Het tekort aan materieel voor de missie in Mali |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Waarom moest de Kamer uit de krant vernemen over het materieeltekort bij de uitzending van nieuwe militairen voor de Koendersmissie?1 2
Er is sprake van een vertraagde levering van materieel. De taken van de Special Operations Land Task Group (SOLTG) in MINUSMA zijn eind december 2016 overgenomen door de Long Range Reconnaissance Patrol Task Group. Deze eenheid is groter dan de SOLTG en heeft een andere samenstelling en uitrusting. De benodigde uitrusting en het materieel voor de taakuitvoering van de eenheid zijn inmiddels in het operatiegebied aanwezig.
Was het materieeltekort begin december al bij u bekend, toen de Luchtmobiele Brigade de taken van de commando’s overnam? Zo nee, wanneer dan wel?
Zie antwoord vraag 1.
Schaamt u zich niet voor het feit dat een NAVO-leger kennelijk niet beschikt over voldoende basisgereedschap zoals nachtkijkers, jammers en scherfvesten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het weer op orde brengen van de krijgsmacht de hoogste prioriteit moet krijgen ver boven hulpmissies als de Koendersmissie?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u alsnog bereid de Koendersmissie te beëindigen en de Nederlandse militairen zo spoedig mogelijk naar huis te sturen?
Het kabinet heeft op 7 oktober jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 327) besloten om de bijdrage aan MINUSMA met een jaar te verlengen tot eind 2017.
De slag om Chora |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de documentaire «Onze missie in Afghanistan, de slag om Chora», waarin ooggetuigen melden dat veel burgers zijn omgekomen door het Nederlandse militaire optreden in juni 2007 in Afghanistan?1
Ja.
Acht u deze getuigenissen aanleiding om het officiële standpunt over het aantal burgerdoden als gevolg van het Nederlandse optreden bij Chora bij te stellen dan wel er nader onderzoek naar te doen?2 Zo nee, waarom niet?
Nee. Er zijn reeds diverse onderzoeken uitgevoerd na de slag om Chora. Het gaat om de volgende:
Is het waar dat Australië tegenstander was van de inzet van artillerie en er niet aan meegewerkt heeft? Zo ja, waarom was dat? Hadden de Australiërs een andere opvatting over de legitimiteit van de inzet van dit wapen?
De Australiërs hebben bij de Nederlandse commandant van Task Force Uruzgan (TFU) geen bezwaar gemaakt tegen de inzet van (zware) artillerie tijdens de gevechten rondom Chora in juni 2007. De Australische militairen hebben zich destijds beperkt tot ondersteunende taken. Dankzij deze Australische ondersteuning konden Nederlandse militairen worden vrijgemaakt voor de operatie.
Is het waar dat Australië gewaarschuwd heeft voor de mogelijke aanwezigheid van burgers in het gebied dat met artillerie werd beschoten? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
De Nederlandse TFU-commandant, zijn staf en zijn (Nederlandse en Australische) ondercommandanten waren op de hoogte van de aanwezigheid van burgers in het doelengebied. Zij hebben de aanwezigheid van burgers zorgvuldig meegewogen alvorens tot de inzet van artillerie te besluiten. Voor aanvang van de beschietingen is de bevolking op verschillende manieren gewaarschuwd. Op afstand is gevolgd of de bevolking gehoor gaf aan de oproepen om het doelengebied te verlaten.
Is het waar dat een onderzoek van de International Security Asistance Force (ISAF) heeft vastgesteld dat een deel van de inzet van artillerie niet in overeenstemming met het oorlogsrecht zou zijn geweest omdat daarbij onvoldoende onderscheid zou zijn gemaakt tussen militaire doelen en civiele objecten? Zo nee, wat is er dan geconcludeerd?
Zoals de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op 7 november 2007 in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Peters (GroenLinks) hebben gemeld (Vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 612), stelde het rapport van COMISAF dat de inzet van artillerie gedurende ongeveer twee uur in de nacht van 16 op 17 juni, zonder volledige waarneming op het doelengebied, niet in overeenstemming met het oorlogsrecht zou zijn geweest, omdat daarbij onvoldoende onderscheid zou zijn gemaakt tussen militaire en civiele objecten. Op grond van de analyse van de juridisch adviseur van de Navo onderschreven SACEUR en de Secretaris-generaal van de Navo de conclusie van COMISAF echter niet. Volgens hen ondersteunde de feitelijke informatie in het rapport van COMISAF niet de conclusie dat het handelen van de Commandant van de TFU zou indruisen tegen het oorlogsrecht. Het rapport bevatte volgens hen geen aanwijzingen dat de Commandant van de TFU onjuist zou hebben gehandeld. Het rapport van COMISAF en de reactie van SACEUR en de Secretaris-generaal van de Navo hierop bevatten operationeel gevoelige informatie. Zij zijn derhalve gerubriceerd en worden niet openbaar gemaakt.
Klopt het dat een later NAVO-rapport een andere, tegengestelde conclusie heeft getrokken? Op basis waarvan is tot een andere conclusie gekomen? Kunt u dit rapport, desnoods vertrouwelijk, met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De bescherming van Nederlandse militairen tegen jihaddrones in Irak |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat er in Irak een aanslag is gepleegd op Franse militairen en Peshmerga-strijders met behulp van een met explosieven beladen drone?1
Ja.
Heeft deze droneaanval plaatsgevonden nabij één van de locaties waar de Nederlandse militairen in Irak zich ophouden?
De droneaanval is waarschijnlijk uitgevoerd op ongeveer 15 tot 20 kilometer van een locatie waar ook Nederlandse militairen aanwezig zijn.
Welke risico’s lopen de Nederlandse militairen om ook aangevallen te worden door jihaddrones? Zijn de militairen op dit gevaar gewezen?
Zodra Nederlandse militairen in Irak zich aan het front en enkele kilometers daarachter bevinden, lopen ze het risico van een aanval met een UAV die is voorzien van een explosieve lading die kan worden afgeworpen. Het is ook mogelijk dat de UAV in zijn geheel explodeert. De Nederlandse militairen verzorgen de huidige trainingen in Erbil en Bagdad op veilige afstand van het front. Defensie besteedt in de voorbereiding op een uitzending aandacht aan alle gevaren waaraan personeel kan worden blootgesteld, dus ook aan het gevaar van drones.
Op welke wijze worden de Nederlandse militairen in Irak, maar ook elders op missie, beschermd tegen dergelijke drone-aanvallen? Over welke capaciteit beschikt u om deze drones te detecteren en uit te schakelen? Op welke termijn kunt u die capaciteit inzetten in Irak?
Defensie bereidt haar personeel voor op droneaanvallen. In verband met de veiligheid worden hierover verder geen mededelingen gedaan. De dreiging van offensieve drones en kleine UAV’s is relatief nieuw en ontwikkelt zich snel, zowel in missies als in Nederland. Defensie beschikt over een beperkte capaciteit om drones te detecteren en heeft een uitbreiding daarvan gepland in 2023. Defensie heeft thans wapens in gebruik die niet specifiek zijn bestemd voor het uitschakelen van drones, maar daarvoor wel kunnen worden gebruikt. Defensie neemt deel aan diverse technologieontwikkelingsprojecten om de afweer tegen drones verder te verbeteren. Vooralsnog kan in Irak de dreiging van drones grotendeels worden ondervangen met de bestaande procedures en middelen.
Hoe beoordeelt u de analyse dat islamitische terreurgroepen als Islamitische Staat, Al-Qaeda en Hezbollah in toenemende mate met explosieven beladen drones inzetten om dood, verderf en paniek te zaaien?2
Het aantal meldingen van het gebruik van UAV’s met een explosieve lading in Syrië en Irak door voornamelijk ISIS neemt toe. Het militaire effect is tot op heden zeer beperkt.
Waarom heeft u onlangs besloten de aanschaf van drone-detectiecapaciteit opnieuw uit te stellen?3
De dreiging van offensieve drones en kleine UAV’s is relatief nieuw en ontwikkelt zich snel. Daarom is besloten de capaciteit om kleine UAV’s te detecteren op te nemen in het project «Counter Rockets, Artillery and Mortars(C-RAM) en Class 1 UAV-detectiecapaciteit». Niet alle behoeften kunnen tegelijkertijd worden geaccommodeerd. Daarom wordt het project «C-RAM en Class 1 UAV-detectiecapaciteit» met één jaar vertraagd.
Bent u bereid om de aanschaf van drone-detectiecapaciteit juist te versnellen zodat onze militairen ook tegen hedendaagse gevaren beschermd kunnen worden?
Zie de antwoorden 3, 4 en 6.
Het uitblijven van luchtsteun in Srebrenica |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Nederland wist niet van einde luchtaanvallen op Servische doelen»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in mei 1995 afspraken om de bombardementen op Servische doelen op te schorten? Indien neen, kunt u aangeven wat u bekend is over (eventueel) gemaakte afspraken om geen luchtaanvallen meer uit te voeren?
Op verzoek van het kabinet heeft het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies een verkenning uitgevoerd naar onder andere internationale politieke besluitvorming over het verlenen van luchtsteun (air strikesdan wel close air support)aan UNPROFOR, waaronder Dutchbat, voorafgaand en tijdens de val van de enclave Srebrenica, en in het bijzonder mogelijke afspraken hierover van eind mei 1995 tussen Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Het NIOD-rapport en de kabinetsreactie daarop heeft de Kamer op 18 november 2016 ontvangen (Kamerstuk 26 122, nr. 45). Het NIOD concludeert in zijn rapport dat de verkenning geen bewijzen of aanwijzingen heeft opgeleverd voor het bestaan van voor Nederland geheime internationale politieke besluitvorming over het verlenen van dergelijke luchtsteun.
Is het waar dat de genoemde afspraak niet is gecommuniceerd met Nederland? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Indien ja, hoe is dit mogelijk?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met documenten van genoemde landen waarin het besluit om de bombardementen op Servische doelen op te schorten wordt genoemd? Indien neen, bent u bereid inzage in dergelijke documenten te vragen aan uw collega’s in Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten en de Kamer hierover te informeren?
Ja, het kabinet is bekend met in 2013 vrijgegeven Amerikaanse documenten van de William J. Clinton Presidential Library in Little Rock, Arkansas, die in de publiciteit zijn genoemd. Naar aanleiding van deze publiciteit heeft de Minister van Defensie in de zomer van 2015 bij Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten navraag laten doen of over genoemde kwesties meer informatie beschikbaar was. Tevens heeft het kabinet opdracht gegeven aan het NIOD om een verkenning uit te voeren naar de besproken onderwerpen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aan de bondgenoten verzocht om de gevraagde informatie ook aan het NIOD ter beschikking te stellen. Het NIOD heeft de in 2013 vrijgegeven Amerikaanse documenten betrokken bij de verkenning die de Kamer, met een kabinetsreactie, op 18 november 2016 heeft ontvangen.
Zoals uiteengezet in deze kabinetsreactie zijn landen in de regel terughoudend met het vrijgeven van gevoelige informatie, zeker als het gaat om informatie over internationaal beleid of van inlichtingendiensten. Het NIOD verwacht dat informatie die nu onder geheimhouding valt, niet op korte termijn wordt vrijgegeven. Het kabinet deelt deze verwachting en acht het daarom niet zinvol bondgenoten nu nogmaals te verzoeken om vrijgave van informatie. Overigens heeft het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals vermeld in de NIOD-verkenning, nog een verzoek om vrijgave van documenten in behandeling.
De EU maritieme missie, EU NAVFOR MED |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Is het waar dat de EU of afzonderlijke EU-landen een VN-Veiligheidsraadsresolutie onder hoofdstuk 7 proberen te realiseren voor de op de vluchtelingenproblematiek vanuit Libië gerichte EU-missie, EU NAVFOR MED? Indien nee, om wat voor type VN-resolutie gaat het hier dan?
De Europese Unie en de Europese landen die deel uitmaken van de Veiligheidsraad werken in New York aan het verkrijgen van een VN-mandaat voor de Europese missie voor de ontwrichting van de netwerken van mensensmokkelaars in en rond de Middellandse Zee. Op dit moment ligt de bespreking daarvan in New York stil, in afwachting van de uitkomst van voortgaande gesprekken tussen de EU Hoge Vertegenwoordiger, mw. Mogherini, en de Libische regering in Toebroek over medewerking aan de EU missie. Vanwege het vertrouwelijke karakter van de besprekingen in New York kan een conceptversie niet worden gedeeld.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot deze VN-resolutie? Is er reeds een conceptversie in omloop? Indien ja, kan deze, al dan niet vertrouwelijk, naar de Kamer worden gestuurd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toelichten op welke wijze de vluchtelingenproblematiek vanuit Libië gezien kan worden als een bedreiging of schending van de vrede dan wel als een daad van agressie, zoals hoofdstuk 7 van het VN-Handvest stelt?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Een oordeel of er sprake is van een bedreiging van de vrede in de zin van artikel 39 van het VN Handvest is aan de VN Veiligheidsraad. Een dergelijk oordeel is nodig wil de VN Veiligheidsraad een bindende resolutie onder hoofdstuk 7 van het Handvest aan kunnen nemen die gebruik van geweld toestaat.
De VN Veiligheidsraad heeft eerder resoluties aangenomen onder hoofdstuk 7 van het VN Handvest naar aanleiding van conflicten waarbij grote stromen ontheemden en asielzoekers op gang kwamen, en die de stabiliteit en veiligheid van een land of een regio dreigden te ondermijnen of te verergeren. Dit betrof onder andere de situatie in Irak en in Haïti.
De mensensmokkel en -handel via het territorium van Libië en de Middellandse Zee leidt tot schrijnende situaties langs de migratieroutes naar en in Libië en op zee. Mensensmokkel is een lucratieve inkomensbron voor criminele netwerken. De situatie brengt veiligheidsrisico’s met zich mee voor Libië en de bredere regio en vormt daarmee naar het oordeel van de lidstaten van de Europese Unie een bedreiging van de internationale veiligheid die moet worden aangepakt.
Is het eerder voorgekomen dat de VN-Veiligheidsraad een resolutie onder hoofdstuk 7 aannam naar aanleiding van een bedreiging of schending van de vrede dan wel als een daad van agressie voortkomende uit migratieproblematiek?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de houding van de Libische autoriteiten met betrekking tot op de vluchtelingenproblematiek vanuit Libië gerichte EU-missie, met name waar het optreden van de EU in Libië of de territoriale wateren van het land betreft?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 is de Hoge Vertegenwoordiger van de EU in gesprek met de Libische autoriteiten in Toebroek over medewerking aan de EU-missie. De Libische regering heeft eerder aangegeven een EU missie in de Libische territoriale zee vooralsnog niet wenselijk te achten. Ook de vertegenwoordigers van het General National Congress (GNC) in Tripoli hebben aangegeven bezorgd te zijn over een eventuele missie.
Is het waar dat de erkende regering van Libië de facto geen zeggenschap heeft over grote delen van het land waar militairen van de EU-missie mogelijk op zullen treden? Welke (mogelijke) gevolgen kan dit voor de missie hebben?
De Libische regering in Beida/Toebroek heeft op dit moment in het westelijk deel van Libië geen feitelijke zeggenschap. Voor het beperken van de veiligheidsrisico’s bij een eventueel EU-optreden voor of op de kust zal ook samenwerking met de lokale autoriteiten van belang zijn. De mogelijkheden worden daarnaast beïnvloed door de actuele veiligheidssituatie.
Het bericht Patriot-eenheid ‘uitgewoond’ terug uit Turkije |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Patriot-eenheid uitgewoond terug uit Turkije»?1
Ja.
Klopt het dat er veel achterstallig onderhoud is en de lanceerinstallaties zelfs «volledig uitgewoond» zijn? Zijn de problemen nog groter dan de schaarste aan componenten en reservedelen, alsmede de risico’s op langdurige systeemuitval waar u eerder gewag van maakte?2
Omdat het benodigde onderhoud tijdens de twee jaar durende missie slechts gedeeltelijk kon worden uitgevoerd, is er nu sprake van achterstallig onderhoud. Hierover is de Kamer reeds geïnformeerd in de reactie van het kabinet op de inbreng voor een schriftelijk overleg over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 138).
Klopt het dat het groot onderhoud en het updaten van de systemen «zeker een jaar gaat duren»? Wat is de oorzaak hiervan?
Zoals eerder is gemeld in de reactie van het kabinet op de inbreng voor een schriftelijk overleg over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 138), was het de bedoeling om in 2014 in Nederland groot onderhoud uit te voeren door de Patriot-systemen te rouleren. Hierbij zou het onderhoud in Nederland plaatsvinden, waarna het systeem gewisseld zou worden met een systeem in het inzetgebied. Vanwege defecte onderdelen en problemen met reserveonderdelen kon er echter pas veel later worden gerouleerd dan was gepland.
Het is juist dat het groot onderhoud en de modificatie van de systemen nog zeker een jaar zullen duren. Deze werkzaamheden duren enkele maanden per Patriot-systeem en met de huidige capaciteit op het gebied van onderhoudspersoneel en infrastructuur kan er maar aan één systeem tegelijk worden gewerkt.
Hoe verhoudt deze berichtgeving zich tot uw eerdere voornemen3 om het groot onderhoud aan de Patriots in 2014 in Turkije te laten plaatsvinden zonder dat dit ten koste zou gaan van de operationele inzet?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre heeft u de problemen met de Patriots voldoende zien aankomen en daarop geanticipeerd?
Na het besluit tot verlenging van de missie is direct een begin gemaakt met het omwisselen van onderdelen van de in Turkije geplaatste Patriot-systemen met onderdelen uit Nederland (radar, generatoren en commandocentrales), om in Nederland het benodigde onderhoud op deze onderdelen te kunnen plegen. Zoals reeds vermeld, was het daarnaast de bedoeling om in 2014 in Nederland groot onderhoud uit te voeren door de systemen te rouleren. Vanwege defecte onderdelen en het gebrek aan de juiste reserveonderdelen kon er echter pas veel later worden gerouleerd dan was gepland.
Bent u tijdig genoeg overgegaan tot verwerving van reservedelen, waarvan bekend is dat de productie wegens de complexiteit van het bouwproces niet worden opgeschroefd?
Voor de instandhouding van het Patriot-systeem zijn diverse onderhouds- en bevoorradingscontracten gesloten. Het is bekend dat een aantal reservedelen een lange levertijd kennen en beperkt te verkrijgen zijn. Deze situatie geldt echter niet alleen voor Nederland, maar is van toepassing voor alle (internationale) gebruikers van Patriot-systemen. Hiervoor wordt voortdurend in internationaal verband naar oplossingen gezocht. Daarnaast heeft Nederland een overeenkomst met het Navo Support Agency over het leveren van reservedelen die daar op voorraad zijn. Tevens is de Verenigde Staten gevraagd om de levering van reservedelen met een hogere prioriteit te behandelen. Dit verzoek is gehonoreerd.
Kunt u aangeven hoe lang de Patriots niet inzetbaar zullen zijn? Welke gevolgen heeft dit voor de beschikbaarheid van deze schaarse nichecapaciteit binnen de NAVO?
Zoals vermeld in het antwoord op de vragen 3 en 4 zullen de Patriot-systemen na terugkeer uit Turkije vanwege onderhoud en modificaties ongeveer een jaar niet operationeel inzetbaar zijn. Voorts moet het personeel van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) weer worden getraind in andere taken dan die in Turkije zijn uitgevoerd.
Zoals eerder gemeld in de reactie van het kabinet op de inbreng voor een schriftelijk overleg over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 138), en zoals ook is verwoord in de nota «In het belang van Nederland», moeten bondgenoten de lasten en de risico’s verdelen, in het bijzonder als het om nichecapaciteiten gaat. Als voortzetting van de inzet wenselijk is nadat de Nederlandse bijdrage de maximale inzetduur heeft bereikt, ligt het voor de hand dat een andere bondgenoot de plaats van Nederland inneemt. Zo neemt Spanje in Adana het stokje over van Nederland.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat ook het personeel «uitgewoond» is, en dat schaarse specialisten te vaak en te lang moesten worden uitgezonden?
Van het personeel dat betrokken was bij de Patriot-missie in Turkije is veel gevraagd. Velen zijn vaak uitgezonden geweest en zijn daar op een professionele en loyale wijze mee omgegaan. Om de belasting voor de betrokken militairen en hun thuisfront zoveel mogelijk te beperken, heeft Defensie de aanvullende personeelszorgmaatregelen genomen die zijn aangekondigd in de kamerbrief «Uitzendbescherming Patriot-missie Turkije» van 30 oktober 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 141).
Eén medewerker is in totaal 419 dagen uitgezonden geweest. Voor bepaalde categorieën personeel gold dat er zeer weinig functionarissen beschikbaar waren die over de juiste opleiding en training beschikten. Om deze reden hebben militairen in 2013 en 2014 meer dan eens moeten deelnemen. Hun uitzendbescherming is om die reden opgeschort tot 2015, zoals ook is vermeld in de brief «Uitzendbescherming Patriot-missie Turkije» van 30 oktober 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 141). Om het personeel van het DGLC te ontlasten, zijn voormalige medewerkers van grondgebonden luchtverdedigingseenheden ingezet en is ook personeel van een andere eenheid van het DGLC in de Verenigde Staten opgeleid om de Patriot-missie in Turkije te kunnen ondersteunen.
Klopt het dat sommige specialisten in twee jaar tijd in totaal dertien maanden ingezet zijn, één zelfs met een record van 421 dagen? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw toezeggingen aan de Kamer in relatie tot het niet nakomen van de afspraken over de uitzendbescherming?4 Zijn er ondanks de door u genomen maatregelen om de te hoge uitzenddruk te beperken toch militairen te vaak uitgezonden geweest dan op basis van deze maatregelen de bedoeling was?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u in het licht van al deze grote problemen nog steeds niet bereid een vierde Patriot-batterij opnieuw op te richten? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 33 763, 59) heb ik laten weten welke aanpak het kabinet hanteert bij de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 000, nr. 23) er het noodzakelijke ambitieniveau van de krijgsmacht in de komende jaren en de versterking van de slagkracht van de krijgsmacht. Het kabinet zal het parlement uiterlijk in mei of juni – of zoveel eerder als mogelijk – op de hoogte stellen van de uitkomsten van zijn beraadslagingen, opdat hierover vóór het zomerreces met de Tweede Kamer kan worden gesproken.
Bent u tenminste bereid de dringend noodzakelijke verbetering van het voortzettingsvermogen van de Patriots te betrekken bij de uitvoering van de motie Van der Staaij c.s.?5 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Amerikaanse militaire activiteiten in Mali |
|
Jasper van Dijk |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het artikel «U.S. Trains African Commandos to Fight Terrorism»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van het artikel. In het artikel wordt gerefereerd aan geheime militaire trainingsmissies die de VS uitvoeren. Het kabinet beschikt niet over informatie dienaangaande.
In algemene zin geldt dat het opleiden van militaire eenheden die zijn belast met het bestrijden van terrorisme deel kan uitmaken van technische assistentie. Nederland legt op het gebied van terrorismebestrijding vooral het accent op het versterken van de capaciteiten van politie en justitie ten behoeve van het bestrijden van terrorisme en het tegengaan van radicalisering.
MINUSMA richt zich op het politieke proces en het herstel van de veiligheid en de stabiliteit in Mali. Centrale doelstellingen zijn de stabilisering van belangrijke bevolkingscentra, steun voor het herstel van het staatsgezag in heel Mali, bemiddeling bij politieke dialoog en verzoening, steun bij de organisatie van verkiezingen, en bescherming van burgers en steun bij humanitaire hulp. De missie houdt zich niet bezig met het trainen van speciale eenheden van de Malinese strijdkrachten. Het huidige militaire operatieplan van de missie (CONOPS) sluit terrorismebestrijding nadrukkelijk uit. EUTM Mali, de militaire trainingsmissie van de EU in Mali, traint reguliere eenheden van de Malinese strijdkrachten in vaardigheden (onder andere schietvaardigheid en gevechtstechnieken) en kennis en gedrag (onder andere over gender based violence). Activiteiten op het gebied van terrorismebestrijding behoren niet tot het mandaat van EUTM Mali.
Is het waar dat de Verenigde Staten een speciale eenheid van Malinese commando’s gaan opleiden? Zo ja, bent u hiervan op de hoogte? Hoe verhoudt deze training zich tot de VN-stabilisatiemissie in Mali (MINUSMA) en de EU-trainingsmissie in Mali (EUTM)?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de zorgen over het gevaar van een speciale eenheid die samen gaat werken met jihadistische milities (zoals in Libië gebeurde) en in feite het civiele bestuur ondermijnt? Welke garanties zijn er dat zulke eenheden zich niet inlaten met mensenrechtenschendingen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de VS steun leverden aan Franse commando’s in de strijd tegen islamitische extremisten? Waaruit bestond deze steun?
Over dergelijke activiteiten van andere landen doet het kabinet geen uitspraken.
Is het waar dat de VS 70 miljoen dollar uitgeven aan een antiterrorisme programma in landen als Niger, Mauritanië en Mali?
De Verenigde Staten werken regionaal aan capaciteitsopbouw voor terrorismebestrijding via het Trans Sahara Counterterrorism Partnership(TSCTP). Dit gebeurt met Burkina Faso, Mali, Mauritanië (bijvoorbeeld grensbewaking), Niger, Nigeria, Senegal, Tsjaad en de Maghreb-landen.
Het kabinet beschikt niet over informatie over de specifieke omvang van de bilaterale antiterrorismeprogramma’s van de Verenigde Staten. Wel heeft president Obama onlangs een Counter-Terrorism Partnerships Fund van USD 5 miljard aangekondigd. Na goedkeuring van het Congres zal dit budget mogelijk ook worden ingezet ten behoeve van contraterrorisme-activiteiten in genoemde landen.
Voeren Amerikaanse eenheden momenteel operaties uit in Mali? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Worden Amerikaanse drones ingezet op Malinees grondgebied? Wordt dit gecoördineerd met de leiding van MINUSMA?
Zie antwoord vraag 4.
Neemt Amerikaans personeel deel aan de onder andere door Nederland bemensde All Source Information Fusion Unit (ASIFU)? Deelt u de mening dat Amerikaanse inlichtingenoperaties afgestemd moeten worden met de Nederlandse militaire leiding, gezien het feit dat dit de primaire taak is van de Nederlandse missie?
Er neemt geen Amerikaans inlichtingenpersoneel deel aan de ASIFU. De primaire taak van de Nederlandse bijdrage is MINUSMA te voorzien van inlichtingen. Nationale Amerikaanse inlichtingenoperaties maken geen deel uit van MINUSMA.
Welke andere plannen hebben de VS in Mali? Bent u het er mee eens dat de Kamer op de hoogte moet worden gehouden van dit soort activiteiten, omwille van een zorgvuldige meningsvorming over de Nederlandse deelname aan MINUSMA?
Het kabinet informeert de Kamer tweemaal per jaar over de voortgang van MINUSMA en de Nederlandse bijdrage daaraan. Alle informatie die het kabinet relevant acht in relatie tot MINUSMA en in het bijzonder de Nederlandse bijdrage daaraan wordt daarin meegenomen. Daarnaast zal het kabinet de Kamer zoals gebruikelijk tussentijds informeren als er bijzonderheden zijn. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Verlenging van het mandaat van VN-missie MINURSO (Missie van de VN voor het Referendum in de Westelijke Sahara) |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «UN peacekeeping force in Western Sahara must monitor human rights»?1
Ja.
Is het waar dat later deze maand in de VN-Veiligheidsraad wordt besloten over verlenging van de VN-missie MINURSO in de Westelijke Sahara? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Op 29 april jl. heeft de VN-Veiligheidsraad besloten het mandaat van MINURSO voor 1 jaar te verlengen.
Kunt u aangeven of u er voorstander van bent dat, anders dan nu de praktijk is, mensenrechtenmonitoring onderdeel gaat uitmaken van het mandaat van de VN-missie? Indien neen, waarom niet?
De mensenrechtensituatie in de Westelijke Sahara is nauw verweven met het conflict tussen Marokko en Frente Polisario in het gebied. Dat maakt monitoring een complexe en gevoelige zaak. Bij de verlenging van het MINURSO-mandaat vorig jaar is gebleken dat er in de VNVR geen draagvlak is voor het opnemen van monitoring in het mandaat. Tijdens die discussie is ook gebleken dat het aanzwengelen van een debat het vinden van een oplossing eerder hindert dan bevordert.
Bij de mandaatsverlenging dit jaar zijn voor het eerst wel drie paragrafen over mensenrechten in het algemeen toegevoegd. Deze benadrukken het belang van verbetering van de mensenrechtensituatie en stimuleren partijen verder te gaan in de bevordering en bescherming van mensenrechten in de Westelijke Sahara.
Bent u bereid om in uw contacten met collega’s van landen die momenteel in de VN-Veiligheidsraad zitten, te bepleiten dat monitoring van mensenrechten onderdeel van het VN-mandaat gaat uitmaken? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien monitoring van mensenrechten wederom geen onderdeel gaat uitmaken van de VN-missie, ziet u dan mogelijkheden om bilateraal of in EU-verband bij te dragen aan monitoring van mensenrechtenschendingen in de Westelijke Sahara? Kunt u uw antwoord toelichten?
Monitoring door de VN vindt de facto plaats door middel van haar speciale rapporteurs. Marokko heeft recent de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten uitgenodigd een bezoek aan Marokko af te leggen, waarbij haar stafleden ook de Westelijke Sahara zullen bezoeken. Daarnaast bezochten het afgelopen jaar verschillende Westerse diplomaten, parlementariërs en journalisten het gebied. Voorts vormen mensenrechten en de Westelijke Sahara onderdeel van de politieke dialoog tussen de EU en Marokko in het kader van het EU-Marokko Associatieakkoord. In de EU-verklaring voor de elfde Associatieraad die op 16 december 2013 plaatsvond, wijst de EU alle partijen op hun verantwoordelijkheid voor mensenrechten. De EU verwijst tevens naar de in de grondwet verankerde, en onlangs versterkte rol van de Marokkaanse Nationale Mensenrechtencommissie (CNDH) bij mensenrechtenmonitoring, waaronder in de Westelijke Sahara via haar commissies in Laayoune en Dakhla.
Kunt u aangeven hoe u zich er het afgelopen jaar voor heeft ingezet zodat de mensenrechtensituatie in het gebied de aandacht van de internationale gemeenschap blijft houden?2
Nederland blijft de kwestie Westelijke Sahara met verschillende Europese partners bespreken. Daarbij is gebleken dat, gezien de complexiteit en gevoeligheid van het conflict in de Westelijke Sahara, de EU lidstaten er de voorkeur aan blijven geven om deze kwestie binnen de reeds genoemde kaders te behandelen.
het bericht dat etnische segregatie plaatsvindt binnen een VN-kamp in Zuid-Soedan |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat etnische segregatie plaatsvindt binnen een VN-kamp in Zuid-Soedan?
De VN voert geen beleid van etnische segregatie. De VN faciliteert alleen gescheiden opvang van groepen indien deze daarom expliciet verzoeken. Hoewel de UNMISS-bases formeel geen ontheemdenkampen zijn, is daar momenteel de facto wel sprake van. Binnen dergelijke kampen organiseren mensen zich grotendeels zelf; er ontstaan sub-gemeenschappen, vaak langs etnische lijnen. In het artikel in de New York Times wordt verwezen naar een bord dat twee bevolkingsgroepen in verschillende richtingen wees op de UNMISS-basis nabij Bentiu. De plaatsing van het bord was niet geautoriseerd door de leiding van UNMISS en het bord is na korte tijd weggehaald.
In ogenschouw nemende dat achter het geweld in Zuid-Soedan oude etnische rivaliteiten tussen de Dinka en Nuer schuilgaan, hoe beoordeelt u de maatregel om deze groepen gescheiden op te vangen?
Het is helaas een realiteit dat etniciteit een rol speelt in het huidige conflict in Zuid-Sudan. Mensen zijn bang om slachtoffer te worden van geweld juist vanwege hun etnische achtergrond. Dit leidt tot wantrouwen tussen bevolkingsgroepen. In dit kader heeft het kabinet er begrip voor dat zij gescheiden opgevangen willen worden.
Bent u van mening dat het onwenselijk is als een organisatie als de VN tribale verschillen benadrukt? Zo nee, waarom niet?
Zowel het onnodig benadrukken als het negeren van etnische diversiteit acht het kabinet onwenselijk wanneer sprake is van conflict waarin etniciteit een rol speelt, zoals in Zuid-Sudan. UNMISS werkt nauw samen met leiders van gemeenschappen om onderlinge dialoog en verzoening te bevorderen. Dit gebeurt waar mogelijk ook op de VN-bases waar burgers worden opgevangen. Zo heeft UNMISS recentelijk een ondersteunende rol gespeeld bij de vorming van een multi-etnische vrouwengroep binnen het opvangkamp in Bor.
Zijn er in het verband van de VN-missie in Zuid-Soedan (UNMISS) Nederlandse militairen aanwezig op dit betreffende VN-kamp?
Nee.
Bent u voornemens om stappen te ondernemen naar aanleiding van dit bericht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke acties zal u gaan ondernemen?
Nee, de VN heeft zelf al de benodigde actie ondernomen.
Een eventuele bijdrage van Nederland aan de EU trainingsmissie in Mali |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over een eventuele bijdrage van Nederland aan de EU trainingsmissie in Mali (EUTM)?1 2
Ja.
Klopt het dat Nederland een concreet aanbod gedaan heeft voor een bijdrage aan EUTM op een «force generation» conferentie op 21 mei jl.?
Op 18 januari 2013 heeft de regering, overeenkomstig het Toetsingskader 2009, de Kamer gemeld de mogelijkheid en de wenselijkheid van een bijdrage aan de EU trainingsmissie in Mali (EUTM Mali) te zullen bezien (Kamerstuk 29 521, nr. 202). Dit betekende de aanvang van een onderzoek waarbij factoren zoals inhoudelijke gronden, politieke wenselijkheid, toegevoegde waarde, behoeften en beschikbare capaciteiten in beschouwing zijn genomen.
Het force generation proces maakt hiervan deel uit. Force generation is een dynamisch proces waarin duidelijk wordt welke behoeften er bestaan in een missie. Landen doen aanbiedingen onder politiek voorbehoud. In dit proces wordt bezien waar de ruimte ligt voor een Nederlandse bijdrage en hoe die zich verhoudt tot bijdragen van andere lidstaten. Het is een onderdeel van de interne plannings- en besluitvormingsprocedure van de EU, waarover in het algemeen geen inhoudelijke mededelingen worden gedaan. Een van de onderdelen van het force generation proces is de force generation conference. Tijdens deze conferentie melden de verschillende landen welke capaciteiten ze, onder politiek voorbehoud, kunnen aanbieden. De missiecommandant kan op basis hiervan de samenstelling en de vulling van zijn missie bepalen. Of een Nederlandse bijdrage kan worden geleverd en, zo ja in welke vorm, is afhankelijk van zijn afwegingen. Het force generation proces maakte derhalve deel uit van het onderzoek naar de wenselijkheid en de mogelijkheid van een Nederlandse bijdrage aan EUTM Mali, dat zijn beslag kreeg in een besluit van de Ministerraad.
Op de force generation conference van 21 mei heeft Nederland – onder politiek voorbehoud – een aantal trainers, staffunctionarissen, een beveiligingseenheid (force protection) en ondersteunend personeel aangeboden. Tijdens de force generation hebben de lidstaten in ruime mate capaciteiten aangeboden. Als gevolg daarvan was in een aantal gevallen sprake van een overaanbod. Dit gold ook voor de bijdrage die Nederland wilde leveren. Binnen de missie bleek momenteel geen behoefte te bestaan aan de bijdrage die Nederland onder politiek voorbehoud had aangeboden. Wel zal Nederland, net als Luxemburg, een functionaris plaatsen in de staf van het Belgische detachement. Deze informatie heeft de regering op 24 juni jl. in vervolg op de brief van 18 januari 2013 met de Kamer gedeeld.
Tijdens het force generation proces hebben de lidstaten onderzocht hoe de gestelde behoeften konden worden ingevuld. Iedere lidstaat onderzoekt de mogelijkheden tot het kunnen leveren van een bijdrage aan de missie en biedt deze ook zelfstandig aan. Hierbij bezien de lidstaten ook eventuele samenwerkingsvormen. België, Nederland en Luxemburg hebben de mogelijke samenwerkingsvormen onderzocht. Tijdens het AO RBZ op 23 mei was het force generation proces nog gaande en refereerde de minister van Buitenlandse Zaken aan het onderzoeken van de behoefte binnen de missie gedurende dit proces.
Naar verwachting beschikt de missie tot het einde van haar mandaat, 19 mei 2014, over voldoende trainers en force protection. In de EU wordt gesproken over een mogelijke verlenging van het mandaat van EUTM Mali. Als het kabinet in de toekomst opnieuw een Nederlandse bijdrage overweegt, wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Zo ja, waaruit bestond deze bijdrage? Klopt het dat het gaat om eenheden voor «force protection», alsmede trainers?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de minister van Buitenlandse Zaken in het algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken op 23 mei jl. gesteld dat de regering bereid is om een bijdrage te onderzoeken, terwijl er kennelijk daags daarvoor al een concreet aanbod door Nederland gedaan was?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is de Kamer over dit aanbod niet geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de EU graag zou zien dat Nederland samen met België en Luxemburg tot een inzet komt, maar dat het daar niet van gekomen is? Waarom niet, als dit idee bij het Belgische ministerie van Defensie bekend was?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft Nederland desondanks zelf een aanbod richting de EU gedaan, kennelijk niet overlegd met België, dat nu zonder Nederland force protection zal leveren?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u de kans ook groot dat het aanbod van Nederland nu afgeslagen wordt door de EU, onder meer door gebrekkige beheersing van de Franse taal door Nederlandse militairen? Is Frans de nieuwe voertaal van militaire missies van de EU?
Wij achten die kans niet groot. Frans is niet de nieuwe voertaal van militaire missies van de EU. De beheersing van de Franse taal staat los van het feit dat er momenteel geen behoefte is aan een Nederlandse bijdrage.
Dreigt Nederland, na eerder dit jaar al geen uitsluitsel te geven over een deelname aan EUTM door verdeeldheid tussen de VVD en de PvdA, nu opnieuw de boot te missen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er een plan was binnen het Commando Luchtstrijdkrachten om aan de missie bij te dragen met een medische evacuatie eenheid, maar dat deze helikoptercapaciteit niet in Brussel aangeboden is, terwijl daar juist behoefte aan is?
Bij de besluitvorming over de deelneming aan missies wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen enerzijds de gevraagde capaciteiten en anderzijds de beschikbare capaciteiten en de consequenties van mogelijke inzet. Op basis van deze afweging worden al dan niet Nederlandse capaciteiten aangeboden. Omdat geen enkele lidstaat helikopters heeft aangeboden voor medische evacuatie, zal deze capaciteit na 31 juli waarschijnlijk particulier worden ingehuurd.
Waarom is dit voorstel kennelijk niet verder gekomen dan het Nederlandse ministerie van Defensie? Heeft de minister van Defensie dit aanbod tegengehouden?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe verhoudt zich dit tot het verzoek van de PvdA-fractie in het algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei jl. om juist de medische evacuatiecapaciteit als bijdrage aan EUTM te overwegen? Waarom is hiermee kennelijk niets gedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat de EUTM de medische evacuatie capaciteit nu mogelijk aan een particulier bedrijf moet uitbesteden, omdat geen van de landen heeft aangeboden het te doen?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat de VVD mee wil doen in Mali, omdat anders de kans toeneemt van extra bezuinigingen op Defensie? Klopt het dat de minister van Defensie deze bezuinigingen niet wil?
Een besluit tot deelneming aan een missie berust op inhoudelijke gronden, zoals politieke wenselijkheid, toegevoegde waarde, behoeften en beschikbare capaciteiten. De minister van Buitenlandse Zaken deed zijn uitspraak in het licht van het feit dat veel EU-lidstaten een bijdrage willen leveren aan EUTM Mali. Er is geen verband tussen de deelneming aan missies en bezuinigingen.
Hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van de minister van Buitenlandse Zaken in het eerder genoemde algemeen overleg: «Het moet wel nuttig en nodig zijn. We moeten dit niet doen omdat we per se ook mee willen doen.»?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat deelname aan een missie om zo bezuinigingen op Defensie te voorkomen een verkeerde drijfveer is en dat extra bezuinigingen op Defensie sowieso onverantwoord zijn, ongedacht de deelname aan welke missie dan ook?
Zie antwoord vraag 14.
Dreigt Nederland nu opnieuw een diplomatieke zeperd op te lopen?
Nederland is en blijft een betrouwbare partner in het EU veiligheidsbeleid. Nederland draagt bij aan diverse GVDB-missies en is een belangrijke donor in Afrika op het gebied van ontwikkelingshulp en training en capaciteitsopbouw.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de heer I.A. over activiteiten die hij in Afghanistan voor Defensie zou hebben verricht?1
Ja.
Is het waar dat I.A. in Afghanistan betrokken was bij de levering van wapens aan Nederlandse militairen? Indien ja, waar waren deze wapens voor bestemd en waarom was hier een burger bij betrokken?
Over operationele zaken betreffende de MIVD kan ik in het openbaar geen mededelingen doen.
Is het waar dat I.A. recent een vergoeding van 500.000 euro is geboden maar dat dit aanbod maar voor beperkte duur van kracht was? Indien ja, waarom werd deze vergoeding geboden en waarom was het aanbod voor beperkte duur geldig?
Volledigheidshalve verwijs ik u naar mijn brief van 21 januari 2013, Kamerstukken 2012–2013, 33 400 X, nr. 48. Meer in het algemeen spreek ik me niet in het openbaar uit over details van operationele zaken van de MIVD en/of individuele gevallen.
Kent u het bericht dat de Franse president Hollande heeft gesproken over steun aan een mogelijke Afrikaanse missie in Noord-Mali?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de Franse opstelling ten aanzien van Mali?
Frankrijk toont zich evenals de meeste andere EU-lidstaten zeer bezorgd over de situatie in Mali die is ontstaan na de staatgreep van 22 maart 2012. Het ontstaan van een vrijhaven voor terroristische groeperingen en criminele netwerken in het noorden van Mali ziet Frankrijk op termijn als een groot gevaar voor de stabiliteit van de Maghreblanden en Europa. In EU-verband heeft Frankrijk een geïntegreerde benadering bepleit en heeft het zich bereid getoond een bijdrage te leveren aan een eventuele EU-trainingsmissie. Tijdens het bezoek van de Malinese interimpremier Diarra aan Frankrijk deze week heeft Frankrijk opnieuw benadrukt dat Mali het politieke proces vooruit moet helpen aan de hand van een routekaart.
Kunt u een inschatting geven van de huidige situatie in Noord-Mali en de gevolgen die dit heeft voor de bredere regio?
Sinds eind maart controleren islamitisch terroristische en Toeareg-groeperingen de noordelijke helft van Mali en is het noorden zeer onveilig. Samenwerkende groeperingen als AQIM, MUJAO en Ansar Dine zijn in de steden Timboektoe, Gao en Kidal een dominante machtsfactor en er zijn indicaties dat zij onder dwang de sharia invoeren. Zowel de veiligheidssituatie als de situatie op het gebied van mensenrechten zijn zeer zorgwekkend. Omringende landen zijn bezorgd dat de crisis naar hun grondgebied overslaat. De humanitaire situatie is onverminderd slecht. Er zijn ongeveer 435 000 vluchtelingen en ontheemden.
Deelt u de zorgen van de buurlanden van Mali, verenigd in ECOWAS, ten aanzien van Mali? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zal Europa de initiatieven van ECOWAS ten aanzien van Mali ondersteunen?
Nederland deelt de zorgen van de ECOWAS landen ten aanzien van Mali. In EU-verband wordt een voorstel voor een EU-trainingsmissie uitgewerkt ter ondersteuning van het Malinese leger. Tevens wordt gekeken op welke manieren een eventuele Afrikaanse/ECOWAS interventiemacht ondersteund kan worden.
Kunt u aangeven in hoeverre de berichten juist zijn dat de Verenigde Staten en Frankrijk luchtsteun hebben aangeboden? Zo ja, waar bestaat deze luchtsteun uit?
Berichten over het aanbieden van luchtsteun door de VS en Frankrijk ter ondersteuning van een AU/ECOWAS missie kan ik niet bevestigen.
Is er binnen de NAVO gesproken over eventuele steun aan een missie? Zo ja, op welke momenten? Was er eensluidendheid over de behoefte aan steun aan het land? Zo nee, waarom niet?
Nee, NAVO steun aan een eventuele missie is niet aan de orde.
Kent u de berichten dat er een link bestaat tussen de terreurgroep AQIM, die ook actief is in Mali, en de aanval op het Amerikaanse consulaat in Benghazi van afgelopen september? Zo ja, hoe beoordeelt u deze berichten en welke conclusie trekt u hieruit?2
Ja. Dergelijke berichten zijn reden voor de Nederlandse regering de ontwikkelingen in Mali en omtrent AQIM zo nauwkeurig mogelijk te volgen en de dreiging vanuit terroristische netwerken serieus te nemen. Betrokkenheid van jihadistische groeperingen als AQIM bij aanslagen tegen westerse doelen en de destabilisatie van de Sahel-regio in het algemeen en Mali in het bijzonder zijn voor de Nederlandse regering reden om zowel in VN- als EU-verband actief mee te denken over mitigerende maatregelen die de slagkracht en bewegingsvrijheid van dergelijke groeperingen aan banden leggen, waaronder versterking van de capaciteit van het Malinese leger middels een EU-trainingsmissie en een mogelijke ECOWAS/AU-missie in Mali onder VN-mandaat.
Kent u de berichten dat er grote sommen losgeld worden betaald aan terroristen om westerse burgers vrij te krijgen? Klopt het dat hierover geen eensluidende Europese afspraken zijn gemaakt?3
De berichten in de media over losgeldbetalingen zijn bekend.
Binnen de EU hebben lidstaten de omgang met ontvoeringen tot nu toe tot hun eigen nationale competentie gerekend. Dit komt mede voort uit het feit dat lidstaten in hun beleid t.a.v. ontvoeringszaken zijn gebonden aan nationale wetgeving en dat ontvoeringszaken zeer divers zijn van aanleiding, daders en slachtoffers, lokale omstandigheden en gezagsstructuur en wat betreft aard, inhoud en adressering van de eisen. Mede op initiatief van het EU Raadssecretariaat neemt de aandacht toe voor een uniform beleid over ontvoeringen, zeker ten aanzien van terroristische ontvoeringen zoals die onder andere in de Sahel-regio plaats vinden. Ook in andere fora dan de EU wordt aandacht gevraagd voor deze problematiek.
Deelt u de mening dat een duidelijk signaal moet worden gegeven aan de groeperingen in dit gebied, dat ontvoering van Europeanen niet zal worden beloond? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zult u zich hiervoor inzetten?
Het Nederlandse beleid bij ontvoeringen van Nederlandse onderdanen in het buitenland is dat de Nederlandse overheid geen losgeld betaalt, niet onderhandelt en ook anderszins niet tegemoet komt aan terroristische eisen. Nederland draagt dit beleid uit in elk forum en bij elke gelegenheid dat dit onderwerp staat geagendeerd. Tijdens de Ministeriële Conferentie op 14 december aanstaande van het Global Counter Terrorism Forum (GCTF), waar ook Nederland aan zal deelnemen, zal naar verwachting een memorandum worden aangenomen waarin lidstaten uitspreken samen te zullen werken om ontvoeringen terug te dringen en zich in te spannen om te voorkomen dat terroristische organisaties (financieel) profiteren van ontvoeringen.
Wilt u de vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken van 29 november a.s.?
Ja.
Het bericht dat Zuid-Sudan een VN-medewerker heeft uitgezet |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht dat Zuid-Sudan een VN-medewerker heeft uitgezet, nadat de lokale overheid weigerde in te gaan op aantijgingen tegen het Zuid-Sudanese leger?1
Ja.
Kunt u ingaan op de aantijgingen die tegen de Zuid-Sudanese veiligheidstroepen zijn gedaan?
Het bericht in de New York Times verwijst naar het UNMISS rapport «Incidents of Inter-communal Violence in Jonglei State» van juni 2012. Dit rapport bevat de uitkomsten van het onderzoek van UNMISS naar het intertribale geweld rond de jaarwisseling in de provincie Jonglei. Het rapport stelt dat de Zuid-Sudanese autoriteiten meer hadden moeten doen om burgers te beschermen, gewelddadige incidenten te onderzoeken en daders ter verantwoording te roepen.
Uit het meest recente rapport van de SGVN van 8 november 2012 blijkt dat de Zuid-Sudanese autoriteiten de aanbevelingen uit het UNMISS rapport gedeeltelijk hebben opgevolgd. Zo is in Jonglei met steun van UNMISS een vredes- en verzoeningsproces in gang gezet tussen betrokken gemeenschappen. De commissie die in maart is ingesteld om het intertribale geweld rond de jaarwisseling te onderzoeken, is echter nog niet begonnen met zijn werk.
Kunt u aangeven in hoeverre de VN-missie in Zuid-Sudan (UNMISS) kan bijdragen aan het verbeteren van de situatie bij deze veiligheidstroepen? Welke benchmarks zijn op dit gebied gesteld?
UNMISS heeft een adviserende en ondersteunende rol bij het verbeteren van het functioneren van Zuid-Sudanese overheidsinstituties, waaronder het leger en de politie. Drie van de in totaal vijf benchmarks zijn hierop van toepassing. Benchmark I heeft betrekking op de capaciteit van de Zuid-Sudanese overheid om conflicten te voorkomen, te mitigeren en op te lossen en effectief burgers te beschermen. Benchmark III gaat over de versterking van de capaciteit van instituties op het gebied van veiligheid (o.a. het leger) en de rechtsstaat. Benchmark IV tenslotte heeft betrekking op de rol van de overheid bij het monitoren en voorkomen van mensenrechtenschendingen. Voor elk van deze benchmarks zijn resultaten geformuleerd. Het rapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties over UNMISS van 8 november 2012 geeft voorbeelden van de voortgang die is geboekt ten aanzien van deze benchmarks. Zo zijn de Zuid-Sudanese autoriteiten bezig met de ontwikkeling van een Nationale Veiligheidsstrategie en hebben zij een interministerieel Rule of Law forum opgezet om onder meer arbitraire detentie aan te pakken. UNMISS speelt een adviserende en faciliterende rol bij beide processen.
Kan uit deze uitzetting worden afgeleid dat het voor VN-medewerkers in het algemeen moeilijker wordt om in Zuid-Sudan te werken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u ingaan op de gevolgen die dit heeft voor UNMISS?
De regering is bezorgd over het signaal dat de Zuid-Sudanese regering heeft afgegeven met de uitzetting van de UNMISS mensenrechtenmedewerker. De uitzetting is in strijd met het Handvest van de Verenigde Naties en de Status of Forces Agreement die Zuid-Sudan met de VN heeft ondertekend.
Op verschillende fronten is daarom druk op Zuid-Sudan uitgeoefend om het besluit tot uitzetting van de UNMISS mensenrechtenmedewerker terug te draaien. Zo vroegen o.a. de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Pillay en EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton aandacht voor de zaak. De kwestie is ook besproken in de vergadering van de VN-Veiligheidsraad van 28 november, waar het rapport van de SGVN van 8 november op de agenda stond.
De regering gaat er van uit dat de Zuid-Sudanese autoriteiten de boodschappen van de internationale gemeenschap ter harte nemen en VN-medewerkers de ruimte geeft om het mandaat van UNMISS uit te voeren. Nederland zal de Zuid-Sudanese autoriteiten hierop aan blijven spreken.
Deelt u de mening dat verbetering van mensenrechten een belangrijke voorwaarde is voor samenwerking tussen de internationale gemeenschap en Zuid-Sudan? Zo ja, op welke manier zult u bevorderen dat de Zuid-Sudanese overheid haar verantwoordelijkheid neemt voor de door de VN geconstateerde feiten?
Verbetering van de mensenrechtensituatie in Zuid-Sudan is van groot belang. Nederland voert hierover een stevige politieke dialoog met de Zuid-Sudanese autoriteiten en trekt hierbij zoveel mogelijk op met anderen om boodschappen kracht bij te zetten (o.a. EU-partners, VS, Canada, Noorwegen, Zwitserland en Afrikaanse partners). Tegelijkertijd draagt Nederland via het OS-programma bij aan de opbouw van Rule of Law-instituties en versterking van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld. In Zuid-Sudan, een jonge staat waar nog amper sprake is van een functionerende rechtsstaat, is het van belang dat de internationale gemeenschap betrokken blijft en deze instituties ondersteunt met het oog op versterken van de rechtsstaat.
Kunt deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg algemeen overleg over Sudan en Zuid-Sudan op 13 december 2012?
Ja.
De gevolgen van Amerikaanse drone aanvallen voor de burgerbevolking van Pakistan |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Uri Rosenthal (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de inhoud van het rapport «Living under drones, Death, injury, and trauma to civilians from US drone practices in Pakistan»?1
Ja.
Is het u bekend dat de regering van de Verenigde Staten beweert dat het aantal burgerdoden in Pakistan door toedoen van gewapende aanvallen met drones (met name in de Federally Administered Tribal Areas) tijdens het presidentschap van Barack Obama zeer laag is en dat dit aantal zich in de «single digits» zou bevinden?2 Indien neen, wat is u hier dan over bekend?
De Amerikaanse regering benadrukt dat de inzet van drones gebonden is aan strikte voorwaarden en dat alle mogelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen om burgerslachtoffers te voorkomen. De VS onderkent dat ondanks deze voorzorgsmaatregelen in een aantal gevallen toch onschuldige bijstanders zijn gedood en heeft daar spijt over betuigd. De VS noemt geen getallen, maar geeft wel aan dat het een beperkt en afnemend aantal betreft.
Kunt u bevestigen dat de regering van de Verenigde Staten «in effect counts all military-age males in a strike zone as combatants (…) unless there is explicit intelligence posthumously proving them innocent»?3 Indien neen, wat is dan de door de regering van de Verenigde Staten gehanteerde definitie voor het tellen van gedode militanten als gevolg van drone aanvallen in Pakistan? Kunt u uw antwoord toelichten?
De VS doet geen mededelingen over de wijze waarop wordt vastgesteld of, en zo ja, hoeveel militanten en/of burgers zijn gedood als gevolg van de inzet van drones. Ik ben voorstander van meer openheid over dergelijke aanvallen.
Hoe vaak heeft de regering van de Verenigde Staten de term gedode «strijder» voor een omgekomen individu door een drone aanval in Pakistan achteraf gewijzigd in de term gedode «burger»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ermee bekend dat de auteurs van het rapport van de twee gerespecteerde universiteiten Stanford Law School en NYU School of Law de cijfers van The Bureau of Investigative Journalism als betrouwbaarste bron over (burger)doden in Pakistan als gevolg van Amerikaanse drone aanvallen beschouwen? Bent u er verder mee bekend dat midden september The Bureau of Investigative Journalism ervan uitging dat 2562-3325 personen in Pakistan zijn omgekomen door de Amerikaanse aanvallen, van wie 474-881 burgers, waarvan 176 kinderen?4 Deelt u de conclusie uit het rapport dat «the numbers of civilians killed are undoubtedly far higher than the few claimed by US officials»?5 Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is onvoldoende informatie beschikbaar over de methodes van het Bureau of Investigative Journalism en andere organisaties die cijfers publiceren over de inzet van drones om dit betrouwbaarheidsoordeel te onderschrijven. Om dezelfde redenen kan geen oordeel geveld worden over de conclusie dat het aantal burgerslachtoffers in realiteit hoger is dan de VS aangeeft.
Acht u, net als het rapport, de cijfers van The Bureau of Investigative Journalism als betrouwbaarste bron over (burger)doden in Pakistan als gevolg van Amerikaanse drone aanvallen? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u verder kennisgenomen van het artikel over burgerdoden door drone aanvallen in Pakistan van onderzoeksjournalist Gareth Porter die stelt dat «the majority of the deaths in the drone war in Pakistan have been civilian noncombatants – not «militants»»?6 Hoe beoordeelt u de resultaten van het onderzoek in dit artikel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Er is onvoldoende informatie over specifieke gevallen beschikbaar om vast te kunnen stellen of deze bewering juist is. Zoals eerder gesteld zou ik meer transparantie over deze aanvallen verwelkomen.
Is het waar dat, zoals het rapport concludeert, de Amerikaanse autoriteiten – anders dan in bijvoorbeeld Afghanistan – «have not made any coordinated effort to provide compensation to strike victims in Pakistan»?7 Indien neen, wat zijn dan de feiten? Bent u van mening dat de verantwoordelijken voor de drone aanvallen, in dit geval de Amerikaanse autoriteiten, behoren te compenseren voor geleden verlies? Indien neen, waarom niet? Indien ja, bent u bereid hier bij uw Amerikaanse collega’s op aan te dringen? Indien neen, waarom niet?
De vraag of compensatie al dan niet aan de orde is, hangt mede samen met de rechtmatigheid van een aanval. De VS is van mening dat de uitgevoerde aanvallen binnen de kaders van het internationaal recht vallen. Het is vervolgens aan de VS om af te wegen of men al dan niet tot compensatie wenst over te gaan.
Zoals aangegeven doet de VS geen mededelingen over de precieze afwegingen die gemaakt worden en is het derhalve niet mogelijk om een oordeel te vellen over de rechtmatigheid van individuele drone aanvallen.
Bent u verder bereid om bij uw Amerikaanse collega’s aan te dringen op meer openheid over burgerslachtoffers die het gevolg zijn van Amerikaanse drone aanvallen in Pakistan? Indien neen, waarom niet? Indien ja, kunt u aangeven hoe u hier bij uw Amerikaanse collega’s op gaat aandringen?
De Amerikaanse regering heeft in 2012 op verschillende momenten een toelichting gegeven op de manier waarop drones worden ingezet in Pakistan en andere operatiegebieden. De inspanningen van de VS om burgerslachtoffers te voorkomen vormden een centraal onderdeel van de boodschap, alsook de bereidheid transparantie te betrachten waar mogelijk. De VS is zich in toenemende mate bewust van het belang openheid te betrachten over de besluitvorming rondom en de effecten van de inzet van drones. In EU-verband is richting VS onlangs opnieuw het belang van versterkte transparantie benadrukt.
Bent u verder bekend met de vele en grote andere nadelige gevolgen voor burgers en de samenleving in Pakistan van drone aanvallen, waaronder: vele honderden gewonden; grote angst voor het helpen van gewonden na een eerste drone aanslag aangezien er vaak een tweede aanslag op volgt; inperking van de hulpverlening na een eerste aanval; grote economische problemen voor gezinnen die door drone aanvallen vaak een kostwinner verliezen; grote schade aan bezittingen; kinderen die van school gehaald worden; grote medische problemen en hoge medische kosten; grote toename van psychische klachten, waaronder angst, stress en PTSS; verstoring van het openbare leven omdat mensen niet meer samen durven te komen, waaronder tijdens begrafenissen; schade voor regionale economische ontwikkeling; ondermijning van de tradities en gebruiken; en grote toename van wantrouwen in de samenleving, vooral vanwege de vermeende aanwezigheid van informanten?8
De Nederlandse regering is begaan met de Pakistaanse bevolking waarvan een groot deel gebukt gaat onder voortdurende onveiligheid. De oorzaak daarvan ligt vooraleerst bij het gewelddadige optreden van terroristische groeperingen.
Hoe beoordeelt u, gezien de vele burgerdoden en gewonden als gevolg van de Amerikaanse drone aanvallen in Pakistan en daarnaast de hierboven genoemde vele en grote andere gevolgen voor individuen en de samenleving, de proportionaliteit van de drone aanvallen? Acht u het aangedane leed onder de burgerbevolking door de drone aanvallen in Pakistan «excessive in relation to the concrete and direct military advantage anticipated» en daarmee in strijd met het oorlogsrecht?9 Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een gefundeerd oordeel over de proportionaliteit van de inzet van drones kan alleen worden gegeven op basis van specifieke informatie over de feiten en omstandigheden van aanvallen.
Is het u bekend, zoals het rapport concludeert, dat naast veel burgers de «vast majority of the «militants» targeted have been low-level insurgents, killed in circumstances where there is little or no public evidence that they had the means or access to pose a serious threat to the US»? Is u verder bekend dat één van de berekeningen met betrekking tot dit onderwerp concludeert dat slechts 2 procent van alle doden militantenleiders waren?10 Kunt u bevestigen dat naast veel burgerdoden overwegend «low level» militantenleiders doelwit zijn van de drone aanslagen in plaats van «high level» militantenleiders? Indien neen, wat is dan uw informatie hierover?
Ik ben bekend met de conclusies en statistische inschattingen uit het rapport onder referte, maar kan deze niet bevestigen. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoorden op vraag 4 t/m 6.
Bent u bekend met de conclusies in het rapport dat «there is strong evidence to suggest that US drone strikes have facilitated recruitment to violent non-state armed groups, and motivate attacks against both US military and civilian targets» en dat «this report presents evidence of the damaging and counterproductive effects of current US drone strike policies»?11 Bent u verder bekend met de opiniepeiling, die in 2012 in Pakistan werd gehouden, die concludeert dat «only 17% of Pakistanis supported drone strikes. And remarkably, among those who professed to know a lot or a little about drones, 97% considered drone strikes bad policy»?12 Deelt u de mening dat de drone aanvallen een escalerend effect hebben op de bevolking van Pakistan en een verklaring kunnen zijn voor het massale afkeer van de Pakistaanse bevolking tegen deze oorlogvoering? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de gebieden waar drones worden ingezet leeft de bevolking in een voortdurende situatie van conflict en onveiligheid. De activiteiten van terroristische bewegingen vormen daarvoor de belangrijkste oorzaak. Daarnaast zijn de operaties tegen deze bewegingen door het Pakistaanse leger en de inzet van drones onderdeel van het conflict en dragen vanuit dat perspectief bij aan de gevoelde onveiligheid onder de bevolking. Er kan derhalve niet gesteld worden dat de inzet van drones als zodanig contraproductief is. Dat neemt niet weg dat er gestreefd zou moeten worden naar een structurele oplossing van de problematiek in Pakistan om een duurzaam veilige situatie voor de bevolking te creëren. Voor stabiliteit en ontwikkeling op langere termijn kunnen alleen een politiek proces en continue inspanningen op het terrein van veiligheid, rechtsorde, democratie en economie uitkomst bieden.
Deelt u, afgaande op de bevindingen uit het rapport, de mening dat het Amerikaanse beleid van drone aanvallen in Pakistan contraproductief is? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u tenslotte bereid, vanwege het grote leed dat het gevolg is van de Amerikaanse drone aanvallen in Pakistan voor burgers – het rapport concludeert dat de het Amerikaanse drone beleid «terrorizes men, women, and children» -13 om bij uw Amerikaanse collega’s aan te dringen op een moratorium op het uitvoeren van drone aanvallen in Pakistan? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Ik verwijs daarbij naar mijn antwoorden op bovenstaande vragen.
De gebrekkige medewerking van de NAVO bij het onderzoek van de rapporteur van de Parlementaire Assemble van de Raad van Europa naar de omgekomen bootvluchtelingen uit Libië |
|
Arjan El Fassed (GL), Mariko Peters (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het onderzoeksrapport van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (PACE) «Lives lost in de Mediterranean sea: who is responsible»? dat op 29 maart door de migratiecommissie van de PACE is behandeld en waarvan het voorstel voor de resolutie door deze commissie is overgenomen?
Ja.
Hoe oordeelt u over de gebrekkige medewerking van de NAVO, door de rapporteur van de Parlementaire Assemblee niet de gevraagde opheldering te verschaffen? Deelt u de mening dat de NAVO openheid van zaken zou moeten betrachten en volle medewerking zou moeten verlenen aan het onderzoek naar het uitblijven van hulp aan 70 bootvluchtelingen waarvan 63 zijn omgekomen? Zo nee, waarom niet?
De NAVO heeft naar haar beste vermogen medewerking verleend aan het onderzoek van de Raad van Europa. Het bondgenootschap heeft zoveel mogelijk informatie beschikbaar gesteld om de vragen van mevrouw Strik te beantwoorden, zegde reeds verdere medewerking toe bij aanvullende vragen en zal medewerking blijven verlenen.
Een deel van de gevraagde informatie kan alleen door lidstaten worden aangeleverd. Het betreft een nationale bevoegdheid. Wij vertrouwen er op dat de landen die mevrouw Strik heeft benaderd haar naar beste vermogen hebben geïnformeerd en dat desgevraagd zullen blijven doen. Dat geldt ook voor Nederland. Wij beschikken op dit moment niet over aanwijzingen dat lidstaten de opvarenden hebben aangetroffen en hun verplichtingen onder internationaal recht niet zijn nagekomen.
Deelt u de mening dat er momenteel geen beletsel meer is om de rapporteur van de Parlementair Assemblee toegang te verschaffen tot de gevraagde informatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de NAVO en de in het rapport genoemde vlagstaten, waaronder met name Italië en Spanje, ertoe te bewegen deze informatie alsnog beschikbaar te stellen aan de rapporteur, waaronder met name: a) de positie van de militaire schepen gedurende de periode dat de vluchtelingenboot midden in een NAVO-operatie in de Middellandse Zee dobberde, in elk geval binnen een actieradius van 100 mijl rond de locatie van de boot, zoals gereconstrueerd in het rapport; b) de registraties van de communicatie van de in het rapport genoemde schepen met het NAVO-hoofdkwartier en de Italiaanse grenswacht, van de bewegingen van die schepen en van de op die schepen gestationeerde helikopters? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft naar uw mening de NAVO, die vanaf 31 maart het commando had over het zeegebied waarin de vluchtelingenboot zich bevond, en met veel schepen en luchtmacht aanwezig was, geen redding geboden na de noodmelding van de Italiaanse kustwacht aan het NAVO-hoofdkwartier?
De NAVO voerde niet het commando over het zeegebied. De NAVO handhaafde op dat moment het wapenembargo tegen Libië, maar had in het kader van operatie Unified Protector geen zeggenschap over of verantwoordelijkheden en verplichtingen jegens het reguliere scheepvaartverkeer in de Middellandse Zee. Zoals het rapport stelt, lag de verantwoordelijkheid voor coördinatie van een reddingsoperatie op basis van de relevante verdragen in beginsel bij Libië, aangezien de boot zich in de Search And Rescue-zone van dat land bevond. Het Maritime Rescue Coordination Centre in Rome heeft de melding verzonden omdat de Libische autoriteiten daartoe niet in staat waren.
De melding over het schip met de vluchtelingen is door het Maritime Rescue Coordinaton Centre verzonden aan alle schepen, ook civiele, in het verantwoordelijkheidsgebied en aan het Allied Joint Forces Command in Napels. In het bericht dat werd uitgezonden door het Maritime Rescue Coordination Centre in Rome werden schepen verzocht uit te kijken naar de opvarenden en melding te doen zodra zij het desbetreffende vaartuig signaleerden. Het betrof dus geen noodmelding. Helaas is het schip niet aangetroffen. Nederland betreurt het grote aantal slachtoffers. Het Nederlandse schip dat deelnam aan de operatie Unified Protector, Hr. Ms. Haarlem, en Hr. Ms. De Ruyter, die vanuit de Hoorn van Afrika op weg was naar Nederland, waren niet in de buurt.
Wist Nederland, als deelnemer aan Unified Protector, van de noodmelding van het Italiaanse Maritime Rescue Coordination Centre? Wanneer hoorde u voor het eerst van de noodmelding?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is er binnen de alliantie voorafgaand aan of tijdens de operatie gesproken over mogelijke consequenties van de NAVO-missie Unified Protector voor vluchtelingenstromen, met name over zee? Zijn hierover afspraken gemaakt en zo ja, welke?
Zodra een schip onder NAVO-commando een vaartuig met vluchtelingen in nood aantreft, licht het schip conform de procedures de verantwoordelijke nationale kustwacht in, evenals de International Organisation for Migration en de United Nations High Commissioner’s Office for Refugees.
De commandanten van marineschepen zijn net als kapiteins van andere schepen op grond van het VN Zeerechtverdrag en gewoonterecht verplicht opvarenden in nood te hulp te komen voor zover dat mogelijk is zonder hun schip, bemanning of opvarenden in ernstig gevaar te brengen.
Hoe luidt de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de NAVO, deelnemende bondgenoten en andere betrokken landen met betrekking tot search and rescue acties in gebieden waar een NAVO-operatie loopt? Hoe zou die naar uw mening moeten luiden?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de Italiaanse grenswacht NAVO- en andere militaire schepen niet afzonderlijk kon benaderen bij gebrek aan kennis over de locatie van die schepen en dat het NAVO-hoofdkwartier de coördinatie- en informatietaak van Italië daarom had moeten overnemen? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke meldingen verzendt een Maritime Rescue Coordination Centre aan alle schepen die zich in het desbetreffende zeegebied ophouden. Kennis van de posities van schepen is geen vereiste. De NAVO heeft deze melding vanuit het Allied Joint Force Command in Napels herhaald naar alle schepen die op dat moment onder haar commando deelnamen aan de operatie Unified Protector.
De verzending van noodoproepen is een civiele taak en berust zodoende niet bij de NAVO, die bovendien niet het commando voerde over het zeegebied. Er voer ten tijde van het incident bovendien slechts een beperkt aantal schepen in het gebied onder commando van de NAVO in het kader van operatie Unified Protector. Het Middellandse zeegebied wordt voornamelijk bevolkt door regulier scheepvaartverkeer.
Het terughalen van een Lynx-helikopter van Libië naar Nederland |
|
Jasper van Dijk , Harry van Bommel |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Is het waar dat u hebt besloten dat de Lynx-helikopter die sinds vorig jaar op het strand van de Libische kustplaats Sirte stond naar Nederland moet worden terug gebracht?1
Ja.
Is het waar dat deze helikopter niet meer vliegwaardig is en na terugkeer wordt ontmanteld en verschroot?
Ja.
Welk belang is ermee gediend de helikopter naar Nederland terug te halen in plaats van hem daar te verschroten?
Het terughalen van de helikopter is een nationale verantwoordelijkheid en dient een nationaal veiligheidsbelang. De helikopter is een wapensysteem en valt daarmee in de categorie strategisch defensiemateriaal. Aan het ontmantelen en verschroten van dit materiaal zijn eisen gesteld, waaraan in Libië niet kan worden voldaan.
De additionele uitgaven voor het terughalen van de helikopter worden geraamd op € 21 000. Dit bedrag bestaat uit € 13 000 voor het transport via Tripoli naar Nederland, € 6 000 voor het verblijf van personeel in Libië en € 2 000 voor onvoorziene uitgaven.
Deze additionele uitgaven worden gefinancierd uit de HGIS-voorziening voor crisisbeheersingsoperaties binnen artikel 20 «Inzet» van de defensiebegroting.
Wat zijn de kosten van het transport van de helikopter, eerst naar de Libische hoofdstad Tripoli en vervolgens met civiel zeetransport naar Nederland? Zou het niet goedkoper zijn om de helikopter in Libië te verschroten?
Zie antwoord vraag 3.
Wapenleveranties aan Libische opstandelingen |
|
Harry van Bommel |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Canada helped NATO enable ouster of Gadhafi from Libya»?1
Ja.
Is het waar dat het Canadese marineschip HMCS Charlottetown tijdens de interventie in Libië van het NAVO-hoofdkwartier de instructie kreeg een schip van Libische rebellen met veel wapens aan boord, dat zich bevond in internationale wateren, door te laten? Is het waar dat dit marineschip onder NAVO-bevel stond?2 Zo ja, hoe is het mogelijk dat het de opdracht kreeg de wapens door te laten terwijl secretaris-generaal Rasmussen verklaard had dat de NAVO de resoluties van de Veiligheidsraad zou naleven en uitvoeren?3
Het Canadese marineschip HMCS Charlottetown stond onder Navo-bevel van eind maart tot medio augustus 2011. Het wapenembargo was van toepassing op alle schepen die naar Libië toe gingen. Zoals in het artikel is gesteld ging het in het onderhavige geval om een transport vanuit Libië naar een ander deel van Libië. De Navo heeft daarom geoordeeld dat het niet ging om een schending van het wapenembargo. De regering deelt deze opvatting en acht het optreden van het Canadese schip niet strijdig met het Nederlandse beleid.
Zoals eerder gesteld in antwoorden op kamervragen (Kamerstuk 32 623, nr. 25), werd de vraag of resolutie 1973 wapenleveranties aan de rebellen toestond door de verschillende landen niet eensluidend beantwoord. Het is mogelijk dat enkele landen op bilaterale basis wel zijn overgegaan tot militaire ondersteuning van opstandelingen. De interpretatie van de verplichtingen die voortvloeien uit de VN-resoluties is een zaak van elke lidstaat afzonderlijk.
Was de Nederlandse regering bekend met deze en andere leveranties van wapens aan de rebellen?4 Zo ja, heeft u stappen ondernomen om dit illegale handelen te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw verklaring dat de «Nederlandse regering zich klip-en-klaar distantieert van bewapening van opstandelingen»?5 Deelt u de mening dat het optreden van het Canadese schip, onder bevel van de NAVO, strijdig was met het door Nederland gevoerde beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u mijn opvatting dat met deze wapenlevering het wapenembargo van de Veiligheidsraad, zoals vastgelegd in de resoluties 1970 en 1973, werd geschonden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Flintlock |
|
Harry van Bommel , Wassila Hachchi (D66) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Trainen in Mali net zo gevaarlijk als Kunduz»?1
Ja. Overigens heeft de commandant van het Africa Command (AFRICOM) in overleg met de Malinese autoriteiten en de Amerikaanse ambassadeur in Bamako op 5 februari besloten de oefening af te gelasten. De beantwoording van de overige vragen moet in dat licht worden gezien.
Deelt u het oordeel van Interpol dat in Mali criminele drugsbendes, zwaarbewapende rebellen en de Noord-Afrikaanse tak van Al-Qaida aanwezig zijn? Kunt u uitsluiten dat Nederlandse militairen bij hun trainingswerkzaamheden in Mali in contact komen met deze bendes of rebellen?
Ja, ik deel het oordeel van Interpol. Voor het tweede deel van de vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Is het waar dat het ministerie van Buitenlandse Zaken reizen ontraadt naar de plaatsen in het noorden van Mali waar Flintlock plaats zou moeten vinden? Indien ja, kan hieruit geconcludeerd worden dat het gebied bijzonder onveilig is? Is het waar dat zwaar bewapende Toeareg-rebellen vanuit Libië zijn afgezakt naar de Sahel en nu zorgen voor een oorlogssituatie in Mali? Bent u verder van mening dat de situatie in Mali de laatste tijd aanzienlijk verslechtert? Deelt u mijn mening dat er een nieuwe situatie in Mali is ontstaan waardoor de kans op incidenten serieus is toegenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is uw reactie op uitlatingen van Malinese bronnen die bij Flintlock betrokken zijn (geweest), en van Serge Doreleyers, die voor het ministerie van Defensie op de Vredesschool in Mali werkte, dat de Nederlandse militairen ook buiten de afgeschermde militaire terreinen trainen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De oefening Flintlock 2012 zou worden uitgevoerd op locaties waar Malinese militaire eenheden zijn gestationeerd of op oefenterreinen in de directe omgeving van deze locaties. De militaire locaties en terreinen in Mali zien er anders uit dan kazernes en oefenterreinen zoals we die in Nederland kennen. Niettemin zijn zij altijd herkenbaar als militair terrein en zouden zij met militaire beveiligingsmaatregelen zijn afgeschermd. Voor Flintlock 2012 hadden de Malinese autoriteiten in verband met de verslechterde veiligheidssituatie bovendien extra maatregelen genomen om de militaire verblijfs-, oefen- en trainingsruimten en -terreinen te beveiligen. Zo was voorzien in mobiele en vliegende patrouilles, controleposten op de toegangswegen en de aanwezigheid van extra militaire politie.
Is het waar dat de Malinese regering geen grond- of luchttroepen beschikbaar heeft voor extractie van trainers indien dit noodzakelijk is? Indien ja, wat zijn hiervan de praktische gevolgen voor de Nederlandse militairen in Mali?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 1. Overigens merk ik op dat de Malinese autoriteiten veiligheidstroepen en een snelle reactie-eenheid ter beschikking zouden hebben gesteld als Flintlock 2012 doorgang had gevonden.
Is het waar dat de locatie voor Flintlock is gewijzigd van een aantal plaatsen in het noorden van het land naar een basis in Kati, ten noordwesten van Bamako? Indien ja, wat zijn de redenen voor deze verplaatsing? Is het eveneens waar dat een aantal westerse landen minder militairen naar de missie stuurt? Indien ja, hoort Nederland hier ook bij? Indien ja, om hoeveel Nederlandse militairen gaat het?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Ik voeg hieraan toe dat, voordat tot afgelasting werd besloten, al was besloten de oefening te beperken tot één locatie in de buurt van Bamako. Over deze stappen was telkens contact tussen de organiserende partijen en Nederland.
Is het verder waar dat de laatste week de onrust in het land ook naar de steden Kati en Bamako is overgeslagen? Indien ja, welke gevolgen heeft dit voor de missie Flintlock? Deelt u mijn opvatting dat vanwege de onrust in het land de missie beter per direct beëindigd kan worden?
Er zijn aanwijzingen dat zich in Bamako incidenten hebben voorgedaan waarbij Toearegs betrokken waren. Voorts verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.
Is het waar dat het besluit om de eindoefening Flintlock 2012 te beëindigen primair is genomen door de Malinese en Amerikaanse autoriteiten?
De planning van Flintlock 2012 was in handen van het Africa Command (AFRICOM).De oefening zou worden uitgevoerd door de Joint Special Operations Task Force Trans-Sahara (JSOTF-TS) die deel uitmaakt van het Special Operations Command Africa (SOCAFRICA). De commandant van AFRICOM heeft in overleg met onder meer de commandant van JSOTF-TS, de Malinese minister van Defensie en de Amerikaanse ambassadeur in Bamako besloten de oefening af te gelasten.
Kunt u aangeven of en zo ja, hoe, Nederland betrokken is geweest bij deze besluitvorming?
Aan de oefening Flintlock 2012 zijn reguliere planningsconferenties voorafgegaan waarbij Nederland samen met de andere deelnemende landen was vertegenwoordigd. Daarnaast werd de Nederlandse planningsofficier die was belast met de voorbereiding van de Nederlandse deelname aan de oefening op regelmatige basis op de hoogte gehouden van de voortgang van het planningsproces.
Deelt u de mening dat er vóór de missie signalen waren dat de missie niet zoals gepland uitgevoerd kon worden, en dat deze mogelijk onvoldoende op waarde zijn geschat?
Gezien onze betrokkenheid bij de planning en de voorbereiding van de oefening was de defensieorganisatie op de hoogte van de mogelijkheid dat de oefening zou worden aangepast of afgelast, zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Beschouwt u uw maatregel als uitstel of als afstel? Kunt u in het eerstgenoemde scenario aangeven wat de verwachtingen zijn voor hervatting van de missie en wat de precieze criteria zijn waarop dit besluit genomen zal worden?
AFRICOM heeft de voor 2012 geplande oefening afgelast. De oefening Flintlock wordt in beginsel eens per jaar gehouden. Op dit moment is niet duidelijk wanneer een volgende oefening zal worden gepland en waar die zal zijn.
Het bericht "NAVO verbaasd over vermindering trainers" |
|
Frans Timmermans (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «NAVO verbaasd over vermindering trainers»?1
Ja.
Kunt u de bij de beantwoording van de vragen over de voorbereidingen van de politietrainingsmissie in Afghanistan in april 2011 als bijlage toegevoegde tabel op basis van de gewijzigde omstandigheden actualiseren met in achtneming van de berichtgeving van de aflopen maanden en bovenstaand bericht in het bijzonder?2
In de Stand van zakenbrief politietrainingsmissie Afghanistan van 5 oktober jl. hebben wij toegezegd de Kamer nader te informeren over de gewijzigde opleidingsbehoefte van de Afghaanse autoriteiten en de wijze waarop de samenstelling en omvang van dit deel van de geïntegreerde politietrainingsmissie wordt aangepast.
De door u gevraagde geactualiseerde tabel met toezeggingen (zoals eerder is opgenomen in antwoorden op Kamervragen van 22 april 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 426) is aan de aanvullende stand van zakenbrief toegevoegd.
Bent u bereid deze actualisering uiterlijk 1 november 2011 aan de Kamer toe te sturen?
Zie antwoord vraag 2.
Acties van Afghaanse Nationale Politie |
|
Harry van Bommel |
|
|
|
Is het waar dat de Afghaanse Nationale Politie half september (14 en 15 september) operaties heeft uitgevoerd in samenwerking met het Afghaanse leger en onderdelen van de buitenlandse coalitie in diverse provincies van Afghanistan? Om welke provincies ging het precies?1
Is het waar dat daarbij 23 opstandelingen om het leven kwamen en acht mensen werden gearresteerd? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Zijn er aan de kant van de veiligheidstroepen ook slachtoffers te betreuren? Hoeveel en bij welke eenheden vielen zij?
Wat was de aard van deze operaties? Om welk onderdeel van de Afghaanse politie ging het precies? Wat was de taak van de Afghaanse Nationale Politie in deze operaties en hoe verhielden deze taken zich tot de taken van het Afghaanse leger en de buitenlandse troepen?
Is het tevens waar dat het aantal bomaanslagen op Duitse militairen in Kunduz dit jaar met 150% is gestegen vergeleken met het jaar daarvoor?2 Kunt u aangeven wat de plannen zijn voor een nieuwe lead nation in Kunduz nadat Duitsland zich heeft teruggetrokken?
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg van 13 oktober?