Buitenlandse werknemers bij RWE |
|
Paul Ulenbelt , Tjeerd van Dekken (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de radio uitzending van Goedemorgen Nederland van 31 maart over de situatie van buitenlandse werknemers bij energiebedrijf RWE?
Ja.
Wat is uw opvatting over de geschetste misstanden over extreem lange werkdagen, onveilige werksituaties en onduidelijke arbeidscontracten in de Eemshaven bij RWE?
De Arbeidsinspectie houdt actief toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving bij de in aanbouw zijnde energiecentrale van RWE in de Eemshaven. Gemiddeld één keer per week wordt de bouwplaats van RWE bezocht door de Arbeidsinspectie.
Op dit moment is 47 keer (ongevallen zijn hierbij niet meegenomen) gehandhaafd tijdens reguliere inspecties in het kader van toezicht op de arbeidswetgeving (Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidstijdenwet, Wet arbeid vreemdelingen).
In de Arbeidstijdenwet is het toegestaan dat over 16 weken gemiddeld maximaal 48 uur per week arbeid wordt verricht. Het maximum aantal uren dat er per dag gewerkt mag worden is 12 uur, maar daarbij geldt een maximum van 60 uur per 7 dagen (behoudens een aantal uitzonderingen). De Arbeidsinspectie heeft bij twee onderaannemers geconstateerd dat de arbeidstijdenwet werd overschreden. De Arbeidsinspectie heeft in deze zaken handhavend opgetreden.
In verband met onveilige situaties zijn diverse boetes opgelegd en waarschuwingen gegeven aan (onder) aannemers. De opgelegde boetebedragen variëren van € 2400 tot € 14 400. Ook is het werk op de bouwplaats diverse keren stilgelegd wegens arbo-overtredingen, wat tot forse kosten voor het bedrijf kan zorgen.
In het kader van het toezicht van de Wet arbeid vreemdelingen zijn ten aanzien van 12 werknemers werkzaam bij aannemers van RWE beboetbare overtredingen geconstateerd.
Met de opdrachtgever/hoofdaannemer RWE voert de Arbeidsinspectie periodiek overleg. De Arbeidsinspectie wordt ook buiten het reguliere overleg op eigen initiatief van partijen benaderd met vragen over de juiste toepassing van wet- en regelgeving voor de uitvoering van de werkzaamheden.
Volgens de Arbeidsinspectie neemt RWE de zaak serieus en verleent alle medewerking aan de controles van de Arbeidsinspectie. Ook heeft RWE maatregelen genomen, zoals het zelf uitvoeren van fysieke controles op de bouwplaats. De Arbeidsinspectie zal er ook met eigen controles op blijven toezien dat de wet- en regelgeving wordt nageleefd op het bouwterrein van RWE. Hiervoor zal de Arbeidsinspectie alle middelen gebruiken om te borgen dat er veilig, gezond en eerlijk wordt gewerkt.
Heeft de Arbeidsinspectie RWE geïnspecteerd? Zo ja, wanneer, hoe vaak en heeft de Arbeidsinspecties boetes opgelegd? Zo ja, wat was de hoogte van deze boetes?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Arbeidsinspectie de arbeidsongevallen onderzocht? Zo ja, wat waren de oorzaken van het arbeidsongeval?
In de periode van 2010 tot en met maart 2011 hebben zich 17 incidenten voorgedaan in de Eemshaven waaronder 15 meldingsplichtige ongevallen. Daarvan deden 10 ongevallen zich voor op het bouwterrein van RWE. De (onder)aannemers die direct en indirect bij 7 ongevallen waren betrokken, worden nu extra gecontroleerd door de Arbeidsinspectie.
Bij vijf ongevallen loopt de procedure nog. In vier gevallen is een boete opgelegd tussen de € 6100 en de € 12 000. In één geval was er geen sprake van verwijtbaarheid.
Uit de onderzoeken blijkt niet dat er een specifieke oorzaak is voor de ongevallen. Ook is het type ongelukken niet afwijkend van andere bouwplaatsen.
Heeft de Arbeidsinspectie boetes opgelegd voor de uitbuiting van de Poolse werknemers?
Bij de uitgevoerde controles door de Arbeidsinspectie zijn vooralsnog geen overtredingen van onderbetaling in het kader van de Wet minimumloon en minimumvakantie bijslag geconstateerd bij Poolse werknemers. Op dit moment loopt nog een recent ingesteld onderzoek naar de beloning van enkele Poolse werknemers in dienst bij een van de onderaannemers van RWE.
Toont deze schrijnende situatie wederom niet aan, dat de arbeidsinspecties fors uitgebreid dient te worden?
Naar mijn oordeel is de Arbeidsinspectie voldoende actief en zichtbaar in de Eemshaven bij het uitoefenen van toezicht op de relevante arbeidswetgeving. Wekelijks wordt het bouwterrein op de Eemshaven door de Arbeidsinspectie bezocht voor inspectie.
Voor wat betreft de inspectiecapaciteit verwijs ik u naar mijn eerder brieven aan uw Kamer van 14 maart en 22 maart jl. (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XV, nr. 75 en nr. 77).
Uitbuiting van onder andere Saoedi-Arabisch diplomatenpersoneel in Nederland |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Kent u de berichten over uitbuiting en vrijheidsberoving van personeel door diplomaten in Nederland?1
Ja.
Klopt het dat in het bijzonder personeel van Saoedische diplomaten in ons land wordt uitgebuit en van de vrijheid beroofd?
Nederlandse inspectie- en opsporingsdiensten hebben geen wettelijke bevoegdheid om onderzoek te doen bij ambassades, consulaten en individuele diplomaten van andere landen. Dit volgt uit het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer.
Sinds 2005 hebben vier particuliere bedienden aandacht gevraagd voor hun arbeidssituatie. In drie gevallen is na bemiddeling van mijn ministerie het te weinig uitbetaalde salaris alsnog verstrekt. In een geval, waarin de particuliere bediende na afloop van het contract naar het land van herkomst is teruggekeerd, loopt nog een civiele procedure in hoger beroep.
In geen van de gevallen die mij bekend zijn was sprake van vrijheidsberoving. In verband met de privacy van de betrokkenen is het mij wettelijk niet toegestaan informatie te geven over de nationaliteit van werkgever of werknemer. Ik kan alleen melden dat de werkgevers in de vier genoemde gevallen afkomstig zijn uit vier verschillende werelddelen.
Voor de positie van lokaal aangenomen werknemers van buitenlandse ambassades verwijs ik ook naar de antwoorden op de vragen die de leden Timmermans en Vermeij over dat onderwerp hebben gesteld.
Kunt u een overzicht geven van alle gevallen waarin sinds 2005 bekend is geworden dat personeel van diplomaten in ons land heeft geklaagd over uitbuiting, onderdrukking of vrijheidsberoving door hun werkgevers (uitgesplitst naar de landen)? Zo niet, bent u bereid om vanaf nu een registratie van dergelijke gevallen te gaan voeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er mogelijkheden om te verbieden dat diplomaten in ons land de identiteitsbewijzen van hun personeel innemen? Zulks op straffe van uitwijzing? Zo ja, wilt u dit invoeren? Indien u dat niet wilt: waarom niet?
De buitenlandse ambassades in ons land zijn geïnformeerd dat de contracten met particuliere bedienden moeten voldoen aan de wettelijke eisen van het Nederlandse arbeidsrecht. Daarbij zijn zij er op gewezen dat het inhouden van het paspoort nooit is toegestaan. Verder is benadrukt dat diplomaten hun huispersoneel moeten behandelen volgens Nederlandse normen en waarden.
Als ik aanwijzingen krijg dat het paspoort van een particuliere bediende is ingehouden, wordt de betreffende ambassade daarop aangesproken.
Wilt u een systeem invoeren van periodieke controle op de leef- en werkomstandigheden van buitenlands personeel van diplomaten in ons land? Zo nee, waarom niet?
Dat systeem bestaat reeds. Sinds 1 januari van dit jaar moeten alle particuliere bedienden die in Nederland voor buitenlandse diplomaten of voor medewerkers van internationale organisaties werken hun Nederlandse identiteitskaart in persoon op het Ministerie afhalen, zowel bij eerste afgifte als bij verlenging. Zij krijgen dan een brochure waarin hun rechten tijdens hun verblijf in Nederland zijn beschreven, zo veel mogelijk in hun eigen taal. Daarbij wordt steeds uitdrukkelijk gevraagd naar de werk- en leefomstandigheden. Als het gesprek daartoe aanleiding geeft wordt contact opgenomen met de betreffende vertegenwoordiging, op voorwaarde dat de particuliere bediende daartoe toestemming heeft gegeven.
Gebrek aan toezicht op onderbetaling van werknemers |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Arbeidsinspectie mist zicht op onderbetaling»?1
Ik heb kennisgenomen van het vermelde krantenartikel. De opvattingen die worden beschreven waarbij de suggestie wordt gewekt dat de Arbeidsinspectie te weinig handhavend optreedt, deel ik niet.
Wat is uw opvatting over het in dit bericht geconstateerde gebrek aan toezicht?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het niet meer dan redelijk is dat werknemers het loon krijgen dat zij volgens hun cao verdienen, ook als zij niet oorspronkelijk uit Nederland komen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is ook vastgelegd in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (Waga).
Heeft u zicht op het aantal werknemers dat in Nederland onder het wettelijk minimumloon wordt uitbetaald? Zo nee, worden er schattingen gedaan?
Het percentage van alle werknemers (15 tot en met 64 jaar) werkzaam in het Nederlandse bedrijfsleven dat onder minimumloonniveau werd betaald bedroeg bij de laatst uitgevoerde monitor 0,3% (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 XV, nr. 84. Uit de handhavingsinformatie van de Arbeidsinspectie blijkt dat er bij de uitgevoerde inspecties waarbij zo’n 12 000 werkgevers per jaar zijn gecontroleerd, in 2009 in 84 zaken 540 onderbetaalden en in 2010 bij 127 zaken een kleine 600 onderbetaalden zijn aangetroffen waarvoor een boete is opgelegd.
Deelt u de mening dat dit bericht wederom aantoont dat de capaciteit van de Arbeidsinspectie ernstig tekort schiet? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet en dat blijkt ook niet uit de cijfers inzake de handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Het aantal opgemaakte boeterapporten WML is in 2010 ten opzichte van 2009 gestegen, van 84 in 2009 naar 127 in 2010. Het totaal aan opgelegde boetebedragen is in 2010 verdubbeld. Daaruit blijkt dat de bestuurlijke handhaving van de WML steeds beter ingebed raakt in de werkwijze van de Arbeidsinspectie en dat de risicoanalyse steeds beter gerichte controles mogelijk maakt. Van het aantal aangetroffen werknemers dat onder het minimumloon betaald werd was bijna 40% afkomstig uit een van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie (inclusief Bulgarije en Roemenië).
Voert de Arbeidsinspectie herhalingsinspecties uit bij beboete bedrijven? In hoeverre hebben de sancties tot gevolg dat bedrijven zicht beter aan de wet houden en werknemers niet meer onder het wettelijk minimumloon worden uitbetaald? Welke conclusies trekt u hieruit?
De Arbeidsinspectie bezoekt een onderneming waartegen een boeterapport is opgemaakt, in principe opnieuw binnen 3 maanden voor een hercontrole. Indien sprake is van recidive worden de boetes voor geconstateerde overtredingen met 50% verhoogd, maar voor de Wml speelt dit nauwelijks, omdat de werkgever bij een eerste boete al via een last onder dwangsom tot nabetaling van het te weinig betaalde loon verplicht kan worden.
Ik ben van oordeel dat bedrijven die de wet overtreden hard moeten worden aangepakt. Oneerlijke concurrentie door onderbetaling en illegale tewerkstelling, welke vaak gepaard gaan met slechte werkomstandigheden en uitbuiting is ontoelaatbaar en dient krachtig bestreden te worden. Zeker als blijkt dat zij zich na een overtreding kennelijk niets lijken aan te trekken van opgelegde boetes. Ik bereid een fors strengere aanpak van fraude voor, inclusief hogere boetes voor overtredingen van de arbeidswetgeving.
Zijn er bepaalde sectoren waarin onderbetaling relatief vaker voorkomt dan andere? Wordt in deze sectoren extra geïnspecteerd op naleving van de wet naleving minimum loon? Zo nee, bent u bereid in deze sectoren extra inspectie in te zetten?
Onderbetaling komt in alle sectoren voor waar de Arbeidsinspectie inspecteert.
De meeste overtredingen van onderbetaling worden aangetroffen in de uitzendsector. Ook in de sectoren land- en tuinbouw, detailhandel en horeca komt onderbetaling verhoudingsgewijs vaak voor. In deze sectoren wordt dan ook gericht geïnspecteerd.
Kunt u aangeven om welke reden de Arbeidsinspectie wel kan handhaven op betaling van minimumloon, maar niet op cao-loon? Bent u van mening dat er ook op naleving van cao-afspraken meer zou moeten worden gehandhaafd?
Het is geen taak van de Arbeidinspectie om handhavend op te treden bij civielrechtelijke loonafspraken die cao-partijen overeenkomen.
Voor het toezicht op de juiste naleving van cao-afspraken dienen cao partijen elkaar aan te spreken. Voor meer informatie over de handhaving van cao’s verwijs ik naar de eerdere Kamerbrief over dit onderwerp (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 29 544 en 32 123 XV, nr. 219).
Voor de uitzendsector ziet overigens de Stichting Naleving cao voor Uitzendkrachten (SNCU) toe op de juiste naleving van de cao’s in de uitzendbranche. Blijkens de resultaten die de SNCU over 2010 meldt, zijn in 2010 ca. 800 klachten over niet naleving van cao-bepalingen ontvangen, voornamelijk afkomstig van Poolse werknemers (80%).
Op welke manier worden (niet Nederlandse) werknemers ingelicht over hun rechten als het gaat om cao-afspraken? Bent u van mening dat deze informatie alleen voldoende is om onderbetaling tegen te gaan? Zo nee, welke stappen bent u bereid te nemen om op te treden tegen betaling onder het wettelijk minimumloon, dan wel cao-loon?
Er wordt op verschillende wijze, via voorlichtingsites van SZW en de Arbeidinspectie, via ambassades in Nederland en in de MOE-landen en via de netwerken van organisaties als SNCU, BlinN en UWV Werkbedrijf, informatiemateriaal verstrekt om werknemers én werkgevers te informeren over hun rechten en plichten bij het verrichten van arbeid in Nederland. Heel praktisch worden ook folders met verwijzing naar de informatie op de website verspreid op plekken waar de doelgroepen te vinden kunnen zijn, zoals op bouwplaatsen en in bepaalde wijken in de grote steden. Daarbij gaat het om informatie over zaken als wanneer en onder welke voorwaarden mag een vreemdeling hier arbeid verrichten en wat zijn de regels voor betaling van het minimumloon en andere arbeidsvoorwaarden, en welke regels gelden er voor arbeidstijden en voor arbeidsomstandigheden. Hoewel ook werkgevers via voorlichtingsmateriaal en -campagnes worden geïnformeerd, zal het naar mijn oordeel nodig blijven dat er vanuit de overheid tegen onderbetaling onder minimumloonniveau opgetreden wordt om oneerlijke concurrentie en onderbetaling van werknemers tegen te gaan.
Zie ook het antwoord bij 10 en 11.
Bent u bereid de capaciteit van de Arbeidsinspectie uit te breiden naar een adequaat niveau, zoals eerder voorgesteld in het amendement-Spekman (32 123 XV, nr. 42)? Zo nee, waarom niet?
Mijn analyse is vooral dat de problematiek hardnekkig is. Meer inspectiecapaciteit is daarop niet het antwoord. Zoals aangegeven in het Regeerakkoord wil dit kabinet zich sterk maken om fraude op een harde wijze te bestrijden. Binnenkort zal ik daarvoor nadere voorstellen doen.
Deelt u de mening dat een vorm van «naming and shaming», waarbij de namen van herhaaldelijke overtreders van arbeidswetgeving dan wel cao-verplichtingen gepubliceerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen kan de Kamer op korte termijn van de regering verwachten om uitvoering te geven aan dit voorstel?
Zie antwoord vraag 10.
Herkent u het beeld dat de Arbeidsinspectie buitenlandse werknemers gemakkelijk als zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) erkent waardoor ze vaak onderbetaald worden? Zo nee, hoeveel zzp’ers afkomstig uit de Midden en Oost Europese (MOE-)landen zijn in Nederland actief?
Voor zelfstandig werkende onderdanen uit de EU-landen is de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag niet van toepassing. Ook gelden er voor zzp- ers geen cao’s.
Dit stelt de zelfstandig werkende in staat om zelf zijn uurloon en de gemiddelde arbeidsduur vast te stellen.
De Belastingdienst bepaalt of een zzp-er aan de voorwaarden voor zelfstandig ondernemerschap voldoet.
De Arbeidsinspectie controleert of vreemdelingen die geen vrije toegang tot de arbeidsmarkt hebben, zich niet door middel van (schijn)constructies op oneigenlijke wijze alsnog op de Nederlandse arbeidsmarkt begeven en treedt zo nodig op als daartoe aanleiding is. Tot aan november 2010 heeft de Arbeidsinspectie in 2010 637 zzp’ers aangetroffen waarvan er 198 als schijn-zzp’er zijn aangemerkt. Tegen de werkgevers van deze schijn-zzp’ers heeft de Arbeidsinspectie een boeterapport opgemaakt voor het ontbreken van de benodigde tewerkstellingsvergunning. Van deze schijn-zelfstandigen was 86% afkomstig uit Bulgarije.
Uit het in september 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden Risbo-onderzoek naar de aard en omvang van arbeidsmigratie uit de MOE-landen blijkt dat er per 1-1-2009 15 600 zzp’ers uit de MOE-landen, waaronder 5700 Bulgaren en Roemenen, stonden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Daarnaast schatten de onderzoekers het aantal zzp’ers uit de MOE-landen in Nederland, dat niet staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel op 7700. Daarmee schatten de onderzoekers het totaal op 23 300.
Er is geen nieuw onderzoek gedaan naar het totaal aantal zzp’ers uit de MOE-landen. Wel zijn nieuwe cijfers bekend voor het aantal inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel.
Op 1-1-2011 stonden er 18 227 zzp’ers uit de MOE-landen, waaronder 7831 Bulgaren en Roemenen, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
De Stichting Naleving cao voor Uitzendkrachten (SNCU) geeft aan dat zij uitzendbureaus die niet in Nederland zijn gevestigd niet kunnen controleren; controleert de Arbeidsinspectie deze bureaus wel? Zo ja, hoe vaak is dat in de afgelopen jaren gebeurd?
Indien bij controles van de Arbeidinspectie buitenlandse bedrijven betrokken zijn bestaat de mogelijkheid om over deze bedrijven gegevens op te vragen via buitenlandse liaisonbureaus. In de afgelopen jaren (2008–2010) zijn 149 verzoeken gedaan in het kader van controle van buitenlandse bedrijven.
Rijtijden van buschauffeurs |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van RTV Utrecht, waarin buschauffeurs klagen over het feit dat ze 5,5 uur aaneengesloten werken zonder pauze?1
Ja.
Wat is volgens u de reden dat voor al het vrachtvervoer en al het niet-geregelde busvervoer over afstanden boven de 50 kilometer een Europese richtlijn geldt dat er niet langer dan 4,5 uur aan een stuk gereden mag worden en dat vervolgens 45 minuten pauze gewenst is?
Voor al het (internationale) vrachtvervoer met maximummassa boven de 3,5 ton en al het niet-geregelde busvervoer over afstanden boven de 50 km gelden Europese normen voor arbeidsomstandigheden, verkeersveiligheid, veiligheid van de bestuurder en harmonisatie omwille van de gelijke concurrentie. Het uitgangs-punt in de Europese rijtijdenverordening voor het genieten van pauzes is de ononderbroken rijtijd. De chauffeur moet na 4,5 uur rijtijd een onderbreking nemen van 45 minuten aaneengesloten. Deze mag worden vervangen door een onderbreking van 15 minuten gevolgd door één onderbreking van 30 minuten (totaal minimaal 45 minuten). Deze bepaling is één van de maatregelen in een samenhangend pakket dat voldoende rust garandeert voor de chauffeur.
Wat is volgens u de reden dat voor buschauffeurs in steden niet deze wet, maar de Arbeidstijdenwet van toepassing is, die ruimte biedt voor 5,5 uur aaneengesloten rijden en verplicht tot 30 minuten pauze?
De Europese rijtijdenverordening is niet van toepassing op buschauffeurs in steden die volgens een dienstregeling rijden. Daarom geldt in het openbaar busvervoer voor het genieten van pauzes het pauzeartikel van de Arbeidstijdenwet (ATW). Derhalve dient de buschauffeur na meer dan 5,5 uur arbeid (er staat abusievelijk in uw vraag «aaneengesloten rijden») een pauze te nemen van minimaal 30 minuten, die kan worden gesplitst in pauzes van elk tenminste 15 minuten. Hierbij is «arbeidstijd» niet altijd gelijk aan «rijtijd». Er vallen ook andere werkzaamheden onder, zoals toezicht houden op het in- en uitstappen van passagiers, het schoonmaken en technisch onderhoud, en administratieve werkzaamheden.
Wat is volgens u de reden dat hier onderscheid wordt gemaakt? Vindt u dit wenselijk?
De reden dat het stads- en streekvervoer is uitgesloten van de Europese pauzeregeling is dat deze iets minder flexibel is voor inpassing in een dienstregeling. In het stads- en streekvervoer geldt een CAO met bepalingen over de duur van arbeidstijd en pauzes. De verantwoordelijkheidsverdeling is hierbij duidelijk. Het rijk is verantwoordelijk voor de kaderstellende wetgeving en de controle hierop, terwijl de sociale partners rekening kunnen houden met dit kader dat bij het opstellen van de dienstroosters voor het rijden van een dienstregeling het uitgangspunt vormt.
De arbeidsomstandigheden in slachterijen |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Werk in slachterijen vaak nog onveilig»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de in dit bericht geconstateerde misstanden?
Ten opzichte van het vorige inspectieproject vier jaar geleden is de naleving verbeterd. Het nalevingsniveau is echter nog niet voldoende.
Waarom is er juist in de vleesverwerkende sector zoveel mis met de arbeidsomstandigheden?
De blootstelling aan risico's als machineveiligheid zijn hoog. Er wordt veel gebruik gemaakt van scherpe messen en machines met zeer scherpe onderdelen die ernstige verwondingen kunnen geven indien werknemers daarmee in contact komen. Dit gecombineerd met het huidige nalevingsniveau betekent dat de sector behoort tot de geprioriteerde sectoren van de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie heeft de sector aangeraden om de komende jaren prioritieit te geven aan het bewerkstelligen van gedragsverandering op de werkvloer. De sociale partners hebben aangegeven de werkgevers actief te ondersteunen bij de implementatie van de reeds positief getoetste arbocatalogi op de werkvloer (zie ook antwoord 5).
Acht u het effectief om de boetes dan wel de controle-intensiteit voor deze sector te verhogen, opdat de omstandigheden duurzaam verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De hoogte van de boete is afgestemd op de ernst van de overtredingen.
Verder kan de Arbeidsinspectie voor die situaties die gevaarlijk zijn het werk stilleggen totdat de werkgever de vereiste maatregelen heeft genomen. Dat is in het slachterijenproject ook acht maal gebeurd. De werkgever ervaart deze maatregelen over het algemeen als veel ingrijpender dan het betalen van een boete.
De «achterblijvers» die we tegenkomen bij inspecties krijgen langere tijd speciale aandacht met vervolginspecties. Ook dit zorgt voor druk om blijvend te voldoen aan de regels van de Arbowet.
Welke acties zal de regering ondernemen om ervoor te zorgen dat alle Nederlanders, dus ook de mensen die in slachterijen werken, veilig kunnen werken?
In de nieuwe Arbowet die in 2007 van kracht is geworden, is er bewust voor gekozen een grote verantwoordelijkheid te leggen bij de werkgever en de sociale partners. Zo hebben sociale partners sinds het najaar van 2009 arbocatalogi. De regering stimuleert sociale partners die verantwoordelijkheid ook te nemen. Zo bestaat de subsidieregeling «implementatie getoetste arbocatalogi» waar de sociale partners gebruik van kunnen maken om de implementatie van arbocatalogi op de werkvloer te bevorderen. Sociale partners in de sector van de slachterijen hebben nu ook gebruik gemaakt van die regeling.
Dit jaar is het Actieplan Arbeidsveiligheid van start gegaan. Dit Actieplan dat tot 2013 loopt, richt zich op het verhogen van de arbeidsveiligheid door interventies in de cultuur en veiligheidsbewustzijn in branches en bedrijven. In het verleden hebben deze interventies aangetoond zeer succesvol te zijn. Het Actieplan richt zich op specifieke risicovolle sectoren, het MKB en doelgroepen zoals nieuwkomers. In het project Storybuilder worden alle door de AI onderzochte ongevallen geanalyseerd op onderliggende oorzaken van arbeidsongevallen. Inmiddels zijn 13 000 ongevallen geanalyseerd en de resultaten daarvan zijn beschikbaar via het Arboportaal via www.arboportaal.nl. Deze informatie ondersteunt branches en bedrijven bij het nemen van preventieve maatregelen.
De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de arbeidsomstandigheden. Door de sectorgewijze aanpak in het toezicht wordt een scala van beïnvloedingsinstrumenten ingezet. Daarbij worden sociale partners gestimuleerd in hun branche activiteiten te ontwikkelen om de naleving te bevorderen en worden de activiteiten van sociale partners en de inspectie op elkaar afgestemd.
Ook wordt de capaciteit van de Arbeidsinspectie daar ingezet waar deze het meest effectief en nodig is (branches met hoge risico's en lage naleving).
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 2 december a.s. zodat de antwoorden kunnen worden betrokken bij het algemeen overleg over Arbo-onderwerpen dat op 2 december plaatsvindt?
Ja.
De arbeidsomstandigheden van arboartsen |
|
Roos Vermeij (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Arboarts ziek van werkdruk»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de in dit bericht weergegeven problemen waarmee arboartsen vaak te maken hebben?
Deze tekst is conform het antwoord bij 2010Z15318 vraag 2 van het lid Ulenbelt.
Er zijn vanuit verschillende invalshoeken signalen gekomen over de positie van de bedrijfsarts. In gezamenlijke opdracht van mijn ministerie en het ministerie van VWS loopt thans een nader onderzoek. Het doel van dit onderzoek is om knelpunten in de positie van de bedrijfsarts binnen de huidige kaders van het arbozorg systeem en in de interactie met de curatieve zorg, in beeld te brengen en te objectiveren. Het door u genoemd onderzoek onder bedrijfsartsen wordt, naast diverse andere bronnen, in het lopende onderzoek betrokken.
Het onderzoek wordt voor de zomer van 2011 afgerond.
Deelt u de mening dat een goed functionerende arboarts een absoluut recht van iedere werknemer is? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Er is geen absoluut recht van iedere werknemer op toegang tot een bedrijfsarts.
Verwacht mag worden dat een bedrijfsarts of basisarts die werkzaam is in de bedrijfsgezondheidszorg conform de huidige stand van de wetenschap en praktijk handelt.
Primair dient de arbozorg in de onderneming zelf beschikbaar en toegankelijk te zijn voor alle werknemers. De werkgever heeft een zorgplicht voor zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en in de Risico Inventarisatie & -Evaluatie (RI&E) dient hij aan te geven op welke wijze de toegang van werknemers tot onder meer de bedrijfsarts is geregeld.
Als er sprake is van ziekteverzuim heeft de werknemer in principe toegang tot een bedrijfsarts op basis van een daartoe door de werkgever afgesloten contract met een arbodienst of bedrijfsarts.
Deelt u de mening dat de constatering dat «een meerderheid van de arboartsen vindt dat ze te veel met andere dingen bezig zijn en hun huidige werk onvoldoende onafhankelijk kunnen doen. Hierdoor worstelen zij met hun beroepsethiek» werkelijk zeer ernstig is en noopt tot onmiddellijke actie? Zo nee, waarom niet?
De Arbowet vereist dat de deskundigen hun bijstand met behoud van hun zelfstandigheid en onafhankelijkheid kunnen verlenen.
Het is aan de verantwoordelijken zelf om over te gaan tot actie. De bestaande wet- en regelgeving en professioneel statuut noopt daar toe en biedt steun om met elkaar waar nodig de werkwijze te actualiseren.
In hoeverre worden de gesignaleerde knelpunten voor arboartsen veroorzaakt door het soort contracten dat bedrijven met hen afsluiten? Heeft dit te maken met een toename van marktwerking in de contractering van arboartsen? Zo ja, acht u deze ontwikkeling ongewenst?
Het is voor het ministerie niet duidelijk of de gesignaleerde knelpunten gerelateerd zijn aan het soort contracten. Bedrijven, arbodiensten of bedrijfsartsen en de ondernemingsraad zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de contracten. Geprobeerd wordt om via genoemd onderzoek ook objectieve gegevens over het soort contracten te krijgen.
Of er sprake is van een toename van marktwerking is ons niet bekend. Wel is er sinds 2005 meer maatwerk mogelijk in de wijze waarop een werkgever zijn deskundige bijstand organiseert.
Wat betekent het voor de inzetbaarheid van onze beroepsbevolking op de langere termijn als bij iedereen met arbo-gerelateerde klachten «niet de gezondheid, maar de kosten» voorop staan?
Het is onverstandig om alleen te kijken naar de kosten. Investeren in gezondheid en inzetbaarheid is een direct bedrijfsbelang en een belangrijke factor voor een gezonde economie. Werkgevers hebben een zorgplicht ten aanzien van gezond en veilig werken en om ziekteverzuim of arbeidsongeschiktheid van werknemers te voorkomen. In geval van onvoldoende investeren in preventie en gezondheid kan een bedrijf te maken krijgen met onnodige kosten van productiviteitsverlies, verzuim en re-integratie.
Is de regering bereid in te grijpen, ook gezien het feit dat de meerderheid van de arboartsen getuige dit bericht uit ontevredenheid overweegt een andere betrekking te zoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen kan de Kamer van uw regering verwachten?
Het kabinet wacht de resultaten van het onderzoek naar de positie van de bedrijfsarts, zoals genoemd in antwoord op vraag 2, af. De uitkomsten daarvan worden voor de zomer van 2011 verwacht.
Dit laat onverlet dat ik verwacht dat de betreffende beroepsgroep, via de NVAB, zijn verantwoordelijkheid zal nemen om het gesprek aan te gaan met relevante actoren om te werken aan een gewaardeerde positionering van de bedrijfsarts in de gezondheidszorg.
Kinderarbeid bij de hazelnotenpluk in Turkije |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Wat is uw reactie op een item van EenVandaag over de grootschalige inzet van jonge kinderen bij de hazelnotenpluk in Noord Turkije?1
Zie het gecombineerde antwoord op vraag 1 en 5 van de vragen van de leden Gesthuizen, Irrgang en Voordewind. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 789)
Kunt u bevestigen dat er alleen al uit de provincie rond de stad Sanliurfa 70 000 leerplichtige kinderen, soms niet ouder dan 8 of 9 jaar maandenlang met hun ouders meegaan naar Noord Turkije om daar tegen betaling van € 1,– per uur werkdagen van 11 uur te maken? Zo nee, bent u bereid deze cijfers na te trekken?
Hierover zijn geen officiële cijfers bekend. De gemeente van Şanliurfa en de Association of Seasonal Agricultural Workers (METIDER), gevestigd in Şanliurfa, bevestigen dat personen in Şanliurfa hun inkomen verdienen door seizoensarbeid in andere regio’s. METIDER geeft als onofficiële schatting dat de helft van de personen in het rurale gebied van Şanliurfa en 44 procent van de lagere inkomensgroepen in de stedelijke gebieden (dit laatste gaat om ongeveer 125 000 personen) werkzaam is in de seizoensarbeid. METIDER geeft aan dat het vaak grote gezinnen betreft met gemiddeld vijf kinderen.
De Turkse onderwijsbond Eğitim Sen deed eind 2007 onderzoek onder 115 scholen voor primair onderwijs in zes Turkse zuidoostelijke steden. Hieruit kwam naar voren dat deze scholen 243 000 leerplichtige kinderen onder hun hoede hebben, 23 683 kinderen een deel onderwijs missen vanwege seizoensmigratie.
Kunt u een overzicht geven van Nederlands bedrijven die (op enige schaal) handelen in Turkse hazelnoten of deze in hun producten verwerken?
Zie het antwoord op vraag 4 van de vragen van de leden Gesthuizen, Irrgang en Voordewind. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 789)
Bent u van mening dat producenten van bijvoorbeeld hazelnotenpasta of -chocola de consument inzicht zouden moeten geven in de herkomst van deze noten, temeer daar 75 procent van de hazelnoten afkomstig is uit Turkije waar kennelijk op grote schaal kinderen worden ingezet bij de pluk?
Zie het antwoord op vraag 6 van de vragen van het lid Ferrier. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 790)
Bent u bereid het initiatief te nemen (bijvoorbeeld in het kader van het Initiatief Duurzame Handel) om met alle betrokkenen (producten, leveranciers, supermarkten) ervoor te zorgen dat maatregelen worden genomen om dit soort misstanden in de hele keten uit te bannen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie het gecombineerde antwoord op vraag 1 en 5 van de Kamervragen van de leden Gesthuizen, Irrgang en Voordewind (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 789) en het antwoord op vraag 5 van het lid Van Veldhoven-van der Meer. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 791)
Ziet u mogelijkheden om in Europese Unie-verband initiatief te nemen om de Turkse regering aan te spreken op de gesignaleerde praktijken? Zo ja, welke?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 6 van het lid Ferrier (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 790) en het antwoord op vraag 4 van het lid Van Veldhoven-van der Meer. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 791)
"Gesjoemel met veiligheidscertificaten" en het niet optreden van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) |
|
|
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u de artikelen «Inspectie machteloos bij «fraude» veiligheidscertificaten» en «Nieuwe cijfers: baanwerkers doorliepen cursus niet zelf»1 en «Risicosituaties langs het spoor»?2
Ja.
Is het mogelijk dat baanwerkers veiligheidscertificaten verkrijgen waarvoor zij niet zelf de test met succes hebben afgelegd? Zo ja, waarom is er geen adequate beveiliging van het internet examensysteem zodat fraude onmogelijk is? Zo ja, welke maatregelen neemt u zodat deze fraude per direct onmogelijk wordt gemaakt?
De in vraag 1 genoemde artikelen spreken van «veiligheidscertificaten». Met het bedoelde internet examensysteem wordt echter een «bewijs van deelname» verstrekt. De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) vermoedt dat het mogelijk is dat baanwerkers dit bewijs van deelname kunnen verkrijgen zonder zelf de vragen te beantwoorden. Dit vermoeden is gerezen door de geclusterde momenten waarop de bewijzen van deelname zijn afgegeven. Dit is naar voren gekomen tijdens het onderzoek naar een dodelijke aanrijding van een baanwerker met een metro in Amsterdam Zuid.3
De vragenlijst en het bijbehorende bewijs van deelname zijn geen wettelijk verplichte instrumenten. Ze worden gebruikt door de spoorbeheerder, in dit geval het Gemeente Vervoer Bedrijf (GVB), als middel om het veiligheidsbewustzijn van de baanwerkers te vergroten. Naast deelname aan de internetmodule, krijgen baanwerkers nadere instructies over veilig werken aan de spoorbaan. Het maken van de toets en het verkrijgen van het bewijs van deelname zijn onderdeel van de interne kwaliteitseisen waaraan de baanwerker moet voldoen. De inspectie heeft vastgesteld dat vermoedelijk niet aan deze kwaliteitseisen is voldaan en heeft daarom het signaal afgegeven aan de betrokken ondernemingen dat teveel waarde wordt gehecht aan het bewijs van deelname aan de internetmodule Veiligheid langs de metrobaan. Het is aan de ondernemingen om met behulp van dit signaal hun kwaliteitsborging te verbeteren.
Is het waar dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) het niet tot haar verantwoordelijkheid rekent om aangifte van strafbare feiten te doen, ook niet wanneer sprake is van het ten onrechte verkrijgen van veiligheidscertificaten, en dat IVW het ook niet nodig vindt een rapport hierover naar het Openbaar Ministerie te sturen? Zo ja, kunt u dan de IVW direct opdragen aangifte van strafbare feiten te doen en daarbij de rapporten over strafbare feiten door te sturen?
Het is de plicht van de IVW aangifte te doen van misdrijven of van het vermoeden daarvan, zoals beschreven in artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht. Als het gaat om andere strafbare feiten, die relevant zijn voor de veiligheid, beschouwt de IVW het als haar verantwoordelijkheid ofwel zelf te handhaven, ofwel bij het Openbaar Ministerie hiervan aangifte te doen.In dit geval heeft de inspectie geoordeeld dat er geen sprake is van strafbare feiten. Daarom is besloten geen aangifte te doen. Naar aanleiding van de publiciteit heeft de IVW alsnog contact opgenomen met het Openbaar Ministerie om te toetsen of dit besluit terecht was. Het Openbaar Ministerie bevestigt de juistheid van het oordeel van de IVW en is met haar van mening dat er geen aanleiding is aangifte te doen. De inspectie kan in haar rol als veiligheidsautoriteit ook andere wegen zoeken om te handhaven, ook al heeft zij zelf geen bevoegdheden om rechtstreeks toe te zien op organisaties als het GVB. Dat zal de inspectie dan ook nog meer gaan doen.
Kunt u de veiligheidsprocedures voor baanwerkers opnieuw bezien en in het bijzonder de aan baanmedewerkers te stellen eisen? Kunt u daarbij extra aandacht besteden aan buitenlandse baanwerkers die kennelijk tolken nodig hebben voor het kunnen begrijpen van de instructies en het kunnen behalen van de certificaten?
Als werkzaamheden aan het spoor plaats moeten vinden, moet, door de aannemer onder wiens verantwoordelijkheid de werkzaamheden worden uitgevoerd, aan de hand van een risicoanalyse bepaald worden hoe dit op veilige wijze kan gebeuren. De spoorsector heeft de uit de Arbowet voortkomende verplichtingen voor het creëren van een veilige werkomgeving uitgewerkt in het Normenkader Veilig Werken. De Arbeidsinspectie en de IVW zijn van mening dat de spoorbranche hiermee haar verantwoordelijkheid neemt en goede invulling geeft aan haar zorgverplichtingen. Ik zie geen aanleiding deze procedures opnieuw te bezien en nadere eisen te stellen. De eisen en instructies zijn ook in andere talen beschikbaar voor buitenlandse baanwerkers die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen.
Uitbuiting van Indiase textielarbeiders door C&A en H&M |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Kent u het bericht «Indiase textielarbeidsters uitgebuit voor C&A en H&M» en «Gevangen tussen fabrieksmuren voor bruidsschat»?12
Ja.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat de betreffende Nederlandse kledingconcerns kleding afnemen van bedrijven die de textielwerksters een vierde van het Indiase minimumloon betalen en loon inhouden voor een bruidsschat?
Wat vindt u van de verschillende reacties van de kledingconcerns op de bevindingen, waaronder een ontkenning van de plaatsing van orders, en in achtnemende dat één van de betreffende kledingconcerns in september 2009 ook hongerlonen bleek uit te betalen aan arbeiders in Azië?3
Uit gesprekken met C&A en H&M is ons gebleken dat zij zich inzetten om goede arbeidsomstandigheden bij hun Indiase toeleveranciers te bewerkstelligen. Hierbij betrekken zij een brede groep belanghebbenden, waaronder lokale NGO’s, brancheorganisaties en de Indiase overheid.
C&A heeft aangegeven, in tegenstelling tot de indruk die in het genoemde artikel wordt gewekt, geen contractuele relatie met KPR Mills te hebben. Tot 2007 heeft C&A wel met KPR Mills samengewerkt, maar volgens C&A is deze relatie verbroken toen bleek dat KPR Mills onvoldoende medewerking wilde geven aan gezamenlijke verbetertrajecten van de arbeidsomstandigheden. Medio 2010 ontving C&A het verzoek van een Duitse tussenpersoon om het Indiase bedrijf Quantum Knits toe te voegen aan hun lijst van leveranciers. Bij nader onderzoek door C&A bleek Quantum Knits een dochter te zijn van KPR Mills. Daarop heeft C&A de tussenpersoon laten weten samenwerking met Quantum Knits niet goed te keuren. De tussenpersoon had echter alvast een technisch evaluatieproces in gang gezet en zogeheten «colour and size samples» aangevraagd. Deze monsters zijn geproduceerd in KPR Mills en de Volkskrant journalist heeft waarschijnlijk een voorbeeld hiervan gezien tijdens haar bezoek aan KPR Mills. Er is volgens C&A echter geen sprake geweest van een opdracht of order.
H&M heeft aangegeven in het verleden negatieve ervaringen met KPR Mills te hebben gehad en heeft naar aanleiding daarvan geen zakelijke relatie. Echter, medio 2010 heeft Quantum Knits, dochterbedrijf van KPR Mills, H&M benaderd en daarbij aangegeven te kunnen voldoen aan de gedragscode van H&M. Na controle bleek er volgens H&M geen reden te zijn om niet samen te werken met Quantum Knits en is een eerste testorder geplaatst. De artikelen over de slechte arbeidsomstandigheden in KPR Mills waren voor H&M een belangrijk signaal om een diepgaander onderzoek uit te voeren naar de mate waarin Quantum knits, als dochter van KPR Mills, zich aan de H&M gedragscode houdt en aan te dringen bij KPR Mills op gezamenlijke verbetertrajecten. H&M stuurde volgens eigen zeggen hierbij aan op breed gedragen initiatieven in dialoog met het management van KPR Mills, de werkneemsters en lokale NGOs. Het management van KPR Mills bleek echter niet bereid om voldoende informatie te delen en samen te werken, waardoor de vertrouwensrelatie tussen beide dermate werd aangetast dat beide kanten zich genoodzaakt zagen om de relatie op te zeggen.
Gegeven de relatie tussen KPR Mills en beide bedrijven en de gerapporteerde inspanningen, hebben laatstgenoemden naar onze mening met de nodige inzet getracht hun invloed bij de leverancier aan te wenden om de situatie te verbeteren. Daarnaast werken beide bedrijven aan verbeteringen in de arbeidsomstandigheden in de textielsector in zuid India. Voorbeelden hiervan zijn de structurele samenwerking van C&A met Terre des Hommes, de actieve rol van H&M in de Brands Ethical Working Group gericht op dialoog en acties om arbeidsomstandigheden te verbeteren, verschillende trainingprojecten en overleg met de Apparel Export Promotion Council over arbeidsomstandigheden in de Indiase textielindustrie.
Bent u bereid deze concerns aan te spreken op het nemen van hun verantwoordelijkheid en het daadwerkelijk voldoen aan de door hen zelf opgestelde voorwaarden? Wilt u aandringen bij deze concerns mogelijk andere orders die vervaardigd worden onder barre omstandigheden te annuleren? Zo nee, waarom niet?
Uit gesprekken met C&A en H&M en de brancheorganisaties in de textielbranche blijkt dat de sector zich bewust is van de verantwoordelijkheid in de handelsketen, het belang van transparantie en de noodzaak om waar mogelijk bij te dragen aan verbeteringen in de arbeidsomstandigheden bij de toeleveranciers. Zoals bijvoorbeeld blijkt uit de position paper van augustus 2010 van de brancheorganisaties Raad Nederlandse Detailhandel en Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Textiel en de recent gepubliceerde visie van MODINT op MVO en duurzaamheid . Tegelijkertijd geeft de sector aan dat de specifieke invulling van deze verantwoordelijkheid een continu verbeterproces is en dat garanties op het zich niet voordoen van onvolkomenheden in de keten niet kunnen worden gegeven. De afgelopen jaren zijn in de textielsector positieve ontwikkelingen op het terrein van MVO te zien, niet alleen ten aanzien van ambitieuze doelen maar ook ten aanzien van de inzet van vele bedrijven. Verbeterprocessen vragen tijd en inzet. Indien er geen uitzicht op verbetering is, zien bedrijven het stopzetten van de handelsrelatie met de betreffende bedrijven in India als een uiterste maatregel. De brancheorganisaties hebben aangegeven graag het reguliere contact met de overheid hierover voort te zetten en waar mogelijk samen te werken.
In dit kader vinden wij het raamwerk van de Speciale Vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Mensenrechten en het Bedrijfsleven (John Ruggie) een goede referentie voor internationaal opererende bedrijven. Hij stelt dat bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om de mensenrechten te respecteren en de risico’s in de handelsketen te onderzoeken en het bedrijfsproces zo in te richten dat deze risico’s verminderen. In dit licht heeft John Ruggie in zijn rapport van augustus 2010 aangegeven dat bedrijven meer invloed in de handelsketen hebben, indien zij samen met andere bedrijven invloed op de toeleverancier proberen uit te oefenen. Dit is een optie die de textielsector verder kan exploreren.
Hoe oordeelt u in het licht van deze zaak over de tot op heden bereikte initiatieven op gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de consument beter inzicht zou moeten hebben in de omstandigheden waaronder producten worden vervaardigd om zodoende af te kunnen wegen het product al dan niet aan te schaffen? Op welke wijze kan dit worden bevorderd?
Consumenten die productieomstandigheden willen meewegen in hun aankoopbesluit kunnen daar in de winkel naar vragen. Soms hebben winkels specifiek gelabelde kledinglijnen. De Nederlandse regering gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven om verantwoorde consumentenproducten en betrouwbare consumenteninformatie aan te bieden. Transparantie over de MVO ambitie en verslaglegging over ketenverantwoordelijkheid zijn belangrijke middelen voor bedrijven om dit vertrouwen te krijgen en te behouden.
Op welke wijze spreekt u de Indiase autoriteiten aan op het aanpakken van uitbuiting van arbeiders door in hun land gevestigde bedrijven en op welke wijze kan Nederland dan wel de Europese Unie het bevorderen van de mensenrechten in India ondersteunen, specifiek die van meisjes en vrouwen? In hoeverre wordt de International Labour Organization betrokken bij het zoeken naar structurele oplossingen om hier kinderarbeid tegen te gaan?
De ambassade in New Delhi is actief op het terrein van de mensenrechten. Het bestrijden van kinderarbeid en het verbeteren van de positie van vrouwen zijn prioriteitsgebieden. Om zo veel mogelijk effect te sorteren werkt Nederland op deze terreinen nauw samen in EU-verband. De ambassade geeft uitvoering aan de EU-richtlijnen voor mensenrechtenverdedigers en draagt actief bij aan de jaarlijkse mensenrechtendialoog die de EU voert met India. Tijdens de meeste recente mensenrechtendialoog tussen India en de EU zijn onderwerpen als kinderarbeid en vrouwenrechten uitgebreid besproken. De ambassade heeft actief deelgenomen aan de voorbereiding van deze dialoog. De ambassade in New Delhi financiert kleinschalige mensenrechtenprojecten onder het Mensenrechtenfonds. Voorts neemt de ambassade deel aan seminars/conferenties over kinderarbeid/vrouwenrechten en wordt nauw contact onderhouden met Indiase NGO's en internationale actoren, waaronder de International Labour Organization. Voor wat betreft de betrokkenheid van deze organisatie bij de bestrijding van kinderarbeid in India kan worden opgemerkt dat IPEC, het kinderarbeidprogramma van de ILO sinds 1992 actief is in India. Nederland neemt actief deel aan vergaderingen van de ILO, waaronder die over kinderarbeid.
Behandeling van buitenlandse arbeiders in de Eemsmond |
|
Paul Ulenbelt |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht over behandeling van Portugese arbeiders door een onderaannemer, Ha-Sa Insaat, van RWE-Essent?1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving over het geschil dat een aantal Portugese werknemers heeft met hun werkgever. Ik heb vernomen dat deze werknemers en de FNV inmiddels met de werkgever in gesprek zijn en (deels) tot een oplossing zijn gekomen.
Het is niet aan mij om over dit arbeidsconflict een oordeel te vellen.
Indien in het kader van het toezicht op de wet- en regelgeving door de Arbeidsinspectie mocht blijken dat de wet- en regelgeving wordt overtreden, zal daartegen worden opgetreden.
Wilt u de Arbeidsinspectie een onderzoek laten instellen naar de juistheid van het bericht en de Tweede Kamer van de bevindingen op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is de genoemde onderaannemer dezelfde die onder de naam Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret voorkomt op de lijst van bedrijven, instellingen en organisaties toegelaten tot de kennismigrantenprocedure zoals gepubliceerd door de IND? Zo ja, heeft het bedrijf gebruik gemaakt van de kennismigranten regeling? Is dat op de correcte wijze gebeurd? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen?2
Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret komt voor op de lijst van bedrijven, die toegelaten zijn tot de kennismigrantenregeling. Het bedrijf heeft met het ondertekenen van een verklaring en het overleggen van een bewijs van inschrijving in de Kamer van Koophandel en een verklaring betalingsgedrag van de Belastingdienst voldaan aan de voorwaarden om toegelaten te worden tot deze regeling. Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret heeft gebruik gemaakt van de kennismigrantenprocedure. Hierbij werd voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van een verblijfsvergunning als kennismigrant.
Op verzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft de Arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld naar de buitenlandse arbeidskrachten van dit bedrijf. Het onderzoek naar de kennismigranten van Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret loopt momenteel nog. Als de bevindingen van de Arbeidsinspectie daartoe aanleiding geven en de werkgever zich niet houdt aan de geldende salariscriteria uit deze regeling, dan zal in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen een boete worden opgelegd. In het uiterste geval kan de IND maatregelen nemen waardoor het bedrijf geen vreemdelingen meer over kan laten komen op grond van de kennismigrantenregeling.
Wilt u onderzoeken welke onderaannemers actief zijn in opdracht van RWE-Essent bij de werkzaamheden in de Eemsmond en of zij de wetten en regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden, arbeidsovereenkomsten, belastingen, premieafdracht voor sociale zekerheid en pensioenen naleven? Zo nee, waarom niet.
De Belastingdienst en de Arbeidsinspectie houden in het kader van hun wettelijke taak toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving, ook als het gaat om onderaannemers. Door de Arbeidinspectie wordt daarbij toegezien op de naleving van diverse wetten die het SZW terrein omvatten, zoals de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
De Arbeidinspectie en de Belastingdienst voeren regelmatig overleg met RWE en Nuon over de toepassing van de wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten. Bovendien wordt er steekproefsgewijs gecontroleerd of men zich daadwerkelijk aan de Nederlandse wet- en regelgeving houdt.
Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet worden op de bouwplaatsen inspecties gehouden. Deze zullen worden geïntensiveerd naarmate er meer partijen op de bouwterreinen aan de slag gaan. Er zijn het afgelopen halfjaar diverse overtredingen geconstateerd, waarop gehandhaafd is. Deze hebben geleid tot een toezichtsbenadering, waarbij de structurele oorzaken van deze overtredingen worden aangepakt. Hierbij richt de Arbeidsinspectie zich zowel op de opdrachtgevers als op hoofd- en onderaannemers.
Hoeveel buitenlandse werknemers zijn er bij de bouw van de kolencentrale in de Eemsmond betrokken? Om welke beroepen gaat het? Waarom is en wordt door de betrokken bedrijven geen personeel in Nederland geworven?
Hoeveel buitenlandse werknemers er bij de bouw van de kolencentrale in de Eemsmond betrokken zijn is niet precies bekend. Dit wordt niet geregistreerd. Naar schatting zijn momenteel enkele honderden buitenlandse arbeidskrachten in de Eemshaven werkzaam welk aantal de komende maanden fors kan oplopen. Het gaat daarbij voor een groot deel om laaggeschoold personeel werkzaam als betonvlechter, betonstorter en ijzervlechter als mede timmerlieden en hijskraanmachinisten.
Werkgevers kunnen gebruik maken van buitenlandse arbeidskrachten mits zij daarbij voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving op dat terrein. Voor werknemers uit de EU-landen geldt dat sprake is van vrij verkeer van werknemers. Alleen voor werknemers afkomstig uit Roemenië en Bulgarije heeft de werkgever een tewerkstellingsvergunning nodig. In dat geval toetst UWV Werkbedrijf of er binnenlands aanbod is van arbeidskrachten die de werkzaamheden kunnen verrichten. Indien er binnenlands aanbod is dat het werk kan verrichten, wordt geen tewerkstellingsvergunning verstrekt.
Ingeval van kennismigranten die voldoen aan de salariscriteria voor de procedure voor kennismigranten (in 2010: € 50 183 voor werknemers van 30 jaar en ouder en € 36 801 voor werknemers onder de 30 jaar) wordt niet getoetst aan het binnenlands aanbod. In dat geval kunnen werkgevers ook zonder voorafgaande arbeidsmarkttoets gebruik maken van buitenlandse arbeidskrachten.
De behandeling van Portugese werknemers bij de in aanbouw zijnde RWE-centrale in de Eemshaven |
|
Hans Spekman (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Actievoerende werknemers Eemshaven uit huis gezet»?1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving over het geschil dat een aantal Portugese werknemers heeft met hun werkgever. Ik heb vernomen dat deze werknemers en de FNV inmiddels met de werkgever in gesprek zijn en (deels) tot een oplossing zijn gekomen.
Het is niet aan mij om over dit arbeidsconflict een oordeel te vellen.
Indien in het kader van het toezicht op de wet- en regelgeving door de Arbeidsinspectie mocht blijken dat de wet- en regelgeving wordt overtreden, zal daartegen worden opgetreden.
Wat is uw oordeel over het feit dat actievoeren voor betere werkomstandigheden en fatsoenlijke betaling in dit geval leidde tot een huisuitzetting?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat hier sprake is van een grove schending van de rechten van de werknemers in kwestie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is de Arbeidsinspectie recentelijk actief geweest in de buurt van de Eemshaven? Heeft zij kennis van de misstanden met de Portugese werknemers aldaar? Zo ja, heeft zij daarop actie ondernomen?
De Arbeidsinspectie is al langere tijd actief in de Eemshaven zowel wat betreft het toezicht op arbeidsomstandigheden als op arbeidsmarktfraude, dit in verband met de aanleg van een elektriciteitscentrale door Nuon en een poederkolencentrale door RWE. De Arbeidsinspectie en de Belastingdienst voeren met betrekking tot het toezicht op arbeidsmarktfraude periodieke gesprekken met de grote opdrachtgevers in de Eemshaven over de toepassing van wet- en regelgeving. Daarnaast wordt er steekproefsgewijs en op basis van meldingen gecontroleerd of bedrijven zich daadwerkelijk aan de Nederlandse wet- en regelgeving houden. Met betrekking tot het toezicht op arbeidsomstandigheden worden sinds 2008 inspecties op de bouwplaatsen uitgevoerd.
Tot op heden heeft de Arbeidsinspectie geen concrete klachten ontvangen van misstanden ten aanzien van Portugese arbeidskrachten werkzaam zijn in de Eemshaven. Inmiddels is door de Arbeidsinspectie wel een onderzoek naar de beloning van de Portugese werknemers gestart in het kader van de Wet minimumloon en vakantiebijslag.
Wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat deze werknemers zich zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor het verstrijken van hun uitzendtermijn over enkele maanden, verzekerd weten van de arbeidsomstandigheden en betalingen waar zij eenvoudigweg recht op hebben in Nederland?
Ten behoeve van Portugese werknemers, die vaak als tijdelijke krachten in de zomermaanden in Nederland werkzaam zijn, wordt op verschillende wijzen voorzien in informatie over rechten en plichten bij het verrichten van arbeid. Via algemene voorlichting (via de website van de Arbeidsinspectie) en specifieke informatiebijeenkomsten wordt gericht informatie gegeven aan werknemers, onder meer door verspreiding van flyers over de rechten en plichten bij het verrichten van arbeid in Nederland. Sinds 2008 bestaat een digitaal aangiftepunt waar men in het Portugees klachten in kan dienen die vervolgens door de Arbeidsinspectie worden onderzocht.
Met de Portugese overheid is in september 2007 een Memorandum of Understanding (MOU) getekend, waarin nadere afspraken zijn gemaakt over samenwerking en informatie-uitwisseling op het terrein van de sociale- en arbeidswetgeving. Uit contacten met de Portugese overheid is gebleken dat de manier waarop het werk in Nederland georganiseerd is, sterk verschilt van de Portugese. Zo wordt in Nederland bijvoorbeeld veel meer via collectieve arbeidsovereenkomsten geregeld dan in Portugal.
Zoals gemeld heeft de Arbeidsinspectie naar aanleiding van de berichtgeving inmiddels een onderzoek gestart in het kader van de Wet minimumloon en vakantiebijslag. Indien uit dat onderzoek blijkt dat de werkgever onder het minimumloon heeft betaald, kan hem een last tot dwangsom worden opgelegd om het alsnog verschuldigde loon na te betalen.
De onveilige arbeidsomstandigheden van wegwerkers |
|
Hans Spekman (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Wegwerkers vaak nog onvoldoende beschermd»?1
Ja.
Acht u het acceptabel dat wegwerkers soms in omstandigheden werken waarin ernstige ongevallen kunnen voorkomen?
Het arbobeleid heeft als uitgangspunt dat risico’s voor de gezondheid en veiligheid van betrokkenen moeten worden voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk moeten worden beperkt. Dit betekent dat er bij het verrichten van arbeid mogelijk enig risico blijft bestaan. Met de verplichte risico-inventarisatie- en evaluatie (RI&E) dient de werkgever deze risico’s te inventariseren, en er adequate maatregelen tegen te treffen.
Deelt u de mening dat wegenbouwbedrijven door de huidige manier van aanbesteden van lokale overheden geneigd zijn te bezuinigen op onder andere veilige werkomstandigheden van de wegwerkers? Zo nee, waarom niet?
Kostenoverwegingen spelen in de activiteiten van zowel private bedrijven als (lokale) overheden in beginsel altijd een rol.
Het vereiste Veiligheids- en gezondheidsplan (V&G plan) dient ervoor om te voorkomen dat dit niet tot onacceptabele arborisico’s leidt. De opdrachtgever dient zich te houden aan de verplichtingen hieromtrent. Hierbij is o.a. aan de orde of er moet worden gekozen voor een volledige wegafzetting.
Deelt u de mening dat lokale overheden die wegwerkzaamheden aanbesteden, dat zo moeten doen dat de veiligheid van de werknemers gegarandeerd wordt?
Lokale overheden dienen zich als opdrachtgevers te houden aan de geldende regels voor aanbesteding.
Voorts zijn in de Arbowet- en regelgeving aan de opdrachtgever bepaalde verplichtingen opgelegd. Naleving daarvan leidt ertoe dat de betrokken werknemers voldoende beschermd zijn.
Bent u bereid hierover in overleg te treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om ervoor te zorgen dat veiligheid van werknemers niet langer opgeofferd wordt voor een paar minuten minder vertraging? Zo ja, per wanneer kan de Kamer hiervoor een oplossing vernemen? Zo nee, waarom niet?
De partijen die het best als intermediair kunnen optreden naar de opdrachtgevers zijn de VNG, het IPO en Rijkswaterstaat. De arbeidsinspectie voert hiermee al langer overleg en zal dat blijven doen. Ter ondersteuning daarvan heeft de Arbeidsinspectie ook een brochure uitgebracht die zich specifiek richt op de gemeente als opdrachtgever.
Voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is hier geen specifieke rol weggelegd.
De relatie tussen arbeidsomstandigheden en ziekte dan wel sterfte |
|
Anja Timmer (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jaarlijks meer dan 3.000 doden door werk»?1
Ja.
Bent u het met de onderzoekers eens dat sterfte door werk een teken is van falend arbeidsomstandighedenbeleid? Zo nee, waarom niet? Wat is uw reactie op de conclusie dat de meeste van deze sterfgevallen voorkomen kunnen worden?
De door de FNV in beeld gebrachte cijfers leveren geen nieuwe inzichten op. Ook de enkele jaren geleden door SZW aan uw kamer gepresenteerde onderzoeken van het RIVM (Kamerstuk 2005–2006, 25 883, nr. 67 en Kamerstuk 2006–2007, 25 883, nr. 95) gaven gelijksoortige cijfers. Daarmee beoog ik niet deze te relativeren, ook al zijn deze cijfers veelal met een grote mate van onzekerheid omgeven. Het zijn schattingen omdat de directe doodsoorzaak van bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, longaandoeningen en stress moeilijk is vast te stellen. Belangrijk is wel dat de belangrijkste doodsoorzaak te maken heeft met asbest en andere gevaarlijke stoffen. Tussen het moment van blootstelling en uiteindelijke sterfte zit vaak een lange periode. Daarmee zijn deze sterftecijfers een afspiegeling van de arbeidsomstandigheden uit een verleden dat niet zelden decennia terug ligt. De risico’s waren toen vaak onvoldoende bekend en de gevolgen zien we nu in deze treurige cijfers terug. Juist op deze terreinen zijn de, deels wettelijke, maatregelen de laatste jaren aangescherpt en daar gaan we mee door. Zo heb ik vorige maand nog voor vier kankerverwekkende stoffen de grenswaarde verlaagd. Andere voorbeelden zijn het rookverbod, het asbestverbod, het vervangingsbeleid voor vluchtige oplosmiddelen, de arboconvenanten, het programma Versterking arbeidsomstandigheden stoffen (VASt) en de arbocatalogi. De effecten hiervan zullen over een aantal jaren zichtbaar worden.
Ik ben van mening dat het arbobeleid succesvol is. Ter illustratie dient een van de hiervoor genoemde onderzoeken van het RIVM waarin naar voren komt dat de vervangingsverplichtingen voor vluchtige oplosmiddelen in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de vermindering van sterfte en ziekte door deze stoffen.
Deelt u de mening dat de overheid verantwoordelijk is voor een goed en eenduidig beleidskader voor arbeidsomstandigheden, zodat sociale partners daar verder op een goede manier invulling aan kunnen geven? Vindt u ook dat werkgevers en werknemers, voor het garanderen van veiligheid op het werk en de gezondheid van werknemers, niet gebaat zijn bij onduidelijkheid over zaken als grenswaarden en over de toepassing van de stand van de techniek?
De overheid neemt de volle verantwoordelijkheid voor een goed en eenduidig beleidskader. Uitgangspunt daarbij is dat de overheid de verantwoordelijkheden belegt waar deze het beste genomen kunnen worden. In lijn met het SER-advies Evaluatie Arbowet 1998 uit 2005 is de Arboregelgeving in 2007 herzien, waarbij de overheid de doelvoorschriften vastlegt en deze waar mogelijk voorziet van gezondheidskundig en veiligheidskundig onderbouwde grenswaarden. De Gezondheidsraad analyseert op mijn verzoek van vele risicoterreinen de mogelijkheid of een wetenschappelijk onderbouwde grenswaarde mogelijk is.
Sociale partners hebben nadrukkelijker de verantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden gekregen: zij hebben de ruimte maar ook de verantwoordelijkheid de maatregelen uit te werken waarmee aan de doelvoorschriften kan worden voldaan. Zo kan worden voldaan aan het beoogde maatwerk per bedrijf met de stand van de wetenschap en techniek. Ik ondersteun dit proces van harte met bijvoorbeeld subsidieregelingen voor zowel de totstandkoming als de implementatie van arbocatalogi.
Als een belangrijk risico voor sterfte wordt in het rapport gezien het optreden van hart- en vaatziekten als gevolg van werkdruk. Het is dus belangrijk dat sociale partners dit oppakken en bijvoorbeeld in hun arbocatalogus opnemen. Momenteel is dit risico in de arbocatalogi van slechts 30 van de 133 branches opgenomen.
De stand der techniek is voor vele werksituaties uitgezocht in het project arboconvenanten van enkele jaren geleden. Wederom in belangrijke mate met financiering van SZW. Deze stand der techniek en wetenschap is vervolgens in een aantal arbocatalogi opgenomen en wordt geïmplementeerd in bedrijven.
Indien voor branches de stand der techniek niet is opgenomen in de arbocatalogus dan wel anderszins bekend is zoals in praktijkrichtlijnen, stelt de Arbeidsinspectie deze vast. Bij de jaarlijks uit te voeren inspectieprojecten wordt de opvatting van de stand van de techniek door de Arbeidsinspectie gecommuniceerd met de betreffende branches.
Bent u van mening dat het feit dat, nu slechts zo’n 40% van de werknemers in Nederland werkt onder dekking van een arbocatalogus, bijdraagt aan het verontrustende aantal sterftegevallen door werk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om de dekkingsgraad van arbocatalogi te vergroten?
Per 1 januari 2010 viel ongeveer 50% van de werknemers onder de dekking van een arbocatalogus. Overigens is dat niet de enige manier om te werken aan goede arbeidsomstandigheden, ieder bedrijf kan zelf maatregelen nemen om te zorgen dat de werknemers goed beschermd zijn. Een arbocatalogus opstellen voor de branche mag maar is niet verplicht en levert duidelijkheid op voor de onder de betreffende branche vallende bedrijven. Tevens gebruikt de Arbeidsinspectie de marginaal getoetste arbocatalogi als referentiekader bij de handhaving.
Desalniettemin ondersteun ik de werkzaamheden van de Commissie Begeleiding Arbocatalogi (CBA) nog dit jaar, dus een jaar langer dan in eerste instantie werd voorzien. De werkzaamheden van de CBA bestaan dit jaar uit het bevorderen van een groter aantal arbocatalogi evenals het bevorderen van een grotere inhoud van de arbocatalogus: meer risico’s in de catalogus. Ook gaat de CBA trachten te bevorderen dat de arbocatalogi die door branches zijn opgesteld ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd in de bedrijven.
Ik heb voor het lopende jaar nog een subsidieregeling ingesteld voor de implementatie van arbocatalogi waarvoor branches met een positief getoetste arbocatalogus nog € 10.000,– kunnen ontvangen. Branches die nog geen subsidie ontvingen uit de Subsidieregeling Stimulering Totstandkoming Arbocatalogi kunnen zelfs € 20.000,– ontvangen, dit om wederom een stimulans tot het opstellen van een arbocatalogus te geven.
Bent u het eens met de conclusie dat bedrijfsartsen slecht registreren? Bent u van plan de registratie van werkgerelateerde sterfgevallen te verbeteren? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Er is in Nederland helaas sprake van een behoorlijke onderregistratie door bedrijfsartsen. Ook in andere Europese landen is sprake van een onderregistratie. Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) wordt door mij gefinancierd om de registratie en melding van beroepsziekten te bevorderen en is daar ook zeer actief in. Zo zijn bijvoorbeeld bedrijfsartsen geschoold op dit vlak, wordt het meldingsproces vereenvoudigd en worden peilstations opgericht. In peilstations werken op vrijwillige basis bedrijfsartsen en specialisten samen in een gecontroleerde omgeving, waardoor een representatiever beeld ontstaat van een bepaalde beroepsziekte.
Het registreren van sterfgevallen acht ik een onbegaanbare weg. De praktijk leert dat op individueel niveau in het merendeel van de gevallen niet is vast te stellen of de sterfte beroepsgerelateerd is.
Is het waar dat de kans op een bedrijfsbezoek van de Arbeidsinspectie in theorie eens op de dertig jaar is? Deelt u de mening dat dit veel te laag is en dat de handhaving op arbeidsomstandigheden daarmee ernstig in gebreke is?
In theorie is dat juist. Er zijn ruim 600 duizend bedrijfsvestigingen (exclusief zelfstandigen) in Nederland en er worden ruim 20 duizend actieve inspecties per jaar uitgevoerd (daarnaast nog 3 tot 4 duizend reactieve onderzoeken). Theoretisch is er dan de kans dat een bedrijfsvestiging eenmaal in de dertig jaar door een inspecteur wordt bezocht.
De werkelijkheid is genuanceerder. Op grond van de beleidsuitgangspunten van «Het nieuwe inspecteren» controleert de Arbeidsinspectie selectief en treedt zij hard op waar dat moet en zacht waar dat kan. Dat betekent dat de Arbeidsinspectie zich voornamelijk richt op sectoren en bedrijven waar sprake is van hoge risico’s en lage naleving. Daarmee kan niet gezegd worden dat de handhaving ernstig in gebreke blijft.
Is het zo dat Arbeidsinspecteurs door grote hoeveelheden papierwerk in sommige gevallen afzien van het uitschrijven van boetes? Zo ja, wat is uw reactie daarop?
Nee, dat is niet het geval. Indien er sprake is van een ernstige overtreding van de wettelijke voorschriften, schrijft een inspecteur een boeterapport.
Bent u bereid op zeer korte termijn, doch in ieder geval vóór aanvang van het algemeen overleg Arbeidsomstandigheden op 12 mei a.s., een reactie op dit rapport naar de Kamer te zenden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Mijn reactie op dit rapport is verwerkt in de beantwoording van deze Kamervragen.
Bent u bereid bij ontbreken van catalogi vóór 1 januari 2011 dat als afzonderlijke sanctiegrond op te nemen in de Arbowet?
Zoals reeds eerder is gesteld bij vraag 3 is het uitgangspunt bij de herziene Arbeidsomstandighedenwet van 2007 dat de verantwoordelijkheid voor een goed arbeidsomstandighedenbeleid meer bij werkgevers en werknemers is komen te liggen. De arbocatalogus is daarbij als een goed hulpmiddel aangegeven.
Ik zie geen grond om het bezit van een arbocatalogus op te nemen in de Arbowetgeving. In de Arbowetgeving is reeds opgenomen dat een risico-inventarisatie en -evaluatie benodigd is om risico’s in te kunnen schatten en maatregelen te treffen. Dit is voldoende grond voor de handhaving om grip te hebben op een goed arbeidsomstandighedenbeleid in een bedrijf.
De arbeidsomstandigheden van de plukkers van de tomaten van Ahold |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Plukkers VS: Ahold koopt met slavernij besmette tomaten»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de beschuldigingen van de arbeidersorganisatie over wat zij noemen «moderne slavernij in de agrarische sector»? Kunt u aangeven of deze beschuldigingen op waarheid berusten?
Deze kwestie verdient een adequate reactie van Ahold. Afhankelijk van deze reactie kan de Nederlandse stichting Okia het Coalition Immokalee Worker’s (CIW) adviseren een klacht in te dienen bij de Amerikaanse rechter of melding te doen bij het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen in de Verenigde Staten. Uitgangspunt van de OESO is namelijk dat het NCP van het land waar de vermeende «misdraging» heeft plaatsgevonden de zaak behandelt.
Is het waar dat dochteronderdelen van Ahold tomaten afnemen van producenten die al eerder zijn veroordeeld voor het uitbuiten van werknemers? Zo nee, op welke gegevens baseert u dit?
Als het inderdaad zo is dat deze leveranciers al door de Amerikaanse rechter zijn veroordeeld, dan is het de verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten om te handhaven.
Is het mogelijk dat de tomaten die bij deze producenten afgenomen zijn ook in Nederland te koop zijn? Zo nee, waar baseert u dat op?
De export van tomaten uit de Verenigde Staten naar Nederland is gering, wel is er enige export van verwerkte tomaten. In 2008 werd voor 6,1 miljoen dollar uitgevoerd naar Nederland waarvan 5,4 miljoen dollar aan verwerkte tomaten (Bron: UN/Comtrade). Het is daarom onwaarschijnlijk dat er tomaten van de betreffende tomatenkwekers in Nederland te koop zijn.
Is het waar dat in Amerika veel tomatenplukkers werken tegen hongerlonen, geen betaling krijgen voor overuren, geen recht op organisatie hebben en geen toeslagen uitgekeerd krijgen? Zo nee, op welke gegevens baseert u dat? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat een deel van de verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden bij de afnemer van de producten ligt? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Ketenverantwoordelijkheid betekent dat elk bedrijf in de keten een bepaalde verantwoordelijkheid draagt voor de sociale (arbeids)omstandigheden waarin het product wordt vervaardigd. Het is niet gemakkelijk om, los van de concrete omstandigheden van een bedrijf, een eenduidig antwoord te geven op de vraag tot hoe ver de invloed en maatschappelijke verantwoordelijkheid van een bedrijf reiken. Ook de SER geeft in zijn laatste advies geen exact antwoord op deze vraag. Van een bedrijf mag niettemin worden verwacht dat het de invloed die het heeft ook ruimhartig aanwendt om verantwoordelijkheid te nemen in de keten. Verschillende elementen spelen mee bij het vaststellen van de mogelijkheden hiervoor waaronder de machtsverhoudingen, complexiteit, lengte en transparantie van de productieketen. Het NCP kan bepalen in hoeverre een bedrijf haar ketenverantwoordelijkheid (niet) genomen heeft. Versterking van de capaciteit van NCP's en betrokkenheid van het business and human rights framework van VN Speciaal Vertegenwoordiger John Ruggie zijn onderdeel van de Nederlandse inzet tijdens aanstaande revisie van de OESO-richtlijnen, met als doel de bescherming van mensenrechten te verbeteren.
Deelt u de mening van de Coalition Immokalee Workers dat de tomaten van Ahold besmet zijn door slavernij?
Zie antwoord op vraag 2.
Bent u bereid naar aanleiding van deze misstanden Ahold aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid jegens de arbeidsomstandigheden bij zijn leveranciers? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Ahold heeft aangegeven deze kwestie serieus te nemen en een onderzoek te zijn begonnen. Ook heeft Ahold de Coalition Immokalee Workers uitgenodigd voor een gesprek.