting van de Nederlandse Politiebond (NPB) dat de veiligheidssituatie duidelijk is verslechterd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid een geactualiseerde veiligheidsanalyse naar de Kamer te sturen?
De veiligheidssituatie in Kunduz past in het beeld dat in januari met uw Kamer is besproken. De toename van het aantal geweldsincidenten van de afgelopen jaren, zoals gemeld in de brief aan de Kamer van 7 januari jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 415), heeft zich dit jaar vooralsnog niet voorgedaan. Wel is een verschuiving zichtbaar van directe confrontaties naar een meer asymmetrisch optreden en opzienbarende aanslagen. Dat geldt ook voor de dreiging tegen de Nederlandse militairen en burgermedewerkers die in Kunduz worden ingezet. Dit beeld werd bevestigd in de contacten van minister Rosenthal tijdens zijn bezoek aan Kunduz op 6 juli.
De regering heeft er vertrouwen in dat de politietrainingsmissie haar activiteiten onder deze omstandigheden op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Zij houdt de algemene veiligheidssituatie nauwlettend in de gaten.
Is het waar dat de NPB overweegt agenten op te roepen niet deel te nemen aan de politietrainingsmissie in Afghanistan?
Op dit moment roept de NPB agenten niet op af te zien van deelneming aan de missie in Afghanistan.Zoals op de website van de NPB staat (www.politiebond.nl), houdt ook de NPB de ontwikkelingen goed in de gaten.
Welke minimale vrijwillige aanmelding van agenten is noodzakelijk om de missie op zinvolle wijze door te laten gaan?
Op dit moment zijn er voldoende politiefunctionarissen van het KLPD beschikbaar in de uitzendpool.
Komt er een nieuw afwegingsmoment alvorens de politietrainers eind dit jaar naar Kunduz gaan?
Zoals gemeld in de brief van 27 januari 2011 (Kamerstuk 27 925 nr. 419) zal de Nederlandse regering bij een structurele, ernstige verslechtering van de situatie de Nederlandse bijdrage nader bezien. Daarvoor is op dit moment geen aanleiding.
Criminele bendes in Kunduz |
|
Mariko Peters (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Bendes rukken op in Kunduz; Vredesbemiddelaar waarschuwt voor overvallen door ex-helpers van VS»1 en het artikel «Trainers wachten vele vijanden»?2
Ja.
Verandert de inschatting van de veiligheidssituatie in Kunduz door de opkomst van arbiki’s (criminele bendes) en de aanwezigheid van diverse radicaal-Islamitische groepen als Al Qaida, de Islamic Movement of Uzbekistan en de Haqqani? Hebben hun activiteiten effect op de veiligheid van de Nederlandse politieagenten en militairen die binnenkort in Kunduz beginnen met het trainen van de Afghaanse politie?
De veiligheidssituatie in Kunduz past in het beeld dat in januari met uw Kamer is besproken. De toename van het aantal geweldsincidenten van de afgelopen jaren, zoals gemeld in de brief aan de Kamer van 7 januari jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 415), heeft zich dit jaar vooralsnog niet voorgedaan. Wel is een verschuiving zichtbaar van directe confrontaties naar een meer asymmetrisch optreden en opzienbarende aanslagen. Dat geldt ook voor de dreiging tegen de Nederlandse militairen en burgermedewerkers die in Kunduz worden ingezet. De regering heeft er vertrouwen in dat de politietrainingsmissie haar activiteiten zal kunnen uitvoeren zoals voorzien.
Klopt het dat de Afghaanse politie niet is opgewassen tegen de arbiki’s en de radicaal-Islamitische groepen? Is het waar dat de Afghaanse politie niet ingrijpt bij (gewelddadige) criminele activiteiten?
Op veel plaatsen in Afghanistan zijn diverse gewapende milities actief. Sommige milities houden zich bezig met criminele activiteiten en hebben banden met radicaal-islamitische groeperingen. Dergelijke activiteiten ondermijnen het formele overheidsgezag in Afghanistan. Er zijn plaatsen in Afghanistan waar de capaciteit van milities de capaciteit van het Afghaanse leger en de politie overstijgt. Mede daarom is het van belang het Afghaanse leger en de politie te versterken, zowel in omvang als in kwaliteit.
De Nederlandse politietrainingsmissie richt haar activiteiten op het opleiden, trainen en begeleiden van de Afghan Uniformed Police. Het omgaan met de complexe samenleving en de lokale veiligheidssituatie is daar onderdeel van. De versterking van de civiele taken van de Afghaanse politie zal naar verwachting de veiligheidssituatie en het formele overheidsgezag ten goede komen.
Zijn de Nederlandse trainingsactiviteiten ook gericht op hoe om te gaan met arbiki’s en de radicaal-Islamitische groepen?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat de politie geen uitvoering wil geven aan een vonnis dat is geveld door de rechterlijke macht |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat een orgaan als de politie geen uitvoering wil geven aan een vonnis dat is geveld door de rechterlijke macht?1
Ik stel voorop dat de korpsleiding gehouden is uitvoering te geven aan rechterlijke uitspraken. Daar kan geen misverstand over bestaan. Er is dus geen sprake van keuzevrijheid. Dwangsommen betalen als oplossing van een probleem kan niet aan de orde zijn.
Naar ik van de korpsbeheerder begreep was door de ernstig verstoorde werkverhoudingen binnen het arrestatieteam terugplaatsing in de functie van de agenten niet mogelijk.
Om de impasse te doorbreken heeft de korpsbeheerder het korps recent een mediation-traject laten starten om alsnog tot een bevredigende oplossing te komen. De korpsbeheerder heeft mij gemeld dat dit inmiddels heeft geleid tot een minnelijke schikking tussen de betrokken agenten en het korps. De korpsbeheerder heeft hierbij de kantonrechterformule toegepast.
Beide agenten zetten hun loopbaan buiten de politie voort.
Wat vindt u van de opmerking van de woordvoerder van de politie dat het erop neerkomt dat de verplichting die door de rechter is opgelegd op straffe van een dagelijks te verbeuren dwangsom wordt geïnterpreteerd als keuzevrijheid om het rechterlijk vonnis te negeren en al dan niet te betalen?
Zie antwoord vraag 1.
Uit welke middelen wordt de verbeurde dwangsom betaald?
De afhandeling van dit soort rechtspositionele zaken valt onder de verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder als werkgever. Zie overigens het antwoord op vraag 2.
Wat gaat u doen om aan deze situatie een einde te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u voorkomen dat uiteindelijk de belastingbetaler hiervoor gaat opdraaien?
Zie antwoord vraag 3.
Externen bij de VtsPN |
|
Ronald van Raak |
|
Wie heeft sinds mei 2011 de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de voorziening tot samenwerking politie Nederland (vtsPN)?1
Volgens de Transitieafspraken tussen de Korpsbeheerders, het College van Procureurs-generaal en mij is de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (vtsPN) sinds 1 mei 2011 bij mij belegd in mijn rol als korpsbeheerder van het KLPD (zie stcrt-2011–97291 van 6 juni 2011).
Waarom is de inhuur van externe medewerkers bij de vtsPN vanaf november 2010 met tientallen procenten gestegen?
Van 2009 tot 1 mei 2011 heeft de vtsPN een sterke daling van de externe inhuur gerealiseerd van 65% van het percentage van het totale personeelsbudget en van 75% van het percentage van het totale aantal fte’s.
In november 2010 bedroeg het aantal externen bij de vtsPN 153 fte. Per 1 mei 2011 bedroeg dit aantal 190 fte. In de Transitieafspraken is afgesproken dat niet-operationele vacatures in de transitieperiode zeer terughoudend moeten worden ingevuld. Het is moeilijk om, conform de Transitieafspraken, intern personeel te krijgen voor functies met een aanstelling van tijdelijke duur. Om de continuïteit van de dienstverlening ten behoeve van het primaire politieproces toch te kunnen borgen en om het huis verder op orde te brengen (ICT en bedrijfsvoering) doet de vtsPN beroep op externen.
Ultimo juli 2011 is 15,3% van de totale personeelskosten uitgegeven aan externe inhuur. Ik zal er bij de vtsPN op toezien dat de kosten van externe inhuur voor uitvoering van de reguliere taken wordt teruggedrongen naar het niveau van de Rijksnorm van 10%. Er kan zich één uitzondering voordoen. Voor de uitvoering van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie 2011–2014 zal mogelijk specialistische externe inhuur noodzakelijk zijn. Ik zal hierbij echter zeer zorgvuldig te werk gaan. Ik zal primair kijken naar de beschikbare expertise binnen de politie. Indien deze expertise niet binnen de politieorganisatie gevonden kan worden, dan zoek ik deze binnen de (semi)overheid. Pas indien de benodigde capaciteit of expertise ook hier niet beschikbaar is, zal capaciteit van buiten de overheid worden aangetrokken door uitbesteding van werkpakketten. Alleen in het geval van zeer schaars specialistisch personeel zal externe inhuur plaatsvinden.
In mijn brief van 23 juni 2011 met kenmerk 2011-2000246672 heb ik ten onrechte opgemerkt dat de vtsPN al voldoet aan de Rijksnorm van 10%. De Rijksnorm voor externen wordt uitgedrukt als percentage van de totale personeelsuitgaven en niet als percentage van het totale aantal fte’s, zie de brief van de minister van BZK (Tweede Kamer, 2010–2011, 32 501, nummer 15). Overigens is de Rijksnorm formeel niet van toepassing op de politie en de vtsPN.
Komt de snelle groei van externe medewerkers bij de vtsPN voort uit nieuwe problemen met de ICT bij de politie?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom gaat de vtsPN een extern bedrijf inhuren om te zien hoe de kennis van onder meer al die externen beter kan worden benut?
De vtsPN huurt geen extern bedrijf in om te zien hoe de kennis van de externen beter kan worden benut.
Bent u bereid de externenrapportage van de vtsPN voortaan naar de Kamer te sturen?
De directie van de vtsPN rapporteert maandelijks aan mij over de ontwikkelingen ten aanzien van de inhuur van externen. Indien daar aanleiding toe bestaat zal ik in de reguliere verantwoording aan de Kamer hier nader op ingaan.
Het stopzetten van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap en de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek naar de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klopt het dat u op 21 april 2011 in een brief aan de Programmacommissie Politie en Wetenschap hebt aangegeven dat u van plan bent om het onafhankelijke onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap stop te zetten en deze activiteiten onder te brengen bij de Politieacademie en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Zo ja, wat zijn uw overwegingen om dit gewaardeerde onderzoeksprogramma stop te zetten en op welke termijn wilt u dit doen? Zo nee, wat zijn dan uw plannen?
Nee, dat klopt niet.
In mijn plannen zal in ieder geval plaats zijn voor de functie die P&W vervult. Onafhankelijk, kritisch onderzoek acht ik van grote waarde voor de Politie. Mijn doel is geen uitholling, maar een verbetering van de onderzoeksfunctie voor de Politie.
Mijn voorstel is om de Commissie Politie en Wetenschap op te laten gaan in een nieuwe onafhankelijke Politiekennisraad. Deze raad kan, anders dan de commissie P&W, invloed hebben op de onderzoeksprogramma’s van de Politieacademie en het WODC. Om de nieuwe functie van de Politiekennisraad te borgen wil ik haar positie formeel vastleggen in de wet. De uitvoering van het onderzoek wordt ook in de nieuwe situatie deels door onafhankelijke derden verricht (bijv. door Universiteiten). Het doel is de samenwerking tussen onderzoekspartners te organiseren en meer zicht te creëren op het aanbod en de vraag naar onderzoek. Het onderzoek kan dan bovendien meer effectief worden gebruikt ten behoeve van strategische beleidsontwikkeling voor de Nationale Politie.
Ik heb in mijn brief een aantal voornemens geuit en deze ter consultatie aan de betrokken partijen voorgelegd. Ik wil de komende tijd gesprekken voeren met de betrokkenen (Politiekennisraad, Politieacademie, Politie & Wetenschap) om deze ideeën te staven en zorgvuldig uit te werken, alvorens definitieve plannen te maken.
Deelt u de mening dat een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoeksprogramma zoals Politie en Wetenschap, dat producten aflevert die rechtstreeks en aantoonbaar invloed hebben op betere prestaties van de Nederlandse politie, onontbeerlijk is? Hoe wilt u waarborgen dat dit onderzoek in de toekomst uitgevoerd blijft worden en van vergelijkbaar academisch niveau blijft?
Ja, die mening deel ik. In mijn voorstel blijft daarom de onafhankelijke toewijzing van de onderzoeksgelden in stand, zodat de competitieve ruimte en samenwerking tussen partijen uit het wetenschappelijke veld gestimuleerd blijft. Om dit te borgen zal een deel van het budget voor dit onderzoek, door Politieacademie en WODC worden gereserveerd voor uitbesteding van onderzoek aan derden.
Hoe valt het voornemen Politie en Wetenschap op te heffen te rijmen met uw eerdere voornemen van oktober 2010 dit programma, vanwege de uitmuntende prestaties, te continueren?
De komst van het nieuwe kabinet en de vorming van de Nationale Politie hebben de mogelijkheid geschapen om de onderzoeksfunctie met grotere stappen te verbeteren dan voorheen mogelijk was. Daarbij helpt ook dat met de overgang van het Directoraat Generaal Veiligheid Politie i.o. naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de beleidsverantwoordelijkheid voor het onderzoek aan de Politieacademie en het WODC is verenigd bij één Minister.
Het doel is om een onderzoeksfunctie t.b.v. de Politie te organiseren die de doorwerking van onderzoek optimaal faciliteert. Daarbij is het kritisch en onafhankelijke kenmerk van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek, uitgangspunt.
Betekent uw voorgenomen wijziging van het onderzoek naar de politie ook dat er een bezuiniging plaatsvindt? Zo nee, zal er een andere verdeling plaatsvinden tussen de onderzoekers van de Politieacademie en die in de wetenschappelijke wereld? Zo ja, hoe groot zal de bezuiniging zijn?
Nee. Bezuiniging is niet de primaire reden voor het plan. Wél vind ik dat het budget de behóefte aan onderzoek moet volgen. Als er onnodige overlap blijkt te zijn tussen onderzoeken van verschillende onderzoekspartners of dat er geen behoefte bestaat aan bepaald onderzoek (ook niet op de lange termijn), kan dit deel van het budget gebruikt worden voor andere doeleinden, bijvoorbeeld over onderzoek op andere terreinen.
Op welke wijze vindt de vaststelling en de budgettering plaats van het onderzoeksprogramma naar de politie? Welke invloed kunnen onafhankelijke wetenschappers en de Tweede Kamer op deze programmering uitoefenen?
De Minister van VenJ stelt de onderzoeksprogrammering vast op basis van een zwaarwegend advies van de (nieuw te positioneren) Politiekennisraad, waarin ook de wetenschap vertegenwoordigd zal zijn. Over de samenstelling van deze raad zal worden gesproken met betrokken partijen.
De hoogte van het budget bepaal ik op het moment dat ik de strategische onderzoeksprogrammering vast stel. Om te borgen dat de nodige competitieve ruimte en de kwaliteit bij het doen van onderzoeksvoorstellen blijft bestaan, is het wenselijk dat WODC en PA een methode gebruiken vergelijkbaar met die van P&W.
De uitwerking van deze voornemens volgt. Deze maakt onderdeel uit van de wetswijziging op het LSOP en het politieonderwijs. Hierover kan de Tweede Kamer zich uiteraard uitspreken.
Bent u bereid om een onderzoeksbudget beschikbaar te blijven stellen, waarvan de verdeling overgelaten wordt aan het wetenschappelijk veld? Zo ja, hoeveel budget wilt u hiervoor beschikbaar stellen en hoe wilt u het beheer van dit geld organiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op de vragen 4 en 5.
De multiculti-gekte bij de Zeeuwse politie |
|
Hero Brinkman (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Politie leert culturen te begrijpen»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de visie dat de politie de wet moet handhaven zonder rekening te houden met uitheemse culturele opvattingen?
Iedere politie ambtenaar in dit land wordt geacht de wet te handhaven. Kennis van verschillende culturen kan daaraan bijdragen.
Voor mijn opvatting over het zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur, verwijs ik naar de visie op integratie «Integratie, binding en burgerschap» welke op 16 juni 2011 naar de Kamer is verzonden (kamerstuk 32 824, nr. 1).
Op welke wijze staat u achter het voor vrouwen discriminerende cursusadvies om Somalische verdachten slechts te laten verhoren door mannen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat niet onze agenten andere culturen dienen te begrijpen, maar dat iedereen in Nederland zich aan heeft te passen aan de Nederlandse cultuur?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit knotsgekke multiculturele Vogelaar-idee haaks staat op de integratievisie zoals beschreven in het gedoogakkoord? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Bent u van mening dat er zo spoedig mogelijk een eind moet worden gemaakt aan het opleiden van agenten tot multiculti-liefhebbers en dat er weer gewoon boeven moeten worden gevangen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Wat zijn de kosten van deze absurde multiculti-cursus?
Ter bevordering van intercultureel vakmanschap in het korps is in 2010 ongeveer € 11 500,- uitgegeven.
Bezuiningen op politiebeveiliging evenementen |
|
Ronald van Raak |
|
Waarom wilt u 30 miljoen bezuinigen op het budget van de politie?1 Wanneer hebt u hierover overleg gevoerd met de vakbonden? Wat vonden die daarvan?
In het regeerakkoord staat dat het kabinet komt met een voorstel inzake doorberekening van veiligheidskosten voor vergunningplichtge commerciële evenementen van incidentele aard. De daaraan gekoppelde ombuiging van 30 miljoen is in de cijfers opgenomen vanaf het jaar 2012. Het wetsvoorstel dat doorberekening regelt is in consultatie gegaan. De vakbonden hebben dan de mogelijkheid hierop te reageren.
Klopt het dat deze bezuinigingen ten koste zullen gaan van zo’n 300 politieagenten?
Nee. Uitgangspunt van het voorstel is het bewerkstelligen van een efficiëntere inzet van de (beperkte) politiecapaciteit bij evenementen door de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen op het gebied van openbare orde en veiligheid waar mogelijk bij de organisatoren neer te leggen. Bij de consultatie staan de inhoud en reikwijdte van het voorstel centraal. Mocht bij de implementatie van de wet blijken dat er sprake is van lagere ontvangsten dan in het regeerakkoord opgenomen dan zal het verschil dat ontstaat op de politiebegroting, worden gedekt met een samenhangend pakket aan maatregelen, zonder dat dit ten koste gaat van de afspraken over de sterkte van de politie. Deze zullen te zijner tijd in de begroting concreet worden benoemd.
Waarom gaat u bezuinigen, terwijl de exacte effecten van uw voornemens nog niet bekend zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wanneer kan de Kamer uw voorstel over het doorberekenen van de kosten van de beveiliging van evenementen verwachten?
Het voorstel is in consultatie en zal op basis van de reacties daar waar nodig worden aangepast en vervolgens worden voorgelegd aan de Raad van State. Daarna zal het voorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dit zal nog in 2011 zijn.
Kunt u daarbij aangeven wat de exacte gevolgen voor de inzetbaarheid, capaciteit en financiën van de politie, zullen zijn?
Gezien het beoogde doel, een efficiëntere inzet van de politie, verwacht ik dat de druk op de politiecapaciteit zal afnemen. Over de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
“Betalen om aangifte te mogen doen” |
|
Lilian Helder (PVV), Louis Bontes (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Klopt het dat sinds kort slachtoffers van misdrijven alleen aangifte bij de Griekse politie mogen doen als ze eerst honderd euro betalen?1
Alleen bij aangifte van voorkomende gevallen van belediging, smaad of laster, diefstal binnen de familie en licht lichamelijk letsel moet het slachtoffer een bedrag van € 100 voldoen. Om wachtlijsten te verkorten en de druk op het gerechtelijke stelsel te verminderen is dit bedrag per 1 januari 2011 verhoogd van 10 naar 100 euro.
Voor misdrijven zoals overval, beroving, diefstal of ernstig lichamelijk letsel is geen bijdrage verschuldigd. Iedereen, ongeacht de nationaliteit, kan dus bij de Griekse politie kosteloos aangifte doen van diefstal van bijvoorbeeld paspoort of portemonnee. Men dient dan een aangifte «tegen onbekenden» in en krijgt een verklaring van de aangifte mee.
Bij de consulaire afdeling van de Nederlandse Ambassade te Athene is nog nooit een klacht ontvangen van een Nederlander die moest betalen om aangifte van diefstal bij de Griekse politie te kunnen doen.
Zo ja, wilt u dan de volgende vragen beantwoorden:
Zie antwoord vraag 1.
Problemen bij de politie Utrecht |
|
Ronald van Raak |
|
Wat is uw reactie op de problemen die zijn ontstaan door een tekort aan mensen in het district Eemland Zuid?1
Op basis van informatie van het politiekorps Utrecht stel ik vast dat er in het district Eemland Zuid, gelet op de toegestane formatie, geen sprake is van een tekort aan mensen. Volgens het inrichtingsplan van het district is er ruimte voor 228 fte. De feitelijke bezetting per 1 mei 2011 is 245 fte. Daar waar in de praktijk sprake is van (tijdelijke) onderbezetting op een specifieke afdeling wordt dit opgevangen met capaciteit elders uit het district. Hierdoor is de bezetting van iedere afdeling in het district gewaarborgd.
Wat vindt u ervan dat ervaren agenten, die op straat horen te zijn, nu op het bureau moeten blijven voor arrestantenzorg en om aangiften op te nemen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze agenten hun werk op straat kunnen doen zonder dat de taken op het bureau worden verwaarloosd?
Het opnemen van aangiften en het toezicht houden op arrestanten maakt onderdeel uit van de brede politiefunctie. Een minimale bezetting van toezichthoudende politiemedewerkers ten behoeve van arrestantenzorg is nodig om de veiligheid van de arrestanten en het personeel te garanderen.
Voor het district Eemland Zuid betreft het de invulling van gemiddeld één dienst per twee weken ten behoeve van arrestantenzorg of het opnemen van aangiften door politiemedewerkers anders dan de hiervoor aangewezen politiemedewerkers. Deze diensten worden gecombineerd met de afdoening van bijvoorbeeld opsporings- en verkeersdossiers. Bij vraag 1 is een toelichting gegeven op deze toewijzing van capaciteit waardoor de bezetting, zowel op straat als in de publieksopvang en arrestantenzorg, geborgd is.
Klopt het dat agenten die net de opleiding hebben eerst afgerond bij de arrestantenzorg worden ingedeeld, waardoor ze geen ervaring op straat opdoen?
In het district Eemland Zuid worden agenten die net de opleiding hebben afgerond eerst bij de arrestantenzorg ingedeeld. Gemiddeld werken zij hier drie maanden. Zoals onder vraag 2 is toegelicht, betreft dit een wezenlijk onderdeel van de brede politiefunctie. Het korps heeft deze beleidskeuze mede gemaakt op basis van bedrijfsvoeringsoverwegingen. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met de Ondernemingsraad. Aangezien alle facetten van het politievak, van intake tot opsporing, van belang zijn, is ook het opdoen van deze ervaring van toegevoegde waarde.
Wat is uw reactie op de problemen met betrekking tot het tekort aan voertuigen? Hoe is dit tekort ontstaan?
In politieregio Utrecht en zo ook in het district Eemland Zuid is geen tekort aan voertuigen. Wel is er een efficiëntieslag gemaakt en heeft er een herverdeling van voertuigen binnen de regio plaatsgevonden. Het korps beschikt over 654 gemotoriseerde voertuigen op een personeelsbestand van ongeveer 3 600 fte. Dit komt neer op 1 voertuig op circa 6 fte. Daarnaast zet het korps bikers in waardoor de effectiviteit van de politie-inzet in de regio Utrecht vergroot wordt.
Wat is uw reactie op de problemen met betrekking tot het communicatiesysteem C2000? Bent u bekend met de dekkingsproblemen in het betreffende gebied? Waarom is niet eerder iets met de meldingen van agenten gedaan?
De dekking van C2000 voldoet aan de overeengekomen eisen, te weten 95% dekking naar tijd en plaats gemeten voor een portofoon op heuphoogte gedragen. In 2010 was de landelijke dekking hoger, te weten 97,4%. Dit neemt niet weg dat er lokaal nog dekkingsproblemen kunnen worden gesignaleerd.
Eind 2010 is een dekkingsprobleem gemeld in de omgeving Leusden en Woudenberg. De melding is onderzocht maar het dekkingsprobleem deed zich tijdens het onderzoek niet opnieuw voor. Daarom is de melding in overleg met de betrokken regio afgesloten.
Op 31 mei 2011 is opnieuw een dekkingsprobleem gemeld in hetzelfde gebied. Op 8 juni j.l. is deze klacht in behandeling genomen. Dit onderzoek is nog gaande.
Het evaluatierapport van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) over de brand in Moerdijk |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Heeft u kennis kunnen nemen van het evaluatierapport van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) over de brand in Moerdijk?1
Ja.
Deelt u de mening dat op grond van het rapport geconcludeerd moet worden dat het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) en het Nationaal Crisis Centrum (NCC) onvoldoende de regie hebben genomen? Zo ja, welke maatregelen wil de regering nemen om ervoor te zorgen dat de LOCC en NCC bij toekomstige regio-overschrijdende calamiteiten wel de regie nemen en op welke termijn kan de Kamer deze voorstellen tegemoet zien?
Het NCC en het LOCC hebben direct na de melding van de brand in Moerdijk op diverse terreinen acties ondernomen waaronder bijstandverlening, crisiscommunicatie en informatievoorziening. Hoe deze zijn verlopen en of deze acties toereikend zijn geweest zal aan de orde komen in de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) over de brand bij Chemie Pack Moerdijk. In de kabinetsreactie op deze rapporten zal ik ingaan op eventueel te nemen maatregelen.
Het IOOV-rapport zal met de beleidsreactie tegen het eind van het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het rapport van de OvV ontvangt u in december 2011.
Hoe oordeelt u over het Centraal Registratiepunt Gevaarlijke Stoffen (CRP) van Brandweer, DCMR Milieudienst Rijnmond, Gemeentewerken/Milieubeleid Rotterdam en Deltalinqs? Bent u bereid om dit registratiesysteem samen met de provincies, gemeenten en regionale milieudiensten landelijk uit te rollen en deelname eraan verplicht te stellen voor chemische bedrijven?
Het «Centraal Registratiepunt gevaarlijke stoffen» (CRP), zoals gebruikt door de veiligheidsregio’s Rotterdam Rijnmond en Zuid-Holland Zuid, beschouw ik als een informatiesysteem dat voor iedere veiligheidsregio van belang kan zijn. Het ministerie van Veiligheid en Justitie subsidieert een project om te bepalen of en zo ja hoe landelijke uitrol van het CRP plaats kan vinden. De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) voeren het project uit. Eind 2011 zal de eindrapportage beschikbaar zijn. Op basis van dat rapport en de onderzoeksrapporten van de IOOV en de OvV naar de brand bij Chemie Pack Moerdijk, zal ik in overleg met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en het Veiligheidsberaad bezien of en zo ja hoe landelijke uitrol van het CRP plaats moet vinden.
Weet u dat in het rapport staat dat de regio’s Midden- en West-Brabant (MWB) en Zuid-Holland-Zuid (ZHZ) het Landelijk Crisismanagementsysteem slechts beperkt vulden met actuele informatie en in verschillende delen van het systeem werkten? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de veiligheidsregio’s voortaan via dezelfde afgesproken kanalen gaan werken en deze vullen met adequate, actuele informatie?
In opdracht van het Veiligheidsberaad en met subsidie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt door middel van het landelijk project Netcentrisch werken de netcentrische werkwijze bij alle 25 veiligheidsregio’s geïmplementeerd. Deze werkwijze wordt technisch ondersteund door het Landelijk Crisismanagementsysteem (LCMS). Implementatie van deze nieuwe werkwijze is een veranderproces en het project is op dit moment nog volop aan de gang. Nog niet bij alle veiligheidsregio’s is de implementatie afgerond.
Begin 2012 moeten alle veiligheidsregio’s op de juiste wijze netcentrisch werken in de crisis- en rampenbestrijding.
Wat betreft het gebruik van het LCMS door de veiligheidsregio’s Midden- en West-Brabant en Zuid-Holland-Zuid tijdens de brand bij Chemie Pack Moerdijk, verwijs ik naar de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV).
Hoe verklaart u het feit dat de VRR via twitter moest vernemen dat er een calamiteit was in Moerdijk? Hoe is het te verklaren dat de VRR de regio’s MWB en ZHZ niet kon bereiken? Welke maatregelen gaat de regering nemen om ervoor te zorgen dat de communicatie bij toekomstige calamiteiten beter zal verlopen?
Hoe deze acties zijn verlopen en of deze acties toereikend waren zal aan de orde komen in de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) over de brand bij Chemie Pack Moerdijk. In de kabinetsreactie op deze rapporten zal ik ingaan op eventueel te nemen maatregelen
Klopt het dat de verschillende veiligheidsregio’s niet op de hoogte zijn van elkaars expertise en materieel? Zo ja, welke maatregelen wil de regering nemen om dit te verbeteren en op welke termijn kan de Kamer deze voorstellen tegemoet zien? Welke rol is hierin weggelegd voor NCC en LOCC?
Eén van de taken van het LOCC is zorg te dragen voor een adequate uitvoering van mijn wettelijke verantwoordelijkheden op het terrein van de bijstandsverlening. Daartoe heeft het LOCC de beschikking over een overzicht van de beschikbare middelen van alle veiligheidsregio’s, politieregio’s, Defensie en andere organisaties. Iedere regio in Nederland kan bij het LOCC om inzet van deze middelen verzoeken, waarna het LOCC zorg draagt voor het beschikbaar krijgen van deze middelen.
Voor de specifieke beantwoording van deze vragen naar aanleiding van Moerdijk, verwijs ik naar de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) en de kabinetsreactie hierop.
Klopt het dat Evides en andere drinkwaterbedrijven niet op de hoogte zijn gebracht van deze calamiteit? Zo ja, wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat drinkwaterbedrijven in de toekomst wel op de hoogte worden gesteld van calamiteiten waarbij onverhoopt chemische stoffen in het drinkwater terecht zouden kunnen komen?
Ook voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de eerder genoemde rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV).
De brandweerkorpsen die te weinig tegen agressie en geweld tegen hun personeel doen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Arbeidsinspectie waarschuwt brandweer»?1
Ja.
Waarin schieten de elf brandweerkorpsen die een waarschuwing van de Arbeidsinspectie hebben gekregen tekort in het nemen van voldoende maatregelen om agressie en geweld tegen brandweerlieden tegen te gaan?
De tekortkomingen betreffen vooral het melden en registreren van incidenten.
Welke korpsen voldoen nog niet aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen ten aanzien van de aanpak van agressie en geweld?
De korpsen Apeldoorn, Ede, Almere en de (nu verantwoordelijke) veiligheidsregio’s Haaglanden, Brabant-Zuidoost, Brabant Noord, Utrecht en Hollands Midden voldoen nog niet aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen. Tijdens de inspecties zijn naast gemeentelijke korpsen ook veiligheidsregio’s met regionale brandweerkorpsen aangeschreven. Hoewel in een artikel in Binnenlands Bestuur melding wordt gemaakt van een aantal van 11, voldoen in werkelijkheid 8 korpsen niet aan de eisen van de Arbeidsinspectie. Dit verschil is te verklaren door het feit dat in drie gevallen zowel het korps als de veiligheidsregio een brief heeft gekregen.
Waarom hebben niet alle korpsen maatregelen genomen om risico´s van agressie en geweld tegen brandweerlieden te voorkomen en beheersen? Zijn dit korpsen die zelf in de praktijk weinig te maken hebben gehad met agressie of geweld tegen hun brandweerlieden? Zijn er ook korpsen die wel praktijkervaring hebben met agressie of geweld en toch onvoldoende voortgang tonen ten aanzien van het beschermen van hun eigen personeel?
Uit de inspecties blijkt dat het merendeel van de gecontroleerde korpsen geen waarschuwing heeft gekregen van de Arbeidsinspectie. Aan het onvoldoende nemen van maatregelen om agressie en geweld tegen brandweerlieden tegen te gaan, liggen volgens de korpsen diverse redenen ten grondslag. Belangrijkste is dat veel korpsen in geringe mate met agressie en geweld te maken hebben. Daarom is de urgentie om hierover beleidsafspraken te maken kleiner.
Als er sprake is van agressie en geweld tegen de brandweer, dan is dat vooral rondom de jaarwisseling. In die periode worden zoals u bekend is door politie, gemeenten en hulpdiensten – maar ook door OM en rechtbanken (snelrecht) – extra maatregelen getroffen.
Overigens geven de betreffende brandweerkorpsen aan dat zij naar aanleiding van de constateringen van de Arbeidsinspectie maatregelen hebben genomen in de aanpak van agressie en geweld. Deze maatregelen betreffen het registreren en rapporteren en het, stimuleren van het doen van aangifte door de werkgever. Ook vanuit politie wordt gestimuleerd om aangifte te doen en het niet bij een melding te laten en wordt de opsporing en vervolging voortvarend opgepakt.
De Minister van Veiligheid en Justitie zal er op aandringen dat de brandweerkorpsen op zo kort mogelijke termijn voldoen aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen en dat zij de acht maatregelen voor een effectief veiligheidsbeleid van het programma Veilige Publieke Taak invoeren.
Wat zeggen genoemde resultaten van het Programma agressie en geweld tegen werknemers in publieke functies van de Arbeidsinspectie over de wenselijkheid om dit programma ook na het einde van dit jaar nog voort te zetten?
Het betreffende programma van de Arbeidsinspectie bestaat uit inspectie -en voorlichtingsactiviteiten. Het voorlichtingsmateriaal dat in het kader van het programma is ontwikkeld biedt werkgevers in de publieke sectoren de nodige aanknopingspunten om maatregelen te nemen. Zo is er een Zelfinspectie Aanpak Agressie en Geweld2 waarmee werkgevers zelf hun aanpak van agressie en geweld kunnen toetsen en waar nodig verbeteren. De komende jaren zullen de inspecties in de publieke sectoren worden voortgezet om na te gaan of en in hoeverre werkgevers op basis van het aanwezige materiaal maatregelen hebben genomen om agressie en geweld te bestrijden. In deze inspecties zal vooral de aanpak van zogenaamde niet-nalevers centraal staan. Ook de brandweer blijft hierbij in beeld.
Verder hebben wij u eerder toegezegd (tijdens het AO over de Veilige Publieke Taak van 8 maart 2011) dat dit kabinet het programma Veilige Publieke Taak zal voortzetten. Dit programma van BZK wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Er zal bijzondere aandacht zijn voor zowel preventie als repressie. Wat betreft repressie zijn de strafeisen in zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, waaronder de brandweer, sinds december 2010 verhoogd naar drie keer zo zware straffen. De toepassing door OM en ZM van deze verhoogde strafmaat wordt, zoals toegezegd door de minister van Veiligheid en Justitie, actief gemonitord. Ook wordt via de Eenduidige Landelijke Afspraken met politie en OM een lik-op-stukbeleid gevoerd richting de daders. De resultaten hiervan blijven wij tevens monitoren.
Is het waar dat er door brandweerlieden te weinig aangifte wordt gedaan van bedreiging, intimidatie of geweld en dat dit komt omdat «het vervolg [van een aangifte] vaak niet bevredigend is, omdat er te weinig met de aangifte wordt gedaan»? Zo, ja wat is de rol van het Openbaar Ministerie (OM) hierin en hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
Uit onderzoek3 vanuit het programma Veilige Publieke Taak blijkt dat bij de brandweer 28% van de werknemers het meest recente voorval van verbaal geweld heeft gemeld en/of aangifte heeft gedaan bij de politie. 63% heeft het meest recente voorval van fysiek geweld gemeld en/of aangifte gedaan. Belangrijkste redenen om geen aangifte te doen, was dat men het incident niet erg genoeg vond.
Wij zijn van mening dat van elk geval van verbaal en/of fysiek geweld aangifte moet worden gedaan. Wij hebben daarom flink geïnvesteerd om de aangiftebereidheid te verhogen, onder meer door voorlichtingscampagnes. Daarnaast is de mogelijkheid om aangifte te laten doen door de werkgever (namens de werknemer/slachtoffer) verder onder de aandacht gebracht. Voorts is sinds 1 januari 2011 wettelijk vastgelegd (Wet versterking positie slachtoffer) dat het slachtoffer/de aangever altijd geïnformeerd wordt over de voortgang van zijn aangifte. Ook dit verhoogt de aangiftebereidheid. Met de politie is afgesproken dat de aangifte altijd wordt opgenomen. Dit is opgenomen in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) voor agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak die met politie en OM zijn gemaakt.4 In deze afspraken is opgenomen dat het OM hoge prioriteit geeft aan de vervolging van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak en zoveel mogelijk «lik op stuk» toepast. Ook zijn de zaken van geweld tegen de publieke taak opgenomen als categorie waarvoor toepassing van snelrecht is geïndiceerd. In het voorjaar 2012 wordt de invoering van de ELA geëvalueerd, zoals eerder aan de Tweede Kamer is toegezegd2.
Waaruit bestaan de plannen van aanpak die er al wel zijn en welke kwaliteitscriteria worden daarbij gehanteerd?
Deelt u de mening dat voor een kwalitatieve goede aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden in ieder geval afgesproken moet worden dat er standaard aangifte dient te worden gedaan van een incident, desnoods door de werkgever, dat de politie met voorrang de daders opspoort en de werkgever op de hoogte houdt van de voortgang van het onderzoek, dat wordt gefaciliteerd dat werkgever altijd de schade bij de dader kan verhalen en dat brandweerkorpsen standaard in hun sociaal jaarverslag inzicht geven in de aard, omvang en aanpak van de problematiek? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie ons antwoord op vraag 6. Er is flink geïnvesteerd in de aangiftebereidheid en in de opsporing en vervolging van deze zaken. De aspecten waar u naar vraagt en die in ons antwoord op vraag 6 zijn genoemd, maken onderdeel uit van de acht maatregelen voor werkgevers voor een effectief veiligheidsbeleid en in het verlengde hiervan de Eenduidige Landelijke Afspraken voor opsporing en vervolging, die beiden de ruggengraat vormen van de huidige aanpak vanuit het programma Veilige Publieke Taak. Vanuit veel werkgevers wordt de schade al direct vergoed aan de werknemer, in afwachting van de formele schadevergoedingsmaatregel in de straf- en/of civiele zaak. Met betrekking tot het opnemen van cijfers in een sociaal jaarverslag willen wij aangeven dat de wijze waarop gevolg wordt gegeven aan een melding en/of aangifte van agressie en geweld belangrijker is dan het aantal voorvallen. Voor een kwalitatief goede aanpak zijn goed overleg en afspraken tussen brandweer en politie onontbeerlijk.
Deelt u de mening dat de aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden niet alleen de verantwoordelijkheid is van de desbetreffende brandweerkorpsen maar ook van u? Zo ja, wat doet u om aan die verantwoordelijkheid concrete invulling te geven? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn van mening dat de zorg voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van het personeel – conform de Arbowet – in eerste instantie een verantwoordelijkheid is voor de werkgevers, i.c. de brandweerkorpsen zelf. In dit geval zijn dat de gemeentebestuurders of bestuurders van de veiligheidsregio’s die deze verantwoordelijkheid hebben overgenomen. Veiligheidsregio's zijn een vorm van verlengd lokaal bestuur, waarbij de aan de regio deelnemende gemeenten als eerste aan zet zijn om invulling te geven aan de aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden. Uiteraard stelt de minister van Veiligheid en Justitie door middel van wetgeving de kaders voor (brand)veiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing vast. Gezien de verlengd lokaal bestuurconstructie van de veiligheidsregio, waarin de brandweertaken zijn ondergebracht, mengt de minister van Veiligheid en Justitie zich echter niet direct in de zorg voor het personeel. De veiligheid van het personeel heeft uiteraard nadrukkelijk onze aandacht evenals de algemene veiligheid in het publieke domein.
De inspanningen en aanpassingen die nodig zijn binnen de eigen organisatie om zicht te krijgen op de aard en omvang van incidenten waarmee brandweerlieden te maken krijgen en het weerbaar maken van brandweerlieden is een verantwoordelijkheid van de korpsen. Vanuit het programma Veilige Publieke Taak wordt een intensieve regierol vervuld om bewustwording op gang te brengen en om uniformiteit in de aanpak en samenwerking aan te jagen bij (vertegenwoordigers van) werknemers, werkgevers en ketenpartners en vanuit politie en justitie wordt stevig ingezet op de bestrijding van dit soort agressie en geweld.
Daarnaast worden werkgevers en sectoren vanuit het programma ondersteund en gefaciliteerd om hun rol zo optimaal en effectief mogelijk uit te voeren. Wij ondersteunen de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) ook bij haar inspanningen om de aanpak van agressie en geweld bij de korpsen te helpen implementeren.