Het artikel 'Arbeidsinspectie: Veel ongelukken bij installatie zonnepanelen' |
|
Mark Strolenberg (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Arbeidsinspectie: Veel ongelukken bij installatie zonnepanelen»?1
Ja, het artikel heb ik gelezen. Ik betreur het zeer dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden werknemers zijn overleden. Niemand mag bij het uitvoeren van zijn werk betrokken raken bij een arbeidsongeval, zeker niet bij een ongeval met dodelijke afloop.
Deelt u de mening van de Nederlandse Arbeidsinspectie dat er meer aandacht moet komen voor veiligheid bij de installatie van zonnepanelen?
Ja, die mening deel ik. De Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: NLA) heeft een project zonnepanelen waarin reactieve meldingen worden opgepakt en preventieve inspecties worden uitgevoerd. Ook heeft de NLA recent aandacht besteed aan de problematiek in vakmedia en via de (sociale) media.2
De laatste jaren worden er in het kader van verduurzaming veel zonnepanelen geïnstalleerd en door de hoge energieprijzen neemt de vraag naar het plaatsen van zonnepanelen toe. Ik vind het belangrijk dat hierbij veilig wordt gewerkt. De NLA constateert dat met name bij verduurzamingswerkzaamheden op kleine bouwplaatsen en renovaties veiligheidsvoorschriften onvoldoende worden nageleefd.
Wat is volgens u de achterliggende reden dat er zoveel (dodelijke) ongelukken gebeuren in deze specifieke branche?
De achterliggende reden is mij niet bekend. Vermoedelijk verkiest men snelheid boven veiligheid. Zoals aangegeven is de vraag naar het plaatsen van zonnepanelen groot. De branche is de afgelopen jaren enorm gegroeid. Het betreft hier een relatief jonge branche waarin veel wordt gewerkt met kleine onderaannemers. Het gebrek aan werkervaring kan ervoor zorgen dat de werkenden veiligheidsrisico’s niet goed inschatten. Daarnaast is de keten lang en zijn opdrachtgevers soms niet op de hoogte van het feit dat een klus is uitbesteed aan een andere onderaannemer. Dit ontslaat hen uiteraard niet van de verantwoordelijkheid om veilig te werken. Uit de gesprekken die de NLA en mijn ministerie voeren met de branche komt naar voren dat zij zich hiervan bewust zijn en initiatieven ontwikkelen om de veiligheid te verbeteren.
Verder gaat het bij de installatie van zonnepanelen veelal om kleine projecten op verschillende locaties, vaak in opdracht van een particuliere eigenaar van een woning. Op elke locatie moet het werk veilig worden gedaan. Dit betekent het steeds opnieuw opbouwen en afbreken van de veiligheidsmaatregelen. Dit kan tijdrovend zijn. Echter, vooral bij dit soort risicovolle werkzaamheden, is het van groot belang om voor elke klus en elk project de juiste voorzorgsmaatregelen te nemen en gezond en veilig te blijven werken.
Hebben bedrijven die de veiligheidsregels overtreden een oneerlijk concurrentievoordeel ten opzichte van bedrijven die de regels netjes toepassen? Zo ja, verhoogt dit dan de urgentie bij u om de handhaving te verscherpen?
Ik vermoed dat bedrijven die de veiligheidsregels niet naleven denken dat ze sneller werken. Hierdoor bieden zij hun werkzaamheden aan tegen een lagere prijs. Maar wanneer er door de NLA wordt gehandhaafd (bijvoorbeeld door het stilleggen van de werkzaamheden, of het opleggen van een boete, of als er iets misgaat en er een ongeval gebeurt bij het plaatsen van de zonnepanelen), lopen de kosten al gauw op. Gerichtere controle door de NLA draagt bij aan het beter naleven van de geldende wetgeving over werken op hoogte.
Vindt u dat de sancties die de Nederlandse Arbeidsinspectie kan opleggen verstrekkend genoeg om een preventieve werking op werkgevers te hebben? Zo nee, zou u bereid zijn strengere sancties voor overtreders te overwegen?
Ja, ik vind de huidige sancties verstrekkend genoeg. Overtreding van het Arbobesluit 3.16, het niet voorkomen van valgevaar, valt onder de zware overtredingen. Bij constatering van deze overtreding kan de arbeidsinspecteur de werkzaamheden direct stilleggen.
Bent u in gesprek met partijen uit de sector (zoals Bouwend Nederland, Techniek Nederland en Holland Solar) om te onderzoeken welke maatregelen werken om naleving van de veiligheidsregels te doen toenemen? Wellicht kunnen bewezen methoden uit de bouw namelijk worden toegepast op deze sector, zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de uitkomst van deze gesprekken?
De NLA is samen met mijn ministerie in gesprek met de sector over het verbeteren van de veiligheid. Uit die gesprekken komt naar voren dat de branche zelf initiatieven ontwikkelt om de veiligheid te verbeteren. De brancheverenigingen spelen verder een belangrijke rol in het onder de aandacht brengen van de arbocatalogi.
De arbeidsomstandigheden van flitsbezorging |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Lijst met misstanden bij flitsbezorgerbedrijven groeit, maatregelen blijven uit» van 16 januari 2023?1
Ja
Wat vindt u ervan dat werknemers die zich ziekmelden onder druk worden gezet om toch te gaan werken, of na hun ziekmelding hun contracturen verlaagd zien worden?
Het onder druk zetten van zieke werknemers door de werkgever vind ik niet kunnen en is zonder meer onwenselijk. Dit kan zowel de eigen gezondheid als de gezondheid van collega’s, klanten en derden schaden.
Waar mensen werken, kan ziekteverzuim voorkomen. Dat is vervelend voor zowel de werknemer als de werkgever. Voor beiden gelden richtlijnen bij een ziekmelding. De werknemer moet zich bijvoorbeeld tijdig ziekmelden en de werkgever mag aan de werknemer vragen wanneer deze verwacht te kunnen gaan werken. Daarnaast kan een werkgever niet eenzijdig het aantal in een arbeidsovereenkomst vastgelegde werkuren verminderen, tenzij de werknemer daarmee heeft ingestemd.
Het Ministerie van SZW heeft contact gehad met de boodschappenbezorgbedrijven. Zij zijn van mening dat medewerkers van Flink, Getir en Gorillas beschikken over volwaardige arbeidscontracten en kunnen rekenen op bijbehorende sociale bescherming, zoals uitbetaling bij ziekte.
Gezien de tegengestelde berichten vind ik het van groot belang dat hier tussen de boodschappenbezorgbedrijven, medewerkers en de vakbond het gesprek met elkaar over wordt gevoerd. Ik heb van de betrokken partijen begrepen dat dat gesprek ook plaatsvindt.
Deelt de zorgen dat mede door de hoge werkdruk en slecht materiaal één op de drie flitsbezorgers betrokken is bij een ongeluk? Bent u van mening dat deze werkdruk en het ondermaatse materiaal aan banden moeten worden gelegd? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen?
Werknemers moeten altijd gezond en veilig hun werk kunnen uitvoeren. Ik vind het zorgelijk dat volgens het artikel er sprake is van een veel te hoge werkdruk en slecht materiaal.
Werkgevers zijn te allen tijde verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkomgeving en op grond van de Arbowet verplicht om een beleid te voeren dat gericht is op het voorkomen of beperken van werkdruk en andere arbeidsgerelateerde risico’s. Daarnaast zijn zij verplicht om de risico’s in kaart te brengen in een Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en moeten zij de maatregelen die worden getroffen om deze risico’s te beheersen, opnemen in het bijbehorende Plan van Aanpak. Zo moet het personeel worden voorgelicht over de risico’s en de maatregelen die worden getroffen om werkdruk te voorkomen en moeten arbeidsmiddelen, zoals een fiets of een bezorgwagentje, voldoen aan de wettelijke regels en geen gevaar veroorzaken voor de werknemers of anderen, zoals medeweggebruikers.
In november en december 2021 constateerde de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) bij 14 verkennende inspecties relatief veel overtredingen door bedrijven in de flitsbezorging. De Arbeidsinspectie heeft haar bevindingen en de gewenste acties per afzonderlijke brief aan de bedrijven gestuurd en onder andere verzocht om hun RI&E, plan van aanpak, contract met de arbodienstverlener en informatie over preventiemedewerkers aan te leveren. Dit heeft volgens de Arbeidsinspectie geleid tot verbetertrajecten en handhaving.
Indien medewerkers oordelen dat er sprake is van een te hoge werkdruk, slecht materiaal en/of slechte arbeidsomstandigheden, is het van belang dat er een gesprek plaatsvindt met de werkgever. Ik heb van de betrokken partijen begrepen dat dat gesprek ook wordt gevoerd. Er zijn diverse hulpmiddelen en instrumenten op het Arboportaal beschikbaar (www.arboportaal.nl) die hierbij kunnen helpen. Indien dit gesprek niet tot verbetering leidt, dan kunnen werknemers een melding doen bij de NLA via de website www.nlarbeidsinspectie.nl.
Wat vindt u ervan dat flitsbezorgers aangeven niet rond te kunnen komen en vaak twee baantjes hebben?
Ja, ik ben het ermee eens dat mensen die fulltime werken moeten kunnen rondkomen. Zowel bij een werkweek van 36 uur als 40 uur. Ik realiseer me dat dat bij werk op oproepbasis of bij onregelmatige contracten – zeker waar dit samenloopt – praktisch gezien soms moeilijk is. Daarom zet het kabinet verschillende stappen op het gebied van minimumloon, zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget.
Het kabinet vindt het belangrijk dat werknemers een passende beloning krijgen voor hun arbeidsinspanning. Daarom kent Nederland een wettelijk minimumloon dat werknemers zekerheid geeft over hun maandelijkse loon. Op 1 januari 2023 voerde het kabinet een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 8,05% door. Dit is een voor Nederland unieke stap: het is de eerste bijzondere verhoging van het minimumloon sinds de invoering in 1969. Als gevolg hiervan is het minimumloon (inclusief reguliere indexatie) afgelopen 1 januari met 10,15% gestegen tot € 12,40 bij een 36-urige werkweek. Dit betekent een aanzienlijke inkomensstijging voor minimumloonverdieners en ontvangers van de uitkeringsregelingen die met het minimumloon samenhangen.
Het kabinet streeft met deze recente minimumloonsverhoging naar een balans tussen de inkomenspositie van werknemers, het absorptievermogen van werkgevers en gezonde overheidsfinanciën. Op dit moment heeft het kabinet geen plannen voor een verdere verhoging. Naast de minimumloonsverhoging heeft het kabinet het initiatiefwetsvoorstel van de leden Kathmann (PvdA) en Maatoug (GL) omarmd, dat zorgt voor een minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek. Voor werknemers in sectoren waarin de normale arbeidsduur meer dan 36 uur bedraagt, zorgt dit na de invoering per 1 januari 2024 ook voor een hoger (minimum)loon.
Personen die als zelfstandige werken zijn vrij om hun eigen uurtarief te bepalen en zijn dus niet gebonden aan het minimumloon. Hierbij is van belang dat mensen de keuze om als zelfstandige actief te zijn zelf en vrij kunnen maken. Het kabinet neemt deze kabinetsperiode stappen om het onderscheid tussen het werken als werknemer en als zelfstandige te verduidelijken, schijnzelfstandigheid aan te pakken en de positie van werkenden te versterken om een arbeidsovereenkomst op te eisen. Vooral voor werkenden met een laag uurinkomen.
Voor de vraag of huishoudens rond kunnen komen, zijn alle inkomsten en (noodzakelijke) uitgaven relevant. Naast inkomen uit werk of uitkering hebben huishoudens mogelijk recht op verschillende toeslagen, als inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van huur, de zorgtoeslag, de kosten van kinderen en kinderopvang. In 2023 verhoogt het kabinet de zorgtoeslag incidenteel. Ook is vanaf dit jaar de huurtoeslag en het kindgebonden budget structureel hoger. Het minimumloon en de toekomst van het toeslagenstelsel hangen daarom ook met elkaar samen. Het kabinet heeft de ambitie om de toeslagen af te schaffen, omdat die voor huishoudens tot onzekerheid leiden en complex zijn in de uitvoering. Het is echter niet eenvoudig gebleken om met eenvoudige instrumenten (zoals een hoger minimumloon) de zeer gerichte effecten van toeslagen na te bootsen. Alternatieven leiden snel tot grote inkomenseffecten in specifieke gevallen, waarbij het dan ook van belang is dat afwegingen zorgvuldig moeten worden gemaakt.
Bent u het ermee eens dat mensen rond moeten kunnen komen van hun salaris? Zo ja, bent u het eens met de verwachting dat met een verhoging van het minimumloon naar minstens veertien euro meer mensen rond kunnen komen van hun salaris? Overweegt u een dergelijke verhoging? Waarom wel of niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het ermee eens dat de drie, in de petitie van vorige maand waar het artikel van naar verwijst2, gestelde eisen tot hogere lonen, meer zekerheid en veilige arbeidsomstandigheden redelijke eisen zijn? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat flitsbezorgers onder fatsoenlijke omstandigheden kunnen werken?
Ik vind het van groot belang dat er sprake is van een veilige werkomgeving, eerlijke arbeidsvoorwaarden en dat werknemers en werkgevers hierover met elkaar in gesprek zijn en blijven zodat daarin samen stappen worden gezet.
Indien er na een maand niets is veranderd, vind ik dat zeer kwalijk. Zoals eerder aangegeven zijn werkgevers verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkomgeving en eerlijke arbeidsvoorwaarden en moeten zij daartoe maatregelen nemen indien daar geen sprake van is.
Ik kan echter niet beoordelen of na het indienen van de petitie nog helemaal niets is veranderd. Uit het contact met de boodschappenbezorgbedrijven blijkt dat zij zich niet in het beeld herkennen dat er nog niets is gebeurd. Het verbeteren van de werkomstandigheden en de dienstverlening is volgens hen een continu punt van aandacht. Ik heb begrepen dat er vervolgcontacten tussen de betrokken partijen hebben plaatsgevonden en een inhoudelijk vervolggesprek gepland is tussen FNV en de Vereniging E-Commerce Nederland. Ik vind het van belang dat deze gesprekken tot verbeteringen leiden en zal mij over de resultaten laten informeren.
Indien flitsbezorgers ondanks de gesprekken onder oneerlijke, ongezonde en/of onveilige omstandigheden moeten blijven werken, roep ik hen op dit te melden bij de Arbeidsinspectie, eventueel via de vakbond of ondernemingsraad (www.nlarbeidsinspectie.nl). Een klacht door een vakbond of ondernemingsraad bij de NLA wordt altijd onderzocht. Op die wijze kan de overheid handhaven bij die werkgevers die zich willens en wetens niet houden aan de wet- en regelgeving.
Wat vindt u ervan dat er een maand na het indienen van de petitie nog niets veranderd is aan de omstandigheden van de flitsbezorgers? Op welke manier gaat u zorgen dat gehoord wordt gegeven aan de eisen tot een redelijk loon, meer zekerheid en veilige arbeidsomstandigheden?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Arbeidsinspectie kreeg toch signalen over zwaar sjouwwerk Schiphol’ |
|
Marijke van Beukering-Huijbregts (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Arbeidsinspectie kreeg toch signalen over zwaar sjouwwerk Schiphol»?1
Ja.
Bent u het eens dat het zorgelijk is dat de Nederlandse Arbeidsinspectie (Arbeidsinspectie) niet is ingegaan op meerdere meldingen van medewerkers over hun arbeidsomstandigheden op Schiphol? Bent u het eens dat dit afbreuk doet aan het vertrouwen van werknemers in de inspectie en de overheid, zeker nu het blijkt te gaan over meerdere meldingen?
Vooropgesteld vind ik dat werkenden altijd moeten kunnen rekenen op een gezonde en veilige werkomgeving, waarbij een werkgever zich verantwoordelijk voelt én gedraagt. Maar ook dat daar waar regels worden overtreden en misstanden plaatsvinden, hier laagdrempelig melding van gedaan kan worden en tegen wordt opgetreden.
De meldingen waarover gesproken wordt in het bericht van de NOS, zijn naar voren gekomen in een uitgebreide zoekslag door de Arbeidsinspectie in haar systemen mede ten behoeve van de rapportage die ik u op 11 januari 2023 heb verstuurd.2 Concreet houdt dit in dat de Arbeidsinspectie in haar systemen alle meldingen van de afgelopen jaren, voor zover nu nagegaan kan worden, opnieuw is nagelopen.
Naar aanleiding van de eerdere constatering door de Arbeidsinspectie dat fysieke belasting van bagageafhandelaars op Schiphol niet specifiek als risico naar voren is gekomen, heb ik de Arbeidsinspectie gevraagd haar werkwijze tegen het licht te houden.3 De eerste bevindingen daarvan en lessen die de Arbeidsinspectie getrokken heeft, komen aan bod in de eerdergenoemde rapportage, die ik naar uw Kamer heb gezonden. De rapportage beslaat een periode van 10 jaar. In die periode heeft de Arbeidsinspectie in totaal ongeveer 100.000 meldingen ontvangen, waarvan 504 meldingen specifiek over werkzaamheden op Schiphol. In de rapportage beschrijft de Arbeidsinspectie hoe haar actieve en reactieve/responsieve werkwijze leidt tot inspecties op Schiphol. De rapportage bevat een overzicht van de circa 400 bij op Schiphol actieve werkgevers uitgevoerde inspecties in het kader van risicogerichte projecten (actieve inzet). Op basis van de beoordelingssystematiek die in de afgelopen 10 jaar is gebruikt, die mede gebaseerd is op de arbeidsomstandighedenregelgeving, heeft die beoordeling van de 504 meldingen geresulteerd in 327 werkgevers die minimaal één keer zijn geïnspecteerd (reactieve inzet).
Voor zover nu nagegaan kan worden, zijn er zeven meldingen gedaan die direct of zijdelings met fysieke belasting te maken hebben. Deze meldingen zijn in een bijlage van de betreffende rapportage opgenomen.
Hoewel iedere melding over een individuele werksituatie er één te veel is, vormden de desbetreffende meldingen voor de Arbeidsinspectie, conform het afwegingskader dat de Arbeidsinspectie hanteerde en dat gebaseerd is op de arbeidsomstandighedenregelgeving, geen directe aanleiding om daar opvolging aan te geven op het vlak van fysieke belasting (soms wel vanwege andere mogelijke overtredingen) en zijn deze wat betreft fysieke belasting als «niet relevant» beoordeeld.
Op mijn verzoek houdt de Arbeidsinspectie haar werkwijze tegen het licht en ga ik met de Arbeidsinspectie nader in gesprek over hoe de werkwijze verder verbeterd en transparanter kan worden. De Arbeidsinspectie geeft aan haar werkwijze aan te passen. Kortheidshalve verwijs ik naar de brief en rapportage.
Met de acties die ik met de Arbeidsinspectie heb afgesproken, waaronder een laagdrempeliger meldingsysteem, waarmee meldingen effectiever behandeld kunnen worden, wil ik komen tot een verbeterde werkwijze, die het vertrouwen van werknemers vergroot en uiteindelijk leidt tot een gezonder en veiliger werkomgeving.
Klopt het dat de werkwijze van de Arbeidsinspectie op zelfregulering is gericht en dat bedrijven en medewerkers daarmee worden geacht zelf zorg te dragen voor goede arbeidsomstandigheden?
Ja, dat is conform de Arbeidsomstandighedenwet. Uitgangspunt van het arbostelsel is dat werkgevers de primaire verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. Bij de invulling van de hun processen dienen werkgevers te zorgen dat zij aan de relevante wet- en regelgeving voldoen. De Arbeidsinspectie oefent, met inachtneming van die zelfregulering, haar toezicht uit. Ik verwijs naar de bijlage van de antwoorden op eerder gestelde Kamervragen, waarin de Arbeidsinspectie haar werkwijze toelicht4. Indien gewenst kan de Arbeidsinspectie in een technische briefing verdere toelichting geven.
Klopt het dat uit de risico-inventarisatie en evaluatie, die de Arbeidsinspectie mag inzien, kon worden opgemaakt dat er nog steeds te zwaar werk werd gedaan op de bagageafhandeling en dat gemaakte afspraken over onder meer aanschaf en gebruik van tilhulpen niet werden nagekomen? Waarom is de Arbeidsinspectie hier niet op aangeslagen?
Werkgevers stellen een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) en plan van aanpak op. Dat is om risico’s in het bedrijf in kaart te brengen en maatregelen te nemen om die te voorkomen of te verkleinen. De RI&E is voor het bedrijf zelf. Werknemers en de Ondernemingsraad hebben een rol bij de vaststelling. De Arbeidsinspectie kan bij inspecties om inzage vragen.
Naast het inzien tijdens of na een controle bij een werkgever, vraagt de inspectie de afgelopen jaren in een aantal specifieke projecten de RI&E op bij groepen werkgevers5.
Criteria voor het opvragen zijn:
Op basis van deze criteria is de sector dienstverlening voor de luchtvaart, waar bagageafhandeling op Schiphol onder valt, eerder niet specifiek naar voren gekomen om tot zo’n uitvraag te leiden. De RI&E is daarom niet opgevraagd. Naar aanleiding van het onderzoek van NOS/Nieuwsuur is de Arbeidsinspectie in september 2022 gaan inspecteren en heeft daarbij, conform de standaardprocedure de RI&E opgevraagd. Dit onderzoek loopt nog.
In eerdergenoemde beantwoording van de Kamervragen en brief heb ik reeds aangegeven dat de Arbeidsinspectie op mijn verzoek haar werkwijze tegen het licht houdt en dat ik met de Arbeidsinspectie nader in gesprek ga over hoe de werkwijze verder verbeterd en transparanter kan worden. Hierbij merk ik op dat de Arbeidsinspectie een lerende organisatie is, die zich continu wil blijven verbeteren.
Hoe verhoudt de werkwijze van de Arbeidsinspectie zich tot enerzijds zelfregulering en anderzijds het negeren van signalen/meldingen?
Het instrument zelfregulering is vastgelegd op wetsniveau. De Arbeidsinspectie maakt geen zelfreguleringsafspraken. Uitgangspunt van het Arbostelsel is dat werkgevers de primaire verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden (zie ook het antwoord op vraag6.
In de rapportage die ik aan uw Kamer heb toegezonden, geeft de Arbeidsinspectie een overzicht van de inspecties die ze heeft uitgevoerd op Schiphol. Daaruit blijkt dat er 504 meldingen over Schiphol zijn gedaan, waarvan er, voor zover nu nagegaan kan worden, zeven meldingen zijn die direct of zijdelings met fysieke belasting te maken hebben. Deze meldingen heeft de Arbeidsinspectie, conform het geldende afwegingskader, beoordeeld als «niet relevante» meldingen om opvolging aan te geven op het vlak van fysieke belasting (soms wel vanwege andere mogelijke overtredingen).
Op mijn verzoek heeft de Arbeidsinspectie haar werkwijze tegen het licht gehouden en ga ik met de Arbeidsinspectie nader in gesprek over hoe de werkwijze verder verbeterd en transparanter kan worden. De Arbeidsinspectie geeft aan haar werkwijze aan te passen.
Onder meer zal de Arbeidsinspectie bij haar risicobeoordeling werkzaamheden aan de «air side» (het gebied voorbij de douane, waaronder de bagageafhandeling) op Schiphol een zwaardere weging geven. Kortheidshalve verwijs ik naar mijn eerdergenoemde brief van vorige week en de rapportage van de Arbeidsinspectie.
De Arbeidsinspectie heeft de informatie/vragen van Nieuwsuur opgevat als melding. Dat was voor de Arbeidsinspectie aanleiding om in september 2022 te gaan inspecteren bij bagageafhandelaars op Schiphol. In de eerdergenoemde rapportage heeft de Arbeidsinspectie aangegeven dat op grond van die inspecties nog handhavingstrajecten lopen.
Zoals de rapportage toont, lopen er, niet alleen op Schiphol maar in heel Nederland, op ieder moment in de tijd honderden handhavingstrajecten met werkgevers. Signalen uit die toezichtspraktijk kunnen aanleiding zijn om wet- en regelgeving of de werkwijze (ook ten aanzien van prioritering en risicoafweging) van de inspectie aan te passen.
Iedere melding wordt beoordeeld. Niet iedere melding kan of moet aanleiding zijn tot onderzoek. De Arbeidsinspectie krijgt vele malen meer meldingen dan kunnen worden opgepakt. De meldingen worden daarom na beoordeling door de Arbeidsinspectie geprioriteerd. Daarbij wordt dan onderscheid gemaakt tussen zware overtredingen en niet zware overtredingen. Zware overtredingen krijgen altijd een opvolging. Niet zware overtredingen krijgen opvolging afhankelijk van de ernst van de situatie; zie tevens het antwoord bij vraag 8. Meldingen van onder andere vakbonden en personeelsvertegenwoordigingen krijgen altijd opvolging op grond van bepalingen in de Arbeidsomstandighedenwet. Meldingen die niet op het terrein van de inspectie liggen, geleidt de Arbeidsinspectie door naar de verantwoordelijke instantie (bijvoorbeeld gemeenten, andere diensten).
In haar rapportage geeft de inspectie aan welke lessen ze trekt ten aanzien van dat proces, om zich te kunnen blijven verbeteren. Ik ga met de Arbeidsinspectie nader in gesprek over hoe de werkwijze verder verbeterd en transparanter kan worden. Ik zal daarbij ook betrekken welke gevolgen deze lessen hebben op het afwegingskader, ook in relatie tot de positie van de individuele melder, waaronder (oud) medewerkers. De Arbeidsinspectie heeft in haar Meerjarenplan 2023–2026 aangekondigd ondermeer een nieuw programma trends en ontwikkelingen op te richten, waarmee snel kan worden geacteerd op nieuwe ontwikkelingen. Zie tevens antwoord 8.
Bent u het eens dat als er zware tekortkomingen zijn geconstateerd bij de bagageafhandeling er geen of minder sprake kan zijn van zelfregulering? Zo ja, dat dat betekent dat ieder signaal of melding reden moet zijn voor onderzoek?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat meldingen niet worden geregistreerd binnen de Arbeidsinspectie waardoor een stapeling van meldingen niet zichtbaar wordt? Deelt u de opvatting dat een dergelijk registratiesysteem wenselijk is en dat het zaak is dat dit zo snel mogelijk ontwikkeld wordt?
Ik ga nader met de Arbeidsinspectie in gesprek over hoe de werkwijze, waaronder de meldingssystematiek, verder kan worden verbeterd. Ik vind het van groot belang dat van misstanden op een laagdrempelige manier melding kan worden gedaan en deze meldingen zo worden verwerkt, dat op een effectieve manier kan worden opgetreden. Daarbij wordt ook gekeken naar de positie van de individuele melder, waaronder (oud) medewerkers. Zie tevens het antwoord bij vraag 9.
Meldingen worden door de Arbeidsinspectie altijd geregistreerd en beoordeeld (zie antwoord op vraag7. De ervaringen die naar aanleiding van Covid zijn opgedaan met de registratie en de analyse van verbanden, trends en ontwikkelingen over individuele meldingen heen, zijn mede aanleiding geweest voor de Arbeidsinspectie om in mei 2022 een Directie Meldingen en Verzoeken in te richten8.
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met de mededeling van de Arbeidsinspectie dat «een melding in de toekomst zwaarder wordt gewogen» en hoe verschillende meldingen nu worden gewogen en op basis van welke afwegingen dit plaatsvindt? Bent u het eens dat een stapeling van meldingen afkomstig van werknemers van één werkgever ook zwaar moet worden gewogen?
In de rapportage heeft de Arbeidsinspectie toegelicht dat een melding over fysieke belasting voortaan zwaarder zal worden gewogen als het werkzaamheden aan de «air side» op Schiphol betreft. In den brede, dus los van Schiphol, kan sinds september 2022 een stapeling van meldingen, afhankelijk van de aard en feitelijke onderbouwing, leiden tot een zwaardere weging (zie ook vraag9. Het gezamenlijke doel is om een zo effectief mogelijke werkwijze te ontwikkelen, die recht doet aan de meldingen die worden gedaan en uiteindelijk leidt tot een gezonder en veiliger werkomgeving.
De Arbeidsinspectie krijgt circa tienduizend meldingen per jaar. Bij de beoordeling van een melding door de Arbeidsinspectie zijn veel aspecten van belang, zoals: heeft de melding betrekking op het domein waar de Arbeidsinspectie als toezichthouder is aangewezen, de zwaarte van de overtreding, de ernst van het risico, de urgentie van de melding, de positie van de melder en het aantal meldingen bij een werkgever. Het beoordelen van de stroom meldingen is een trechterproces. Eerst worden de meldingen er uit gefilterd die geen betrekking hebben op de arbeidsregelgeving en/of arbeidsomstandighedenregelgeving. De overgebleven meldingen worden vervolgens aan een reviewproces onderworpen, waarbij bovengenoemde aspecten deel uit maken van de uiteindelijke beoordeling. Waar nodig wordt aanvullende informatie verzameld of een (inspectie)onderzoek gestart. De keuze welke opvolging een melding over arbeidsomstandigheden krijgt, wordt ook bepaald door de vastgelegde beleidsregels.
De analyse over individuele meldingen heen heeft de Arbeidsinspectie versterkt door in mei 2022 een Directie Meldingen en Verzoeken te vormen. Zie tevens antwoord 9.
De Arbeidsinspectie is bereid uw Kamer een (besloten) technische briefing over het meldingenproces en de afwegingen daarbinnen te geven.
Welke maatregelen gaat u treffen zodat in de toekomst de juiste informatie door de Arbeidsinspectie wordt verstrekt aan de Tweede Kamer, zodat dit niet pas naar boven komt doordat gedreven journalisten onderzoekswerk verrichten?
Ik was graag eerder door de Arbeidsinspectie geïnformeerd over de zeven specifieke meldingen die direct of zijdelings te maken hadden met fysieke belasting en die door de Arbeidsinspectie als «niet relevant» zijn beoordeeld. Ook had ik, vanuit mijn intentie om de Tweede Kamer juist en volledig te informeren, dit graag eerder aan uw Kamer willen melden. Ik vind het zondermeer vervelend dat dit nu niet is gebeurd.
Zoals ik in mijn brief bij de rapportage heb aangegeven ga ik, mede naar aanleiding van de onderhavige kwestie, met de Arbeidsinspectie nader in gesprek over hoe de werkwijze verder verbeterd en transparanter kan worden. Daarbij betrek ik ook de verbeteringen in het meldingenproces.
Daarnaast loopt er binnen de Arbeidsinspectie al een aantal initiatieven. In het Meerjarenplan 2023–202610 heeft de Arbeidsinspectie aangegeven met welke verbeteringen zij aan de slag is. Dit zijn onder andere:
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd om u in haar jaarplan 2024 te rapporteren over de doorgevoerde verbeteringen in de werkwijze.
Het bericht dat nieuwe daglichteisen de bouw onbetaalbaar maken |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat nieuwe daglichteisen de bouw onbetaalbaar maken?1
Ja.
Klopt het dat per 1 januari 2023 de daglichttoetredingsberekeningsmethodiek NEN 2057 is afgeschaft en is vervangen door de NEN-EN 17037?
Nee, wel is er op 22 september 2022 een wijziging van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) gepubliceerd (Staatsblad 2022, 360) met nieuwe daglichteisen op basis van de NEN-EN 17037 in plaats van de NEN 2057. Deze eisen zijn nog niet werking getreden. Het moment van inwerkingtreding wordt door mij nog nader bepaald. Van belang daarbij is dat aanvullend op het Bbl door mij nog gewerkt wordt aan een wijziging van de Omgevingsregeling, zoals in mijn antwoorden hierna is toegelicht.
Waarom volstond de NEN 2057 methode niet meer?
Uit een beleidsstudie van de NEN-commissie Daglicht2 volgt dat de Europese norm NEN-EN 17037 beter aansluit bij de daadwerkelijke gewaarwording van daglicht door gebruikers van gebouwen dan de huidige Nederlandse norm NEN 2057. Verder is er de algemeen geldende lijn binnen de bouwregelgeving dat de Nederlandse bouwregelgeving Europese normen gebruikt als deze beschikbaar zijn.
Hoe bent u tot het besluit gekomen om nieuwe daglichteisen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) op te nemen?
Op basis van de beleidsstudie van de NEN-commissie Daglicht (zie antwoord 3) heb ik een voorstel voor de nieuwe daglichteisen voorgelegd aan de Juridisch-Technische Commissie (JTC) en vervolgens aan het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB)3. Het OPB heeft positief geadviseerd over deze wijziging. Hierna is de wijziging in (internet)consultatie gegaan en afsluitend op 26 april 2022 aan uw Kamer ter voorhang voorgelegd. Hierbij zijn door uw Kamer geen opmerkingen zijn gemaakt of vragen zijn gesteld. De consultatie heeft niet geleid tot aanpassing van de nieuwe eisen en het wijzigingsbesluit is uiteindelijk op 22 september 2022 gepubliceerd (Staatsblad 2022, 360). Wel heeft NEN naar aanleiding van de consultatie haar beleidsstudie verder verduidelijkt en worden door mij in de Omgevingsregeling nog de parameters en randvoorwaarden vastgelegd die moeten worden gehanteerd bij het gebruik van de NEN-EN 17037.
Heeft u voorafgaand aan dit besluit contact gehad met de bedrijven uit de sector die daglichtberekeningen maken? Zo ja, wat was hun oordeel over de nieuwe daglichteisen en de berekeningsmethodiek?
Ja, zoals beschreven in mijn antwoord 4 heb ik de wijziging voorgelegd aan het JTC/OPB met daarin de brancheverenigingen BNA en NL-Ingenieurs, die de architecten- respectievelijk ingenieursbureaus vertegenwoordigen. Verder hebben een aantal bureaus gereageerd bij de internetconsultatie. Voorts zitten in de genoemde NEN-commissie Daglicht ook commissieleden die werkzaam zijn bij bureaus die zelf daglichtberekeningen maken. De inbreng vanuit deze bureaus had vooral te maken met de diverse keuzemogelijkheden die in de NEN-EN 17037 worden gegeven ten aanzien van parameters en randvoorwaarden. Zoals gemeld in antwoord 4 worden deze parameters en raadvoorwaarden door mij nog eenduidig vastgelegd in de Omgevingsregeling. Deze wijziging van de Omgevingsregeling is al voorgelegd aan het JTC/OPB en zal naar verwachting in maart ter (internet)consultatie worden gepubliceerd. Inwerkingtreding van de nieuwe daglichteisen is daarbij voorzien op 1 januari 2024.
Deelt u de zorg van de indiener dat de nieuwe methodiek ertoe leidt dat het maken van een daglichtberekening veel langer duurt en een bewoner niet langer zelf een berekening kan maken, waardoor de nieuwe methodiek kostenverhogend werkt?
Nee. Voor de nieuwe eisen is een lastenonderzoek door Sira4 uitgevoerd en de resultaten hiervan staan in de Nota van toelichting in de gepubliceerde wijziging van het Bbl (Staatsblad 2022, 360). Hieruit volgt dat de kosten voor het berekenen van het daglicht in gebouwen gelijk blijven. Bij nieuwbouw worden de daglichtberekeningen in het algemeen gemaakt door professionele adviseurs (architecten en ingenieurs) waarbij gebruik wordt gemaakt van computerprogramma’s.
Voor bestaande bouw veranderen de daglichteisen en de bepaling volgens de NEN 2057 niet. Voor bewoners die hun eigen woning verbouwen gelden de daglichteisen voor bestaande bouw, waardoor voor deze bewoners niets veranderd.
Wat vindt u van de constatering dat er bij de bepalingsmethode aspecten een rol spelen die in de bouwregelgeving geen rol zouden mogen spelen, zoals de kleurstelling van de wanden en de reflectie van vloeren, wanden en het plafond?
Het klopt dat er in de NEN-EN 17037 de mogelijkheid is om met de daadwerkelijk kleurstelling van de wanden en de reflectie van vloeren, wanden en plafond te rekenen. Van deze mogelijkheden wordt bij de toepassing in het Bbl echter geen gebruik gemaakt en wordt gewerkt met vaste rekenwaarden hiervoor, die worden vastgelegd in de Omgevingsregeling (zie antwoord 5). Het voldoen aan de daglichteis is daarmee niet afhankelijk van de daadwerkelijk toegepaste kleurstelling.
Wat vindt u van de stelling dat de NEN-EN 17037 strijdig is met het beginsel van vrije indeelbaarheid, een van de uitgangspunten die ten grondslag ligt aan de Nederlandse bouwregelgeving?
Bij de nieuwe daglichteisen geldt ook dit beginsel van vrije indeelbaarheid. De beoogde toepassing van de NEN-EN 17037 is hiermee niet strijdig. De eisen worden net als de huidige daglichteisen gesteld op het niveau van verblijfsgebied en op het niveau van verblijfsruimte.
Deelt u de zorg van de indiener dat de nieuwe berekeningsmethodiek toezicht en handhaving door de gemeente op daglichteisen bij bestaande bouw ingewikkeld, zo niet onmogelijk maakt?
Nee. In het betreffende artikel gaat het daarbij om het eventueel veranderen van de kleuren van de wanden door bewoners. Zoals in mijn antwoord op vraag 5 gesteld, is de eis niet afhankelijk van de daadwerkelijke kleurstelling. Toezicht en handhaving door de gemeente hierop is dus niet aan de orde.
Op 16 februari 2022 is er een Besluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de brandveiligheid van parkeergarages en normen voor daglicht (Kamerstuk 33 118, nr. 218) voorgehangen, waar in de Nota van Toelichting werd gesteld «De toekomstige eisen over daglicht in gebouwen zijn vergelijkbaar met de huidige eisen».Verder werd gesteld onder 5.2.2: "Ook de kosten voor het berekenen van het daglicht in gebouwen blijven gelijk. In het algemeen zullen voor deze berekeningen computerprogramma’s worden gebruikt. De lastenverzwaring van het aanschaffen van een computerprogramma is ongeveer gelijk aan de lastenverlichting die ontstaat doordat berekeningen voor daglicht relatief sneller worden gemaakt.» De indiener heeft begrepen dat een daglichtberekening per woning gemiddeld 1 uur bedroeg en met 3D tekenen via een softwarepakket nu zo’n 3–4 uur: bent u nog van mening dat hetgeen gesteld wordt in de toelichting correct is?
Zoals staat in mijn antwoord 6 volgt de informatie in de Nota van toelichting uit het uitgevoerde lastenonderzoek door Sira. Hieruit volgt dat in de praktijk nu al gewerkt wordt met software voor het 3D tekenen en toetsen van woningen en woongebouwen. Deze bestaande software kan worden uitgebreid met een module voor deze daglichteisen, waardoor de nieuwe eisen volgens Sira relatief sneller kunnen worden gemaakt.
Op welke wijze kan de daglichtberekeningsmethodiek worden vereenvoudigd?
De daglichtberekeningsmethodiek volgens NEN-EN 17037 wordt al vereenvoudigd met de vaststelling van de parameters en randvoorwaarden in de Omgevingsregeling (zie mijn antwoord op vraag 5). Daarnaast heeft NEN een Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR 4057) bij de NEN-EN 17037 gepubliceerd om de bouwpraktijk verder op weg te helpen bij de toepassing van de nieuwe methodiek.
Misstanden bij Weener XL |
|
Bart van Kent |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Weener XL blijkt Beerput XL: kwetsbare mensen geïntimideerd en vernederd»?1
Ja.
Bent u geschrokken van de meldingen van slachtoffers over onder andere pushen om door te werken bij ziekte, te vroeg aan het werk gezet worden door de bedrijfsarts, het stopzetten van loon wanneer het slachtoffer onvoldoende hersteld is van een operatie, scheldpartijen door leidinggevenden, discriminatie en intimiderend gedrag door leidinggevenden?
Grensoverschrijdend gedrag in welke vorm dan ook, waar dat voor komt, moet te allen tijde worden afgekeurd en uiteraard het liefst voorkomen. Het beeld dat het Brabants Dagblad in haar berichtgeving schetst vind ik zorgelijk. Tegelijk heeft Weener XL aangegeven de signalen zeer serieus te nemen en zich niet in het door het Brabants Dagblad geschetste beeld te herkennen.
Bent u van mening dat er direct ingegrepen moet worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven geschreven vind ik de berichtgeving zorgelijk. Weener XL heeft aangegeven zeer door de berichten geraakt te zijn en een organisatie te willen zijn met een veilige en prettige werksfeer en goede arbeidsomstandigheden.
Ik heb begrepen dat de gemeente ‘s-Hertogenbosch direct actie heeft ondernomen. Op dit moment wordt er een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de situatie waar medewerkers anoniem aan kunnen deelnemen. Het doel van dit onderzoek is om een onafhankelijk en feitelijk beeld te schetsen van de situatie op de werkvloer bij Weener XL. Op basis van dit onderzoek beziet de gemeente ’s-Hertogenbosch of er verdere stappen nodig zijn. Dit onderzoek is eind februari afgerond. De heer Job Cohen en de heer Marco Schipper (bestuurder FNV, namens FNV) zijn gevraagd om als onafhankelijke derden het college te adviseren over de eventueel te nemen vervolgstappen.
Bent u geschrokken van het feit dat ongewenst gedrag van leidinggevenden, dat al jaren werd gemeld bij vertrouwenspersonen, niet of nauwelijks werd aangepakt en dat slachtoffers niet aan de bel durven te trekken omdat ze niet genoeg vertrouwen hebben in het management? 5. Gaat u ervoor zorgen dat meldingen van werknemers in het vervolg serieus worden genomen? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het beeld dat wordt geschetst zorgelijk. Tegelijk heeft Weener XL aangegeven het beeld uit de berichtgeving niet te herkennen en de signalen onafhankelijk te laten onderzoeken. Zie hierover meer in het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het erg veel is dat bij Weener XL vorig jaar 21 keer de loonbetaling werd opgeschort, vier keer loon werd ingehouden en dat het bedrijf in totaal liefst 134 «disciplinaire maatregelen» registreerde? Zo ja, bent u bereid tot ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Grensoverschrijdend gedrag is een veelvoorkomend probleem binnen organisaties. Elke dag worden mensen hierdoor op de werkvloer geraakt. Dat is onacceptabel. Het is daarom belangrijk dat bij organisaties aandacht is voor het gesprek hierover, aandacht is voor bewustwording en dat mensen zich veilig voelen om grensoverschrijdend gedrag op een laagdrempelige manier te melden. Als mensen grensoverschrijdend gedrag melden, is het belangrijk dat deze meldingen serieus worden genomen en de hier een passende opvolging van komt.
Als het gaat om de berichtgeving over specifiek Weener XL, geldt dat de verantwoordelijkheid voor goede werkomstandigheden van medewerkers primair bij de directie van Weener XL ligt. Het college en de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch hebben hierbij een belangrijke toezichthoudende rol. Het Ministerie van SZW onderhoudt hierover contact met Weener XL.
Dit geldt ook voor het serieus oppakken van meldingen van medewerkers die zich op een verkeerde manier behandeld voelen en/of negatieve ervaringen hebben met Weener XL. Door het instellen van een onafhankelijk onderzoek en door de heer Job Cohen en de heer Marco Schipper te vragen het college onafhankelijk te adviseren over eventueel te nemen vervolgstappen beoogt de gemeente ’s-Hertogenbosch op een serieuze wijze met de meldingen om te gaan.
Kunt u toelichten op welke wijze het inhouden van bedragen op loon of uitkering bij mensen in de bijstand te rijmen valt met het recht op levensonderhoud?
Zoals hierboven beschreven is het aan het college van burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch om op een correcte wijze uitvoering te geven aan de Participatiewet en het handhavingsbeleid. Bij hen is ook het toezicht hierop belegd. Het is daarom aan hen- en niet aan mij- om een oordeel te vellen over het aantal opgelegde disciplinaire maatregelen en of dit in lijn is met wetgeving en beleid. Het is ook aan hen om in te grijpen als dit nodig blijkt.
Is bij u bekend of misstanden zoals bij Weener XL ook bij andere sociaal werkgevers spelen? Zo ja, bent u bereid om daar op korte termijn in te grijpen? Zo nee, bent u bereid om deze informatie te achterhalen en waar nodig in te grijpen?
De bijstand vormt het sluitstuk van de sociale zekerheid. Burgers moeten kunnen vertrouwen op de overheid dat zij geholpen worden wanneer zij problemen ervaren op het gebied van inkomen en/of werk. Voor behoud van het draagvlak voor dit vangnet moeten tegelijkertijd alle burgers erop kunnen vertrouwen dat bijstandsgerechtigden zich aan de regels houden. Handhaving op de naleving van de verplichtingen is daarom een randvoorwaarde voor een werkend stelsel van sociale zekerheid.
Aan het recht op een uitkering voor levensonderhoud en het ontvangen zijn dan ook verplichtingen verbonden. Als een bijstandsgerechtigde zich niet aan de in de wet voorgeschreven verplichtingen houdt, kan een passende reactie volgen. Zo kunnen mensen die een bijstandsuitkering ontvangen op grond van artikel 18 van de Participatiewet, een maatregel opgelegd krijgen wanneer zij niet meewerken aan hun arbeids- en/of re-integratieverplichtingen.
Ik vind het belangrijk dat tussen de drie kernelementen van de Participatiewet – bestaanszekerheid, participatie en handhaving – evenwicht is. Dit betekent dat bij een overtreding de sancties moeten passen bij de aard van de gedraging en recht moeten doen aan individuele omstandigheden van mensen. Want niet elke regelovertreding gebeurt altijd bewust. Andersom geldt: ook bij een bewuste overtreding verwacht ik een passende reactie van gemeenten.
Ook als het gaat om looninhoudingen, kan dit alleen als er sprake is van uitvoering van een wettelijke taak of wanneer dit vanwege de ernst van de gedraging niet te voorkomen is. Van belang is dat ook werkgevers niet meteen overgaan tot maatregelen, maar altijd eerst met medewerkers over hun gedrag en eventuele overtredingen in gesprek gaan. Wanneer gedragingen ernstig zijn en wanneer medewerkers waarschuwingen hebben gehad, kan worden overgegaan tot handhaving. Bijvoorbeeld via looninhoudingen of in het uiterste geval door ontslag.
Al met al moeten sancties zorgvuldig worden afgewogen en niet leiden tot disproportionele bijeffecten, zoals bijvoorbeeld escalatie van schuldenproblematiek. Hier moeten in mijn ogen altijd zorgvuldige afwegingen bij worden gemaakt. Binnen het traject «Participatiewet in Balans» is dit een belangrijk thema. Ik wil de Participatiewet zodanig aanpassen dat uitvoeringsdiensten van gemeenten nog beter in staat zijn tot het maken van deze afwegingen en het bieden van maatwerk bij de oplegging van sancties.
Het artikel ‘Arbodiensten slaan alarm: burn-outgolf dreigt vanwege krappe arbeidsmarkt’ |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Senna Maatoug (GL) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het artikel «Arbodiensten slaan alarm: burn-outgolf dreigt vanwege krappe arbeidsmarkt»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat het aantal werknemers dat last heeft van burn-outklachten is toegenomen?
Preventie van burn-out klachten moet prioriteit hebben voor werkgevers. Dit is voor de individuele werknemer van belang, maar ook voor de werkgever zelf. Werkgevers zijn volgens de Arbowet verplicht om arbeidsrisico’s, zoals werkstress in kaart te brengen en te mitigeren door middel van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) met bijbehorend plan van aanpak. Zo herkennen zij eerder de risico’s en kunnen zij maatregelen treffen om deze in hun bedrijf te voorkomen.De afgelopen jaren zien we een opwaartse trend van het aantal werknemers dat burn-outklachten rapporteert: van 12% in 2014 naar 17% in 2021. Ik vind dat percentage veel te hoog en heb dan ook actie ondernomen om deze opwaartse trend te keren. Dit doe ik onder meer sinds 2021 samen met VWS, OCW, sociale partners en vele veldpartijen met het meerjarenprogramma Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten (BMS). De BMS richt zich op preventie van burn-outklachten. Daarnaast werk ik aan het meerjarenprogramma RI&E, dat richt zich op het ondersteunen van werkgevers bij het opstellen van een RI&E. Ik informeer uw Kamer binnenkort separaat over de voortgang van onder meer de BMS in aansluiting op de integrale aanpak Mentale gezondheid van ons allemaal.
Bent u het eens dat bestrijden van verzuim een belangrijke oplossing kan zijn voor het aanpakken van de arbeidsmarktkrapte?
De huidige arbeidskrapte zorgt voor een toename van werkdruk in vrijwel alle sectoren. Daardoor kan personeel sneller overbelast raken en uitvallen. Een grote inzet op preventie van uitval als gevolg van werkdruk is daarom van belang, maar zal op zichzelf de krapte niet oplossen.
Afgelopen juni heb ik met mijn collega’s, de Minister voor APP, de Minister van OCW, de Minister voor LZS, de Minister van EZK, de Minister voor PVO uw Kamer geïnformeerd over de basis van de aanpak van arbeidsmarktkrapte.2 Begin 2023 ontvangt uw Kamer een brief over aanvullende kraptemaatregelen.
Welke maatregelen gaat u nemen om het aantal werknemers dat last heeft van burn-outklachten te laten dalen?
Uit onderzoek blijkt dat de oorzaken van burn-outklachten bij werknemers gelegen zijn in (een combinatie van) factoren in het individu (de privésituatie), werk en maatschappij. De BMS richt zich daarom op die oorzaken. Om nog effectiever te zijn in het aanpakken van onder meer de maatschappelijke factoren is de BMS afgelopen jaar aangesloten bij de integrale aanpak «Mentale gezondheid van ons allemaal» van het Ministerie van VWS. De BMS geeft daarmee invulling aan de actielijn «Mentaal gezond aan het werk». De Staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer op 2 december jl. geïnformeerd over de voortgang van deze integrale aanpak.3 Ik informeer uw Kamer binnenkort over de voortgang van de BMS.
Bent u het eens dat het altijd bereikbaar moeten zijn voor werknemers tot werkstress kan leiden?
Ja, het gevoel om altijd bereikbaar te moeten zijn, ook buiten werktijd, kan stress veroorzaken bij werknemers. Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) is een belangrijke oorzaak van ziekte en uitval van werknemers. Daarom is het zo belangrijk dat werkgevers en werknemers maatregelen treffen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, onder meer door het maken van afspraken over bereikbaarheid buiten werktijd. Op grond van de Arbowet is de werkgever primair verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden van de werknemers en moet deze zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. De werkgever is verplicht om beleid te voeren, binnen het algemene arbeidsomstandighedenbeleid, dat erop is gericht om PSA te voorkomen of indien dat niet mogelijk is, te beperken als dit een risico vormt voor de werknemers en de organisatie.4 Het Arbobesluit werkt deze verplichting verder uit5 en verplicht werkgevers om de risico’s in kaart te brengen in een Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E).6 Als er binnen een organisatie een risico bestaat op PSA, moet de werkgever als onderdeel van de RI&E een plan van aanpak opstellen met daarin maatregelen om deze belasting te voorkomen of te verminderen.Afgelopen jaren wordt er in steeds meer cao’s een bepaling over bereikbaarheid buiten werktijd opgenomen. Sinds 2019 zijn er in 19 van de 98 SZW-steekproef cao’s7 afspraken opgenomen over bereikbaarheid buiten werktijd (in hun principeakkoorden). Dit is onder andere het geval in de Jeugdzorg, Kinderopvang, de politie en het Rijk.
Vindt u het ook zorgwekkend dat 60% van de werkgevers werkdruk geen belangrijk arbeidsrisico vindt?2
Uit de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) 2021 van TNO blijkt dat 40% van de werkgevers werkdruk noemt als een van de belangrijkste arbeidsrisico’s in hun organisatie.9 Uit de WEA 2021 blijkt niet dat de overige 60% van de werkgevers werkdruk als onbelangrijk arbeidsrisico ziet, maar dat andere arbeidsrisico’s volgens de werkgevers een grotere rol spelen in hun organisatie. Werkdruk wordt door werkgevers bovendien het vaakst genoemd als belangrijkste arbeidsrisico binnen de organisatie.10 Ik vind het belangrijk dat werkgevers aandacht hebben voor werkdruk als arbeidsrisico. Werknemers met werkgerelateerde gezondheidsklachten voeren vooral werkdruk en werkstress aan als reden voor verzuim.11 Daarom zet ik, met de maatregelen uit de BMS en het Meerjarenprogramma RI&E, in op het ondersteunen van werkgevers bij het in kaart brengen en voorkomen van risico’s op werkdruk.
Kunt u aangeven hoe vaak de Arbeidsinspectie onderzoek heeft gedaan naar de vraag of bedrijven aandacht besteden aan bestrijden van werkstress in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en plan van aanpak?
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) werkt risicogericht en programmatisch. De Arbeidsinspectie heeft een themaprogramma psychosociale arbeidsbelasting (PSA), dat zich o.a. richt op de factoren die leiden tot werkstress. De Arbeidsinspectie ziet werkstress als een cumulatie van PSA-factoren: werkdruk, seksuele intimidatie, arbeidsdiscriminatie, agressie en geweld en pesten. Het controleren van de RI&E en het plan van aanpak op bepaalde en/of alle PSA-factoren is een vast onderdeel van de PSA-inspecties. In 2020 heeft de Arbeidsinspectie 1007 PSA-inspecties gedaan en in 2021 1123 PSA-inspecties. Het handhavingspercentage was bij de eerste inspectie in 2020 22% en in 2021 16%. Bijna alle overtredingen in beide jaren waren bij de herinspecties opgeheven. In het jaarverslag en in de programmarapportages rapporteert de Arbeidsinspectie over haar activiteiten en resultaten.
Kunt u aangeven hoe vaak de Nederlandse Arbeidsinspectie heeft gehandhaafd bij werkgevers die onvoldoende beleid hebben op het bestrijden van werkstress?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u het eens dat het voor kleine werkgevers ingewikkeld kan zijn om werkstress aan te pakken en financiële ondersteuning hierbij kan helpen? Zo ja, bent u bereid dit te doen?
Het aanpakken van werkstress kan inderdaad ingewikkeld zijn voor kleine werkgevers. Om werkgevers in het mkb hierbij te ondersteunen is onlangs het hier boven al genoemde nieuwe onderdeel aan het instrument Route naar RIE toegevoegd.12De module maakt de werkgever bewust van de PSA-risico’s en geeft concrete handvatten en tips om aan de slag te gaan, en is samen met het mkb ontwikkeld. Ook werk ik samen met de partners uit de BMS aan een digitale keuzehulp voor effectieve interventies, zodat onder meer werkgevers concrete handvatten geboden worden om werkdruk te voorkomen.
Om werkgevers financieel te ondersteunen heb ik dit jaar samen met VWS de subsidieregeling «Mentale vitaliteit van werkenden» opgezet. Via deze subsidieregeling konden organisaties subsidie aanvragen voor begeleiding en tools van gekwalificeerde professionals of voor het inzetten en evalueren van innovatieve interventies, met als doel het bevorderen van de mentale vitaliteit van hun werknemers. De ervaringen en inzichten van het programma en de gesubsidieerde projecten worden na afloop breed gedeeld, zodat ook andere organisaties hier de vruchten van kunnen plukken.
Zou u deze vragen kunnen beantwoorden voorafgaand aan de plenaire behandeling van het initiatiefvoorstel wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het aangaan van een gesprek tussen werkgever en werknemers over bereikbaarheid buiten werktijd?3
Ja.
De berichtgeving omtrent arbeidsomstandigheden bagageafhandelaars Schiphol |
|
Don Ceder (CU) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Inspectie controleerde twaalf jaar niet op zwaar werk Schiphol»1 en «Arbonormen bagagepersoneel Schiphol jarenlang overschreden, deel heeft gezondheidsklachten»2 en «Schiphol geeft toe: «we hadden te weinig oog voor arbeidsomstandigheden»»3?
Ja. Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken.
Kunt u toelichten hoe zelfregulering en «zelfinspectietools» in zijn werk gaan?
Uitgangspunt van het arbostelsel is dat werkgevers de primaire verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. Hierbij dienen werkgevers bij de invulling van hun processen ervoor te zorgen dat zij aan de relevante wet- en regelgeving voldoen.
Het instrument zelfregulering is vastgelegd op wetsniveau. De Arbeidsinspectie maakt geen zelfreguleringsafspraken. In de Arbeidsomstandighedenwet krijgt zelfregulering bijvoorbeeld concreet vorm in de mogelijkheid voor sectoren om arbocatalogi vast te stellen. In een arbocatalogus beschrijven werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijke afspraken over de wijze waarop zij (gaan) voldoen aan de doelvoorschriften in de Arbowet binnen de eigen branche. arbocatalogi die met positief resultaat door de Arbeidsinspectie zijn getoetst, vormen het uitgangspunt voor het toezicht en de handhaving door de Arbeidsinspectie.Op individueel niveau van bedrijven wordt de (sectorale) arbocatalogus vervolgens uitgewerkt in de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) en het plan van aanpak.
De Arbeidsinspectie toetst alleen arbocatalogi van branches en dus niet van individuele bedrijven, zoals de bagageafhandelbedrijven op Schiphol. Wel zet de Arbeidsinspectie zelfinspectietools in om de ondernemer te helpen om zelf risico’s te onderkennen en passende maatregelen te nemen. Dat is geen vorm van zelfregulering, maar een manier om bewustwording te creëren, om het gedrag van werkgevers in positieve zin te beïnvloeden en werkgevers daarbij te ondersteunen en om naleving van wet- en regelgeving te bevorderen.
Ik verwijs uw Kamer naar de toelichting van de Arbeidsinspectie op haar werkwijze in bijlage bij de antwoorden op deze Kamervragen.
Momenteel wordt de Arbovisie 2040 voorbereid. Zoals in de hoofdlijnennota4 is opgenomen ten aanzien van het verbeteren van de naleving van wet- en regelgeving zal het instrument zelfregulering en horizontaal toezicht (waaronder tevens de toepassing van arbocatalogi) worden geëvalueerd.5
Op basis waarvan wordt besloten of een sector en/of bedrijf geschikt is voor zelfregulering? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om als sector en/of bedrijf in aanmerking te komen voor zelfregulering? Zijn kenmerken van het werk – zoals fysiek laagbetaald zwaar werk evt. in combinatie met zware concurrentiestrijd – risicofactoren die meewegen in een beslissing tot zelfregulering?
Alle sectoren kunnen kiezen voor het opstellen van arbocatalogi, dat vergt geen nadere afweging of besluit van overheidswege. De Arbeidsinspectie toetst alleen arbocatalogi van branches en niet van individuele bedrijven. Verder verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 2 en naar de beschrijving van de werkwijze van de Arbeidsinspectie zoals bijgevoegd in de bijlage.
Zijn er naast de eerdere onderzoeken van de Nederlandse Arbeidsinspectie (de Inspectie) andere rapporten of signalen bekend aangaande het overschrijden van de Arbonormen door afhandelingsbedrijven op Schiphol? Wat is er naar aanleiding van deze rapporten en/of signalen gedaan?
In de afgelopen jaren zijn er bij de Arbeidsinspectie wel meldingen binnengekomen van medewerkers die werken op Schiphol bij de bagage-afhandelaars. Deze meldingen gingen vooral over het loon en de werktijden. Naar aanleiding van deze meldingen is daar door de Arbeidsinspectie in de afgelopen jaren ook op gecontroleerd. Er zijn in deze periode geen relevante meldingen over het tillen bij de Arbeidsinspectie binnengekomen. Op andere terreinen – zoals gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol. In het geval van fysieke belasting bij bagage-afhandelaars, geeft de Arbeidsinspectie aan geen meldingen van een vakbond of personeelsvertegenwoordiging te hebben ontvangen. Recent heeft de Arbeidsinspectie controles uitgevoerd bij bagage-afhandelbedrijven op Schiphol, naar aanleiding van het onderzoek van NOS/Nieuwsuur dat de Arbeidsinspectie als signaal heeft gezien. Die onderzoeken lopen nog. Voor de vrachtafhandeling (cargo) had de Arbeidsinspectie al eerder een controle gepland, die later dit jaar zal plaatsvinden. In het algemeen roep ik iedereen op om misstanden te melden bij de Arbeidsinspectie. Dat is eenvoudig en laagdrempelig. Op de startpagina van de Arbeidsinspectie staat een directie link waar digitaal een melding kan worden gedaan bij het Meldingen Informatiecentrum, maar een telefonische melding, al dan niet anoniem, is ook mogelijk, 24/7.
Hoe kan het dat een Inspectie twaalf jaar niet heeft gecontroleerd bij de afhandelingsbedrijven op Schiphol terwijl door dezelfde inspectie in 2004 werd geconstateerd dat «twee tot vier keer de gezondheidskundige grenswaarde» werd overschreden bij het tillen van bagage, en waar in 2003 in een inspectierapport van Verkeer en Waterstaat werd geconcludeerd dat «het zelfregulerend vermogen van de sector (...) onvoldoende [is] gewaarborgd»? Hoe kan dit in de toekomst worden voorkomen?
Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving over de bagageafhandeling op Schiphol. Ik vind dat een onwenselijke situatie. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. Het is en blijft de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever om zich aan de wet- en regelgeving te houden.
De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan. Ik onderschrijf dat. De Arbeidsinspectie maakt keuzes als het gaat om de inzet van haar capaciteit. In dit geval geeft de Arbeidsinspectie aan dat er noch uit haar actieve programmering noch uit meldingen van buitenaf (via bijv. bedrijfsartsen, ondernemingsraden of vakbonden) aanleiding is geweest om eerder te controleren. Op andere terreinen – zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren wel diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol.
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Tevens heb ik de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, tevens breder inzicht te geven in welke inspecties op welke arbeidsrisico’s hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Wat is de verklaring voor het niet opvragen door de Inspectie van Risico-Inventarisatie & -Evaluatie (RI&E) rapporten met betrekking tot «fysieke belasting» terwijl de Inspectie eerder constateerde dat sprake was van «zeer gezondheidsbedreigend» werk?
Werkgevers zijn wettelijk verplicht om een RI&E en plan van aanpak op te stellen. Het doel hiervan is om risico’s in het bedrijf helder te hebben en maatregelen te nemen om die te voorkomen of te verkleinen. De RI&E is voor het bedrijf zelf en de werknemers en de Ondernemingsraad heeft een rol bij de vaststelling. RI&E en plan van aanpak worden niet opgesteld voor de overheid. De Arbeidsinspectie kan bij controles om inzage vragen. Naast het inzien tijdens of na een controle bij een werkgever, vraagt de inspectie de afgelopen jaren in een aantal specifieke projecten de RI&E op bij groepen werkgevers zoals bijvoorbeeld de garagebranche6. Dat stimuleert bedrijven om de Arbowet na te leven en een RI&E te maken of up-to-date te brengen. De Arbeidsinspectie heeft na 2010 geen controles uitgevoerd op fysieke belasting bij bagageafhandelbedrijven (wel op andere terreinen). De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan. Ik onderschrijf dat.
Wat is de reguliere procedure van controle op het naleven van de Arbonormen na het maken van zelfreguleringsafspraken? Is het kabinet bereid om (desnoods voor een aantal sectoren) een periodieke controle alsnog in te voeren?
De Arbeidsinspectie maakt geen zelfreguleringsafspraken. Zie het antwoord op vraag 2. Zelfregulering krijgt in de Arbeidsomstandighedenwet concreet vorm in de mogelijkheid voor sectoren om Arbocatalogi vast te stellen. Arbocatalogi die met positief resultaat door de Arbeidsinspectie zijn getoetst, vormen het uitgangspunt voor het toezicht en de handhaving door de Arbeidsinspectie. Op individueel niveau van bedrijven wordt de (sectorale) arbocatalogus vervolgens uitgewerkt in de RI&E en het plan van aanpak.
Het toezicht van de Arbeidsinspectie is gericht op de grootste risico’s en het behalen van maximaal effect. In de bijlage vindt u een toelichting op de werkwijze van de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie onderscheidt initiële inspecties en herinspecties. Uit het jaarverslag van de Arbeidsinspectie over 2021 blijkt dat her-inspecties een handhavingspercentage van 23% opleveren, tegen een handhavingspercentage van 37% bij eerste inspecties. De Arbeidsinspectie bepaalt op basis van haar Inspectiebrede Risicoanalyse of her-inspecties moeten worden ingezet. De Arbeidsinspectie zet het instrument her-inspecties deels ad random in en deels risicogericht, dat wil zeggen daar waar wordt getwijfeld of de werkgever na inspectie afdoende maatregelen neemt om werknemers veilig en gezond te laten werken.
In het kader van de Arbovisie 2040 zal het instrument zelfregulering en horizontaal toezicht (waaronder tevens de toepassing van Arbocatalogi) worden geëvalueerd.7
Is er een overzicht bekend van grote bedrijven en/of sectoren, vergelijkbaar met afhandelingsbedrijven op Schiphol (zwaar fysiek werk), waar de Inspectie een lange periode geen inspectie heeft uitgevoerd?
Een dergelijk overzicht is er niet. De Inspectie houdt risicogericht toezicht op basis van de Arbeidsomstandighedenwet. De Arbeidsinspectie doet een Inspectiebrede Risicoanalyse, waarin in kaart wordt gebracht welke arbeidsrisico’s (waaronder fysieke belasting) het grootst zijn. Wanneer uit een controle ter plekke blijkt dat sprake is van een verhoogd risico, kan een waarschuwing, eis of een (her)-inspectie volgen. Wanneer de werkgever verzuimt afdoende maatregelen te nemen, kan een boete volgen.
Is er een overzicht van het aantal sectoren en/of bedrijven waar de Inspectie «zelfreguleringsafspraken» heeft gemaakt? Zo ja, is het bekend hoe deze sectoren en/of bedrijven presteren met betrekking tot de Arbonormen?
Nee, zie antwoord op vraag 2. De werkgever is primair verantwoordelijk voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. De Arbeidsinspectie maakt geen zelfreguleringsafspraken. De werkgever dient er bij de inrichting van de processen zelf voor te zorgen dat wet- en regelgeving wordt nageleefd. Verder is het zo dat de Arbeidsinspectie alleen Arbocatalogi toetst van sectoren of branches en niet van individuele bedrijven. In de database van Arbocatalogi wordt een lijst bijgehouden van de getoetste catalogi van sectoren.8 Deze lijst wordt jaarlijks geüpdatet.
Hoe wordt de personele capaciteit van de Inspectie verdeeld? Op welke wijze wordt besloten hoe deze capaciteit in te zetten? Wordt er bijvoorbeeld prioriteit gegeven aan sectoren en/of bedrijven waar zwaar fysiek werk wordt verricht en sectoren en/of bedrijven die eerder Arbowetgeving hebben overtreden?
Graag verwijs ik u hiervoor naar de bijlage. In de bijlage wordt door de Arbeidsinspectie ingegaan op de werkwijze, waaronder de bepaling van capaciteitsinzet. Om keuzes te maken wordt gebruik gemaakt van risico-analyse. De strategische analyse vindt plaats door een inspectiebrede risico analyse en omgevingsanalyse en leidt tot het meerjarenplan. Deze strategische keuzes worden verder uitgewerkt op tactisch en operationeel niveau in programma’s en projecten.
Wat is er gedaan met de brief van topman Dick Benschop aan Minister Harbers van afgelopen zomer, waarin hij concludeert dat het hoge aantal afhandelaars leidt tot «risico’s met betrekking tot arbeidsomstandigheden»?
De brief van de heer Benschop is medio juli 2022 door het Ministerie van IenW ontvangen. In de brief wordt gevraagd naar een sluiting van de markt voor grondafhandelaren en spreekt Schiphol de wens uit om op termijn het aantal bedrijven te beperken. Op 6 september stond een belangrijk overleg gepland met het Ministerie van IenW, Schiphol, FNV en grondafhandelaren. Na afloop van dat overleg is de brief van de heer Benschop beantwoord, waarbij ook verwezen kon worden naar de conclusies uit het overleg. In het overleg is ook toegelicht dat het verzoek om de toegang tot de markt te sluiten op basis van de (Europese) regelgeving niet tot de mogelijkheden behoort. Wel is afgesproken voortvarend aan de slag te gaan met de mogelijkheden die er wel zijn. In de eerste plaats is dat het starten van het traject om het aantal afhandelaren structureel te beperken. De Europese regelgeving biedt deze mogelijkheid mits onderbouwd kan worden dat dit voor de veiligheid van belang is. Het Ministerie van IenW neemt samen met Schiphol het voortouw om de onderbouwing uit te werken en te bepalen wat het wenselijke aantal afhandelaren is dat daarbij hoort.
Wat gebeurt er met de meldingen van arboartsen die binnenkomen bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten? Is een hoog aantal meldingen bij een zelfde werkgever en/of sector aanleiding om melding te doen bij de Inspectie?
Van gezondheidsklachten bij personeel wordt door de bedrijfsarts (of verzekerings- of keuringsarts) vastgesteld of er sprake is van een beroepsziekte. De bedrijfsarts is verplicht om beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Bedrijfsartsen melden beroepsziekten niet herleidbaar tot personen of werkgevers bij het NCvB overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679.
Het NCvB registreert aantallen en aard van de beroepsziekten in Nederland, geaggregeerd op sector niveau, houdt ontwikkelingen daarin bij en signaleert de opkomst van nieuwe beroepsziekten. Deze statistische gegevens worden gebruikt in de risicoanalyses van de Arbeidsinspectie.
Werknemers, leden van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en ook vakbonden of derden zoals bedrijfsartsen kunnen meldingen doen bij de Arbeidsinspectie als een bedrijf de wettelijke voorschriften op het gebied van arbeidsbescherming niet naleeft, en het niet mogelijk blijkt de problemen binnen het bedrijf in redelijk overleg op te lossen. Indien de melding wordt gedaan door een vakbond of vanuit de personeelsvertegenwoordiging is het beleid van de inspectie om de melding direct in behandeling te nemen.
De arbonormen van het bagagepersoneel op Schiphol |
|
Suzanne Kröger (GL), Senna Maatoug (GL) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Schipholonderzoek: de helft van onze ouderen heeft klachten»1, «Massaclaim «kansrijk» voor medewerkers op Schiphol: «Ze wisten dat ze fout waren»»2 en «Inspectie controleerde twaalf jaar niet op zwaar werk Schiphol»3?
Ja. Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken.
Waarom heeft de arbeidsinspectie sinds 2009 niet meer gecontroleerd, terwijl in het verleden wel allerlei eisen en verplichtingen op zijn gelegd? Hoeveel waarde heeft dit, als er toch niet op wordt gecontroleerd?
Het is belangrijk dat de arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. De Arbeidsinspectie heeft naar aanleiding van de inspecties in 2004 en 2009 met de afhandelingsbedrijven op Schiphol afspraken gemaakt over maatregelen voor het voorkomen van te zware fysieke belasting bij de bagageafhandeling. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de werkgever om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren en erop toe te zien dat dit in de praktijk gebeurt.
De Arbeidsinspectie is inmiddels onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. De Minister van SZW onderschrijft dat. Hierbij is het zo dat de Arbeidsinspectie altijd keuzes maakt als het gaat om de inzet van haar capaciteit. In dit geval geeft de Arbeidsinspectie aan dat er noch uit haar actieve programmering noch uit meldingen van buitenaf (via bijv. bedrijfsartsen, ondernemingsraden of vakbonden) aanleiding is geweest om eerder te controleren op fysieke belasting bij bagageafhandeling. Op andere terreinen – zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren wel diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol.
De Minister van SZW heeft de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Tevens heeft de Minister van SZW de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, ook breder inzicht te geven in welke inspecties op welke arbeidsrisico’s hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Bij welke organisaties zijn er in het verleden ook eisen en verplichtingen opgelegd, zonder daarna te controleren of de (arbeids)omstandigheden zijn verbeterd?
Hier is geen overzicht van. In het kort is de werkwijze van de Arbeidsinspectie dat wanneer er een waarschuwing of eis wordt opgelegd, er wordt gevolgd of de werkgever afdoende maatregelen neemt. Verder verwijs ik u graag naar de bijlage, waarin de Arbeidsinspectie haar werkwijze uiteenzet.
Wat is de situatie omtrent andere gezondheidsrelevante arbeidsomstandigheden, zoals lawaai, (ultra)fijnstof, roosters en werktijden?
In de afgelopen jaren zijn bij de Arbeidsinspectie verschillende meldingen van medewerkers die werken op Schiphol bij de grondafhandelaren binnengekomen. Die meldingen gingen vooral over het loon en de werktijden. Daar is door de Arbeidsinspectie in de afgelopen jaren op gecontroleerd. Daarnaast loopt een onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen van platformmedewerkers op Schiphol. Door Schiphol en de sectorpartijen is een gezamenlijke taskforce ultrafijn stof opgericht. Deze taskforce onderzoekt de gezondheidsrisico’s voor platformmedewerkers in relatie tot de blootstelling aan vliegtuiguitstoot en beziet ook welke maatregelen nodig zijn. Er loopt voorts een proef met mondmaskers ter bescherming van platformmedewerkers. Voor de lange termijn wordt ingezet op maatregelen zoals het aanpassen van brandstoffen en het sleepproces van vliegtuigen (langere push back/later starten van motoren). Dit laatste kan ook positieve effecten hebben met betrekking tot lawaai.
Wat vindt u ervan dat Schiphol zes verschillende afhandelingsbedrijven heeft toegelaten? Deelt u de mening van Swissport dat daarmee zodanig concurrentie is gestimuleerd, dat werknemers hier de dupe van worden?
Het staat luchtvaartmaatschappijen vrij om contracten af te sluiten met afhandelaren. Op 6 september 2022 is er overleg geweest met alle betrokken partijen, te weten Schiphol, FNV, grondafhandelingsbedrijven en luchtvaartmaatschappijen over de beperking van het aantal grondafhandelingsbedrijven. In dat overleg is door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd samen met Schiphol te bekijken welke opties er in de nationale regelgeving zijn om voor de kortere termijn regels of toelatingseisen voor grondafhandelingsbedrijven vast te stellen. Dat sluit de markt niet af, maar kan bijdragen aan het voorkomen van onwenselijke extra concurrentiedruk. Let wel, concurrentie is geen excuus en mag geen reden zijn om de arboregels niet na te leven.
Hoe lang zijn er al signalen van een «race to the bottom», en het effect hiervan op de arbeidsomstandigheden? Wat heeft u hier tot nu toe aan gedaan? Welke mogelijkheid heeft u om hier op in te grijpen? Deelt u de opvatting dat zelfregulering onvoldoende is, met name in concurrentie-intensieve sectoren of waar er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen werknemer en werkgever?
In de Staat van Eerlijk werk (2019)4 zijn zeven mechanismes onderscheiden die oneerlijk werk bevorderen. Sterke (internationale) concurrentie is daar één van. Tevens laat dat rapport zien dat er een groep werkenden is waar de risico’s op oneerlijk werk correleren met hogere risico’s op arboterrein. De tabel op pagina 44 van de Staat van Eerlijk werk toont de relatieve verhouding van meerdere risico’s en sectoren. Een sector, waar de Arbeidsinspectie ook projecten op deed en doet en waar ook aanbestedingen een veelgebruikte manier van contracteren zijn, betreft de schoonmaak. Ook bij het inzetten van uitzendbureaus speelt sterk het risico dat aanbesteding en onderlinge concurrentie de beloning voor de factor arbeid onder druk zet.
Het kabinet heeft de Kamer in de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt van 5 juli jl. geïnformeerd over de visie van het kabinet op de arbeidsmarkt en over de uitvoering van de voorgenomen hervormingen5.
Het beleid voor de herziening van de arbeidsmarkt is er mede op gericht om dergelijke ongewenste ontwikkelingen in de arbeidsmarkt te corrigeren en om de economische zelfstandigheid van de werknemer te bevorderen. Werkgevers moeten zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor hun medewerkers. Concurrentie mag daar geen afbreuk aan doen.
Zelfregulering is vastgelegd op wetsniveau. De Arbeidsinspectie maakt zelf geen zelfreguleringsafspraken. In de Arbeidsomstandighedenwet krijgt zelfregulering bijvoorbeeld concreet vorm in de mogelijkheid voor sectoren om Arbocatalogi vast te stellen. In een Arbocatalogus beschrijven werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijke afspraken over de wijze waarop zij (gaan) voldoen aan de doelvoorschriften in de Arbowet binnen de eigen branche. Arbocatalogi die met positief resultaat door de Arbeidsinspectie zijn getoetst, vormen het uitgangspunt voor het toezicht en de handhaving door de Arbeidsinspectie. Op individueel niveau van bedrijven wordt de (sectorale) arbocatalogus vervolgens uitgewerkt in de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) en het plan van aanpak. De Arbeidsinspectie toetst alleen Arbocatalogi van branches en dus niet van individuele bedrijven zoals Schiphol.
Wat is de situatie bij andere werknemersgroepen waarvan de diensten op een vergelijkbare manier zijn aanbesteed?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat alle partijen naar elkaar wijzen, bijvoorbeeld bij de aanschaf van tilhulpen? Wie is daar volgens u verantwoordelijk voor?
Dat is niet wenselijk. De verantwoordelijkheden zijn helder vastgelegd in de wet. De werkgever heeft de primaire verantwoordelijkheid om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Dat zijn in dit geval de bagageafhandelingsbedrijven. Zij dienen maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s voor hun personeel te voorkomen. Ook dienen zij toe te zien op het gebruik van arbomiddelen als tilhulpen door hun werknemers. Daarnaast hebben de luchtvaartmaatschappijen als opdrachtgever een rol als het gaat om de omstandigheden waaronder het werk in de keten door opdrachtnemers (in dit geval de bagage- en vrachtbedrijven) wordt uitgevoerd. De grondafhandelingsbedrijven werken in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen. Van Schiphol als staatsdeelneming en als exploitant van de onze nationale luchthaven wordt verwacht dat het een voorbeeldrol vervult, en waar mogelijk haar invloed aanwendt om de arbeidsomstandigheden op het luchthaventerrein te verbeteren. Via het Sociaal akkoord is door Schiphol samen met de andere partijen de stap gezet naar equipment pooling. Dit ten behoeve van de veiligheid. Equipment pooling moet ervoor zorgen dat er een standaard set aan afhandelmateriaal (GSE) beschikbaar is voor algemeen gebruik op vliegtuigopstelplaatsen. De invoering van equipment pooling gaat vanaf 1 oktober 2022 van start.
Wat is er gedaan met alle signalen van bedrijfsartsen? Waar komen deze terecht en worden deze ook in gezamenlijkheid opgepakt?
In het algemeen wordt van gezondheidsklachten bij personeel door de bedrijfsarts (of verzekerings- of keuringsarts) vastgesteld of er sprake is van een beroepsziekte. De bedrijfsarts is verplicht om beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Bedrijfsartsen melden beroepsziekten niet herleidbaar tot personen of werkgevers bij het Nederlands Centrum voor Beroepszieken (NCvB) overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679. Het NCvB registreert aantallen en aard van de beroepsziekten in Nederland, houdt ontwikkelingen daarin bij en signaleert de opkomst van nieuwe beroepsziekten. Deze statistische gegevens worden gebruikt in de risicoanalyses van de Arbeidsinspectie.
De bedrijfsarts mag voorts in verband met de privacy geen informatie over de gezondheidsklachten van het personeel delen met de werkgever. Wel kan de bedrijfsarts bijvoorbeeld aantallen meldingen van beroepsziekten doorgeven aan een werkgever, zolang deze informatie maar niet herleidbaar is naar het individuele niveau. Of dit voor het afhandelend personeel op Schiphol is gedaan is ons niet bekend.
Bij meldingen van de OR, personeelsvertegenwoordiging of vakbond stelt de Arbeidsinspectie conform artikel 24, lid 7 van de Arbowet altijd een onderzoek in. In het geval van fysieke belasting bij bagage-afhandelaren heeft de Arbeidsinspectie geen meldingen van een vakbond, personeelsvertegenwoordiging of bedrijfsartsen ontvangen.
Is het mogelijk om werknemers actiever te informeren over de mogelijkheid om bij onwerkbare arbeidsomstandigheden een melding te doen bij de inspectie? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten?
Iedereen kan een melding doen bij de Arbeidsinspectie. Dat is eenvoudig en laagdrempelig. Op de startpagina van de Arbeidsinspectie staat een directe link waar digitaal een melding kan worden gedaan bij het Meldingen Informatiecentrum (MIC), maar een telefonische melding, al dan niet anoniem, is ook mogelijk, 24/7. Ik verwijs ik u graag naar het bijgaande document, waarin de Arbeidsinspectie haar werkwijze uiteenzet. Daarnaast heeft de Arbeidsinspectie in 2021 een scan uitgevoerd naar het fenomeen ondermelding. Deze scan heeft ertoe geleid dat de Arbeidsnspectie een project start dat de komende jaren gaat werken aan het terugdringen van ondermelding.
Vindt u ook dat Schiphol hier een verantwoordelijkheid heeft en zich niet langer afzijdig kan houden? Bent u als belangrijkste aandeelhouder bereid Schiphol hier op aan te spreken? Bent u bereid om Schiphol aan te sporen snel overgaan tot compensatie?
Van Schiphol als staatsdeelneming wordt verwacht dat het een voorbeeldrol heeft op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en zich ruimhartig aan wet- en regelgeving houdt. Als exploitant van onze nationale luchthaven heeft Schiphol een brede verantwoordelijkheid om arbeidsomstandigheden op de luchthaven te bevorderen. Zonder af te willen doen aan deze verantwoordelijkheid, moet worden opgemerkt dat het de grondafhandelingsbedrijven zijn die als werkgevers, op grond van de wet primair verantwoordelijk om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Zij dienen maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s voor hun personeel te voorkomen. Ook dienen zij toe te zien op het gebruik van arbomiddelen als tilhulpen door hun werknemers. De grondafhandelingsbedrijven werken in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben daarmee als opdrachtgever ook een duidelijke rol als het gaat om de omstandigheden waaronder het werk in de keten door opdrachtnemers (in dit geval de afhandelings- en vrachtbedrijven) wordt uitgevoerd.
Schiphol heeft op 6 september jl. naar aanleiding van de berichtgeving in de media aangegeven6 dat zij achteraf bezien een grotere rol hadden moeten innemen in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij de grondafhandeling. De Minister van Financiën onderschrijft dat. In dat kader heeft Schiphol de totstandkoming van een sector-cao in de grondafhandeling gestimuleerd. Schiphol heeft inmiddels afspraken gemaakt met de FNV en CNV in het Sociaal akkoord dat op 1 juni is afgesloten. Het Sociaal akkoord heeft als uitgangspunt dat Schiphol een aantrekkelijke werkplek voor iedereen moet zijn. Naast afspraken over het salaris en vergoedingen is in het akkoord afgesproken om te kijken naar de kwaliteit van de grondafhandelaren en de veiligheid van medewerkers. Per 1 januari 2023 wordt een Sociale Dialoog Tafel opgezet waarbij structureel sociale thema’s worden besproken. Medewerkers van betrokken partijen krijgen hierin ook een stem. Ook heeft Schiphol het afgelopen jaar manieren onderzocht om het grondafhandelingsproces op de luchthaven te verbeteren. Recent heeft Schiphol in dat kader een aantal maatregelen aangekondigd, zoals het verplicht delen van materiaal, de introductie van eisen voor toetreding en het beperken van het aantal afhandelaren.
Als aandeelhouder heeft de Minister van Financiën meermaals met de directie van Schiphol gesproken over de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden op de luchthaven. De Ministers van IenW, SZW en Financiën zijn nauw betrokken bij de verbetering van de werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden op Schiphol. Er zijn regelmatig gesprekken met de betrokken bedrijven. Zoals toegezegd in het commissiedebat van 12 mei jl. over gezond en veilig werken hebben de Ministers van SZW en IenW op 8 juli jl. bijvoorbeeld gesproken met KLM en Schiphol. Beide bedrijven hebben daarin aangegeven stappen te zetten ter structurele verbetering van de fysieke belasting, blootstelling aan gevaarlijke stoffen, werkdruk, in- en uitbesteding en beloning. Door de bewindspersonen is aangegeven dat Schiphol vanuit de bredere verantwoordelijkheid als exploitant van de nationale luchthaven een voorbeeldrol heeft als het gaat om de naleving van wet- en regelgeving en goed werkgeverschap. Daarnaast is er verschillende keren met de FNV gesproken over de arbeidsomstandigheden op Schiphol en wordt in november een werkbezoek afgelegd om medewerkers op de luchthaven te spreken. De betrokken Ministers zullen hierover het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Wat betreft compensatie van schade als gevolg van beroepsziekten geldt dat dit in eerste instantie een zaak is tussen werknemers en werkgevers. De afhandelingsbedrijven en de werknemers zullen hierover met elkaar in gesprek moeten gaan. Het schadeverhaal bij beroepsziekten loopt via het aansprakelijkheidsrecht.
Wat is de situatie op andere luchthavens? Zijn er signalen dat er vergelijkbare problematiek speelt als op schiphol?
Het toezicht op bagageafhandeling is, net als het toezicht op alle andere werkzaamheden, risicogericht en zowel actief als reactief/responsief. Vanwege het lopende onderzoek op Schiphol gaat de Arbeidsinspectie na wat de situatie op andere luchthavens is.
Hoe kunnen we in de toekomst dergelijke voorvallen voorkomen, mensen beter beschermen en achteraf beter compenseren? Wat vindt u van een financiële tegemoetkoming van werkgevers bij beroepsziekten, zoals in België en Duitsland? Kan dit een uitkomst bieden om werkgevers beter te stimuleren om beroepsziekten te voorkomen?
In algemene zin is het beleid van het Ministerie van SZW gericht op preventie van beroepsziekten. De Minister van SZW zet daartoe in op het verbeteren van de naleving van wet- en regelgeving, en het vergroten van kennis en bewustwording over risico’s op de werkvloer alsmede op ondersteuning van werkgevers bij de invulling van hun wettelijke taken. Een concreet voorbeeld hiervan is het RI&E programma dat sinds 2020 tot en met 2023 loopt. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de Arbowet en-regelgeving. Onderdeel van de nieuwe Arbovisie 2040 waaraan op dit moment gewerkt wordt is om te bezien of andere prikkels moeten worden ingebouwd om een gezond en veilig werken in de praktijk verder te bevorderen.
Onder andere België en Duitsland kennen het systeem dat ingeval van arbeidsongeschiktheid door een ongeval of een beroepsziekte een structurele inkomenscompensatie of aanvullende uitkering wordt verstrekt. Dit wordt gefinancierd uit een specifiek fonds dat wordt gevuld door premies van werkgevers. Werkgevers zijn dan doorgaans gevrijwaard tegen private aansprakelijkheid. Dit is een «risque professionel» systeem. In Nederland is voor een ander systeem gekozen, namelijk het «risque social» systeem. In Nederland krijgen werknemers in geval van arbeidsongeschiktheid, ongeacht de oorzaak, een inkomensvervangende uitkering. Ook in het stelsel zoals we dat in Nederland kennen zitten voldoende prikkels voor werkgevers om ervoor te zorgen dat werknemers niet ziek worden, en – mochten zij toch ziek worden – zo snel als mogelijk weer te helpen herstellen en te re-integreren. Zo kent het Nederlandse stelsel twee jaar waarin de werkgever verplicht is het loon door te betalen.
Het bericht 'Arbonormen bagagepersoneel Schiphol jarenlang overschreden, deel heeft gezondheidsklachten' |
|
Hilde Palland (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de NOS «Arbonormen bagagepersoneel Schiphol jarenlang overschreden, deel heeft gezondheidsklachten»1 en zou u willen reflecteren op de conclusies en bevindingen uit dit onderzoek van NOS en Nieuwsuur?
Ja. Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat bagage- en vrachtbedrijven op Schiphol hun personeel te zwaar werk (hebben) laten uitvoeren, juist ook na de eis van de Nederlandse Arbeidsinspectie (de Inspectie) in 2009 dat dit niet meer zou gebeuren, en welke acties bent u hieraan van plan te verbinden?
Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft naar aanleiding van de inspecties in 2004 en 2009 met de afhandelingsbedrijven op Schiphol afspraken gemaakt over maatregelen voor het voorkomen van te zware fysieke belasting bij de bagageafhandeling. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de werkgever om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren en erop toe te zien dat dit in de praktijk gebeurt. Werknemers, leden van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en ook vakbonden of derden zoals bedrijfsartsen kunnen ook meldingen doen bij de Arbeidsinspectie als een bedrijf de wettelijke voorschriften op het gebied van arbeidsbescherming niet naleeft, en het niet mogelijk blijkt de problemen binnen het bedrijf in redelijk overleg op te lossen. Indien de melding wordt gedaan door een vakbond of vanuit de personeelsvertegenwoordiging is het beleid van de inspectie om de melding direct in behandeling te nemen. De Arbeidsinspectie is inmiddels, naar aanleiding van een uitzending van Nieuwsuur, onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. Ik onderschrijf dat.
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Ik heb samen met de Minister van IenW in juli een gesprek gehad met Schiphol en KLM over de arbeidsomstandigheden op Schiphol. In dat gesprek hebben we hen gewezen op hun verantwoordelijkheden hierin. Een vervolg op dit gesprek zal plaatsvinden tijdens een werkbezoek aan Schiphol in november. Als aandeelhouder heeft de Minister van Financiën meermaals met de directie van Schiphol gesproken over de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden op de luchthaven. De betrokken Ministers, waaronder ikzelf, zullen deze gesprekken blijven voeren, waarbij we Schiphol kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de situatie in de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Hoe beziet u de waarschuwing van bedrijfsartsen dat als het werk op dezelfde manier gedaan blijft worden, de helft van het grondpersoneel een beroepsziekte krijgt, welke conclusies trekt u hieruit en welke acties bent u van plan hieraan te verbinden?
Dit signaal van de bedrijfsartsen vind ik zorgelijk. De werkgever is primair verantwoordelijk om te zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. Dit om beroepsziekten, bijvoorbeeld als gevolg van te zwaar tillen, te voorkomen. De Arbeidsinspectie is inmiddels een onderzoek gestart naar de situatie bij de grondafhandelaren op Schiphol. In het algemeen roep ik iedereen op om misstanden te melden bij de Arbeidsinspectie. Dat is eenvoudig en laagdrempelig. Op de startpagina van de Arbeidsinspectie staat een directie link waar digitaal een melding kan worden gedaan bij het Meldingen Informatiecentrum, maar een telefonische melding, al dan niet anoniem, is ook mogelijk, 24/7.
Klopt het dat de Inspectie de afgelopen twaalf jaar geen controles heeft uitgevoerd bij deze bedrijven? Zo ja, kunt u nagaan en uitleggen waarom de Inspectie de afgelopen twaalf jaar geen controles heeft uitgevoerd op deze problematiek? Hoeveel meldingen zijn er door de Inspectie ontvangen vanuit bagageafhandelingpersoneel, bedrijfsartsen en/of vakbonden? Is er opvolging van de meldingen geweest?
Op grond van de Arbowet is het de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever om zich aan de wet- en regelgeving te houden. De Arbeidsinspectie geeft in dit geval aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. Ik onderschrijf dat. De Arbeidsinspectie maakt keuzes als het gaat om de inzet van haar capaciteit. In dit geval geeft de Arbeidsinspectie aan dat er uit haar actieve programmering geen aanleiding is geweest om eerder te controleren. Bij de Arbeidsinspectie zijn geen relevante meldingen op het gebied van fysieke belasting ontvangen van bijvoorbeeld personeel, bedrijfsartsen, ondernemingsraden of vakbonden. Op andere terreinen – zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren wel diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol.
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Tevens heb ik de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, tevens breder inzicht te geven in welke inspecties en welke arbeidsrisico’s hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat de bagage- en vrachtbedrijven op Schiphol al jarenlang van deze problematiek afweten zonder hier afdoende naar te handelen?
Ik ben verbaasd en geschrokken. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. Ik verwijs u verder naar mijn antwoord op vraag 2.
Reeds in juli 2021 is er een rapport opgeleverd door het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), Ecorys en de Universiteit Leiden, naar aanleiding van een motie vanuit de Tweede Kamer, waarin de conclusie wordt getrokken dat «de intensievere handhaving van de arbeidsomstandigheden, een aantal gerichte veiligheidsmaatregelen en een welwillender houding tegenover vakbondswerk in de sector goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden kunnen bevorderen», is hier invulling aan gegeven? Hebben de vakbonden voldoende toegang tot de werkvloer? Zijn hier signalen over?
Het rapport van NLR, Ecorys en de Universiteit Leiden is op 2 november 2021 aan uw Kamer gestuurd2. Zoals in de aanbiedingsbrief bij dat onderzoek aangegeven is op initiatief van IenW een overleg opgezet met alle betrokken partijen, te weten Schiphol, FNV, grondafhandelaren en luchtvaartmaatschappijen. Bij het eerste overleg is met betrokken partijen besloten te focussen op een drietal acties: het sluiten van een sector-CAO; het aanpassen van de regels die gelden voor bedrijven in de grondafhandeling; en het indien nodig beperken van het aantal afhandelaren op Schiphol. Deze acties volgden op een brief van de FNV van 6 oktober 2021 aan het ministerie. De betrokken partijen hebben aangegeven dat deze acties bij kunnen dragen aan het oplossen van de problematiek. Op die acties zijn sindsdien vorderingen gemaakt. Afspraken over de toegang van vakbonden tot de werkvloer kunnen door sociale partners via cao’s worden overeengekomen. Uw Kamer heeft ook een motie3 aangenomen waarin in den brede wordt opgeroepen om in kaart te brengen in hoeverre in cao’s daadwerkelijk afspraken worden gemaakt over toegang tot de werkvloer. Over de uitkomsten wordt uw Kamer later geïnformeerd.
Welke concrete acties wat betreft verbetering van de arbeidsomstandigheden zijn er gerealiseeerd sinds de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in de brief van 2 november 2021 inzake het voornoemde rapport aangaf een overleg te organiseren met de betrokken organisaties (onder andere Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV)) welke maatregelen kunnen worden getroffen en wie welke maatregelen moet oppakken?
Sinds het uitkomen van de brief van november 2021 is er op 7 maart 2022 een sector-cao afgesloten tussen werkgevers en de grondafhandeling en de FNV. Er zijn regels opgesteld waar afhandelingsbedrijven zich vanaf 2023 aan moeten houden. Met betrokken partijen is afgesproken het traject voor beperking van het aantal afhandelingsbedrijven in gang te zetten. Daarnaast is afgelopen zomer nog een Sociaal akkoord afgesloten waarin afspraken zijn gemaakt over onder andere een toeslag voor werknemers, volledige vergoeding van woon-werkverkeer en over de kwaliteit van grondafhandelaren. Ook zal een «Sociaal Dialoog Tafel» worden opgezet waarbij vanaf 1 januari 2023 structureel sociale thema’s worden besproken. Werkgevers en vakbonden zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het Sociaal akkoord. Bij een recent overleg met het Ministerie van IenW, Schiphol, FNV, grondafhandelaren en luchtvaartmaatschappijen is vastgesteld dat alle relevante partijen betrokken zijn voor het in gang zetten van het beperken van het aantal afhandelaren. Bij datzelfde overleg is door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd samen met Schiphol te bekijken welke opties er in de nationale regelgeving zijn om voor de kortere termijn regels of toelatingseisen voor grondafhandelingsbedrijven vast te stellen. Dat sluit de markt niet af, maar kan bijdragen aan het voorkomen van onwenselijke extra concurrentiedruk. De conclusies en aanpak wat betreft de grondafhandeling zijn in een brief aan de Kamer vermeld.4
Deelt u de mening dat de onderlinge concurrentie van de vele bagageafhandelingsbedrijven wat arbeidsomstandigheden betreft een race naar de bodem heeft ingezet waarvan de werknemers de dupe zijn?
Het staat luchtvaartmaatschappijen in principe vrij om contracten af te sluiten met afhandelaren. Schiphol heeft zelf geen instrumenten om de toelating van afhandelingsbedrijven in te perken. Hier zal zoals eerder aangegeven verandering in komen onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van IenW. Geen enkel bedrijf mag de kwaliteit van het werk en de gezondheid en veiligheid van werknemers in gevaar brengen ten behoeve van goedkope concurrentie met name op arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. De betrokken Ministers, waaronder ikzelf, zullen hierover het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Zie ook mijn antwoord op vraag 7.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie van de leden Alkaya (SP) en Van der Molen (CDA)2 die toeziet regels te maken om te voorkomen dat nieuwe afhandelaren kunnen concurreren op arbeidsvoorwaarden, werkomstandigheden en veiligheid, en het aantal afhandelaren te beperken als betrokken partijen daarom verzoeken? Is het inperken van het aantal grondafhandelingsbedrijven op Schiphol een overweging nu deze problematiek aanhoudt?
De Minister van IenW is in gesprek met de FNV, Schiphol, afhandelingsbedrijven en luchtvaartmaatschappijen om de situatie in de grondafhandeling op Schiphol te verbeteren. Zoals benoemd in antwoord op vraag 7 is er inmiddels een sector-CAO afgesloten en zijn regels opgesteld waar afhandelingsbedrijven zich van 2023 aan moeten houden. En er is een traject afgesproken om beperking van het aantal afhandelingsbedrijven in gang te zetten. Het proces tot beperken van het aantal afhandelaren zal naar verwachting de nodige tijd vergen. Het moet – mede op basis van Europese regelgeving – goed onderzocht en onderbouwd worden. Vervolgens moet een aanbestedingsprocedure opgezet en afgerond worden om de grondafhandelingsbedrijven te selecteren.
Hoe kijkt u vanuit uw rol als aandeelhouder – Schiphol is een staatsdeelneming in beheer van het Ministerie van Financiën – naar het inzetten van een race naar de bodem wat betreft arbeidsomstandigheden bij (bedrijven die werken voor) deze staatsdeelneming?
Van Schiphol als staatsdeelneming wordt verwacht dat het een voorbeeldrol heeft op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en zich ruimhartig aan wet- en regelgeving houdt.
Als exploitant van onze nationale luchthaven heeft Schiphol een brede verantwoordelijkheid om arbeidsomstandigheden op de luchthaven te bevorderen. Zonder af te willen doen aan deze verantwoordelijkheid, moet worden opgemerkt dat het de grondafhandelingsbedrijven zijn die als werkgevers, op grond van de wet primair verantwoordelijk om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Zij dienen maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s voor hun personeel te voorkomen. Ook dienen zij toe te zien op het gebruik van arbomiddelen als tilhulpen door hun werknemers. De grondafhandelingsbedrijven werken in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben daarmee als opdrachtgever ook een duidelijke rol als het gaat om de omstandigheden waaronder het werk in de keten door opdrachtnemers (in dit geval de bagage- en vrachtbedrijven) wordt uitgevoerd.
Schiphol heeft op 6 september jl. naar aanleiding van de berichtgeving in de media aangegeven dat zij achteraf bezien een grotere rol hadden moeten innemen in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij de grondafhandeling. Dat onderschrijft de Minister van Financiën. In dat kader heeft Schiphol de totstandkoming van een sector-CAO in de grondafhandeling gestimuleerd. Ook heeft Schiphol het afgelopen jaar manieren onderzocht om het grondafhandelingsproces op de luchthaven te verbeteren. Recent heeft Schiphol in dat kader een aantal maatregelen aangekondigd, zoals het verplicht delen van materiaal, de introductie van eisen voor toetreding en het beperken van het aantal afhandelaren. Zie hiervoor ook mijn antwoord op de vragen 6, 7 en 9.
Als aandeelhouder heeft de Minister van Financiën meermaals met de directie van Schiphol gesproken over de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden op de luchthaven. De Ministers van IenW, SZW en Financiën zijn nauw betrokken bij de verbetering van de werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden op Schiphol. Er zijn regelmatig gesprekken met de betrokken bedrijven. Zoals toegezegd in het commissiedebat van 12 mei jl. over gezond en veilig werken heb ik samen met de Minister van IenW op 8 juli jl. bijvoorbeeld gesproken met KLM en Schiphol. Beide bedrijven hebben daarin aangegeven stappen te zetten ter structurele verbetering van de fysieke belasting, blootstelling aan gevaarlijke stoffen, werkdruk, in- en uitbesteding en beloning. Door de bewindspersonen is aangegeven dat Schiphol vanuit de bredere verantwoordelijkheid als exploitant van de nationale luchthaven een voorbeeldrol heeft als het gaat om de naleving van wet- en regelgeving en goed werkgeverschap. Daarnaast is er verschillende keren met de FNV gesproken over de arbeidsomstandigheden op Schiphol en wordt in november een werkbezoek afgelegd om medewerkers op de luchthaven te spreken. De betrokken Ministers, waaronder ikzelf, zullen hierover het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Hoe beziet u de mate van zelfregulering bij Schiphol, waarbij twaalf jaar niet op locatie door de Inspectie zelf is gecontroleerd? Zou u willen reflecteren in hoeverre en op welke manier het wenselijk is om uit te gaan van deze mate van zelfregulering wanneer er sprake is van een race naar de bodem wat betreft arbeidsomstandigheden?
Uitgangspunt van het arbostelsel is dat werkgevers de primaire verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. Hierbij dienen werkgevers bij de invulling van hun processen ervoor te zorgen dat zij aan de relevante wet- en regelgeving voldoen.
De Arbeidsinspectie maakt geen zelfreguleringsafspraken met bedrijven.
Het instrument zelfregulering is op wetgevend niveau vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet en krijgt bijvoorbeeld concreet vorm in de mogelijkheid voor sectoren om Arbocatalogi vast te stellen. In een arbocatalogus beschrijven werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijke afspraken over de wijze waarop zij (gaan) voldoen aan de doelvoorschriften in de Arbowet binnen de eigen branche. Arbocatalogi die met positief resultaat door de Arbeidsinspectie zijn getoetst, vormen het uitgangspunt voor het toezicht en de handhaving door de Arbeidsinspectie. Op individueel niveau van bedrijven wordt de (sectorale) arbocatalogus vervolgens uitgewerkt in de risico-inventarisatie en evaluatie en het plan van aanpak.
Zoals in het antwoord op vraag 2 staat geeft de Arbeidsinspectie aan dat zij graag eerder was gegaan, zie bijlage. Ik onderschrijf dit.
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Ik verwijs uw Kamer verder naar de antwoorden op vraag 2 en 4, alsmede naar de toelichting van de Arbeidsinspectie op haar werkwijze in bijlage bij de antwoorden op deze Kamervragen.
Hoe beziet u de verantwoordelijkheden van Schiphol en de bagage- en vrachtbedrijven met betrekking tot de aanschaf en het gebruik van tilhulpen in de kelder?
De bagagebedrijven hebben primair de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Zij dienen maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s voor hun personeel te voorkomen. Ook dienen zij toe te zien op het gebruik van Arbomiddelen als tilhulpen door hun werknemers.
De grondafhandelingsbedrijven werken in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben als opdrachtgever een rol als het gaat om de omstandigheden waaronder het werk in de keten door opdrachtnemers (in dit geval de bagage- en vrachtbedrijven) wordt uitgevoerd.
Van Schiphol als staatsdeelneming wordt verwacht dat het een voorbeeldrol heeft op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en zich ruimhartig aan wet- en regelgeving houdt. Als exploitant van onze nationale luchthaven heeft Schiphol een brede verantwoordelijkheid om arbeidsomstandigheden op de luchthaven te bevorderen.
Schiphol heeft op 6 september jl. in reactie op de berichtgeving in de media aangegeven6 dat zij achteraf bezien een grotere rol hadden moeten innemen in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij de grondafhandeling. Dat onderschrijf ik. De verschillende betrokken Ministers waaronder ikzelf zullen het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Hoe beziet u de oplossingen die de bagage- en vrachtbedrijven op Schiphol en Schiphol zelf aandragen? Zijn deze oplossingen afdoende en waarom hebben de betrokken partijen hier niet eerder op gehandeld?
De bagage- en vrachtbedrijven hebben primair de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Zij dienen maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s voor hun personeel te voorkomen. Ook dienen zij toe te zien op het gebruik van Arbomiddelen als tilhulpen door hun werknemers.
Er zijn, zoals uit de beantwoording van de vorige vragen blijkt, verschillende acties opgezet sinds dit jaar. Er is een sector-CAO afgesloten, er zijn regels opgesteld waar afhandelingsbedrijven zich vanaf 2023 aan moeten houden en er is afgesproken om het traject voor beperking van het aantal afhandelingsbedrijven in gang te zetten. Recent heeft de Arbeidsinspectie controles uitgevoerd bij bagage-afhandelaars op Schiphol, naar aanleiding van het onderzoek van NOS/Nieuwsuur. Het onderzoek loopt nog. Voor de vrachtafhandeling (cargo) had de inspectie al eerder een controle gepland later dit jaar.
Schiphol heeft samen met alle afhandelaren een overlegstructuur opgericht. Het resultaat is onder andere dat alle Periodieke Arbeidsgezondheidskundige onderzoeken (PAGO’s) gelijk worden getrokken en ook de voorlichting en instructie voor iedereen hetzelfde wordt.
Daarnaast zijn diverse bedrijven naar aanleiding van de inspecties bezig met een update van de RI&E. In het kader van deze inspecties is ook bij alle betrokken bedrijven de RI&E opgevraagd. De Minister van IenW, de Minister van Financiën en ikzelf blijven in gesprek met de directies van Schiphol en KLM over de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden op de luchthaven. Hierbij zullen we de directies kritisch blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden nauwgezet blijven volgen.
Zou u alle mogelijke oplossingen en actielijnen voor het aanpakken van de geschetste problematiek op een rij willen zetten? Welke acties gaat u uitvoeren om zowel Schiphol als de bagage- en vrachtbedrijven op Schiphol op hun verantwoordelijkheid te wijzen en te helpen bij het aanpakken van deze problematiek?
Zie antwoord vraag 13.
Het artikel ‘Inspectie controleerde twaalf jaar niet op zwaar werk Schiphol’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Chris Simons (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaande artikel?1
Ja. Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken.
Klopt het dat de Nederlandse Arbeidsinspectie (de Inspectie) na 2010 geen enkele controle meer heeft uitgevoerd op de naleving van de Arbowet in de bagageafhandeling op Schiphol? Zo ja, hoe beoordeelt u dit feit?
Ja dat klopt. Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving over de bagageafhandeling op Schiphol. Ik vind dat een onwenselijke situatie. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. Het is en blijft de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever om zich aan de wet- en regelgeving te houden.
De Arbeidsinspectie is inmiddels een onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. Ik onderschrijf dat. Hierbij is het zo dat de Arbeidsinspectie altijd keuzes maakt als het gaat om de inzet van haar capaciteit. In dit geval geeft de Arbeidsinspectie aan dat er noch uit haar actieve programmering noch uit meldingen van buitenaf (via bijv. bedrijfsartsen, ondernemingsraden of vakbonden) aanleiding is geweest om eerder te controleren op fysieke belasting bij bagageafhandeling. Op andere terreinen – zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren wel diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol.
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Tevens heb ik de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, tevens breder inzicht te geven in welke inspecties hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Inspectie in haar reactie aangeeft geen inspecties meer uitgevoerd te hebben omdat zij erop «vertrouwden» dat werkgevers in de bagageafhandeling op Schiphol zich zouden houden aan de gemaakte afspraken na een langdurig verbetertraject?
Mijn beoordeling is als volgt. Op grond van de wet- en regelgeving is het uitgangspunt dat de primaire verantwoordelijkheid ligt bij werkgevers en werknemers. In 2010 constateerde de Arbeidsinspectie dat de werkgevers in de bagageafhandeling concrete maatregelen hadden getroffen. In lijn met de uitgangspunten van het arbostelsel is het vervolgens de verantwoordelijkheid van de werkgevers en werknemers om de voortgang daarin te behouden.
Dit laat onverlet dat ik graag had willen zien dat de Arbeidsinspectie eerder was langsgegaan om te controleren of de voortgang daadwerkelijk werd voortgezet. Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Inspectie aangeeft sinds 2010 geen controles meer uitgevoerd te hebben op Schiphol, mede omdat er geen meldingen van overtredingen zijn ontvangen? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de in het onderzoek aangehaalde bedrijfsartsen die aangeven herhaaldelijk meldingen gemaakt te hebben van beroepsziekten en tot het risicogestuurde toezicht van de Inspectie?
Ik constateer dat dit voortvloeit uit de werkwijze van de Arbeidsinspectie. Tevens wordt met «meldingen van bedrijfsartsen» waarschijnlijk gedoeld op meldingen aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, niet aan de Arbeidsinspectie.
Meldingen zijn een belangrijk onderdeel van het risico gestuurde toezicht door de Arbeidsinspectie. Graag verwijs ik u naar bijgaand document, waarin de Arbeidsinspectie haar werkwijze toelicht. Zij geeft daarin aan dat bij de Arbeidsinspectie geen meldingen zijn gedaan door bedrijfsartsen of anderen over de arbeidsomstandigheden van bagage-afhandelaars op Schiphol.
Hoe kijkt u aan tegen de bedrijfscultuur binnen Schiphol waarbij de medewerkers en bedrijfsartsen geen (anonieme) meldingen doen ondanks dat zij wisten van de overtredingen van de Arbowet en de hoge aantal beroepsgerelateerde fysieke klachten? Hoe gaat u om met het dit signaal waarbij er niet gemeld wordt in relatie tot de bedrijfscultuur, kijkend naar andere grote bedrijven?
Ik vind het een zeer kwalijke zaak als er sprake is van een bedrijfscultuur bij de afhandelingsbedrijven waarin medewerkers en bedrijfsartsen geen (anonieme) meldingen doen van overtredingen van de Arbowet of beroepsgerelateerde fysieke klachten. Ik vind het belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. In dit geval zijn de afhandelingsbedrijven daarvoor verantwoordelijk.
Werknemers kunnen -in het geval hun klachten door de leidinggevende niet serieus genomen worden- via de ondernemingsraad (OR), personeelsvertegenwoordiging of vakbond kenbaar maken dat wettelijke voorschriften op het gebied van arbobeleid volgens hen niet worden nageleefd. Ook voor bedrijfsartsen is het mogelijk om al dan niet anoniem meldingen te doen bij de Arbeidsinspectie. Bij meldingen van de OR, personeelsvertegenwoordiging of vakbond stelt de Arbeidsinspectie conform artikel 24, lid 7 van de Arbowet altijd een onderzoek in.
Hoeveel vergelijkbare langdurige verbetertrajecten heeft de Inspectie met werkgevers in risicosectoren afgerond? Is het gebruikelijk dat de Inspectie na een dergelijk verbetertraject bij een werkgever geen controles meer uitvoert? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, hoe vaak worden na afloop van een langdurig verbetertraject herhaalinspecties uitgevoerd?
De Arbeidsinspectie onderscheidt initiële inspecties en herinspecties. In de tabel met kerncijfers in de SZW begroting en de jaarstukken van de inspectie wordt het handhavingscijfer bij initiële inspecties en het cijfer bij herinspecties getoond. Het verschil tussen de cijfers is een maatstaf voor effect.
Uit het jaarverslag van de Arbeidsinspectie over 2021 blijkt dat her-inspecties een handhavingspercentage van 23% opleveren tegen een handhavingspercentage van 37% bij eerste inspecties. Het is aan de Arbeidsinspectie om op basis van Inspectiebrede Risicoanalyse te bepalen of en wanneer het instrument her-inspecties moet worden ingezet. De Arbeidsinspectie zet het instrument her-inspecties deels ad random in en deels risicogericht, dat wil zeggen daar waar wordt getwijfeld of de werkgever na inspectie afdoende maatregelen neemt om werknemers veilig en gezond te laten werken.
Een verbetertraject zoals met de bagage-afhandeling over zoveel jaren komt niet veel voor. In algemene zin geldt dat hoe langer het traject, des te groter de aandacht bij de Arbeidsinspectie of de tekortkomingen worden opgelost.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Hoe kijkt u aan tegen de noodzaak van herhaalinspecties van de Inspectie na afloop van verbetertrajecten zoals het traject dat op Schiphol tot 2010 liep?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Schiphol en de bedrijven in de bagageafhandeling om het opzetten van «equipment pooling», waarmee afhandelaars toegang krijgen tot de benodigde hulpmiddelen, zo snel mogelijk te realiseren?
In het Sociaal akkoord dat op 1 juni jl. is afgesloten tussen Schiphol en de FNV en CNV is afgesproken dat er wordt overgegaan tot equipment pooling. Equipment pooling moet ervoor zorgen dat er een standaard set aan afhandelmateriaal (GSE) beschikbaar is voor algemeen gebruik op vliegtuigopstelplaatsen. De invoering van equipment pooling gaat vanaf 1 oktober 2022 van start.2 Schiphol zal contact houden met het Ministerie van IenW over het verloop van de start met equipment pooling.
Klopt het dat luchtvaartmaatschappijen het gebruik van specifieke hulpmiddelen niet toestaan uit angst voor beschadiging aan vliegtuigen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Dit is mij niet bekend voor alle afhandelaren. In november breng ik samen met de Minister van IenW een werkbezoek op Schiphol en zullen we hierover navraag doen bij de afhandelingsbedrijven.
Kunt u schetsen op welke wijze de Inspectie toezicht houdt op de naleving van de Arbowet in de bagageafhandeling op andere Nederlandse luchthavens?
Het toezicht op bagage-afhandeling is, net als het toezicht op alle andere werkzaamheden, risicogericht en zowel actief als reactief/responsief. Vanwege het lopende onderzoek op Schiphol, gaat de Arbeidsinspectie na wat de situatie op andere luchthavens is.
Op welke wijze worden risico-inventarisaties en evaluaties (RI&E’s) van bedrijven en organisaties extra beoordeeld wanneer zij als gevolg van een bevinding van de Inspectie een verbetertraject hebben moeten doormaken?
Indien bij een controle is geconstateerd dat een werkgever overtredingen begaat (het niet hebben van een RI&E is ook een overtreding), dan wordt handhavend opgetreden. Afhankelijk van de zwaarte van de overtreding en de feiten en omstandigheden van het geval, worden de werkzaamheden ter plekke stilgelegd, wordt een boeterapport opgemaakt en veelal wordt een eis gesteld aan de werkgever om verbeteringen door te voeren. Bij voortgangscontrole of her-inspectie verifieert de Arbeidsinspectie of de werkgever opvolging heeft gegeven aan de eis. Afhankelijk van waar het over gaat, kan dat ook aanpassing van de RI&E vergen. Indien dat het geval is, zal de Arbeidsinspectie de RI&E van die bedrijven extra beoordelen.
Deelt u de mening dat het uitblijven van structurele verbeteringen zoals geconstateerd in de door de bedrijven opgestelde RI&E’s opgemerkt had moeten worden door de Inspectie en dat dit had moeten leiden tot verdere handhavingsacties? Zo ja, hoe gaat u er op toezien dat dit in de toekomst de standaard wordt?
Werkgevers zijn wettelijk verplicht om een RI&E en plan van aanpak op te stellen. Dat is om risico’s in het bedrijf helder te hebben. En om maatregelen te nemen om risico’s te voorkomen of te verkleinen. De RI&E is voor het bedrijf zelf, voor de werknemers en voor de Ondernemingsraad, die een rol heeft bij de vaststelling. RI&E en plan van aanpak worden niet opgesteld voor de overheid. Dit laat onverlet dat de Arbeidsinspectie bij controles om inzage kan vragen. Naast het inzien tijdens of na een controle bij een werkgever, vraagt de inspectie de afgelopen jaren in een aantal specifieke projecten de RI&E op bij groepen werkgevers zoals bijvoorbeeld de garagebranche. Dat stimuleert bedrijven om de Arbowet na te leven en een RI&E te maken of up-to-date te brengen. De Arbeidsinspectie heeft na 2010 geen controles uitgevoerd op fysieke belasting bij bagageafhandelingsbedrijven op Schiphol, wel op andere terreinen. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan. Ik onderschrijf dat.
De berichten ‘Inspectie controleerde twaalf jaar niet op Schiphol’ en ‘Schiphol geeft toe: we hadden te weinig oog voor arbeidsomstandigheden’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Marijke van Beukering-Huijbregts (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Inspectie controleerde twaalf jaar niet op Schiphol»1 en «Schiphol geeft toe: we hadden te weinig oog voor arbeidsomstandigheden»2?
Ja
Wat is uw mening over het feit dat zoveel medewerkers arbeidsongeschikt zijn geraakt als gevolg van de arbeidsomstandigheden bij de bagageafhandeling op Schiphol? Hoe groot is de groep die hierdoor getroffen is?
Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving. Het is en blijft de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever om zich aan de wet- en regelgeving te houden. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken.
Het is niet bekend hoeveel medewerkers als gevolg van de arbeidsomstandigheden bij de bagageafhandeling op Schiphol arbeidsongeschikt zijn geworden. In het algemeen wordt van gezondheidsklachten bij personeel door de bedrijfsarts (of verzekerings- of keuringsarts) vastgesteld of er sprake is van een beroepsziekte. De bedrijfsarts is verplicht om beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) registreert aantallen en aard van de beroepsziekten in Nederland en houdt ontwikkelingen daarin bij. De meldingen door bedrijfsartsen zijn overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 niet herleidbaar tot individuele personen en bedrijven.
Welke rol vindt u dat de Nederlandse Arbeidsinspectie (de Inspectie) hierbij zou moeten spelen? Bent u het eens dat het onverantwoord is dat de Inspectie niet heeft gecontroleerd na de bevindingen uit 2004 en 2009? Op basis van welke argumenten heeft de Inspectie ervoor gekozen om niet toe te zien op naleving?
Op grond van de Arbowet is het de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever om zich aan de wet- en regelgeving te houden. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht en programmatisch toezicht op de naleving van de arbeidswetten. De Arbeidsinspectie heeft naar aanleiding van de inspecties in 2004 en 2009 met de afhandelingsbedrijven op Schiphol afspraken gemaakt over maatregelen om het voorkomen van te zware fysieke belasting bij de bagageafhandeling. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren en erop toe te zien dat dit in de praktijk gebeurt. Werknemers, leden van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en ook vakbonden of derden zoals bedrijfsartsen kunnen ook meldingen doen bij de Arbeidsinspectie als een bedrijf de wettelijke voorschriften op het gebied van arbeidsbescherming niet naleeft, en het niet mogelijk blijkt de problemen binnen het bedrijf in redelijk overleg op te lossen. Indien de melding wordt gedaan door een vakbond of vanuit de personeelsvertegenwoordiging is het beleid van de inspectie om de melding direct in behandeling te nemen.
De Arbeidsinspectie is, naar aanleiding van de berichtgeving, inmiddels een onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. Ik onderschrijf dat.
De Arbeidsinspectie maakt keuzes als het gaat om de inzet van haar capaciteit. In dit geval geeft de Arbeidsinspectie aan dat er noch uit haar actieve programmering noch uit meldingen van buitenaf (via bijv. bedrijfsartsen, ondernemingsraden of vakbonden) aanleiding is geweest om eerder te controleren op fysieke belasting bij bagageafhandeling. Op andere terreinen – zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren wel diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol.
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd om te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Tevens heb ik de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, tevens breder inzicht te geven in welke inspecties op andere arbeidsrisico’s hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Bent u het eens dat juist de arbeidsomstandigheden bij medewerkers met zware beroepen extra aandacht zouden moeten krijgen ten opzichte van medewerkers met andere beroepen? Hoe is dit beleid op dit moment binnen de Inspectie vastgelegd?
De Arbowet is zodanig opgezet dat werkgevers primair verantwoordelijk zijn voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden voor al hun medewerkers.
Zij moeten risico’s in kaart brengen en passende maatregelen nemen om zo hun medewerkers te beschermen. In Arbowet worden de volgende risico’s als «dynamische overbelasting, statische overbelasting, energetische overbelasting, trillingen, lawaai, straling, asbest, lasrook, elektrocutiegevaar, verdrinkingsgevaar etc. onderscheiden, zie hiervoor ook de diagrammen en bijlage in de Inspectiebrede Risicoanalyse (IRA).
De Arbeidsinspectie heeft haar werkwijze in bijgaand document uiteengezet. Daaruit blijkt dat het toezicht zich vooral richt op waar de risico’s voor werknemers op grond van de Inspectiebrede risicoanalyse het grootst zijn. Dat is vastgelegd en toegelicht in onder andere het lopende meerjarenplan3 en in bijvoorbeeld de Inspectiebrede Risicoanalyse4.
Bent u het eens dat het instrument «zelfregulering» kwetsbaar is bij zware beroepen in sectoren met hoge concurrentie? Voor welke andere sectoren met zware beroepen geldt dit risico? Bent u bereid dit te laten onderzoeken?
Uitgangspunt van het arbostelsel is dat werkgevers de primaire verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. Hierbij dienen werkgevers bij de invulling van hun processen ervoor te zorgen dat zij aan de relevante wet- en regelgeving voldoen.
De Arbeidsinspectie maakt zelf geen zelfreguleringsafspraken. Het instrument zelfregulering is vastgelegd op wetsniveau. In de Arbeidsomstandighedenwet krijgt zelfregulering bijvoorbeeld concreet vorm in de mogelijkheid voor sectoren om arbocatalogi vast te stellen. In een arbocatalogus beschrijven werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijke afspraken over de wijze waarop zij (gaan) voldoen aan de doelvoorschriften in de Arbowet binnen de eigen branche. arbocatalogi die met positief resultaat door de Arbeidsinspectie zijn getoetst, vormen het uitgangspunt voor het toezicht en de handhaving door de Arbeidsinspectie. Ik verwijs uw Kamer naar de toelichting van de Arbeidsinspectie op haar werkwijze in bijlage bij de antwoorden op deze Kamervragen.
Momenteel wordt de Arbovisie 2040 voorbereid. Zoals in de hoofdlijnennota5 is opgenomen ten aanzien van het verbeteren van de naleving van wet- en regelgeving zal in dat verband het instrument zelfregulering en horizontaal toezicht (waaronder tevens de toepassing van Arbocatalogi) worden geëvalueerd.
Hoe kijkt u naar de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken partijen bij de bagageafhandeling op Schiphol? Wie is volgens u verantwoordelijk voor hulp- en ondersteuningsmiddelen voor medewerkers op de bagageafhandeling op Schiphol?
De bagagebedrijven hebben primair de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Zij dienen maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s voor hun personeel te voorkomen. Ook dienen zij toe te zien op het gebruik van arbomiddelen als tilhulpen door hun werknemers.
De grondafhandelingsbedrijven werken in opdracht van de luchtvaart-maatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben daarmee als opdrachtgever een duidelijke rol als het gaat om de omstandigheden waaronder het werk in de keten door opdrachtnemers (in dit geval de bagage- en vrachtbedrijven) wordt uitgevoerd.
Van Schiphol wordt verwacht dat het ook verantwoordelijkheid neemt en waar mogelijk haar invloed aanwendt om de arbeidsomstandigheden op het luchthaventerrein te verbeteren. Schiphol heeft met de vakbonden FNV en CNV voor de zomer een Sociaal akkoord afgesloten dat loopt van 1 juni 2022 tot 1 september 2023. Naast toeslagen voor werknemers zijn er regels opgesteld die waar afhandelingsbedrijven zich vanaf 1 januari 2023 aan moeten houden, en is er afgesproken het traject voor beperking van het aantal afhandelingsbedrijven in gang te zetten.
De Ministers van IenW, SZW en Financiën zijn nauw betrokken bij de verbetering van de werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden op Schiphol. Er zijn regelmatig gesprekken met de luchthaven. De Ministers van SZW en IenW hebben bijvoorbeeld op 8 juli jl. gesproken met KLM en Schiphol.6 Beide bedrijven hebben daarin aangegeven stappen te zetten ter structurele verbetering van de fysieke belasting, blootstelling aan gevaarlijke stoffen, werkdruk, in- en uitbesteding en beloning. Door de bewindspersonen is aangegeven dat Schiphol, hoewel niet direct juridisch verantwoordelijk, vanuit de bredere verantwoordelijkheid als exploitant van de nationale luchthaven een voorbeeldrol heeft als het gaat om de naleving van wet- en regelgeving en goed werkgeverschap. Daarnaast is er verschillende keren met de FNV gesproken over de arbeidsomstandigheden op Schiphol en wordt in november een werkbezoek afgelegd om medewerkers op de luchthaven te spreken. De verschillende betrokken Ministers waaronder ikzelf zullen het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Bent u het eens dat de rechten van de werknemers onvoldoende zijn beschermd door de betrokken partijen die wel die verantwoordelijkheid hadden? Wat wilt u eraan doen om dit in de toekomst te voorkomen?
Het is een plicht van de werkgever om goede arbeidsomstandigheden te creëren, zodat de werknemer gezond en veilig zijn/haar werk kan verrichten. Of er in dit geval sprake is van het niet nakomen van de wettelijke verplichting, is aan de Arbeidsinspectie om daar een oordeel over te geven. De Arbeidsinspectie is, naar aanleiding van de berichtgeving, inmiddels een onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol.
In algemene zin is mijn beleid gericht op preventie. Ik zet onder meer in op het verbeteren van de naleving van wet- en regelgeving en op het vergroten van kennis en bewustwording over risico’s op de werkvloer, alsmede op ondersteuning van werkgevers bij de invulling van hun wettelijke taken. Een concreet voorbeeld hiervan is het RI&E programma dat sinds 2020 tot en met 2023 loopt. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de Arbowet en-regelgeving. Onderdeel van de nieuwe Arbovisie 2040 waaraan op dit moment gewerkt wordt is om te bezien of andere prikkels moeten worden ingebouwd om een gezond en veilig werken in de praktijk verder te bevorderen.
Hoe denkt u erover dat de verschillende partijen naar elkaar wijzen voor een correcte naleving van de arbeidsomstandigheden en niemand hierin zijn verantwoordelijkheid pakt?
Dat is niet wenselijk. Zie ook mijn antwoord op vraag 6 over verantwoordelijkheid en correcte naleving. De verschillende betrokken Ministers waaronder ikzelf zullen het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Klopt het dat er minder zicht is op arbeidsomstandigheden mede door de concurrentie van de vele verschillende afhandelaren op Schiphol?
Nee, dat klopt niet. Toezicht op de arbeidsomstandigheden is niet afhankelijk van het aantal (concurrerende) bedrijven dat in een bepaalde sector actief is.
Wilt u toezeggen om versneld in gesprek te gaan met Schiphol over het terugdringen van de concurrentie tussen het aantal afhandelaren en afspraken te maken over arbeidsomstandigheden in de hele keten? Op welke termijn bent u van plan dit te doen?
De Minister van IenW is in gesprek met de FNV, Schiphol, afhandelingsbedrijven en luchtvaartmaatschappijen om de situatie in de grondafhandeling op Schiphol te verbeteren. Inmiddels is er een sector-CAO afgesloten, zijn er regels opgesteld waar afhandelingsbedrijven zich vanaf 2023 aan moeten houden en is afgesproken het traject voor beperking van het aantal afhandelingsbedrijven in gang te zetten. In november leg ik samen met de Minister van IenW een werkbezoek aan Schiphol waar dit ook aan de orde komt. In samenwerking met IenW zal Schiphol met een plan komen voor de beperking van het aantal afhandelbedrijven. Het proces tot het beperken van het aantal afhandelbedrijven zal naar verwachting de nodige tijd vergen. Het moet – mede op basis van Europese regelgeving – goed onderzocht en onderbouwd worden. Vervolgens moet een aanbestedingsprocedure opgezet en afgerond worden om de grondafhandelingsbedrijven te selecteren.
Bent u het eens dat het taak is van zowel de werkgevers als de overheid om ervoor te zorgen dat werknemers gezond het pensioen halen? Op welke manier denkt u dat de overheid die rol moet invullen?
De werkgever is primair verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Hiervoor is het nodig dat alle werkenden en werkgevers regelmatig stil staan bij duurzame inzetbaarheid, gezamenlijk vooruitkijken en gericht aan de slag gaan. Hier ligt een gezamenlijk belang. Het kabinet vindt het belangrijk dat werkenden ook in de toekomst zoveel mogelijk gezond en met plezier werkend hun pensioen bereiken. De overheid biedt met diverse structurele en tijdelijke regelingen ondersteuning aan sectoren om een impuls te geven aan duurzame inzetbaarheid, zodat werknemers gezond hun pensioen kunnen halen.
Eén van de maatregelen betreft de tijdelijke Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU). De samenwerkende partijen in de sector luchtvaart hebben inmiddels ook een project lopen waarvoor zij MDIEU-subsidie hebben ontvangen.
Daarnaast heeft het kabinet vanaf 2020 structureel € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor een meerjarig investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP). Het doel van dit programma is bestaande wetenschappelijke en praktijkkennis toepasbaar te maken en beter de delen, zodat werkgevers en werknemers beter in staat zijn de juiste maatregelen te nemen op het gebied van duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen. Hiermee geeft de overheid op een structurele manier aandacht aan duurzame inzetbaarheid.
Wat vindt u ervan dat medewerkers arbeidsongeschikt thuis zitten, terwijl ze misschien graag in een lichtere functie aan het werk waren gebleven op Schiphol? Welke mogelijkheden liggen hier voor een leven lang ontwikkelen en wat gaat u op korte en lange termijn hiervoor doen?
Ieder arbeidspotentieel zou benut moeten worden, zeker als mensen nog willen werken en als ze – ondanks dat ze arbeidsongeschikt zijn verklaard – in een lichtere functie wél aan het werk zouden kunnen gaan.
Het is en blijft de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever dat mensen gezond en veilig kunnen werken. Het is zaak dat de werkgever periodiek het gesprek voert met de werkenden over hoe het gaat en waar ontwikkelwensen zitten bij de organisaties en bij de werkende. Op basis daarvan kunnen tijdig stappen worden gezet om andere taken te gaan uitvoeren of na te denken over ander soort werk, bijvoorbeeld in een lichtere vorm. Dit is de kern van leven lang ontwikkelen.
Daar waar dit nog onvoldoende gebeurt, bijvoorbeeld in bedrijfstakken waar geen cao-afspraken zijn, of bij specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, speelt de overheid een aanvullende rol om leven lang ontwikkelen te stimuleren. Daarnaast dragen we bij aan het stimuleren van een leercultuur, waarmee we beogen een leven lang ontwikkelen vanzelfsprekend te maken voor alle werkgevers, werkenden en werkzoekenden. Op vrijdag 23 september heb ik uw Kamer de brief over de Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen toegestuurd7. Hierin geef ik aan wat we al doen op dit terrein en willen bereiken in de komende periode.
Het bericht ‘Nederland verdient het geld en wij zitten met de problemen, zegt de Duitse burgemeester’ |
|
Zohair El Yassini (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland verdient het geld en wij zitten met de problemen, zegt de Duitse burgemeester»?1
Ja. Deze problematiek is reeds onder de aandacht gebracht bij het ministerie. Er zijn door mijn voorganger afspraken gemaakt met Noordrijn-Westfalen over het aanpakken van misstanden die zich grensoverschrijdend manifesteren. Hieronder vindt u de precieze invulling van die afspraken.
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederlandse uitzendbureaus genieten van de lusten van arbeidsmigratie en grensgebieden in Duitsland laat zitten met de (over)last hiervan, zoals beschreven in het artikel?
Onze economie kan op dit moment niet zonder arbeidsmigranten. Het kabinet vindt het belangrijk dat er aandacht is voor korte- en langetermijneffecten van arbeidsmigratie op beleidsterreinen zoals huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, en op sociale cohesie in wijken en buurten. De economische keuzes die door bedrijven gemaakt worden kunnen voor druk zorgen op de samenleving, zowel hier als in buurlanden. Het kan niet zo zijn dat wij in Nederland de vruchten plukken van deze bedrijvigheid terwijl de (huisvestings-)problematiek over de grens wordt geplaatst. Het gaat helaas nog te vaak niet goed, ook in de grensregio’s, en daarom blijven we misstanden aanpakken en waar mogelijk voorkomen. Daarom ben ik volop bezig met het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Zo heb ik onder andere met Noordrijn-Westfalen afspraken gemaakt over gezamenlijke handhaving (zie hieronder). Verder werk ik samen met de VNG aan een handreiking voor gemeenten om een bedrijfseffectrapportage te realiseren. Daarmee kunnen Nederlandse gemeenten en provincies bij besluitvorming over nieuwe bedrijvigheid de huisvestingsvraag als gevolg van de inzet van arbeidsmigranten onderdeel maken van het vestigingsbeleid en dit inzichtelijk maken in deze effectrapportage bij nieuwe bedrijvigheid. Dit is ook een aanbeveling van het Aanjaagteam. Hierdoor kunnen potentiële knelpunten met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten eerder worden onderkend en kunnen gemeenten en provincies vooraf de nodige randvoorwaarden scheppen of afdwingen.
Speelt deze problematiek omgekeerd ook? Zo nee, wat zou uw reactie zijn indien Duitse uitzendbureaus op vergelijkbare wijze haar problematiek rondom arbeidsmigratie zou exporteren naar Nederland?
De problematiek speelt in omgekeerde zin voor zover mij bekend niet. In geval de problematiek eveneens omgekeerd zou spelen, geldt mijn voorgaande antwoord evenzeer.
Bent u op de hoogte van de in het artikel beschreven «woon-werk»-constructies van uitzendbureaus waarbij arbeidsmigranten werken in Nederland en wonen in Duitsland met als doel om onder de radar te blijven bij zowel Nederlandse als Duitse inspecties?
Ja. Uw Kamer heeft vragen gesteld over deze constructie en het toezicht hierop, zie daarvoor ook de beantwoording van die Kamervragen.2
Kunt u aangeven of deze problematiek langer bekend is? Zo ja, hoe groot is deze groep arbeidsmigranten? Hebt u een beeld van de levensomstandigheden van deze groep? Hoeveel uitzendbureaus zijn op deze wijze actief? Hebt u in beeld welke uitzendbureaus het betreft en hebt u hen aangesproken op het gebruik van deze constructies? Hebt u in beeld welke Duitse gemeenten hierdoor getroffen worden? Hebt u hierover contact gehad met uw Duitse (regionale) ambtsgenoot? Zo nee, kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat deze constructie buiten beeld van inspectie is ontstaan en bent u bereid om zo snel mogelijk zicht te krijgen op de omvang van deze problematiek en de Kamer hierover te informeren?
Deze problematiek is reeds onder de aandacht gebracht bij het ministerie. Precieze cijfers over het aantal arbeidsmigranten en/of welke uitzendbureaus die grensoverschrijdend werken zijn er niet, dergelijke gegevens worden niet geregistreerd. Waar we signalen krijgen dat er misstanden spelen, worden deze door de bevoegde instanties, waaronder de Nederlandse Arbeidsinspectie aangepakt.
De problematiek toont het belang aan van grensoverschrijdende samenwerking om misstanden met arbeidsmigranten tegen te gaan. Zie onder meer het antwoord op vraag 2 ten aanzien van het voorkomen van dergelijke misstanden. Misstanden kunnen niet alleen worden tegengegaan door het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, dit moet ook worden tegengegaan door het versterken van grensoverschrijdend toezicht. Destijds zijn door mijn voorganger afspraken gemaakt met Noordrijn-Westfalen om gezamenlijk op te kunnen treden.3 In dit kader is de samenwerking met Noordrijn-Westfalen geïntensiveerd op het gebied van gezamenlijke handhaving. Afgesproken is om meer gezamenlijke inspecties uit te voeren. De huisvestingscontroles in het Duits-Nederlands grensgebied van februari dit jaar waren een eerste concrete gezamenlijke actie op grensoverschrijdende handhaving.4 De Duitse inspectie van Noordrijn-Westfalen en de Nederlandse Arbeidsinspectie hebben op 12 en 13 februari jl. huisvestingscontroles uitgevoerd in het Duits-Nederlandse grensgebied. Meer dan 140 mensen werden op de twee controledagen gecontroleerd door 40 medewerkers van verschillende Duitse en Nederlandse instanties. In totaal zijn zes huis-accommodaties in het Duitse Geldern en Emmerich gecontroleerd op bouwvoorschriften, woonkwaliteit, overbevolking en hygiënevoorschriften.
De zes huis-accommodaties zijn naar aanleiding van de bevindingen gesloten. Zolang dit nodig is, zullen we deze gezamenlijke inspecties blijven doen.
Deze samenwerking en de onderliggende afspraken hebben er mede toe geleid dat ambtenaren van de betrokken Nederlandse ministeries en de Nederlandse Arbeidsinspectie en hun collega’s in Noordrijn-Westfalen en gemeentes uit Noordrijn-Westfalen elkaar steeds beter weten te vinden. Naast de inzet op gezamenlijke inspecties wordt reeds uitgewerkt welke praktische mogelijkheden er zijn om de gegevensuitwisseling tussen alle betrokken partners te verbeteren, met als doel relevante gegevens omtrent de situatie van arbeidsmigranten in zowel Nederland als Duitsland met de betrokken autoriteiten uit te kunnen wisselen.
Zijn er bij u andere Nederlandse grensgebieden in beeld waar dezelfde problematiek door arbeidsmigranten speelt? Zo ja, welke grensgebieden zijn dat?
Deze problematiek speelt in andere Nederlandse grensgebieden voor zover mij bekend niet. De problematiek kan zich uiteraard in alle grenssituaties afspelen. Wanneer er signalen zijn van grensoverschrijdende misstanden, is het belangrijk dat autoriteiten aan beide kanten van de grens gezamenlijk afspraken maken over de aanpak daarvan. Met Noordrijn-Westfalen hebben dergelijke afspraken – zoals ook in het antwoord op vraag 5 aangegeven – geleid tot geïntensiveerde samenwerking en een eerste gezamenlijke actie op grensoverschrijdende handhaving.
Hoe is de samenwerking tussen de Nederlandse en Duitse inspectiediensten ingericht? Wordt er tussen de Nederlandse en Duitse inspectiediensten samengewerkt om deze problematiek aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om indien dat niet het geval is deze samenwerking tot stand te laten komen of te inventariseren?
Juist om te voorkomen dat werkgevers de landsgrens misbruiken om bijvoorbeeld het toezicht te ontlopen, wordt samengewerkt met Noordrijn-Westfalen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5, heeft dit o.a. geleid tot een intensivering van de samenwerking met Noordrijn-Westfalen op het gebied van gezamenlijke handhaving.
Wordt bij het uitvoeren van het advies Commissie Roemer en het tegengaan van misstanden bij arbeidsmigratie rekening gehouden met dergelijke «woon-werk» constructies? Zo ja, op welke wijze?
Bij de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten wordt ook expliciet gekeken naar grensoverschrijdende effecten. Zo zal het grensoverschrijdend toezicht versterkt worden en is er bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving ook aandacht voor grensoverschrijdende effecten, ook de effecten zoals die worden beschreven in het NRC-artikel. Een voorbeeld hiervan is de aanstaande verplichte certificering van uitzendbureaus. In dat stelsel wordt expliciet rekening gehouden met grensoverschrijdende situaties. De samenwerking met Noordrijn-Westfalen is reeds geïntensiveerd op het gebied van gezamenlijke handhaving van de betrokken publieke en private instanties in Nederland en Duitsland.
Welke andere stappen gaat u zetten om het gebruik van de beschreven constructie en daarmee de uitbuiting van arbeidsmigranten en het omzeilen van toezicht tegen te gaan?
Het grensoverschrijdend toezicht zal versterkt worden en is er bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving ook aandacht voor grensoverschrijdende effecten, ook de effecten zoals die worden beschreven in het NRC-artikel. Een voorbeeld hiervan is de aanstaande verplichte certificering van uitzendbureaus. In dat stelsel wordt expliciet rekening gehouden met grensoverschrijdende situaties. Ook wordt zoals hierboven beschreven de samenwerking met Noordrijn-Westfalen reeds geïntensiveerd op het gebied van gezamenlijke handhaving. Afgesproken is om meer gezamenlijke inspecties uit te voeren, om de onderlinge contacten te verbeteren, en wordt uitgewerkt welke praktische mogelijkheden er zijn om de gegevensuitwisseling tussen alle betrokken partners te verbeteren. Zie hiervoor verder de antwoorden op de vragen 5, 7 en 8.
Deelt u de opvatting dat het feit dat de lasten van arbeidsmigratie niet alleen in lokale Nederlandse gemeenschappen zichtbaar is maar nu ook naar het buitenland geëxporteerd wordt, aantoont dat het noodzakelijk is dat er meer grip komt op arbeidsmigratie en de nadelige gevolgen daarvan?
Ik begrijp en onderschrijf de roep om meer grip te krijgen op arbeidsmigratie en de nadelige gevolgen daarvan. Daar hoort ook de vraag bij over wat wij als samenleving aankunnen en dat daarbij nagedacht moet worden over de vraag welke economie we willen zijn op de langere termijn. Deze discussie is door uw Kamer ook aangestipt tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen en het kabinet heeft op het verzoek van dhr. Heerma (CDA) ook gereageerd dat het kabinet in haar reactie op het ACVZ-advies (zie hieronder) zal aangeven wanneer het gesprek met uw Kamer over dit onderwerp gevoerd gaat worden.
Het doel van het kabinet is om migratie zoveel mogelijk gestructureerd te laten verlopen, ongewenste migratiebewegingen zoveel mogelijk te beperken en het draagvlak voor migratie in onze samenleving te behouden en versterken. Zo werkt het kabinet aan de beleidsmatige opvolging van het onderzoek getiteld »Verkenning Bevolking 2050», uitgevoerd door het NIDI in samenwerking met het CBS. Dit onderzoek beschrijft de mogelijke veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking en de gevolgen daarvan op het gebied van opleiding, arbeid, zorg en wonen. Naar aanleiding van de moties Buma/Dijkhoff en daarna de motie den Haan is er een Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld. Migratie, als belangrijke factor in de ontwikkeling van de bevolkingsontwikkeling, wordt hierbij nadrukkelijk betrokken. Daarnaast is de Adviesraad Migratie (ACVZ) gevraagd om een advies over de mogelijkheid om te gaan werken met een beleidsmatig richtgetal voor migratie. In de adviesvraag is, naast de behoefte op de arbeidsmarkt, ook nadrukkelijk gevraagd om het incorporatievermogen van de Nederlandse samenleving mee te nemen. Publicatie van het advies is voorzien in het najaar van 2022.
Daarnaast zet het kabinet in op het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten en in het samenwerken met Noordrijn-Westfalen in de bestrijding van misstanden. Ook de Raad van State heeft aangegeven dat het tegengaan van misstanden een effectieve route is. Het is daarbij eveneens belangrijk dat gemeenten en provincies bij besluitvorming over nieuwe bedrijvigheid de huisvestingsvraag, als gevolg van de inzet van arbeidsmigranten, onderdeel maken van het vestigingsbeleid en dit inzichtelijk maken in een effectrapportage bij nieuwe bedrijvigheid. Dit is ook een aanbeveling van het Aanjaagteam. Hierdoor kunnen potentiële knelpunten met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten eerder worden onderkend.
Zo ja, welke rol ziet u hierbij weggelegd voor het inzetten van huisvesting als middel om te kunnen sturen op de (hoeveelheid) arbeidsmigratie en de effecten daarvan op lokale gemeenschappen?
Het kabinet vindt het, zoals al eerder aangegeven, belangrijk dat er aandacht is voor korte- en langetermijneffecten van arbeidsmigratie op andere beleidsterreinen, zoals huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, maar ook op sociale cohesie in wijken en buurten. Door het opvolgen van de aanbeveling uit het rapport van Roemer om een bedrijfseffectrapportage in te voeren kunnen mogelijke negatieve gevolgen van nieuwe bedrijvigheid aan de voorkant al goed worden meegewogen.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het nieuws dat arbonormen voor bagagepersoneel op Schiphol jarenlang zijn overschreden |
|
Mahir Alkaya , Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek dat de NOS en Nieuwsuur hebben verricht naar de arbeidsomstandigheden voor personeel van bagage- en vrachtbedrijven op Schiphol?1 2
Ja.
Wat is uw reactie op het nieuws dat bagageafhandelaars op Schiphol hun personeel jarenlang te zwaar werk hebben laten verrichten, terwijl de inspectie al in 2009 heeft geëist dat dit zou stoppen?
Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving over de bagageafhandeling op Schiphol. Ik vind dat een onwenselijke situatie. Het is belangrijk dat de arboregels die gelden, worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. Naar aanleiding van de inspecties door de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) in 2004 en 2009 zijn met de afhandelingsbedrijven op Schiphol afspraken gemaakt over maatregelen voor het voorkomen van te zware fysieke belasting bij de bagageafhandeling. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de werkgever om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren en erop toe te zien dat dit in de praktijk gebeurt. Werknemers, leden van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en ook vakbonden of derden zoals bedrijfsartsen kunnen meldingen doen bij de Arbeidsinspectie als een bedrijf de wettelijke voorschriften op het gebied van arbeidsbescherming niet naleeft, en het niet mogelijk blijkt de problemen binnen het bedrijf in redelijk overleg op te lossen. Indien de melding wordt gedaan door een vakbond of vanuit de personeelsvertegenwoordiging is het beleid van de Arbeidsinspectie om de melding direct in behandeling te nemen. De Arbeidsinspectie is inmiddels, naar aanleiding van de uitzending van NOS/Nieuwsuur een onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. De Minister van SZW onderschrijft dit. De Minister van SZW heeft de Arbeidsinspectie gevraagd om te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Wat is uw reactie op het nieuws dat diverse bedrijven jarenlang op de hoogte waren van de risico’s op fysieke overbelasting waartoe de gevraagde werkzaamheden kunnen leiden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Gaat u onderzoeken om welke bedrijven dit gaat en, zo ja, welke consequenties kan dit hebben voor deze bedrijven?
De bedrijven die nu op Schiphol actief zijn bij de bagageafhandeling zijn bij de Arbeidsinspectie bekend. Naar aanleiding van het onderzoek van NOS/Nieuwsuur zijn door de Arbeidsinspectie controles uitgevoerd bij bagage-afhandelaars op Schiphol. Het onderzoek loopt nog. Indien overtredingen worden geconstateerd kan de Arbeidsinspectie boetes of andere maatregelen opleggen. Zie ook het antwoord bij vraag 6 en de bijgevoegde uitleg van de Arbeidsinspectie over haar werkwijze.
Hoe kijkt u aan tegen de stelling van betrokken bedrijfsartsen, die waarschuwen dat de helft van het grondpersoneel een beroepsziekte oploopt als de huidige werkwijze ongewijzigd blijft?
Dit signaal van de bedrijfsartsen is zorgelijk. Het is belangrijk dat de arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. De werkgever is op basis van de Arbowet verplicht om te zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. Dit om beroepsziekten bijvoorbeeld als gevolg van te zwaar tillen te voorkomen. De Arbeidsinspectie is inmiddels een onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol. In het algemeen roep ik iedereen op om misstanden te melden bij de Arbeidsinspectie. Dat is eenvoudig en laagdrempelig. Op de startpagina van de Arbeidsinspectie staat een directe link waar digitaal een melding kan worden gedaan bij het Meldingen Informatiecentrum, maar een telefonische melding, al dan niet anoniem, is ook mogelijk, 24/7.
Hoe kan het dat de Nederlandse arbeidsinspectie en haar voorgangers hier al twaalf jaar niet meer op hebben gecontroleerd, terwijl berichten over misstanden met regelmaat verschenen in de media?
Het is en blijft de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever om zich aan de wet- en regelgeving te houden. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. De Minister van SZW onderschrijft dat. De Arbeidsinspectie maakt keuzes als het gaat om de inzet van haar capaciteit. In dit geval geeft de Arbeidsinspectie aan dat er noch uit haar actieve programmering noch uit meldingen van buitenaf (via bijv. bedrijfsartsen, ondernemingsraden of vakbonden) aanleiding is geweest om eerder te controleren op fysieke belasting bij de bagageafhandeling. Op andere terreinen – zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren wel diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol.
De Minister van SZW heeft de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Tevens heeft de Minister van SZW de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, ook breder inzicht te geven in welke inspecties op welke arbeidsrisico’s hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
In de bijlage bij deze antwoorden vindt u een toelichting van de Arbeidsinspectie op haar wettelijke taken en haar werkwijze.
Kunt u een overzicht geven van de onderzoeken die thans plaatsvinden naar de werkomstandigheden van het grond- en afhandelingspersoneel op Schiphol en/of bent u bereid om hier aanvullend onafhankelijk onderzoek naar te verrichten en daarbij met terugwerkende kracht te controleren op overschrijdingen van arbonormen?
Recent heeft de Arbeidsinspectie controles uitgevoerd bij bagage-afhandelaars op Schiphol, naar aanleiding van het onderzoek van NOS/Nieuwsuur. Op dit moment kan de Minister van SZW u nog niet berichten over de resultaten. Het onderzoek loopt nog. Voor de vrachtafhandeling (cargo) had de inspectie al eerder een controle gepland later dit jaar.
Daarnaast loopt momenteel een onderzoek van de onafhankelijke Arbeidsinspectie naar de werkzaamheden op de platforms bij diverse bedrijven. Het onderzoek richt zich op blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De aanleiding hiervoor is een handhavingsverzoek van de FNV.
Schiphol heeft samen met alle afhandelaren een overlegstructuur opgezet. Het resultaat is onder andere dat alle Periodieke Arbeidsgezondheidskundige Onderzoeken (PAGO’s) gelijk worden getrokken, ook de voorlichting en instructie wordt voor iedereen hetzelfde. Daarnaast zijn diverse bedrijven naar aanleiding van de inspecties bezig met een update van de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). In het kader van haar onderzoek heeft de Arbeidsinspectie ook bij alle betrokken bedrijven de RI&E opgevraagd. De Minister van SZW heeft de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, ook breder inzicht te geven in welke inspecties op welke arbeidsrisico’s hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol.
De Arbeidsinspectie handhaaft op overtredingen van de Arbowetgeving – zoals fysieke overbelasting – wanneer overtredingen worden geconstateerd door een inspecteur ter plaatse bij het uitvoeren van arbeid.
De Ministers van IenW, SZW en Financiën zijn nauw betrokken bij de verbetering van de werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden op Schiphol. Er zijn regelmatig gesprekken met de luchthaven. De Ministers van SZW en IenW hebben bijvoorbeeld op 8 juli jl. gesproken met KLM en Schiphol. Beide bedrijven hebben daarin aangegeven stappen te zetten ter structurele verbetering van de fysieke belasting, blootstelling aan gevaarlijke stoffen, werkdruk, in- en uitbesteding en beloning. Door de bewindspersonen is aangegeven dat Schiphol vanuit de bredere verantwoordelijkheid als exploitant van de nationale luchthaven een voorbeeldrol heeft als het gaat om de naleving van wet- en regelgeving en goed werkgeverschap. Daarnaast is er verschillende keren met de FNV gesproken over de arbeidsomstandigheden op Schiphol en wordt in november een werkbezoek afgelegd om medewerkers op de luchthaven te spreken. De verschillende betrokken Ministers zullen het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
De Minister van SZW ziet geen aanleiding om naast alles wat nu al loopt een nieuw onafhankelijk onderzoek in te stellen.
Kunt u aangeven wat er is gebeurd met de constatering van de arbeidsinspectie uit 2004 waarin werd geconcludeerd dat gezondheidskundige grenswaardes bij het tillen twee tot vier keer werden overschreden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe en waar worden gezondheidsklachten bij afhandelend personeel op Schiphol momenteel geregistreerd en wat is er in het afgelopen jaar ondernomen om de meldingsbereidheid van medewerkers te vergroten?
Van gezondheidsklachten bij personeel wordt door de bedrijfsarts (of verzekerings- of keuringsarts) vastgesteld of er sprake is van een beroepsziekte. De bedrijfsarts is verplicht om beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Bedrijfsartsen melden beroepsziekten niet herleidbaar tot personen of werkgevers bij het NCvB overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679. Het NCvB registreert aantallen en aard van de beroepsziekten in Nederland, geaggregeerd op sector niveau, houdt ontwikkelingen daarin bij en signaleert de opkomst van nieuwe beroepsziekten. Deze statistische gegevens worden gebruikt in de risicoanalyses van de Arbeidsinspectie.
De bedrijfsarts mag voorts in verband met de privacy geen informatie over de gezondheidsklachten van het personeel delen met de werkgever. Wel kan de bedrijfsarts bijvoorbeeld aantallen meldingen van beroepsziekten doorgeven aan een werkgever, zolang deze informatie maar niet herleidbaar is naar het individuele niveau. Of dit voor het afhandelend personeel op Schiphol is gedaan is ons niet bekend.
Werknemers, leden van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en ook vakbonden of derden zoals bedrijfsartsen kunnen ook meldingen doen bij de Arbeidsinspectie als een bedrijf de wettelijke voorschriften op het gebied van arbeidsbescherming niet naleeft, en het niet mogelijk blijkt de problemen binnen het bedrijf in redelijk overleg op te lossen. Indien de melding wordt gedaan door een vakbond of vanuit de personeelsvertegenwoordiging is het beleid van de inspectie om de melding direct in behandeling te nemen. De Arbeidsinspectie heeft in 2021 een scan uitgevoerd naar het fenomeen ondermelding. Deze scan heeft ertoe geleid dat de Arbeidsinspectie een project start dat de komende jaren gaat werken aan het terugdringen van ondermelding.
Deelt u de mening dat dergelijke arbeidsomstandigheden niet thuishoren in Nederland, en al helemaal niet bij een bedrijf als Schiphol waarvan de overheid grootaandeelhouder is?
Die mening delen zowel de Minister van Financiën als de Minister van SZW en ikzelf. De arbeidsomstandigheden dienen bij elk bedrijf op orde te zijn, zeker ook bij staatsdeelnemingen. De Minister van Financiën heeft als aandeelhouder de afgelopen periode meermaals met de directie van Schiphol gesproken over de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden op de luchthaven. Van Schiphol als staatsdeelneming wordt verwacht dat het een voorbeeldrol heeft op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en zich ruimhartig aan wet- en regelgeving houdt.
Als exploitant van onze nationale luchthaven heeft Schiphol een brede verantwoordelijkheid om arbeidsomstandigheden op de luchthaven te bevorderen. Zonder af te willen doen aan deze verantwoordelijkheid, moet worden opgemerkt dat het de grondafhandelingsbedrijven zijn die als werkgevers op grond van de wet primair verantwoordelijk om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Zij dienen maatregelen te nemen om gezondheidsrisico’s voor hun personeel te voorkomen. Ook dienen zij toe te zien op het gebruik van arbomiddelen als tilhulpen door hun werknemers. De grondafhandelingsbedrijven werken in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben daarmee als opdrachtgever een duidelijke rol als het gaat om de omstandigheden waaronder het werk in de keten door opdrachtnemers (in dit geval de bagage- en vrachtbedrijven) wordt uitgevoerd.
Schiphol heeft op 6 september jl. naar aanleiding van de berichtgeving in de media aangegeven3 dat het achteraf bezien een grotere rol had moeten innemen in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij de grondafhandeling. De Minister van Financiën onderschrijft dat. De betrokken Ministers zullen het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Deelt u de mening dat dit soort uitbuitingspraktijken een direct gevolg zijn van de bedrijfsstrategie van Schiphol om de goedkoopste en meest concurrerende luchthaven te willen zijn?
Het staat luchtvaartmaatschappijen in principe vrij om contracten af te sluiten met afhandelaren. Schiphol heeft zelf geen instrumenten om de toelating van afhandelingsbedrijven in te perken. Onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van IenW wordt wel gewerkt aan het beperken van het aantal afhandelaren4. Geen enkel bedrijf mag de kwaliteit van het werk en de gezondheid en veiligheid van werknemers in gevaar brengen ten behoeve van goedkope concurrentie, met name op arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. De betrokken Ministers zullen hierover het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Wat heeft u tot op heden ondernomen om het aantal van acht afhandelingsbedrijven op Schiphol te beperken en de concurrentie op arbeidsvoorwaarden door deze bedrijven aan banden te leggen, zoals u heeft aangekondigd in uw brief van 16 juni 2022?3
Eind vorig jaar heb ik overleg geïnitieerd met FNV, Schiphol, afhandelingsbedrijven en luchtvaartmaatschappijen om de situatie in de grondafhandeling op Schiphol te verbeteren. Daarbij stond een drietal acties centraal: 1) het sluiten van een sector-cao; 2) het aanpassen van de regels die gelden voor bedrijven in de grondafhandeling en 3) het indien nodig beperken van het aantal afhandelaren op Schiphol.
Op 6 september is met betrokken partijen het overleg hierover hervat, waarbij de stand van zaken van de genoemde acties besproken is. Omdat het beperken van het aantal afhandelaren een impactvolle stap is, was het van belang om te bepalen of alle partijen aan boord zijn voor het in gang zetten van dit traject. Bij het overleg op 6 september jl. is gebleken dat dit het geval is. Het Ministerie van IenW neemt daarom samen met Schiphol het voortouw om het traject in gang te zetten. Eerste stap daarbij is om te onderbouwen waarom deze stap nodig is wat het wenselijke aantal afhandelaren is dat daarbij hoort. Dit is ook in een brief aan de Kamer vermeld.6
Bent u bereid om bedrijven die structureel arbonormen hebben overtreden voortaan uit te sluiten van verdere bedrijfsactiviteiten op Schiphol? Zo nee, waarom niet?
Bij een recent overleg met het Ministerie van IenW, Schiphol, FNV grondafhandelaren en luchtvaartmaatschappijen is vastgesteld dat alle relevante partijen betrokken zijn, voor het in gang zetten van het beperken van het aantal afhandelaren. Bij datzelfde overleg is door het Ministerie van IenW toegezegd samen met Schiphol te bekijken welke opties er in de nationale regelgeving zijn om voor de kortere termijn regels of toelatingseisen voor grondafhandelaren vast te stellen. Dat sluit de markt niet af, maar kan bijdragen aan het voorkomen van onwenselijke extra concurrentiedruk. De conclusies en aanpak voor wat betreft de grondafhandeling zijn in een brief aan de Kamer vermeld.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 heeft Schiphol, hoewel het niet direct in juridische zin verantwoordelijk is, een brede verantwoordelijkheid als exploitant van de nationale luchthaven. Schiphol stelt daarom een sociale standaard op die op 1 januari 2023 van kracht wordt. Daarnaast geldt vanaf 1 januari 2023 een «license to operate» voor alle grondafhandelaren. Hierin worden onder andere afspraken rondom gezondheid, veiligheid en het gebruik van materieel door werknemers van grondafhandelaren vastgelegd. De betrokken Ministers zullen hierover het gesprek met Schiphol blijven voeren, waarbij we de directie kritisch zullen blijven bevragen en de voortgang bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden nauwgezet zullen blijven volgen.
Het Stelsel Beroepsziekten en Dienstongevallen Politie |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Graag vraag ik uw aandacht voor onderstaande vragen met betrekking tot het Stelsel Beroepsziekten en Dienstongevallen Politie:
(Voormalig) politiemedewerkers met PTSS of een andere beroepsziekte hebben recht op de zorg die zij behoeven en een zorgvuldige afwikkeling van hun schade. In dit kader is een nieuw stelsel ontwikkeld, dat volgend jaar zal ingaan. In het nieuwe stelsel wordt veel meer aandacht besteed aan zorg en herstel. Het stelsel wordt gebaseerd op vertrouwen. Daarbij wordt zoveel mogelijk voorkomen dat betrokkenen zich bij geschillen tot de rechter moeten wenden.
Vooruitlopend op dit nieuwe stelsel wikkelt de politie de lopende schadezaken af op basis van een interne richtlijn, die is opgesteld langs de contouren van dit nieuwe stelsel. De politie doet betrokkenen een voorstel voor een minnelijke schikking. Daarbij wordt ruimhartig omgegaan met de vergoeding van zowel de immateriële als de materiële schade.
De interne richtlijn zal worden vervangen door overgangsbeleid, dat is overeengekomen met de politievakorganisaties. Gestreefd wordt naar invoering begin 2023. Dit overgangsbeleid is opgesteld langs de uitgangspunten van het nieuwe stelsel. En met het overgangsrecht wordt voorkomen dat bepaalde betrokkenen tussen wal en schip vallen.
Op basis van zowel de interne richtlijn als het overgangsbeleid wordt rekening gehouden met eerder uitgekeerde bedragen. Indien betrokkenen het hier niet mee eens zijn of om andere reden geen overeenstemming bereiken met de politie kunnen zij zich wenden tot een onafhankelijke, paritaire commissie, de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie. Deze commissie is door mijn voorganger ingesteld om een onafhankelijk oordeel te geven over de billijkheid en redelijkheid van het voorstel van het bevoegd gezag. De commissie beoordeelt per individuele casus of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het advies van de commissie wordt opgevolgd door de politie, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen.
Bent u ermee bekend dat bij de uitvoering van het Stelsel Beroepsziekten en Dienstongevallen Politie de reeds uitgekeerde vergoedingen voor immateriële schade worden verrekend met de materiële restschade waar o.a. (voormalig) politieambtenaren met PTSS recht op hebben?
De (hoogte van de) vergoedingen bij het nieuwe stelsel en op basis van de interne richtlijn en het overgangsbeleid zijn in de meeste gevallen gunstiger voor de betrokkenen dan bij het oude stelsel. Onder het oude stelsel ontvingen de betrokkenen enkel smartengeld. In de berekening van dit smartengeld zijn zowel immateriële als materiële componenten van schade meegenomen.
In het nieuwe stelsel, het overgangsbeleid en onder de interne richtlijn zijn de immateriële en materiële schade uit elkaar gehaald. De betrokkenen ontvangen zuiver smartengeld voor immateriële schade en een vergoeding voor materiële schade. Bij de berekening van de vergoeding voor de materiele schade worden meer componenten meegenomen dan onder het oude stelsel.
In lopende schadezaken (die onder de interne richtlijn worden afgewikkeld) wordt daarom een nieuwe en ruimhartige berekening gemaakt van zowel de immateriële als de materiële schade. Aan deze betrokkene wordt vervolgens een nieuw voorstel gedaan als minnelijke schikking. Aanzien betrokkene onder het oude stelsel al een vergoeding heeft ontvangen en deze vergoeding dezelfde schade betreft, wordt dit bedrag betrokken bij het minnelijke voorstel. Dit doen we ook om rechtsongelijkheid met andere betrokkenen te voorkomen.
De interne richtlijn was tot stand gebracht zonder instemming van de politievakorganisaties. Zij hadden met name bezwaar tegen de wijze waarop het voorstel wordt bepaald die naar hun oordeel onvoldoende concreet is beschreven. Ik ben blij dat met de politievakorganisaties inmiddels een nieuw overgangsbeleid is overeengekomen. Daarbij wordt voor de schade-afwikkeling aangesloten bij de wijze waarop hiermee wordt omgegaan in het nieuwe stelsel. Uitgangspunt blijft dat eerder uitbetaalde bedragen worden betrokken bij de afwikkeling van de schade. Indien betrokkenen zich niet kunnen vinden in het voorstel van de politie, hebben zij de mogelijkheid hun casus voor te leggen aan de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie.
Waarom heeft u gekozen voor deze verrekening?
Ik kan mij voorstellen dat voor sommige betrokkenen de uitkering van het smartengeld die zij ontvingen, op basis van het oude stelsel, hebben ervaren als een erkenning van hun leed en de mentale (en fysieke) schade waar zij mee kampen als gevolg van hun PTSS (of een andere beroepsziekte). En dat het feit dat deze uitkering wordt betroken in het uiteindelijke voorstel wordt ervaren als het intrekken van deze uitkering. Ik betreur dat beeld want het belang van de betrokkene staat voor mij altijd voorop. Om deze reden hoop ik dat de uitleg in de beantwoording van vraag 2 meer helderheid geeft over het betrekken van het smartengeld bij het minnelijke voorstel en dat de betrokkene onder het nieuwe stelsel of op basis van de interne richtlijn ruimhartig wordt gecompenseerd.
Mijn intentie is dat ruimhartig, rechtvaardig en verdedigbaar wordt omgegaan met de vergoeding, dat is wat onze politiemedewerkers verdienen. Politie maakt hiertoe op basis van de contouren van het nieuwe stelsel een ruimhartige inschatting van zowel de materiële schade als het smartengeld. Als die eerder uitgekeerde vergoeding niet zou worden betrokken bij het voorstel zou dat niet uitlegbaar zijn naar andere betrokkenen. Tenzij er sprake is van specifieke omstandigheden die een afwijkende aanpak rechtvaardigen. De Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie is door mijn voorganger ingesteld om hierover een onafhankelijk advies te geven. De commissie beoordeelt per individuele casus of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het advies van de commissie wordt opgevolgd door de politie, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen.
Erkent u dat dit betekent dat politieagenten nu dus praktisch gezien zelf betalen voor psychologische schade die men heeft geleden en nog steeds onder kampen naar aanleiding van hun werk bij de politie?
Ik acht het van belang voor de betrokkenen dat de lopende schadezaken voortvarend en zorgvuldig worden afgehandeld, waarbij gekomen wordt tot een afhandeling die recht doet aan hun situatie op het gebied van benodigde zorg en toegekende aanspraken. De vraag is of alles overziend een redelijk en billijk voorstel wordt gedaan. Om hier een onafhankelijk advies over te krijgen hebben betrokkenen de mogelijkheid hun dossier voor te leggen aan de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie. Die beoordeelt per individuele casus of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er specifieke persoonlijke omstandigheden zijn die een andere uitkomst rechtvaardigen.
Is de Minister van mening dat dit in lijn is met motie-Helder (Kamerstuk 35 570, nr. 6) waarin de regering verzocht wordt om het smartengeld toegekend in oude PTSS-dossiers niet te verrekenen met materiële restschade?
Het advies van 25 februari 2022 is door het lid Helder onder mijn aandacht gebracht. Daarin stelt de commissie dat verrekening van het eerder toegekende smartengeld strikt juridisch genomen niet is toegestaan, maar dat met wederzijdse instemming van de betrokken partijen hier wel toe kan worden besloten. In een later advies heeft de commissie dit aangevuld en gesteld dat het totaal aan uitkeringen mag worden betrokken in de eindafdoening en van de medewerker mag worden verlangd dat die eerdere aanspraken betrekt bij de vraag of alles overziend een redelijk en billijk voorstel wordt gedaan, gezien het minnelijke, niet strikt-juridische karakter van de eindafdoening.
De afhandeling van de individuele restschadedossiers valt onder de verantwoordelijkheid van de korpschef. Ook in de zaken die worden ingediend bij de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie ben ik als Minister geen partij. De politie heeft mij medegedeeld dat zij de adviezen van de commissie tot op heden heeft opgevolgd. Naar ik heb begrepen heeft dat met twee betrokkenen nog niet tot overeenstemming geleid. Momenteel wordt door de politie bekeken op welke wijze deze dossiers op zorgvuldige wijze alsnog in der minne kunnen worden afgewikkeld, indien betrokkenen hier open voor staan. Betrokkenen staat uiteraard een formele rechtsgang open als zij er in het minnelijke traject niet uitkomen.
Is de Minister bekend met de adviezen van de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie (CARAP) op 25 februari 2022 en 14 maart 2022 waarin het CARAP adviseert om al toegekende smartengeld niet in mindering te brengen op de aan hem uit te keren restschade?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom heeft u niet gehandeld in lijn met dit advies?
De Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie deelt haar adviezen enkel met de betrokken partijen. Als Minister ben ik geen partij in de zaken die dienen bij deze commissie. Omdat de adviezen privacygevoelige informatie bevatten over de betrokkenen word ik als Minister door het bevoegd gezag op hoofdlijnen geïnformeerd. Ten behoeve van de beantwoording van uw vragen zijn twee andere adviezen geanonimiseerd met mij gedeeld. Omdat de adviezen van de commissie over individuele casussen gaan, en ik als Minister zoals gezegd daarin geen partij ben, is het niet aan mij om deze adviezen met uw Kamer te delen.
Kunt u met de Kamer de interne correspondentie op het ministerie en de andere adviezen die u heeft gehad naar aanleiding van dit advies delen?
Ik betreur het beeld dat u schetst dat politieagenten, die vaak hun leven en gezondheid op het spel hebben gezet om de samenleving te dienen, het idee hebben dat ze in de steek worden gelaten. Daarvan kan wat mij betreft geen sprake zijn. Integendeel, zij verdienen de zorg die nodig is en een passende vergoeding van hun schade. Ik onderken dat het huidige stelsel minder gericht is op zorg en ondersteuning. Medewerkers hebben aangegeven hierdoor de aandacht en de morele steun van de werkgever te missen. Onder andere om die reden is in het nieuwe stelsel aandacht besteed aan factoren die in het verleden het herstel en de re-integratie van betrokkenen hebben belemmerd en wordt het stelsel verbeterd met de volgende uitgangspunten: eenvoudiger, minder druk op de medewerker, tempo in de afhandeling en re-integratie bij de politie. Ook de afwikkeling van lopende zaken vindt zoveel mogelijk volgens dezelfde uitgangspunten plaats. Dat past bij een rechtvaardige en verdedigbare benadering. Het streven is de lopende procedures op een snelle en zorgvuldige (informele) wijze af te ronden, zodat betrokkenen een juridische procedure wordt bespaard. Ik wil benadrukken dat vele betrokkenen inmiddels langs deze weg een overeenkomst met de politie hebben kunnen treffen en dat het om enkelen gaat waar dit nog niet lukt. Voor die gevallen heeft mijn voorganger eerdergenoemde commissie ingesteld.
Begrijpt u dat deze gang van zaken op (voormalig)politieagenten, die vaak hun leven en gezondheid op het spel hebben gezet om de samenleving te dienen, overkomt alsof ze in de steek worden gelaten?
De huidige werkwijze leidt mijns inziens tot een ruimhartige en verdedigbare uitkomst, waarbij zoveel mogelijk wordt vooruitgelopen op het nieuwe stelsel. Zoals hierboven genoemd is ook overeenstemming bereikt met de vakorganisaties over nieuw overgangsbeleid. Ook in het overgangsbeleid blijft sprake van het betrekken van eerder uitgekeerde bedragen.
Indien betrokkene het niet eens is met het voorstel van de politie kan de betrokkene zich voor een onafhankelijk advies wenden tot de onafhankelijke Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie die per individuele casus beoordeelt of sprake is van een redelijk en billijk voorstel aan de betrokkene, of dat er sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het advies van de commissie wordt opgevolgd door de politie, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen.
In vrijwel alle gevallen heeft dit geleid tot overeenstemming over het voorstel, in enkele gevallen tot een nader advies van de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie.
Kan de Minister toezeggen dat ze deze situatie rechtzet en reeds uitgekeerde immateriële schade niet verrekend met materiële restschade?
Zie antwoord op vraag 9.
Is de Minister bereid om de gevallen waar dat wel al is gebeurd te rectificeren?
Ik heb geprobeerd de vragen zoveel mogelijk afzonderlijk te beantwoorden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Het is vanwege de afstemming met verschillende betrokken partijen helaas niet gelukt, mijn excuses hiervoor.
Kunt u deze vragen voor 15 oktober beantwoorden?
Het bericht dat de FNV uit de SER-commissie Grenswaarden is gestapt |
|
Bart van Kent |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) uit de sociaaleconomische Raad (SER)-Commissie Grenswaarden is gestapt?1
Ik betreur het dat de FNV de SER subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek (GSW) heeft verlaten. Juist omdat ik het signaal van de FNV herken en onderschrijf. Er zijn verbeteringen nodig in het functioneren van het stelsel tot vaststelling van Arbogrenswaarden voor gevaarlijke stoffen en de naleving ervan door bedrijven. Ik was al met de FNV, VNO-NCW MKB Nederland en de SER in gesprek over het doorvoeren van verbeteringen. Ik had de implementatie hiervan graag in samenwerking met de FNV gedaan en houd dan ook de deur open voor terugkeer van de FNV binnen de subcommissie. Juist dan kunnen de krachten gebundeld worden met als doel het beschermen van de werknemers tegen de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk.
Wat is uw reactie op de constatering van de FNV dat veel bedrijven de absolute verbodswaarde van een gevaarlijke stof meer zien als «een vage en vrijblijvende stip op de horizon»?
Bedrijven zijn verplicht om zich te houden aan wettelijke grenswaarden. Voor het werken met kankerverwekkende en mutagene stoffen geldt dat de blootstelling bij de bron dient te worden voorkomen. Wanneer dit niet kan dient de blootstelling te worden teruggebracht tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde. Dat geldt ook als de grenswaarde is vastgesteld op het niveau van de verbodswaarde van de stof.
Deze generalisatie van de FNV doet geen recht aan de zeer grote diversiteit aan werkgevers en de verschillen die er zijn wat betreft de omgang met grenswaarden. Wel is het zo dat in het algemeen de naleving bij bedrijven nog steeds te laag is als het gaat om Arboverplichtingen voor werkgevers ten aanzien van gevaarlijke stoffen. Nog teveel werknemers worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen tijdens het werk. Werkgevers moeten hun verantwoordelijkheid nemen en de Arboverplichtingen op gevaarlijke stoffen beter gaan naleven. Werkgevers zijn dan aan zet om te zorgen dat zij de regels naleven en hun medewerkers beschermen tegen gezondheidsrisico’s.
Het bevorderen van veilig werken met gevaarlijke stoffen is een speerpunt binnen het Arbeidsomstandighedenbeleid. Ik zet mij dan ook in om de naleving te vergroten. Dit is ook weergegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer van 28 april 2022. Hierin heb ik een overzicht gegeven van de stand van zaken in het beleid gericht op het terugdringen van stoffengerelateerde beroepsziekten.2
Klopt de bewering van de FNV dat de Nederlandse Arbeidsinspectie het minst van heel Europa controleert op gevaarlijke stoffen?
Het is niet bekend waar de FNV dit op heeft gebaseerd. Deze bewering klopt niet.
Hoeveel controles op gevaarlijke stoffen hebben er het afgelopen jaar plaatsgevonden? Hoeveel overtredingen zijn daarbij geconstateerd?
De meerjarenrapportage van het programma BmGS van de NLA bevat een meerjarig overzicht tot en met 2020. In aanvulling daarop zijn de volgende cijfers van de Arbeidsinspectie relevant voor 2021.
Ruim 3000 werkgevers zijn gecontroleerd op gevaarlijke stoffen, bij circa 43% werd handhaving ingezet. Dit betreft zowel initiële inspecties als herinspecties.
Bij initiële inspecties zijn de handhavingpercentages het hoogst en moest bij circa 2/3 deel van de werkgevers handhaving worden ingezet. De inspectieprojecten zijn gericht op werksituaties met de hoogste risico’s op blootstelling. De focus ligt daarbij op de kankerverwekkende, mutagene, reprotoxische en sensibiliserende (CMRS) stoffen. Naast de initiële inspecties heeft de Arbeidsinspectie in 2021 bij ruim 300 werkgevers opnieuw geïnspecteerd op blootstelling aan CMRS-stoffen. Bij 43% werden overtredingen geconstateerd. In 2021 zijn daarnaast ruim 300 klachten en signalen onderzocht en afgehandeld. Bij 59% van de geïnspecteerde werkgevers zijn overtredingen geconstateerd.
Naast de blootstelling aan de CMRS-stoffen richt het programma BmGS zich ook op de blootstelling aan ioniserende straling. In totaal zijn in 2021 bij meer dan 150 werkgevers initiële inspecties uitgevoerd en is bij 34% van de werkgevers gehandhaafd. Bij enkele tientallen werkgevers zijn herinspecties uitgevoerd na eerder uitgevoerde initiële inspecties. Bij die herinspecties werden nauwelijks overtredingen geconstateerd. In het kader van het Besluit risico’s zware ongevallen zijn er ruim 400 BRZO bedrijven gecontroleerd. Toezicht vindt plaats in samenwerking tussen omgevingsdiensten, veiligheidsregio en arbeidsinspectie. Doel van de inspectie is om in meer dan 90% van de gezamenlijke inspecties deel te nemen. In 2021 was dat in 97% van de gevallen. Het handhavingspercentage is ruim 40% (beide cijfers zijn onderdeel van de vaste ICF tabel in begroting en jaarverslagen). Naast deze BRZO controles zijn er in 2021 inspectieprojecten procesveiligheid ARBO uitgevoerd bij ruim 100 werkgevers (die niet BRZO plichtig zijn), waarbij in 18% van de gevallen werd gehandhaafd.
Naast de projecten vanuit het programma BmGS zijn er ook controles op blootstelling uitgevoerd vanuit andere programma’s van de Arbeidsinspectie, zoals de sectorprogramma’s Bouw en Infra, Agrarisch en groen, Industriële arbeid en Zorg. Verder is er een themaprogramma Asbest dat ook inspecties uitvoert op het onderwerp gevaarlijke stoffen. In totaal betreft het in 2021 (naast het BmGS programma) ruim 900 geïnspecteerde werkgevers. Bij 35% waren er 1 of meer overtredingen en werd gehandhaafd.
Hoe kijkt de Nederlandse Arbeidsinspectie zelf aan tegen hun controle- en opsporingsbeleid rond gevaarlijke stoffen? Vindt de inspectie dat dit soort controles genoeg plaatsvinden?
De inspectie kijkt hier als volgt tegen aan. Het oogmerk van wet- en regelgeving is dat naleving door werkgevers (en werknemers) voortkomt uit een geïnternaliseerde veiligheidscultuur (kennis van en een zorgvuldige omgang met stoffen), niet dat naleving enkel via handhaving moet worden bereikt.
Het toezicht op gezond en veilig werken met gevaarlijke stoffen is één van de speerpunten en een prioritair onderwerp voor de Arbeidsinspectie. Met behulp van de extra middelen uit het regeerakkoord in 2017 heeft de Arbeidsinspectie de capaciteit voor specifiek dit toezicht flink uit kunnen breiden in het meerjarenplan 2019–2022.3 Over de voortgang en realisatie van deze uitbreidingen rapporteert de Arbeidsinspectie periodiek, zoals in het jaarverslag 2021 van de Arbeidsinspectie.4 Hieruit blijkt dat de versterking van het toezicht op gevaarlijke stoffen op schema ligt.
In de aanpak vindt continu doorontwikkeling plaats van het toezicht om het effect ervan te maximaliseren. Het aantal controles en interventies is de afgelopen jaren flink toegenomen, de aanpak wordt verder ontwikkeld om naleving te bevorderen. Verder is het van belang de bestaande uitbreiding te voltooien en de voorgenomen uitbreiding voor zogenoemd ARIE toezicht door te voeren. Een aanvullende uitbreidingsopgave gaat het absorptievermogen van de NLA nu te boven.
Waarom heeft u het laten gebeuren dat de FNV uit de SER-commissie is gestapt?
Op 20 mei 2021 heeft de FNV per brief haar zorgen geuit over de procedure voor het vaststellen van wettelijke grenswaarden en een voorstel gedaan voor een nieuwe procedure. Naar aanleiding van deze brief heeft mijn voorganger de SER verzocht de verbeteringen voor het stelsel gezamenlijk verder uit te werken. Hierop heeft de SER GSW diverse aanbevelingen voor verbeteringen gedaan. Gesprekken met de FNV, VNO-NCW MKB-Nederland, SER, NLA en SZW over deze aanbevelingen liepen sinds december 2021. Alle partijen zagen het belang in van verbeteringen.
Waar mogelijk heb ik de aanbevelingen direct overgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het direct vaststellen van de verbodswaarde. In mijn brief van 28 april jl. heb ik aan uw Kamer toegezegd dat meteen gestart wordt met uitvoering van deze aanbeveling. Ook sta ik positief tegenover het instellen van een expertbureau binnen de SER GSW. In de gesprekken met de partijen heb ik toegezegd dat mijn Ministerie de SER zal ondersteunen bij de verdere uitwerking ervan. Verder is in verband met de aanbevelingen relevant dat de resultaten van het project Haalbaarheidsonderzoek Nieuwe Stijl (HONS) mee genomen dienen te worden in het doorvoeren van verbeteringen. Dit project is in SER-verband gestart met subsidie vanuit SZW en de resultaten, die eind dit jaar verwacht worden, dragen bij aan het verbeteren van het haalbaarheidsonderzoek.
De NLA heeft voorts aangegeven om in een vroeg stadium inzicht te zullen geven in de programmering voor de komende jaren. Dit met het oog op het gebruiken van gegevens en bevindingen van inspectieprojecten in een herbeoordelingstraject van een stof van de SER GSW. Ik kan echter niet tegemoet komen aan de wens van de FNV om de SER aanwijzingen aan de NLA te laten geven om specifieke stoffen te inspecteren. Het toezicht is risicogericht. Een door de SER te beoordelen stof heeft niet noodzakelijkerwijs voor het toezicht ook prioriteit. Meer principieel speelt hier dat aanwijzingen aan inspecties van derden over hun werkwijze indruisen tegen de onafhankelijke positie van toezichthouders. Maar uiteraard wordt alle informatie die bij de inspectie wordt aangeleverd serieus gewogen.
Afgelopen april heb ik van de FNV per brief het ultimatum ontvangen. Hierin gaf de FNV aan voor 1 juli 2022 uitsluitsel te willen over de introductie van een nieuwe procedure voor de vaststelling van wettelijke grenswaarden en de stevige rol van de NLA in dit dossier. Naar aanleiding van het ultimatum hebben er verschillende gesprekken plaatsgevonden tussen de FNV, NLA en SZW. In deze overleggen zijn mijn toezeggingen herhaald over de aanbevelingen die ik heb overgenomen, is aangegeven welke aanbevelingen verder uitgewerkt dienen te worden en over welke informatie de NLA inzicht kan geven.
Ik heb mij tot het uiterste ingespannen om de FNV binnen de SER GSW te behouden en ik betreur het vertrek van de FNV dan ook. Het is echter het besluit van de FNV zelf om uit de SER GSW te stappen.
Waarom neemt uw woordvoerder bij EenVandaag de FNV de maat door het stellen van ultimatums af te wijzen?2 Hoe denkt u dat dit bevorderlijk is voor de snelle terugkeer van de FNV in de SER-commissie?
De uitleg door de woordvoerder was niet om de maat te nemen, maar toelichting te geven. Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven herken en onderschrijf ik dat er verbeteringen in het stelsel nodig zijn.
Ik zal doorgaan met het doorvoeren van verbeteringen. Ik wil en zal de samenwerking met de FNV blijven opzoeken. Juist dan kunnen de krachten gebundeld worden met als doel het beschermen van de werknemers tegen de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk.
Welke gesprekken hebben er sinds het stellen van het ultimatum tussen uw ministerie en de FNV plaatsgevonden? Wat was de uitkomst daarvan?
De FNV heeft in mei 2021 zorgen geuit over de procedure voor het vaststellen van wettelijke grenswaarden en een voorstel gedaan voor een nieuwe procedure. Naar aanleiding hiervan liepen sinds december 2021 gesprekken met een speciaal daarvoor ingerichte werkgroep bestaande uit leden van de SER, de NLA en SZW. Alle partijen zagen het belang in van verbeteringen en men was hierover gezamenlijk nog in gesprek.
Vervolgens heb ik in april 2022 het ultimatum van de FNV ontvangen. Sinds dit ultimatum van de FNV zijn er op meerdere niveaus gesprekken gevoerd, laatstelijk op 30 juni 2022 met mij. De uitkomsten van deze gesprekken worden weergegeven in het antwoord op vraag 6.
Was u zelf betrokken bij gesprekken over het ultimatum van de FNV? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben zelf regelmatig geïnformeerd over de gesprekken en de voortgang. Op 30 juni 2022 heb ik zelf een gesprek gehad met de FNV. Tijdens dit gesprek heb ik een dringend beroep gedaan op de FNV om onderdeel te blijven van de SER GSW en betrokken te blijven bij het uitwerken van verbeteringen. Juist omdat ik er geloof in heb dat we dit gezamenlijk kunnen oplossen. De FNV is nodig om de zijde van de werknemers te vertegenwoordigen bij het uitwerken van de verbeteringen.
Hoe gaat u zich inzetten om de bezwaren van de FNV weg te nemen zodat zij weer zitting zullen nemen in de SER-commissie Grenswaarden?
Op 19 juli 2022 heb ik per brief de SER om reactie gevraagd als het gaat om de gevolgen van de nieuwe situatie, waarbij de FNV geen onderdeel meer is van de SER GSW. Op dit moment wordt over de ontstane situatie gesproken tussen werkgevers en werknemerspartijen in de Stichting van de Arbeid. Ik wil de reactie van de SER nu eerst afwachten zodat ik die kan meenemen bij verdere besluitvorming over het vervolg.
Ik wil benadrukken dat ik gezamenlijk met de SER verder zal blijven werken aan het doorvoeren van verbeteringen in het stelsel van grenswaarden. In de uitwerking van de nieuwe Arbovisie naar een beleidsagenda zal ik ook expliciet aandacht besteden aan verdere verbeteringen in het stelsel om de naleving op gevaarlijk stoffen te verbeteren. Ik zie in de FNV een belangrijke medestander in het gevecht tegen schade door blootstelling aan stoffen in het werk. Ik spreek dan ook de hoop uit dat we in het vervolgproces weer gezamenlijk kunnen gaan optrekken.
Oneigenlijk gebruik leefgeld. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Arbeidsmigranten willen ook leefgeld»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de gemeente Den Haag heeft vastgesteld dat er zeker 150 Oekraïners, die niet op de vlucht zijn en hier voor de Russische aanval al waren als arbeidsmigrant, ten onrechte om leefgeld (260 euro per maand en een faciliteit voor vluchtelingen) komen vragen?
We zijn bekend met het signaal vanuit de gemeente Den Haag.
Het kabinet heeft de Tweede Kamer op 30 maart 2022 geïnformeerd dat de volgende personen in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming2:
Op basis van bovenstaande omschrijving kunnen ook personen met de Oekraïense nationaliteit, die al voor 27 november 2021 in Nederland verbleven, in aanmerking komen voor opvang en het bijbehorende leefgeld.
Personen die voor de Russische aanval al in Nederland waren als arbeidsmigrant kunnen derhalve onder de doelgroep vallen en komen in dat geval ook in aanmerking voor opvang en het bijbehorende leefgeld.
Wat betreft Oekraïners die voor 27 november 2021 elders in Europa verbleven. Zij komen niet in aanmerking voor de ontheemdenstatus. We zijn op Europees niveau aan het onderzoeken hoe we beter zicht kunnen krijgen op de verhuisbewegingen binnen Europa.
Deelt u de mening dat het oneigenlijke gebruik van vluchtelingenfaciliteiten een bom legt onder de hulp aan échte vluchtelingen? Zo ja, hoe gaat u het oneigenlijke gebruik zo snel als mogelijk tegen? Kunt u hier gedetailleerd op antwoorden?
De voorzieningen voor ontheemden uit Oekraïne, zoals de gemeentelijke of particuliere opvang en het leefgeld, moeten gebruikt worden voor degene die daar recht op hebben volgens de Europese Richtlijn tijdelijke bescherming. Wij hebben van gemeenten signalen ontvangen dat zij het in specifieke situaties lastig vinden om vast te stellen of iemand onder de Europese Richtlijn valt. In samenwerking met de IND zijn we bezig handvatten te bieden voor gemeenten. Daarnaast is het mogelijk om bij twijfel de IND een controle te laten doen op de documenten die worden overlegd door ontheemden. Daar zijn mobiele teams voor opgericht die per veiligheidsregio worden ingeschakeld om gemeenten hierbij te ondersteunen. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan voor inschrijving in het BRP, heeft de ontheemde vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat hij onder de Europese Richtlijn tijdelijke bescherming valt. Hieruit volgt dat hij geen recht op opvang en voorzieningen (o.a. leefgeld) heeft. De vreemdeling moet terug naar het land van herkomst. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) kan het vertrek van de vreemdeling uit Nederland begeleiden. Indien de vreemdeling toch asiel wil aanvragen, dan wordt hij verwezen naar Aanmeldcentrum Ter Apel.
Bent u bekend met het feit dat er heel wat Oekraïners worden uitgebuit? Zo ja, hoe gaat dat in samenwerking met de Arbeidsinspectie beter en adequater bestrijden? Kunt u hier gedetailleerd op antwoorden?
Binnen de Arbeidsinspectie is sinds het begin van de oorlog in Oekraïne een speciaal team actief, dat acteert op meldingen van en over ontheemden uit Oekraïne. Alle meldingen met signalen van mogelijke arbeidsuitbuiting worden onderzocht, en waar mogelijk opgevolgd. Het is dan ook heel belangrijk dat organisaties en personen signalen van vermoedens van misbruik, uitbuiting of mensenhandel bij toezichthouders en opsporingsdiensten melden. Bij inspecties werkt de Arbeidsinspectie regelmatig samen met gemeenten en andere ketenpartners om misstanden integraal aan te pakken. Op dit moment lopen er bij de Arbeidsinspectie verschillende onderzoeken naar mogelijke overtredingen van arbeidswetten bij bedrijven en uitzendbureaus die Oekraïners in dienst hebben. Tot nu toe heeft dit nog niet geleid tot een constatering van arbeidsuitbuiting in strafrechtelijke zin, wel tot mogelijke overtredingen van arbeidswetten.
Daarnaast wordt er actief ingezet op zoveel mogelijk bewustwording bij gemeenten, particulieren en ontheemden zelf, om te bevorderen dat organisaties en personen signalen van vermoedens van misbruik, uitbuiting of mensenhandel bij toezichthouders en opsporingsdiensten melden. Zo zorgt het Rijk samen met partners uit het maatschappelijk middenveld voor goede voorlichting aan alle partijen over de risico’s van mensenhandel voor ontheemden uit Oekraine. Dit doen we door de bestaande handreikingen (voor gemeenten en particulieren) en informatieflyers (van CoMensha en het RIEC) te delen. Via websites maar bijvoorbeeld ook via contactpunten van het Rode Kruis op stations. Tevens wordt ingezet op informatievoorziening voor werknemers over hun rechten en plichten. Zo zal www.workinnl.nl binnenkort beschikbaar zijn in zowel het Oekraïens als het Russisch.
In algemene zin komen misstanden bij arbeidsmigranten helaas nog te vaak en te breed voor. Het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten is daarom een belangrijke prioriteit van het kabinet. Hier wordt hard aan gewerkt, samen met andere betrokken partijen zoals provincies, gemeenten, sociale partners en handhavingsinstanties. Hoewel er al veel in gang is gezet, is het uitvoeren van de adviezen niet van de ene op de andere dag geregeld. Het advies van het Aanjaagteam bevatte aanbevelingen voor de korte termijn, die zijn inmiddels uitgevoerd. Bijvoorbeeld het verbeteren van de registratie en toegang tot een DigiD. Daarnaast zijn we nu flink op weg om de aanbevelingen voor de lange termijn, waar wet- en regelgeving voor nodig is, bij uw Parlement te krijgen.
Het bericht ‘Vreemdelingen worden uitgebuit in horeca Groningen. 'En het treurige is dat ze nog blij zijn met 2 euro per uur' |
|
Bart van Kent |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Vreemdelingen worden uitgebuit in horeca Groningen. «En het treurige is dat ze nog blij zijn met 2 euro per uur»»?1
Het kabinet herkent de problematiek rondom kwetsbare personen, waaronder asielzoekers, die onderbetaald werk verrichten in de Stad Groningen. Daarom zet het kabinet in op voorlichting en handhaving om misstanden te voorkomen en aan te pakken.
Welke signalen zijn er bij de Arbeidsinspectie over uitbuitingen in de Groningse horeca?
Arbeidsuitbuiting is een vorm van mensenhandel en is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het coalitieakkoord zet in op het verbeteren van de aanpak van arbeidsuitbuiting door artikel 273f Sr te moderniseren. In de praktijk is namelijk gebleken dat de huidige definitie van arbeidsuitbuiting zodanig beperkt is, dat maatschappelijk ongewenste situaties niet voldoende kunnen worden aangepakt in het strafrecht. Gelet hierop zet het kabinet in op verruiming van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor arbeidsuitbuiting.
Arbeidsuitbuiting is het bewust werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of tewerkstellen van een persoon door gebruik van dwangmiddelen met de intentie deze persoon uit te buiten. Voorbeelden van dwangmiddelen zijn (bedreiging met) geweld en misbruik van een kwetsbare of afhankelijke positie.
Naast (mogelijke) arbeidsuitbuiting in strafrechtelijke zin bestaan er arbeidssituaties met ernstige misstanden en slecht werkgeverschap, waarvoor de Nederlandse Arbeidsinspectie het begrip «ernstige benadeling» heeft geïntroduceerd. Ernstige benadeling betreft de situatie waarin een werkgever de arbeidswetten voor minimumloon, arbeidstijden, arbeidsomstandigheden en/of legaal werk één of meerdere malen in ernstige mate overtreedt. Het betreft bijvoorbeeld situaties zonder (aantoonbare) dwang en/of situaties waarin de werkgever niet (aantoonbaar) handelt met het oogmerk van uitbuiting. Dit ter onderscheid van het strafrecht.
Naar aanleiding van meldingen van de casustafel ondermijnende criminaliteit, heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie samen met andere toezichthouders recentelijk deelgenomen aan een aantal controles in de Groningse horecasector. Bij deze controles zijn er door de Arbeidsinspectie een aantal overtredingen geconstateerd van de Wet arbeid vreemdeling en de Wet miniminloon en minimumvakantiebijslag en heeft hierop gehandhaafd. Bij deze controles zijn echter geen aanwijzingen gevonden van ernstige benadeling en arbeidsuitbuiting. Separaat van de voornoemde controles heeft de Arbeidsinspectie in de periode 2020–2021 enkele meldingen over ernstige benadeling in de Groningse horecasector ontvangen. Deze meldingen hebben geleid tot – nog lopende – onderzoeken naar ernstige benadeling. Over de periode 2020–2021 heeft de Arbeidsinspectie geen meldingen met signalen van mogelijke arbeidsuitbuiting ontvangen in de Groningse horecasector.
Hoe vaak zijn er in de Groningse horeca overtredingen met betrekking tot mensenhandel en arbeidsuitbuiting geconstateerd?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom registreert de Arbeidsinspectie niet welk soort arbeidskrachten slachtoffer zijn geworden van mensenhandel of uitbuiting? Bent u het eens dat dit wel wenselijk is omdat er dan gericht beleid gemaakt kan worden?
De Nederlandse Arbeidsinspectie registreert een aantal kenmerken van (mogelijke) slachtoffers van arbeidsuitbuiting en van ernstig benadeelde werknemers. Uit de Monitor arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling van de Arbeidsinspectie die uw Kamer op 7 juli 2022 ontving2, blijkt dat 98 procent van de slachtoffers arbeidsuitbuiting en ernstig benadeelden arbeidsmigrant zijn. Uit de monitor blijkt dat meer dan de helft van de slachtoffers arbeidsuitbuiting en meer dan driekwart van de ernstig benadeelden legaal in Nederland verblijft en werkt. Zij zijn EU/EER-burger of in het bezit van een vergunning voor verblijf en/of arbeid. De overige slachtoffers van arbeidsuitbuiting en ernstig benadeelden zijn ongedocumenteerd.
De Arbeidsinspectie wil met de Monitor arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling, die dit jaar voor het eerst is gepubliceerd, een bijdrage leveren aan de gezamenlijke kennispositie van stakeholders zoals ngo’s, gemeenten en andere overheidsdiensten.
Zijn de Arbeidsinspectie en de politie bekend met de in het artikel aangehaalde organisatie die verantwoordelijk zou zijn voor de uitbuiting? Zo nee, wat gaat de inspectie doen om deze organisatie toch in beeld te krijgen en aan te pakken?
De Arbeidsinspectie is bekend met het genoemde artikel in het Dagblad van het Noorden. Over eventuele onderzoeken door de Arbeidsinspectie doe ik geen uitspraken.
Welke maatregelen worden er genomen om te voorkomen dat inwoners van asielzoekerscentra slachtoffer worden van uitbuiting? Worden zij gewezen op hun arbeidsrechten wanneer zij de Nederlandse arbeidsmarkt mogen betreden?
Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen mag een asielzoeker in Nederland werken, mits deze voldoet aan een aantal voorwaarden. Een asielzoeker mag in Nederland 24 weken werken binnen een periode van 52 weken. Zijn asielaanvraag moet dan wel minstens 6 maanden in behandeling zijn. Daarvoor moet ook een tewerkstellingsvergunning worden aangevraagd. Een statushouder heeft dezelfde rechten en plichten als iedere andere arbeidsgerechtigde. Het is dan ook van groot belang dat zij goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. Gelet hierop is binnen het COA allerlei voorlichtingsmateriaal beschikbaar om bewoners te informeren over werken in Nederland en de Nederlandse arbeidsmarkt, zoals folders, MyCOA (een applicatie voor de bewoners van het COA met informatie in vele talen), voorlichtingsvideo’s en groepspresentaties. Daarnaast is er op de opvanglocaties een informatiebalie waar mensen terecht kunnen met vragen. Wanneer iemand een contract heeft of een tewerkstellingsvergunning is aangevraagd, wordt hij/zij ook uitgenodigd voor een gesprek met een COA-medewerk(st)er, waarin aandacht wordt besteed aan de rechten van werknemers in Nederland. Het COA geeft daarnaast trainingen aan medewerkers om signalen van mensenhandel te herkennen en te melden. Ook is er op iedere COA-locatie ten minste één contactpersoon aanwezig die het interne en externe aanspreekpunt is op het thema mensenhandel.
Welke maatrelen worden er genomen om te voorkomen dat uitgeprocedeerde vluchtelingen in het illegale werkcircuit terecht komen? Hoe vaak worden er jaarlijks overtredingen geconstateerd rond het tewerkstellen van uitgeprocedeerde vluchtelingen?
Wanneer iemand een afwijzing krijgt op diens verblijfsaanvraag, dient hij of zij Nederland zelf te verlaten. De vreemdeling wordt gewezen op de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen van de Dienst Terugkeer & Vertrek bij het organiseren van zijn of haar vertrek. Daarbij kan de vreemdeling onder bepaalde voorwaarden ook in aanmerking komen voor herintegratieondersteuning via de Internationale Organisatie van Migratie. Als een uitgeprocedeerde vreemdeling aangeeft te willen meewerken aan het vertrek kan hij of zij daarnaast tot drie maanden onderdak krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie, waar verder aan de terugkeer wordt gewerkt.
Bij het toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving is informatie over eerdere procedures ten aanzien van verblijf in Nederland die werknemers uit landen buiten de EER hebben doorlopen, niet essentieel voor de Nederlandse Arbeidsinspectie. Overtredingen bij tewerkstelling van zogeheten uitgeprocedeerde vluchtelingen worden dan ook niet apart geregistreerd door de Arbeidsinspectie.
Het bericht ‘Oekraïense arbeiders in Westland uitgebuit: ‘Verwerpelijk’. |
|
Bart van Kent |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Oekraïense arbeiders in Westland uitgebuit: «Verwerpelijk»»?1
De situatie zoals in de berichtgeving omschreven is intimiderend, deerniswekkend en onacceptabel. Arbeidsuitbuiting, slechte arbeidsomstandigheden en het schenden van de arbeidswetten is verwerpelijk.
Het is extra wrang als Oekraïners slachtoffer zijn, die hier juist zijn gekomen op zoek naar een veilig heenkomen.
De arbeidsomstandighedenregels en de arbeidswetten bevatten normen hoe werkgevers dienen om te gaan met werknemers. Die normen gelden, ongeacht nationaliteit.
De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft mij laten weten dat zij een onderzoek gestart zijn, om de feiten te kunnen vaststellen (zie ook het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 5 en2.
In algemene zin komen misstanden bij arbeidsmigranten helaas nog te vaak en te breed voor. Het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten is daarom een belangrijke prioriteit van het kabinet. Hier wordt hard aan gewerkt, samen met andere betrokken partijen zoals provincies, gemeenten, sociale partners en handhavingsinstanties. Hoewel er al veel in gang is gezet, is het uitvoeren van de adviezen niet van de ene op de andere dag geregeld. Het advies van het Aanjaagteam bevatte aanbevelingen voor de korte termijn, die zijn inmiddels uitgevoerd. Bijvoorbeeld het verbeteren van de registratie en toegang tot een DigiD. Daarnaast zijn we nu flink op weg om de aanbevelingen voor de lange termijn, waar wet- en regelgeving voor nodig is, bij uw parlement te krijgen.
Maar ook inleners hebben een belangrijke verantwoordelijkheid. De mensen werken immers bij hen, zij kunnen in de praktijk zorgen voor een open cultuur waarin mensen zich uit kunnen spreken en gehoord weten. Zo kunnen zij het gesprek aangaan met werknemers of uitzendkrachten en daarbij extra alert zijn op betaling en huisvesting. Ook kunnen zij controleren of het uitzendbureau waarmee zij werken bij een brancheorganisatie is aangesloten.
Welke acties heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie genomen toen de signalen over de situatie in het Westland bij de inspectie bekend werden?
De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft mij het volgende gemeld:
Sinds het moment dat ontheemden uit Oekraïne onder de nieuwe regelgeving mogen werken in Nederland, is er binnen de Arbeidsinspectie een speciaal team actief, dat acteert op meldingen die binnenkomen.
Op dit moment lopen er verschillende onderzoeken naar mogelijke overtredingen van arbeidswetten bij bedrijven en uitzendbureaus die Oekraïners in dienst hebben. Tot nu toe heeft dit nog niet geleid tot een constatering van arbeidsuitbuiting in strafrechtelijke zin, wel tot mogelijke overtredingen van arbeidswetten.
In beginsel gaat de Inspectie in de openbaarheid niet in op eventuele individuele meldingen of onderzoeken ten aanzien van individuele bedrijven/werkgevers zoals individuele uitzendbureaus of inleners. Dit in verband met de vereiste zorgvuldigheid van overheidsoptreden. Pas nadat door onderzoek is vastgesteld dat er sprake is van misdrijven of overtredingen worden gegevens mogelijk openbaar. Bij strafrechtelijke onderzoeken is dit door of met het Openbaar Ministerie. Bij overtredingen van arbeidswetten door publicatie op de website: Overzicht uitgevoerde inspecties: Home (nlarbeidsinspectie.nl).
In afwijking, omdat er berichtgeving in de media is en Kamerleden gerechtvaardigd om informatie vragen, is over de zaak uit het RTL Nieuws artikel het volgende openbaar te delen. De Nederlands Arbeidsinspectie heeft op 2 juni 2022 kennisgenomen van het RTL Nieuws artikel. Nagegaan is of de informatie in het artikel bij de Inspectie gemeld of bekend was. Dat was niet het geval. De Inspectie heeft contact opgenomen met CNV. Op grond van de ontvangen informatie en haar algemene informatiepositie heeft de Inspectie besloten de zaak direct in onderzoek te nemen en ook ter plekke te gaan onderzoeken. Ter bescherming van mogelijke slachtoffers of ernstig benadeelden wordt hierbij samengewerkt met de gemeente. Het onderzoek richt zich dus op zowel arbeidsvoorwaarden als de huisvestingssituatie. Dit onderzoek loopt.
Zolang het onderzoek niet is afgerond, kan nadere informatie alleen in een besloten kader worden gedeeld. De Inspectie is hier uiteraard graag toe bereid.
Hoeveel signalen van arbeidsuiting van oorlogsvluchtelingen uit Oekraïne heeft de inspectie inmiddels ontvangen en hoe zijn die signalen afgehandeld?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer heeft de inspectie ingegrepen toen Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) deze situatie bij de inspectie bekend maakte?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de contractvormen die in het artikel worden aangehaald?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat er in Nederlands arbeidscontracten zijn waarin wordt genomen dat bij overtreding van de regels vluchtelingen naar hun land van herkomst gedeporteerd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat «werkgevers» en «uitzendbureaus» die oorlogsvluchtelingen op deze manier uitbuiten zo hard als mogelijk worden gestraft?
Zoals aangegeven in het antwoord op voorgaande vragen is de Nederlandse Arbeidsinspectie direct een onderzoek naar deze zaak gestart. Dat moet uitwijzen wat de feiten zijn en of en welke sanctiemaatregelen getroffen moeten worden.
Meer in het algemeen is binnen de Arbeidsinspectie een speciaal team actief, dat acteert op meldingen van en over ontheemden uit Oekraïne. Overigens worden alle meldingen met signalen van mogelijke arbeidsuitbuiting onderzocht, en waar mogelijk opgevolgd.
Had deze situatie voorkomen kunnen worden als er gewerkt zou worden met tewerkstellingsvergunningen in plaats van het huidige vrije verkeer van arbeid?
Omdat nog onderzocht wordt wat de feiten zijn in deze specifieke situatie, geldt mijn antwoord meer in algemene zin.
Om het risico op misstanden te signaleren en te verkleinen, gaat de vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningplicht gepaard met een meldplicht voor werkgevers die ontheemden uit Oekraïne op grond van de vrijstelling in dienst nemen. De werkgever moet ten minste twee werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden bij UWV melden dat er een vreemdeling op grond van de vrijstelling tewerk wordt gesteld. Dit geldt ook voor vreemdelingen die op grond van de vrijstelling via een uitzendbureau bij een inlener tewerk worden gesteld. Daarnaast beperkt de vrijstelling zich in eerste instantie alleen tot het verrichten van arbeid in loondienst (al dan niet via een uitzendbureau). De vrijstelling heeft geen betrekking op arbeid als zelfstandige. Op die manier willen we ervoor zorgen dat de vreemdelingen beter beschermd zijn tegen misstanden zoals bijvoorbeeld onderbetaling.
Helaas kunnen deze maatregelen niet volledig voorkomen dat werkgevers/inleners de regels overtreden. Een tewerkstellingsvergunningsplicht zou dit evenmin kunnen garanderen. Bij de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning kan immers op papier alles in orde zijn, terwijl in de praktijk toch de regels worden overtreden.
Daarnaast wordt er actief ingezet op zoveel mogelijk bewustwording bij gemeenten, particulieren en ontheemden zelf. Het is namelijk heel belangrijk dat organisaties en personen signalen van vermoedens van misbruik, uitbuiting of mensenhandel bij de opsporingsdiensten inzake arbeidsuitbuiting melden. Zo zorgt het Rijk samen met partners uit het maatschappelijk middenveld voor goede voorlichting aan alle partijen over de risico’s van mensenhandel voor Oekraïense ontheemden. Dit doen we door de bestaande handreikingen (voor gemeenten en particulieren) en informatieflyers (van CoMensha en het RIEC) te delen. Via websites maar bijvoorbeeld ook via contactpunten van het Rode Kruis op stations. Tevens wordt ingezet op informatievoorziening voor werknemers over hun rechten en plichten. Zo zal www.workinnl.nl binnenkort beschikbaar zijn in zowel het Oekraïens als het Russisch.
Inleners hebben hier een cruciale verantwoordelijkheid. De mensen werken bij hen, zij kunnen in de praktijk zorgen voor een open cultuur waarin mensen zich uit kunnen spreken en gehoord weten. Zo kunnen zij het gesprek aangaan met individuele werknemers of uitzendkrachten en de werknemersvertegenwoordiging en daarbij extra alert zijn op betaling en huisvesting. Ook kunnen zij simpelweg controleren of het uitzendbureau waarmee zij werken bij een brancheorganisatie is aangesloten. En zich een beeld vormen van de wijze van bejegening en de manier van omgaan met de werknemers.
Bent u het eens dat dit soort «werkgevers» en «uitzendbureaus» die het in hun hoofd halen om mensen op deze manier uit te buiten nooit meer in een positie zouden mogen komen waarin herhaling mogelijk is?
Ik ben het eens met het uitgangspunt dat bedrijven die mensen uitbuiten, moeten worden aangepakt en dat herhaling van zulke vergrijpen voorkomen moet worden. In juli zal ik uw Kamer informeren over de uitwerking van de maatregelen van de commissie-Roemer (Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten) ten aanzien van de uitzendsector. Daarin zal ik ook ingaan op de mogelijkheden om uitzendbureaus die zich schuldig maken aan ernstige vergrijpen, van de markt te weren.
Wat heeft u sinds het uitbreken van de oorlog in de Oekraïne gedaan om te voorkomen dat vluchtelingen in Nederland in uitbuitingssituaties terecht zouden komen? Waarom is het hier dan toch zo fout gegaan?
Zie het antwoord onder vraag 8.
Zijn de arbeiders die slachtoffer zijn geworden van uitbuiting opgevangen door een gespecialiseerde organisatie? Zo nee, waarom niet en zijn deze slachtoffers nog wel in beeld?
Zoals aangegeven wordt nog onderzocht wat de feiten zijn in deze specifieke situatie. Voor slachtoffers van mensenhandel en ernstig benadeelde werknemers is opvang beschikbaar. De Nederlandse Arbeidsinspectie kan personen in deze opvang plaatsen.
Daarnaast heb ik ook de Oekraïense Ambassade in Den Haag geïnformeerd over deze zaak, met het oog op eventuele consulaire bijstand voor de betrokken werknemers.
Kunt u deze vragen voor maandag 6 juni 2022 beantwoorden zodat de Kamer op de hoogte is van de situatie van de uitgebuite werknemers?
Ik heb getracht deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het toezicht op werken op hoogte |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u de capaciteitsinzet (fte) voor het domein Gezond en Veilig, zoals weergegeven in het jaarverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie1, in de jaren 2018–2021 uitsplitsen naar sectoren en/of werkvelden, in het bijzonder voor de werkvelden asbestsanering, bouw en de installatie van zonnepanelen?
Ten aanzien van capaciteit is een tweetal ontwikkelingen van belang: de forse uitbreiding van de hele Nederlandse Arbeidsinspectie sinds 2018 en de doelstelling om ten aanzien van de arbeidsomstandigheden 50% van de capaciteit in te zetten op meldingen & verzoeken en 50% op actieve (preventieve) programma’s.
Het meerjarenplan 2019–20222 bevat een visueel inzichtelijke verdeling van de capaciteit over de programma’s, waaronder die voor Asbest en Bouw en Infrastructuur, waarin ook de groei tot uitdrukking komt. Het meerjarenplan bevat ook een visueel inzichtelijke verdeling van de capaciteit over de verschillende disciplines die nodig zijn voor het toezicht en de opsporing.3
Voor het gemak zijn de figuren4 met de capaciteitsgroei en -verdeling in de bijlage herhaald.
De Arbeidsinspectie heeft, zoals grafiek 1 in de bijlage laat zien, een programma Asbest en ook een programma voor Bouw en Infrastructuur. Voor de installatie van zonnepanelen is geen afzonderlijk programma of project. Dit onderwerp komt aan bod als er meldingen over gevaar of ongevallen zijn of als tijdens inspectiebezoeken door de inspecteur een gevaarzetting wordt geconstateerd.
Kunt u voor de meldingen van bedrijfsongevallen in 2017–20212 aangeven hoeveel van deze meldingen betrekking hadden op werken op hoogte en kunt u voor de laatste aangeven hoeveel van deze meldingen onderscheidenlijk de werkvelden asbestsanering, bouw en de installatie van zonnepanelen betrof?
In de periode van 2017 t/m 2021 hebben ongeveer 1.000 meldingen geleid tot een onderzoek betrekking hebbend op bedrijfsongevallen met werken op hoogte. Dit betreft 9% van het totaal aantal bedrijfsongevallen in de genoemde periode.
Daarnaast verwijs ik naar de monitor arbeidsongevallen 2015–2019 en de monitor arbeidsongevallen 2020 van de Arbeidsinspectie.6 Daaruit volgt een stabiel beeld dat het vallen van hoogte een van de belangrijkste oorzaken is van gemelde ongevallen. Dit vindt met name plaats in de bouw. Daarbij moet worden opgemerkt dat het bij deze monitoren uitsluitend gaat om ongevallen waarvoor een aanvullende vragenlijst is ingevuld in het kader van monitoring.
Dit aantal is iets lager dan het daadwerkelijk aantal bij de Arbeidsinspectie gemelde ongevallen, maar geeft voldoende inzicht in de cijfers en ontwikkelingen in het aantal gemelde en onderzochte ongevallen.
Bij welk deel van de in 2021 geconstateerde overtredingen bij asbestsaneringswerkzaamheden betrof het de regels voor het werken op hoogte (Arbeidsomstandighedenbesluit: artikel 3.16 en paragraaf 2/2a/2b van afdeling 4, hoofdstuk 7)?
Bij ongeveer 20% van de in 2021 geconstateerde overtredingen bij asbestsaneringswerkzaamheden betrof het de regels voor het werken op hoogte.
Kunt u voor de jaren 2017–2021 inzicht geven in het aantal boetebeschikkingen voor onveilig werken op hoogte in de werkvelden asbestsanering, bouw en de installatie van zonnepanelen?
Voor die periode betreft het aantal boetebeschikkingen voor onveilig werken op hoogte ongeveer 1.000. Daarvan had 9% betrekking op het werkveld asbestsanering. Voor het overige zagen de boetebeschikkingen rond dit gevaar met name op het werkveld bouw.
Kunt u aangeven hoeveel projecten en bedrijven geïnspecteerd zijn ten opzichte van het totaal aan projecten en bedrijven in de afgelopen vijf jaar in de werkvelden asbestsanering, bouw respectievelijk de installatie van zonnepanelen?
In de afgelopen vijf jaar zijn in totaal ongeveer 50.000 bedrijven geïnspecteerd. Daarvan had 13% betrekking op de werkvelden asbestsanering en bouw.
Kunt u aangeven wat de extra inzet op het controleren van veilig werken op hoogte bij de installatie van zonnepanelen concreet heeft betekend voor het aantal controles/de handhavingscapaciteit in dit werkveld ten opzichte van de jaren ervoor?3
Overeenkomstig het adagium «van streepjes naar effect», ligt de focus van de Arbeidsinspectie niet op capaciteit of het aantal controles, maar op het te bereiken effect: gezond en veilig werk. Het inzichtelijk maken van effect is uiteraard ingewikkelder dan te rapporteren over het aantal controles. Een concreet voorbeeld kan dit inzichtelijk maken.
Een energiebedrijf verzorgt voor een bedrijf met veel dakoppervlakte de installatie van zonnepanelen. Daarbij worden ook onderaannemers in de arm genomen. Tijdens een inspectie constateren twee inspecteurs een onveilige werkwijze bij de werkzaamheden op hoogte. Uit een gesprek met het energiebedrijf, dat de inspecteurs samen met een specialist van het Inspectiebrede Kenniscentrum voeren, blijkt dat niet goed is nagedacht over het veilig plaatsen van de zonnepanelen. De gekozen werkwijze blijkt niet acceptabel voor de Arbeidsinspectie; de arbeidshygiënische strategie wordt niet goed gevolgd. Zo is er bijvoorbeeld sprake van onvoldoende randbeveiliging en afscherming in de nabijheid van lichtkoepels en lichtstraten. Deze situatie wordt aangetroffen op een locatie in Noord Nederland. In dezelfde periode legt een inspecteur in Zuid Nederland installatiewerkzaamheden van zonnepanelen stil vanwege valgevaar, welke in opdracht van dezelfde opdrachtgever blijkt plaats te vinden. Daarnaast komt in het oosten van het land een melding binnen over een gevaarlijke situatie bij installatiewerkzaamheden. Wanneer de inspecteur ter plaatse langs gaat, worden ook daar de installatiewerkzaamheden stilgelegd.
Het bij elkaar brengen van informatie en de stapeling van gevaarlijke situaties leidt tot een gesprek met de opdrachtgever en ondernemers.
Dit heeft als resultaat opgeleverd dat bij de werkzaamheden extra en overall toezicht komt door de opdrachtgever. Ook het bedrijf op wiens panden zonnepanelen worden aangelegd, gaat toezicht op de werkzaamheden uitvoeren. Naar aanleiding van het stilgelegde werk is er een procedure opgesteld waarbij personen die op het dak willen komen extra worden geïnstrueerd. De panden staan volledig in de dakrandbeveiliging, zowel aan de binnenzijde als ook aan de buitenzijde (zoals het hoort). Voor het werken in de nabijheid van de daklichtkoepels, wordt gebruikt gemaakt van een harnasgordel met gebiedsbeperking, aangezien het systeem van de legrichting van de zonnepanelen daar niet meer veranderd kan worden. Nadat de inspecteurs ter plaatse zijn geweest, worden de stilleggingen opgeheven. Naast een verbetering van de werkomstandigheden op drie locaties waar de Arbeidsinspectie aanwezig was, levert de aangepaste werkwijze van de opdrachtgever verbetering op voor in ieder geval tientallen daken van het bedrijf op wiens panden zonnepanelen worden aangelegd.
Zowel in het programma Bouw en Infrastructuur als in het programma Asbest is de afgelopen jaren brede ervaring opgedaan met een ketenbenadering, waarvan bovenstaande situatie een voorbeeld is. In de programmarapportages zal op de resultaten worden ingegaan bij afronding van de programma’s in 2022 respectievelijk 2023. Vooruitlopend daarop kan de Arbeidsinspectie een technische briefing over beide programma’s verzorgen indien uw Kamer dat wenst.
Kunt u voor dit jaar voor de onderscheiden werkvelden/sectoren meer inzicht geven in hoeveel fte actief is met toezicht in deze werkvelden/sectoren, in het bijzonder voor de werkvelden asbestsanering, bouw en de installatie van zonnepanelen?
Eind 2022 zal de capaciteit van de Arbeidsinspectie circa 1570 fte zijn. De verdeling over de verschillende disciplines is dan grosso modo, zoals in grafiek 2 in de bijlage weergegeven.
Uitgaande van de toedeling van alle disciplines aan de programma’s, geldt dat van de totale capaciteit voor het domein gezond & veilig werk circa 50% voor inspectiewerk naar aanleiding van meldingen en verzoeken («reactief/responsief») is en circa 50% voor risicogestuurd («actief») inspectiewerk. Van de actieve capaciteit gaat circa 6% naar het programma Bouw en circa 9% naar het programma Asbest.
De verdeling van capaciteit over de programma’s vloeit voort uit de inspectiebrede risicoanalyse (IRA 4.0) en de omgevingsanalyse (OMA). Daarin wordt gewogen hoe de risico’s waar programma’s zich op richten, zich qua zwaarte tot elkaar verhouden.8
In het najaar wordt het nieuwe meerjarenplan opgesteld en naar de Tweede Kamer gezonden.
De brandbrief van de NVvR over de werkdruk rechtspraak en OM |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de brandbrief van de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) aan de Raad voor de Rechtspraak (RvdR) over de hoge werkdruk bij de rechtspraak en het Openbaar Ministerie (OM)?1
Dat de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie te kampen hebben met een hoge werkdruk is bekend en is al geruime tijd onderwerp van gesprek tussen het ministerie en de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal. De Raad voor de rechtspraak heeft de brief van de NVvR zo snel mogelijk schriftelijk beantwoord en heeft hierover op 30 mei jl. met de NVvR gesproken. Daar is met de NVvR gedeeld dat ook de Raad van mening is dat het huidige overwerkniveau te hoog is; er heeft een daling plaatsgevonden, maar die is nog te gering. De Raad heeft onder de aandacht gebracht welke acties in gang zijn gezet. Het College heeft ook een reactie gestuurd aan de NVvR en het onderwerp geagendeerd voor het eerstkomende bestuurlijk overleg.
Wat vindt u van de volgende constatering van de NVvR: «Het tekort aan rechters of het tekort aan financiering voor de rechtspraak om voldoende rechters aan te stellen wordt nog steeds opgelost door meer van rechters te vragen dan waarvoor zijn worden betaald en dit ten koste van de duurzame inzetbaarheid. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de uitstroom van rechters en op de aantrekkelijkheid van werken bij de rechtspraak.»2 Deelt u de mening dat dit zo niet langer kan?
Ik onderschrijf de constatering dat er hoge eisen worden gesteld aan rechters en officieren van justitie. Zij doen zeer verantwoordelijk werk met soms grote gevolgen voor partijen in een omgeving die steeds complexer wordt en steeds meer specialisatie en maatwerk vraagt. Het OM en de Rechtspraak zijn zich zeer bewust van de risico’s die het hoge niveau van overwerk en werkdruk met zich meebrengt en nemen daartoe de benodigde maatregelen. Zie hiervoor het antwoord op vragen 5, 6 en 7.
Welke risico’s brengt dit volgens u met zich mee voor de kwaliteit van het cruciale werk van de zittende en de staande magistratuur?
De Rechtspraak en het Openbaar Ministerie zorgen ervoor dat de kwaliteit van het werk op het benodigde hoge peil blijft. Wel heeft de personeelskrapte gevolgen voor het aantal uren dat wordt gewerkt en voor de doorlooptijden waarmee rechtszaken kunnen worden afgehandeld. Ik waardeer zeer dat het verantwoordelijkheidsgevoel, de loyaliteit en bevlogenheid van de medewerkers van de Rechtspraak en het OM groot is, maar erken ook dat dit soms op gespannen voet kan staan met de duurzame inzetbaarheid en vitaliteit van individuele medewerkers. Het langdurig voortbestaan van een hoog niveau van overwerk en werkdruk is niet wenselijk. Voor elke werkgever geldt daarom dat ze waakzaam moet zijn voor overbelasting van medewerkers. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 1 hebben het OM en de Rechtspraak de problematiek van het overwerk en de werkdruk al geruime tijd op de agenda en worden daartoe maatregelen getroffen. Zie hiervoor het antwoord op vragen 5, 6 en 7.
Deelt u de mening dat er sprake is van structureel overwerk en dat dit onaanvaardbaar is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Welke rol kent u uzelf toe om de capaciteit van de opleidingen te vergroten en te zorgen voor voldoende opleiders?
Zoals aangegeven is het gesprek over werkdruk gaande. De Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal hebben de werkdrukproblematiek binnen de Rechtspraak en het OM al geruime tijd geleden op de agenda gezet en zij hebben de ambitie om maatregelen te treffen om de werkdruk te verlagen. Daarnaast spreken de Rechtspraak en het OM de verwachting uit om binnen de bestaande en de nieuwe middelen innovatiever en efficiënter te gaan werken om zaken praktischer maar kwalitatief net zo verantwoord af te doen. De rol van de Minister van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming ten aanzien van het OM en Rechtspraak bestaat eruit de randvoorwaarden te scheppen om Raad en College in staat te stellen de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen te treffen. Zoals aangegeven in de zogenoemde hoofdlijnenbrief (9 februari 2022, Kamerstukken II, 35 925 VI, nr. 132 wordt aan de Rechtspraak en het OM structureel extra budget toegekend om de organisaties toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie en voor verbetering van de ketensamenwerking.
Om de werkdruk te verlagen is het OM bovenop de reguliere instroom van officieren van justitie reeds vorig jaar gestart met het laten instromen en opleiden van 100 extra officieren. Daarbij zijn nieuwe methoden ingezet om – gegeven de krappe arbeidsmarkt – kandidaten te werven en te selecteren. Ook is de wijze van opleiden gemoderniseerd en zijn loopbaanpaden geconcretiseerd om het werken bij het OM aantrekkelijker te maken. Met officieren van justitie die werken in management- en beleidsfuncties is afgesproken dat zij een vastgesteld aantal uren per maand op strafzaken worden ingezet.
Uit recent tijdsbestedingsonderzoek van het OM is gebleken dat officieren van justitie relatief veel tijd moeten besteden aan werkzaamheden die niet in direct verband staan met het behandelen van strafzaken. Het gaat hier onder meer om beleidsoverleggen met ketenpartners. Het College heeft de ambitie het volume van deze indirecte werktijd terug te dringen. Zo zullen vaker medewerkers met een ander type functie, zoals beleidsmedewerkers en interventiespecialisten, voor dit type werk worden ingezet. Eén van de oorzaken van de hoge werkdruk bij het OM is haperende ICT. Het OM is een programma gestart om de continuïteit van de ICT te waarborgen en het aantal verstoringen is de laatste maanden afgenomen.
Aan de Raad voor de rechtspraak worden extra middelen toegekend om onder meer de personele capaciteit op orde te krijgen. Over de precieze uitwerking daarvan wordt u de komende maanden nader geïnformeerd. De prijsbesprekingen met de Raad voor de rechtspraak voor de periode 2023–2025 zijn momenteel gaande. De Raad investeert onder andere in een uitbreiding van de opleidingscapaciteit. Waar eerst 80 nieuwe rechters per jaar werden aangetrokken en opgeleid, zijn dat er momenteel 130. Daarnaast worden meer juridisch medewerkers aangetrokken, wordt de ICT ondersteuning verbeterd en worden niet-rechters ingezet als projectleiders en/of teamvoorzitters. Het verminderen van de werkdruk is een expliciet aandachtspunt in de leiderschapscursussen en in het Medewerkerswaarderingsonderzoek. Ook is er de mogelijkheid om een Mental Heath Check aan te vragen en vinden jaarlijkse evaluatiegesprekken plaats waarin aandacht wordt besteed aan de werkdruk. Onder Tijdige rechtspraak wordt gewerkt aan de verbetering van het roosteren en plannen. Dit brengt, naast het doel van het terugdringen van de doorlooptijden, meer rust en regelmaat – en daarmee werkplezier – in de agenda. Tot slot zal de werkdruk en het overwerk aan de orde komen in de visitatie gerechten die dit jaar wordt uitgevoerd. De visitatie ziet hoofdzakelijk op de invoering van de professionele standaarden, die voor een deel zijn ingezet om de werkdruk te verminderen.
Wat gaat u doen om het bredere probleem van de werkdruk te bespreken en bij te dragen aan oplossingen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u in ieder geval bereid om met de RvdR, het OM en de NVvR hierover in gesprek te gaan en de Kamer te informeren over de maatregelen die u kunt nemen om de werkdruk te verminderen en de kwaliteit te waarborgen?
Zie antwoord vraag 5.