Het bericht dat het ziekteverzuim onder de politieagenten explodeert |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het ziekteverzuim onder politieagenten explodeert?1
Gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen, informeer ik uw Kamer bij brief over de ontwikkeling van het ziekteverzuim en de maatregelen die de politie neemt om dit terug te dringen. In deze brief benadruk ik dat het welzijn van politiemedewerkers en het ziekteverzuim de volle aandacht heeft. Als een politiemedewerker dan toch iets overkomt of ziek wordt, wil de politie de medewerker zo goed mogelijk ondersteunen en re-integratie bevorderen.
Wat gaat u doen om het ziekteverzuim onder politieagenten terug te brengen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar voornoemde brief aan uw Kamer waarin de maatregelen worden genoemd die de politie neemt om het ziekteverzuim terug te dringen.
Bent u het eens met Centrale Ondernemingsraad van de politie dat het verzuim te maken heeft met de onzekerheid van de herplaatsing? Zo nee, wat is volgens u dan wel de reden?
Er zijn meerdere factoren van invloed op het ziekteverzuim. In mijn brief aan uw Kamer ga ik daar nader op in en geef ik aan dat de personele reorganisatie in zijn algemeenheid een langdurige onzekerheid kan veroorzaken bij een deel van de politiemedewerkers. Op basis van diverse studies en ervaringsgegevens binnen de politie, kan met enige terughoudendheid gesteld worden dat de personele reorganisatie en de gevolgen één van de verklarende factoren kan zijn voor het stijgende ziekteverzuim.
Bent u van mening dat de taskforce die in 2014 is opgericht niet heeft gewerkt?
Nee, die mening ben ik niet toegedaan. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn beantwoording van Kamervragen van het lid Van Toorenburg over dit onderwerp, heeft de Taskforce langdurig ziekteverzuim juist positieve resultaten behaald. Tot op heden heeft de Taskforce meer dan 1.800 langdurig verzuimdossiers succesvol kunnen sluiten.
Het bericht ‘Weer een veiligheidslek politiesysteem C2000’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Politiesysteem gehackt» en «Weer veiligheidslek politiesysteem C2000»?1
Ja, hierover heb ik u bij brief van 9 februari jl. geïnformeerd.
Klopt het dat C2000 een groot veiligheidslek vertoont, waardoor criminelen met een apparaat precies weten of er surveillanceauto’s van de politie in de buurt zijn en ook over hoeveel tijd de politie gearriveerd zal zijn? Zo nee, waarom niet?
Het is sinds 2013 bij de hulpverleningsdiensten bekend dat er apparatuur op de markt is die C2000-signalen kan detecteren. Met het betreffende apparaat kan een gebruiker geïnformeerd worden over de nabijheid van actieve C2000-apparatuur in gebruik door de hulpverleningsdiensten. Het detectieapparaat maakt daarin geen onderscheid tussen de hulpverleningsdiensten. Ook maakt het apparaat geen inbreuk op de communicatie binnen het C2000-systeem zelf en geeft het geen informatie over de inhoud van de communicatie.
Klopt het dat de politie hier niets aan kan doen? Zo nee, wat is er dan aan de hand?
Het kunnen detecteren van radiosignalen is voor ieder radionetwerk en daarmee verbonden apparatuur die actief gebruik maakt van frequentieruimte in beginsel mogelijk. Technisch is er (nog) geen afdoende tegenmaatregel.
De politie weet echter van de detectiemogelijkheid en houdt er daar waar nodig in haar werkwijze al rekening mee dat deze voorhanden kan zijn. Op deze manier kunnen potentiële negatieve effecten van het gebruik van de detectieapparatuur voor de opsporing het beste worden beperkt.
Deelt u de mening dat er alles aan moet worden gedaan om het inbrekers, overvallers en drugshandelaren niet makkelijker te maken, zeker nu het steeds vaker opduikt in strafzaken waardoor het waarschijnlijk steeds meer zal worden gebruikt door criminelen? Zo nee, waarom niet?
Vanzelfsprekend ben ik van mening dat het criminelen niet makkelijker moet worden gemaakt. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, houdt de politie in haar werkwijze rekening met het feit dat deze apparatuur mogelijk gebruikt wordt teneinde de kans op detectie te verkleinen. Vooralsnog lijkt er overigens geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een structureel probleem.
Deelt u de mening dat dit zoveelste probleem met dit communicatiesysteem onacceptabel is, aangezien er ontzettend veel belastinggeld in gestoken is? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Mobiele communicatieapparatuur maakt nu eenmaal actief gebruik van frequentieruimte en is daarmee in beginsel altijd traceerbaar.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat criminelen niet meer met apparatuur, met name Target Blue Eye, dat eigenlijk bedoeld is om weggebruikers te waarschuwen voor hulpdiensten die zwaailicht en sirene voeren, de mobilofoons van het zogenoemde C2000-communicatiesysteem van de politie op ruime afstand kunnen detecteren?
Zoals aangegeven heeft de apparatuur vooralsnog een gering effect op de opsporing. In mijn brief van 9 februari ben ik onder andere ingegaan op de mogelijkheden en beperkingen van een eventueel verbod. Ook met een verbod moet de politie er in haar werkwijze altijd rekening mee houden dat de apparatuur voor handen kan zijn bij criminelen. Met de politie verwacht ik daarbij dat een verbod op het gebruik van deze apparatuur met kwade opzet een gering effect zal hebben op het gebruik daarvan. De apparatuur is internationaal vrij verkrijgbaar en het gebruik is moeilijk op te sporen omdat de apparatuur zelf geen signalen uitzendt. De proportionaliteit en handhaafbaarheid van een verbod zijn daarmee een vraagstuk. Niettemin zal ik onderzoeken of eventuele juridische maatregelen ondersteunend kunnen zijn aan een doelmatige en ongehinderde uitvoering van de taken van de politie en andere hulpverleningsdiensten.
Het bericht ‘Politie leert te weinig van klachten’ |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Politie leert te weinig van klachten»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat in 2014 bijna 3.000 van de 10.898 ingediende klachten niet zijn behandeld en ruim 1.500 klachten aan het eind van 2014 nog open stonden?
Er kunnen diverse redenen zijn waarom een klacht niet in de klachtenprocedure in behandeling is genomen of aan het eind van het jaar nog open staat voor behandeling. Het aantal klachten dat niet in behandeling wordt genomen is relatief groot, omdat het voor burgers niet altijd duidelijk is welke klachten in aanmerking komen voor behandeling in de klachtenprocedure die gebaseerd is op de Algemene wet bestuursrecht. Het komt regelmatig voor dat klachten worden ingediend die niet in de klachtenprocedure thuishoren, bijvoorbeeld wanneer men het niet eens is met (de hoogte van) een bekeuring of over voorvallen van langer dan een jaar geleden. Aan burgers wordt dan beargumenteerd medegedeeld dat dergelijke klachten niet in behandeling worden genomen en waar van toepassing wordt verwezen naar het juiste loket. Die klachten worden door de politie echter wel meegeteld als «ontvangen klacht» en worden vervolgens als «niet in behandeling» geregistreerd.
Daarnaast kunnen klachten, vooral als deze aan het einde van een kalenderjaar zijn ontvangen, op 31 december nog open staan. Die openstaande klachten worden logischerwijs in het nieuwe jaar afgehandeld. De klachten die eind 2014 open stonden, zijn derhalve in 2015 in behandeling genomen.
Welke acties en maatregelen heeft u al ondernomen naar aanleiding van het rapport?
Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar mijn brief aan uw Kamer van 5 februari jl. in reactie op het rapport «Klachtbehandeling door de politie» van de Inspectie Veiligheid en Justitie (hierna: de inspectie)2. Daarin is aangegeven welke maatregelen al zijn en nog worden getroffen om de gewenste verbeteringen te realiseren.
Gaat u naast het bieden van extra onderwijs in bemiddelings- en gespreksvaardigheden aan de klachtenbehandelaars ook andere maatregelen nemen? Zo ja, wat voor soort maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de verklaringen van de medewerkers waarin zij benadrukken dat zij afhoudend tegenover klachten staan, omdat ze bang zijn dat het schadelijk is voor hun carrière?
Voor een goede klachtbehandeling is het randvoorwaardelijk dat de betrokken medewerkers de ruimte en vrijheid voelen om fouten toe te geven en daarmee een open houding hebben ten aanzien van het bespreekbaar maken en leren van klachten. Wanneer daarvan geen sprake is, staat dit de afhandeling en het lerend effect van klachten in de weg. Een klacht is op zichzelf geen reden voor een rechtspositionele maatregel. Het is dan ook belangrijk dat de medewerkers goed zijn geïnformeerd over het achterliggende doel van de klachtenprocedure en dat zij ervaren dat klachten geen bedreiging zijn voor hun loopbaan.
Indien bij herhaling over dezelfde medewerker wordt geklaagd, kan de betreffende leidinggevende hierover wel in gesprek gaan met deze medewerker. Doel is dan om na te gaan wat de oorzaken van deze klachten zijn en of het wenselijk c.q. nodig is om het functioneren van de medewerker op dat vlak te verbeteren.
Deelt u de mening dat u meer zorg moet dragen voor het informeren van de medewerkers over de procedure en gevolgen van klachten? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo, nee waarom niet?
Ik onderschrijf dat het belangrijk is dat ook de medewerkers goed geïnformeerd zijn over de klachtenprocedure en het achterliggende doel voor de politie: het herstel van het vertrouwen van de burger in de politie en het versterken van het lerend vermogen van de politie. Daarin wordt ook geïnvesteerd. Zo wordt specifiek voorlichting gegeven over het doel en de werkwijze van klachtbehandeling aan de medewerkers in het algemeen en de bij een klacht betrokken medewerker in het bijzonder. In het kader van de algemene voorlichting is naar aanleiding van het verschijnen van het rapport van de inspectie tevens een bericht op het korpsnet geplaatst waarin het doel van klachtbehandeling onder de aandacht is gebracht.
Bent u bereid om dit onderzoek te verrichten bij alle politie-eenheden van Nederland? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Om een goede afspiegeling te krijgen van de manier waarop de politie omgaat met klachtbehandeling heeft de inspectie vier regionale eenheden van politie geselecteerd op basis van grootte van de eenheid, geografische spreiding en adviezen van onder meer de Nationale ombudsman. De inspectie geeft aan dat deze selectie en de gekozen onderzoeksmethoden een landelijk betrouwbaar beeld opleveren van de klachtbehandeling door de politie en de beleving daarvan door de klagers. Derhalve zie ik geen reden om dit onderzoek te verrichten bij alle politie-eenheden.
Deelt u de mening dat het huidige onderzoeksrapport onduidelijkheid bevat over het aantal klachten die al op voorhand aan de balie werden afgewezen? Zo ja, vindt u dan ook dat het rapport géén totaal beeld schetst en dus te kort schiet? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van de inspectie betrof voor een belangrijk deel de ervaringen van burgers met klachtbehandeling bij de politie. Middel daarvoor was het telefonisch interviewen van burgers die een klacht hebben ingediend. Burgers die een klacht hadden willen indienen aan de balie, maar wiens klacht(en) bij de balie werd(en) afgewezen, zijn niet in de politieregistratie terug te vinden en kunnen derhalve ook niet als doelgroep voor onderzoek worden benaderd.
De inspectie heeft wel aan de politie gevraagd in welke gevallen burgers het indienen van een klacht wordt ontraden c.q. deze worden afgewezen. Daaruit kwam naar voren dat dit naar schatting slechts sporadisch ten onrechte gebeurt. De inspectie heeft dit geverifieerd door bij de Nationale ombudsman na te vragen of aldaar klachten waren ingediend over afgewezen klachten bij de balie. Dat was niet het geval. Ook bij de politie zelf zijn hierover geen klachten ingediend. Dat maakt het aannemelijk dat dit hooguit incidenteel plaatsvindt. De inspectie heeft geen nader onderzoek gedaan naar dit aspect, omdat dat onevenredig veel inspanning zou hebben gevergd voor een naar verwachting geringe opbrengst.
Bent u bereid om een onderzoek te laten verrichten naar het aantal afgewezen klachten bij de balie en de redenen hiervan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om de klachtenprocedure te herzien en zo nodig te vereenvoudigen, om het indienen van klachten te vergemakkelijken voor burgers? Zo nee, waarom niet?
Sinds de vorming van de nationale politie zijn al belangrijke stappen gezet om de klachtbehandeling bij de politie te verbeteren. Dit wordt bevestigd door de commissie Evaluatie Politiewet 2012 in haar eerste rapport3 en door de Nationale ombudsman in zijn jaarverslag over 20144. Deze bevindingen heb ik ook vermeld in mijn bovenvermelde reactie op het rapport van de inspectie aan uw Kamer.
Wat ik in dit kader specifiek onder uw aandacht wil brengen, is dat twee derde van de geïnterviewde klagers tevreden is over de gehele klachtbehandeling: zij geven een rapportcijfer tussen 6 en 10. De klagers zijn vooral tevreden over de bejegening tijdens de behandeling van hun klacht. Minder tevreden zijn zij over het vervolg dat aan de klacht wordt gegeven.
Dat er ruimte is voor verbetering wordt ook door de politie erkend. Zoals ook al aangegeven in mijn reactie op het rapport zal de politie verder investeren in de verbetering van de klachtbehandeling. Dit gebeurt onder meer door de meer uniforme implementatie van de huidige klachtenprocedure, het verder verbeteren van de professionaliteit van de klachtbehandelaars, het beter informeren van de politiemedewerkers over het doel van de klachtenprocedure en van de klager bij de intake en het vervolg dat aan de klacht wordt gegeven. De commissie Evaluatie Politiewet 2012 zal onderzoeken of dit tot de gewenste effecten leidt. Dat rapport komt eind 2017 beschikbaar.
Bent u bereid om het initiatief te nemen om samen met de politie en burgers in gesprek te gaan over het verbeteren van de klachtenprocedure? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid om namens de politie uw excuses aan te bieden aan mensen die slachtoffer zijn geworden van een slechte klachtenprocedure?
Daarvoor zie ik, gezien de beantwoording op bovenstaande vragen, geen aanleiding.
Het bericht ’Veiligheid uit het oog verloren’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Veiligheid uit het oog verloren»?1
Ja.
Klopt het dat capaciteitsproblemen bij de Nationale Politie ervoor zorgen dat de veiligheid op tal van zaken uit het oog verloren wordt, omdat daar mensen voor worden ingezet die eigenlijk niet zijn toegerust voor dat werk? Zo nee, waarom niet?
Bij de politie zijn er zo’n 2100 surveillanten werkzaam. Surveillanten zijn primair opgeleid en toegerust voor toezicht en handhaving in het publiek domein. Zij zijn niet opgeleid en toegerust voor situaties waar het gebruik van een vuurwapen te verwachten is. Bij incidenten waarbij (vuurwapen)geweld aan de orde is, wordt niet van hen verwacht dat zij als eerste ter plaatse komen. Zij worden ook niet als eerste ter plaatse gestuurd. Zij kunnen wel taken toebedeeld krijgen die zich richten op de zogenaamde tweede ring rond het incident. Te denken valt daarbij aan toezicht houden op de plaats van het incident. Overigens maakt de politie voortdurend een inschatting van de veiligheidssituatie. De politie volgt hiervoor nauwlettend het dreigingsbeeld en handelt hiernaar.
Deelt u de mening dat deze surveillanten of moeten worden ingezet voor het werk waarvoor ze zijn opgeleid en toegerust of dat zij de juiste middelen en opleiding moeten krijgen voor het werk dat zij daadwerkelijk doen en het gevaar waar zij daarbij mee te maken kunnen krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat veel surveillanten onder valse voorwaarden zijn binnen gehaald met de toezegging dat ze binnen drie jaar kunnen doorstromen naar agent, maar dat dit In de praktijk acht jaar blijkt te duren? Zo ja, wat is hiervan de reden en wat gaat u eraan doen om deze doorstroom wel goed te laten verlopen?
Nee, dit klopt niet. De algemene lijn is dat er geen toezeggingen worden gedaan over de termijn waarbinnen medewerkers kunnen doorstromen.
Deelt u de mening dat het belachelijk is om deze mensen te zeggen dat ze bij een aanslag maar moeten proberen te filmen om vervolgens weg te rennen en dat dit het vertrouwen van de betreffende surveillanten, maar ook van de burger, in de politie ernstig schaadt? Zo nee, waarom niet?
Binnen de politie is een handelingskader voor het optreden bij een aanslag van kracht. Het filmen van een incident en wegrennen, maakt geen onderdeel uit van dit kader.
Deelt u de mening dat kritiek van de mensen die daadwerkelijk op straat lopen van groot belang is en hoe gaat u ervoor zorgen dat hier naar geluisterd wordt, nu wederom blijkt dat kritiek niet wordt getolereerd en zelfs represailles van de leiding tot gevolg kan hebben?
Ik vind dat luisteren naar de mening van alle politiemensen van groot belang is voor de ontwikkeling van de politieorganisatie. Politiemensen horen binnen hun eigen organisatie hun mening en zorgen over het gevoerde beleid te kunnen uiten. De korpschef heeft mij laten weten dat er op dit moment binnen de politie voldoende aandacht en ruimte is voor medewerkers om hun mening en zorgen over het gevoerde beleid te uiten
De hoge salarissen van de top bij de politie |
|
John Kerstens (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het inkomen van een deel van de top bij de politie naar aanleiding van een Wob-verzoek en de constatering dat 20 hoge politiefunctionarissen meer verdienen dan een Minister?1
Ja.
Herinnert u zich dat dezelfde discussie speelde in 2013 en dat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie een beroep deed op deze groep politiefunctionarissen om een deel van hun salaris in te leveren?2 Zo ja, hoeveel politiefunctionarissen verdienen nu nog steeds meer dan een Minister?
Ja, dat herinner ik mij, mijn voorganger heeft dat beroep ook gedaan. Een aantal politiefunctionarissen heeft gehoor gegeven aan dit beroep. Zij hebben bij hun benoeming op hun functie in de Nationale Politie een deel van hun salaris ingeleverd. Hierover is uw Kamer al eerder geïnformeerd (o.a. TK 2012–2013, 30 111, nr. 63).
Op 27 januari 2016, kenmerk 727652, heb ik u geïnformeerd over de inkomensgegevens 2013 en 2014 die de politie in het kader van een Wob-verzoek aan het Algemeen Dagblad heeft verstrekt. In de berichtgeving van het Algemeen Dagblad wordt de suggestie gewekt dat het ministersalaris de norm is voor de salarissen in de publieke sector. Dat is niet het geval. De norm die geldt is de norm uit de Wet Normering Topinkomens, en de verstrekte inkomensgegevens zijn dan ook berekend conform die wettelijke norm.
De in 2013 en 2014 geldende norm volgens de WNT bedroeg respectievelijk € 228.599 c.q. € 230.474. Geen van de topfunctionarissen bij de politie – in de zin van de WNT – overschreed in 2013 en 2014 de WNT-norm. Voor overige functionarissen geldt dat de WNT weliswaar dwingt tot openbaarmaking van bepaalde gegevens, maar dat zij niet gebonden zijn onder de WNT-norm te verdienen. Voor 2013 en 2014 betrof dat binnen de politie één functionaris.
Hoeveel van deze 20 topfunctionarissen zijn het afgelopen jaar in dienst getreden bij de politie?
De 20 functionarissen waar u aan refereert zijn allen vóór 2015 in dienst getreden bij de politie.
Welke mogelijkheden heeft u om het inkomen van deze 20 hoge politiefunctionarissen te verlagen tot de huidige wettelijke norm?
Het inkomen van alle topfunctionarissen bij de politie – in de zin van de WNT – bleef in 2013 en 2014 onder de WNT-norm. Ook thans is er binnen deze groep geen sprake van overschrijdingen van de WNT-norm die in strijd zouden zijn met de wet.
Er is bij de politie één niet-topfunctionaris die boven de WNT-norm verdient. Zoals hiervoor opgemerkt geldt voor niet-topfunctionarissen niet de wettelijke norm, dat hun inkomen onder de WNT-grens dient te blijven. Juridische mogelijkheden ontbreken derhalve om verlaging af te dwingen. Juist daarom is door mijn voorganger eerder een moreel beroep gedaan op de betrokken functionarissen.
Als er geen mogelijkheden zijn om het inkomen te verlagen, bent u dan bereid om – net als u voorganger – met deze hoge politiefunctionarissen te praten en een beroep op hen te doen een deel van hun salaris in te leveren? Zo nee waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dat doen en wilt u de uitkomst van die gesprekken met de Kamer delen tijdens het Algemeen overleg over politie?
Ik ben bereid het gesprek hierover met de betrokken functionaris aan te gaan.
Hoe beoordeelt u het feit dat de top een verhoging van het inkomen heeft gekregen in 2014, terwijl de «gewone» politieagent toen al enige tijd op de 0-lijn stond? Kunt u het antwoord toelichten?
Ook de top van de politie heeft op de 0-lijn gestaan. Dat laat onverlet dat het individuele jaarinkomen in vergelijking tot andere jaren lager danwel hoger kan uitvallen. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn.
Een stijging in inkomen kan veroorzaakt worden door de toekenning van de gebruikelijke jaarlijkse periodiek. Bezoldiging vindt plaats aan de hand van salarisschalen, met daarbinnen periodieken. Tot men aan het einde van zijn/haar salarisschaal zit, kan men bij voldoende functioneren jaarlijks een periodiek stijgen. Dit geldt voor iedere medewerker binnen de politie. Daarnaast kan binnen de arbeidsvoorwaardelijke kaders een toelage zijn verhoogd.
In een aantal gevallen is dit de verklaring voor de stijging van het inkomen binnen de top.
Daarnaast houdt de stijging van het inkomen in 2014 binnen de top in een aantal gevallen ook verband met de datum van benoeming binnen de Nationale Politie. In het kader van de vorming van de Nationale Politie is de politietop namelijk voor een groot deel op 1 januari 2013 benoemd in hun nieuwe functie binnen het nationale korps. Het oude werkverband eindigde daarmee op 31 december 2012. Over dit oude werkverband heeft op dat moment de gebruikelijke afrekening plaatsgevonden (uitbetaling vakantiegeld en eindejaarsuitkering). Doordat binnen de politie de opbouw van het vakantiegeld, dat 8 procent van het brutoloon bedraagt, wordt uitgekeerd in mei hebben een aantal functionarissen over het jaar 2013 relatief een klein deel vakantiegeld uitgekeerd gekregen (januari – mei). In 2014 ontvingen zij wel over het hele jaar vakantiegeld. Hierdoor lijkt het dat zij er in salaris op vooruit zijn gegaan, terwijl dit niet het geval hoeft te zijn.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg over politie voorzien op 10 februari 2016?
Ja.
Het bericht “Streekbus met 185 geflitst, verkeersagenten Oost-Nederland twijfelen aan apparatuur” |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Streekbus met 185 geflitst, verkeersagenten Oost-Nederland twijfelen aan apparatuur»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat agenten «bizarre» snelheidsmetingen voorbij zien komen en daardoor twijfelen aan de radarapparatuur waarmee zij werken?
Afwijkingen bij de snelheidsmetingen van de politie kunnen zich uitsluitend in specifieke situaties voordoen bij de mobiele radarsets. Wanneer twee grote voertuigen, zoals bussen en vrachtwagens elkaar in tegengestelde richting passeren en zich op precies hetzelfde moment in de radarbundel bevinden, kan de meting afwijken als gevolg van reflectie. Dit specifieke probleem is bekend bij de politie en er zijn maatregelen getroffen om de foutieve metingen tot een minimum te beperken. De overige metingen van zowel de mobiele radarsets als de overige flitsapparatuur zijn volledig betrouwbaar. De betrouwbaarheid van het systeem staat dan ook niet ter discussie, zoals ook blijkt uit de certificering van het Nederlands Meetinstituut (NMi).
Wat vindt u ervan dat agenten vervolgens dergelijke «bizarre» snelheidsmetingen niet handmatig kunnen corrigeren?
Dit is onjuist. Een agent kan de overtredingsfoto’s analyseren om onjuiste snelheidsregistraties uit het systeem te halen.
Hoe verklaart u dat dit probleem ogenschijnlijk al jaren speelt en dat dit tot op heden niet adequaat is opgelost, ondanks dat de apparatuur jaarlijks opnieuw gekeurd wordt door het Nederlands Meetinstituut (NMi)?
De mobiele radarsets waarbij het probleem zich voordoet, zijn in de periode van medio 2014 tot augustus 2015 in gebruik genomen. Het systeem is voor de ingebruikname uitgebreid getest en gecertificeerd door het NMI, waarbij alle aspecten van het systeem worden gecontroleerd. Door middel van de NMI-certificering is de betrouwbaarheid van het systeem gewaarborgd.
Kunt u aangeven waar de grens van «bizarre» metingen ligt? Vanaf welk punt is een meting «bizar», daar het immers de bedoeling is dat agenten dergelijke metingen zelfstandig eruit filteren?
Het systeem van de mobiele radarsets stelt automatisch vast of het beeld voldoet aan een aantal criteria (leesbaarheid, beoordelingsgebied, rijrichting en snelheid). Bij twijfel worden de beelden voorgelegd aan de agent. Een onlogische snelheid is veelal gekoppeld aan andere foutmeldingen (bijvoorbeeld de rijrichting). Iedere politiemedewerker die het systeem bedient, is opgeleid om de beelden van deze radarapparatuur volgens de wettelijke voorschriften te beoordelen en foutieve metingen er uit te filteren.
In hoeverre zijn andere metingen juist door het bestaan van deze «bizarre» metingen wel voldoende betrouwbaar?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat burgers als gevolg van bovenstaande fouten met de meetapparatuur onterecht een boete (hebben) ontvangen?
Doordat de foto’s na analyse uit het systeem worden gefilterd, zijn onterechte boetes uitzonderlijk. Mochten er echter toch onjuiste beschikkingen worden verstuurd dan kan men te allen tijde contact opnemen met de politie, waarna een evident onjuiste meting dan wel zaak kan worden geseponeerd.
Kunnen mensen die onterecht een boete hebben ontvangen op een eenvoudige manier bezwaar aantekenen, zodat deze boete zonder disproportionele administratieve lasten wordt geseponeerd?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe voorkomt u dat in de toekomst mensen onterecht een boete ontvangen als gevolg van dergelijke onbetrouwbare snelheidsmetingen?
Zoals hierboven al is aangegeven, zijn onterechte boetes zeer uitzonderlijk. Om het specifieke probleem te verhelpen, wordt door leverancier in samenwerking met de politie gewerkt aan een upgrade van de herkenningssoftware. Hierdoor worden politiemedewerkers nog meer ondersteund in het beoordelen van foto’s, waardoor de kans op een onterechte bekeuring verder wordt verkleind. Naar verwachting zal begin maart gestart zal worden met het upgraden van de software. Daarnaast is de werkinstructie nogmaals onder de aandacht van de politiemedewerkers gebracht.
Het bericht mobiele flitsapparatuur politie is onbetrouwbaar |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «mobiele flitsapparatuur politie is onbetrouwbaar»?1
Afwijkingen bij de snelheidsmetingen van de politie kunnen zich uitsluitend in specifieke situaties voordoen bij de mobiele radarsets. Wanneer twee grote voertuigen, zoals bussen en vrachtwagens elkaar in tegengestelde richting passeren en zich op precies hetzelfde moment in de radarbundel bevinden, kan de meting afwijken als gevolg van reflectie. De overige metingen van zowel de mobiele radarsets als de overige flitsapparatuur zijn volledig betrouwbaar. De betrouwbaarheid van het systeem staat dan ook niet ter discussie, zoals ook blijkt uit de certificering van het Nederlands Meetinstituut (NMi).
Wat is uw verklaring voor het feit dat er zulke afwijkende meetuitslagen naar boven komen?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat de betrouwbaarheid van het systeem is gewaarborgd? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven om hoeveel foute metingen het gemiddeld gaat?
Dit is niet eenduidig vast te stellen. Een afwijkende meting als gevolg van reflectie komt zelden voor. Beelden die niet aan een aantal vastgestelde criteria voldoen – zoals leesbaarheid, beoordelingsgebied, rijrichting en snelheid – worden bovendien automatisch ter beoordeling voorgelegd aan een agent.
Kunt u aangeven hoeveel tijd het vergt van de politieorganisatie om deze fouten te herstellen?
Zoals bij het antwoord op vraag 4 aangegeven, worden beelden die niet voldoen aan de vastgestelde criteria automatisch ter beoordeling voorgelegd aan de agent. Wanneer het een onjuiste meting betreft, kunnen de beelden eenvoudig worden verwijderd.
Hoe groot is de foutmarge ten opzichte van het eerdere meetsysteem?
De gebruikte radarapparatuur is zorgvuldig gekozen, beoordeeld en goedgekeurd door het NMi. Door de verbeterde techniek worden door het NMi bij de huidige apparatuur hogere eisen gesteld aan de juistheid van de metingen ten opzichte van de vorige apparatuur. Dit betekent dat de foutmarge van de huidige apparatuur ook kleiner is dan bij de vorige apparatuur.
Kunt u schatten hoeveel mensen ten onrechte een boete hebben gehad?
Een onterechte boete is uitzonderlijk. Doordat de beelden aan vastgestelde criteria moeten voldoen en bij twijfel ter beoordeling aan een agent worden voorgelegd, komt het zelden voor dat een onjuiste meting leidt tot een bekeuring.
Kunt u aangeven hoeveel dit systeem heeft gekost?
Dit betreft commercieel vertrouwelijke informatie. In het kader van de aanbestedingsrichtlijn is het de politie niet toegestaan om concurrentiegevoelige informatie, waaronder prijsstelling, te verstrekken.
Wat gaat u doen om zulke meetfouten in de toekomst te voorkomen?
Om het specifieke probleem te verhelpen, wordt door de leverancier in samenwerking met de politie gewerkt aan een upgrade van de herkenningssoftware. Hierdoor worden politiemedewerkers nog meer worden ondersteund in het beoordelen van foto’s, waardoor de kans op een onterechte bekeuring verder wordt verkleind. Naar verwachting zal begin maart gestart zal worden met het upgraden van de software. Daarnaast is de werkinstructie nogmaals onder de aandacht van de politiemedewerkers gebracht.
Vindt u dat deze afwijkingen voldoende zijn onderzocht tijdens de aanbesteding? Zo ja, vindt u deze foutenmarge nog steeds aanvaardbaar? Zo nee, wat gaat u de volgende anders doen tijdens zulke aanbestedingsprocedures?
Ja, voorafgaand aan de ingebruikname is de radarapparatuur zorgvuldig onderzocht en goedgekeurd door het NMi. Ik zie geen aanleiding om aanbestedingsprocedures aan te passen. Daarnaast wordt de apparatuur gekeurd door het NMi, waarbij ook de afwijkingen en foutmarge worden onderzocht.
Het bericht dat de nieuwe korpschef van de Nationale Politie € 75.000 compensatie voor salarisverlies krijgt |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nieuwe korpschef krijgt compensatie van 75.000 euro voor salarisverlies»?1
Ja.
Op grond van welke regel bestaat het recht op een ontslagvergoeding voor de (voormalig) secretaris-generaal van Defensie?
Op grond van artikel 69 van het Algemeen rijksambtenarenreglement kan het bevoegd gezag de ambtenaar naar billijkheid schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen. Van deze discretionaire bevoegdheid is in dit geval gebruik gemaakt. De hoogte van de vergoeding is op grond van artikel 2.10 van de Wet normering topinkomens gemaximeerd op € 75.000,–.
Hebben rijksambtenaren recht op een ontslagvergoeding in het geval zij binnen de rijksdienst een functie tegen een lager salaris aanvaarden? Zo ja, in welke gevallen bestaat dit recht? Zo nee, waarom hebben ambtenaren in dienst van de Algemene Bestuursdienst dit recht wel?
Er bestaat binnen de rijksdienst en ook binnen de Algemene bestuursdienst geen recht op een ontslagvergoeding als er geen ontslag wordt gegeven maar – bijvoorbeeld – sprake is van een verplaatsing binnen de rijksdienst.
Waarom is er sprake van een «ontslagvergoeding» terwijl er sprake is van verandering van functie binnen de (rijks)overheid?
Er is daadwerkelijk sprake van ontslag. Betrokkene wordt ontslag verleend uit rijksdienst. De sector Rijk, als bedoeld in het Algemeen rijksambtenarenreglement, omvat onder meer de ambtelijke diensten van de ministeries, de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de Raad van State, de Algemene Rekenkamer etc. De politie is geen onderdeel van de sector Rijk. De politie is een afzonderlijke sector, zoals ook de sector gemeente en provincies bijvoorbeeld een eigen sector vormen met een eigen rechtspositie. Ten behoeve van de indiensttreding bij de politie zal de betrokkene aldus een aanstelling als politieambtenaar in de zin van de Politiewet 2012 krijgen.
Deelt u de mening dat een ontslagvergoeding niet bedoeld is als compensatie voor wat hier aan de orde is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u het risico van precedentwerking?
Een ontslagvergoeding kan in het algemeen dienen ter compensatie van inkomensverlies. In dit geval dient de overstap een algemeen overheidsbelang. Dit in verband met het zo spoedig mogelijk vervullen van de nu vrijkomende functie door de beste kandidaat. Die kandidaat is gevonden maar gaat bij de overstap naar de politie er – over een periode van zes jaren – aanzienlijk – en in ieder geval € 75.000,– – in inkomen op achteruit. Ten einde deze belemmering weg te nemen, is bezien of er een mogelijkheid was te compenseren. De rechtspositieregeling biedt die mogelijkheid.
Mogelijk zal deze handelwijze vaker worden gevolgd indien zich bijvoorbeeld een mobiliteitsprobleem voordoet. Dat is wel afhankelijk van de bereidheid van de oude werkgever om in compensatie te willen voorzien. Die overeen te komen compensatie is ingevolge de WNT beperkt tot maximaal € 75.000.
Is het waar dat afhankelijk van de salarisontwikkelingen de ontslagvergoeding hoger kan uitvallen? Zo ja, hoe hoog kan die maximaal worden? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De ontslagvergoeding die wordt toegekend door de Minister voor W&R bedraagt € 75.000,–, een hoger bedrag is niet mogelijk. Wel is bij de vaststelling van de nieuwe arbeidsvoorwaarden door de Minister van VenJ met de nieuwe korpschef afgesproken dat, indien het totale financiële nadeel voor betrokkene aan het eind van zijn benoemingstermijn het bedrag van € 75.000,– overschrijdt, hij voor dat meerdere zal worden gecompenseerd door middel van een passende voorziening binnen de politierechtspositie. Dit zal hem worden toegekend aan het einde van zijn dienstverband bij de Politie. Ik benadruk dat het bedrag van die voorziening nu nog niet vaststaat en ten gevolge van CAO-afspraken en de bijstelling van de WNT-norm kan fluctueren, zowel naar boven als naar beneden. De eventuele nadere compensatie zal derhalve bestaan uit het totale financiële nadeel minus € 75.000,– en zal voldoen aan de geldende WNT-norm. Ook het bedrag van de nadere compensatie zal te zijner tijd bekend worden gemaakt.
Is de Wet Normering Topinkomens (WNT) van toepassing op ambtenaren die onder de Algemene Bestuursdienst en de Nationale Politie vallen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ingevolge de WNT is de daarin opgenomen normering van toepassing op topfunctionarissen. Bij het Rijk worden ingevolge artikel 1.1 onderdeel b, onder 1, van de WNT als topfunctionaris aangemerkt: de secretarissen-generaal, de directeuren-generaal, de inspecteurs-generaal en de overige leden van de topmanagementgroep, de viceadmiraals, de generaals, de luitenant-admiraals en de luitenant-generaals, degene(n) belast met de dagelijkse leiding van het Kabinet van de Koning, de Staten-Generaal, de Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten van de Gouverneurs en de Commissie Toezicht betreffende de veiligheids- en inlichtingendiensten. Tot slot zijn de leden van zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid alsmede de hoogste ondergeschikte(n) aan dat orgaan en degene(n) belast met de dagelijkse leiding van dat orgaan ook als topfunctionaris aan te merken.
Bij de politie worden ingevolge artikel 1.1 onderdeel b, onder 4, van de WNT – dat van toepassing is op een bij wet ingestelde rechtspersoon zoals de politie – als topfunctionarissen aangemerkt, de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van die rechtspersoon alsmede de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan en degene of degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon. Bij de politie waren dat volgens het jaarverslag 2014 de korpschef, de plv. korpschef, de overige leden van de korpsleiding en de CIO.
Hoe verhoudt een hogere ontslagvergoeding dan € 75.000 zich tot de WNT?
Zoals in het antwoord op vraag 6 uiteen is gezet, is er geen sprake van een hogere ontslagvergoeding dan € 75.000.
Waarom is niet gekozen voor de in de WNT voorziene procedure voor het geval men vindt dat een uitzondering op de wet noodzakelijk is, namelijk die uitzondering «aan het kabinet vragen»?
Voor de benoeming in deze functie is geen uitzondering op de WNT nodig. Volledig binnen de wettelijke kaders van de WNT kon de ingevolge het overgangsrecht door deze benoeming verloren gegane aanspraak van de betrokkene worden gecompenseerd. Van de bevoegdheid om van de uitzonderingsmogelijkheid in de WNT gebruik te maken wordt bovendien slechts spaarzaam – in uitzonderlijke gevallen – gebruik gemaakt.
Ten laste van welke begroting wordt de ontslagvergoeding betaald?
De ontslagvergoeding van € 75.000,– komt ten laste van hoofdstuk XVIII (Wonen en Rijksdienst).
Politiebezoek om twitter-kritiek op AZC |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Weer politiebezoek aan burger om anti-azc-uitlatingen op twitter»?1
Ja.
Deelt u de afschuw en enorme zorgen over het feit dat de politie huisbezoeken brengt naar aanleiding van een kritische mening op Twitter over asielzoekerscentra?
Nee, die deel ik niet. De politie heeft tot taak het handhaven van de openbare orde. Wanneer de politie signalen en/of informatie krijgt die kunnen duiden op mogelijke openbare orde verstoringen, heeft de politie de verantwoordelijkheid deze te verifiëren c.q. duiden. Dat geldt ook voor uitingen op social media die worden opgevat als uitlatingen die zijn gedaan in de publieke ruimte en als zodanig worden beoordeeld. Het actief contact opnemen door de wijkagent met betrokkene(n) naar aanleiding van dergelijke signalen op social media is daartoe een van de mogelijkheden en maakt deel uit van het normale politiewerk. Dergelijk contact kan onder meer plaatsvinden in de vorm van een huisbezoek en gebeurt onder verantwoordelijkheid van het gezag.
Overigens monitort de politie ook social media ingeval van verdenking van strafbare feiten zoals opruiing, bedreiging, «sexting», en discriminatie. Bij die feiten ligt het gezag bij het OM.
Ziet u in dat dit soort huisbezoeken als zeer intimiderend kunnen worden ervaren en de vrijheid van meningsuiting onder druk zetten?
Ik zou het betreuren als burgers zich geïntimideerd voelen door huisbezoeken van de politie, in de praktijk vaak de wijkagent. Van het inperken van het grondwettelijke recht van vrijheid van meningsuiting is in deze gevallen geen sprake. Frequent contact tussen politie en burgers juich ik toe en is onlosmakelijk onderdeel van goed politiewerk. Het is met name de wijkagent die een belangrijke «ogen en oren-functie» heeft in het kennen van de wijk en daartoe contact onderhoudt met de inwoners.
De vrijheid van meningsuiting is een groot goed en daar kan c.q. mag op geen enkele wijze aan worden getornd. Juist om deze reden treedt de politie zorgvuldig op in het beoordelen van signalen over mogelijke openbare orde verstoringen op onder meer social media. Het afleggen van huisbezoeken en het zo nodig aanspreken van burgers op hun uitlatingen op bijvoorbeeld social media doet zij in het kader van haar openbare orde taak. De crux hierbij is de mogelijke of daadwerkelijke verstoring van de openbare orde, niet de inhoud van de mening.
Kunt u aangeven wie de opdracht heeft gegeven tot deze huisbezoeken en op grond waarvan?
Zie antwoord 1. De politie voert haar taak uit in ondergeschiktheid aan het gezag, in casu de burgemeester.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te zorgen dat de politie hier per direct mee stopt?
Gelet op mijn antwoorden op bovenstaande vragen, is er geen reden om de werkwijze van de politie op dit punt te veranderen. Ik verwijs u tevens naar mijn beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van de leden Bontes en Van Klaveren (ingezonden 6 oktober 2015) en de schriftelijke vragen van de leden Helder, Fritsma en Wilders (ingezonden 7 oktober 2015)2.
Het bericht ‘Weer politiebezoek aan burger om anti-AZC uitlatingen op twitter’ aan de minister van Veiligheid en Justitie |
|
Ockje Tellegen (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Weer politiebezoek aan burger om anti-AZC uitlatingen op twitter»?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat de politie twitteraars thuis bezoekt naar aanleiding van kritische tweets over de komst van een asielzoekerscentrum (AZC), zo ook een inwoner van Sliedrecht?
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de vragen van de leden Van Klaveren en Bontes aangaande dit onderwerp (2016Z00972), is het de taak van de politie om signalen en/of informatie over mogelijke openbare orde verstoringen, te verifiëren c.q. te duiden. Het actief contact opnemen door de wijkagent met betrokkene(n) naar aanleiding van dergelijke signalen op social media is daartoe een van de mogelijkheden en behoort tot het normale politiewerk. Dit doet zij onder verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag.
Kunt u aangeven welke dreiging of welk risico voor de openbare orde de politie precies in deze tweets zag?
De politie monitort de social media met het oog op de openbare orde en veiligheid. De recente gebeurtenissen bij raadsvergaderingen in onder meer Heesch en Geldermalsen zijn aanleiding voor de politie om hier onder gezag van de burgemeester extra alert op te zijn. In casu is door de wijkagent met het oog op de betreffende raadsvergadering nagegaan of de openbare orde mogelijk in het geding was. Daarvan bleek geen sprake.
Hoe oordeelt u over deze huisbezoeken?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vorig jaar oktober was er in Enschede sprake van soortgelijke huisbezoeken; kunt u aangeven of dit nu standaard beleid is van de politie?
Het betreft geen standaard werkwijze, maar kan een overweging zijn van de politie naar aanleiding van signalen en/of informatie op social media. Ik verwijs u tevens naar mijn beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van de leden Bontes en Van Klaveren (ingezonden 6 oktober 2015) en de schriftelijke vragen van de leden Helder, Fritsma en Wilders (ingezonden 7 oktober 2015).
Deelt u de mening dat protest langs democratische weg een groot goed is in onze samenleving en dat dit recht niet onder druk mag komen te staan? Zou er niet een verkeerd signaal uit kunnen gaan van het brengen van een huisbezoek aan mensen die oproepen tot vreedzaam protest?
Dat de vrijheid van meningsuiting en het recht tot protest als uiting daarvan een groot goed is in onze Westerse democratie, onderschrijf ik ten zeerste. Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op vragen van de leden Van Klaveren en Bontes is het juist om deze reden dat de politie zorgvuldig optreedt in het beoordelen van signalen over mogelijke openbare orde verstoringen op onder meer social media.
Deelt u de mening dat de mensen die protest voeren middels bedreigingen of geweld hard aangepakt moeten worden, juist ook om te voorkomen dat andere mensen zich niet meer uitspreken omdat zij niet met hen geassocieerd willen worden?
Dat het wenselijk is dat wordt opgetreden tegen mensen die bedreigingen of geweld uiten en daarmee strafbare feiten plegen, kan ik enkel bevestigen. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beslissen of en op welke wijze tot vervolging wordt overgegaan.
Bent u bereid in overleg met de politie te treden of er aanleiding is om een einde te maken aan dergelijke huisbezoeken?
Gelet op mijn antwoorden op bovenstaande vragen, is er geen reden om de werkwijze van de politie op dit punt te veranderen. Voorts vinden dergelijke bezoeken zoals gezegd plaats onder verantwoordelijkheid van het gezag. Ik verwijs u tevens naar mijn beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van de leden Bontes en Van Klaveren (ingezonden 6 oktober 2015) en de schriftelijke vragen van de leden Helder, Fritsma en Wilders (ingezonden 7 oktober 2015)2.
De 39 aanhoudingen tijdens een PEGIDA demonstratie |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met de 39 aanhoudingen die plaats hebben gevonden op 19 december 2015 in Rotterdam tijdens een PEGIDA Nederland demonstratie?
Ja.
Bent u bekend met de gewelddadige aanhouding van de Amerikaans-Nederlandse journalist Kevin P. Roberson?1
Van het bevoegd gezag heb ik informatie ontvangen over deze zaak. Ik heb begrepen dat het optreden van de politie in deze zaak naar aanleiding van de aangifte van de journalist wordt onderzocht door het Bureau Veiligheid Integriteit en Klachten van de politie. Gedurende dit onderzoek kan ik geen uitspraak doen over de inhoud van deze zaak.
Vindt u dat het geweld dat de politie in Rotterdam heeft ingezet bij de arrestaties van de Nederlands-Amerikaanse journalist tijdens de PEGIDA demonstratie proportioneel? Zo nee, wat gaat u hiertegen doen? Zo ja, waarom wel?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de desbetreffende journalist medische hulp is ontzegd door de politie? Zo ja, hoe is dit mogelijk?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de desbetreffende journalist pas na uren ondervraging, zijn advocaat mocht bellen? Wat is de normale procedure als een verdachte vraagt om zijn/haar advocaat te bellen?
Zoals aangegeven kan ik gedurende het onderzoek geen uitspraak doen over de inhoud van deze individuele zaak.
De normale procedure is dat elke aangehouden verdachte die voor verhoor naar een politiebureau is gebracht conform de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor door de politie moet worden gewezen op het recht om voorafgaand aan het eerste inhoudelijke verhoor een raadsman te raadplegen. Dat verdachte hierop gewezen is, wordt vermeld in een proces-verbaal. Daarbij wordt ook de (eventuele) reactie van de verdachte vastgelegd. De hulpofficier van justitie aan wie de verdachte wordt voorgeleid, vergewist zich ervan dat deze mededelingen aan de verdachte zijn gedaan. Afhankelijk van de zwaarte van de zaak vindt een gesprek plaats op het politiebureau of telefonisch.
Deelt u de mening dat journalisten zonder bemoeienis van de politie hun werk moeten kunnen uitoefenen? Zo ja, hoe is dit te verenigen met de gewelddadige aanhouding van Kevin P. Roberson? Zo nee, waarom niet?
Standaard is inderdaad dat journalisten zoveel mogelijk ongehinderd hun werk kunnen doen, uiteraard binnen de grenzen die de wet stelt. Zij kunnen daartoe beschikken over de NVJ Perskaart, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Daarnaast verstrekt de NVJ ook – onder voorwaarden – de landelijke Politieperskaart, die samen met de bijhorende rellenkaart en het zogeheten calamiteitenjasje dient ter identificatie van (foto)journalisten die in gebieden die de politie heeft afgezet hun werk doen voor de verslaglegging van bijvoorbeeld demonstraties, rellen of calamiteiten.
Klopt het dat het de journalist in kwestie aanvankelijk onmogelijk werd gemaakt om aangifte te doen? Klopt het dat de uiteindelijke aangifte is bewerkt door de agent die in eerste instantie het proces verbaal heeft opgemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er meer gevallen bekend in Nederland waar journalisten ingeperkt zijn op hun vrijheden door de politie? Zo ja, kunt u hiervan een overzicht geven?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de NVJ. Een tamelijk recent geval (11 oktober 2015) betreft een fotojournalist die werd aangehouden bij een Pegida-tegendemonstratie in Utrecht. Deze zaak is inmiddels geseponeerd. Andere gevallen zijn mij niet bekend.
Wat vind u ervan dat Nederland vorig jaar twee plekken is gedaald op de lijst van Reporters Without Borders?2 Wat gaat u eraan doen om deze negatieve ontwikkeling tegen te gaan?
Nederland staat doorgaans hoog op deze ranglijst en bekleedde in het verleden meerdere malen de eerste plaats (laatste keer in 2010). Waarom Nederland in de Index 2015 van plaats 2 naar plaats 4 is gedaald, is niet duidelijk. Reporters without Borders geeft daar geen toelichting bij. Overigens kwalificeert Reporters without Borders de plaatsen 1 tot en met 21 op de Index 2015 allemaal als «Good», de hoogst haalbare kwalificatie.
Het bericht dat de politie-pc’s brandhout zijn |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht politie-pc brandhout?1
De Telegraaf schetst in het bericht een te somber beeld van de ICT bij de politie. Ik herken dit beeld alleen uit de tijd van het onderzoek «ICT politie 2010» van de Algemene Rekenkamer. De politie heeft haar ICT sindsdien sterk verbeterd.
Naar aanleiding van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer heeft mijn ambtsvoorganger het Aanvalsprogramma Informatievoorziening in 2013 gestart. De gelijknamige Review Board houdt toezicht op de uitvoering daarvan. Ik informeer de Kamer halfjaarlijks over de voortgang van de uitvoering van het Aanvalsprogramma. Dit is laatstelijk gebeurd op 31 augustus 20152.
Sinds de start heeft de politie onder andere de volgende belangrijke resultaten behaald:
In de laatste voortgangsrapportage politie heb ik de Kamer geïnformeerd dat de vernieuwing van de ICT langer zal duren, omdat ik binnen de beschikbare financiële middelen en menscapaciteit bij de eenheden, het Politie Diensten Centrum en de Staf korpsleiding, voorrang geef aan het op orde brengen van de basis van de Nationale Politie. De politieorganisatie heeft derhalve meer tijd nodig om de gewenste vernieuwing van de ICT goed te realiseren.
Politiemensen hebben onlangs de gebruikstevredenheid en de bruikbaarheid van de ICT met een 6+ beoordeeld. Het streefcijfer is een 7. De politie is er dus nog niet. De vernieuwing van de ICT zal hieraan een aanzienlijke bijdrage leveren.
Wanneer was u op de hoogte van dit tekort bij de politie? Was u hiervan op de hoogte voor de behandeling van de begroting Veiligheid en Justitie?
De korpschef heeft mij op 2 november 2015, na de aanbieding van de begroting 2016 aan de Kamer op Prinsjesdag, gemeld dat hij de (concept) portfolio informatievoorziening (IV) 2016 niet kan realiseren binnen het financiële IV-kader van de politiebegroting 2016. Ik heb op 23 november 2015, voor de begrotingsbehandeling op 25/26 november 2015, de Kamer hierover geïnformeerd3.
Wat gaat u doen, nu u weet hoe hoog het tekort op de ICT-voorzieningen is? Komt u nog voor de Voorjaarsnota met een voorstel geld hiervoor vrij te maken?
Het niet kunnen realiseren van de concept IV-portfolio binnen het beschikbare financiële IV-kader betreft vooralsnog 2016. In het tussenbericht over de herijking4 heb ik reeds aangegeven dat ik ten aanzien van de IV-portfolio 2016 en de herijking van het Aanvalsprogramma scherpe keuzes zal maken. Deze keuzes kunnen effect hebben op het tempo van eerdere toezeggingen aan de Kamer en de nog vast te stellen uitvoeringsplanning van de herijking. De (financiële) uitvoering van de IV-portfolio 2016 zal ik vervolgens strikt bewaken.
Zoals aangekondigd bij de begrotingsbehandeling laat ik momenteel een onderzoek uitvoeren naar de verhouding tussen het personele en materiële budget van de politie. In dat onderzoek worden ook de risico's van de financierbaarheid van de informatiseringsportefeuille van de Nationale Politie meegenomen. De uitkomst van dit onderzoek zal ik met uw Kamer delen en betrekken bij de Voorjaarsbesluitvorming 2016 van het Kabinet.
Daarnaast heb ik in de bovengenoemde brief aangekondigd dat de politie een zelfbeoordeling van de financiële sturing zal doen en dat ik een extern onderzoek daarnaar zal laten doen. Ik heb de Commissie van toezicht op het beheer politie gevraagd om het externe onderzoek voor haar rekening te nemen.
Deelt u de mening dat goede ICT-voorzieningen belangrijk zijn voor politiepersoneel om het werk goed uit te kunnen voeren en zelfs gevaarlijke situaties kan opleveren wanneer informatie kwijtraakt?
Ja, ik deel de mening dat goede ICT-voorzieningen belangrijk zijn voor politiemensen om hun werk op het terrein van zowel operatiën als bedrijfsvoering goed te kunnen uitvoeren en dat informatie voor hen beschikbaar, beveiligd en betrouwbaar moet zijn.
Deelt u de mening, zoals in het artikel naar voren komt, dat het huidige tekort alleen is voor het in stand houden van slecht werkende ICT-voorzieningen? Zo ja, wat is uw plan voor de vervanging van deze slecht werkende voorzieningen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de korpschef heeft bij het opstellen van de concept IV-portfolio 2016 de hoogste prioriteit gegeven aan het in stand houden en het onderhouden van de bestaande ICT-voorzieningen en de continuïteit van het politiewerk. De vernieuwing van de bestaande ICT-voorzieningen zal zoals ook aangegeven in de herijking langer vergen, zie ook de beantwoording van vraag 1. Dit betekent niet dat de vernieuwing stil ligt. De uitrol van MEOS-smartphones en de nieuwe informatievoorzieningen voor de operationele processen briefing en executie & signalering worden bijvoorbeeld voortgezet.
Deelt u de mening van de vakbond NPB dat er een onderzoek moet komen naar de aansturing van ICT-projecten bij de politie? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel de mening van de vakbond NPB niet. In het verleden hebben reeds meerdere externe onderzoeken naar de ICT plaatsgevonden, waaronder de governance van ICT-projecten. De politie is mede naar aanleiding van deze onderzoeken gericht bezig met het verder professionaliseren van het ICT-projectportfoliomanagement, zowel op het terrein van de sturing als de beheersing van de ICT-projectportfolio. Daarnaast zal de Review Board, conform de Kaderwet adviescolleges, medio 2016 een evaluatieverslag opstellen. Voorts wacht ik af of en zo ja wanneer, de Algemene Rekenkamer onderzoek naar de ICT bij de politie zal doen als vervolg op het onderzoek in 2010.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg politie op 14 januari?
Ik zal ervoor zorgdragen dat de Kamer de beantwoording van de vragen van het lid Kooiman ontvangt voor het Algemeen Overleg Politie dat op 20 januari 2016 voorzien is.
Achterstand onderscheidingen politie |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat er grote achterstanden zijn bij de politie met het vervaardigen van oorkondes, die een agent bijvoorbeeld kan krijgen bij een 40-jarig ambtsjubileum, waardoor een politiemedewerker hier soms drie jaar op moet wachten? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dit te voorkomen?1
In een aantal eenheden is inderdaad sprake van achterstand bij het uitreiken van de oorkondes. Dat een agent drie jaar zou moeten wachten op een oorkonde bij een jubileum, wordt door de politie niet herkend. De achterstanden, die al zijn ontstaan in de oude korpsen, zijn inmiddels voor een groot deel weggewerkt.
Met de vorming van de nationale politie maakt het uitreiken van oorkondes onderdeel uit van landelijk beleid. Mede door het onlangs in gebruik genomen landelijk personeelsregistratiesysteem, wordt de vervaardiging van de oorkondes nu landelijk geregeld.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat politieagenten, die zich met gevaar voor eigen leven inzetten voor onze veiligheid, onderscheiden worden voor bewezen diensten? Zo nee, waarom niet?
Zowel vanuit een oogpunt van goed werkgeverschap als behoorlijk bestuur dienen oorkondes en onderscheidingen tijdig gereed te zijn. Medewerkers moeten daarop kunnen rekenen.
Ik betreur het dan ook dat er achterstanden zijn ontstaan bij de vervaardiging en uitreiking van oorkondes. Door het beheer hierover op landelijk niveau te beleggen, moet worden gewaarborgd dat oorkondes en onderscheidingen op het juiste moment worden uitgereikt.
Deelt u de mening dat, wanneer deze onderscheiding zo lang op zich laat wachten, dat getuigt van weinig respect naar de medewerker die deze onderscheiding blijkbaar heeft verdiend? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De brand op Chemiepark Chemelot |
|
Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de brand die op 9 november 2015 uitbrak op Chemiepark Chemelot?1
Ik heb de berichtgeving daarover gevolgd en begrepen dat er geen slachtoffers zijn gevallen.
Zijn er slachtoffers gevallen bij deze brand?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de oorzaak van de brand?
De exacte oorzaak is nog niet bekend. Het bevoegd gezag, provincie Limburg, geeft aan dat de vergunninghouder inmiddels een rapportage van het incident heeft toegestuurd. De vergunninghouder heeft hierin aangegeven een aanvullende incidentanalyse te laten uitvoeren door een extern bedrijf. De rapportages zullen te zijner tijd door het bevoegde gezag worden beoordeeld en zullen inzicht moeten geven in de oorzaak van de brand.
Wat zijn de (gezondheids)gevolgen voor omwonenden en milieu van deze brand?
De analyses van veeg- en luchtmonsters van de Milieuongevallendienst van het RIVM op de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, geven volgens het RIVM geen reden tot zorg voor gezondheid van omwonenden of het milieu.
De provincie geeft aan dat gevolgen voor omwonenden er wel zijn geweest in de vorm van onder andere roetneerslag en gesloten winkels en perrons.
Werd voldaan aan de veiligheidseisen door het bedrijf dat hier chemicaliën opsloeg?
Ik heb navraag gedaan bij het bevoegd gezag, de provincie Limburg. Volgens de provincie is het bedrijf op 9 juni 2015 nog fysiek gecontroleerd. Bij die controle zijn geen overtredingen geconstateerd. De loods beschikte over de vereiste omgevingsvergunningen, namelijk een revisievergunning van 14 juni 2005 en een veranderingsvergunning van 7 maart 2013. Op grond van die vergunningen mocht het bedrijf chemicaliën opslaan.
In het door brand getroffen deel van de loods waren kunststofkorrels opgeslagen. Later bereikte mij aanvullende informatie dat in een ander deel van de loods, dat door compartimenten gescheiden was van het door brand getroffen deel, chemicaliën waren opgeslagen. Direct na de brandmelding is een deel van deze opgeslagen chemicaliën uit voorzorg verwijderd en een ander deel gekoeld. Deze chemicaliën zijn dus niet bij de brand betrokken geweest.
Ik wacht de resultaten van de lopende onderzoeken af. Uw Kamer wordt zoals toegezegd over de uitkomsten van die onderzoeken geïnformeerd.
Op welke wijze heeft handhaving van deze veiligheidseisen plaatsgevonden? Wat was de rol van de omgevingsdienst hierin?
Volgens de Provincie Limburg heeft de handhaving van de veiligheidseisen plaatsgevonden door uitvoering van fysieke en administratieve inspecties. De rol van de regionale uitvoeringsdienst Zuid-Limburg is daarbij het zorgen voor een actuele vergunning en het uitvoeren van inspecties bij het bedrijf om na te gaan in hoeverre de vergunninghouder zich houdt aan de vergunningvoorschriften.
Klopt het dat er regelmatig incidenten op dit industrieterrein zijn?2 Kunt u een overzicht van de incidenten van het afgelopen jaar geven? Is er op dit industrieterrein vaker sprake van incidenten dan gemiddeld? Zo ja, is het nodig om stappen te zetten, bijvoorbeeld door de controle op dit industrieterrein te verhogen? Zo ja, welke stappen? Zo nee, waarom niet?
Dit jaar hebben zich meerdere ongewone voorvallen voorgedaan op dit bedrijventerrein. Een overzicht van de ongewone voorvallen vanaf 1 januari 2015 tot op heden, als bedoeld in hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer en verkregen van de provincie, zend ik als bijlage mee3.
Volgens de Provincie Limburg is het aantal ongewone voorvallen in 2015 tot nu toe niet hoger dan in voorgaande jaren (2009–2014). Wel is de overlast buiten de inrichting als gevolg van ongewone voorvallen op het bedrijventerrein toegenomen.
De provincie geeft aan dat het aantal en de aard van incidenten in 2015 op het terrein van Chemelot onlangs hebben geleid tot aanpassing van het inspectieprogramma en daarmee een verdere verhoging van de frequentie van het preventief toezicht in 2016.
In het debat van 10 november 2015 naar aanleiding van de mondelinge vragen over het incident heb ik aangegeven dat de provincie Limburg een onderzoek start. Ik heb toegezegd u over de uitkomsten van dat onderzoek te informeren, zodra dat beschikbaar is.
Criminelen die shoppen bij spionagewinkels |
|
Nine Kooiman , Peter Oskam (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat criminelen gadgets kopen bij spionagewinkels met het doel daarmee de opsporing door politie en justitie dwars te zitten?1
Ik ben ermee bekend dat er spyshops zijn die spionageapparatuur verkopen die ook voor illegale doeleinden gebruikt kan worden. Zolang die diensten en middelen niet bij wet of enig ander voorschrift verboden zijn, kan daar echter niet tegen worden opgetreden. Als er wel verboden middelen, zoals bijvoorbeeld jammers, worden verkocht of bewust criminelen worden gefaciliteerd met legale middelen en diensten, dan kan dat strafbaar zijn en kunnen het Openbaar Ministerie (OM) en de politie ingrijpen. Ook de burgemeester kan optreden door het pand te sluiten, indien er sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde.
Kunt u een overzicht geven van de in vraag 1 genoemde gadgets waarvan u bekend is dat deze worden verkocht, waaronder de items genoemd in de betreffende uitzending?
Ik beschik niet over sluitende gegevens met betrekking tot het assortiment van spyshops.
Wat wordt er op dit moment ondernomen om dergelijke praktijken zoveel als mogelijk te voorkomen? Is zowel de verkoop als aanschaf van de in de uitzending genoemde producten strafbaar? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het OM en de politie om vast te stellen of door een spyshop verboden producten of diensten worden aangeboden. De politie doet regelmatig onderzoek naar spyshops, die ook leiden tot invallen en aanhoudingen. Zo heeft de politie in juni 2015 een inval gedaan bij een spyshop in Amsterdam die stoorzenders (jammers) verkocht. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Wat de strafbaarheid van de verkoop of aanwending van producten betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1. Het verkopen van illegale producten is strafbaar, maar ook het bewust faciliteren van criminelen met legale producten of diensten kan strafbaar zijn.
Speelt deze problematiek vooral in Amsterdam of zijn u ook dergelijke signalen bekend elders in het land?
Spyshops bevinden zich niet alleen in Amsterdam maar in meerdere gemeenten. Ook zijn er online spyshops, waar artikelen kunnen worden besteld.
Hoe vaak hebben de afgelopen jaren invallen plaatsgevonden en is eventueel strafrechtelijke vervolging ingesteld wegens de aanschaf dan wel verkoop van illegale producten? Kunt u hiervan een overzicht van geven, in elk geval ten aanzien van de handel in spyshops in Amsterdam?
Het OM kan geen volledig overzicht verschaffen van het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar spyshops of waarin spyshops een rol spelen. Daarop wordt niet specifiek geregistreerd.
Wel heeft het OM mij bericht dat in het recente verleden in Amsterdam strafrechtelijke onderzoeken hebben plaatsgevonden naar twee spyshops. Dit heeft in één geval al tot een strafzaak geleid, die nu in de fase van hoger beroep is. Het ging in deze zaak onder andere om overtreding van de Wet wapens en munitie. In de andere zaak is nog geen vervolgingsbeslissing genomen. De betrokkenen worden onder meer verdacht van overtreding van de Telecommunicatiewet.
Hoe vindt toezicht, controle en handhaving plaats op de verkoop van gadgets die gebruikt kunnen worden om een opsporingsonderzoek te belemmeren? Vinden regelmatig controles plaats bij verdachte shops of gebeurt dit steekproefsgewijs? Hoe wordt omgegaan met spyshops die herhaaldelijk bepaalde producten verkopen? Wordt bestuursrechtelijk tegen dergelijke shops opgetreden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vaak is dit de laatste jaren in Amsterdam gebeurd?
In het algemeen wordt opgetreden als er aanwijzingen zijn dat spyshops illegale producten verkopen of criminelen bewust faciliteren. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan tot sluiting van de spyshop worden overgegaan en kan strafrechtelijke vervolging worden ingesteld. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5 en 8.
Wat de bestuurlijke aanpak betreft, er is geen vergunningenstelsel voor spyshops, waardoor er geen sprake is van bestuurlijke controle en toezicht. Er kan in beperkte mate wel bestuursrechtelijk tegen spyshops worden opgetreden, door sluiting van het pand. De sluiting van een onderneming is echter een zwaar middel en de proportionaliteit dient hierbij in ogenschouw te worden genomen. In Amsterdam heeft de burgemeester tot op heden twee keer een sluitingsbevel voor een spyshop gegeven op grond van ernstig gevaar voor de openbare orde vanwege illegale activiteiten in de spyshop.
Voorts zijn sommige spyshops onderwerp van bespreking in het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Amsterdam, waarbij mogelijke (preventieve) interventies worden besproken en afgestemd.
Is het mogelijk dat er een zwarte lijst komt met gadgets die geen ander doel dienen dan het dwarszitten van onderzoek van politie en justitie, zodat duidelijk wordt dat deze niet zomaar op de markt gebracht mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Een zwarte lijst maken is geen zinvolle optie, omdat veel producten zowel een legale als een illegale toepassing kennen en daardoor niet eenvoudig bij wet verboden kunnen worden. Denk aan de analogie van een GPS-tracker, die voor legale en illegale doelen valt aan te wenden.
Met welke maatregelen gaat u nog komen om dergelijke praktijken zoveel mogelijk te voorkomen?
Zoals gezegd doet de politie regelmatig onderzoek naar spyshops, indien er signalen zijn dat deze illegale producten leveren of criminelen bewust faciliteren. De gemeente Amsterdam verkent op dit moment de haalbaarheid van een vergunningenstelsel voor spyshops en aanpassing van de APV. Ik zal deze mogelijke maatregelen met de gemeente Amsterdam bezien.
Het bericht dat de brandweer in Breskens veel te laat kwam |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Brandweer Breskens kwam veel te laat» en «Brand Breskens vervelend incident»?1
Ik heb kennis genomen van de berichten. Gelet op de verantwoordelijkheid van het bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland ten aanzien van de organisatie van de brandweerzorg, overeenkomstig mijn brief van 3 juni 20153, heb ik de regio gevraagd mij informatie te verschaffen voor de beantwoording van uw vragen.
De Veiligheidsregio Zeeland heeft mij bericht dat de veiligheidsregio heeft geconstateerd dat de garantie van het uitrukken vanuit sommige posten in de huidige situatie niet overal voldoende is geborgd. Daarbij vult de regio aan dat er op sommige plekken wel posten zijn, maar het bij een alarmering overdag, of juist in de avonduren, niet zeker is of er voldoende en adequaat gekwalificeerd personeel beschikbaar is. Dit probleem heeft zich helaas ook voorgedaan bij de brand in Breskens.
Vanwege deze kwetsbaarheid van de beschikking van voldoende en gekwalificeerd personeel is de veiligheidsregio het project Maatwerk in Brandweerzorg gestart waarbinnen, zo stelt de regio, nadrukkelijk aandacht is voor het verbeteren van de dekking en opkomsttijden. Op 9 juli 2015 is het rapport Maatwerk in Brandweerzorg, met daarin uitgangspunten en plannen, bestuurlijk vastgesteld.
De veiligheidsregio heeft aangegeven dat met het project in bepaalde gevallen door het Algemeen Bestuur gemotiveerd wordt afgeweken van de normtijden van het Besluit veiligheidsregio’s. Deze gemotiveerde afwijking is mogelijk binnen de kaders van het besluit, mits er geen opkomsttijd wordt vastgesteld die hoger is dan 18 minuten (art. 3.2.1 Bvr).
De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft een quickscan uitgevoerd naar de plannen in Maatwerk in Brandweerzorg. De conclusie van de Inspectie VenJ is dat de plannen in Maatwerk in Brandweerzorg een belangrijke verbetering van de repressieve brandweerzorg in Zeeland kunnen bewerkstelligen en dat deze plannen voor het grootste deel voldoen aan de wet- en regelgeving. Op enkele punten bestaat daarover echter nog onzekerheid. Deze onzekerheid kan pas worden weggenomen tijdens de uitwerking en implementatie van de plannen. Zo dient de veiligheidsregio Zeeland bijvoorbeeld door een brandweerkundige onderbouwing aan te tonen dat de innovatieve wijze van inrichting van de repressieve brandweerzorg met gebruikmaking van de «Zeeuwse TS» een gelijkwaardig niveau van veiligheid voor burgers biedt als met de TS6 als basisbrandweereenheid.
De Inspectie VenJ toetst daarom gedurende de implementatie van Maatwerk in Brandweerzorg periodiek (en afgestemd op de relevante stappen in het implementatieplan) of de uitwerking van de plannen voldoet aan wet- en regelgeving. Bij constatering dat dat niet het geval is, zal de Inspectie VenJ het bestuur van de veiligheidsregio Zeeland hiervan op de hoogte stellen en aandringen op aanpassing.
Deelt u de mening dat de veiligheid wel degelijk in het geding is als de brandweer niet binnen de gestelde aanrijdtijd ter plekke kan zijn, vooral als de veiligheidsregio Zeeland aangeeft dat dit weer kan gebeuren?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het oprekken van de aanrijtijden een onaanvaardbare oplossing is om de aanrijtijden wel te halen? Zo ja, wat gaat u doen om dit tegen te houden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de motie Kooiman wordt uitgevoerd zodat veiligheidsregio's geen brandweerposten sluiten voordat zij een dekkingsplan hebben waarin de locaties met afwijkende normtijden gemotiveerd zijn vastgesteld?3
In de motie Kooiman verzoekt de Kamer de regering veiligheidsregio's ertoe aan te zetten dat zij geen brandweerposten sluiten voordat zij een dekkingsplan hebben waarin de locaties met afwijkende normtijden gemotiveerd zijn vastgesteld.
De Inspectie V&J heeft geconstateerd dat de veiligheidsregio Zeeland met het project Maatwerk in Brandweerzorg, inclusief de uitwerkingen daarvan op gemeentelijk niveau, beschikt over een dekkingsplan waarin de locaties met afwijkende normtijden gemotiveerd zijn vastgesteld.
Ik constateer dan ook dat de regio in lijn met de motie heeft gehandeld.
Deelt u de mening dat het voor brandweerpersoneel ook onveiliger is, en ze het een slecht imago geeft, wanneer zij te laat ter plekke zijn, gezien de boze reacties die volgden binnen de gemeenschap? Hoe gaat u gezien deze ontwikkelingen ervoor zorgen dat brandweervrijwilligers gemotiveerd (blijven) en niet vertrekken?
De veiligheid en het gemotiveerd houden van het brandweerpersoneel, het sluiten of samenvoegen van kazernes en de veiligheid van de inwoners van Zeeland is, uiteraard binnen de grenzen van de wet, primair een verantwoordelijkheid van het bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland. Ik vertrouw erop dat het bestuur naast de reeds gezette stappen, waarover de inspectie positief oordeelt, aanvullende maatregelen neemt om een situatie zoals zich in Breskens heeft voorgedaan te voorkomen. De democratische controle geschiedt via de gemeenteraden van de Zeeuwse gemeenten. Ik wens daarin niet te treden, conform de lijn uit mijn brief van 3 juni 2015 waarnaar ik in antwoord 1, 2, 3 en 7 reeds heb verwezen.
Vindt u het wenselijk dat er in Zeeland elf kazernes worden gesloten, cq. worden samengevoegd en er bezuinigd is op het brandweerpersoneel?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn de voorstellen van de veiligheidsregio Zeeland «Maatwerk in Brandweerzorg» getoetst door uw ministerie? Zo ja, voldeed het aan de gestelde normen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om met de veiligheidsregio Zeeland in gesprek te gaan om de veiligheid van de inwoners van Zeeland te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Plannen voor het aanbesteden van forensische zorg en onderzoek door de Nationale Politie |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Beslissing tot gunning aanbesteding medische zorg en onderzoek» en «Aanbesteding medische zorg en forensisch onderzoek gestaakt»1 en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over plannen voor het aanbesteden van forensische zorg en onderzoek door de Nationale Politie?2
Ja
Wat is de actuele stand van zaken van de aanbesteding van de forensische zorg en onderzoek door de politie?
De aanbesteding van de dienstverlening op het terrein van de forensisch medische zorg en de medische arrestantenzorg is in juli jl. gestaakt. Reden was dat geen van de partijen aan wie percelen van de aanbesteding waren gegund, aan de vereisten heeft kunnen voldoen. De politie beraadt zich op dit moment over het vervolg op de gestaakte aanbestedingsprocedure. De contracten met de huidige dienstverleners worden verlengd om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
Wie leveren op dit moment deze zorg en onderzoek en hoe lang lopen deze contracten nog? Komt de omvang en kwaliteit van de forensische zorg en onderzoek in het geding vanwege het aflopen van contracten of het uitblijven van een aanbesteding? Zo ja, waarom en wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt de zorg geleverd door de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en), Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) en Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR). Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 blijven de huidige contractpartijen vooralsnog de dienstverlening op dit terrein aan de politie leveren. De contracten met de dienstverleners worden verlengd opdat de dienstverlening gecontinueerd kan worden.
Deelt u de mening dat vanwege de samenhang tussen de forensische zorg en onderzoek, de gemeentelijke lijkschouw en de publieke gezondheidszorg en de kwaliteits- en beschikbaarheidseisen die aan die diensten worden gesteld, er bij een aanbesteding met die samenhang rekening moet worden gehouden en dat opsplitsing van die diensten moet worden voorkomen? Zo ja, waarom en op welke wijze gaat dit gebeuren? Zo nee, waarom niet?
De politie hecht groot belang aan de kwaliteit van de dienstverlening op het terrein van de forensisch medische zorg, de medische arrestantenzorg en de lijkschouw. De politie zal uit dien hoofde waar mogelijk en nodig rekening houden met de samenhang tussen deze disciplines. Mede vanwege deze samenhang waren in de gestaakte aanbesteding overigens ook enkele eisen opgenomen met betrekking tot de lijkschouw.
Deelt u de mening dat vanwege het publieke belang van de forensische geneeskunde, deze goed geborgd moet zijn in wet- en regelgeving, waaronder een wettelijke borging van de forensische geneeskunde, kwaliteitsborging, financiering van de opleiding, betere regelgeving met zorgverzekeraars? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit zich niet op korte termijn laat regelen en meer tijd vergt? Zo, ja deelt u dan ook de mening dat er in die tijd beter geen aanbesteding kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf het belang van de forensische geneeskunde voor de strafrechtelijke opsporing door de politie en vervolging door het OM. Een goede samenwerking binnen en tussen de (rijks)overheid en de beroepsgroep is cruciaal voor een goed functioneren van de forensische geneeskunde. Met deze samenwerking wordt de forensische geneeskunde in voldoende mate geborgd en zijn vooralsnog geen aanvullende maatregelen nodig. Ik verwijs naar de initiatieven die recent door de beroepsgroep in samenspraak met onder meer OM, politie en NFI zijn gestart bijvoorbeeld op het terrein van de opleidingen (Kamerstuk 33 628, nr. 10).
Acht u het gezien het tot nu toe moeizaam verlopend aanbestedingsproces wenselijk om in plaats van de tot nu toe gehanteerde wijze van openbare aanbesteding te zijner tijd te kiezen voor een (meervoudige) onderhandse aanbesteding? Zo ja, op welke manier kan dat worden bewerkstelligd? Zo nee, waarom niet? Welke bezwaren van juridische aard verzetten zich hiertegen?
Op dit moment beraadt de politie zich over het vervolg van de gestaakte aanbesteding. In dit kader voert zij – onder meer – evaluatiegesprekken met de inschrijvers voor deze aanbesteding of hun vertegenwoordigers als ook met de Nederlandse Zorgautoriteit, het lokaal bestuur en de beroepsgroep zelf. De aldus verkregen inzichten zal zij gebruiken om te komen tot verdere gedachtenvorming over de wijze waarop de toekomstige dienstverlening kan worden georganiseerd.
Kunt u deze vragen vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2016 beantwoorden?
Ja
Het bericht dat aangeranden vrouwen vinden dat hulp politie tekort schiet |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat afgegeven werd in de uitzending van Pauw dat slachtoffers van seksueel geweld vinden dat de hulp van de politie soms tekort schiet?1
Ik ben bekend met de uitzending. Ik zal mijn reactie op de verschillende aspecten geven in de antwoorden op onderstaande vragen.
Klopt het verhaal dat het soms een week duurt voordat er na een melding van seksueel geweld contact wordt gelegd door de zedenpolitie? Wat is de gemiddelde wachttijd voor een slachtoffer voordat er een afspraak gemaakt kan worden met de zedenpolitie?
De politiemedewerker die een melding over een zedendelict ontvangt zorgt ervoor dat de melding direct wordt doorgezet naar de frontoffice van het Team Zeden. Een gecertificeerd zedenrechercheur schat op basis van de melding in welke eerste stappen noodzakelijk zijn voor het tactisch onderzoek, bijvoorbeeld het veiligstellen en de inbeslagname van digitale of fysieke sporen. Daarnaast worden noodzakelijke maatregelen genomen in het belang van de veiligheid van personen en ter voorkoming of beperking van maatschappelijke onrust.
Na de melding van een zedenmisdrijf wordt door het Team Zeden zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de melder en wordt de melder een informatief gesprek aangeboden. Het informatief gesprek is een gesprek tussen een melder van een zedenmisdrijf en de politie, waarin de melder informatie over het delict verschaft aan de politie en de politie de melder informeert over de opsporingsmogelijkheden gericht op vervolging, teneinde beide partijen in staat te stellen een beslissing over het vervolg te nemen. De melder kan zelf slachtoffer zijn, maar kan ook namens het slachtoffer een melding doen. Het informatief gesprek wordt binnen 7 dagen gevoerd tenzij dit voor melder niet mogelijk is. Het informatief gesprek vindt direct plaats indien dit noodzakelijk is vanwege (mogelijk) maatschappelijke onrust en/of onmiddellijk uit te voeren sporenonderzoek of tactisch onderzoek.
Klopt het dat wanneer het Openbaar Ministerie (OM) heeft besloten na een melding van seksueel geweld dat er geen zaak wordt gestart, er ook geen gesprek aan wordt gegaan door de politie met degene tegen wie de melding van seksueel geweld is gedaan? Zo ja, kunt u uitleggen waarom dat zo is?
Slachtoffers kunnen kiezen om wel of geen aangifte te doen. Als er aangifte is gedaan en er is sprake van een redelijke verdenking van een strafbaar feit en een bekende verdachte, dan wordt de verdachte aangehouden en gehoord. Als er aangifte is gedaan, maar die levert geen verdenking op van een strafbaar feit, dan wordt de zaak in beginsel niet afgerond voordat een gesprek heeft plaatsgevonden over de inhoud van de aangifte met degene tegen wie de aangifte is gericht. Als onduidelijk is en na onderzoek blijft wie het feit gepleegd zou hebben, dan kan om die reden geen gesprek plaatsvinden. Als het slachtoffer geen aangifte wenst te doen, kan er in bepaalde gevallen worden besloten tot het ambtshalve doen van onderzoek.
Als het slachtoffer als rechtstreeks betrokkene bij het feit onvoldoende informatie heeft gegeven over de vraag óf en zo ja welk strafbaar feit zou hebben plaatsgevonden, is het in de meeste gevallen praktisch erg ingewikkeld om een onderzoek te doen. Een gesprek met een beschuldigde – als waarschuwing of om andere redenen – wordt dan bemoeilijkt doordat onduidelijk is wat er precies gebeurd zou zijn en of dat wat er gebeurd is strafbaar is of niet. Dat neemt niet weg dat in sommige gevallen waarin de inschatting is dat er mogelijk gevaar is voor de veiligheid, toch met beschuldigden wordt gesproken door de politie.
Als er in beginsel wel voldoende informatie is om ambtshalve onderzoek te doen, worden de belangen van het slachtoffer – die in deze situatie immers zelf geen aangifte wenste te doen – en de belangen van de beschuldigde zorgvuldig afgewogen. De uitkomst van de afweging is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. De afweging wordt gemaakt tegen de achtergrond van de vraag of ambtshalve strafrechtelijk handelen naar verwachting bij zal dragen aan de veiligheid en de veerkracht van betrokkenen bij de zaak. Elementen zoals in de vraag verwoord, zoals dat erkenning door de verdachte een slachtoffer kan helpen bij de verwerking, of zelfs het feit dat een verdachte gehoord wordt erkenning kan opleveren, kunnen hierbij een rol spelen.
Deelt u de mening dat een gesprek met degene tegen wie de melding van seksueel geweld is gedaan een bekentenis op kan leveren, goed kan zijn voor de verwerking van het slachtoffer van seksueel geweld en eventueel een waarschuwing kan afgeven (wanneer het slachtoffer hier ook toestemming voor geeft)? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit eventueel wordt opgepakt door de politie?
Zie antwoord vraag 3.
In de uitzending kwam duidelijk naar voren dat de politie nog niet altijd doorverwijst naar het centrum voor seksueel geweld waar, naast forensisch onderzoek, ook medische en psychische hulp wordt geboden; hoe gaat u ervoor zorgen dat slachtoffers sneller terecht komen bij het centrum voor seksueel geweld?
De politie heeft als uitgangspunt om alle acute zedenzaken die in aanmerking komen voor behandeling in een Centrum voor Seksueel Geweld (CSG) daar ook aan te melden. Voorts verwijs ik u naar mijn antwoord op vragen 6 en 7.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er straks een landelijk dekkend netwerk is van Centra Seksueel Geweld?
In de brieven aan uw Kamer van 13 november 2015 (Kamerstuk 31 839, nr. 495) en 20 november 2015 (Kamerstuk 34 300-XVI, nr. 135) is toegelicht hoe de Staatssecretaris van VWS en ik in 2016 en 2017, eenmalig, financiële middelen aan de gemeenten ter beschikking zullen stellen voor de landelijk dekkende infrastructuur van Centra Seksueel Geweld (CSG’s). Deze tijdelijke financiële middelen zijn bedoeld ter overbrugging van de tijd die gemeenten nodig hebben om de CSG’s in te bedden in het gemeentelijk domein.
Slachtoffers van seksueel geweld hebben recht op snelle en adequate zorg. Integratie van het aanbod van de CSG’s in het beleid van gemeenten waarborgt een snelle, goede en efficiënte opvang van deze slachtoffers inclusief een goede en tijdige doorverwijzing naar het CSG. Met bovengenoemde brieven is de Staatssecretaris van VWS zijn toezegging aan uw Kamer over de financiële borging van de Centra Seksueel Geweld nagekomen.
Kunt u aangeven hoe het staat met uw toezegging gedaan in het Algemeen overleg zedendelicten en seksuele weerbaarheid/misbruik om te komen tot een financiële borging van de Centra Seksueel Geweld?2
Zie antwoord vraag 6.
Politievrijwilligers |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het rapport «Politievrijwilligers (on)gewenst...»? van de Stichting Maatschappij en Veiligheid?1
Ja.
Deelt u de conclusie van het rapport, dat beleidsmatige en organisatorische strubbelingen binnen de nationale politie dermate groot zijn, dat zij een negatief effect hebben op de werving en het behoud van politievrijwilligers? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit effect tegen te gaan?
De reorganisatie van de nationale politie vraagt veel van de organisatie. Zoals ik in de herijking van het realisatieplan heb aangegeven, wordt de verhoging van de instroom van vrijwilligers na 2017 gerealiseerd. De doelstelling om voor het eind van 2016 te komen tot 5.000 politievrijwilligers is daarmee losgelaten. Ten aanzien van het behoud van de politievrijwilligers heb ik uw Kamer gemeld dat in 2016 en 2017 de aandacht zal uitgaan naar de zittende vrijwilligers. Dit betekent dat eerst de cao-afspraken 2012–2014 worden geïmplementeerd, waarbij onder andere wordt ingezet op een landelijk uniform vrijwilligersbeleid en een uniforme rechtspositieregeling voor politievrijwilligers.
Geeft u gehoor aan de oproep van de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers (LOPV) om de aanbevelingen van het rapport over te nemen? Zo nee, waarom niet?2
In het rapport van de Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) wordt een aantal concrete aanbevelingen genoemd. In overeenstemming met de aanbevelingen heeft de standaardisatie van een landelijk vrijwilligersbeleid prioriteit. De overige aanbevelingen uit het rapport worden betrokken bij de uniformering van het vrijwilligersmanagement en het versterken van de rechtspositie.
Hoe kijkt u aan tegen de suggestie van de LOPV om een politievrijwilliger te benoemen in de top van de politie en meer vrijwilligers dichter bij de leiding te positioneren?3 Deelt u de mening dat dit voor zowel de politievrijwilligers als de politieorganisatie voordelen kan hebben?
Aandacht voor de integratie van politievrijwilligers in de organisatie is belangrijk, alsmede dat politievrijwilligers voldoende gehoord worden binnen de eenheid waar zij werken. Daarnaast is het van belang dat men binnen de politieorganisatie weet wat onder de vrijwilligers leeft. In het kader van het behoud van vrijwilligers wordt bij het uniformeren van het vrijwilligersmanagement daarom gekeken naar mogelijkheden voor inspraak. Vooralsnog zijn er echter geen plannen om een politievrijwilliger te benoemen in de top van de politieorganisatie.
Bent u bereid om, indien u vasthoudt aan de in de Herijkingsnota aangekondigde verlaging van het tempo van werving van nieuwe politievrijwilligers ten behoeve van een inhaalslag in het vrijwilligersmanagement4, de ontwikkeling van de tevredenheid van zittende politievrijwilligers toe te voegen als prestatie-indicator, om de Kamer in staat te stellen de voortgang van dit dossier te monitoren?
Conform de Herijkingsnota gaat de aandacht op dit moment in de eerste plaats uit naar de zittende vrijwilligers en wordt de verhoging van de instroom van nieuwe vrijwilligers later gerealiseerd. De tevredenheid van de zittende vrijwilligers acht ik belangrijk. Ik ben dan ook blij dat uit het rapport van de SMV blijkt dat de vrijwilligers «een dikke acht geven» voor het werk. Gezien de herijking van het realisatieplan van de nationale politie vind ik het op dit moment echter niet wenselijk nieuwe prestatie-indicatoren toe te voegen.
In de cao-afspraken 2012–2014 zijn ten aanzien van de vrijwilligers landelijke doelstellingen geformuleerd. In een werkgroep van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) worden deze afspraken gezamenlijk verder uitgewerkt en wordt de voortgang besproken met vertegenwoordigers van de bonden en de LOPV. Om uw Kamer in de gelegenheid te stellen de voortgang van dit dossier te monitoren, blijf ik hierover in het jaarverslag rapporteren.
Hoe hebben de instroom en de uitstroom van politievrijwilligers zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld, in absolute aantallen?
Bij de politievrijwilligers wordt het onderscheid gemaakt tussen de executieve en de niet-executieve vrijwilligers. Over de afgelopen tien jaar zijn alleen gegevens beschikbaar over de in- en uitstroom van de executieve vrijwilligers. In de onderstaande tabel en grafiek worden deze weergegeven.
Hoeveel politievrijwilligers zijn de afgelopen tien jaar doorgestroomd naar een vaste en betaalde baan bij de nationale politie?
In de periode 2005 tot en met 2014 zijn 224 executieve vrijwilligers doorgestroomd naar een vaste betaalde baan bij de nationale politie. Van de niet-executieve vrijwilligers zijn hierover geen cijfers bekend.
Welk budget is er in 2016 beschikbaar voor werving, training en opleiding van politievrijwilligers?
Er is geen specifiek budget voor de werving, training en opleiding van politievrijwilligers. De bekostiging hiervan voor de executieve vrijwilligers wordt gedaan vanuit het sterktebudget van de Politieacademie.
Erkent de korpsleiding van de nationale politie nut en noodzaak van politievrijwilligers? Zo ja, welke visie ligt daaraan ten grondslag, waar is die vastgelegd en waaruit blijkt die in beleid en organisatorische randvoorwaarden?
In het Inrichtings- en Beheerplan wordt de inzet van vrijwilligers essentieel genoemd voor een succesvolle taakuitvoering. De politie wil haar vrijwilligers evenzo serieus nemen als de medewerkers binnen de politieorganisatie en daarom rekening houden met het takenpakket, de opleidings- en doorgroeimogelijkheden. Het uitgangspunt van de korpsleiding is dat politievrijwilligers bevoegd, bekwaam en toegerust zijn voor de taken waarvoor zij worden ingezet. Zij zijn gelijkwaardig aan beroepscollega’s, zowel waar het de erkenning en de waardering voor het werk van de politievrijwilligers betreft als in de collegiale contacten en cultuur die hiermee samenhangen. De korpsleiding rondt in december de visie op de vrijwilligers binnen de nationale politie af, waarna deze wordt afgestemd met de betrokken partijen en ter besluitvorming wordt voorgelegd in het CGOP.
Is het waar dat de financiële vergoeding voor politievrijwilligers verschilt? Zo ja, acht u dat wenselijk? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Het is waar dat de financiële vergoeding voor politievrijwilligers verschilt. Bij de vergoedingen wordt onderscheid gemaakt tussen de executieve en niet-executieve vrijwilligers. Daarnaast zijn er verschillen in vergoedingen, doordat vanuit de oude korpsstructuur sprake is van divers beleid. Het komen tot een landelijk uniform beleid voor politievrijwilligers met eenduidige afspraken ten aanzien van de vergoedingen, heeft dan ook prioriteit.
Is het waar dat politievrijwilligers die een bijstands-, WW- of andersoortige uitkering ontvangen, nog steeds in de problemen kunnen komen wanneer zij als politievrijwilliger aan de slag gaan? Is het tevens waar dat, als ze al aan de slag kunnen bij de politie, de verstrekking van bijvoorbeeld een sportbeha tot problemen kan leiden? Wat zijn u en uw ambtsgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van plan om dit probleem op te lossen?
Ten aanzien van de regelgeving rondom uitkeringen voor politievrijwilligers, verwijs ik u naar de beantwoording van mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op de Kamervragen van de leden Tanamal en Kerstens.5 Hierin wordt toegelicht welke regels gelden voor uitkeringsgerechtigden die politievrijwilligerswerk verrichten.
Zowel dienst- als uniformkleding wordt kosteloos verstrekt dan wel vergoed (art. 15 Besluit Rechtspositie Vrijwillige Politie). Voor vrouwelijke executieve vrijwilligers behoort de sportbeha tot de dienstkleding. Als gevolg van verschil in de wijze waarop deze vergoeding wordt verstrekt binnen de politie-eenheden, kan dit in een enkel geval tot onduidelijkheid leiden bij het verstrekken van de uitkering. Binnen de politieorganisatie wordt op dit moment gewerkt aan het uniformeren van de rechtspositieregeling, waarin ook het vergoedingenstelsel is opgenomen. Hiertoe zal ik overleg treden met mijn ambtgenoot van SZW, het UWV, de Belastingdienst en zo nodig de VNG.
Wat is de actuele stand van zaken van het overleg met de vakbonden en de LOPV? Is de laatste hand reeds gelegd aan de door u aangekondigde visie? Wanneer verwacht u het uniforme vrijwilligersbeleid te effectueren?
Samen met de nationale politie heb ik onlangs een constructief gesprek gehad met de LOPV over de voortgang. Zoals eerder gesteld, komt de politie nog dit jaar met de visie op de politievrijwilligers die vervolgens wordt besproken in de CGOP werkgroep, waarin de bonden vertegenwoordigd zijn. Ook de verdere uitwerking hiervan zal plaatsvinden met betrokkenheid van deze werkgroep.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?
Ja.
Schiettraining van politieagenten |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u alsnog de gestelde vraag beantwoorden hoeveel uren schiettraining een agent heeft in de opleiding en hoeveel uren training een agent post-initieel op jaarbasis heeft? Kunt u daarbij deze keer specifiek ingaan op de schiettrainingsuren en niet, zoals in de vorige beantwoording, het totale aantal uren training?1
Agenten in opleiding (aspiranten) krijgen binnen de 50 uren aan trainingstijd in het eerste opleidingsjaar in totaal 38 uren schiettraining. De overige uren worden besteed aan onderwerpen als gevaarbeheersing en wapenleer. In latere opleidingsjaren krijgen aspiranten veertien uren schiettraining. Hiervan worden vier uren besteed aan het onderhouden van het schieten en tien uren aan specifieke schiettraining met wisselende thema’s als schiethouding, bewegen uit de vuurlijn, schieten na fysieke belasting en dergelijke.
Post-initieel krijgen politiemedewerkers die zijn uitgerust met een vuurwapen acht uren schiettraining per jaar. Voor de periode 2013 – 2015 zijn daar, in verband met de invoering van het nieuwe vuurwapen, acht uren schiettraining aan toegevoegd.
Klopt het dat agenten maximaal vier keer een blok van twee uur schiettraining krijgen, waarbij, doordat deze in groepsverband plaatsvindt, ook nog een gedeelte van de tijd gewacht moet worden en dus niet daadwerkelijk geschoten wordt door agenten? Zo ja, vindt u dit voldoende? Zo nee, wat gaat u hier voor stappen op ondernemen?
Het klopt dat politiemedewerkers uitgerust met een vuurwapen jaarlijks acht uren schiettraining met scherp krijgen, bestaande uit vier keer een blok van twee uren. Deze trainingen vinden in groepsverband plaats, waardoor er ruimte is voor collegiale coaching en feedback. Op die manier wordt de trainingstijd waarin agenten niet daadwerkelijk schieten, benut doordat agenten van elkaar en als team leren. Schiettraining houdt meer in dan het schieten met «scherpe» munitie op de schietbaan. Ook vaardigheidstrainingen maken deel uit van het trainingsprogramma, waarbij de schietvaardigheid met behulp van praktijkgerichte schietoefeningen en scenario’s in een oefenomgeving (oefenstraat) wordt ontwikkeld.
De acht uren schiettraining met scherp, aangevuld met de praktijkgerichte (schiet)oefeningen blijken voldoende te zijn om de schietvaardigheid te onderhouden. Voor medewerkers die moeite hebben met het behalen van de schiettoets worden extra trainings- en toetsmomenten aangeboden.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat pilots die ertoe leiden dat agenten meer kunnen trainen, zoals het trainen met laser, breder uit te rollen (bijvoorbeeld op locatie bij politiebureaus)?
Alvorens wordt besloten om een pilot uit te breiden, is een goede evaluatie van belang. Zoals ik in de eerdere beantwoording heb aangegeven2, geldt ook voor het trainen met (laser)simulatie-apparatuur dat een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen noodzakelijk is.
In het kader van de trainingsmogelijkheden voor agenten vindt op dit moment een doorontwikkeling plaats van de Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT Nieuwe Stijl). Belangrijk onderdeel van de IBT Nieuwe Stijl is het ondersteunen van leren op de werkplek. Binnen deze doorontwikkeling worden ook de mogelijkheden voor het trainen op de werkplek verder onderzocht.