Online ongewenst gedrag op de werkvloer. |
|
Wim-Jan Renkema (GL) |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Ongepaste screenshots en kwetsende memes: ongewenst gedrag op de werkvloer gebeurt nu veel meer online»?1
Ja, dat artikel is mij bekend.
Hoe oordeelt u over het feit dat ongewenst gedrag op de werkvloer, zoals pesten, discriminatie en seksuele intimidatie, sinds de coronacrisis vooral online zijn gaan plaatsvinden waardoor de daders moeilijker te identificeren zijn?
Het is een ernstige zaak wanneer werknemers grensoverschrijdend gedrag, fysiek of digitaal, in de werkomgeving ervaren. Het kan ingrijpende gevolgen hebben. De werkplek wordt daarmee inherent onveilig en het kan grote gevolgen hebben voor de gezondheid van werknemers: persoonlijk leed, gezondheidsklachten en verzuim.
Op grond van de Arbowet zijn werkgevers verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden en verplicht om een beleid te voeren dat erop is gericht het risico op psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen dan wel te beperken en de nodige maatregelen te treffen. Dit geldt ook voor online ongewenst gedrag. De Inspectie SZW ziet toe op deze verplichtingen uit de Arbowet.
Ik heb geen signalen gekregen dat er sprake zou zijn van een enorme toename van digitaal ongewenst gedrag. De Inspectie SZW geeft aan hierover geen specifieke meldingen te hebben ontvangen.
TNO en CBS zijn bezig met een «NEA-Covid 19 meting» waarvan de resultaten in januari 2021 worden verwacht. In deze meting zijn vragen over ervaren ongewenst gedrag meegenomen. Op basis daarvan kan worden bekeken of dit onder werknemers die thuiswerken is toegenomen. Of dit online plaatsvindt kan hier echter niet uit worden opgemaakt.
Wat vindt u ervan dat volgens onderzoeksbureau Hoffman het aantal meldingen van ongewenst gedrag op de werkvloer sinds het begin van de coronacrisis met 300% is toegenomen? Herkent u dit beeld? Zijn er bij u andere gegevens bekend over het aantal meldingen van ongewenst gedrag in de werkomgeving?
Zie antwoord vraag 2.
Geeft het feit dat ongewenst gedrag nu verplaatst van de «offline» werkvloer naar de «online» werkvloer, aanleiding om extra of andere maatregelen te nemen? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Zo nee, waarom niet?
Iedere medewerker hoort gezond en veilig te kunnen werken. Daarom moet iedere werkgever de arbeidsrisico’s in beeld brengen en een plan maken om deze risico’s aan te pakken. Dat doet de werkgever door middel van een RI&E met bijbehorend plan van aanpak. Het risico op psychosociale arbeidsbelasting, waar ongewenst gedrag op de werkvloer onder valt, hoort hier ook aandacht in te krijgen. De werkgever is dus degene die maatregelen moet treffen om dit risico tegen te gaan.
Helaas heeft nog niet ieder bedrijf een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). U geeft terecht aan dat dat onwenselijk is: dat moet echt anders. Dat is ook de reden dat het meerjarenprogramma «RIE 2020–2023» is gestart. Met dit programma wordt een forse inspanning geleverd om het aantal bedrijven met een RI&E te verhogen en ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de RI&E’s verbetert. Enerzijds wordt ingezet op het informeren en beter ondersteunen van werkgevers, anderzijds werkt de Inspectie SZW toe naar een intensiever handhavingsregime.
Vindt u ook dat het gezien de context, zoals geschetst in het voornoemde EenVandaag artikel, het zeer onwenselijk is dat meer dan de helft van de bedrijven geen beleid heeft tegen ongewenst gedrag op de werkvloer?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ook van mening dat interne en externe vertrouwenspersonen zeer nuttig zijn in het tegengaan van ongewenst gedrag op de werkvloer en het bieden van ondersteuning aan de slachtoffers? Zo nee, waarom niet?
Ja. Wanneer een werknemer slachtoffer is van ongewenst gedrag is het belangrijk dat hij dit kan bespreken en dat er doeltreffende maatregelen kunnen worden genomen. Een vertrouwenspersoon biedt een luisterend oor en kan meedenken over mogelijke oplossingen en zo nodig doorverwijzen.
Bent u ook van mening dat het wenselijk zou zijn het wettelijk verplicht te stellen dat iedere werknemer toegang heeft tot een interne of externe vertrouwenspersoon? Zo nee, waarom niet?
De Arbeidsomstandighedenwet laat ruimte aan werkgevers om beleid te ontwikkelen dat past binnen de organisatie. Het aanstellen van een persoon (intern of extern) bij wie een medewerker in vertrouwen melding kan maken van ongewenst gedrag is een van de mogelijke maatregelen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of te beperken.
Uit eerder onderzoek3 kwam niet naar voren dat het aanstellen van een vertrouwenspersoon verplicht moet worden. Belangrijk is dat de vertrouwenspersoon door de organisatie gedragen wordt. Enkel het wettelijk verplichten van een vertrouwenspersoon geeft die garantie niet. Het gaat erom dat de vertrouwenspersoon optimaal in de gelegenheid wordt gesteld om zijn of haar rol te vervullen. De Inspectie SZW handhaaft op basis van de stand der wetenschap op het aanstellen van een vertrouwenspersoon, en beoordeelt of eventuele alternatieve maatregelen die de werkgever treft zijn werknemers een gelijkwaardige bescherming bieden.
Ik zie op basis van het voorgaande geen noodzaak in het wettelijk verplicht stellen van een vertrouwenspersoon. Ik zie wel nut en noodzaak om te investeren in de voorlichting en professionalisering van de vertrouwenspersoon. In oktober 20194 is aangekondigd te starten met het Platform Professionalisering Vertrouwenspersonen met als doel een beter beeld te krijgen van wat nodig is voor de verdere professionalisering van de vertrouwenspersoon. Daarbij worden thema’s al als kerntaken, competenties en randvoorwaarden besproken. Daarnaast wordt onderling kennis, initiatieven en goede voorbeelden uitgewisseld. Sociale partners en andere relevante partijen, waaronder de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen, GIMD en CAOP, maken deel uit van dit platform. Ik vind het belangrijk dat dit platform in 2021 een vervolg krijgt om toe te werken naar een praktisch document, bijvoorbeeld een infographic, dat nuttig is voor de praktijk. Dit kan voor werkgevers handvatten geven voor de inzet van een professionele vertrouwenspersoon.
Op het gebied van voorlichting is een animatie5 en een digitale wegwijzer6 op Arboportaal geplaatst met praktische informatie over de rol en het belang van de vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen.7
Onderbetaling bij de RVO |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kunt u aangeven of de constructie die USG Legal hanteert voor de medewerkers bij de de rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een vorm van contracting is?1 Zo ja, hoe verhoudt zich dit dan tot het feit dat de Inspectie SZW in haar rapport aangeeft dat er vanuit de RVO sprake is van leiding & toezicht?
Deelt u de mening dat indien er sprake is van leiding & toezicht door de RVO er sprake is van ter beschikking stellen van arbeid?
Klopt het dat als er sprake is van leiding & toezicht door de RVO, en dus arbeid ter beschikking wordt gesteld, volgens artikel 8 van de Wet allocatie van arbeidskrachten door intermediairs (WAADI), er een gelijk loon voor vergelijkbaar werk («dezelfde arbeidsvoorwaarden») dient te worden gegeven? Met andere woorden, behoren de medewerkers van USG Legal, werkzaam bij de RVO, dezelfde arbeidsvoorwaarden te krijgen als hun (vergelijkbare) collega’s die in dienst bij de RVO zijn?
Wat is de reden dat de RVO niet bereid is om de loongegevens aan USG Legal te verstrekken? Klopt het dat hierdoor USG Legal zelf niet artikel 8 van de WAADI kan toepassen? Bent u daarom ook van mening dat de RVO hiermee laakbaar handelt?
Desgevraagd heeft RVO mij gemeld4 van mening te zijn dat er gehandeld is conform de geldende wet- en regelgeving en dat er sprake is van contracting en niet van ter beschikking stellen van arbeidskrachten. De medewerkers van USG Legal vallen in dat geval onder de arbeidsvoorwaarden van USG Legal en ontvangen hiervoor loon zoals geldend bij USG Legal. Daarom zijn de loongegevens van RVO niet opgevraagd en verstrekt – aldus RVO.
Het is aan de rechter om te oordelen of er feitelijk al dan niet sprake was van naleving van de loonverhoudingsnorm. Als er in deze specifieke situatie wordt geoordeeld dat de loonverhoudingsnorm overtreden is, dan zal dit moeten worden gerepareerd.
Hoe verhoudt uw opmerking dat de «RVO bij een eventuele procedure geen partij [is]» met de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) waarin ook de opdrachtgever (in dit geval RVO) verantwoordelijk wordt gesteld voor het betalen van de correcte loon in de gehele keten en bovendien wordt gesteld dat de opdrachtgevers alles in het werk dienen te stellen om ook in de keten alles volgens de regels te laten lopen?
USG Legal is als formele werkgever in principe de wederpartij in een eventuele civiele procedure. Echter, er kan voor worden gekozen om via ketenaansprakelijkheid zoals geregeld in artikel 7:616a BW RVO als opdrachtgever aan te spreken. In dat geval wordt RVO partij in een civiele procedure.
In het algemeen geldt dat wanneer de rijksoverheid extern personeel inzet, bijvoorbeeld via inhuur of contracting of opdracht via contracting, het betreffende onderdeel van de rijksoverheid formeel geen werkgever is en er geen directe invloed is op de hoogte van het salaris dat betaald wordt. Wel is in artikel 27 van de Algemene Rijksvoorwaarden voor Diensten (ARVODI) bepaald dat een opdrachtnemer zich bij het verrichten van diensten moet houden aan de geldende wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsvoorwaarden en aan de CAO die op hem en zijn werknemers van toepassing is.
Is om die reden de RVO, volgens de WAS, dus wel partij in deze zaak?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u verschil verklaren waarom medewerkers bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wel een tegemoetkoming hebben ontvangen en medewerkers bij de RVO zelf hun recht moeten halen bij de rechter?
De IND heeft extern ingeleend personeel betaald conform de inlenersbeloning of het afgesproken uurtarief. De IND heeft geen tegemoetkomingen betaald die buiten deze overeenkomsten vallen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 tot en met 3 is een uitspraak van een rechter nodig die feitelijk beoordeelt of er sprake was van naleving van de loonverhoudingsnorm. Het staat werkgevers uiteraard vrij om het standpunt te herzien en uit eigen beweging tot tegemoetkoming over te gaan.
Bent u het ermee eens dat het voor deze gedetacheerde werknemers, die veelal een flexibel contract hebben en zodoende een zeer afhankelijke positie hebben tot hun werkgever, vrijwel onmogelijk is om zelf hun recht te halen bij de rechter? Bent u het ermee eens dat als een flexwerker zijn recht wilt halen er grote kans is dat deze werknemers geen opdrachten van hun opdrachtgever krijgen en zodoende geen inkomen meer hebben?
Dat een gedetacheerde of voor een opdracht werkende werknemer het als lastig kan ervaren om zijn werkgever op zijn plichten aan te spreken -bijvoorbeeld vanuit het oogpunt te willen voorkomen om eventuele opdrachten in de toekomst mis te lopen- kan ik mij voorstellen. Het is zo -en dit is inherent aan civiel recht- dat betrokkenen zelf naar de rechter moeten stappen om hun recht te halen. Ik kan dat alleen maar aanmoedigen. Een rechterlijk uitspraak kan namelijk juist een precedent scheppen om in vergelijkbare situaties over te gaan tot naleving van de regelgeving en hiermee de onderbetaling te stoppen. Om een werknemer te faciliteren om de juiste afweging te maken welke vervolgstappen hij bij onderbetaling kan ondernemen richting zijn werkgever kan er gebruik worden gemaakt van de hulp van een rechtsbijstandverzekering, het juridisch loket of de vakbond hem hierbij kan bieden.
Los van de juridische beoordeling, deelt u de mening dat er bij de RVO sprake is van slechte opdrachtgeverschap en dat de rijksoverheid te allen tijde het goede voorbeeld dient te geven?
De rijksoverheid dient zich net als elke andere werkgever en opdrachtgever te houden aan de geldende wet- en regelgeving. Uiteraard nemen wij die rol zeer serieus. Zoals ik ook al heb aangegeven bij het antwoord op vraag 4 is het aan de rechter om te oordelen of er feitelijk sprake was van naleving van de loonverhoudingsnorm. Als er in deze specifieke situatie wordt geoordeeld dat de loonverhoudingsnorm overtreden is, dan zal dit moeten worden gerepareerd.
Omdat duidelijk zichtbaar is dat deze schijnconstructies bij meerdere overheidsinstanties plaatsvinden, bent u bereid om alle overheidsdiensten door te lichten en te bezien of er op nog meer plekken sprake is van het niet voldoen van de WAADI en er dus sprake is van onderbetaling of andere vormen van schijnconstructies?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoorden op de vorige Kamervragen over dit onderwerp, zijn departementen zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop opdrachten aan derden worden verstrekt. Betrokken partijen die menen dat de loonverhoudingsnorm niet wordt nageleefd, kunnen via de rechtbank een civiele procedure starten dan wel de Inspectie SZW verzoeken om een onderzoek te doen. Ook is er de mogelijkheid om via civiele ketenaansprakelijkheid zoals geregeld in artikel 7:616a BW e.v. het geldende (cao) loon te vorderen. Ik zal ook bij mijn collega-bewindslieden dit onderwerp onder de aandacht brengen. Hierbij zal ik hen ook wijzen op de handreiking over onderscheid tussen contracting en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, zoals uitzending of payrolling. 5
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Arbeidsmarkt van 7 december 2020 beantwoorden?
Ja.
Arbeidsmigranten in verloederde huizen |
|
Jasper van Dijk , Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Verloederde huizen die uitpuilen met arbeidsmigranten»?1
Ik vind het kwalijk dat huurders op welke manier dan ook worden uitgebuit.
Hoe is het mogelijk dat mevrouw Chang, die al tweemaal is uitgeroepen tot Huisjesmelker van het Jaar, haar verhuurpraktijken kan uitvoeren in een andere gemeente nu zij is vertrokken uit Utrecht, waar deze gemeente veel moeite voor heeft moeten doen? Wat gaat u doen om andere gemeenten, zoals Nieuwegein, te waarschuwen voor en te ondersteunen?2 3 4
Het staat personen vrij om een woning te kopen en deze te verhuren zolang als ze zich aan de daarvoor geldende regels houden. Tegelijkertijd zie ik dat de inspanning van gemeenten om malafide verhuurpraktijken aan te pakken, tot een waterbedeffect kan leiden waarbij problemen met eenzelfde verhuurder zich kunnen verplaatsen naar regiogemeenten.
Om te onderzoeken hoe dit waterbedeffect kan worden tegen gegaan, ondersteun ik een regionale pilot van de gemeente Utrecht. In het kader van deze pilot werkt Utrecht samen met regiogemeenten om de aanpak van malafide verhuurpraktijken te regionaliseren. De gemeente Utrecht beschikt over een waardevolle database en er wordt gezocht naar mogelijkheden om daarmee ook de informatiepositie van omliggende gemeenten te versterken. Daarnaast heeft Utrecht in samenwerking met regiogemeenten een regionaal huurteam ingesteld, dat huurders uit deze gemeenten ondersteunt met voorlichting over hun rechten en begeleidt bij eventuele juridische procedures. Ik vind het belangrijk dat ook andere gemeenten de opgedane kennis kunnen benutten. Daarom organiseer ik kennisdeling tussen steden die kampen met soortgelijke problematiek.
Op dit moment is mijn wetsvoorstel in consultatie, waarbij gemeenten de mogelijkheid krijgen om opkoop voor verhuur tegen te gaan. Daarnaast zijn er meerdere instrumenten waarmee gemeenten kunnen handhaven, afhankelijk van hun beleid en invulling van het instrumentarium. In het artikel wordt het bestemmingsplan genoemd. Daarnaast zijn er nog de Woningwet, de Huisvestingswet en eventueel de Wet aanpak woonoverlast, die handvatten geven om op te treden.
Heeft u of hebben verschillende ministeries Maarssenbroek of de gemeente Stichtse Vecht gewaarschuwd voor deze verhuurder dan wel gewezen op bestaande mogelijkheden om huisjesmelkerij te voorkomen en bestrijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u concreet gedaan om deze arbeidsmigranten, andere huurders en de buurt te beschermen?
De handhaving van deze misstanden ligt bij de betrokken gemeenten zelf. Het is dan ook aan deze gemeenten zelf om onderling kennis en informatie op deze terreinen met elkaar uit te wisselen. Zoals blijkt uit mijn antwoord bij vraag 2, helpt de gemeente Utrecht regiogemeenten, waaronder de Stichtse Vecht en Nieuwegein, actief bij het bestrijden van malafide verhuurpraktijken. De gemeenten Stichtse Vecht en Nieuwegein houden de situatie rondom de verhuurder uit het artikel nauwgezet in de gaten. Voor mijn inzet op de problematiek van arbeidsmigranten verwijs ik u graag naar de kabinetsreactie op het advies van het aanjaagteam arbeidsmigranten.
Waarom laat u de verantwoordelijkheid met name bij gemeenten neerkomen, terwijl het overduidelijk is dat zelfs grote gemeenten moeite hebben met het aanpakken van huisjesmelkerij en de huisjesmelker zélf ermee weg kan komen om huurders uit te buiten, huizen te laten verloederen en dit patroon te herhalen in andere gemeenten? Wat doet u concreet om gemeenten te helpen?
Er zijn verschillende initiatieven geweest, nu en in het verleden, om kennis uit te wisselen over de aanpak van malafide pandeigenaren en overlast (Woningwet, Wet aanpak overlast). Mede op basis van het advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten over de huisvesting wordt gewerkt aan een handreiking voor gemeenten. In het kader van de aanpak Goed Verhuurderschap wordt kennisdeling georganiseerd tussen steden, ik zet een eerste stap met de opkoopbescherming en de voorschriften die in het kader van goed verhuurderschap in dat kader daarbij kunnen worden gesteld. Er lopen verschillende pilots en ik blijf in overleg met relevante stakeholders.
Hoe verhouden de terugkerende verhuurpraktijken van mevrouw Chang zicht tot de aanpak «Goed Verhuurderschap»?5
De door u beschreven praktijken kan ik niet scharen onder onder «goed verhuurderschap».
Op welke manier(en) wordt de informatiepositie van alle huurders verbeterd, in plaats van met name internationale studenten? Wat doen u en het kabinet om ook arbeidsmigranten te wijzen op hun (huisvestings)rechten en bezwaarmogelijkheden in ons land?
In het kader van het Actieplan Studentenhuisvesting 2018–2021 is de campagnewebsite wegwijsmetjehuurprijs.nl vertaald naar realaboutrent.nl. Hierop is onder andere informatie te vinden over de huurprijs en de huurcommissie. De site is voor iedereen beschikbaar en de informatie is ook breder bruikbaar dan alleen voor studenten. Specifiek voor arbeidsmigranten is de website workininl.nl opgezet. Deze website is eind november live gegaan. Hierop kunnen arbeidsmigranten informatie vinden over verschillende onderwerpen, zoals huisvesting, vervoer, werk en zorg. De site is vertaald in het Engels, Pools en Bulgaars. Daarnaast hebben sommige gemeenten servicepunten ingericht voor arbeidsmigranten en verkent het Ministerie van BZK of en hoe onder meer RNI-loketten een rol kunnen spelen bij serviceverlening en informatieverstrekking aan arbeidsmigranten.6
Wat doet u of gaat u doen om de leefomstandigheden van zowel hurende arbeidsmigranten als de buurtbewoners te verbeteren samen met de gemeente en hoe ondersteunt u de gemeente daarbij?
Het kabinet zet in op het realiseren van meer locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Hiervoor zijn regio’s samen met werkgevers aan zet. Provincies kunnen daar goed een coördinerende rol in spelen. Vraagstukken van huisvesting spelen immers breder dan in één gemeente en zo wordt voorkomen dat effecten overhevelen naar een andere gemeente. Het rijk ondersteunt gemeenten daarbij, zoals met de 50 mln voor de huisvesting van kwetsbare groepen die in 2020 beschikbaar is gekomen en ook voor 2021 weer beschikbaar is gesteld. Daarnaast zijn er de Versnellingskamers in het kader van Flexwonen, de transformatiefaciliteit en de korting op de verhuurderheffing en ondersteunt het rijk via de verschillende regiodeals en woondeals. In de kabinetsreactie op het tweede advies van het aanjaagteam zal ook hierop nader worden ingegaan.
Waarom richt uw aanpak «Goed Verhuurderschap» zich op kennisdeling tussen grote steden, terwijl dit voorbeeld duidelijk laat zien dat huisjesmelkerij en het uitbuiten van arbeidsmigranten zich niet beperkt tot een grote stad en bent u bereid de kennisdeling en ondersteuning uit te breiden? Kunt u dit antwoord toelichten?
De kennisdeling vindt ook plaats via de openbaar toegankelijke website www.woningmarktbeleid.nl. Daarmee worden de in de pilots opgedane kennis breder gedeeld. Voor wat betreft arbeidsmigranten kom ik zoals gezegd nog met een nieuwe handreiking over het bestaande instrumentarium rondom huisvesting. Die komt voor alle geïnteresseerde gemeenten beschikbaar. In het verleden heb ik ook regiobijeenkomsten georganiseerd voor bijvoorbeeld de handhaving van de Woningwet en het Bouwbesluit. Dit traject is opgevolgd door kennisuitwisseling op het gebied van de leefomgeving via er het platform Handhaving leefomgeving van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland7. Veel ook kleinere gemeenten zijn lid van deze vereniging en kunnen via die weg worden bereikt. Voor de Wet aanpak woonoverlast loopt nog steeds een traject op kennisuitwisseling. Dit wordt gedaan door het CCV.
Bent u bereid om een zwarte lijst van verhuurders, die bij herhaling fout verhuurgedrag hebben vertoond, mogelijk te maken, omdat u wel zwarte lijsten van huurders mogelijk maakt? Zo nee, wat doet u dan om te voorkomen dat malafide verhuurders keer op keer huizen kunnen verhuren, huurders kunnen uitknijpen en buurten kunnen verpesten?
Mede naar aanleiding van de moties Kuiken en Van Oosten8 en het lid Krol9 kijkt het Ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met mijn ministerie naar de mogelijkheden om de aanpak van crimineel vastgoed te verbeteren, waarbij ook gekeken wordt naar mogelijkheden voor zwarte lijsten. De Minister voor Rechtsbescherming zal u in het voorjaar verder informeren over de uitvoering van die moties.
Wat is uw reactie op het rapport van de Commissie Roemer, het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten: «Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan» en kunt u per aanbeveling uit het hoofdstuk «Meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten» aangeven op welke manieren u dit gaat uitvoeren?6
De kabinetsreactie op het tweede advies van het aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten wordt medio december naar uw Kamer gestuurd. In die reactie zal het kabinetsstandpunt worden weergegeven op alle aanbevelingen.
Hoe en op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat het tekort van 150.000 bedden voor arbeidsmigranten op een menswaardige manier wordt opgelost? Kunt u uw antwoord toelichten?7
Zoals benoemd bij vraag 7 zet ik in het op het realiseren van locaties. Verschillende BZK-instrumenten zijn daarbij inzetbaar. Verder verwijs ik graag naar de kabinetsreactie op het tweede advies van het Aanjaagteam. Deze wordt spoedig naar uw Kamer verstuurd.
Hoe en op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat de kwaliteit en betaalbaarheid van huisvesting alsmede de woonbescherming van arbeidsmigranten worden verhoogd? Kunt u uw antwoord toelichten voor zowel nieuwe als bestaande huisvesting?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 7, 10 en 11.
Bent u bereid om gemeenten de mogelijkheid te geven om een verhuurdersvergunning in te kunnen voeren, waarbij de verhuurdersvergunning niet alleen betrekking heeft op eengezinswoningen en verkamering, maar ook op huisvesting op een bedrijfsterrein en vormen van groepshuisvesting? Bent u bereid om hier zo snel mogelijk een wettelijke grondslag voor te creëren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op 6 november stuurde ik u mijn brief over excessen op de huurmarkt. Daarin geef ik het volgende aan: ″Er zijn op dit moment vanuit de pilots geen aanwijzingen dat voor deze aanpak van malafide verhuurders door middel van gemeentelijke verhuurdervergunningen grote juridische belemmeringen bestaan. De pilots wijzen wel uit dat bij verschillende gemeenten onzekerheid heerst over de juridische houdbaarheid van de lokale aanpak. Vanwege onder meer deze onzekerheid hebben gemeenten aangegeven behoefte te hebben aan een specifieke wettelijke grondslag voor de aanpak van de malafide verhuurder.″12 Het Kabinet zal ook op dit punt ingaan in de kabinetsreactie op het tweede advies van het aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Deze reactie zal spoedig naar uw Kamer worden gestuurd.
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden, niet clusteren en de beantwoording voor 16 december a.s. naar de Tweede Kamer sturen?
Ik heb de vragen afzonderlijk beantwoord.
Het bericht 'Misstanden bij koeriers zijn eerder regel dan uitzondering' |
|
Hilde Palland (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA), William Moorlag (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Misstanden bij koeriers zijn eerder regel dan uitzondering»?1
Ja.
Wat vindt u van de aard en de omvang van de misstanden die de Inspectie SZW in de (post)pakkettenbranche heeft geconstateerd? Deelt u de conclusie van de Inspectie SZW dat het in de pakkettenbranche een «bende» is? Zo nee, waarom niet en welke kwalificatie zou u er dan wel aan willen geven?
Ik hecht groot belang aan eerlijk, gezond en veilig werk voor alle werknemers. Dat de Inspectie SZW in zoveel gevallen misstanden heeft geconstateerd in de pakket- en koerierssector, vind ik heel ernstig. De Inspectie houdt met een risicogerichte en programmatische aanpak toezicht op de naleving van arbeidswetgeving om een zo groot mogelijk maatschappelijk effect te bereiken. In het sectorgerichte toezichtprogramma Transport en logistiek is door Inspectie SZW een speciaal project opgezet om eerlijk werk in de pakket- en koerierssector in de gehele keten te bevorderen en misstanden aan te pakken. In dit kader onderzocht de Inspectie de afgelopen anderhalf jaar ruim 80 koeriersbedrijven en onderaannemers. In 2019 en 2020 zijn tot eind oktober van dit jaar 36 boetes opgelegd en waren 33 zaken nog in behandeling. Hieruit blijkt dat de arbeidswetgeving lang niet door alle werkgevers in de sector nageleefd wordt, wat het belang van het inspectieprogramma onderstreept.
In de bijlage bij de signaleringsbrief fraudefenomenen sociale zekerheid2 is ingegaan op de aard van de geconstateerde misstanden in de pakket- en koerierssector. De misstanden hebben betrekking op onderbetaling, ontbrekende of onvolledige urenadministraties en illegale tewerkstelling. In 2019 was bovendien bij 32 van de 150 gecontroleerde bezorgers een vermoeden van uitkeringsfraude. Deze signalen zijn door Inspectie SZW doorgegeven aan gemeenten en UWV.
Kunt u nader ingaan op de geconstateerde misstanden, waaronder de inzet van mensen die een WW-uitkering ontvangen, werknemers zonder geldige verblijfspapieren en schijnconstructies? Hoe kunnen volgens u dergelijke misstanden langdurig, op vrij grote schaal en buiten het zicht van de overheid plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u lacunes in de huidige wet- en regelgeving en/of uitvoeringpraktijk inclusief het toezicht die deze misstanden mogelijk maken en in stand houden? Indien ja, welke? Zo nee, hoe kunnen deze misstanden dan toch op deze schaal plaatsvinden?
De Nederlandse postmarkt kenmerkt zich als een dynamische groeimarkt en is ook in de afgelopen jaren volop in beweging geweest. De grote prijsdruk in deze markt kan leiden tot druk op loonkosten. Het is van belang de ontwikkelingen de komende tijd te volgen. In dit kader zijn onder meer de uitkomsten van gesprekken die gevoerd worden tussen pakketbezorgers en hun onderaannemers van belang (zie ook het antwoord op vraag 7).
Het kabinet heeft de afgelopen periode diverse stappen gezet om het verschil in bescherming tussen verschillende vormen van werk aan te pakken. Het betreft generiek beleid, wat ook van toepassing is op de pakket- en koerierssector. Zo is gekeken naar mogelijkheden om schijnzelfstandigheid tegen te gaan en het onderscheid tussen zelfstandige en onzelfstandige arbeid verder te verkleinen en te verhelderen.
Daarnaast blijft toezicht en handhaving in deze sector aangewezen. De gesignaleerde risico’s en misstanden hebben immers betrekking op overtreding van wet- en regelgeving. Zoals ook in het antwoord op vraag 2 en 3 aangegeven, wordt de arbeidswetgeving lang niet door alle werkgevers in de pakket- en koerierssector nageleefd. De Inspectie SZW zal in 2021 extra inzetten op de bevordering van naleving van de arbeidswetgeving in de pakket- en koerierssector. Daarbij worden verschillende toezichtsinstrumenten ingezet. De Inspectie confronteert daarbij onder andere grote opdrachtgevers in de pakketbezorging met bevindingen over wat zich feitelijk binnen hun keten afspeelt. Dat doet zij door met alle grote marktpartijen het gesprek aan te gaan, te signaleren wat wordt aangetroffen en hen aan te zetten tot betere interne beheersprocessen. De Inspectie is in 2020 met deze strategie gestart en vervolgt deze in 2021. Hiermee wordt beoogd dat opdrachtgevers uiteindelijk alleen met eerlijke bedrijven in zee gaan. Het effect van deze aanpak is groter dan bij het alleen controleren van individuele pakketbezorgers. Aan de hand van een evaluatie in 2022 van het toezichtsproject van de Inspectie in de pakket- en koerierssector kan worden bepaald of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om eerdergenoemde misstanden structureel tegen te gaan, door de overheid en door pakketvervoerders en koeriersbedrijven zelf? Bent u bereid maatregelen te gaan nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent of gaat u met de grote pakketvervoerders, (onderaannemende) koeriersbedrijven en vakbonden in gesprek over de constateringen van de Inspectie SZW en hun beleving daarvan? Indien ja, op welke termijn en wat moet de concrete uitkomst van dat gesprek worden?
Het kabinet hecht veel waarde aan het bevorderen van eerlijk, gezond en veilig werk, een onderwerp dat ook regelmatig met werkgevers- en werknemersorganisaties wordt besproken.
Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag, spreekt de Inspectie SZW in het kader van haar toezichtstaak daarnaast ook opdrachtgevers aan op hun verantwoordelijkheid voor eerlijk werk in de hele keten.
Deelt u de mening dat in de pakkettenbranche sprake is van een «race to the bottom», waarin de grote pakketvervoerders hun onderaannemers alsmaar lagere, niet langer kostendekkende stoptarieven rekenen? Indien ja, welke gevolgen heeft dit voor deze branche? Zo nee, waarom niet?
De tarieven die marktpartijen onderling aan elkaar in rekening brengen komen tot stand op basis van marktprikkels. De overheid schept generieke kaders en ziet toe op de naleving van arbeidswetgeving en van de mededingingswet. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers om aanvullend op de geldende wet- en regelgeving afspraken te maken over, en elkaar aan te spreken op de voorwaarden en omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht. Daarbij dient de werkgever signalen van werknemers over de ervaren arbeidsomstandigheden en de wens om deze te verbeteren serieus te nemen.
Betrokken partijen melden dat zij veelvuldig met elkaar in overleg zijn over onder andere de bezorgtarieven en het zogenaamde «stoptarief». De Belangenvereniging voor Pakket Distributie heeft aangeven een civiele procedure te overwegen als deze gesprekken onvoldoende opleveren.
Acht u de Inspectie SZW voorlopig voldoende in staat om langlopende onderzoeken als naar de (post)pakkettenbranche te blijven uitvoeren, gegeven de impact van de coronacrisis op het werk van de Inspectie SZW? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u voor afdoende capaciteit bij deze inspectie zorgen?
Ja. Corona heeft daarop naar verwachting geen grote impact. Het programma in deze sector betreft het doel «eerlijk werk». Het leeuwendeel van de uitbreiding van de inspectie voor dat doel, vindt de komende jaren plaats. Na afronding van die uitbreiding kan bezien worden of de capaciteit toereikend is voor onder andere de doelen in de sector transport en logistiek.
In het regeerakkoord 2017–2021 is 50 miljoen euro vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW, conform het Inspectie Control Framework (ICF). Hiermee wordt erkend dat handhaving een randvoorwaarde is voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. In onder meer de Begrotingen SZW 2018 t/m 2021, diverse brieven aan uw Kamer en in de jaarverslagen en Jaarplannen van de Inspectie SZW zijn de met deze extra middelen te behalen doelen verwoord. Eén van de doelen is een verdubbeling van de inspectiedekking op oneerlijk werk de komende jaren. Alle toezichtprogramma’s die zijn gericht op de bevordering van eerlijk werk, waaronder het toezichtprogramma Transport en Logistiek, worden met gebruikmaking van de extra middelen uitgebreid.
In de brief bijstelling Jaarplan 2020 Inspectie SZW beschrijft de Inspectie de aanpassing van voorgenomen activiteiten in 2020 in verband met COVID 19. Daarbij is gekeken naar de impact die het met voorrang behandelen van COVID-19 gerelateerde meldingen heeft (gehad) op de behandeling van andere meldingen. De voorlopige verwachting daarbij is dat onder meer de te behalen ICF-indicator voor eerlijk werk onverminderd relevant is en niet in belangrijke mate wordt geraakt.3
Kunt u aangeven in welke mate op dit moment, binnen de kaders van het tijdelijke handhavingsbeleid, wordt gehandhaafd op gevallen van kwaadwillendheid bij zelfstandigheid, waarvoor extra capaciteit is vrijgemaakt bij de Belastingdienst? In hoeverre richt de Belastingdienst zich daarbij ook op de pakkettenbranche?
De Belastingdienst houdt toezicht op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen. In de Kamerbrief «Voortgangsrapportage toezicht arbeidsrelaties» d.d. 16 november jl.4 is aangegeven dat de Belastingdienst – indien een arbeidsrelatie ten onrechte niet als dienstbetrekking is aangemerkt en er geen loonheffingen zijn afgedragen – binnen de kaders van het handhavingsmoratorium handhaaft bij kwaadwillendheid of wanneer aanwijzingen van de Belastingdienst niet binnen redelijke termijn zijn opgevolgd. In deze brief is tevens aangegeven dat tot nog toe geen kwaadwillendheid is vastgesteld. Voor het vaststellen van kwaadwillendheid geldt een zware bewijslast. Indien kwaadwillendheid wel bewezen kan worden, zal daarop gehandhaafd worden. Pakketbezorgers zijn onderdeel van het reguliere individuele toezicht door de Belastingdienst. De wijze van toezicht wordt daarbij afgestemd op de relevante risico’s en het bijbehorende gedrag van een belastingplichtige.
Het bericht 'Ophef over lokale quota voor huisvesting arbeidsmigranten' |
|
Steven van Weyenberg (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ophef over lokale quota voor huisvesting arbeidsmigranten»?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Wat vindt u ervan dat gemeenten eigen regels maken, waaronder het instellen van quota, om de huisvesting van arbeidsmigranten te beperken? Wat vindt u van de lezing van jurist en immigratierecht onderzoeker Gerrie Lodder en hoogleraar Europees Migratierecht Tesseltje de Lange van de Radboud Universiteit dat dit in strijd is met Europees recht, omdat volgens de Europese Verordening voor het vrije verkeer van werknemers «alle rechten en voordelen van nationale werknemers inzake huisvesting» voor alle werknemers in de EU gelden», en specifiek beleid gericht op de beperking van huisvesting van arbeidsmigranten daarmee dus in strijd is? Kunt u in uw antwoord toelichten waarom u het hiermee eens of oneens bent? Gaat u de gemeenten aanspreken op hun beleid? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten mogen hun eigen beleid maken en eigen regels formuleren. Vanzelfsprekend moeten ook gemeenten zich houden aan de Europeesrechtelijke kaders. De huisvesting van arbeidsmigranten beperken door middel van het instellen van quota die specifiek op deze groep gericht zijn, staat op gespannen voet met het vrij verkeer van Unieburgers dat geen onderscheid naar nationaliteit toestaat. Daarnaast geniet een werknemer die onderdaan is van een lidstaat en die op het grondgebied van een andere lidstaat is tewerkgesteld, alle rechten en alle voordelen die aan de nationale werknemers inzake huisvesting zijn toegekend2. Vanuit de ministeries van SZW en BZK zal contact opgenomen worden met de VNG.
Hoe verhoudt dit lokale beleid zich in bredere zin tot het Europese recht op gelijke behandeling van alle werknemers en zelfstandigen in de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de problemen omtrent de huisvesting van arbeidsmigranten die wel degelijk bestaan, op deze manier niet fatsoenlijk worden opgelost en een andere manier hiervoor gevonden moet worden? Wat kan u nog meer doen om bestaande problemen op te lossen, zonder de mogelijkheden voor arbeidsmigranten en hun werkgevers onnodig te beperken wanneer zij zich netjes aan de regels houden?
Ik ben van mening dat de door gemeente gebruikte vorm van een quotum voor arbeidsmigranten niet de oplossing biedt voor de problematiek rondom de huisvesting. Deze aanpak zal een tekort daarin alleen maar in hand werken en kan bovendien ook zorgen voor waterbedeffecten.
Om het tekort in huisvesting aan te pakken, zet de Minister van BZK in op regionale afspraken en regionaal beleid voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Met provincies wordt samen gekeken hoe zij hun coördinerende rol kunnen pakken. Hiernaast zet de Minister van BZK in op het realiseren en stimuleren van meer huisvesting voor arbeidsmigranten via de woondeals en regiodeals, de stimuleringsaanpak flexwonen, korting op de verhuurderheffing voor tijdelijke woningen en de 50 miljoen euro voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen die deze zomer beschikbaar is gesteld in het kader van het doorbouwplan. Voor arbeidsmigranten worden met de 50 miljoen euro ca. 4.700 woningen/woonplekken gerealiseerd.3 Voor 2021 wordt opnieuw 50 miljoen euro vrijgemaakt.4
Welke rol kan de Commissie Roemer, die advies geeft over de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten, nog spelen om de bestaande problematiek op een verstandige manier op te lossen, zonder de mensen die zich aan de regels houden te belemmeren?
Het advies van het Aanjaagteam van 30 oktober jl. geeft ook een aantal aanbevelingen voor meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten. Daarbij worden ook een aantal partijen aangesproken. Ook in het eerste advies van het Aanjaagteam zijn op dit punt een aantal aanbevelingen gedaan. Het kabinet is hiermee aan de slag en zal medio december daarover de TK informeren.
Schijnconstructies en wanpresterende uitzendbureaus |
|
Jasper van Dijk , Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Veka Shipyard in Lemmer wacht miljoenenclaim na vonnis over onderbetaling van Roemenen»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Constructies die ertoe leiden dat werknemers te weinig krijgen betaald, zijn niet toegestaan en vind ik eveneens onwenselijk. Buitenlandse onderaannemers die hun werknemers in Nederland te werk stellen moeten zich houden aan de harde kern van arbeidsvoorwaarden in de van toepassing zijnde cao. Op grond van de ketenaansprakelijkheid (artikel 7:616a e.v. BW) kunnen zij bovendien ook worden aangesproken om de door hen ter beschikking gestelde werknemers een correct loon te betalen. Het oprichten van een buitenlandse onderaannemer kan niet worden voorkomen. Op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers kan echter wel worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is van grensoverschrijdende detachering, of dat er sprake is van een postbusfirma of van schijndetachering.
Wat vindt u van de door Veka Shipyard gehanteerde schijncontructie, namelijk het oprichten van buitenlandse onderaannemers om werknemers minder te betalen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel lang heeft geduurd, aangezien FNV deze zaak al in 2015 heeft aangekaart en het dus vijf jaar heeft geduurd voordat is vastgesteld dat er sprake is van onderbetaling?
Vanaf het moment dat FNV haar eerste verzoek tot het instellen van een onderzoek heeft ingediend bij de Inspectie SZW, namelijk op 28 september 20152, heeft het inderdaad ongeveer vijf jaar geduurd voordat een rechter een oordeel heeft gegeven over deze zaak. Ik begrijp dat het voor de betrokken arbeidskrachten lastig is dat zij gedurende deze periode in onzekerheid hebben gezeten. Een dergelijk oordeel komt echter niet zomaar tot stand en daar is dus ook tijd mee gemoeid. De onderzoeken die door de Inspectie SZW zijn uitgevoerd naar aanleiding van de verzoeken d.d. 28 september 2015 en 11 juli 20163 hebben mijns inziens niet onredelijk lang geduurd. De Inspectie SZW heeft haar eerste onderzoek afgerond in juli 2016 en het tweede onderzoek in december 20174. Over de resterende periode die nodig is geweest om tot een uitspraak te komen, kan ik geen oordeel geven.
Bent u bereid iets te doen, bijvoorbeeld door een boetebeding op te nemen in Artikel 8 vd Waadi aangezien de naleving van de cao bij sociale partners ligt terwijl deze zaak aantoont dat de instrumenten die daarbij ter beschikking gesteld worden, beperkt zijn?
Zoals in de vraag al wordt opgemerkt, ligt de naleving van de cao primair bij de partijen die deze afsluiten, namelijk sociale partners. De Inspectie SZW ondersteunt sociale partners bij het toezicht op de naleving van de cao-voorwaarden, onder meer door op verzoek onderzoek te doen naar naleving van artikel 10 van de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet avv) en van de loonverhoudingsnorm als bedoeld in artikel 8 en 8a van de Wet allocatie van arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Betrokkenen kunnen, mede op grond van bevindingen van de Inspectie SZW, bij de rechter een civiele procedure starten. In het vierde rapport van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (BMH) van 22 april jl.5 en de Technische uitwerking van het advies van de Commissie Regulering van werk6 die op 15 juli jl. aan de Tweede Kamer is verzonden worden suggesties gedaan hoe de naleving kan worden aangescherpt waardoor er meer mogelijkheden zijn om gelijk loon voor gelijk werk af te dwingen, en werkgevers te prikkelen het juiste loon te betalen. In het vierde rapport van de BMH wordt de mogelijkheid beschreven van een bestuurlijke boete bij overtreding van de loonverhoudingsnorm in artikel 8 en 8a Waadi (p. 86 e.v.). Verder wordt de optie beschreven dat een werknemer aanspraak maakt op een verhoging van het niet of te laat ontvangen loon wegens vertraging met een maximum van 300% van het loon in plaats van de huidige 50% (p. 57 e.v.). In de Technische uitwerking van het advies van de Commissie Regulering van werk wordt beschreven hoe de publieke collectieve actie voor de Waadi zou kunnen worden ingevoerd (p. 80 e.v.). Hierdoor zou de Inspectie SZW de mogelijkheid hebben om proactief een collectieve actie in te stellen om naleving van de loonvordering en vervangende schadevergoeding te vorderen. In de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Borstlap7 heeft het kabinet aangegeven dat eventuele wettelijke aanpassingen op dit vlak – gelet op de brede, samenhangende discussie over het rapport van de commissie – aan een volgend kabinet zijn.
Wat onderneemt u tegen het feit dat de schadevergoeding die Veka als gevolg van de uitspraak moet betalen aan FNV, in geen verhouding staat tot het achterstallige loon dat niet is betaald, waardoor het verdienmodel zeer lucratief blijft?
Zie antwoord vraag 4.
Wat onderneemt u om het probleem te ondervangen dat de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) zo is ingericht dat individuele werknemers zelf een loonvordering moeten instellen, ook als de onderbetaling al is vastgesteld (zoals in de zaak FNV/Veka) en dit in het geval van arbeidsmigranten – zeker na vijf jaar – lastig is te realiseren, zodat arbeidsmigranten betere bescherming krijgen alsmede het loon waar ze recht op hebben?
Op grond van artikel 3:305a BW hebben vakbonden de mogelijkheid om een collectieve actie in te zetten voor werknemers. Op dit moment is het voor vakbonden niet mogelijk om, naast het eisen van schadevergoeding voor werknemers, een collectieve loonvordering in te stellen waardoor ook na een uitspraak van de rechter op grond van artikel 3:305a BW de werknemer zelf kenbaar moet maken dat deze uitbetaling wenst van het verschuldigde loon. Ik heb begrip voor het verzoek van vakbonden om een collectief vorderingsrecht in te voeren, zeker gezien de kwetsbare positie van arbeidsmigranten. Zoals ik u ook bij de evaluatie van de WAS heb gemeld9, is dit juridisch gezien echter lastig te realiseren. Met het oog op een behoorlijk proces moet de werkgever het recht hebben om zich te kunnen verweren tegen een vordering. Dit wordt heel lastig als niet duidelijk hoeft te worden gemaakt op welke werknemers een vordering ziet.
Bij de evaluatie van de WAS en het AO Arbeidsmarktbeleid van 15 januari 2020 is wel toegezegd een verkenning uit te voeren naar het verruimen van de mogelijkheden voor vakbonden om op te treden voor collectieven van individuele werknemers. Helaas moet ik u mededelen dat deze verkenning, vanwege de drukte op verschillende andere dossiers en de coronacrisis, nog niet is afgerond.
Dit betekent echter niet dat er minder prioriteit wordt gegeven aan de aanpak van schijnconstructies in algemene zin. Zo leveren verschillende recent genomen maatregelen een bijdrage aan de aanpak van schijnconstructies, waaronder de implementatie van de herziene detacheringsrichtlijn en de inwerkingtreding van de meldingsplicht ten aanzien van gedetacheerde werknemers. Daarnaast is het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten ingesteld10, onder leiding van Emile Roemer, dat zich heeft ingezet voor eerlijk, gezond en veilig werk voor arbeidsmigranten.
Hoe staat het met de uitvoering van de op 30 januari 2020 aangenomen motie van de leden Smeulders en Palland om het mogelijk te maken dat ook vakbonden in naam van werknemers de WAS kunnen inschakelen opdat zij kunnen optreden voor collectieven van individuele werknemers?2
Zie antwoord vraag 6.
Hoeveel bedrijven in Nederland hanteren vergelijkbare schijnconstructies als het veroordeelde bedrijf?
Schijnconstructies worden vaak pas zichtbaar wanneer de Inspectie SZW op verzoek onderzoek heeft gedaan naar een vermeende schijnconstructie en/of een rechter daar een oordeel over heeft gegeven. Een gedeelte van de rechterlijke uitspraken – waaronder ook de zaken waarbij achterstallig loon wordt gevorderd – wordt gepubliceerd. Daarnaast maakt de Inspectie SZW overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag openbaar. Het is op basis van deze informatie niet mogelijk om aan te geven hoe vaak er in Nederland vergelijkbare schijnconstructies worden gehanteerd als bij het veroordeelde bedrijf. Wel is duidelijk dat veel vormen van schijnconstructies en vormen van fraude complex zijn en vragen om een multidisciplinaire en vaak ook een grensoverschrijdende aanpak. Zo is de landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) een belangrijk knooppunt voor informatie-uitwisseling en het (projectmatig) uitzetten van gezamenlijke acties.11
Wat onderneemt de Inspectie SZW tegen dit soort schijnconstructies? Hoe vaak worden (preventieve) controles uitgevoerd?
De Inspectie SZW heeft voor de aanpak van Schijnconstructies een programma ingericht. Een onderdeel van dit programma betreft de ondersteuning van sociale partners bij hun toezicht op de naleving van cao-voorwaarden. Daarvoor is een speciaal team ingesteld dat onder andere de onderzoeken doet in het kader van de naleving van de loonverhoudingsnorm als bedoeld in artikel 8 en 8a van de Waadi. Dergelijke onderzoeken op grond van de Waadi worden alleen op verzoek van een belanghebbende uitgevoerd. Hoe vaak hangt dus af van het aantal verzoeken dat de Inspectie daartoe ontvangt. Het uitgangspunt is dat dergelijke verzoeken in beginsel altijd in behandeling worden genomen. Vanaf de start van het team zijn er vanaf 2015 tot heden ca. 120 onderzoeken i.v.m. vermeende constructies uitgevoerd. Dit aantal omvat ook de onderzoeken die desgevraagd op grond van artikel 10 van de Wet avv zijn uitgevoerd. De Inspectie SZW rapporteert haar bevindingen omtrent de specifieke situatie aan de verzoekende partij die daarmee vervolgens zo nodig civielrechtelijk nakoming kan afdwingen. De Inspectie registreert bij deze ondersteunende taak voor sociale partners geen gegevens over de omvang van de onderneming(en) of het aantal werknemers. Wel rapporteert de Inspectie jaarlijks via het reguliere Jaarverslag over de behaalde resultaten.
Naast de bovenvermelde onderzoeken Waadi en wet AVV – worden in het programma ook andere onderzoeken uitgevoerd naar schijnconstructies, doorgaans met vaststelling van overtredingen van de arbeidswetgeving waarop de inspectie SZW toeziet (o.a. Wet minimumloon, Wet arbeid vreemdelingen, Arbeidstijdenwet, Wagweu). Het gaat daarbij om diverse situaties zoals oneigenlijk gebruik van stagiaires die voor een kleine vergoeding regulier werk moeten verrichten, te lange werktijden, illegale tewerkstelling en schijn-arbeid(srelaties) waarbij werknemers worden gepresenteerd als zelfstandigen, gefingeerde dienstverbanden, ongeoorloofde inhoudingen op het loon etc. Ook over deze resultaten rapporteert de Inspectie jaarlijks in haar Jaarverslag. Bij constructies, overtredingen of misstanden die niet op het terrein van de Inspectie liggen, doet de Inspectie SZW altijd melding bij andere diensten zoals UWV, Belastingdienst, gemeenten, of andere Rijkstoezichthouders.
Bij hoeveel bedrijven zijn de afgelopen jaren schijnconstructies blootgelegd door de Inspectie SZW? Om hoeveel werknemers ging het en wat is hun nationaliteit? Hoeveel inkomsten zijn zij als gevolg van deze schijnconstructies misgelopen?
Zie antwoord vraag 9.
Gaat u dit soort schijnconstructies en onderbetaling met alle mogelijke middelen bestrijden?
De aanpak van schijnconstructies en onderbetaling heeft de aandacht van het kabinet. Zoals reeds beschreven in de antwoorden op de vragen 4 tot en met 7 worden in het vierde rapport van de BMH en de Technische uitwerking van het advies van de Commissie Regulering van werk suggesties gedaan met betrekking tot het aanscherpen van de naleving van de cao en de loonverhoudingsnorm, maatregelen getroffen tegen schijnconstructies door middel van implementatie van de herziene detacheringsrichtlijn en inwerkingtreding van de meldingsplicht en mogelijkheden verkend om de rol van de vakbonden te versterken op het gebied van collectieve acties.
Gaat u ook op Europees niveau aandringen op het tegengaan van dit soort schijnconstructies en premieshoppen?
Het fingeren van situaties om premievoordelen te bereiken, bijvoorbeeld als het gaat om werkgevers die gebruik maken van postbusondernemingen, moet uiteraard worden voorkomen. Het tegengaan van premieshoppen is complex omdat het vaak gepaard gaat met het achterhouden of fingeren van situaties. In mijn brief aan de Kamer over A1-verklaringen en premieshoppen van 7 juli 202012 heb ik mijn inzet tegen premieshoppen toegelicht. Ik blijf mij in lijn met de motie van de leden Van Dijk (PvdA) en Smeulders (GroenLinks)13 in Europees verband inzetten om premieshoppen tegen te gaan. Bijvoorbeeld door mij bij de herziening van Verordening (EG) 883/2004 in te zetten voor een voorafgaande verzekering van 3 maanden in de zendende lidstaat. Dit verzekert de binding met het zendende land en maakt direct doordetacheringen moeilijker. Daarnaast kunnen de ELA en de meldingsplicht van de WagwEU van toegevoegde waarde zijn bij het opsporen van schijnconstructies. Van belang is dat de feitelijke werkgever bepalend is en niet de werkgever op papier.
Wat is uw oordeel over het bericht «Verplicht vergunning voor uitzendbureaus in strijd tegen belabberde huisvesting»?3
Ik herken veel van de problemen die aangestipt worden in het bericht. Hoewel dergelijke problemen zich al een langere tijd afspelen op de arbeidsmarkt, zijn een aantal daarvan pijnlijk zichtbaar geworden door de coronacrisis. Dit is ook aanleiding geweest om het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten in het leven te roepen. Het Aanjaagteam geeft in het advies «Geen tweederangsburgers» niet alleen aanbevelingen voor de uitzendbranche, maar ook over meer en betere huisvesting.15 Het kabinet komt medio december met een reactie op deze aanbevelingen.
Erkent u dat het toezicht op de huisvesting en arbeidsomstandigheden zeer onoverzichtelijk en verbrokkeld is, waardoor er veel te weinig gebeurt aan misstanden?
Goed toezicht en goede handhaving is essentieel om naleving van de regelgeving te bevorderen en misstanden tegen te gaan. Toezicht moet wel altijd als sluitstuk van de regelgeving worden gezien. De Inspectie SZW houdt toezicht op de arbeidswetgeving. Toezicht op de huisvestingsverordening en het bouwbesluit ligt bij gemeenten. Daarnaast is een deel van de huisvesting voor arbeidsmigranten gecertificeerd met het SNF of AKF keurmerk gecertificeerd. Deze locaties worden door de keurmerken gecontroleerd.
Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten is vrijdag 30 oktober 2020 met een tweede advies gekomen, waarin zij ook voorstellen doet om toezicht en handhaving te verbeteren, waaronder ook de samenwerking. Het kabinet komt medio december met een reactie op deze adviezen.
Deelt u de mening dat een vergunningplicht voor uitzendbureaus noodzakelijk is om een eind te maken aan wanpresterende uitzendbureaus?
Hoewel ik niet van mening ben dat een vergunningplicht voor uitzendbureaus per se noodzakelijk is, ben ik er wel van overtuigd dat het nodig is om het lastiger te maken voor malafide ondernemers om een uitzendbureau in stand te houden en om vluchtig ondernemerschap tegen te gaan. Daarom heb ik in mijn brief aan uw Kamer van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten toegezegd dat het kabinet in samenspraak met sociale partners aanvullende eisen zal stellen aan Nederlandse en buitenlandse uitzendbureaus. Hiernaast heeft het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten onlangs een reeks aanbevelingen uitgebracht die voor een betere beheersing van de uitzendbranche zouden moeten zorgen. In haar reactie hierop zal het kabinet onder meer een toelichting geven op de vervolgstappen met betrekking tot de extra maatregelen voor de uitzendsector.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie aangenomen juni 2020, om dit te realiseren?4
In de betreffende motie wordt de regering verzocht om met voorstellen te komen om malafide uitzendondernemingen tegen te gaan, in het bijzonder een drietal verzoeken. Twee van de verzoeken betreffen respectievelijk een waarborgsom van circa € 100.000 voor uitzendondernemingen en afdwingbare kwaliteitseisen aan uitzendondernemers. Ook het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten heeft soortgelijke voorstellen gedaan in de tweede set aanbevelingen. In de komende kabinetsreactie gaat het kabinet daar uitgebreider op in. Het laatste verzoek in de betreffende motie gaat over een effectief civielrechtelijk bestuursverbod voor malafide uitzendondernemers.
In de Kabinetsreactie van 3 juli 2020 op de eerste set aanbevelingen van het aanjaagteam17 is aangegeven dat verkend wordt of een bestuursrechtelijk bestuursverbod mogelijk is, dat effectief is voor het domein van de arbeidswetten. Daarin is ook gezegd dat deze verkenning zich richt op de langere termijn. Daarom zet het kabinet ook in op maatregelen voor de korte termijn, door de bestaande regelgeving beter te benutten.
Eén daarvan is het stimuleren van civielrechtelijke bestuursverboden. Het civielrechtelijk bestuursverbod bestaat sinds 1 januari 2016. In maart van dit jaar is hiertoe een pilot gestart waarin de Inspectie SZW samenwerkt met het veelplegersteam van de Belastingdienst. Daarin worden zaken geselecteerd waarin zowel de arbeids- als de belastingwetgeving wordt overtreden. Het gaat om procedures waarbij een curator een verzoek om een civielrechtelijk bestuursverbod doet bij de rechter. Er is een budget vrijgemaakt waaruit deze procedures worden bekostigd. Sinds de start van deze pilot is in ieder geval in vier zaken een procedure gestart en wordt in een aantal zaken een procedure voorbereid. De doorlooptijd van de procedures is mede afhankelijk van behandeling door de rechter. Er zijn op dit moment nog geen procedures afgerond.
De toenemende agressie richting zorgmedewerkers en anderen door de coronamaatregelen |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jeroen Bosch Ziekenhuis begint campagne tegen corona-agressie»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat zorgmedewerkers in toenemende mate geconfronteerd worden met verbale agressie en intimidatie op de werkvloer? Zo ja, speelt deze problematiek ook in andere ziekenhuizen dan het Jeroen Bosch Ziekenhuis?
Ik herken de signalen uit het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Hoewel ik niet over recente cijfers beschik, is agressie op veel plekken het gesprek van de dag. Het kwam ook geregeld terug tijdens de bezoeken en gesprekken die ik de afgelopen weken aan ziekenhuizen heb gebracht.
Bent u het ermee eens dat het onaanvaardbaar is dat zorgverleners, die in deze tweede golf opnieuw dag en nacht voor ons klaar staan, slachtoffer worden van agressie in welke vorm dan ook?
Ik begrijp dat het verplaatsen van een patiënt of het beperken van bezoekuren kan leiden tot teleurstelling en frustratie van familieleden en naasten. Maar deze emoties mogen nooit gepaard gaan met agressie tegen zorgmedewerkers. Dit is te allen tijde onaanvaardbaar.
Beschikt u over aanwijzingen en/of gegevens dat bedoelde agressie leidt tot het uitvallen van vaak toch al oververmoeide zorgverleners waardoor de zorg nòg meer onder druk komt te staan? Deelt u de mening dat ook dàt onaanvaardbaar is?
Ik beschik niet over gegevens dat bedoelde agressie leidt tot het uitvallen van zorgverleners. Ik kan me echter wel voorstellen dat dit gebeurt. Ik deel de mening dat ook dit onaanvaardbaar is.
Ziet u voor het kabinet c.q. uzelf een rol weggelegd bij het beteugelen en voorkomen van dergelijk onacceptabel gedrag richting zorgverleners (en anderen die de maatregelen tegen corona uitvoeren)?
Ik ga de ondersteuning aan zorgmedewerkers en zorgwerkgevers intensiveren met een branchegerichte aanpak voor veilig werken in de zorg. Er is brede steun van sociale partners voor een branchegerichte aanpak, zo bleek in een bestuurlijk overleg hierover op 2 november jl. Deze aanpak is gericht op preventie en ondersteuning en bescherming van medewerkers. De eerste stap is het in kaart brengen van de behoefte van zorgverleners zelf als het gaat om ondersteuning. Deze peiling geeft input om heel gericht, en op basis van behoefte, nieuwe en bestaande aanpakken tegen agressie verder te brengen en op te schalen. Voor een effectieve aanpak wil ik goed aansluiten op succesvolle initiatieven. Ik kijk daarom goed wat in afzonderlijke branches nodig is en al loopt. De ziekenhuizen kennen bijvoorbeeld de aanpak «Veilige Zorg» en de gehandicaptenzorg «In dialoog».
Ik heb daarnaast met de Minister van Justitie en Veiligheid afgesproken dat we samen optrekken waar het gaat om agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak. Zo heeft de Minister van JenV recent een taskforce tegen agressie en geweld tegen hulpverleners in het leven geroepen. Deze taskforce richt zich in ieder geval op het vergroten van de bewustzijn dat agressie en geweld tegen hulpverleners niet acceptabel is. We zien in de zorg dat de stap om aangifte te doen vaak nog groot is. Ook hierop hebben de Minister van JenV en ik afgesproken de samenwerking te zoeken om tot verbetering te komen daarin.
Ongeacht dit alles, wil ik benadrukken dat het gesprek over agressie met collega’s en leidinggevenden, en het aanspreken van patiënten, cliënten en hun naasten op agressief gedrag, vooral ook moet plaats vinden op de werkplek. Een zorgverlener moet zich veilig voelen om agressie ter sprake te brengen, en zich gesteund voelen door de organisatie wanneer agressief gedrag plaatsvindt.
Bent u bereid het op te nemen voor zorgverleners (en bedoelde andere werknemers) door bijvoorbeeld in een landelijke publiekscampagne (nog eens) duidelijk te maken dat agressie op welke manier dan ook richting zorgverleners en anderen absoluut onaanvaardbaar is?
Zie antwoord vraag 5.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de verschillende series vragen over de gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie (28 april, 1 april en 19 maart)?1
Ja.
Wat is het algemene beeld van de situatie van mensen die in de prostitutie werken, in het bijzonder sinds de instelling van de gedeeltelijke lockdown?
Onlangs heeft het Verwey-Jonker Instituut een rapport gepubliceerd van het onderzoek dat gedaan is naar de impact van de coronacrisis op sekswerk in regio Hart van Brabant.2 Volgens het onderzoek zijn sekswerkers voor wie sekswerk het hoofdinkomen is, in zwaar weer terecht gekomen. Tijdens de lockdown hebben sommige sekswerkers besloten door te werken, met name met vaste klanten. Enkele sekswerkers zijn volledig overgestapt naar online werken. Voor een nadere toelichting op de impact van de coronacrisis op sekswerk verwijs ik u naar het rapport van het Verwey-Jonker Instituut.
Hoe is, in de keuze om prostitutie momenteel door te laten gaan, het belang van de gezondheid van de personen die werken in de prostitutie meegewogen?
Als onderdeel van de door het kabinet aangekondigde strengere maatregelen geldt met ingang van 15 december 2020 een verbod op het uitoefenen van een niet-medisch contactberoep. Daaronder valt ook prostitutie.
Op welke wijze wordt invulling gegeven aan de registratieplicht voor contactberoepen waar het de prostitutie betreft? Klopt onze indruk dat dit momenteel niet gebeurt en dat het ook voorstelbaar is dat dit in deze branche niet op de korte termijn gaat gebeuren?
Op dit moment is registratie niet aan de orde, omdat seksinrichtingen gesloten zijn en er een verbod is op het uitoefenen van niet-medisch contactberoepen.
Wanneer contactberoepen weer toegestaan zijn, dan is de registratie van naam en contactgegevens bedoeld om de GGD in staat te stellen contact op te nemen, mocht een besmetting hebben plaatsgevonden. Hoe meer en eerder contacten in beeld zijn, hoe sneller en efficiënter de GGD zijn werk kan doen, en hoe sneller ingrijpen mogelijk is. Het is dan ook in het belang van de klant om de juiste gegevens achter te laten. Dit is echter geen verplichting voor beroepen zoals prostitutie, waar dit omwille van het op een gepaste wijze uitoefenen van het beroep, of omwille van de veiligheid of welzijn van betrokkenen onwenselijk kan zijn.
Welke andere mogelijkheden zijn er om de gezondheid van mensen die werken in de prostitutie te beschermen, bijvoorbeeld middels een geanonimiseerde registratie van bezoekers? Kunt u hierbij ook aangeven welke keuzes andere landen, zoals bijvoorbeeld Duitsland, hierin maken?
Omwille van de veiligheid of het welzijn van de mensen die werken in de prostitutie kan het onwenselijk zijn om verplicht een registratie van naam en contactgegevens bij te houden van bezoekers. Het is dan ook aan de klant om deze gegevens, al dan niet geanonimiseerd, te verstrekken wil hij/zij benaderd kunnen worden in het kader van bron en contactonderzoek. In Duitsland wordt op het niveau van de verschillende deelstaten dit beleid vormgegeven; er kan dan ook niet in het algemeen aangegeven worden hoe dit registratiebeleid eruit ziet. Ook is momenteel vanwege het aantal besmettingen in sommige deelstaten het aanbieden van prostitutiedienstverlening in het geheel verboden. Echter, voordat dit verbod in is gegaan kende de deelstaat Nedersaksen een registratieverplichting waarbij er een identificatiebewijs met foto overlegd moest worden. De deelstaat Noordrijn-Westfalen kende, voor het algemeen verbod op prostitutie ook een registratieverplichting waarbij het tijdstip van het contact, de naam, het adres en de telefoonnummer van de klant voor vier weken bewaard diende te worden.
Welke ondersteuning is er voor mensen in de prostitutie die om begrijpelijke redenen op dit moment niet willen werken, bijvoorbeeld omdat zij een kwetsbaar familielid hebben of het simpelweg voor zichzelf te risicovol vinden? Is deze ondersteuning ook toegankelijk voor mensen die niet als ZZP’er geregistreerd zijn of werken middels opting-in?
Het steun- en herstelpakket is verlengd tot 1 juli 2021. Sekswerkers kunnen net als anderen gebruik maken van de bestaande regelingen. Indien zij aan de criteria van de regeling voldoen kunnen ze aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), een Werkloosheidsuitkering (WW) of als vangnet de algemene bijstand. Gelet op de voorwaarden voor de Tozo is deze ondersteuning niet toegankelijk voor niet-zzp’ers, waaronder ook sekswerkers die volgens de opting in werken.
Speciaal voor huishoudens die nu tussen de wal en het schip vallen, willen we met de TONK (Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten) een ruimere toegang tot het instrument van de bijzondere bijstand bieden. SZW en gemeenten zijn er druk mee bezig om dit op korte termijn in werking te stellen.
Hoeveel geld is sinds maart 2020 in totaal verstrekt aan steunmaatregelen voor eigenaars van seksinrichtingen, sekssites, en anderen die bedrijfsmatig geld verdienen aan het feit dat anderen werken in de prostitutie?
Deze informatie is niet uit te splitsen naar de sekswerkers of exploitanten.
Hoeveel geld is sinds maart 2020 in totaal verstrekt aan steunmaatregelen voor mensen die zelf werkzaam zijn in de prostitutie? Hoeveel is daarbij terechtgekomen bij de mensen die niet als ZZP’er bij de Kamer van Koophandel staan geregistreerd of werken middels opting-in?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat er exploitanten van seksinrichtingen zijn die wél steun ontvingen, maar dat de mensen die in hun inrichting werkten dat niet deden, bijvoorbeeld omdat de registratie niet goed op orde was of omdat de exploitant weinig waarde hechtte aan een inschrijving bij de Kamer van Koophandel of enkel mensen via opting-in liet werken? Zo ja, vindt u dit rechtvaardig?
Het is mogelijk dat de exploitant aanspraak kon maken op de NOW. Voor ondersteuning van sekswerkers verwijs ik naar mijn eerdere antwoord.
Wat gaat u doen om iedereen die werkzaam is in de prostitutie, ongeacht de specifieke contractvorm, op gepaste wijze te ondersteunen, in het bijzonder wanneer sprake is van acute nood?
In Nederland rechtmatig verblijvende personen kunnen als zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), WW of algemene bijstand. Gemeenten hebben een financieel vangnet en noodopvang voor de doelgroepen die getroffen zijn door de coronacrisis. Sekswerkers zijn daar één van.
Speciaal voor huishoudens die nu tussen de wal en het schip vallen, willen we met de TONK (Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten) een ruimere toegang tot het instrument van de bijzondere bijstand bieden. SZW en gemeenten zijn er druk mee bezig om dit op korte termijn in werking te stellen.
Sekswerkers die (al dan niet als gevolg van de coronacrisis) dak- of thuisloos zijn, kunnen zich melden bij de opvangvoorzieningen van gemeenten. De recent aangepaste richtlijn «Opvang dak- en thuisloze mensen3» beschrijft hoe de opvang voor dak- en thuisloze mensen georganiseerd moet worden tijdens de coronacrisis.
Kunt u inzicht geven in de totale vraag naar uitstapprogramma’s in 2020 en daarbij een overzicht geven onderverdeeld naar alle Regeling Uitstapprogramma's Prostitutie (RUPS)-ontvangende organisaties en niet enkel de penvoerders bij de subsidieaanvraag?
In onderstaande overzicht is de totale vraag naar uitstapprogramma´s in 2020 weergegeven per regio en uitgesplitst naar RUPS organisatie4.
1.
Gelderland
Rebelz
GGD/MEE
8
32
2.
Overijssel
Terwille
De Kern
Leger des heils
Kadera
Scharlaken Koord
30 (waarvan 15 door corona)
15 (totaal LdH en SK)
3.
Drenthe
Terwille
Leger Des Heils
9 (totaal)
4.
Zuid Holland
SHOP
Stichting de Haven
Humanitas
36
28
32
5.
Utrecht
Tussenvoorziening/Belle
Pretty Woman
16
6
6.
Amsterdam
Scharlaken Koord/ Second step
HVO Querido PG9292
Spirit, Nova
Leger Des Heils
38
40
5
18
7.
Noord Holland
Scharlaken Koord
GGD NH/
Mee en de Wering
21
9
8.
Flevoland
Scharlaken Koord/
Terwille
12
9.
Friesland
Stichting Fier
Leger Des Heils
24 (12 daarvan worden overgenomen door LDH)
10.
Groningen
Leger Des Heils
20
11.
Zeeland
GGD
10
12.
Limburg
Leger des Heils
35
13.
Zuid Limburg
Legers des Heils
41
Is het juist dat zogeheten parenclubs momenteel gewoon doorgang kunnen vinden?
Alle publieke binnenruimten, op winkels met levensmiddelen en locaties van (para)medische beroepen na, zijn gesloten. Indien parenclubs weer open mogen dient de beheerder zorg te dragen voor het kunnen naleven van alle alsdan geldende maatregelen, zoals het bewaren van 1,5 meter afstand tussen personen en een registratieverplichting.
Geldt voor dergelijke inrichtingen een registratieverplichting?
Zie antwoord vraag 12.
Past het binnen de richtlijnen van het RIVM wanneer een dergelijke seksinrichting tot na middernacht open is, gratis non-alcoholische drankjes aanbiedt, verspreid door de club meer dan 50 mensen toelaat en speciaal extra avonden plant om meer klandizie te krijgen? Zo ja, is het vanuit de bestrijding van het coronavirus niet bizar dat, gezien de aard en schaal van het contact, dit soort clubs in de gedeeltelijke lockdown «gewoon» door kunnen gaan?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid het beleid ten aanzien van dit specifiek type seksinrichtingen te herzien? Zo nee, kunt u uitleggen waarom een koffiezaak of restaurant dat keurig conform de richtlijnen handelt, momenteel geen bezoekers kan ontvangen en een dergelijke seksinrichting waarin intiem en wisselend contact onvermijdelijk is, gewoon doorgang kan vinden?
Zie antwoord vraag 12.
Wanneer komt het wetsvoorstel Regulering sekswerk nu eindelijk naar de Kamer?
Het wetsvoorstel Regulering Sekswerk zal op zeer korte termijn bij uw Kamer worden ingediend.
Vrachtwagenchauffeurs die hun cabine niet meer uitkomen |
|
Bart van Kent , Cem Laçin , Jasper van Dijk |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending van Nieuwsuur over het feit dat vrachtwagenchauffeurs door de coronamaatregelen nauwelijks nog hun cabine uitkomen?1
Vanwege de zorgelijke toename van het aantal coronabesmettingen heeft het kabinet besloten tot «nieuwe en stevige maatregelen» waarmee we «eigenlijk naar een gedeeltelijke lockdown gaan». Deze maatregelen raken ook de transportsector. Ik onderschrijf het belang van chauffeurs om hun werk onder alle omstandigheden op een zo prettig mogelijke, gezonde en veilige manier te kunnen uitvoeren. Om dit te borgen is in de Europese rij- en rusttijdenverordening onder andere afgesproken dat de normale wekelijkse rust niet in de cabine genomen mag worden. De werkgever is bovendien verplicht om de kosten van een geschikte slaapfaciliteit te bekostigen.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat de vrachtwagenchauffeurs zowat 24 uur per dag, zeven dagen per week in hun cabine doorbrengen en dat dit tot onveilige situaties kan leiden?
Tijdens en na het werk moet ruimte en tijd zijn voor ontspanning. De arbeidstijdenwetgeving stelt grenzen aan de werktijden en borgt zo de ruimte voor ontspanning. De gedeeltelijke lockdown heeft echter wel een impact op de manier waarop chauffeurs kunnen ontspannen, zo is er bijvoorbeeld minder ruimte voor interactie tussen chauffeurs onderling. Juist bij situaties waarin mensen bijeenkomen, is het risico van besmetting immers groot.
In Europees verband is geregeld dat chauffeurs hun normale wekelijkse rust niet in de cabine mogen doorbrengen. Verblijf in bijvoorbeeld een hotel, op kosten van de werkgever, is dan aangewezen. De geldende maatregelen bieden hiervoor ruimte.
Deelt u de mening dat chauffeurs recht hebben op humane arbeidsomstandigheden en dat het gebruik van douche en sanitaire voorzieningen een basisvoorziening dienen te zijn?
Elke werkende in Nederland heeft recht op humane arbeidsomstandigheden. Dat is vastgelegd in arbeidsomstandighedenregelgeving, het arbeidsrecht en in afspraken tussen werkgevers en werknemers. Een vrachtwagen hoeft op grond van de Arbowet niet over sanitaire voorzieningen te beschikken. Voor die voorzieningen is een chauffeur aangewezen op voorzieningen langs de weg. De Minister van IenW heeft tankstations en wegrestaurants dan ook opgeroepen hun sanitair beschikbaar te houden voor beroepschauffeurs. Dezelfde oproep geldt tevens voor bedrijven waar de chauffeurs laden en lossen. Daarnaast houdt het Ministerie van IenW de vinger aan de pols bij brancheorganisaties, om eventuele signalen over de beschikbaarheid van sanitair voor chauffeurs tijdig op te vangen.
De Ministeries van SZW en IenW achten het van groot belang dat chauffeurs op een veilige en verantwoorde manier hun werk kunnen doen en worden behandeld met het respect dat zij verdienen. Goed overleg tussen werkgevers en de chauffeurs is hiervoor van groot belang.
Klopt het dat vrachtwagenchauffeurs vaak niet bij tankstations terecht kunnen voor sanitaire voorzieningen en dat ook bij laden en lossen wordt gezegd dat de sanitaire voorzieningen alleen voor eigen personeel is?
Zie de beantwoording van vraag 3.
Deelt u de mening dat een vrijblijvende oproep om sanitaire voorzieningen beschikbaar te houden nogal vrijblijvend is en dat de chauffeurs recht hebben op een structurele oplossing?
Tijdens de intelligente lockdown dit voorjaar heeft de sector eveneens aandacht gevraagd voor de beschikbaarheid van sanitaire voorzieningen voor chauffeurs. Destijds heeft de Minister van IenW een vergelijkbare oproep gedaan en aandacht gevraagd voor de positie van beroepschauffeurs. Aan deze oproep is goeddeels gehoor gegeven. Aanvullend op deze oproep voert het Ministerie van IenW gesprekken met verschillende brancheorganisaties, om eventuele signalen over de beschikbaarheid van sanitair tijdig op te vangen en hier actie op te ondernemen. Ook zijn de arbeidsomstandigheden van chauffeurs geborgd in bestaande wet- en regelgeving.
Deelt u de mening dat het in ieders belang is dat chauffeurs gezond en fit achter het stuur zitten vanwege hun eigen veiligheid, maar ook die van anderen? Zo ja, wat onderneemt u om dit te waarborgen?
Ja, ik deel de mening dat het in ieders belang is dat chauffeurs gezond en fit achter het stuur zitten, niet in de laatste plaats dat van de chauffeurs en hun werkgevers zelf. Zie verder de beantwoording van vraag 3.
Waarom negeert u de wens in de brandbrief om een uitzondering te maken voor vrachtwagenchauffeurs?
De wegrestaurants hebben de Minister van IenW eerder een brandbrief gestuurd om aandacht te vragen voor de werkomstandigheden van beroepschauffeurs. De Minister heeft deze brief beantwoord, en daarbij het belang benadrukt van de beschikbaarheid van voldoende voorzieningen voor beroepschauffeurs. In deze brief is dan ook een oproep gedaan aan restaurants en tankstations hun sanitair beschikbaar te houden voor chauffeurs, en wordt er gewezen op de mogelijkheid eten en drinken aan te bieden via afhaalloketten. Naar aanleiding van deze brief wordt verder het gesprek gevoerd met zowel de wegrestaurants als de sector goederenvervoer, om actie te kunnen ondernemen bij eventuele signalen dat chauffeurs hun werk niet meer op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren.
Bent u bereid om op korte termijn met de chauffeurs om tafel te gaan om voor een structurele oplossing te zorgen, waarbij de chauffeurs hun cabine uitkunnen en zich gehoord voelen?
Het Ministerie van IenW heeft contact met zowel de wegrestaurants als de goederenvervoersector. Met deze partijen wordt het gesprek gevoerd over de arbeidsomstandigheden van beroepschauffeurs onder de huidige coronamaatregelen. Uiteraard sta ik open voor aanvullende signalen vanuit de sector, deze helpen om een beter beeld te krijgen van de situatie.
Komt dit probleem alleen in Nederland voor? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit probleem binnen de gehele Europese Unie wordt aangepakt?
Er zijn aanwijzingen dat deze kwestie ook speelt in Frankrijk. Chauffeurs hebben daar aandacht gevraagd voor hun werkomstandigheden. Deze oproep komt op hoofdlijnen overeen met de door u aangehaalde kwestie. Op Europees niveau worden de arbeidsomstandigheden van chauffeurs geborgd door verschillende wetten en afspraken.
Het bericht ‘Nico viel 5 meter bij hijswerk, ongeluk was wake-upcall voor bedrijf’ |
|
René Peters (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kent u het bericht «Nico viel 5 meter bij hijswerk, ongeluk was wake-upcall voor bedrijf»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voor alle betrokkenen belangrijk is om van bedrijfsongevallen te leren, zodat bedrijfsgevallen in de toekomst zoveel mogelijk worden voorkomen?
Ik vind het van groot belang dat arbeidsongevallen worden voorkomen. Als er onverhoopt toch, ondanks gezonde en veilige arbeidsomstandigheden, een arbeidsongeval plaatsvindt, dan deel ik de mening dat het leren ervan kan bijdragen om dit in de toekomst te voorkomen.
Bent u bekend met het voornemen van de arbeidsinspectie om een landelijke aanpak in te voeren voor bedrijven die te maken hebben gehad met relatief kleine bedrijfsongevallen? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ik ben bekend met de landelijke aanpak ongevallenonderzoek van de Inspectie SZW. In 2019 zijn er verschillende pilots door de Inspectie SZW opgezet waarbij inspecteurs naast het reguliere ongevalsonderzoek ook andere interventies konden inzetten in bedrijven waar een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden.
Een nieuwe interventiekeuze voor inspecteurs is het aanbod aan bedrijven om zelf een werkgeversrapportage op te stellen waarin men de toedracht van het ongeval in kaart brengt. Daarnaast moet ook een verbeterplan wordt opgesteld. Dit wordt door de Inspectie SZW getoetst. Bij een goedgekeurd verbeterplan, dat ook goed wordt uitgevoerd, zal geen boete worden opgelegd.
Een dergelijke interventie wordt alleen aangeboden als de werkgever de basis rondom gezond en veilig werken op orde heeft. Wanneer het arbozorgsysteem van de werkgever bijvoorbeeld onvoldoende is, zet de Inspectie SZW zelf het ongevalsonderzoek voort.
De aanpak richt zich meer op investeren in eigen verantwoordelijkheid en op het lerend vermogen van bedrijven. De verwachting is dat daarmee uiteindelijk minder ongevallen op de werkvloer zullen plaatsvinden. De nieuwe interventies blijken uit de verschillende pilots een groter effect te hebben dan een regulier ongevalsonderzoek. Verder kwam naar voren dat bedrijven zich meer bewust zijn van het belang van veilig werken en dat ze betere maatregelen treffen.
Ik vind het van belang dat iedereen gezond en veilig kan werken. Als de landelijke aanpak van de Inspectie SZW bijdraagt aan het bevorderen van gezond en veilig werk en daarmee ook het aantal arbeidsongevallen terug dringt, dan acht ik dat een positieve ontwikkeling.
Kunt u aangeven wanneer er in uw ogen sprake is van een licht en een zwaar arbeidsongeval?
Een arbeidsongeval is gedefinieerd in de Arbowet (artikel 1, lid 3i) als een gebeurtenis op het werk of in werktijd die onmiddellijk leidt tot schade aan de gezondheid. Dat kan op een bouwlocatie zijn, bij een bedrijf of in een kantoorpand.
Bij een arbeidsongeval wordt in de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (Staatscourant 2019, 40497) gedifferentieerd naar meerdere categorieën letsel. In het geval van een licht letsel zijn de criteria licht blijvend letsel (een klein verlies van en/of kleine blijvende beschadiging aan een lichaamsdeel), en ziekenhuisopname minder dan 2 nachten.
Een ernstig arbeidsongeval (artikel 9, lid 1 Arbowet) is een arbeidsongeval dat de dood tot gevolg heeft, dat leidt tot een ziekenhuisopname, of dat leidt tot blijvend letsel (bijvoorbeeld amputatie).
De Arbowet verplicht een werkgever om arbeidsongevallen die de dood of ernstig letsel ten gevolge te hebben direct bij de Inspectie SZW te melden.
Bent u het met de mening eens dat de aanpak ook gericht moet zijn op zwaardere ongevallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De Inspectie SZW is 1 oktober 2020 gestart met het landelijk opdoen van ervaring waarbij wordt gekeken naar welke interventie het best kan worden ingezet bij onderzoek naar ongevallen met licht letsel. De Inspectie gaat een jaar lang op deze manier werken. De werkwijze wordt nu alleen ingezet bij licht letsel. Als het gaat om zwaardere ongevallen dan is er sprake van een grotere impact op persoonlijk vlak, bijvoorbeeld door blijvend letsel, en op maatschappelijk vlak. Dergelijke ongevallen zijn vaak complexer en kunnen mogelijk in de afweging wel of niet opstellen van een verbeterplan tot nog meer juridisering leiden. Ik acht daarmee de risico’s maatschappelijk en individueel gezien groot om de werkgeversrapportage, dat zich nu de komende tijd moet bewijzen, ook al toe te gaan passen bij zwaardere ongevallen.
Door de werkwijze nu in te zetten bij licht letsel kan de Inspectie SZW tot een beheersbare en geleidelijke invoering van de gedifferentieerde aanpak ongevallenonderzoek komen, om op deze manier een zorgvuldige afweging in interventiekeuze in de praktijk goed te borgen in de nieuwe werkwijze. Na dit jaar wordt gekeken of de resultaten uit de pilots en uit dit experimenteerjaar stevig genoeg zijn om de verbeterplannen uit te rollen naar ongevallen met zwaarder letsel. Ik zal uw Kamer daarover nader informeren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling SZW (in week 47)?
Ja.
Voorzieningen voor beroepschauffeurs |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het NOS-bericht van 17 oktober 2020 «Truckers door corona gevangen in hun wagen: «Eten met het bord op schoot»«?1
Ja.
Is bij het besluit om de keuken van wegrestaurants te sluiten ook afgewogen welke gevolgen dit heeft voor beroepschauffeurs? Zo ja, op welke wijze heeft deze afweging plaatsgevonden?
De horecasluiting per 14 oktober heeft een maatschappelijke en economische impact. Om de impact van deze maatregel op belangrijke processen, zoals de beschikbaarheid van een maaltijd voor beroepschauffeurs, zoveel mogelijk te beperken zijn er ten aanzien van de horecasluiting enkele uitzonderingen gemaakt. Een van deze uitzondering is de mogelijkheid van eet- en drinkgelegenheden om eten en drinken aan te bieden via een afhaalloket. In het geval van wegrestaurants betekent dit dat zij maaltijden kunnen blijven aanbieden aan beroepschauffeurs en andere weggebruikers.
Vindt u het wenselijk dat beroepschauffeurs, als zij dagenlang rijden, nergens meer een warme maaltijd kunnen krijgen?
Onze chauffeurs doen enorm belangrijk werk, zij zorgen ervoor dat essentiële benodigdheden, zoals levensmiddelen en medicijnen, beschikbaar blijven. Het is dan ook van groot belang dat deze chauffeurs hun werk op een verantwoorde manier kunnen doen. De mogelijkheid om langs de weg een (warme) maaltijd te krijgen is hier onderdeel van. Ik vind dit enorm belangrijk en de bovengenoemde uitzondering biedt hiervoor de ruimte.
Heeft het sluiten van wegrestaurants tot gevolg dat beroepschauffeurs bijna nergens meer naar het toilet kunnen of hun handen kunnen wassen?
Het is van groot belang dat chauffeurs op een verantwoorde manier hun werk kunnen blijven uitoefenen, ook tijdens de coronacrisis. Het is daarom nodig dat bepaalde basisvoorzieningen langs de weg, waaronder sanitair, voldoende beschikbaar blijven voor beroepschauffeurs. Ik roep wegrestaurants, evenals tankstations daarom ook op hun sanitair beschikbaar te houden voor deze chauffeurs. De huidige maatregelen bieden hiervoor ruimte.
Vindt u dat beroepschauffeurs die vitaal werk verrichten en onze supermarkten bevoorraden, ook tijdens de coronacrisis onder goede omstandigheden hun werk moeten verrichten?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om met beroepschauffeurs en wegrestaurants te bespreken hoe, zonder besmettingsgevaar, een warme maaltijd en sanitaire voorzieningen geboden kunnen worden?
Ja, het Ministerie van IenW heeft contact met zowel de wegrestaurants als de goederenvervoersector. Via deze wegen wordt de door u aangehaalde kwestie voortdurend onder de aandacht gebracht. Ik wijs erop dat de huidige maatregelen ruimte bieden om chauffeurs te voorzien van de basisvoorzieningen die zij nodig hebben om hun werk op een verantwoorde manier uit te voeren: de mogelijkheid om langs de weg een (warme) maaltijd te gebruiken, en toegang tot voldoende sanitaire voorzieningen. Ik houd een vinger aan de pols bij de goederenvervoersector, om actie te kunnen ondernemen bij eventuele signalen dat chauffeurs hun werk niet meer op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren.
Het bericht ‘Migranten in Westland wonen in tenten en hutjes door gebrek aan huisvesting’. |
|
Julius Terpstra (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kent u het bericht «Migranten in Westland wonen in tenten en hutjes door gebrek aan huisvesting»?1
Ja.
Klopt het dat voor de 14.000 arbeidsmigranten die werkzaam zijn in het Westland nauwelijks slaapplekken of woningen beschikbaar zijn?
De gemeente Westland heeft mij laten weten dat er in het Westland circa 4.500 personen met de nationaliteit van een Midden -en Oost Europees land, waarvan circa 2.500 via de werkgever, zijn gehuisvest. De huisvesting vindt plaats in gespecialiseerde complexen, in tuinderswoningen in het kassengebied en in woningen in de kernen van de gemeente Westland. Hoewel het aantal van 4.500 gehuisveste personen lager is dan het aantal werkzame arbeidsmigranten kan hier volgens de gemeente Westland niet worden gesproken van «nauwelijks slaapplekken of woningen».
De inschatting van de gemeente Westland is dat niet-ingezetene arbeidsmigranten die werkzaam zijn binnen de gemeente Westland nu voornamelijk in Rotterdam, Den Haag, Delft, Maassluis, Vlaardingen en Schiedam wonen. Aangezien zij in de Registratie Niet Ingezetenen (RNI) staan ingeschreven, is het de gemeente Westland niet bekend waar precies. De gemeente Westland hecht eraan te vermelden dat de beelden in het TV-programma Nieuwsuur van in de openbare ruimte verblijvende personen zijn opgenomen in de gemeente Den Haag, niet in Westland.
De gemeente Westland heeft mij wel laten weten dat de gemeente het op zich genomen heeft om de komende jaren een substantiële opgave voor de huisvesting van arbeidsmigranten tot realisatie te brengen.
Klopt het dat er eerder met de gemeente Westland afspraken gemaakt zijn over het realiseren van 2000 extra slaapplekken?
In de regio Haaglanden zijn in 2012 vanuit de Nationale verklaring (tijdelijke) huisvesting EU-arbeidsmigranten doelen gesteld over aantallen te realiseren bedden in een aantal gemeenten. Onderdeel daarvan is het aantal van 2.000 extra slaapplekken in de gemeente Westland. Deze gemeente werkt actief aan het realiseren van nieuwe locaties.
De gemeente Westland heeft laten weten dat recent enkele nieuwe voorzieningen zijn gerealiseerd in de gemeente. Dit betreft de locatie Tiendweg voor 76 personen en locatie Elsenbosch, voor ruim 330 personen. Deze locatie bestaat uit 120 appartementen voor 2 of 3 personen. Elk appartement heeft een eigen keuken en badkamer en elke bewoner een eigen slaapkamer.
Is er overleg met de gemeente Westland over bijvoorbeeld de ondersteuningsinstrumenten van het Rijk bij realisatie van concrete huisvestingsprojecten voor arbeidsmigranten (bijvoorbeeld doorbouwplan vanuit woningimpuls of versnellingskamers in het kader van flexwonen)?
Vanuit het Rijk zijn verschillende ondersteuningsinstrumenten beschikbaar. Zo sluit het Rijk woondeals, is er in het kader van het doorbouwplan 50 miljoen vrijgemaakt voor de huisvesting van kwetsbare groepen, is er de vrijstelling verhuurderheffing voor flexwonen, de versnellingskamers flexwonen die de RVO organiseert en is er de woningbouwimpuls.
In de regio van de gemeente Westland is er de woondeal Zuidelijke Randstad waarin ook aandacht is besteed aan de positie van arbeidsmigranten. De gemeente Westland heeft ook projecten voor huisvesting van arbeidsmigranten en voor flexwonen ingediend voor het onderdeel van het doorbouwplan dat is vrijgemaakt voor de huisvesting van kwetsbare groepen. Een beslissing over toekenning wordt op korte termijn gemaakt. Ook met betrekking tot de Woningbouwimpuls voor reguliere woningen zijn door de gemeente Westland projecten ingediend en deels toegekend. Daarnaast is vanuit het Aanjaagteam Arbeidsmigranten en ook vanuit de ministeries van BZK en SZW nauw contact met de gemeente Westland.
Wat kunnen u en de verantwoordelijke/bemiddelende uitzendbureaus op de korte termijn betekenen voor de arbeidsmigranten die nu noodgedwongen in tenten en hutjes wonen?
De gemeente Den Haag heeft laten weten dat de beelden zijn gemaakt in het Haagse Bos, waar de tent is aangetroffen door boswachters van Staatsbosbeheer. Uit navraag van de gemeente Den Haag bij Staatsbosbeheer blijkt dat de in het bos aangetroffen personen verschillende achtergronden hebben, zonder werk of arbeidscontract en veelal bijkomende alcohol en/of drugsproblematiek. In samenwerking met politie Haaglanden en Stichting Barka (wanneer het mensen met een Oost-Europese achtergrond betreft) wordt door de gemeente Den Haag geprobeerd de personen weer op de rit te krijgen of naar het land van herkomst terug te laten keren.
Er zijn géén signalen dat uitzendbureaus in Den Haag arbeidsmigranten in tenten huisvesten.
Is bekend bij of via welke bureaus deze arbeidsmigranten worden ingezet en aan het werk zijn? Kunnen deze bureaus worden aangesproken op de huisvestingsomstandigheden van deze arbeidsmigranten?
De gemeente Den Haag heeft mij laten weten dat dit niet bekend is, aangezien de aangetroffen personen geen arbeidscontract hadden.
Zijn deze arbeidsmigranten bekend bij de gemeente via inschrijving in gemeentelijke basisadministratie of Registratie Niet-ingezetenen (RNI)?
Wanneer het een arbeidsmigrant betreft die hier korte tijd is, is deze veelal ingeschreven in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Omdat in de RNI nu nog geen verblijfsadres in Nederland wordt opgenomen, zijn zulke personen niet te traceren door de gemeenten.
Zijn er meer gemeenten of regio’s bekend waar sprake is van of het vermoeden is dat arbeidsmigranten in tenten in openbare ruimte verblijven? Wat doet de Inspectie SZW met deze signalen?
De Inspectie SZW heeft geen signalen ontvangen over arbeidsmigranten die in tenten in de openbare ruimte verblijven. De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de arbeidswetten zoals de Arbeidstijdenwet, de gemeente is verantwoordelijk voor handhaving bewoning.
Indien de Inspectie SZW signalen ontvangt dat sprake is van misstanden, bijvoorbeeld ten aanzien van slechte huisvesting, worden deze signalen gedeeld met de betreffende gemeenten.
Is de verwachting dat het advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van de heer Roemer ook hierin een oplossing of duidelijke verantwoordelijkheidsallocatie gaat bieden?
Het advies van het Aanjaagteam van 30 oktober jl. geeft ook een aantal aanbevelingen voor meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten. Daarbij worden ook een aantal partijen aangesproken. Ook in het eerste advies van het Aanjaagteam zijn op dit punt een aantal aanbevelingen gedaan. Het kabinet is hiermee aan de slag en hoopt voor 16 december daarover de TK te informeren.
Kunt u inzicht geven in het aantal arbeidsmigranten dat op dit moment verblijft op locaties die niet voldoen aan de normen van de Stichting Normering Flexwonen?
Het Aanjaagteam geeft aan dat ongeveer 25% van de huisvesting gecertificeerd is. Dat kan via de Stichting Normering Flexwonen (SNF) of via het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF) zijn. De exacte aantallen zijn ons niet bekend. Het Aanjaagteam doet aanbevelingen om de kwaliteit van huisvesting te verbeteren, Dit is in vervolg op haar eerdere aanbevelingen, waarmee het kabinet reeds aan de slag is.
Een angstcultuur bij Sociaal Werkbedrijf Dethon |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Er heerst een angstcultuur bij Dethon, FNV vraagt actie van Zeeuws-Vlaamse gemeenteraden»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Ik wil uw Kamer erop attenderen dat de uitvoering van de Participatiewet en de Wsw een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid van de betreffende gemeente is. De gemeenteraad heeft hierin een controlerende taak.
Vindt u het aanvaardbaar dat mensen die kritisch zijn bij Sociaal Werkbedrijf Dethon tegen hun zin worden overgeplaatst naar andere afdelingen?
In zijn algemeenheid geldt dat als de ontwikkeling van mensen gebaat is bij een overplaatsing dat zeker aanvaardbaar is, maar dat overplaatsing gebeurt op vrijwillige basis en in overleg met betrokkenen.
Wat vindt u ervan dat bij de mensen die zich ziek melden, vakantiedagen worden afgetrokken?
Als mensen zich ziek melden is het niet toegestaan om vakantiedagen in te houden. Vanuit mijn ministerie is navraag gedaan naar de lokale situatie en daarbij geeft de directie van Dethon aan dat geen vakantiedagen worden ingehouden.
Wat gaat u doen aan het gebrek aan ontwikkelmogelijkheden bij SW-bedrijven, zoals Dethon, voor mensen met een beperking?
Het is een verantwoordelijkheid van sw-bedrijven om hun aanbod aan mensen met een beperking zo divers mogelijk te laten zijn, opdat in beginsel voor iedereen voldoende ontwikkelmogelijkheden beschikbaar zijn.
Erkent u het risico dat de oorspronkelijke doelgroep buiten zicht raakt door de focus op de nieuwe «productievere» doelgroepen? Zo ja, hoe kan voldoende aandacht voor de oorspronkelijke doelgroep behouden blijven?
Een inclusieve arbeidsmarkt wordt bereikt als zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een duurzame arbeidsrelatie krijgen bij een reguliere werkgever. De gemeente is verantwoordelijk voor beleid en uitvoering van de Participatiewet en Wsw.
Bent u bereid te bevorderen dat SW-bedrijven een laagdrempelige ombudsman of vrouw instellen om zich te buigen over dergelijke klachten en te bemiddelen indien nodig?
De meeste sw-bedrijven kennen in hun klachtenprocedure een (externe) vertrouwenspersoon waar betrokken medewerk(st)ers zich met klachten kunnen melden. Vanuit mijn ministerie is navraag gedaan naar de situatie bij Dethon, en daarbij geeft de directie aan het naast de onafhankelijke vertrouwenspersoon over een onafhankelijke klachtencommissie voor de vier sw-bedrijven in Zeeland beschikt. Bovendien is door de directie van Dethon aangegeven aangesloten te zijn bij de Zeeuwse ombudsman waar medewerkers ook met hun klachten terecht kunnen.
Een werkbezoek aan Park Droomgaard in Kaatsheuvel en hotel Friends in Waalwijk |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met de erbarmelijke situatie op Europarcs Resort in Kaatsheuvel (voormalig vakantiepark Droomgaard) en Hotel Friends in Waalwijk, waar honderden arbeidsmigranten op dubieuze wijze worden ondergebracht?1
De berichtgeving over het Europarcs Resort en Hotel Friends is mij bekend.
Is u bekend dat arbeidsmigranten op het park onder de vlag werken van uitzendbureaus T&S en Covebo, zij chalets huren op het vakantiepark dat wordt beheerd door huisvester Logejo en de uitzendbureaus huur inhouden op het salaris van de werknemers? Vindt u deze constructie, waarbij eigenaar Europarcs, huisvester Logejo en het uitzendbureau alle drie verdienen aan de arbeidsmigrant, aanvaardbaar?
Dat er arbeidsmigranten werkzaam bij de genoemde uitzendbureaus gehuisvest worden op het vakantiepark is mij bekend. Ik vind dat iedereen recht heeft op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs. Dit is niet anders wanneer sprake is van een tijdelijk verblijf in Nederland. Ten aanzien van de hoogte van de prijs die arbeidsmigranten betalen voor hun huisvesting mag het geen verdienmodel zijn. Om ervoor te zorgen dat huisvesting geen verdienmodel wordt, is daarom sinds 1 januari 2017 het verbod op inhoudingen en verrekeningen op het Wettelijk minimumloon van kracht. Huisvesting vormt daar één van de uitzonderingen op. Er mag voor huisvesting maximaal 25% ingehouden worden op het wettelijk minimumloon onder strikte voorwaarden, waaronder dat voldaan moet worden aan de kwaliteitseisen die zijn overeengekomen in de cao.
Is u bekend dat in Hotel Friends in Waalwijk twee arbeidsmigranten per kamer wonenen, zij met zijn zessen een keuken en badkamer moeten delen? Is u bekend dat zij daar per persoon meer dan honderd euro per week voor betalen, wat betekent dat uitzendbureaus duizenden euro’s aan huur innen? Hoe oordeelt u over deze exorbitante verdiensten?2
De verhuurder in kwestie is SNF-gecertificeerd. In dit kader vinden dan ook controles plaats. Het huisvesten van twee arbeidsmigranten per kamer en het delen van een keuken en badkamer met zes mensen is in principe mogelijk op basis van de norm van SNF. Het betreffende uitzendbureau heeft mijn ministerie laten weten dat het deze huisvesting op korte termijn wil afbouwen en andere en betere huisvesting wil aanbieden. Voor de vraag over de huur verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van de «huisregels» dat door Logejo 60 euro in rekening wordt gebracht voor een zoekgeraakte sleutel, 180 euro voor een nieuw bed en 40 euro als je bij vertrek onvoldoende hebt schoongemaakt? Wat vindt u ervan dat bewoners aangeven dat hun kamer al vanaf dag één vuil en vies is?
Het is niet de bedoeling dat zomaar (onredelijk hoge) boetes bij arbeidsmigranten in rekening worden gebracht. Voor handhavers is het helaas vaak lastig om vast te stellen of het in dit soort gevallen om boetes of het in rekening brengen van kosten gaat. Soms brengt de uitzender als verhuurder (of namens de verhuurder) kosten in rekening als vergoeding voor geleden schade en worden deze kosten door de uitzendkracht ervaren als boete. Dit geldt des te meer wanneer in de huurovereenkomst of in een huishoudelijk reglement bepalingen zijn opgenomen met vaste bedragen. De benaming dekt niet altijd de lading. In geval van schadevergoeding zal de schade concreet onderbouwd moeten worden. Of de genoemde bedragen redelijk zijn, is in het algemeen niet te beantwoorden. Een niet ingeleverde (gecertificeerde) sleutel kan het bijvoorbeeld noodzakelijk maken om een compleet slot te laten vervangen om inbraakrisico te verkleinen. Evenzo kan het noodzakelijk zijn een bed dat door toedoen van een uitzendkracht onbruikbaar is geworden, tegen kostprijs te vervangen. Dat is feitelijk niet anders dan bij een huurder van een vakantiehuisje die schade veroorzaakt. Dat een te verhuren kamer schoon dient te zijn bij aanvang staat wat mij betreft niet ter discussie. Een goede communicatie en afstemming tussen partijen is belangrijk is om schade en onnodige kosten te voorkomen.
De gemeente Waalwijk heeft mij laten weten het gesprek aan te gaan met de huisvester en het uitzendbureau over onder meer de genoemde huisregels.
Hoe oordeelt u over de verwondingen die een bewoonster van hotel Friends heeft opgelopen als gevolg van bedwantsen in haar bed? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is? Bent u bereid met de FNV hierover in gesprek te gaan?3
Ik vind dat iedereen recht heeft op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs. Ook arbeidsmigranten hebben dus recht op kwalitatief goede huisvesting. Het is zeer onwenselijk dat iemand verwondingen oploopt zoals in de genoemde situatie. SNF neemt dit soort signalen mee in de (extra) controles. Ook de gemeente neemt dit mee in het gesprek met het uitzendbureau en de huisvester. Ik vertrouw erop dat de betreffende toezichtsorganen de nodige acties zullen ondernemen en ik ga dan ook niet over deze individuele casus met de vakbonden in gesprek.
Wat vindt u ervan dat medewerkers van de FNV van het terrein zijn gezet terwijl ze waren uitgenodigd door een bewoner van het park?
In beginsel mag een bewoner van een vakantiepark bezoek ontvangen. In de huurovereenkomst tussen de bewoner en de eigenaar/beheerder kunnen wel bepaalde voorwaarden worden opgenomen omtrent het ontvangen van bezoek op het vakantiepark. Dit soort voorwaarden moeten wel redelijk zijn en mogen geen inbreuk zijn op de persoonlijke levenssfeer van de bewoner. Ik kan de individuele situatie op dit park niet beoordelen en ken de beweegredenen van de verhuurder niet. Ik ben wel van mening dat als bezoekers niet welkom zijn, de verhuurder dit duidelijk moet kunnen beredeneren.
Wat vindt u ervan dat ik het park moest verlaten terwijl ik welkom was voor bewoners van het park? Deelt u de mening dat het bewoners vrij staat om gasten te ontvangen?
Zie antwoord vraag 6.
Weet u dat sommige arbeidsmigranten werden verplaatst naar een onderkomen in Venlo terwijl zij nog steeds werkzaam zijn in Waalwijk? Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is om arbeidsmigranten op deze manier 1,5 uur van hun werkplek te huisvesten?
Het is mij bekend dat arbeidsmigranten soms in een andere plaats werken dan waar zij wonen en dat deze afstanden relatief groot kunnen zijn. Hoewel er geen regels zijn die dergelijke situaties verbieden, is dit is zeer onwenselijk en geeft dit duidelijk aan dat er onvoldoende huisvesting beschikbaar is voor arbeidsmigranten. Op dit moment is het echter niet zomaar te bewerkstelligen dat iedereen dichtbij het werk woont. Het kabinet werkt hard aan het zorgen voor meer (beschikbare) locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten, ook in lijn met het eerste advies van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Hiervoor wordt onder andere de € 50 mln. voor de huisvesting van kwetsbare groepen gebruikt. In dit concrete geval heeft uitzendbureau T&S mijn ministerie laten weten dat de huisvesting in Venlo een tijdelijke maatregel van circa 5 weken betreft, totdat er huisvesting op kortere afstand vanaf begin november beschikbaar is. In de tussentijd zouden uitzendkrachten volgens T&S één uur per dag extra betaald krijgen als tegemoetkoming voor de lange reistijd.
Wat vindt u ervan dat de kosten voor werkschoenen en shirts door T&S worden ingehouden op het salaris? Klopt het dat dit geld na onderhandelingen wordt terugbetaald?
Als in het werk beschermende kleding zoals werkschoenen nodig zijn, is de werkgever verplicht om die kosteloos (voor de werknemer) ter beschikking van de werknemer te stellen. Deze verplichting op grond van de Arbeidsomstandighedenwet geldt altijd. De vorm van het dienstverband of de achtergrond van de werknemers is niet van invloed op deze verplichting voor de werkgever.
Het is mij niet bekend wat er in de onderhandelingen is afgesproken over terugbetaling van de kosten die werknemers gemaakt hebben voor persoonlijke beschermingsmiddelen die ze in het werk nodig hebben. De werknemers behoren zelf geen kosten te hebben aan persoonlijke beschermingsmiddelen.
Begrijpt u dat er sprake is van een angstcultuur op het park, mede vanwege de dubbele pet van het uitzendbureau dat de facto werkgever en huisbaas is? Wanneer maakt u een eind aan de situatie dat werknemers/bewoners te pas en te onpas op straat worden gezet wanneer zij commentaar leveren op hun omstandigheden?
Het is zeer onwenselijk als arbeidsmigranten zich niet durven uit te spreken omdat ze anders de huisvesting en baan verliezen. Het Aanjaagteam heeft aanbevelingen gedaan om een dergelijke afhankelijkheidsrelatie van de werkgever te verminderen. Zij pleit voor meer woonbescherming van arbeidsmigranten, onder andere door hen een zelfstandig huurcontract aan te bieden. Op korte termijn zal het kabinet met een reactie op de adviezen komen. Het kabinet zet al in op meer gebruik van tijdelijke huurcontracten. Dit doet zij via gesprekken met werkgevers. Daarnaast bereidt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de Minister voor Rechtsbescherming een wetswijziging voor die (tijdelijke) verlenging van tijdelijke huurcontracten mogelijk maakt.4 De voorgenomen mogelijkheid tot verlenging van tijdelijke huurcontracten biedt meer mogelijkheden voor werkgevers om van deze contractsvorm gebruik te maken.
De betreffende gemeente heeft mij laten weten te betreuren dat er een dergelijke cultuur is en te werken aan het verbeteren van informatievoorziening voor arbeidsmigranten, zodat zij beter op de hoogte zijn van regels en mogelijkheden om hulp te vragen en zo een sterkere positie te kunnen krijgen.
Hoe staat het met het toezicht op deze locaties? Erkent u dat deze locaties voor Nederlandse gasten nooit of te nimmer waren goedgekeurd?
De gemeente Waalwijk mij laten weten dat de situatie zoals die er is past in het huidige bestemmingsplan van de gemeente.
De betreffende huisvester is SNF-gecertificeerd. SNF neemt dit soort signalen mee in de (extra) controles. Ook de toezichthouders van de gemeente controleren de locatie en zullen de signalen meenemen.
Gaat de Inspectie SZW deze locaties onderzoeken? Zo nee, laat u de bewoners aan hun lot over?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor huisvesting. De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de arbeidswetten en zet o.a. in op de aanpak van arbeidsuitbuiting en malafide uitzendbureaus
Indien de Inspectie SZW signalen ontvangt dat sprake is van misstanden, bijvoorbeeld ten aan zien van slechte huisvesting, worden deze signalen gedeeld met de betreffende gemeenten.
Indien gemeenten een vermoeden hebben van arbeidsuitbuiting en/of ernstige benadeling van werknemers, kunnen zij dit melden bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW kan vervolgens besluiten om in het kader van haar risicogerichte aanpak een nader onderzoek in te stellen. De Inspectie SZW laat zich niet uit over de vraag of in specifieke gevallen onderzoek wordt gedaan.
Bent u bereid om met de FNV en ondergetekende een bezoek te brengen aan voormalig park Droomgaard en hotel Friends zodat u zelf een oordeel kunt vellen over de situatie? Zo nee, waarom niet?
Ik sta altijd open voor verzoeken voor een werkbezoek. Een werkbezoek acht ik, gelet op de huidige situatie rondom COVID-19, echter niet wenselijk op dit moment. Wel wil ik u graag verwijzen naar de adviezen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van Emile Roemer, waarin voorstellen zullen worden gedaan voor structurele verbeteringen, onder andere met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten. Emile Roemer heeft als leider van het Aanjaagteam een breed scala aan partijen uit het veld gesproken, waaronder – niet in de laatste plaats – arbeidsmigranten zelf. Het onderzoek van de heer Roemer geeft een gedegen, bij tijd en wijlen verontrustend, beeld van de situatie in de praktijk.
Wanneer gaat u aan de slag met de aanbevelingen van het Aanjaagteam van Emile Roemer?
Het kabinet zal medio december op de aanbevelingen van het Aanjaagteam reageren waarbij ook de stand van zaken van de eerste aanbevelingen van het Aanjaagteam wordt aangegeven.
Verbod op blootstellen jongeren aan corona |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Klopt het dat het coronavirus onder de biologische agentia van categorie 3 valt?
Ja, dat klopt. De Europese Commissie heeft in samenspraak met het Europees parlement en de Raad op 3 juni via een (wijziging) update van de Richtlijn voor biologische agentia SARS-CoV-2 opgenomen in de lijst van biologische agentia waarvan bekend is dat deze bij de mens infectieziekten kunnen verwekken. In het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt expliciet verwezen naar de categorie-indeling in de Europese Richtlijn. SARS-CoV-2, het nieuwe coronavirus dat het ziektebeeld COVID-19 veroorzaakt, wordt in de Richtlijn geclassificeerd als biologisch agens in categorie 3.
Wat is de reden dat het coronavirus in categorie 3 is geplaatst en het ebolavirus onder categorie 4 valt?
De plaatsing van SARS-CoV-2 in categorie 3 biologische agentia, oftewel het virus dat COVID-19 veroorzaakt, is in overeenstemming met de classificatie van MERS-CoV en SARS-CoV-1, die ook in categorie 3 zijn geplaatst. Categorie 4 wordt slechts voorbehouden voor heel bijzondere pathogenen, zoals bijvoorbeeld het ebolavirus of het pokkenvirus. Bij een categorie 4 pathogeen wordt ervan uitgegaan dat blootstelling eraan ernstige ziekte zal veroorzaken met grote kans op verspreiding, zonder behandel- of preventiemogelijkheden. Voor categorie 3 pathogenen geldt dat ze mogelijk ernstige infectie veroorzaken met kans op verspreiding en zijn er wel mogelijkheden tot behandeling of preventie. SARS-CoV-2 kan ernstige infectie veroorzaken, maar doet dat bij het overgrote deel van de geïnfecteerden niet.
Klopt het verder dat werknemers, jonger dan 18 jaar, volgens het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikel 4.105), niet mogen worden blootgesteld aan biologische agentia van categorie 3 of 4?
Ja, dat klopt. Artikel 4.105, tweede lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit verbiedt werkgevers jeugdige werknemers te laten werken met biologische agentia van categorie 3 of 4. Daarnaast verbiedt het werkgevers jeugdige werknemers werkzaamheden uit te laten voeren waarbij zij blootgesteld worden aan biologische agentia van categorie 3 of 4.
Artikel 4.105 van het Arbeidsomstandighedenbesluit dient te worden gelezen in het licht van afdeling 9 van hoofdstuk 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Uit artikel 4.85, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, en de toelichting daarbij, volgt dat afdeling 9 zich richt op biologische agentia die specifiek bij de arbeid van een werknemer (kunnen) voorkomen. Gedoeld wordt dan bijvoorbeeld op werkzaamheden op de COVID-19-afdeling van een ziekenhuis. Artikel 4.105 dient daarom zo te worden gelezen dat jeugdige
werknemers niet mogen worden ingezet voor werkzaamheden waarbij specifiek risico bestaat op blootstelling aan biologische agentia van categorie 3 of 4.
Wat zijn de gevolgen voor al die jonge maaltijdbezorgers en supermarktmedewerkers die onbeschermd hun werk moeten doen? Welke maatregelen dienen werkgevers te nemen om te voorkomen dat jongeren onder de 18 jaar worden blootgesteld aan het coronavirus?
Voor werknemers als maaltijdbezorgers en supermarktmedewerkers geldt dat de werkzaamheden die zij verrichten geen werkzaamheden betreffen waarbij COVID-19 een specifiek bij de arbeid voorkomend biologisch agens is, waardoor de algemene zorgplicht geldt. Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) heeft de werkgever een zorgplicht, die inhoudt dat de werkgever de werknemer in staat stelt zijn werk veilig en gezond te doen. Dit betekent dat de werkgever inventariseert welke risico’s er zijn en hoe hij deze gaat aanpakken. De werknemers dienen te weten welke maatregelen er gelden en zich ook te houden aan de regels die gesteld zijn.
Het is voorts van algemeen belang voor alle werkenden ongeacht de leeftijd dat de maatregelen van het RIVM worden gevolgd om verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De Inspectie SZW heeft op basis van de Arbowet nu al mogelijkheden om werkgevers aan te spreken op hun zorgplicht richting werknemers tot het treffen van maatregelen in verband met COVID-19. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel Wet tijdelijke maatregelen COViD-19 een tijdelijke wijziging van artikel 28 Arbowet voorgesteld, waarbij de Inspectie SZW werkzaamheden kan stilleggen als werkgevers in ernstige mate niet de noodzakelijke maatregelen treffen die nodig zijn om de kans op besmetting met COVID-19 te voorkomen of te beperken. Aanvullend op de tijdelijke wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet wordt voorzien in een tijdelijke aanvulling op artikel 3.2 (arbeidsplaats) Arbeidsomstandighedenbesluit. Het accent ligt daarbij met name op het creëren van een voor de werknemers veilige arbeidsplaats. Niet naleven van de Arbobesluit-verplichtingen is beboetbaar gemaakt.
De werkgever is verantwoordelijk om de risico’s bij de arbeid te voorkomen of te beperken en in te grijpen wanneer nodig. Dit geldt tevens voor het inperken van mogelijkheden van blootstelling aan het nieuwe coronavirus onder alle werknemers, onder wie ook de jonge maaltijdbezorgers en supermarktmedewerkers. De Inspectie SZW houdt daar toezicht op. Dit doet zij risicogericht en programmatisch. Als de werkgever niet de nodige voorzorgsmaatregelen treft, kan de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding doen bij Inspectie SZW. Indien daartoe aanleiding is, kan zij een inspectie ter plekke uitvoeren.
Welke maatregelen neemt de Inspectie SZW om artikel 4.105 van het Arbeidsomstandighedenbesluit te handhaven? Informeert de Inspectie SZW bijvoorbeeld sectoren proactief waar veel jongeren werken en er een risico is van blootstelling aan het coronavirus?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt deze classificatie van het coronavirus en het Arbeidsomstandighedenbesluit, zich tot de algemene richtlijn dat jongeren tot 18 jaar in Nederland geen 1,5 meter afstand hoeven te houden?
Het nieuwe coronavirus verspreidt zich volgens het RIVM vooral onder volwassenen en van volwassen familieleden naar kinderen. Verspreiding van COVID-19 onder kinderen onderling en naar volwassenen komt minder vaak voor. Over het algemeen geldt: hoe jonger het kind, hoe minder groot de rol bij de verspreiding van het virus. Jongeren van 13 tot 18 jaar hoeven daarom onderling geen 1,5 meter afstand te houden, maar wel tot volwassenen.
Hoewel verspreiding van COVID-19 onder kinderen naar volwassenen minder vaak voorkomt, is het nog steeds van belang dat zij, indien het geen huishouden betreft, wel afstand houden tot volwassenen, aangezien de mogelijkheid tot verspreiding nog steeds een rol speelt. De classificatie van het nieuwe coronavirus en het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn gericht op werkzaamheden waarbij specifiek het risico op blootstelling aan COVID-19 bestaat. De algemene richtlijn dat jongeren onder de 18 geen afstand hoeven te houden, is niet gericht op arbeidssituaties waarin specifiek risico op blootstelling aan COVID-19 bestaat. In die arbeidssituaties dienen jeugdige medewerkers niet te worden ingezet.
Geen airco’s in snikhete vrachtwagencabines |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van De Monitor «Vrachtwagenchauffeur: «Je ligt in een hokje van twee bij twee boven het motorblok: soms wordt het zestig graden»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat dat vrachtwagenchauffeurs in deze snikhete cabines moeten overnachten?
Ik herken de noodzaak van een goede nachtrust voor vrachtwagenchauffeurs. Het is uiteraard voor niemand prettig om in te warme omstandigheden te moeten overnachten. Voor een goede nachtrust is in de Europese verordening van rij- en rusttijden (561/2006) opgenomen dat de normale wekelijkse (45 uurs) rust buiten het voertuig moet plaatsvinden. De werkgever is bovendien verplicht om de kosten die daarmee gemoeid zijn te vergoeden (artikel 8, lid 8). Voor de dagelijkse rust is het aan de werkgever om een afweging te maken over de aanschaf van bijvoorbeeld een stand-airco. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) faciliteert deze aanschaf door het aanbieden van een energie-investeringsaftrek. Hiermee kunnen ondernemers een korting krijgen op de fiscale winst. Verder is het aan de werkgevers en werknemers om onderling afspraken te maken over een goede nachtrust.
Bent u bekend met de enquête van vakbond CNV uit 2019 waaruit bleek dat slechts 20% van de vrachtwagenchauffeurs in Nederland een cabine met stand-airco heeft?
Ja.
Hoe beoordeelt u dat de meeste werkgevers niet bereid zijn om een stand-airco te plaatsen als de vrachtwagenchauffeur hierom vraagt?
Ik onderschrijf het belang van chauffeurs om hun werk op een prettige, gezonde en veilige manier te kunnen uitvoeren. De aanschaf van bijvoorbeeld een stand-airco ligt in eerste instantie bij werkgevers in overleg met de werknemers. Om werkgevers tegemoet te komen in de kosten van deze investering, is er vanuit de overheid een energie-investeringsaftrek. Zie verder mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat in Spanje en Italië een stand-airco wettelijk verplicht is voor vrachtwagens uit deze landen?
Ja, dat heb ik vernomen uit het artikel van de Monitor waar u naar verwijst. Deze verplichting geldt niet voor alle Europese landen. In ons omringende landen zoals Duitsland en België is deze wettelijke verplichting er bijvoorbeeld niet.
Klopt het dat de onkostenvergoeding die internationale vrachtwagenchauffeurs krijgen onvoldoende is om een hotelovernachting te kunnen betalen?
De normale wekelijkse rust mag niet in de cabine worden genomen. De werkgever is verplicht om de daadwerkelijke kosten van deze wekelijkse rust, in een geschikte slaapfaciliteit met sanitaire voorzieningen, te bekostigen.
Deelt u de mening dat overnachten in een snikhete cabine van meer dan 40 graden in strijd is met de Arbeidsomstandighedenwet? Bent u ook van mening dat het gevaarlijk is als vrachtwagenchauffeurs, vanwege snikhete cabines, niet goed kunnen uitrusten en daardoor oververmoeid de weg op gaan?
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht op de naleving van de rij- en rusttijden waarvan de regels zijn opgenomen in het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Als onderdeel daarvan handhaaft de ILT bijvoorbeeld dat de normale wekelijkse rust niet doorgebracht wordt in de cabine. Het overnachten onder te warme omstandigheden voor de dagelijkse rust vind ik niet wenselijk in het kader van goede werkomstandigheden van de chauffeur. Het is aan de werkgever om ervoor te zorgen dat chauffeurs onder de juiste omstandigheden kunnen rusten. De stand-airco is daarmee onderwerp van overleg tussen werkgevers en werknemers. Ik ga er vanuit dat dit overleg op zorgvuldige wijze plaatsvindt, want ook werkgevers zullen deze omstandigheden belangrijk vinden. Zie mijn antwoord op vraag 2 voor een verdere toelichting hierover.
Welke maatregelen neemt de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op basis van de Arbeidsomstandighedenwet om vrachtwagenchauffeurs een koelere nachtrust te geven en zo beter uitgerust, en dus veiliger, de weg op te laten gaan? Bent u bereid om de Inspectie SZW hierop te laten handhaven?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen gaat u verder nemen om te zorgen dat internationale vrachtwagenchauffeurs een airco krijgen en gezond kunnen overnachten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Merendeel werknemers ervaart discriminatie |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Merendeel werknemers ervaart discriminatie»1
Ja.
Deelt u de mening dat iedere werknemers zeker moet kunnen zijn van een eerlijke sollicitatie? Vindt u daarom ook zeer zorgwekkend dat meer dan helft van de werknemers, en zelfs 85 procent van werknemers zonder baan, aangeeft aan ooit te zijn gediscrimineerd tijdens het sollicitatieproces?
We vragen als samenleving van alle Nederlanders om zoveel mogelijk duurzaam te participeren op de arbeidsmarkt. Dat vragen we van iedereen, ongeacht leeftijd, migratieachtergrond, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap. Daar moeten gelijke kansen op een eerlijke arbeidsmarkt tegenover staan. Helaas strookt het aangehaalde onderzoek met onze eerdere bevindingen dat er nog steeds sprake is van arbeidsmarktdiscriminatie. Dit is onacceptabel en wij zetten ons hard in middels het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021 om dit tegen te gaan.
Ziet u daarom ook dat er meer snelheid nodig is om de voorstellen uit het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021 naar de Kamer te sturen? Bent u daarom bereid om het wetsvoorstel «Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie» nog voor Prinsjesdag naar de Kamer te sturen?
De wet ligt nu bij de Raad van State voor advies. Na ommekomst van het advies van de Raad van State, streef ik ernaar de wet dit najaar bij uw Kamer in te dienen. Tevens is de benodigde inzet van het Ministerie van SZW in de COVID-19-crisis mede bepalend voor de tempo van de voorstellen in het actieplan.
Ziet u tevens in dat er, naast de acties uit actieplan, meer moet gebeuren om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken?
Het Actieplan is een integrale aanpak, waarbij naast toezicht & handhaving ook wordt ingezet op onderzoek & instrumenten en kennis & bewustwording. Het wetsvoorstel «toezicht gelijke kansen bij werving en selectie» is een stevig instrument dat nog in werking moet treden. Ik ben ervan overtuigd dat we bij implementatie ervan belangrijke stappen kunnen zetten in het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie. Het bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie is ook een gezamenlijke aanpak. Wij zullen dit samen moeten doen met werkgevers, werknemers, uitzendbureaus, de Stichting van de Arbeid, brancheorganisaties, Diversiteit in Bedrijf en alle partijen die vormgeven aan onze arbeidsmarkt. Hierbij is het belangrijk om bewustwording te creëren en hier vervolgens naar te handelen. Wij werken daarnaast ook samen met andere partijen, zoals het College rechten van de Mens en de anti-discriminatievoorzieningen, om discriminatie snel en efficiënt aan te pakken. De realiteit is ook dat dat tijd nodig heeft.
Bent u daarom ook bereid om meer vaart te zetten om het, door u aangekondigde, grootschalige onderzoek naar anoniem solliciteren op te starten? Kunt u garanderen dat dit onderzoek nog dit jaar wordt uitgevoerd?
Alles was voor dit jaar gereed om te starten met een grootschalige pilot anoniem solliciteren. Door de coronacrisis heeft het bedrijf dat de pilot zou uitvoeren aangegeven niet voldoende vacatures beschikbaar te hebben zoals beoogd voor het onderzoek. De uitvoering van de pilot is daardoor in de vertraging geraakt. Het is niet mogelijk het onderzoek nog dit jaar uit te voeren.
Bent u tevens bereid om ook een onderzoek te starten naar de succesvolle Amerikaanse beleid «de Rooney rule»? Zou deze Rooney rule, als experiment, kunnen worden toegepast bij de rijksoverheid?
Binnen het Rijk is inclusie en diversiteit een belangrijk speerpunt binnen het strategisch HR beleid. Daarom worden er verschillende interventies toegepast om kandidaten met een diverse achtergrond te attenderen en interesseren voor vacatures. Om vooroordelen bij werving en selectie te voorkomen worden er trainingen ter voorkoming van vooroordelen aangeboden aan werving en selectie commissies. En in sollicitatie commissies voor schaal 14 en hoger neemt er altijd een vrouw deel.
Er is tevens recent een Delphi studie afgerond door TNO, waarbij een groep toonaangevende experts en wetenschappers gestructureerd zijn bevraagd, via vragenlijsten en een focusgroep, over de effectiviteit van instrumenten die ingezet kunnen worden om het risico op discriminatie in werving en selectieprocedures terug te dringen. De «Rooney rule», die stelt dat voor elke vacante functie minstens één kandidaat uit een diversiteitsgroep wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, wordt niet genoemd in de lijst van meest werkbare mechanismen. Daarom ben ik geen voorstander van een experiment op dit vlak.
Kunt u aangeven hoeveel overtredingen van arbeidsmarktdiscriminatie Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2020, 2019 en 2018 bij bedrijven heeft geconstateerd en kunt ook aangeven, voor dezelfde jaren, hoeveel boetes er zijn uitgedeeld?
De Inspectie SZW heeft nog geen wettelijke bevoegdheid om te handhaven op arbeidsmarktdiscriminatie. Dat zal komen met het wetsvoorstel «toezicht gelijke kansen bij werving en selectie» dat nu bij de Raad van State ligt. Wel zijn alvast verkennende inspecties uitgevoerd. In totaal zijn 240 verkennende inspecties uitgevoerd in 2019 en 190 verkennende inspecties in de eerste helft van 2020. Deze verkenningen komen bovenop de reguliere inspecties op arbeidsdiscriminatie op de werkvloer (270 in 2019 en 210 over de eerste helft van 2020).
Hoeveel van deze overtredingen vonden plaats bij uitzendbureaus? Kunt u aangeven hoeveel van deze uitzendbureaus een SNA-keurmerk hebben? Kunt u ook aangeven hoeveel van deze uitzendbureaus aangesloten is bij de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) of Nederlandse Bond Van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU)?
Er zijn geen overtredingen geconstateerd, omdat de inspecties verkennend van aard waren. Van de totaal bezochte uitzendbureaus in 2019 (125) en 2020 (77) is 63% aangesloten bij een brancheorganisatie, waarvan 66% aangesloten bij de ABU en 34% bij de NBBU. Het SNA keurmerk wordt niet vastgelegd.
Bent u bereid uitzendbureaus die aantoonbaar discrimineren hard aan te pakken?
De wet «toezicht gelijke kansen bij werving en selectie» verplicht naast reguliere werkgevers ook de uitzendbureaus om een werkwijze te hebben voor het tegengaan van discriminatie bij werving en selectie. De intermediairs worden in staat gesteld om verbeteringen door te voeren wanneer de Inspectie SZW vaststelt dat de werkwijze niet voldoet. Zo krijgen zij eerst de mogelijkheid om de werkwijze op orde te brengen. Als zij dan opnieuw in gebreke blijven, wordt een boete opgelegd. De boetes die de Inspectie SZW oplegt op basis van de nieuwe wet zullen openbaar gemaakt worden. Ook dienen werkgevers bij de inschakeling van een intermediair na te gaan of deze intermediairs over een adequate werkwijze beschikken (vergewisplicht).
Bent u bereid om hiervoor een vergunningsplicht in te voeren en bij bijvoorbeeld discriminatie de vergunning te ontnemen?
Zoals ik heb aangegeven bij vraag 9, ben ik van mening dat uitzendbureaus die discrimineren moeten worden aangepakt. Voor de aanpak acht ik een vergunningplicht echter niet gewenst. Zoals de Minister van SZW de Kamer heeft laten weten in de brief over de integrale aanpak misstanden arbeidsmigratie van 20 december 2019 en tijdens het plenair debat van 25 mei over de Initiatiefnota van Segers en Marijnissen over de Actieplan Arbeidsmigratie, zijn wij in het algemeen geen voorstander van een vergunningplicht voor de uitzendsector. Er wordt wel gewerkt aan de invoering van kwaliteitseisen voor startende en bestaande uitzendbureaus. Bij de verdere uitwerking van deze eisen geeft de Minister van SZW ook uitvoering aan de motie van het lid Marijnissen cs (30 950, nr. 189) door bij de kwaliteitseisen (waaronder de verklaring omtrent het gedrag en de check of sprake is van openstaande boetes bij de Inspectie SZW of de Belastingdienst dan wel sprake is van achterstallige loonbetalingen) boetes voor arbeidsmarktdiscriminatie te betrekken (werving en selectie) zodra het wettelijk mogelijk is deze boetes op te leggen.
Hoeveel contracten tussen de overheid en discriminerende bedrijven zijn er inmiddels opgezegd vanwege arbeidsmarktdiscriminatie?
Er zijn geen contracten opgezegd wegens arbeidsmarktdiscriminatie.
Is de Inspectie SZW van mening dat zij voldoende handvatten heeft om arbeidsmarktdiscriminatie afdoende aan te pakken?
Zodra de nieuwe wet wordt geïmplementeerd, heeft de Inspectie voldoende handvatten.
Het bericht dat bij een slachthuis in Helmond werknemers, al dan niet in opdracht van de werkgever, ziekteklachten verzwegen |
|
Frank Futselaar , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de rapportage van de NOS waarin werknemers van slachthuis Van Rooi Meat stellen ziektekenmerken die zouden kunnen wijzen op COVID-19 te verzwijgen en formulieren onjuist in te vullen uit angst voor verlies van hun baan?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een onacceptabele situatie is zowel in het kader van de volksgezondheid in het algemeen als de veiligheid van de direct betrokken werknemers?
De algemene richtlijn is dat iedereen die klachten heeft thuis blijft en zich laat testen. Als werknemers bij Van Rooi Meat klachten verzwijgen, de formulieren onjuist invullen en gewoon aan het werk gaan, is dat inderdaad onacceptabel. Werknemers die ziek zijn en aan het werk gaan brengen collega’s in gevaar. Werknemers hebben op basis van de Arbeidsomstandighedenwet recht op gezonde en veilige arbeidsomstandigheden arbeidsomstandigheden, maar daarnaast ook de plicht om zorg te dragen voor hun eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen.
Bent u het ermee eens dat de door de NOS beschreven situatie volstrekt haaks staat op de in de kabinetsreactie van 3 juli jongstleden geschreven principes van «verantwoordelijkheid nemen», «veilige en gezonde werkplek» en werkgevers die «zich van hun beste kant laten zien» en noopt deze casus het kabinet tot een actiever beleid om werkgevers te dwingen hun verantwoordelijkheid te nemen?2
De werkgevers zijn reeds conform de Arbeidsomstandighedenwet verplicht om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van de arbeidsomstandighedenwet en kan handhavend optreden. De Inspectie houdt onaangekondigde inspecties bij slachterijen waar gekeken wordt of de werknemers veilig kunnen werken en of de RIVM maatregelen goed worden geïmplementeerd. Corona meldingen die gerelateerd zijn aan de slachthuizen hebben daarbij een hoge urgentie.
Ik heb het voornemen om de Inspectie SZW meer wettelijke mogelijkheden te geven om effectief te kunnen handhaven als werkgevers in ernstige mate geen noodzakelijke maatregelen treffen om besmetting met novel coronavirus (2019-nCOV) te voorkomen of de kans daarop te beperken. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in het voorstel voor de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 dat juli j.l. verzonden is naar uw Tweede Kamer.
In hoeverre deelt het kabinet de mening dat, in lijn met conclusies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten, het feit dat in de slachtsector zeer veel wordt gewerkt met uitzendbureaus die vooral buitenlandse werknemers in dienst hebben waarbij de werkgever tevens huisvesting en transport regelt, er gemakkelijk toe kan leiden dat werknemers oneigenlijk onder druk kunnen worden gezet gezien hun kwetsbare positie en welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat werknemers in de slachtsector veilig kunnen werken zonder bang te hoeven zijn voor represailles van de werkgever, ongeacht of dit een slachthuis of een uitzendbureau is?
Uitzendbureaus die veel met arbeidsmigranten werken, bieden vaak ook huisvesting en transport aan. Dit kan voordelen bieden voor de arbeidsmigrant, maar het kan ook tot extra zorgen en een kwetsbare positie leiden, doordat de arbeidsmigrant bij ontslag niet alleen hun baan maar ook hun huisvesting verliezen. Zoals gemeld in de brief aan uw Kamer van 3 juli j.l. heeft het kabinet aan het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten gevraagd om met aanbevelingen te komen om de afhankelijkheid van een arbeidsmigrant tot het uitzendbureau of de werkgever te verminderen en zo de positie van arbeidsmigranten te versterken.
Bent u bereid om lering te trekken uit de ervaringen en de gekozen oplossingen uit landen (zoals Duitsland) waar een vergelijkbare problematiek speelt rond slachthuizen?
Ja, waar mogelijk wordt lering getrokken uit de ervaringen van andere landen.
Hoe beoordeelt u de kennelijk staande praktijk van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) om slechts aangekondigd te inspecteren bij slachthuizen waar het gaat om COVID-19 maatregelen?
Het is een misverstand dat de GGD-en alleen aangekondigd langs gaan bij slachterijen. Zij gaan ook onaangekondigd langs.
Vindt u het wenselijk dat de GGD een nieuwe steekproef houdt om op COVID-19 te testen onder de medewerkers van het betreffende slachthuis en ligt het daarnaast voor de hand om ook bij andere slachthuizen nieuwe steekproeven uit te voeren, gezien het relatieve gemak waarmee COVID-19 zich in deze sector lijkt te verspreiden?
Van Rooi Meat is na de sluiting weer opgestart met klachtenvrije en negatief geteste medewerkers. Van Rooi Meat heeft verregaande maatregelen getroffen om nieuwe besmettingen te voorkomen. Medewerkers met klachten mogen niet aan het werk en worden gevraagd om zich te laten testen. Er zijn geen signalen van besmettingen bij het bedrijf. De GGD ziet dan ook geen reden om een nieuwe steekproef uit te voeren.
Welke stappen heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) sinds het verschijnen van de betreffende rapportage genomen om haar eigen werknemers die opereren binnen het betreffende slachthuis (als toezichthoudende dierenartsen) te beschermen en is deze berichtgeving aanleiding om dierenartsen terug te trekken omdat de veiligheid van hun werkplek niet kan worden gegarandeerd? Zo nee, waarom niet?
De NVWA heeft op 4 augustus jl. per brief gevraagd dat genoemde slachterij concreet aangeeft welke maatregelen het treft om coronabesmetting binnen het bedrijf te vermijden. Wanneer de reactie onvoldoende vertrouwen geeft dat medewerkers van de NVWA en KDS worden blootgesteld aan werknemers van genoemde slachterij die besmet zijn met het coronavirus dan wel coronaklachten hebben, staakt de NVWA de werkzaamheden van de NVWA in het bedrijf. Dan kan er niet meer geslacht worden. De NVWA heeft ook andere slachterijen per brief gewezen op hun verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat de maatregelen die in de bedrijven zijn getroffen om corona te vermijden worden nageleefd en op de consequenties als dat niet gebeurt. In dat geval staakt de NVWA de werkzaamheden van de NVWA in het bedrijf.
Vindt u dat er een cultuurprobleem is in de slachtsector als het gaat om het volgen en handhaven van regels gezien het grote aantal incidenten rond slachthuizen van de afgelopen jaren, van fraude bij noordelijke slachthuizen, tot veelvuldig uitgelekte beelden van onzorgvuldige behandeling en van mishandeling van dieren, tot het niet uitvoeren van afspraken in het kader van bestrijding van COVID-19?
Het huidige slachtsysteem staat onder druk en fraude en misstanden kunnen ontstaan daar waar economische belangen prevaleren boven andere waarden. Er zijn de afgelopen jaren meerdere incidenten geweest rond slachthuizen, waarmee een aantal ernstige problemen aan het licht is gekomen. De Minister van LNV heeft eerder al aangegeven aangetoonde misstanden onacceptabel te vinden. Zij heeft in februari tijdens het plenair debat over de NVWA aan uw Kamer gemeld dat zij een fundamentele discussie wil voeren over het huidige systeem. Het Ministerie van LNV onderzoekt met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties wat de kwetsbaarheden in de slachthuizen zijn en welke maatregelen nodig zijn voor een betere borging van dierenwelzijn en voedselveiligheid. Dit zal nog dit jaar worden afgerond. Daarbij wordt ook onderzocht op welke terreinen (waaronder dierenwelzijn, voedselveiligheid, toezicht en veiligheid van werknemers) een hoge slachtsnelheid tot problemen leidt. Aan de hand daarvan wordt gekeken welke juridische mogelijkheden er zijn om de de maximale bandsnelheid te begrenzen.
Het bericht ‘Ngo’s: hele modewereld betrokken bij dwangarbeid Oeigoeren’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ngo’s: hele modewereld betrokken bij dwangarbeid Oeigoeren»?1
Ja.
Welke concrete stappen zijn gezet nadat u aangaf «zowel bilateraal als multilateraal aandacht te vragen voor de mensenrechten van Oeigoeren en andere moslimminderheden in China» in uw beantwoording op eerdere Kamervragen?2
In aanvulling op de concrete stappen die in de aangehaalde beantwoording van 27 maart jl. worden genoemd, heeft het kabinet op 30 juni jl. in een gezamenlijke verklaring in de VN-mensenrechtenraad met 27 andere landen opnieuw zorgen uitgesproken over arbitraire detenties, wijdverbreide surveillance en beperkingen die met name gericht zijn tegen Oeigoeren en andere minderheden in Xinjiang. Ook is in deze verklaring wederom aangedrongen op vroegtijdige en betekenisvolle toegang tot Xinjiang voor de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN.3 Tevens heeft Minister Blok op 26 augustus jl. in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren overgebracht.
Bent u van mening dat ondanks de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf, de Nederlandse overheid tenminste in kaart moet brengen welke bedrijven profiteren van dwangarbeid?
Het kabinet blijft bedrijven wijzen op hun verantwoordelijkheid om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen, conform de OESO-Richtlijnen, en wijst bedrijven actief op de risico’s van zakendoen in China, bijvoorbeeld via de MVO risicochecker. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid is de verantwoordelijkheid van bedrijven.
Ondernemingen die opereren in een context met IMVO risico’s zoals dwangarbeid moeten bereid zijn tot openheid over hun besluit om in die context te blijven opereren en dat besluit kunnen motiveren. Zij moeten overwegen of ze daar verantwoord kunnen blijven opereren of inkopen.
Gegeven de ernstige verdenkingen beschreven in internationale rapportages en de beperkte mogelijkheden voor bedrijven om daar gepaste zorgvuldigheid toe te passen, kan beëindiging van de betrekkingen met een zakelijke relatie passend zijn.
Heeft u geïnventariseerd welke bedrijven gelinkt zijn aan de uitbuiting van Oeigoeren? Heeft u op basis van eerdere berichten hierover contact gehad met de industrie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen overzicht van bedrijven die via hun toeleveringsketen zijn gelinkt aan de situatie in Xinjiang. Wel zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken met andere belanghebbenden als VNO-NCW, MKB Nederland en RVO een kennissessie voor Nederlandse bedrijven organiseren over mensenrechten, ketentransparantie en risico’s bij het ondernemen in China. In verband met het coronavirus wordt nog bezien of deze sessie fysiek of virtueel plaats zal vinden.
Voor wat betreft de Nederlandse textielindustrie informeert het secretariaat van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel bedrijven aan de hand van algemene nieuwsberichten over de situatie in Xinjiang en stelt het de situatie in Xinjiang aan de orde in jaarlijkse beoordelingsgesprekken met bedrijven.
Bent u bereid uw afkeuring kenbaar te maken richting de Chinese overheid in navolging van uw collega uit het Verenigd Koninkrijk?3
Nederland stelt de mensenrechten in China consequent bilateraal aan de orde. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 heeft Minister Blok in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 26 augustus jl. de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren overgebracht. Op 8 juli jl. heeft de Nederlandse ambassadeur in China de mensenrechtensituatie in Xinjiang opgebracht in een gesprek met de Directeur-Generaal voor Europese Zaken – een hoge ambtenaar binnen het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op 5 november 2019 heeft Minister Kaag in een gesprek met de Chinese assistent-minister voor Handel Ren Hongbin de zorgen van het kabinet overgebracht over het gebruik van technologie voor de surveillance van met name etnische en/of religieuze minderheden. Op 19 juni 2019 heeft Minister Blok in een gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi de mensenrechtensituatie in China aangekaart met specifieke aandacht voor de situatie van religieuze minderheden in Xinjiang en Tibet. Minister-President Rutte heeft op 29 mei 2019 de mensenrechten van de Oeigoeren opgebracht in zijn gesprek met de Chinese vicepresident Wang Qishan. Op 2 november 2018 heeft de Nederlandse ambassadeur in China met 17 andere ambassadeurs een brief aan de partijsecretaris van Xinjiang gestuurd waarin zorgen worden geuit over de behandeling van Oeigoeren in China. Minister-President Rutte heeft in zijn tête-à-tête met de Chinese premier Li Keqiang op 15 oktober 2018 de culturele en religieuze vrijheden van etnische minderheden in China aan de orde gesteld, in het bijzonder naar aanleiding van de zorgwekkende berichten over de situatie in Xinjiang. Op 17 september 2018 heeft Minister Blok in gesprek met Chinese viceminister Wang Chao van Buitenlandse Zaken zijn zorgen gedeeld over de situatie in Xinjiang.
Ziet u inmiddels wel reden om in overleg te treden met Europese collega’s om een gezamenlijke reactie te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft er conform de motie Van Helvert c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 281) reeds voor gezorgd dat de EU op 10 maart jl. in de VN-Mensenrechtenraad zorgen over dwangarbeid door Oeigoeren heeft uitgesproken.5 Tijdens de meest recente sessie van de VN-Mensenrechtenraad heeft de EU op 30 juni jl. opnieuw aan deze zorgen gerefereerd.6
Op welke manier en met welk resultaat zijn krachtige internationale reacties gegeven in antwoord op de voortdurende uitbuiting van Oeigoeren, zoals u in uw antwoorden van 27 maart 2020 aangaf nodig te vinden?
De Chinese autoriteiten hechten sterk aan een positief internationaal imago van China. Het is aannemelijk dat kritische interventies door de internationale gemeenschap op zijn minst leiden tot het besef dat mensenrechtenschendingen niet onweersproken blijven. Specifiek wat Xinjiang betreft, heeft de druk van Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen er in ieder geval voor gezorgd dat China zich aangespoord voelt om zich te verantwoorden.
Welke additionele stappen gaat u zetten nu wederom blijkt dat de uitbuiting en dwangarbeid van Oeigoeren voortduurt en wijdverspreid is?
Zoals vermeld in de antwoorden op vraag 2 en 4 heeft Minister Blok in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 26 augustus jl. de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren opnieuw overgebracht. In dit gesprek wees Minister Blok specifiek op het feit dat Nederlandse en Europese bedrijven moeite hebben om aannemelijk te maken dat bijvoorbeeld textiel uit Xinjiang zonder dwangarbeid of andere mensenrechtenschendingen worden geproduceerd. Het kabinet blijft de mensenrechten van Oeigoeren bilateraal, in EU-verband, en in de VN-Mensenrechtenraad aan de orde stellen.
Een werkgever en een uitzendbureau die hun werknemer in de steek lieten na een ernstig bedrijfsongeval |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de tweet van FNV-er Bart Plaatje, waaruit blijkt dat arbeidsmigrant Marcin ernstig gewond raakte na een bedrijfsongeval (hij viel in een vat met hete olie) waarna werkgever Beneluxvet BV en uitzendbureau Marthoflex hem in de steek lieten op zijn slaapkamer?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de tweet.
Is het juist dat de werkgever pas twee uur na het ongeval kwam opdagen en dat er geen rapport is opgemaakt?
Ik kan niet oordelen over deze specifieke casus, maar vind het – niet alleen vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap en de wettelijke verplichtingen, maar in de eerste plaats vanuit medemenselijkheid – van groot belang dat werknemers in goede arbeidsomstandigheden werken en er bij een arbeidsongeval adequaat wordt gereageerd. De Inspectie SZW is bekend met het ongeval en heeft naar aanleiding daarvan onderzoek ingesteld naar de causale relatie tussen het ongeval en een overtreding van een of meerdere artikelen van de Arbeidsomstandighedenwetgeving. Over een individueel bedrijf en/of lopend onderzoek doet de Inspectie SZW geen uitspraken. Concrete feiten, zoals genoemd, maken deel uit van een onderzoek. Voor zover relevant kunnen stukken, zoals een opgemaakt rapport, in een onderzoek worden betrokken.
Is het juist dat de noodzakelijke verzorging van zijn brandwonden lang op zich laat wachten, veel langer dan verantwoord is?
Zie antwoord vraag 2.
Is het juist dat Marcin op het moment van het ongeval anderhalve week bij Marthoflex in dienst was, maar dat hij geen zorgpas kreeg? Hoe is dit mogelijk?
De Inspectie SZW onderzoekt altijd of er sprake is van een arbeidsrelatie tussen het bedrijf en het slachtoffer teneinde vast te kunnen stellen wie volgens de Arbeidsomstandighedenwet moet worden aangemerkt als werkgever.
Verder is in de kabinetsreactie van 3 juli 2020 op de Eerste Aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten vermeld dat een aantal zorgverzekeraars afspraken hebben gemaakt met werkgevers en uitzendbureaus dat de zorgpas zo spoedig mogelijk wordt verstrekt aan arbeidsmigranten die zij in dienst hebben. Sommige zorgverzekeraars gaan of zijn inmiddels overgegaan tot een digitale zorgpas, die is gekoppeld aan de inschrijving bij de zorgverzekeraar. Tenslotte is van belang te vermelden dat de zorgpas, naast de polis, weliswaar dienst kan doen als bewijs van verzekering, maar dat elk ziekenhuis in Nederland online controleert of iemand een zorgverzekering heeft gesloten. Dit gebeurt via de applicatie « controle op verzekeringsrecht». In zoverre is de informatie niet helemaal correct. Het bezit van een zorgpas is voor het verkrijgen van medische zorg in een ziekenhuis niet nodig. Medisch noodzakelijke zorg wordt in ieder geval door ziekenhuizen gegeven.
Deelt u de mening dat de opstelling van zowel de werkgever als het uitzendbureau ontoelaatbaar is?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 3, is de Inspectie SZW bekend met het ongeval en is er naar aanleiding daarvan onderzoek ingesteld. Het onderzoek wordt verricht vanuit een brede context waarbij signalen van andere verboden gedragingen separaat worden beoordeeld. Afhankelijk hiervan kunnen deze signalen leiden tot nader onderzoek door de Inspectie SZW. Ook kan er een melding worden gedaan aan een andere toezichthoudende instantie of kan de zaak worden voorgelegd aan de Officier van Justitie. Het opleggen van eventuele sancties zal altijd onderlegd moeten zijn door juridisch houdbaar onderzoeksresultaat. Uit het onderzoek zal moeten blijken of sprake is van sanctioneerbare gedragingen. Gelet op het lopende onderzoek kan daar geen antwoord op worden gegeven.
Heeft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid reeds kennisgenomen van het voorval? Welke sancties worden er getroffen tegen werkgever en uitzendbureau?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer gaat u aan de slag met een daadkrachtige uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigratie onder leiding van Emile Roemer?
Naar aanleiding van de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten van 11 juni j.l. is het kabinet aan de slag gegaan om uitvoering te geven aan de verschillende aanbevelingen. Voor een uitgebreider antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief die het kabinet op 3 juli j.l. naar uw Kamer heeft verstuurd2. Het kabinet nodigt het Aanjaagteam in deze brief tevens uit om met een tweede reeks van aanbevelingen te komen die dieper ingaan op de structurele misstanden bij arbeidsmigranten en de oplossingen voor de langere termijn.