De Argos-uitzending 'Drama bij evacuatie Kabul' |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending «Drama bij evacuatie Kabul»?1
De uitzending schetst een schrijnende situatie.
Is het juist dat de twee Afghaanse zussen, Spoozhmay en Storai, aanvankelijk allebei op de lijst voor evacuatie stonden?
In lijn met de doelstellingen van de AVG ga ik niet in op vragen die betrekking hebben op specifieke casuïstiek. Individuen moeten erop kunnen vertrouwen dat hun persoons- en persoonlijke gegevens door de overheid beschermd worden.
Hoe kunt u na de reportage nog volhouden dat zus Storai niet op de lijst zou staan?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is gesteld, ga ik niet in op vragen die betrekking hebben op specifieke casuïstiek.
Is het juist dat honderd personen van de lijst zijn geschrapt, nadat de motie Belhaj c.s.2 in het najaar door de regering flink werd ingeperkt?
De lijst waar u naar vraagt staat los van de motie Belhaj. Van de lijst met personen behorend tot een van de doelgroepen van de motie Belhaj c.s. die een oproep hadden gekregen voor een evacuatievlucht, is na de acute evacuatiefase niemand afgehaald.
De lijst waar u naar verwijst, betreft de registratielijst met Nederlanders en Afghanen met verblijfsrecht in Nederland die gedurende de acute evacuatiefase om consulaire bijstand hadden gevraagd.
Vanaf het moment dat evacuatie noodzakelijk bleek, zijn mensen geregistreerd in een database. Voor Nederlanders en Afghanen met verblijfsrecht in Nederland geschiedde dat naar aanleiding van hen ontvangen mails in de kabul@minbuza.nl postbus en via directe aanmeldingen door bijvoorbeeld familieleden in Nederland of Stichting Vluchtelingenwerk.
De groep die zich binnen Buitenlandse Zaken bezighield met Nederlanders die beroep deden op consulaire bijstand, controleerde de ontvangen gegevens. Bij het merendeel van de registraties werd om aanvullende informatie verzocht. Voornamelijk dienden huwelijkscertificaten en/of geboorteakten van kinderen te worden aangeleverd. Personen die na controle kwalificeerden voor evacuatie werden op de evacuatielijst gezet.
Na de hectische acute evacuatiefase ontstond meer ruimte voor verdere verificatie van de groep Nederlanders en Afghanen met verblijfsrecht. Daarbij zijn inderdaad personen van de registratielijst gehaald. Soms omdat zij al op andere wijze uit Afghanistan waren vertrokken, soms omdat niet aangetoond kon worden dat men deel van het kerngezin was en soms omdat personen toch geen directe link met Nederland bleken te hebben. Vanwege deze redenen zijn na de acute evacuatiefase ongeveer honderd mensen van deze lijst gehaald.
Stond zus Storai op deze lijst van honderd mensen? Kunt u de lijst met namen bekend maken?
Zie antwoorden op de vragen 2 en 3.
Deelt u de mening dat de communicatie vanuit uw ministerie uiterst moeizaam verloopt en de gang naar de rechter frustreert door geen stukken te overleggen en op bezwaarschriften niet te beslissen? Zo nee, waarom niet?
Het beeld dat de gang naar de rechter gefrustreerd wordt en dat niet op bezwaarschriften beslist wordt, herken ik niet. Momenteel is op bijna alle bezwaarschriften een besluit genomen. Daarnaast zijn 19 zaken waarin aan het ministerie een verzoek om overbrenging is gedaan, aan de rechter voorgelegd.
Erkent u dat Storai als vrouwenrechtenverdediger in aanmerking komt voor evacuatie op grond van de bovengenoemde motie Belhaj c.s.? Zo nee, hoe interpreteert u de motie Belhaj c.s. op dit punt?
De acute evacuatiefase is op 26 augustus 2021 tot een einde gekomen met het sluiten van het vliegveld in Kabul. Sinds de beëindiging van de acute evacuatiefase, worden de doelgroepen die zijn beschreven in de motie-Belhaj c.s. conform de motie aangemerkt als risicogroep bij de aanvraag van asiel in Nederland. De Vreemdelingencirculaire is hierop aangepast. In de Kamerbrief van 11 oktober 2021 heeft het kabinet de Tweede Kamer daarover geïnformeerd, evenals over de verdere uitvoering van de motie Belhaj.
Wilt u deze vragen voor het debat van 10 maart beantwoorden?
De vragen zijn voorafgaand aan het debat, gepland voor 31 maart, beantwoord.
De situatie in Mali |
|
Agnes Mulder (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nederland zeer bezorgd over situatie in Mali, beraadt zich op militaire missie»?1
Ja.
Kunt u uw zorgen nader toelichten?
Het kabinet is zeer bezorgd over de politieke ontwikkelingen en de aanwezigheid van Russische paramilitairen in Mali, zoals ook toegelicht in de Kamerbrief «Politieke ontwikkelingen in de Sahelregio» d.d. 9 februari jl. (kenmerk 2022Z02373). Het kabinet is in gesprek met zijn partners binnen de VN en de EU over de mogelijke gevolgen van de opstelling van de transitieautoriteiten voor de inzet in de VN-missie MINUSMA en de EU-missies in Mali en de Nederlandse bijdrage daaraan. Over de gevolgen voor Taakgroep Takuba is uw Kamer separaat geïnformeerd via de Kamerbrief «Besluit terugtrekking Taakgroep Takuba» (d.d. 17 februari jl.).
Klopt het dat het kabinet de Nederlandse bijdrage aan de MINUSMA-missie heroverweegt?
De VN-missie MINUSMA is een geïntegreerde missie die zich met name richt op het bevorderen van de stabiliteit in Mali, de bescherming van de burgerbevolking en de uitvoering van het vredesakkoord uit 2015. Vooralsnog ziet MINUSMA voldoende mogelijkheden voor de uitvoering van haar mandaat. Het kabinet houdt – in nauwe samenspraak met de VN en gelijkgezinde partners – de actuele ontwikkelingen in Mali nauwlettend in de gaten en de gevolgen hiervan voor MINUSMA. Het stopzetten van de Nederlandse civiele en militaire bijdrage aan de VN-missie MINUSMA is momenteel niet aan de orde.
Klopt het dat Frankrijk deze week in overleg treedt met andere landen die actief zijn in de VN-missie MINUSMA? En zo ja, wordt Nederland ook geconsulteerd en wat wordt de Nederlandse inzet indien dit het geval is?
Frankrijk heeft de afgelopen periode met grote regelmaat overleggen georganiseerd met andere landen die actief zijn in Taakgroep Takuba. Nederland heeft hieraan ook op ministerieel niveau deelgenomen. Over de uitkomt hiervan bent u separaat geïnformeerd (Kamerbrief «Besluit terugtrekking Taakgroep Takuba» d.d. 17 februari jl.). Afstemming over MINUSMA gebeurt primair via de VN in New York.
Klopt het dat Nederland alleen verder wil met de MINUSMA-missie als een ander land de aanzienlijke rol van Frankrijk overneemt? En zo ja, aan welke landen wordt hierbij gedacht en hoe reëel acht u de kans dat een ander land deze rol overneemt?
Er bestaan afspraken tussen de Franse operatie Barkhane, waar Taakgroep Takuba onderdeel van uitmaakt, en de VN-missie MINUSMA. Frankrijk kan MINUSMA ondersteunen in geval van nood, bijvoorbeeld door het geven van luchtsteun en bij medische evacuaties. Het kabinet houdt nauwlettend in de gaten hoe de ontwikkelingen betreffende Barkhane en Takuba de VN-missie MINUSMA en tevens de Europese trainingsmissie (EUTM) in Mali beïnvloeden en staat hierover in nauw contact met betrokken partijen.
Wat betreft de Taakgroep Takuba is het niet aannemelijk dat een ander land de leidende rol van Frankrijk overneemt.
Kunt u aangeven wanneer en op welke wijze u contact hebt gehad met de Franse regering over de situatie in Mali?
Momenteel is er vrijwel dagelijks op velerlei wijze contact met vertegenwoordigers van de Franse regering over de situatie in Mali, inclusief via persoonlijke ontmoetingen en beveiligde videoconferenties op politiek niveau. Dit contact verloopt zowel via de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken als op hoogambtelijk niveau en via de Nederlandse ambassades in Parijs en Bamako. De Minister van Defensie overlegde telefonisch met haar Franse collega op 24 januari jl. en 11 februari jl., en de Minister van Buitenlandse Zaken sprak tijdens een werkbezoek aan zijn Franse collega in Parijs op 28 januari jl. eveneens over de ontwikkelingen in Mali en de mogelijke impact daarvan op de veiligheidsinzet in de regio. De meest recente beveiligde videoconferenties op ministerieel niveau voor de Ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken vonden plaats op respectievelijk 11 en 14 februari jl. In aanvulling daarop is informatie uitgewisseld via de twee Nederlandse militairen in Taakgroep Takuba.
Kunt u garanderen dat Frankrijk geen troepen uit Mali terugtrekt zonder dat bondgenoten daarover worden geconsulteerd?
Frankrijk heeft de coalitiegenoten van Taakgroep Takuba steeds zeer nauw betrokken bij de politieke besluitvorming en het operationele planningsproces van de missie.
Deelt u de observatie dat het Franse belang om aanwezig te zijn in Mali mede is ingegeven door de aanwezigheid van de uraniummijnen in Noord-Niger? En bent u in gesprek met Franse partners over het instandhouden van de productie van uranium voor de Europese markt in de regio rond Mali? Hoe schat u het belang van het in stand houden van deze productie in?
De internationale inzet in de Sahelregio is gericht op het bevorderen van duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling. Het is het kabinet bekend dat Franse bedrijven concessies voor uraniumwinning in Niger hebben, maar dit staat los van deze inzet. Naast Franse bedrijven hebben ook (staats)bedrijven van andere landen concessies voor de uraniumwinning in Niger, waaronder bedrijven uit China, Japan, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Korea.
Kunt u aangeven welke andere landen dan degene die zijn aangesloten bij de MINUSMA-missie, aanwezig zijn in Mali of Niger?
De VN-missie MINUSMA is een geïntegreerde missie waaraan tientallen landen een diplomatiek, civiele of militaire bijdrage leveren. Het gaat hierbij ook om westerse landen en (buur)landen uit de regio (zie voor volledig overzicht https://peacekeeping.un.org/en/mission/minusma). Daarnaast leveren tevens meerdere Europese landen een bijdrage aan de Europese Trainingsmissie (EUTM) en de Europese capaciteitsopbouwmissie (EUCAP Sahel) in Mali. Ook zijn vele andere landen in Mali aanwezig, zowel op het gebied van veiligheid (o.a. Rusland) als op het gebied van handel (o.a. China) of ontwikkelingssamenwerking (o.a. Canada).
Deelt u onze zorg dat de toenemende afwezigheid van Europese landen in de sub-Sahara regio leidt tot toenemende extremistische groepen als aan Al-Qaida en Islamitische Staat gelieerde jihadisten?2
De Sahel is voor het kabinet een onverminderd prioritaire regio op het vlak van veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en migratie. Het gebrek aan duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de Sahel brengt risico’s met zich mee voor zowel de Sahel en West-Afrika, als voor Nederland en de EU, in de vorm van terroristische dreiging en irreguliere migratiestromen. Nederland zet zich – samen met gelijkgezinde partners – in om de grondoorzaken van armoede, instabiliteit, gewelddadig extremisme en terrorisme en klimaatverandering in de Sahel weg te nemen en de weerbaarheid van de bevolking in deze fragiele regio te vergroten. Nederland zal zich de komende jaren ook richten op de West-Afrikaanse kuststaten, waar Nederlandse en Europese (handels)belangen liggen en die kwetsbaar zijn voor de zogenaamde spill-overvan gewelddadig extremisme en terrorisme vanuit de Sahel.
De terugtrekking van Taakgroep Takuba en de Franse operatie Barkhane uit Mali zal gevolgen hebben voor de bestrijding van terroristische groeperingen in de Liptako-Gourma-regio (het grensgebied tussen Mali, Niger en Burkina Faso). Nederland en zijn Europese partners blijven echter gecommitteerd aan het tegengaan van de terroristische dreiging in de Sahel en aan de spill-over hiervan naar in het bijzonder de West-Afrikaanse kuststaten.
Klopt het dat Noorwegen en Zweden hun soldaten zullen terugtrekken? Wat is hun tijdpad van terugtrekking en wat betekent dat voor de veiligheid van de Nederlandse aanwezigheid?
De aan Taakgroep Takuba deelnemende landen, waaronder Nederland, hebben op 17 februari jl. besloten om Takuba uit Mali terug te trekken, omdat niet langer aan de politieke, juridische en operationele voorwaarden voor inzet kon worden voldaan.
Noorwegen besloot reeds op 1 februari jl. zijn geplande inzet in Takuba te annuleren. Het bleek voor de Noorse overheid onmogelijk om met de Malinese autoriteiten een juridisch kader vast te stellen dat de veiligheid van de Noorse militairen voldoende zou borgen. De voorziene troepen waren nog niet uitgezonden, waardoor van terugtrekking geen sprake is. Het Zweedse nationale mandaat voor Taakgroep Takuba eindigt zoals was voorzien in maart 2022. Zweden en Noorwegen blijven deelnemen aan MINUSMA.
Beide ontwikkelingen hebben geen consequenties voor de veiligheid van de Nederlandse militairen aanwezig in Mali.
In hoeverre zijn de ontwikkelingen in Mali van invloed op de positie van Luitenant-Generaal Mathijssen, de Force Commander van MINUSMA, en zijn Nederlandse staf?
Vooralsnog ziet de VN-missie MINUSMA voldoende mogelijkheden voor de uitvoering van haar mandaat. Het kabinet houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en staat hierover in nauw contact met de VN en andere troepen-leverende landen.
Betekent een eventueel stopzetten van de Nederlandse militaire bijdrage aan de MINUSMA-missie in Mali ook dat de positie van Force Commander MINUSMA door Nederland wordt losgelaten?
De Force Commander MINUSMA is in dienst van de VN. Deze positie is niet gekoppeld aan de Nederlandse militaire bijdrage aan MINUSMA. Het stopzetten van de Nederlandse civiele en militaire bijdrage aan de VN-missie MINUSMA is momenteel niet aan de orde.
Verwacht u een geweldsescalatie in Mali, indien Frankrijk en andere Westerse landen zich terugtrekken uit Mali?
De veiligheidssituatie in Mali en de bredere regio is complex en onvoorspelbaar. Nederland heeft de afgelopen jaren – samen met gelijkgezinde partners – in multilateraal verband een bijdrage geleverd aan capaciteitsopbouw van de Malinese veiligheidssector. Het is op dit moment moeilijk te voorspellen wat het precieze effect zal zijn van het stopzetten van de bestaande missies op de stabiliteit van Mali en de bredere regio. Het kabinet houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en onderhoudt hierover nauw contact met bondgenoten.
Heeft u een goed beeld van het aantal Nederlandse burgers in Mali en hoe zorgen u ervoor dat zij tijdig kunnen vertrekken indien de situatie in Mali escaleert?
Op dit moment zijn er 60 Nederlanders in Mali geregistreerd bij de informatieservice van Buitenlandse Zaken. Aangezien niet alle Nederlanders zich bij de informatieservice registeren kan het daadwerkelijke aantal Nederlanders in Mali hoger liggen. Het is verder bekend dat er 115 Nederlanders verbonden zijn aan de VN-missie en EU-missies.
Voor de landen waar de veiligheidssituatie en de capaciteiten van de lokale autoriteiten daar aanleiding toe geven, beschikken de betreffende ambassades over een uitgewerkt evacuatieplan voor de aanwezige Nederlanders en eigen stafleden. Nederland werkt daarbij nauw samen met bevriende landen ter plaatse. Dit geldt ook voor Mali, waar evacuatie op dit moment niet aan de orde is, ook omdat er nog commerciële vluchten zijn. Preventie en eigen verantwoordelijkheid staan bij de evacuatie van Nederlanders uit het buitenland centraal. Het evacueren van staatsburgers door Nederland vindt slechts in zeer uitzonderlijke situaties plaats, te weten wanneer er geen enkele andere mogelijkheid is om zelfstandig een bepaald gebied veilig te verlaten en Nederland daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om staatsburgers uit het gebied te evacueren. In aanloop naar een mogelijke evacuatie, hanteert de Nederlandse overheid de volgende stappen: 1) Alle niet-noodzakelijke reizen ontraden (code «oranje»); 2) Alle reizen ontraden (code «rood») en indien de veiligheidssituatie dit toelaat, Nederlanders oproepen zelfstandig het land te verlaten; 3) Overgaan tot evacuatie wanneer dit gezien de veiligheidssituatie noodzakelijk is en de operatie verantwoord kan worden uitgevoerd.
Wordt er in EU-verband gesproken over Mali en, zo ja, in hoeverre is er eensgezindheid over de Europese Mali-strategie?
De EU volgt de ontwikkelingen in Mali op de voet en onderzoekt de mogelijke gevolgen van de situatie, inclusief een gedegen risico-inschatting en scenario-planning ten aanzien van de Europese presentie en inzet van Europese instrumenten in de regio. De situatie in Mali staat regelmatig op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken, zo ook tijdens de Raad van 21 februari a.s. Onder de EU-lidstaten is er veel eensgezindheid ten aanzien van de zorgen over de huidige politieke spanningen en de aanwezigheid van Russische paramilitairen. Tegelijkertijd benadrukken EU-lidstaten het belang om de communicatiekanalen met de Malinese transitieautoriteiten open te houden.
Vindt er bilateraal en multilateraal overleg plaats met de Malinese autoriteiten om de situatie te de-escaleren?
In multilateraal en regionaal verband vindt veelvuldig overleg plaats met de Malinese transitieautoriteiten om de situatie te de-escaleren. Nederland blijft daarbij ECOWAS, de Afrikaanse Unie (AU) en de VN/MINUSMA ondersteunen in hun poging om in dialoog met de Malinese transitieautoriteiten een uitweg te vinden uit de huidige impasse. Deze inzet is afgestemd in EU-kader en conform de koers van gelijkgezinde partners in de West-Afrikaanse regio (ECOWAS). Inmiddels hebben de Malinese transitieautoriteiten een coördinatiemechanisme opgezet ten behoeve van een voortzetting van de dialoog met ECOWAS, de AU en de VN om tot overeenstemming te komen over een transitietijdpad.
Ook in Europees en bilateraal verband vindt overleg plaats met de Malinese transitieautoriteiten, mede gericht op de-escalatie en terugkeer naar een proces van democratische transitie. Hierop werd onder meer ingezet tijdens een ontmoeting op 2 februari jl. tussen de EU-ambassadeur en transitiepremier Maïga en tijdens een politieke dialoog van de EU met de Malinese Minister van Buitenlandse Zaken, Abdoulaye Diop, eind november jl., waaraan ook de Nederlandse ambassadeur deelnam. Een vergelijkbare boodschap werd eveneens in november afgegeven door de Nederlandse Speciaal Gezant voor de Sahel en de Nederlandse ambassadeur in een bilateraal onderhoud met Minister Diop.
Wat weet u over de aanwezigheid van de Wagner Group in Mali? Klopt het dat de Wagner Group inmiddels weer is vertrokken uit Mali?3
Het is het kabinet bekend dat Russische paramilitairen sinds begin van dit jaar tot op heden actief zijn in Mali. Het kabinet acht het waarschijnlijk dat een deel van deze paramilitairen behoort tot de private military company Wagner. Het is eveneens mogelijk dat het reguliere Russische militairen van de Russische overheid zijn of een mix van beide. Het kan op dit ogenblik niet worden bevestigd dat er een overeenkomst bestaat tussen de Malinese autoriteiten en de Wagner Group. Deze ontwikkelingen zijn desondanks zeer zorgelijk.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Mali expels Paris envoy over 'hostile and outrageous' French comments’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Mali expels Paris envoy over «hostile and outrageous» French comments»?1
Ja.
Bent u het eens met de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Jean-Yves le Drian dat de Malinese junta niet legitiem is?
Het kabinet stelt vast – net als de West-Afrikaanse regio (ECOWAS) en de Europese Unie – dat het huidige Malinese bewind niet tot stand is gekomen via een regulier democratisch proces. Het kabinet keurt dit af. Het is belangrijk dat Mali zo spoedig mogelijk zijn weg terugvindt naar een proces van democratische transitie. Met dat perspectief houdt het kabinet, samen met gelijkgezinde partners in ECOWAS en de Europese Unie, het communicatiekanaal met deze transitieregering vooralsnog open. Dit betekent dat Nederland ECOWAS en de Afrikaanse Unie blijft steunen in hun poging om een uitweg te vinden uit deze impasse.
Hoe beoordeelt u het plan van de Malinese junta om niet zoals eerder toegezegd in februari 2022 verkiezingen uit te schrijven, maar tot nog wel vijf jaar aan de macht te blijven?
Het kabinet acht de aangekondigde verlenging van de transitie met maximaal vijf jaar (later teruggebracht tot vier jaar) onacceptabel en heeft deze boodschap ook duidelijk overgebracht aan de Malinese transitieautoriteiten. Nederland heeft in de Raad Buitenlandse Zaken van januari jl. bovendien gepleit voor een sterke EU-reactie door middel van persoonsgerichte sancties tegen individuen die de politieke transitie in Mali actief tegenwerken en die de vrede, stabiliteit en veiligheid bedreigen. Er is door de EU-lidstaten overeenstemming bereikt over de listingvan vijf Malinese personen die hierin een sleutelrol vervullen.
Hoe beoordeelt u de schade aan de pogingen van de internationale gemeenschap om Mali te stabiliseren als de Malinese junta weigert verkiezingen uit te schrijven, en het pakket aan economische sancties van ECOWAS dientengevolge van kracht blijft?
Het is momenteel te vroeg om te bepalen wat de volledige impact van de huidige ontwikkelingen is op de internationale inzet op het gebied van stabiliteit. Wel is reeds besloten om Taakgroep Takuba uit Mali terug te trekken. Zie voor nadere informatie de separate Kamerbrief «Besluit terugtrekking Taakgroep Takuba uit Mali» (17 februari jl.). Het kabinet voert daarnaast intensief overleg met partners in de VN en de EU over de mogelijke gevolgen van de verslechterende omstandigheden in Mali voor de VN-missie MINUSMA en de EU-missies in de Sahel en de gevolgen voor de Nederlandse bijdragen daaraan. Tevens zal Nederland in samenspraak met andere donoren zeer kritisch bezien in hoeverre de ontwikkelingssamenwerking via de centrale overheid in Mali onder de huidige omstandigheden nog wenselijk en effectief is.
Hoe beoordeelt u de beslissing van de Malinese autoriteiten om de Duitse luchtmacht toegang tot het luchtruim te weigeren voor een vlucht naar een logistieke hub in Niger?
In de derde week van januari werden door de Malinese transitieautoriteiten beperkingen opgelegd aan het gebruik van het luchtruim. Zie ook het antwoord op vraag 8, 11 en 12.
Bent u het ermee eens dat de keuze van de Malinese regering om de Deense bijdrage aan Operatie Takuba het land uit te zetten de inspanningen tegen terrorisme in de Sahel schaadt?
Ja.
Welke gevolgen zijn er voor het rotatieschema van de Verenigde Naties om luchttransport aan de missie MINUSMA ter beschikking te stellen, waarbij naast de huidige inzet van Nederland ook Denemarken periodiek een bijdrage levert?
Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd, draagt Nederland tot medio mei bij aan het rotatieschema met een C-130. Over toekomstige invulling binnen het rotatieschema vindt nader overleg plaats tussen de betrokken landen.
Welke gevolgen heeft de opstelling van de Malinese autoriteiten voor de veiligheid en uitvoerbaarheid van de missie? Kunt u daarbij ten minste ingaan op de toegang tot medische faciliteiten waar de Nederlandse militairen van afhankelijk zijn, en het verkrijgen van toestemming voor vluchten om Mali desgewenst in- en uit te vliegen?
Vooralsnog ziet MINUSMA voldoende mogelijkheden voor de uitvoering van haar mandaat. Wel troffen de door de transitieautoriteiten opgelegde beperkingen aan het binnenlandse luchtruim ook MINUSMA en de inzet van de Nederlandse C-130. De restricties leidden op 16 januari jl. tot een tijdelijke stop van alle personeels- en cargovluchten van de missie, waaronder de vluchten van de Nederlandse C-130. Daags na de afkondiging van de restricties kwamen MINUSMA en de transitieautoriteiten na intensief overleg tot een oplossing. De transitieautoriteiten krijgen voortaan inzage in het vluchtschema van MINUSMA. Sinds 21 januari jl. voert de Nederlandse C-130 weer vluchten uit. De beperkende maatregelen hadden geen invloed op medische evacuatievluchten. Er zijn op dit moment geen beperkingen op de toegang tot medische faciliteiten in Mali voor missiepersoneel. Het kabinet houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
Wat zeggen de abrupte keuzes van de Malinese junta rond bijvoorbeeld de Deense militaire aanwezigheid en de Duitse overvlucht richting Niger over de betrouwbaarheid van het regime en de waarde van gemaakte afspraken?
Namens de EU is er op 2 februari jl. een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger uitgebracht naar aanleiding van het verzoek van de Malinese transitieautoriteiten aan de Franse ambassadeur om binnen 72 uur het land te verlaten. De manier waarop de Malinese transitieautoriteiten omgaan met Europese partners wordt gekwalificeerd als onaanvaardbaar. In deze verklaring wordt voorts afkeuring uitgesproken over het ongefundeerde besluit van Mali om de Deense militaire aanwezigheid uit te wijzen. De EU toont zich geheel solidair met de positie van ECOWAS en roept de Malinese transitieautoriteiten op tot de-escalatie en hervatting van de dialoog.
Is de aanwezigheid van de Wagner Group de afgelopen weken in Mali toe- of afgenomen?
Het is het kabinet bekend dat Russische paramilitairen sinds januari 2022 actief zijn in Mali. Het kabinet acht het waarschijnlijk dat een deel van deze paramilitairen behoren tot de private military company Wagner. Het is eveneens mogelijk dat het reguliere Russische militairen van de Russische overheid zijn of een mix van beide. Het kan op dit ogenblik niet worden bevestigd dat er een overeenkomst bestaat tussen de Malinese autoriteiten en de Wagner Group. Deze ontwikkelingen zijn desondanks zeer zorgelijk.
Kunt u aangeven hoe de Nederlandse missie in Mali de gestelde politieke en strategische doelen kan bereiken in het licht van de ontwikkelingen waaraan in de voorgaande vragen wordt gerefereerd?
De ontwikkelingen waaraan wordt gerefereerd zijn reden tot zorg. Het kabinet volgt deze op de voet en staat in nauw contact met partners en bondgenoten om de effecten op de haalbaarheid van politieke en strategische doelen te monitoren.
Heeft Nederland te maken gehad met vergelijkbare dreigementen of hindernissen als Frankrijk, Duitsland en Denemarken?
Nederland neemt net als deze landen deel aan MINUSMA, EUTM Mali en de Taakgroep Takuba. Zie het antwoord op vraag 8 voor de situatie ten aanzien van MINUSMA en de separate Kamerbrief «Besluit terugtrekking Taakgroep Takuba uit Mali» (17 februari jl.) voor de situatie ten aanzien van Taakgroep Takuba.
EUTM Mali wordt sinds enkele weken de toegang tot verschillende Malinese militaire locaties ontzegd. Voorts wordt de inzet van Unmanned Aerial Vehicles in Centraal-Mali sinds half januari niet meer toegestaan, vanwege de hierboven beschreven opgelegde beperkingen in het binnenlandse luchtruim.
Gegeven de zorgen over de ontwikkelingen in Mali en de gevolgen hiervan op de inzet en effectiviteit van EUTM Mali en EUCAP Sahel Mali, wordt in EU-verband gesproken over de voortzetting van deze missies, zoals tijdens de aankomende Raad Buitenlandse Zaken op maandag 21 februari a.s.
Overweegt Nederland bijdrages terug te trekken uit de verschillende missies in Mali vanwege de ontwikkelingen waar de voorgaande vragen aan refereren?
De aan Taakgroep Takuba deelnemende landen, waaronder Nederland, hebben inmiddels besloten om Taakgroep Takuba uit Mali terug te trekken. Zie voor nadere informatie de separate Kamerbrief «Besluit terugtrekking Taakgroep Takuba uit Mali» (17 februari jl.)). Het kabinet voert daarnaast intensief overleg met partners in de VN en de EU over de mogelijke gevolgen van de verslechterende omstandigheden in Mali voor de VN-missie MINUSMA en de EU-missies in de Sahel en de gevolgen voor de Nederlandse bijdragen daaraan.
Wordt er in de EU gesproken over een totaalafweging hoe om te gaan met Mali en de bijdragen door Europese landen aan de verschillende missies aldaar van de EU en de VN?
De situatie in Mali heeft alle aandacht binnen de Europese Unie en staat daar mede op Nederlands aandringen hoog op de agenda. Hoge Vertegenwoordiger Borrell en de EDEO zullen met spoed additionele analyses van de situatie maken inclusief een gedegen risico- inschatting ten aanzien van de Europese presentie en inzet van Europese instrumenten in de regio. De Raad Buitenlandse Zaken van 21 februari a.s. zal over dit onderwerp spreken.
Het artikel 'VN: Taliban hebben al ruim honderd voormalige functionarissen gedood in Afghanistan' |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «VN: Taliban hebben al ruim honderd voormalige functionarissen gedood in Afghanistan»?1
Ja.
Bent u het eens dat hiermee bewezen is dat voormalige overheidsfunctionarissen en mensen die contact hadden met internationale troepen groot risico lopen op moord, gedwongen verdwijningen, willekeurige arrestaties, foltering en buitengerechtelijke executies, ondanks het feit dat de Taliban amnestie zou hebben verleend aan deze groep?
Deze berichten zijn uiterst zorgelijk en duiden op grove schendingen van de mensenrechten. Het beeld dat de VN schetst komt overeen met eerdere berichtgeving van de Afghanistan Independent Human Rights Committee(AIHRC) en Human Rights Watch (HRW). Over het rapport van HRW over dit onderwerp heb ik in december schriftelijke vragen van de Kamer beantwoord (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1129).
De berichten zijn in strijd met de amnestie voor personeel van de vorige regering die de Taliban twee dagen na de machtsovername op 15 augustus jl. afkondigde. De Taliban herhaalde in reactie op het huidige VN rapport het bestaan van de amnestie. Het de facto Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Taliban stelt dat Talibantroepen sinds de afkondiging van de amnestie geen voormalige overheidsmedewerkers hebben gedood. De slachtoffers die gevallen zijn, zouden volgens hen te wijten zijn aan persoonlijke disputen of wraakacties.
De fluïde situatie in Afghanistan na de machtsovername van de Taliban maakt het denkbaar dat dit voor een deel van de slachtoffers het geval is. Daarnaast is het onduidelijk in hoeverre lokale manschappen van de Taliban onder effectieve controle staan van het leiderschap in Kabul. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van een centraal aangestuurd Taliban-beleid van represailles tegen oud-medewerkers van de voormalige regering. Tegelijkertijd is wel duidelijk dat de Taliban onvoldoende ondernemen om dit soort acties te voorkomen en de daders ter verantwoording te houden. De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, spreken de Taliban er daarom op aan dat zij zich dienen te onthouden van vergeldingsacties, dergelijke acties van anderen dienen tegen te gaan en de daders verantwoordelijk moeten houden.
Welke consequenties heeft deze informatie voor het huidige beleid voor Nederlandse evacuaties van Afghanen? Leidt deze informatie tot een ruimer en/of sneller evacuatiebeleid, en kunt u dit toelichten?
Het kabinet blijft alles in het werk stellen om mensen die daarvoor in aanmerking komen zo snel mogelijk naar Nederland over te brengen. Bij het bepalen wie voor overbrenging in aanmerking komt blijven de kaders zoals uitgewerkt in de kamerbrief van 11 oktober (Kamerstuk 27 925, nr. 860) leidend.
Op welke wijze gaat Nederland zich inzetten voor een veilige uittocht van Afghanen die nog steeds op de evacuatielijst staan?
Nederland heeft zich sinds het einde van de acute evacuatiefase op 26 augustus 2021 onafgebroken ingespannen om de mensen die voor overbrenging in aanmerking komen naar Nederland te halen. Helaas zijn er op dit moment weinig vluchtmogelijkheden voor grote groepen. Overbrenging is daardoor steeds meer een kwestie van maatwerk. Tegelijkertijd gaat de zoektocht naar alternatieve routes door. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden via Doha, Islamabad, Teheran en Dubai. Zoals ik schreef in mijn brief aan de Kamer op 27 januari jl. (kenmerk 2022D02802), worden hierbij alle mogelijke overbrengingsopties overwogen. Voorafgaand aan het debat van 10 maart zal het kabinet de Kamer een brief doen toekomen met de laatste stand van zaken van de Nederlandse inspanningen voor een veilige uittocht van Afghanen die voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen.
Zorgt dit nieuws ervoor dat ook andere groepen mensen nu in aanmerking komen voor een plek op de evacuatielijst, bijvoorbeeld als ze niet direct voor Nederland en/of de internationale gemeenschap hebben gewerkt maar wel groot gevaar lopen door hun functie bij de overheid? Kunt u dit toelichten?
De kaders zoals uitgewerkt in de kamerbrief van 11 oktober blijven leidend in het bepalen wie in aanmerking komt voor overbrenging naar Nederland.
Op welke wijze gaat u zich binnen VN-verband inzetten voor betere mensenrechtenmonitoring in Afghanistan? Welke andere middelen zet u in om functionarissen in Afghanistan beter te beschermen?
Mede als resultaat van Nederlandse inspanningen beschikt de VN over meerdere mogelijkheden om de mensenrechtensituatie in Afghanistan te monitoren. Een belangrijk resultaat is de instelling van een Speciaal Rapporteur voor mensenrechten in Afghanistan door de VN-Mensenrechtenraad, wiens benoeming wordt afgerond tijdens de komende Mensenrechtenraad (29 februari t/m 31 maart). Nederland heeft zich ingezet voor een zo sterk mogelijk mandaat en mede daardoor is bewerkstelligd dat de Speciaal Rapporteur op extra ondersteuning vanuit het VN-kantoor voor de Rechten van de Mens kan rekenen.
De Speciaal Rapporteur zal zijn of haar bevindingen vastleggen in een rapport en in september toelichten tijdens een Interactieve Dialoog in de Mensenrechtenraad. Ook de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) zal het rapport tijdens zijn 77e zitting bespreken. Nog daarvoor, in juni, zal de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens aan de Mensenrechtenraad rapporteren over de mensenrechtensituatie in Afghanistan. Ook de VN-missie UNAMA monitort de mensenrechtensituatie in Afghanistan. Het huidige UNAMA mandaat loopt af op 17 maart. Nederland zal, zowel nationaal als in EU-verband, erop aandringen dat monitoring van de mensenrechtensituatie ook in het nieuwe UNAMA-mandaat wordt opgenomen, waarover momenteel wordt onderhandeld in de VN-Veiligheidsraad.
Als Nederland contacten heeft met de Taliban benadrukt het altijd dat vergeldingsacties tegen voormalige overheidsfunctionarissen onacceptabel zijn. Deze boodschap is wederom onderstreept tijdens de dialoog die de EU en gelijkgestemde landen op 15 februari jl. met vertegenwoordigers van de Taliban voerden in Doha. De internationale gemeenschap benadrukt in gesprekken met de Taliban steevast dat verder engagement afhankelijk is van de implementatie van de toezeggingen die de Taliban heeft gedaan op het gebied van mensenrechten, waaronder over vergeldingsacties.
Het lot van de Afghaanse ambassadebewakers |
|
Jasper van Dijk , Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA), Sylvana Simons (BIJ1), Christine Teunissen (PvdD), Tunahan Kuzu (DENK), Laura Bromet (GL), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Klopt het dat alle Afghaanse oud-medewerkers van de Nederlandse ambassade zijn geëvacueerd behalve de Afghaanse ambassadebewakers? Zo nee, welke groep is er nog meer niet geëvacueerd die voor de ambassade werkte?
Op enkelen die niet geëvacueerd wilden worden na, zijn alle Afghaanse medewerkers in dienst van de Nederlandse ambassade geëvacueerd. Dat is inclusief enkele bewakers die rechtstreeks in dienst waren van de ambassade. Er zijn geen personen die rechtstreeks bij de ambassade in dienst waren, die niet voor evacuatie in aanmerking kwamen. De meeste bewakers bij de ambassade waren echter geen medewerkers van de ambassade, maar waren in dienst van een externe dienstverlener.
Kunt u precies laten weten op welke datum na het aannemen van motie Belhaj op 18 augustus jl.1 het ministerie het verzoek van de externe dienstverlener om de bewakers te evacueren, heeft ontvangen? Kunt u dit verzoek de Kamer doen toekomen?
De externe dienstverlener heeft op 15 augustus 2021 via e-mail een schriftelijk verzoek om evacuatie van zijn mensen gestuurd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Dit was voorafgaand aan het debat van 17 augustus en kort voordat de evacuaties begonnen. Eerder al had hij eenzelfde verzoek mondeling aan de ambassade gedaan. Over het oorspronkelijke verzoek van 15 augustus werd door de dienstverlener per e-mail gerappelleerd op 25 september en op 4 oktober. Het verzoek van 15 augustus en beide rappels worden op vertrouwelijke basis met u gedeeld.2
Kunt u bevestigen dat de breed aangenomen motie-Belhaj niet aangeeft dat medewerkers die voor de Nederlandse missie hebben gewerkt, moeten worden uitgesloten omdat ze niet rechtstreeks onder contract stonden van Nederland?
De motie-Belhaj definieert de te evacueren doelgroepen in brede zin als «medewerkers die de Nederlandse overheid hebben bijgestaan» en bevat geen uitsluitende voorwaarden. In antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer van 16 december jl.3 is uitgelegd waarom het kabinet van mening is dat deze groep van ongeveer 200 (aantal genoemd in hulpverzoek van 15 augustus 2021) bewakers en ander servicepersoneel, die in dienst was bij de externe dienstverlener, niet behoort tot de groep van medewerkers die voor overbrenging in aanmerking komen.
Kunt u bevestigen dat in de Kamerbrief inzake de uitvoering van de motie-Belhaj van 11 oktober jl.2 niet is opgenomen dat personen rechtstreeks in dienst van Nederland moeten zijn geweest om in aanmerking te komen voor evacuatie? Kunt u daarnaast bevestigen dat er niet in de motie-Belhaj staat dat ambassadebewakers die officiële vertegenwoordigingen van staten bewaken, moeten worden uitgesloten?
De verdere uitvoering van de motie-Belhaj na afloop van de evacuatiefase, zoals uiteengezet in de brief van 11 oktober 2021, beperkt zich tot drie specifieke groepen. Allereerst degenen die in augustus al opgeroepen waren voor vertrek op basis van de motie-Belhaj, maar die niet meer tijdig konden uitreizen of de luchthaven niet op tijd konden bereiken. En daarnaast twee bijzondere groepen die vallen onder de speciale voorziening die het kabinet heeft getroffen en die in de brief van 11 oktober worden toegelicht.5 De bewakers bij de ambassade die in dienst waren van de externe dienstverlener vallen niet binnen de criteria voor een van deze drie groepen. Zie met betrekking tot wat er in de motie-Belhaj staat het eerdere antwoord op vraag 3.
Kunt u bevestigen dat in de motie-Belhaj – aangenomen daags na de val van Kabul op 15 augustus jl. – het kabinet wordt verzocht additionele groepen te evacueren die vóór het aannemen van de motie niet in aanmerking kwamen voor evacuatie? Zo ja, waarom baseert u uw besluit om de ambassademedewerkers niet te evacueren op een besluit dat vóór de motie-Belhaj is genomen, terwijl u dat bij andere groepen ook niet doet?
Het klopt dat met de uitvoering van de motie-Belhaj van 18 augustus 2021 tijdens de acute evacuatiefase groepen in aanmerking zijn gebracht voor evacuatie die voorheen niet in aanmerking kwamen. Overwegingen die ten grondslag lagen aan het besluit dat de medewerkers van de externe dienstverlener die hebben gewerkt als bewakers bij de Nederlandse ambassade niet voor overbrenging in aanmerking kwamen, waren ten eerste dat zij niet in dienst waren van de ambassade maar bij een particulier bedrijf en ten tweede dat zij geen (militaire) objecten van buitenlandse strijdkrachten bewaakten, maar officiële vertegenwoordigingen van andere staten, waarmee de Taliban officiële contacten nastreeft. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer in de brief van 24 november 20216 vormen zij vanwege deze overwegingen een duidelijk andere groep dan de groepen die wel voor evacuatie in aanmerking kwamen zoals uiteengezet in de brief van 11 oktober 2021. De omvang van deze groep bewakers zou potentieel, inclusief de kerngezinsleden, 800 tot 1000 personen kunnen zijn.
Klopt het dat de externe dienstverlener die het verzoek tot evacuatie van de ambassadebewakers heeft gedaan na het aannemen van de motie Belhaj, tot op heden niet rechtstreeks op de hoogte is gesteld van het besluit de bewakers niet te evacueren? Zo ja, hoe verklaart u dit? Zo nee, kunt u alle correspondentie of gespreksverslagen van telefoongesprekken na het aannemen van de motie-Belhaj waarin dit besluit is meegedeeld aan de dienstverlener, de Kamer doen toekomen?
De externe dienstverlener was, uit zijn regelmatige contacten met de ambassade, reeds vanaf begin 2021 bekend met het feit dat zijn werknemers niet door Nederland geëvacueerd zouden worden. In mondelinge contacten is tegenover hem herhaald dat het niet te verwachten was dat dit standpunt zou veranderen. Van deze gesprekken is geen verslag opgetekend. Op 14 augustus is in een gesprek op de ambassade in Kaboel tegenover de supervisor van deze groep en een aantal van de medewerkers van de dienstverlener bevestigd dat voor deze groep een andere situatie geldt dan voor het ambassadepersoneel, dat zij niet binnen de door het ministerie in Den Haag vastgestelde kaders vallen, en dat uiteindelijk de werkgever voor hun veiligheid verantwoordelijk is.
Het e-mailverzoek dat de externe dienstverlener op 15 augustus aan de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken stuurde is op eenzelfde wijze behandeld als de vele andere hulpverzoeken die via diverse mailadressen, ook die van bewindspersonen en individuele ambtenaren of van directies, bij Buitenlandse Zaken binnenkwamen. Al deze verzoeken zijn doorgeleid naar de mailbox kabul@minbuza.nl. Behoudens degenen die in de acute evacuatiefase uit deze mailbox zijn gelicht met een oproep om naar de luchthaven te komen, is op geen van die andere verzoeken ingegaan; het ging zoals bekend in die eerste periode om tienduizenden e-mails.
Met de externe dienstverlener is voornamelijk mondeling (telefonisch) en soms via whatsapp gecommuniceerd. In deze communicatie is niet gereageerd op zijn verzoek aan de Minister, noch is een specifiek nieuw standpunt ten aanzien van zijn groep ingenomen of aan hem medegedeeld. In een berichtenuitwisseling op 23-24 augustus laat de ambassadeur hem via whatsapp weten niet te verwachten dat het standpunt over de groep zou veranderen. De app-uitwisseling wordt op vertrouwelijke basis met u gedeeld.7 In een telefonische uitwisseling op 25 en 26 augustus met een medewerker van het BZ-crisisteam werd hem verzocht om een namenlijst toe te sturen (zie ook het antwoord op vraag 7) maar is niet met hem over het evacuatieverzoek of een eventuele aanpassing van het standpunt ten aanzien van de groep gesproken. Toen de dienstverlener de lijst op 26 augustus toezond was er net een einde gekomen aan de evacuaties omdat de luchthaven was gesloten.
Gedurende september is, onder meer met uw Kamer, intensief gesproken over hoe om te gaan met de vele verzoeken en met de vele mensen die vanuit Afghanistan nog op hulp wachtten. Besluitvorming is met uw Kamer gedeeld per brief van 11 oktober 2021. Achteraf bezien is het spijtig dat aan de dienstverlener in die periode, anders dan een ontvangstbevestiging op 26 augustus 2021 voor de lijst, geen schriftelijk antwoord op het evacuatieverzoek meer is gestuurd.
Net als de vele anderen die in de acute evacuatiefase een hulpverzoek instuurden heeft ook de externe dienstverlener in oktober een standaardantwoord ontvangen, dat vanuit een «no reply»-mailbox is verzonden. In dat bericht (zie bijlage)8 is aan hem en aan alle anderen onder meer medegedeeld dat «the possibilities for support are unfortunately limited at this time». Daarna zijn reguliere werkcontacten voortgezet, onder meer over het afsluiten van een nieuw bewakingscontract voor het terrein waar eigendommen van de ambassade momenteel zijn opgeslagen.
Klopt het dat de externe dienstverlener eind augustus een namenlijst heeft aangedragen met personen die langer dan tien jaar als ambassademedewerker voor Nederland hebben gewerkt? Zo ja, kunt u bevestigen of de dienstverlener dit op verzoek van het ministerie heeft gedaan? Kunt u daarnaast exact aangeven wat er met deze namenlijst is gebeurd en kunt u alle correspondentie tussen het ministerie en de externe dienstverlener inzake deze namenlijst de Kamer doen toekomen?
Het klopt dat de dienstverlener op 26 augustus 2021, op verzoek van het crisisteam een dag eerder, een namenlijst van zijn medewerkers heeft aangedragen met daarop 179 namen. In zijn korte aanbiedingsmail schrijft hij dat het personen betreft die 10 jaar of langer bij de ambassade hebben gewerkt. Op deze lijst staan geen lengten van dienstverbanden vermeld en daar was ook niet specifiek om verzocht.
De reden waarom het crisisteam de lijst op 25 augustus telefonisch bij het bedrijf opvroeg is omdat bij het hulpverzoek geen overzicht zat van wie dit betrof. Op dat moment werden voor alle hulpverzoeken in de kabul-mailbox de ontbrekende namen en gegevens voor zover mogelijk alsnog opgevraagd door het crisisteam. De ambassade zat middenin de evacuatieoperatie en kon de lijst niet verstrekken. Het crisisteam wilde de namen op de lijst tevens kunnen cross-checken met binnengekomen individuele verzoeken in de kabul-mailbox, teneinde te kunnen vaststellen of het bij verzoeken van mensen die aangaven beveiliger te zijn of te zijn geweest al dan niet om personen ging die rechtstreeks in dienst waren (geweest) van de ambassade.
Op het moment dat de lijst op 26 augustus werd ontvangen sloot de luchthaven en kwam de evacuatie tot een einde. De lijst als zodanig is daarna niet meer gebruikt. Het crisisteam stuurde nog wel een ontvangstbevestiging aan het bedrijf en gaf daarin aan dat de lijst zou worden doorgegeven aan «teams die namenlijsten opstellen van personen die voor Nederland of de ambassade gewerkt hebben» met daaronder het advies dat op dat moment aan iedereen in Kaboel werd gegeven, om niet meer naar de luchthaven te gaan. Kopie van deze mailwisseling wordt eveneens vertrouwelijk met u gedeeld.3) De namenlijsten kunnen om privacy-redenen niet gedeeld worden.
Begin september deelt de ambassade, inmiddels tijdelijk gevestigd in Qatar, ook een lijst met namen van medewerkers van de externe dienstverlener met het crisisteam die dateert van 8 juni 2021. Daar staan 146 namen op, waarvan er 129 ook op de lijst van 26 augustus staan. Op deze lijst van 8 juni met 146 namen staat de duur van het dienstverband wel vermeld en staan 59 personen met een dienstverband van 10 jaar of langer.
Hoeveel ambassadebewakers die in dienst stonden van deze dienstverlener zijn er uiteindelijk per 31 december jl. ontslagen? Hoeveel van deze personen zijn er inmiddels door Nederland via deze dienstverlener weer in dienst genomen? Wat is er bij u bekend over het lot van de ontslagen personen die niet weer in dienst zijn genomen?
De externe dienstverlener heeft nog tot eind 2021 beveiligingswerkzaamheden bij de voormalige Nederlandse ambassade uitgevoerd. Ons zijn geen berichten bekend dat zijn medewerkers daarbij in problemen zijn gekomen. Van de externe dienstverlener is vernomen dat op basis van de lijst met 179 namen inmiddels 149 medewerkers per 31 december 2021 zijn ontslagen. De overige 30 personen staan nog onder contract bij het bedrijf. Het ontslag was het gevolg van het opzeggen van de Nederlandse ambassadecontracten, zoals gesteld in antwoord op eerdere vragen van uw Kamer.9
Er is met deze externe dienstverlener inmiddels een nieuw contract afgesloten voor bewaking van een terrein in de voormalige groene zone waar op dit moment de achtergebleven Nederlandse eigendommen worden bewaard. Onder dit nieuwe contract worden nog elf medewerkers van de dienstverlener ingezet voor de beveiliging van de ambassade op de nieuwe locatie.
Zoals bekend is de economische situatie in Afghanistan erg slecht en voor mensen die in deze omstandigheden hun baan verliezen nog slechter. Daarom heeft mijn voorganger op 19 november 2021 besloten om aan de werknemers die zouden worden ontslagen via de werkgever een financiële tegemoetkoming ter hoogte van vier maandsalarissen (ongeacht de duur van het dienstverband) beschikbaar te stellen, om hen te helpen in deze moeilijke tijden. Deze tegemoetkoming is overgemaakt aan de werkgever en wordt door hem momenteel uitbetaald aan betrokkenen.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en uw antwoorden voor het aankomende plenaire debat over de huidige stand van zaken inzake de evacuatie-operatie aan de Kamer doen toekomen?
Ja.
Bijlage: bij antwoord op vraag 6: «Bericht van de Nederlandse regering» (als bulk-mail verzonden in week 11–15 okt 2021)
(burger)slachtoffers als gevolg van Nederlandse bijdrage aan bombardement. |
|
Jasper van Dijk |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van de publicatie van de Amerikaanse Airpower Statistics, periode 2014–2021, dat een gedetailleerd overzicht is van alle acties van de Amerikaanse luchtmacht in Afghanistan, Irak en Syrië?1 Bent u bereid om een maandoverzicht vanaf 2014 aan de Kamer te sturen over de wapeninzet van de Nederlandse luchtmacht tegen ISIS in Irak en Syrië? Zo nee, waarom niet?
Ja. Op 24 maart 2020 heeft het Ministerie van Defensie reeds met terugwerkende kracht een overzicht gepubliceerd van de wekelijkse inzet van Nederlandse F-16’s in de anti-ISIS coalitie in de eerste inzetperiode, tussen 2014 en 2016.2 Dit betreft het aantal missies, locaties, type doel en wapeninzet, op het detailniveau zoals dit werd geregistreerd gedurende de tweede inzetperiode in 2018. Het totaaloverzicht tussen 2014 en 2018 is sindsdien te vinden op defensie.nl.3 De Kamer is hierover op dezelfde dag geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 707).
Bent u bereid in dit overzicht op te nemen in welk land de 606 bijdragen in het kader van de Nederlandse bijdrage van de Processing Exploitation & Dissemination (PED)-capaciteit aan CENTCOM zijn uitgevoerd?
Zoals aangegeven is de PED-capaciteit5 in totaal 606 keer ingezet, verdeeld over de missies Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS coalitie en de NAVO Resolute Support Mission (RSM) in Afghanistan.
Van deze 606 keer inzet zijn 197 opdrachten weliswaar aangenomen maar uiteindelijk niet uitgevoerd. Dit was bijvoorbeeld te wijten aan slechte weersomstandigheden waardoor het zicht werd belemmerd, wijzigingen in de opdrachten waardoor de uitvoering kwam te vervallen of technische problemen met de systemen (drones en/of ontvangstapparatuur). Aangezien de PED-cel voor dergelijke, uiteindelijk niet uitgevoerde opdrachten wel voorbereidende activiteiten ontplooide, is dit tevens onder inzet gerekend, ondanks dat de PED-cel in deze gevallen dus geen product opleverde.
Van de overige 409 keer inzet heeft 182 keer inzet plaatsgevonden binnen OIR en 227 keer binnen RSM. In twintig gevallen (zes keer in OIR en veertien keer in RSM) kwam het voor dat de coalitie al tijdens een «live» beeldanalyse van de PED-cel besloot tot een wapeninzet.
Kunt u aangeven hoe vaak «sporadisch» precies is in uw antwoord dat «al tijdens een live beeldanalyse van de PED-cel» besloten werd tot wapeninzet?2
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke noemer zijn de voorvallen opgenomen die niet op de lijst vancredible noch van de noncredible reports zijn opgenomen?3 Om hoeveel gevallen gaat het daarbij?
De Kamer is reeds geïnformeerd dat Nederland bekend is met vier gevallen van (mogelijke) burgerslachtoffers als gevolg van Nederlandse wapeninzet in de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie. Twee van de vier gevallen vormden voor CENTCOM geen aanleiding voor onderzoek. Daarom is hier geen sprake van een «noemer» maar is de Kamer feitelijk geïnformeerd over de resultaten van het OM-onderzoek naar deze gevallen. Dit gebeurde voor het eerst in het openbaar op 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629), en o.a. op 4 november 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 670).
Waarom bent u bereid media en ngo’s informatie te geven die u aan de Kamer onthoudt? Bent u bereid deze informatie óók aan de Kamer te geven? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Conform de afspraken die daarover met de Kamer zijn gemaakt7 wordt de Kamer altijd proactief geïnformeerd mocht Defensie in de toekomst besluiten tot het openen van een onderzoek naar een vermoeden van mogelijke burgerslachtoffers als direct gevolg van Nederlandse wapeninzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet.
Sinds begin 2020 heeft het ministerie tweemaal vragen ontvangen van media en ngo’s over eventuele Nederlandse betrokkenheid bij wapeninzet in de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie. In beide gevallen is geantwoord dat, voor zover bij het ministerie bekend, er geen sprake was van Nederlandse betrokkenheid. Deze vragen vormden derhalve geen aanleiding tot het openen van een nieuw onderzoek door Defensie. Dit is in lijn met de informatiepositie van de Kamer, namelijk dat Nederland bekend is met vier gevallen van (mogelijke) burgerslachtoffers als gevolg van Nederlandse wapeninzet in de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie.
Deelt u de conclusie dat mede op basis van Nederlandse inlichtingen luchtaanvallen uitgevoerd kunnen zijn die ten minste op gespannen voet staan met de regels van het oorlogsrecht?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het aangehaalde artikel lijkt te zien op de inzet van Amerikaanse strijdkrachten in het kader van de nationale Amerikaanse operatie Freedom Sentinel. Nederland heeft op voorhand kenbaar gemaakt dat producten van de PED-cel enkel voor de missies Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS coalitie en Resolute Support Mission (RSM) in Afghanistan, en niet voor andere doeleinden mochten worden gebruikt.
Kunt u bevestigen dat tijdens het presidentschap van Donald Trump Afghanen zijn gebombardeerd omdat zij een walkietalkie gebruikten of er enkel een bij zich droegen? Zo nee, waarom niet? Heeft Nederland geprotesteerd tegen deze praktijk?
Nederland kan geen uitspraken doen over de wapeninzet van bondgenoten.
Kunt u uitsluiten dat Nederland betrokken is geraakt, via de PED-capaciteit, bij dergelijke luchtaanvallen op Afghanen met een walkietalkie?
Nederland heeft op voorhand kenbaar gemaakt dat producten van de PED-cel enkel voor de missies Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS coalitie en Resolute Support Mission (RSM) in Afghanistan, en niet voor andere doeleinden mochten worden gebruikt. Ook is op voorhand kenbaar gemaakt dat producten enkel gebruikt mochten worden t.b.v. wapeninzet die binnen de Nederlandse Rules of Engagement viel. Beide voorwaarden werden aangegeven op elk product dat door de PED-cel werd geleverd.
Kunt u bevestigen dat in de oorlog tegen IS huizen werden gebombardeerd als daar meerdere auto’s geparkeerd stonden? Zo nee, waarom niet? Heeft Nederland geprotesteerd tegen deze praktijk?
Nederland kan geen uitspraken doen over de wapeninzet van bondgenoten.
Deelt u de opvatting van de Amerikaanse onderzoeksjournalist dat derules of engagementmaximaal werden opgerekt in Afghanistan?5 Kunt u aangeven hoe vaak en op welke momenten sinds 2014 Nederland de Rules of Engagement heeft aangepast?6
Nederlandse eenheden traden in Afghanistan op onder de rules of engagement die door de NAVO waren vastgesteld voor de operatie RSM. De aangehaalde verwijzing naar Nederlandse rules of engagement ziet op de operatie OIR in Irak.
Het aangehaalde artikel lijkt te zien op het optreden van Amerikaanse strijdkrachten in de nationale Amerikaanse operatie Freedom Sentinel. Over de toepassing van de Amerikaanse rules of engagement in die operatie kan het kabinet geen uitspraken doen. Nederland heeft niet deelgenomen aan operatie Freedom Sentinel.
Nederlandse verantwoordelijkheid voor burgerslachtoffers in de oorlog tegen IS |
|
Jasper van Dijk |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving van de New York Times over burgerslachtoffers die vielen door luchtaanvallen van de coalitie tegen Islamitische Staat?1
Ja.
Kunt u bij de lijst met «credible reports» aangeven voor welke luchtaanvallen Nederland verantwoordelijk was? Zo nee, waarom niet?
De Kamer is reeds geïnformeerd dat Nederland bekend is met vier gevallen van (mogelijke) burgerslachtoffers als gevolg van Nederlandse wapeninzet in de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie (Kamerstuk 27 925, nr. 629 d.d. 13 april 2018, Kamerstuk 27 925, nr.670 d.d. 4 november 2019 en aanverwante Kamerstukken sindsdien verschenen). De vier gevallen hebben zich in Irak voorgedaan tijdens de eerste inzetperiode van de F-16’s van oktober 2014 tot en met juni 2016. De eerste twee gevallen betreffen de wapeninzet in Hawija in de nacht van 2-3 juni 2015 en de wapeninzet in Mosul in de nacht van 20 op 21 september 2015. Beide gevallen zijn door CENTCOM, het hoofdkwartier in de Verenigde Staten dat de anti-ISIS operaties aanstuurt, onderzocht en figureren in de genoemde lijst van «credible reports». Beide gevallen zijn tevens door het OM onderzocht.
Het derde en vierde geval zijn door het OM onderzocht. De uitkomst daarvan was dat bij het derde geval achteraf niet kon worden vastgesteld dat er daadwerkelijk burgerslachtoffers waren te betreuren. Bij het vierde geval heeft onderzoek niet geleid tot aanwijzingen dat er bij de luchtaanval burgerslachtoffers zijn gevallen. Beide gevallen vormden voor CENTCOM geen aanleiding voor onderzoek. Deze gevallen figureren daarom noch in de genoemde lijst van «credible reports», noch in de lijst met «noncredible reports».
De Kamer is op 24 maart 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 707) dat het ministerie in het kader van verhoogde transparantie duidelijkheid zal geven over eventuele Nederlandse betrokkenheid bij andere dan de hierboven gemelde vier aanvallen van de coalitie, als daar door derden (bijvoorbeeld door media en/of ngo’s) naar wordt gevraagd. Er is destijds aangegeven dat dit enkel geldt voor de categorie «credible reports». Dat betreft de aanvallen die staan genoemd in het maandelijkse overzicht van CENTCOM, waarnaar het onderzoek naar mogelijke burgerslachtoffers is afgerond, en waarbij CENTCOM inschat dat de aanval, meer waarschijnlijk dan niet, burgerslachtoffers tot gevolg had. Op vragen over individuele aanvallen die tot nu toe via deze weg aan het ministerie zijn gesteld is aangegeven dat, voor zover bij het ministerie bekend, er geen sprake was van Nederlandse betrokkenheid.
Kunt u bij de lijst met «noncredible reports» aangeven voor welke luchtaanvallen Nederland verantwoordelijk was? Zo nee, waarom niet?
Voor wat betreft de categorie «non-credible reports» handhaaft het ministerie de lijn dat hierover geen uitspraken worden gedaan. Dit betreft de aanvallen van de coalitie die door CENTCOM in behandeling zijn genomen, waarnaar het onderzoek is afgerond, en waarbij CENTCOM niet heeft kunnen vaststellen dat de aanval, meer waarschijnlijk dan niet, burgerslachtoffers tot gevolg had. Als CENTCOM aangeeft niet vast te kunnen stellen dat de aanval burgerslachtoffers tot gevolg had vertrouwt Defensie op dat oordeel.
Mocht er in de toekomst op basis van (nieuwe) specifieke informatie melding gemaakt worden van een vermoeden van mogelijke burgerslachtoffers als direct gevolg van Nederlandse wapeninzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet, op basis waarvan Defensie besluit tot het openen van een onderzoek, dan zal de Kamer daarover worden geïnformeerd conform de met de Kamer vastgestelde procedure die ziet op het informeren bij dergelijke onderzoeken (Kamerstuk 27 925, nr. 723 d.d. 23 juni 2020, Kamerstuk 27 925, nr. 727 d.d. 31 augustus 2020 en Kamerstuk 27 925, nr. 746 d.d. 9 oktober 2020).
Nederlandse betrokkenheid bij luchtaanvallen |
|
Jasper van Dijk |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met de eerdere antwoorden op mijn vragen over Nederlandse betrokkenheid bij luchtaanvallen?1
Ja
Kunt u toelichten waarom het meer dan vier en een halve maand heeft geduurd voordat deze vragen zijn beantwoord, terwijl er nauwelijks inhoudelijke informatie in wordt gedeeld? Dit had toch gemakkelijk binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord kunnen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De vragen konden niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord omdat het daarvoor benodigde archiefonderzoek nog niet was afgerond. De Kamer is hier op 7 september jl. over geïnformeerd (Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2020–2021, nr. 3946).
Zoals bekend kwamen de ontwikkelingen in Afghanistan kort na het indienen van de vragen in een stroomversnelling, die vervolgens leidden tot een crisis en de evacuatie. Gegeven de ernst van die situatie heeft Defensie de keuze gemaakt om de inzet op de actuele ontwikkelingen voorrang te geven op de beantwoording van genoemde Kamervragen.
Kunt u alsnog aangeven, aangezien het kennelijk niet in Afghanistan was, wanneer en waar de in het AD-artikel beschreven luchtaanval op de rotsformatie, die volgde op het (mede) door Nederland verzamelen en/of analyseren en delen van inlichtingen, werd uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? Was dit in Irak?
Zoals in de beantwoording op uw eerdere schriftelijke vragen is aangegeven werd deze wapeninzet niet uitgevoerd door Nederland. Het betreft hier inderdaad een aanval in Irak als onderdeel van de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie.
Het is te allen tijde aan het land dat een doel accepteert, en ultimo aan de vlieger van dat land, om op basis van de informatie die op dat moment beschikbaar is te besluiten of een aanval doorgang kan vinden of niet. Het kabinet kan daarom enkel uitspraken doen over wapeninzet die Nederland zelf heeft uitgevoerd, aangezien Nederland voor die aanvallen de verantwoordelijkheid draagt. Het is daarom niet aan Nederland maar aan het land dat deze aanval uitvoerde om daarover nader te communiceren.
Ten aanzien van mogelijke burgerslachtoffers geldt dat wanneer op basis van informatie van derden of op basis van eigen informatie van de coalitie kan worden vastgesteld dat een coalitiepartner mogelijk betrokken was bij mogelijke burgerslachtoffers, het desbetreffende land daar zo snel mogelijk van op de hoogte wordt gesteld. Het land in kwestie bepaalt vervolgens eigenstandig hoe met die kennis wordt omgegaan (zoals onder meer aangegeven in Kamerstuk 27 925, nr. 670).
Als Nederland middels de door onze PED-capaciteit geleverde producten mogelijk betrokken zou zijn geweest bij mogelijke burgerslachtoffers ten gevolge van deze aanval dan zou Nederland daar dus door de coalitie van op de hoogte gesteld zijn. Dit is niet gebeurd. Er is bij het kabinet dan ook geen vermoeden van mogelijke burgerslachtoffers bij deze aanval bekend. De informatie in het AD-artikel geeft evenmin aanleiding voor een vermoeden.
Kunt u alsnog aangeven wat de gevolgen van deze luchtaanval waren? Hoeveel mensen werden erdoor gedood? Wat is u bekend over de identiteit van de slachtoffers? Wist men van tevoren wie er gedood zouden worden? Hoe is uitgesloten dat er burgers tussen zaten? Hoe is dit vastgesteld?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeveel gevallen heeft Nederland door middel van een inlichtingenbetrokkenheid via inzet van een of meerdere drones bijgedragen aan luchtaanvallen door een ander land in Afghanistan en Irak? Aangezien Nederland de zogenaamde PED-capaciteit in totaal 606 keer heeft ingezet, betekent dit dan ook dat een bijdrage is geleverd aan honderden luchtaanvallen?2
De Processing Exploitation & Dissemination (PED) capaciteit is ingezet ten behoeve van de algemene beeldopbouw van de coalitie in zijn geheel. De PED-cel leverde daarvoor beeldanalyses op basis van camerabeelden van sensoren van vliegtuigen. Dit gebeurde doorgaans door het opleveren van een rapport, dat vervolgens onderdeel werd van het geheel aan coalitie-informatie die de coalitie tot haar beschikking had voor targeting processen. Sporadisch kwam het voor dat de coalitie al tijdens een «live» beeldanalyse van de PED-cel besloot tot een wapeninzet, omdat de waarnemingen konden bijdragen aan een bestaand targeting proces. Beide varianten worden door de Defensie-collega in het AD-artikel genoemd.
Het is voorts niet te zeggen in hoeveel gevallen een product van de Nederlandse PED-capaciteit heeft bijgedragen aan luchtaanvallen door een ander land in Afghanistan en Irak. Net als bij andere producten van overige coalitiepartners die bijdroegen aan de beeldopbouw van de coalitie, was het uiteindelijk aan de targeting experts van de coalitie om te selecteren welke informatie er al dan niet gebruikt werd voor een targeting proces. Het is niet zo dat de PED-cel, na een bijdrage te hebben geleverd aan het geheel aan coalitie-informatie, werd ingelicht of en zo ja hoe het product werd gebruikt voor een targeting proces. Enkel als de coalitie al tijdens een «live» beeldanalyse van de PED-cel besloot tot wapeninzet kon dit door de PED-cel worden geconstateerd.
Wel is door Nederland op voorhand kenbaar gemaakt dat producten enkel voor de missies Operation Inherent Resolve(OIR) van de anti-ISIS coalitie en Resolute Support Mission (RSM) in Afghanistan, en niet voor andere doeleinden mochten worden gebruikt. Ook is op voorhand kenbaar gemaakt dat producten enkel gebruikt mochten worden t.b.v. wapeninzet die binnen de Nederlandse Rules of Engagement viel. Beide voorwaarden werden aangegeven op elk product dat door de PED-cel werd geleverd. Nederland moet erop kunnen vertrouwen dat deze nationale restricties door coalitiegenoten worden nageleefd, zoals coalitiegenoten daar andersom ook op moeten kunnen vertrouwen.
Heeft Nederland afgelopen jaren ook een inlichtingenbijdrage geleverd aan luchtaanvallen in andere dan deze twee landen? Zo ja, welke?
Nee. De PED-capaciteit is uitsluitend ingezet t.b.v. de missies OIR van de anti-ISIS coalitie en RSM in Afghanistan.
Kunt u een beeld schetsen van de gevolgen van de luchtaanvallen waar Nederland afgelopen jaren een inlichtingenbijdrage aan heeft geleverd, in het bijzonder wat (mogelijke) burgerslachtoffers betreft? Zo nee, kunt u dat niet omdat u dat niet weet of omdat u dat niet wilt delen?
Zie het antwoord op vraag 5. Defensie is er niet mee bekend dat Nederland middels de door onze PED-capaciteit geleverde producten mogelijk betrokken was bij mogelijke burgerslachtoffers ten gevolge van wapeninzet.
Werden er door Nederland bijzondere voorwaarden gesteld aan het gebruik door andere landen van door Nederland verworven of bewerkte inlichtingenproducten? Zo ja, welke?
Zie het antwoord op vraag 5.
Heeft Nederland afgelopen jaren soms medewerking, via de PED-capaciteit, geweigerd aan luchtaanvallen door een ander land? Zo ja, hoe vaak en om welke reden(en)?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het bericht ‘Buitenlandse Zaken weigert Afghaanse bewakers ambassade Kabul te evacueren’ |
|
Jasper van Dijk , Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Laura Bromet (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Sylvana Simons (BIJ1), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Kati Piri (PvdA), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Buitenlandse Zaken weigert Afghaanse bewakers ambassade Kabul te evacueren»?1
Ja.
Vanaf wanneer was het verzoek van lokale beveiligers die via een «subcontractor» voor de Nederlandse ambassade in Kabul werkten, om geëvacueerd te worden bekend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Waarom zijn deze beveiligers toentertijd niet opgeroepen voor evacuatie, terwijl Hongaarse beveiligers die via een «subcontractor» uit Dubai werkten wel zijn geëvacueerd?
De eigenaar van het private bedrijf dat diensten verleent aan de Nederlandse ambassade in Kaboel, inclusief beveiliging, heeft op verschillende momenten tijdens de evacuatiemissie en erna via verschillende lijnen verzocht dat zijn werknemers naar Nederland worden overgebracht. Het aantal personen op de lijsten aangebracht door de eigenaar van het bedrijf varieerde. Een door het ministerie geaggregeerde lijst bevat 195 namen, onder wie 122 bewakers, 66 «service personnel», 4 technici, 2 Human Resources en 1 Finance. Inclusief kerngezinnen zou dit om ongeveer 1.000 personen gaan.
Sinds begin dit jaar heeft de ambassade bij verschillende gelegenheden duidelijk gecommuniceerd aan het bedrijf dat diegenen die voor een externe dienstverlener werken in een andere positie verkeren dan mensen met een dienstverband met de ambassade – de lokale medewerkers –, voor wie Nederland als werkgever een speciale verantwoordelijkheid heeft en die ook zijn geëvacueerd.
De Hongaarse beveiligers zijn door speciale eenheden van een partnerland naar het vliegveld gebracht en uiteindelijk door een partnerland gerepatrieerd naar hun eigen land. Hierover waren voorafgaand aan de evacuatieperiode al afspraken gemaakt.
Kunt u bevestigen dat er in de evacuatie-operatie geen onderscheid is gemaakt tussen individuen die rechtstreeks voor de Nederlandse missie in Afghanistan werkten en individuen die via «subcontractors» in dienst waren? Zo nee, om welke reden en op basis waarvan is dit onderscheid gemaakt?
Tijdens de evacuatie zijn de criteria gehanteerd conform de motie Belhaj (kamerstuk 27 925, nr. 788). Dat wil zeggen dat beveiligers die voor Nederland werkzaam waren in het kader van een internationale militaire of politiemissie tijdens de evacuatie in aanmerking konden komen om te worden overgebracht naar Nederland.
Voor de volledigheid wil het kabinet vermelden dat het bij de bewakers van de ambassade om een andere groep personen gaat die onder andere omstandigheden andersoortige werkzaamheden hebben verricht dan de Afghaanse beveiligers die militaire objecten bewaakten van buitenlandse strijdkrachten die door tenminste van een deel van de bevolking – en in ieder geval door de Taliban – als vijand werden beschouwd.
Ambassadebewakers houden zich op bij civiele objecten, officiële vertegenwoordigingen van andere staten, waarmee de Taliban officiële contacten nastreeft. Hoewel dit bewakingsbedrijf door Nederland was ingehuurd, vallen de werkzaamheden van dit type bewakers, anders dan die van de hierboven genoemde militaire beveiligers, onder de verantwoordelijkheden van een gastland. Dat moet namelijk de veiligheid van ambassades waarborgen. Ook dat maakt dat dit een bijzondere groep is met werkzaamheden van een andere aard.
Op welk moment en specifiek op welke wijze heeft u de Kamer meegedeeld dat er een nieuw criterium geldt, te weten dat individuen een rechtstreeks dienstverband moeten hebben om in aanmerking te komen voor evacuatie?
Er is geen sprake van een nieuw criterium. Zoals in het antwoord op vraag 2 gesteld is er een onderscheid tussen mensen die voor en bij de ambassade werken met een direct dienstverband en hen die dat niet hebben.
Voor personen met een directe arbeidsrelatie voelt de ambassade als werkgever een speciale verantwoordelijkheid.
Dat is ook de reden dat uiteindelijk is besloten de lokale werknemers, die een arbeidscontract hadden met de ambassade, te evacueren.
Voor mensen die dat niet hadden, zoals de bewakers, geldt dat niet. De werkgever is voor hen verantwoordelijk. Dat is ook duidelijk met hen en de werkgever gecommuniceerd.
Bent u op de hoogte van het feit dat andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk en Australië, ambassadebewakers die via «subcontractors» voor hen werkten wel hebben geëvacueerd of van plan zijn te gaan evacueren? Zo ja, waarom vormt Nederland hierin een uitzondering?
Procedures voor evacuatie verschillen van land tot land; verschillende landen hebben verschillende groepen personen geëvacueerd. Bij een aantal Westerse ambassades waren overigens niet-Afghaanse bewakers werkzaam, ofwel in directe dienst, ofwel ingehuurd. Deze hebben uiteraard een andere positie dan Afghaanse bewakers.
Zijn er afspraken gemaakt met het bedrijf of de bedrijven die de bewakers in dienst hebben? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt, wanneer zijn deze gemaakt en met wie?
Vanaf begin van 2021 is aan de eigenaar van het bedrijf waarbij de bewakers in dienst zijn, duidelijk kenbaar gemaakt dat zijn werknemers niet door Nederland geëvacueerd zouden worden. De algemene verantwoordelijkheid, inclusief voor hun veiligheid, ligt bij de werkgever; dat is ook door hem erkend.
Hoeveel oud-medewerkers van het Ministerie van Defensie (zowel die rechtstreeks of via een «subcontractor» in dienst waren) die zich hadden gemeld voor evacuatie, komen met de nieuwe criteria zoals vastgelegd door de regering in de Kamerbrief2 van 11 oktober niet meer in aanmerking voor evacuatie?
De criteria waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd in de brief van 11 oktober zijn zoals gezegd alleen van toepassing op een afgebakende groep aanmeldingen zoals bekend bij het Ministerie van Defensie op 11 oktober jl.
Wordt er door het Ministerie van Defensie momenteel onderscheid gemaakt tussen tolken, beveiligers, en ander personeel die rechtstreeks in dienst waren, en zij die waren ingehuurd via «subcontractors» of via andere derde landen voor de Nederlandse missie werkten? Zo ja, op welke manier en met welke onderbouwing?
Het Ministerie van Defensie hanteert, net als de andere betrokken departementen, de criteria zoals die zijn genoemd in de Kamerbrieven van 11 oktober 2021 (Kamerstuk 27 925 nr. 860) en 16 november 2021 (Kamerstuk 27 925 nr. 872).
In deze brieven staat dat een Afghaan nog steeds in aanmerking komt voor overbrenging naar Nederland indien hij of zij voor Nederland heeft gewerkt in het kader van een internationale militaire of politiemissie als tolk. Het gaat bij tolken om de uitgevoerde werkzaamheden en niet om de contractvorm. Een persoon komt niet in aanmerking als hij of zij in dienst was van de Afghaanse overheid.
Voor een niet-tolk geldt dat een afgebakende groep aanmeldingen zoals bekend bij Defensie bij het verzenden van de Kamerbrief van 11 oktober jl. wordt bekeken op de in deze brief genoemde criteria, namelijk dat deze persoon, gedurende minimaal één jaar, voor Nederland moeten hebben gewerkt in het kader van een internationale militaire of politiemissie in een voor het publiek zichtbare functie. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de uitgevoerde werkzaamheden en de werkrelatie met Nederland. Tevens moet de Afghaanse nationaliteit worden vastgesteld.
Kunt u bevestigen dat oud-defensiemedewerkers die akkoord hebben gekregen van het Ministerie van Defensie om geëvacueerd te worden, maar nog niet waren opgeroepen, alsnog hiervoor in aanmerking komen?
Indien de aanmeldingen van Afghaanse medewerkers die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van een internationale militaire of politiemissie voldoen aan de criteria, zoals gesteld in de Kamerbrieven van 11 oktober 2021 (Kamerstuk 27 925 nr. 860) en 16 november 2021 (Kamerstuk 27 925 nr. 872), komen zij in aanmerking om naar Nederland overgebracht te worden.
Hoeveel tolken (die voor Defensie en de politiemissie hebben gewerkt) bevinden zich momenteel nog steeds in Afghanistan?
Voor zover eind november bekend bevinden zich in Afghanistan nog 160 personen die een beroep kunnen doen op de tolkenregeling: 40 Defensietolken (inclusief kerngezinnen 122 personen) en 10 EUPOL tolken in Afghanistan (inclusief kerngezinnen 38 personen). Zoals bekend betreft het hier een open einde regeling: dit aantal is derhalve niet definitief.
Kunt u een overzicht van hoeveel Afghanen met eindbestemming Nederland nog vastzitten in een derde land en in welke landen zij verblijven? Wat zijn de omstandigheden waaronder zij vastzitten en waarom het zo lang duurt voor ze naar Nederland worden overgebracht?
Op dit moment zijn er voor zover bekend 89 Afghanen in Hongarije die voor het Provincial Reconstruction Team in Baghlan hebben gewerkt. Dit aantal is inclusief gezinsleden. Voor deze groep wordt gekeken naar een manier om hen zo snel mogelijk over te brengen naar Nederland. Hun omstandigheden zijn niet precies bekend, omdat zij op verschillende locaties in Hongarije verblijven. De ministeries van Defensie en BZ zijn met de IND en de ambassade bezig zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de status van deze personen en de mensen die daarvoor in aanmerking komen op zo kort mogelijke termijn over te brengen naar Nederland.
Daarnaast zijn er 25 lokale medewerkers van de NAVO die recentelijk een aanbod om naar Nederland te komen hebben geaccepteerd en die we voor het einde van het jaar proberen over te brengen. Verder zijn er enkele families in Pakistan en Iran die voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen; met hen wordt door de ambassades in Islamabad en Teheran contact onderhouden. De Nederlandse ambassades in deze landen faciliteren hun onderdak; in Pakistan geschiedt dat via IOM.
Zijn er op dit moment andere NAVO-landen die (wel) laissez-passers of andere nooddocumenten afgeven in Afghanistan? Zo ja, welke landen en op wat voor manier? En wat zijn de bezwaren van het kabinet om dit niet te doen?
Vooropgesteld zij dat de Taliban van Afghanen een paspoort eisen als zij het land willen verlaten; noodreisdocumenten worden door hen niet geaccepteerd. Voor zover bekend worden door andere (NAVO) landen formeel geen noodreisdocumenten in Afghanistan verstrekt aan Afghaanse burgers. De Nederlandse wetgeving verzet zich tegen de verstrekking van geldige Nederlandse reisdocumenten aan burgers in het land waarvan zij de nationaliteit bezitten. Het toch verstrekken van geldige noodreisdocumenten aan Afghaanse burgers in Afghanistan mist niet alleen een wettelijke grondslag maar wordt internationaal gezien als een inmenging in een binnenlandse aangelegenheid. Aan Nederlanders die zonder geldige reisdocumenten in Afghanistan verblijven, kunnen wel nooddocumenten worden afgegeven.
Op welke manier geeft het kabinet uitvoering aan de motie-Piri c.s. over de opvang van Afghaanse evacuees in Nederland?3
Het kabinet wil het liefst dat iedereen wordt opgevangen in reguliere COA-locaties. Alle reguliere opvanglocaties zitten op het moment echter vol, daarom zijn de tijdelijke noodlocaties nu hard nodig. Het is namelijk belangrijk dat iedereen met recht op opvang dat kan krijgen. Het COA stelt echter alles in het werk om zo veel mogelijk de mate van opvang en begeleiding te bieden op de noodopvanglocaties zoals deze ook geboden wordt op reguliere locaties. Het kabinet vindt het belangrijk dat de Afghaanse evacués snel duidelijk krijgen over hun toekomst. Daarom beslist de IND ook voortvarend in de procedures van de evacués, waardoor snel duidelijkheid komt over de verblijfsstatus van deze groep. Het COA voert inmiddels ook huisvestingsgesprekken op de locaties waar Afghaanse evacués verblijven zodat zij zo snel mogelijk kunnen doorstromen naar gemeenten en hun leven in Nederland kunnen opbouwen. Daarenboven wordt bij de Afghaanse evacués ingezet op contacten met de opleidings- en universitaire wereld, zoals UAF; en op andere initiatieven zoals oriëntatie op de arbeidsmarkt. Het kabinet zal via een separate brief de Kamer nog informeren over de uitwerking van de motie.
Met welke regelmaat wordt er contact gehouden met mensen die in aanmerking komen voor evacuatie?
Er wordt regelmatig contact gehouden met mensen die in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland. De frequentie waarmee dat gebeurt, verschilt van geval tot geval.
Kunt u aangeven op welke manier uit de motie-Belhaj c.s.4 blijkt of, en op welke manier er met de Kamer sinds het begin van de evacuatieoperatie is gecommuniceerd, dat ambassademedewerkers die via een externe dienstverlener voor de Nederlandse missie werkten, niet in aanmerking komen voor evacuatie?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 4 is er geen sprake van een nieuw criterium. De bewakers vallen niet binnen de criteria van de speciale voorziening die het kabinet heeft aangekondigd in de Kamerbrief van 11 oktober (Kamerstuk 27 925, nr. 860) om de overkomst naar Nederland van twee bijzondere groepen te faciliteren.
Kunt u aangeven voor hoeveel medewerkers die voorheen via een externe dienstverlener voor de Nederlandse missie werkten, er na 31 december geen plaats meer zal zijn?
Van de externe dienstverlener is vernomen dat 149 medewerkers per 31 december worden ontslagen n.a.v. het opzeggen van de Nederlandse ambassadecontracten. Er is met deze zelfde externe dienstverlener inmiddels een nieuw contract afgesloten voor bewaking van een terrein in de voormalige groene zone waarop op dit moment de achtergebleven Nederlandse eigendommen worden bewaard.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en uw antwoorden voor het aankomende plenaire debat over de huidige stand van zaken inzake de evacuatie-operatie aan de Kamer doen toekomen?
Ja.
De brief van 26 augustus 2021 over de beëindiging van de evacuaties uit Afghanistan |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Caroline van der Plas (BBB), Don Ceder (CU), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
In welke vorm denkt u een consulaire presentie in Afghanistan te kunnen realiseren ten behoeve van hulp aan Nederlanders, lokaal ambassadepersoneel en hun gezinnen, tolken die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van een internationale militaire of politiemissie en hun gezinnen, en andere mensen uit hoogrisicogroepen conform de motie-Belhaj c.s.?
Deelt u de mening dat, zolang een dergelijke consulaire presentie niet gerealiseerd is, mensen uit de in vraag 1 bedoelde categorieën, zich ook zouden moeten kunnen wenden tot Nederlandse ambassades of consulaten in de omringende landen, aangezien evacuatie via het vliegveld van Kabul niet langer mogelijk is, maar er mogelijk nog wel opties over land zijn? Bent u bereid om de betrokkenen hier actief over te informeren?
In hoeverre is er in de afgelopen weken werk gemaakt van de aangenomen motie Ceder c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 801) waarin de regering is verzocht o.a. om, indien evacueren naar Nederland bemoeilijkt wordt, ook te kijken naar tijdelijke evacuatiealternatieven in buurlanden of derde landen, om vervolgens vanuit een rustiger situatie de evacuatie verder af te handelen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om via land mensen alsnog in buurlanden te krijgen en vanuit daar evacuaties te vervolgen?
In hoeverre is er in de afgelopen weken werk gemaakt van de aangenomen motie-Simons (Kamerstuk 27 925, nr. 795) waarin de regering is verzocht om samen met NAVO-landen veilige vluchtwegen van Afghanistan naar NAVO-landen te onderzoeken en te faciliteren, en bovendien samen met andere NAVO-landen alle Afghanen die door de taliban als vijand worden beschouwd onmiddellijk en zonder bureaucratische belemmeringen te ondersteunen naar veiligheid? Wat gaat u in de komende tijd ondernemen om deze motie uit te voeren?
Bent u bereid het mogelijk te maken dat mensen uit de genoemde categorieën ook telefonisch of via het internet geholpen kunnen (blijven) worden door Nederlandse consulaire diensten?
De evacuaties en repatriëring vanuit Afghanistan. |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Wat is er de reden van dat uw inschatting van het aantal personen met een Nederlands paspoort in Afghanistan vorige week (700) zo sterk afweek van het aantal dat u deze week communiceerde, namelijk 1.250?
Het aantal van 700 was het aantal mensen dat zich tot en met 19 augustus jl. bij BZ had gemeld. In de periode daarna meldden zich nog iedere dag nieuwe Nederlanders, gezinsleden en mensen met een verblijfsvergunning aan bij BZ die zich in Afghanistan bevonden.
Is 1.250 momenteel nog steeds het meest accurate aantal?
Het aantal Nederlanders met hun kerngezinnen (die ook een andere dan de Nederlandse nationaliteit kunnen hebben, maar in aanmerking kwamen voor evacuatie) en mensen met een Nederlandse verblijfsvergunning, dat zich tot nu toe bij BZ meldde is rond de 1.250. Dit aantal kan nog fluctueren, aangezien er nog steeds hulpverzoeken binnenkomen. Van de 1.250 waren er begin september 787 vertrokken met Nederlandse en buitenlands evacuatievluchten, of op eigen gelegenheid.
Om welke redenen heeft u niet – of niet accuraat – bijgehouden hoeveel personen met een Nederlands paspoort er nog in Afghanistan waren, terwijl er al lange tijd een negatief reisadvies voor Afghanistan geldt en op 5 augustus door de ambassade is opgeroepen het land te verlaten?
Registratie van Nederlanders bij de ambassade is niet verplicht. Nederlanders kunnen zich vrijwillig aanmelden voor de Informatieservice van Buitenlandse Zaken, waarmee de aanwezigheid in een bepaald land geregistreerd wordt. In het reisadvies voor Afghanistan werd al enkele maanden geadviseerd het land te verlaten en de registratie bij de Informatieservice actueel te houden. Op 1 augustus 2021 waren er zeven Nederlanders bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangemeld als aanwezig in Afghanistan.
Bent u van mening dat de Nederlandse evacuatie succesvoller was verlopen als u een accurater beeld had gehad? Zo nee, kunt u dat toelichten?
De voornaamste uitdaging bij de evacuatie werd gevormd door andere factoren zoals de slechte veiligheidssituatie en chaos rondom het vliegveld waardoor mensen de poorten van de luchthaven moeilijk konden bereiken. Daarnaast speelden de tijdsdruk onder welke de evacuatie moest worden opgezet en onder welke deze van de VS moest worden afgerond, en de beperkte capaciteit van het vliegveld een rol. Dat er aanzienlijk meer Nederlanders in Afghanistan waren dan verwacht heeft wel impact gehad op de omvang van de evacuatieoperatie. Zoals gemeld in het feitenrelaas dat de Kamer op 7 september jl. is toegegaan, is bij de planning uitgegaan van 250–300 personen die nog geëvacueerd zouden moeten worden in de laatste fase, waaronder de Nederlandse en lokale staf van de ambassade, geregistreerde Nederlanders in Afghanistan, een aantal Zwitsers (conform eerder gemaakte afspraken) en een kleine dertig Hongaarse beveiligers van de ambassade.
Om welke redenen waren veel Nederlandse Afghanen nog in Afghanistan, ondanks het negatieve reisadvies en de oproep om het land te verlaten en ondanks het feit dat de terugtrekkingsdeadline van 1 september al maanden bekend was?
De redenen voor hun aanwezigheid, ondanks het negatieve reisadvies en oproepen het land te verlaten, zijn mij niet bekend.
Waarom zijn deze personen niet eerder op eigen gelegenheid teruggereisd?
Het is mij niet bekend waarom personen niet eerder op eigen gelegenheid het land hebben verlaten, ondanks de oproep het land te verlaten.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat zoveel Afghanen het land bezoeken dat ze eerder ontvlucht zijn?
Dat personen geruime tijd nadat zij een verblijfsvergunning hebben gekregen tijdelijk terugkeren naar het land van herkomst, is in zichzelf geen reden om aan te nemen dat er op het moment van verlenen van asiel geen reden was om asielbescherming te bieden. Zo kan vanwege het tijdsverloop sprake zijn van gewijzigde omstandigheden. Dit ligt anders wanneer de terugkeer plaatsvindt terwijl de vreemdeling nog in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het is staand beleid dat indien is gebleken dat een vreemdeling met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, er op basis van de individuele omstandigheden door de IND beoordeeld wordt of hij of zij nog bescherming nodig heeft en of de vergunning dient te worden ingetrokken. Onder de personen die geëvacueerd zijn bevonden zich voor zover nu bekend is geen personen met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Kunt u aangeven wat de redenen van het verblijf van deze personen in Afghanistan waren?
De redenen zijn mij niet bekend.
In hoeverre is het evacueren en repatriëren van deze Nederlandse Afghanen ten koste gegaan van bijvoorbeeld Afghaanse tolken of andere personen die in aanmerking kwamen voor vertrek naar Nederland?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 werd de voornaamste uitdaging bij de evacuatie gevormd door andere factoren zoals de slechte veiligheidssituatie en massaliteit rondom het vliegveld waardoor mensen de poorten van de luchthaven moeilijk konden bereiken.
Bevonden of bevinden zich in Afghanistan ook Afghanen die in Nederland wonen en niet de Nederlandse nationaliteit, maar slechts een verblijfsvergunning hebben? Zo ja, hoeveel en welke verblijfsrechtelijke consequenties verbindt u hieraan?
Er bevinden zich Afghanen met een Nederlandse verblijfsvergunning in Afghanistan. Het exacte aantal is niet bekend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, is het staand beleid dat indien is gebleken dat een vreemdeling met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (tijdelijk) is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, er op basis van de individuele omstandigheden door de IND beoordeeld wordt of hij of zij nog bescherming nodig heeft en of de vergunning dient te worden ingetrokken.
Kunt u aangeven hoeveel aanmeldingen er zijn geweest voor evacuatie vanuit Afghanistan tot dusver?
Uw kamer wordt voorafgaand aan het plenaire debat over Afghanistan geïnformeerd middels een stand van zakenbrief. Hierin zullen onder meer de aantallen terugkomen.
Kunt u een toelichting geven op de band van Nederland met de 150 «Afghaanse helpers inclusief gezinnen»?
Dit betreft Afghanen die vallen binnen de motie Belhaj, zoals aan de Kamer geïnformeerd op 18 augustus1 Afghanen die voor Nederland of in het kader van de Nederlandse bijdragen aan internationale militaire of politiemissies hebben gewerkt en daardoor een verhoogd risico lopen, in het bijzonder medewerkers van Nederlandse ontwikkelingsprojecten, mensenrechten- en vrouwenrechtenverdedigers en (fixers van) journalisten.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk en uiterlijk 6 september beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord en zo spoedig als mogelijk.
De evacuatie Afghanistan |
|
Christine Teunissen (PvdD), Derk Boswijk (CDA), Sylvana Simons (BIJ1), Renske Leijten , Jasper van Dijk , Caroline van der Plas (BBB), Kati Piri (PvdA), Chris Stoffer (SGP), Tunahan Kuzu (DENK), Don Ceder (CU), Salima Belhaj (D66), Jeroen van Wijngaarden (VVD), Laurens Dassen (Volt), Laura Bromet (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ministerie wil dat evacués zelf gevaarlijke tocht naar vliegveld Kaboel maken, maar zij weigeren», en de berichten dat onder meer Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland zelf mensen voor evacuatie uit Kaboel naar het vliegveld halen, zodat zij niet op eigen houtje langs de controleposten van de Taliban en de ingang van het vliegveld hoeven?1
Ja.
Wordt in navolging van, of in samenwerking met, voornoemde landen overwogen ook Nederlandse militairen Nederlanders en andere evacueés (zie motie Belhaj c.s., TK 27 925, nr. 788) bij verzamelpunten in de stad op te laten halen, om hen zo onder begeleiding langs controleposten te krijgen?
Wij zetten alles op alles om Nederlanders in Afghanistan, tolken die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van een internationale militaire of politiemissie, de lokale ambassadestaf en hun gezinnen, en andere mensen uit hoogrisicogroepen conform de motie Belhaj c.s. (27 925, nr. 788)2 tijdig te evacueren.
Het kabinet zet zich maximaal in om deze mensen onder zeer complexe omstandigheden in veiligheid te brengen. Daarbij worden geen opties op voorhand uitgesloten. Bij de evacuatieoperatie wordt zeer nauw samengewerkt met de voornoemde landen en andere bondgenoten. Alle landen staan voor een grote uitdaging om hun evacués tijdig het land uit te krijgen.
Er is een aantal extra militairen van de speciale eenheden in Kaboel aangekomen. Daarmee komt het totale aantal militairen op ongeveer 90 inclusief de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB). De extra militairen gaan de reeds aanwezige militairen versterken bij de lopende operatie om zoveel mogelijk mensen te evacueren en de beveiliging van onze vliegtuigen, evacués en het consulair noodteam voort te zetten. Een deel van de aanwezige militairen assisteert de evacués om het vliegveld te bereiken. De gezamenlijke inspanning is om, onder leiding van de ambassadeur, de evacuaties mogelijk te maken. Tevens doen Defensie en Buitenlandse Zaken al het mogelijke om mensen uit de bovengenoemde groepen op het vliegveld van Kaboel te krijgen. In het belang van de veiligheid van onze militairen, diplomaten en de evacués en om de operatie niet in gevaar te brengen kan het kabinet hier verder geen gedetailleerde uitspraken over doen. Een compagnie van het Korps Mariniers en een compagnie van de Luchtmobiele Brigade staan op afroep beschikbaar om ook ingezet te worden voor deze operatie als dat nodig is.
Kan het voor Nederlandse staatsburgers en andere evacueés die in Afghanistan op familiebezoek waren makkelijker zijn om langs controleposten van de Taliban of de toegang tot de luchthaven te komen als zij onder begeleiding staan van duidelijk herkenbare vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid?
De veiligheidssituatie in Kaboel is zeer volatiel. De inzet van Nederland is gericht op het veilig evacueren van de in het antwoord op vraag 2 genoemde groepen.
Het team van de ambassade en Defensie op de luchthaven Kaboel is, samen met het crisiscentrum bij Buitenlandse Zaken en de directie Operaties bij Defensie, permanent en met man en macht doende om de genoemde groepen op evacuatievluchten te krijgen. Zonder af te doen aan risico’s die mensen lopen bij de verplaatsing naar de luchthaven van Kaboel, is de toegang tot de luchthaven momenteel het grootste obstakel bij de evacuatie, gezien de grote drukte bij de toegangspoorten. De focus ligt daarom op het faciliteren van de toegang tot de luchthaven voor de personen uit de verschillende groepen genoemd in het antwoord op vraag 2 die zich buiten de poort van de luchthaven bevinden. Het team van de ambassade en Defensie dat op de luchthaven van Kaboel is, probeert op alle mogelijke manieren om personen uit de verschillende groepen in het antwoord op vraag 2 op de luchthaven te krijgen. Nederland staat daarover in nauw contact met de bondgenoten die de luchthaven beveiligen. Zie voorts het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat het geschatte aantal Nederlanders in Afghanistan fors hoger blijkt te liggen dan eerder gedacht? Zo ja, hoe verklaart u dit in het licht van het feit dat de situatie in Afghanistan ook voor de opmars van de Taliban al verre van stabiel was?
Ja. Doordat niet alle Nederlanders zich bij de Nederlandse ambassade in Kaboel hadden aangemeld, was aanvankelijk niet duidelijk hoeveel Nederlanders in Afghanistan waren. Vanwege het voortdurende conflict stond het reisadvies voor Afghanistan al jarenlang op rood, ook voor de COVID-19 crisis. In het reisadvies van 5 augustus jl. is alle Nederlanders daarbij expliciet en dringend aangeraden uit het land te vertrekken vanwege de ernstige veiligheidssituatie.
Welke mogelijkheden ziet u wel en niet om met nauwe bondgenoten ter plaatse samen te werken om ook Nederlanders en andere evacueés richting het vliegveld te begeleiden?
Tijdens de evacuatieoperatie werkt Nederland zoveel mogelijk samen met bondgenoten. Alle inzet is erop gericht om de in het antwoord op vraag 2 genoemde mensen mee te krijgen op de Nederlandse militaire evacuatievluchten of op evacuatievluchten van partnerlanden. Daardoor zijn sinds de val van Kaboel al honderden mensen geëvacueerd.
Bent u bekend met de uitspraak van de Minister van Buitenlandse Zaken: «uiteindelijk zijn we afhankelijk van wat onze militairen en bondgenoten zeggen wat haalbaar en veilig is.»?2
Ja.
Betekent dit dat er een militair advies ligt om geen evacueés naar het vliegveld te begeleiden? Zo nee, wat staat hier wel aan in de weg?
Nee. Wat de Minister van Buitenlandse Zaken hiermee heeft aangegeven, is dat Nederland zijn evacuatiewerkzaamheden slechts kan uitvoeren indien en zolang de VS en andere bondgenoten de veiligheid van het vliegveld waarborgen. Op het moment dat zij deze uitspraken deed, was de veiligheidssituatie op het vliegveld zodanig slecht dat er een tijd lang geen vluchten konden opstijgen of landen. Dat was de context waarin deze uitspraken zijn gedaan. Sindsdien is de veiligheidssituatie op het vliegveld zelf verbeterd en zijn de evacuatievluchten hervat. Op het moment van schrijven betreft het een totaal aantal van 21 vluchten.4
Nederland zet alles op alles om de in het antwoord op vraag 2 genoemde mensen in veiligheid te brengen. Er worden daarbij geen opties op voorhand uitgesloten. Zie voorts het antwoord op vraag 2.
Hoe moeten Nederlandse staatsburgers en andere evacueés het vliegveld bereiken langs een route die niet haalbaar of veilig voor een eenheid van Nederlandse militairen zou zijn?
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Kunt u deze vragen gelet op het aanstaande vertrek van de Amerikanen uiterlijk op 24 augustus a.s. beantwoorden? .
Ja.
Het beschermen van Afghanen die werkzaam waren voor Nederland tijdens de Afghanistan missie |
|
Jasper van Dijk , Don Ceder (CU), Laura Bromet (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Salima Belhaj (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe oordeelt u over de uiterst bedreigende situatie waar de Afghaanse tolken en hun families die voor Nederland hebben gediend zich in bevinden?1
Het kabinet deelt de zorg van uw Kamer over de zeer slechte veiligheidssituatie in Afghanistan. Het kabinet onderneemt daarom alle stappen die binnen het eigen vermogen liggen om de tolken en hun gezinnen op een zo kort mogelijke termijn naar Nederland over te brengen.
Wat heeft u de afgelopen weken (sinds het laatste debat) aanvullend gedaan om de aanvraag van een verblijfstatus voor tolken en hun families in Nederland te versnellen? Zijn er belemmeringen op het gebied van de asielprocedure? Zo ja welke?
In de brieven 2021D21304 d.d. 2 juni 2021 en 2021Z12242 d.d. 8 juli 2021, bent u geïnformeerd over de acties die de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid / IND reeds genomen hebben om het proces te versnellen. Sinds 8 juli jl. is er zowel bij de IND als bij de ambassade in Kabul en Defensie extra personele capaciteit toegevoegd ten behoeve van het proces om tolken met hun gezin over te brengen naar Nederland. Er is door de betrokken medewerkers alles op alles gezet om de tolken en hun gezin zo snel mogelijk in het bezit te stellen een visum en de overkomst naar Nederland te organiseren. Voor tolken is besloten de overige vereisten in de procedure te laten vervallen nadat door Defensie is bevestigd dat betrokkene inderdaad als tolk voor Nederland heeft gewerkt.
Na instemming om naar Nederland te mogen komen werden de aanvrager en het gezin meteen uitgenodigd op de ambassade om de reis naar Nederland te regelen. Een aanvrager en zijn gezin dienden echter wel te beschikken over een paspoort om te kunnen reizen: de Afghaanse autoriteiten eisten tot afgelopen vrijdag nog dat de tolk en zijn gezin beschikken over een paspoort om Afghanistan te mogen verlaten. Ook luchtvaartmaatschappijen lieten geen personen reizen zonder paspoort. Het kabinet zet zich maximaal in om te doen wat mogelijk is indien een aanvrager niet over een paspoort beschikt. Om veiligheidsredenen kunnen ook nu alleen mensen toegang krijgen tot het vliegveld – en dus worden meegenomen op evacuatievluchten – van wie de identiteit kan worden geverifieerd. Ook in deze onzekere situatie zet Nederland zich ervoor in om daar een oplossing voor te vinden.
Er is geen sprake (geweest) van een asielaanvraag of een aanvraag voor een verblijfsstatus die de tolken en hun families deden op de ambassade in Kaboel. De asielaanvraag wordt pas in Nederland gedaan en de asielprocedure wordt dan ook in zijn geheel hier doorlopen. De asielaanvraag is dus niet voorwaardelijk om naar Nederland te komen en levert dan ook geen belemmering op in het proces.
Is het mogelijk om in Nederland de asielprocedure te starten en hun procedure in Nederland verder af te handelen, zodat de Afghaanse tolken de komende weken geen last hebben van bureaucratische belemmeringen en daarmee hun levens? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de huidige stand van zaken aangaande aanvragen? Hoeveel zijn er nog die op dit moment een aanvraag voor asiel hebben lopen? Hoe lang duurt het voordat alle aanvragen zijn afgehandeld? Zijn er problemen met documenten om aanvraag te kunnen afronden en om hoeveel mensen gaat het? Wat zijn de specifieke problemen?
Om inzicht te geven in de stand van zaken met betrekking tot het proces van aanmelding tot aankomst in Nederland, treft u onderstaand de aantallen per 15 augustus 2021. Dit overzicht is een momentopname. Het kabinet onderneemt alle stappen die binnen het eigen vermogen liggen om de tolken en hun gezinnen op een zo kort mogelijke termijn naar Nederland over te brengen.
Totaal aantal ingediende aanvragen.
549
(a. Aanvragen binnen dit totaal die recent (na 1 juli jl.) zijn ingediend)
a. 216
Totaal aantal aanvragers aangekomen in Nederland.
111
Aanvragers die niet in aanmerking komen.
259
Aanvragers die niet reageren op herhaalde oproepen.
37
Aanvragers waarvan nog niet vaststaat of zij aan de vereisten voldoen. Deze aanvragers dienen nog (aanvullend) bewijs aan te leveren zodat beoordeling door Defensie mogelijk is, of bewijs dient nog beoordeeld te worden.
75
Aanvragers waarvan bevestigd is dat zij in aanmerking komen, maar nog geen of onvoldoende (identiteits)documenten hebben overlegd.
30
Aanvragers waarvan vaststaat dat zij aan de eisen voldoen: zij mogen naar Nederland komen.
37
(a. aanvragers binnen deze groep die zich buiten Afghanistan bevinden)
4
Sinds 1 juni jl. zijn 43 tolken en hun gezinnen naar Nederland gekomen.
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 2 en 3 is er geen sprake van een asielaanvraag die in Afghanistan wordt gedaan. Het doorlopen van de gehele asielprocedure vindt plaats in Nederland, waarin de IND zorgvuldig kijkt naar alle aspecten inclusief naar aspecten in het kader van nationale veiligheid. Na aankomst in Nederland worden de tolken en hun gezin met voorrang in de verkorte asielprocedure opgenomen. Het duurt het in de regel enkele weken voordat de procedure kan worden doorlopen en worden afgerond.
Deelt u het pleidooi van oud EUPOL medewerkers: «Stel mensenlevens boven interne procedures en evacueer deze dappere mensen nu»? Zo nee, waarom niet?2
Het kabinet heeft begrip voor de oud EUPOL medewerkers die zich zorgen maken over de situatie in Afghanistan en oproepen tot meer urgentie. Die urgentie wordt door het kabinet ook gevoeld. De medewerkers van het Ministerie van Defensie, Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken zetten zich dagelijks enorm in om tolken die voor Nederlanders in de EUPOL missie hebben gewerkt ook zo snel mogelijk naar Nederland te halen.
Bent u het ermee eens dat niet alleen tolken, maar ook andere medewerkers (beveiligers, beheerders, juristen etc.) die voor de Nederlandse missie hebben gewerkt, recht zouden moeten hebben op bescherming? Zo nee, wat is het verschil?
Het kabinet heeft altijd een onderscheid gemaakt tussen Afghaanse tolken en andere Afghaanse lokale medewerkers die voor Nederland (of een Nederlandse functionaris) hebben gewerkt. Tolken werkten vaak persoonlijk voor Nederlandse militairen of Nederlandse politiefunctionarissen en werden door militairen of politiefunctionarissen meegenomen bij ontmoetingen of patrouilles, waar zij door toedoen van militairen of politiefunctionarissen extra zichtbaar werden en vereenzelvigd met de missie. Een tolk was vaak persoonlijk «gekoppeld» aan Nederlandse functionarissen tijdens deze werkzaamheden. Daarnaast kreeg een tolk, door de gesprekken tussen Nederlandse militairen of politiefunctionarissen en lokale vertegenwoordigers, vaak kennis van gevoelige informatie, hetgeen een extra risico voor de tolk met zich mee kan brengen. De combinatie van deze factoren leidt tot de speciale positie die tolken innemen. Bij een aanvraag van een tolk om naar Nederland overgebracht te worden, volstaat het aantonen dat de aanvrager als tolk voor Nederland of een Nederlandse functionaris heeft gewerkt. Het kabinet onderneemt alle stappen die binnen het eigen vermogen liggen om de tolken en hun gezinnen op een zo kort mogelijke termijn naar Nederland over te brengen.
Het kabinet heeft oog voor het feit dat er ook andere Afghanen zijn die vanwege hun band met Nederland groot gevaar lopen in de huidige veiligheidssituatie, in het bijzonder Afghaanse medewerkers die in door Nederland gefinancierde OS-projecten hebben gewerkt, andere Afghaanse medewerkers van Nederlandse missies, mensenrechten- en vrouwenrechtenactivisten en journalisten en hun fixers die werkten voor Nederlandse media. Het gaat om mensen die in zichtbare posities voor Nederland (of een Nederlandse functionaris) hebben gewerkt en daardoor een verhoogd risico lopen. Het kabinet zal binnen de grenzen van het mogelijke trachten de meest kwetsbaren uit deze groepen, waarvoor de situatie acuut en schrijnend is, een plek te geven op evacuatievluchten.
Bij Afghaanse lokale medewerkers uit deze groepen die een verzoek indienen om naar Nederland overgebracht te worden vindt een individuele beoordeling plaats door Buitenlandse Zaken en Defensie. Daarbij wordt de aard van de werkzaamheden beoordeeld. Voor de oud-Defensiemedewerkers geldt als richtlijn dat zij tenminste voor een periode van 3 maanden voor de missie hebben gewerkt en regelmatig actief door Nederlandse militairen of Nederlandse politiefunctionarissen in posities is gebracht, waar zij extra zichtbaar werden en vereenzelvigd met de missie. De beoordeling van niet-tolken, waaronder beveiligers, is complex: deze mensen werden veelal ingehuurd door de tussenkomst van een lokale aanbieder. Nederland hield daarvan geen eigen registratie bij. Tevens is de achtergrond van niet-tolken vaak onbekend: het overbrengen van personen naar Nederland van wie de achtergrond niet bekend of verifieerbaar is, kan een veiligheidsrisico voor de Nederlandse maatschappij opleveren. Het kabinet heeft echter aangegeven deze aanvragen vanwege de huidige veiligheidssituatie in Afghanistan ruimhartig te zullen bezien.
Hoeveel niet-tolken zijn er de afgelopen maanden toegelaten of zitten in procedure? Om welke functies gaat het? Wat waren de overwegingen om hen toe te laten?
Een aanvraag van een Afghaanse medewerker wordt individueel beoordeeld. Bij de beoordeling wordt onderscheid gemaakt tussen tolken en andere medewerkers, zoals uitgelegd in het antwoord op vraag 6, 8, 9 en 10. Er is tot nu toe een klein aantal aanvragen van niet-tolken gehonoreerd. Het kabinet heeft vanwege de veiligheidssituatie in Afghanistan aangegeven deze aanvragen ruimhartig te bezien.
Klopt het dat «het kabinet terughoudend is in het honoreren van verzoeken van niet-tolken» teneinde «een niet-beheersbare toename in het aantal aanvragen» te voorkomen?3
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u dat Afghaanse oud-medewerkers van onze Krijgsmacht met deze insteek aanzienlijk meer risico lopen om in handen van de Taliban te vallen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het uw plicht is om de Afghanen die Nederland terzijde hebben gestaan zo goed mogelijk te beschermen? Zo ja, waarom kiest u dan voor deze aanpak? Waarom zet u niet alles op alles om deze mensen in veiligheid te brengen, waarna u later nog altijd middels een zorgvuldige procedure kunt toetsen of de aanvraag juist is?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom kiest u niet net als andere landen voor een ruimhartiger aanpak, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland?4
Elke aanvraag wordt individueel beoordeeld. Elk coalitieland hanteert hierbij eigen richtlijnen en maakt eigen afwegingen. Dit geldt ook voor Nederland, zoals hierboven beschreven.
Vergroot u niet de risico’s voor «onze mensen» bij toekomstige missies als Nederland een veel minder ruimhartiger beleid voert dan andere landen? Zo nee, waarom niet?
De situatie in Afghanistan is uniek en daardoor niet te vergelijken met toekomstige missies. Elke missie is maatwerk: voorafgaand aan iedere inzet worden de veiligheidsrisico’s voor de operatie als geheel en voor het Nederlandse personeel in het bijzonder zo goed mogelijk in kaart worden gebracht en geanalyseerd. Het uitvoeren van deze analyse is een proces dat zeer zorgvuldig wordt doorlopen. De in kaart gebrachte veiligheidsrisico’s en mitigerende maatregelen daarop vormen een standaard aandachtspunt in de artikel-100 brieven aan de Tweede Kamer. Als er ten tijde van de operatie veranderingen in de veiligheidssituatie in het operatiegebied optreden dan wordt de Kamer daarover geïnformeerd.
Welke criteria verbindt u aan het vertrekmoratorium voor Afghaanse asielzoekers? Wordt het huidige moratorium (van een half jaar) verlengd indien de macht van de Taliban verder toeneemt?5
Het vertrekmoratorium houdt in dat reeds afgewezen asielzoekers voorlopig niet worden teruggestuurd naar Afghanistan. Gelet op de huidige snelle veranderende situatie kan ik nu geen uitspraak doen over een eventuele verlenging van het moratorium. De Staatssecretaris van JenV zal dat op dat moment bezien en uw Kamer daar dan over berichten. Zoals aangegeven in de brief van 11 augustus jl. aan uw Kamer inzake het instellen van het besluit- en vertrekmoratorium zal de Staatssecretaris van JenV uw Kamer ook berichten over de eventuele beleidsconsequenties van het nieuwe algemeen ambtsbericht over Afghanistan. Overigens heeft er in 2020 en 2021 geen gedwongen vertrek naar Afghanistan plaatsgevonden.
Bent u bereid deze vragen (samen met eerdere gestelde vragen hieromtrent) tijdig te beantwoorden en de Kamer fatsoenlijk te informeren in plaats van standpunten via de media kenbaar te maken?
Ja.
Afghaanse tolken |
|
Derk Boswijk (CDA), Jasper van Dijk , Salima Belhaj (D66), Tunahan Kuzu (DENK), Kati Piri (PvdA), Laura Bromet (GL), Laurens Dassen (Volt), Don Ceder (CU) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Op welke manier steunt het kabinet, gezien de sterk verslechterde veiligheidssituatie in Afghanistan en de oproep aan alle Nederlanders om het land te verlaten, onderdanen bij de evacuatie?
De Nederlandse ambassade in Kaboel heeft op 5 augustus jl. Nederlanders opgeroepen om Afghanistan zo spoedig mogelijk te verlaten. De ambassade heeft in deze oproep aangegeven Nederlanders niet te kunnen ondersteunen of evacueren, nu er in grote delen van Afghanistan sprake is van extreme noodsituaties. Aangezien het inmiddels niet meer mogelijk is om Afghanistan te verlaten op een civiele vlucht, spant het kabinet zich maximaal in om te bezien hoe wij de overgebleven Nederlanders in Afghanistan in veiligheid kunnen brengen.
Is er reeds een evacuatieplan voor de tolken en hun gezinnen die nog altijd in Afghanistan verkeren? Zo ja, wordt het plan nu in werking gesteld? Zo nee, hoe zeer moet de veiligheidssituatie nog meer verslechteren alvorens het evacuatieplan wordt opgesteld en in werking wordt gesteld?
Het kabinet deelt de zorg van uw Kamer over de zeer slechte veiligheidssituatie in Afghanistan. Het kabinet onderneemt daarom alle stappen die binnen het eigen vermogen liggen om de tolken en hun gezinnen op een zo kort mogelijke termijn naar Nederland over te brengen. Uw Kamer is hierover in het debat van 17 augustus geïnformeerd.
Bent u bereid om de paspoort- en visumeis voor deze groep acuut te laten vervallen en laissez-passers te verstrekken voor hun reis naar Nederland? Welk ministerie is verantwoordelijk voor het politieke besluit om afgifte te bewerkstelligen? Indien u niet bereid bent deze af te geven, waarom niet?
Het kabinet zet zich maximaal in om te bezien wat mogelijk is indien een aanvrager niet over een paspoort beschikt en is bereid om al het mogelijke toen om de deze groep veilig naar Nederland te halen, waaronder de verstrekking van laissez-passers. Zoals eerder aangegeven stuitte dat echter op problemen omdat de toenmalige Afghaanse autoriteiten eisten dat de tolk en zijn gezin beschikten over een paspoort om Afghanistan te mogen verlaten. Ook luchtvaartmaatschappijen lieten geen personen reizen zonder paspoort
Om veiligheidsredenen kunnen ook nu alleen mensen toegang krijgen tot het vliegveld – en dus worden meegenomen op evacuatievluchten – van wie de identiteit kan worden geverifieerd. Ook in deze onzekere situatie zet Nederland zich er maximaal voor in om daar een oplossing voor te vinden.
Bent u als onderdeel van het evacuatieplan bereid om een chartervlucht in te zetten om de tolken en hun gezinnen, eventueel via een ander veilig land, naar Nederland over te brengen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om de Kamer een brief te sturen over de huidige situatie in Afghanistan en welke scenario’s er op de korte en langere termijn worden besproken met bondgenoten ten aanzien van steun aan de Afghaanse regering en het veiligheidsapparaat?
Met de brief van 16 augustus jl. (2021D30528) bent u geïnformeerd over de huidige situatie in Afghanistan.1 Het kabinet zal op korte termijn een nadere brief sturen om in te gaan op de consequenties van de recente ontwikkelingen.
Bent u bereid om deze vragen samen met de eerder gestelde vragen van Kamerlid Piri c.s. van 28 juli jl. op zeer korte termijn te beantwoorden?
Ja.
Nederlandse betrokkenheid bij luchtaanvallen in Afghanistan |
|
Jasper van Dijk |
|
Ank Bijleveld (CDA) |
|
Kent u het bericht «Dit zijn de vier superdrones die het Nederlandse leger heeft gekocht»?1
Ja.
Hebt u toestemming gegeven de informatie in het artikel over Nederlandse betrokkenheid bij de inzet van een onbemand vliegtuig, een drone, naar buiten te brengen? Zo ja, waarom?
Ja. Naar aanleiding van de invoering van vier MQ-9 verkenningsvliegtuigen die op afstand bestuurd gaan worden2, heeft het Algemeen Dagblad het Ministerie van Defensie verzocht enkele militairen te interviewen die tijdens eerdere (internationale) missies beelden geanalyseerd en verwerkt hebben tot inlichtingenproducten. Defensie heeft aan dit verzoek meegewerkt om transparant te zijn over haar activiteiten en te laten zien welke kaders en procedures voor een zorgvuldige inzet gevolgd worden. Daarnaast vindt het Ministerie van Defensie het van belang om persoonlijke ervaringen van militairen te delen.
Wanneer en waar werd de in het artikel beschreven luchtaanval in Afghanistan, die volgde op het (mede) door Nederland verzamelen van inlichtingen, uitgevoerd?
De vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) betreffen «Nederlandse betrokkenheid bij luchtaanvallen in Afghanistan». Het krantenartikel waar hij naar verwijst gaat over de inzet door Nederland van een onbemand vliegtuig. Deze inzet betrof echter niet Afghanistan en werd evenmin uitgevoerd door Nederland.
Vanaf 2018 zette Nederland Processing Exploitation & Dissemination (PED-)capaciteit samen met een Target Support Cell (TSC) in voor de missie Inherent Resolve boven Irak. Vanaf 2019 werd deze capaciteit ook ingezet voor de missie Resolute Support in Afghanistan. Uw Kamer is hierover geïnformeerd op respectievelijk 14 september 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 637) en 5 juli 2019 (Kamerstuk 28 676, nr. 321). De inzet van de Nederlandse PED-capaciteit is inmiddels beëindigd (Kamerstuk 27 924, nr. 784 van 19 mei jl.).
De Nederlandse PED-capaciteit voorzag in een behoefte aan tijdige beschikbaarheid van gevalideerde inlichtingen. Informatievergaring vanuit de lucht of de ruimte biedt de mogelijkheid een groot gebied te bekijken en vervolgens belangrijke objecten in meer detail te onderzoeken. Deze informatie is belangrijk voor de kennisopbouw over het operatiegebied en voor het targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de coalitie. De noodzaak om tijdens operaties met grote precisie op te treden en materiële nevenschade of civilian harm zoveel mogelijk te voorkomen, maakt informatievergaring vanuit de lucht belangrijk. Nederlandse militairen analyseerden hierbij beelden afkomstig van onbemande vliegtuigen van coalitiepartners. Nederland is een van de weinige landen die in deze specifieke capaciteit kan voorzien.
Wat waren de gevolgen van de luchtaanval? Hoeveel mensen werden gedood? Wat is bekend over de identiteit van de slachtoffers? Zaten er ook burgers tussen? Zo nee, hoe is dat dan vastgesteld?
Zie antwoord vraag 3.
Sinds wanneer draagt Nederland door middel van betrokkenheid bij inzet van drones bij aan bombardementen in Afghanistan?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeveel gevallen heeft Nederland via betrokkenheid bij de inzet van een of meerdere drones bijgedragen aan luchtaanvallen in Afghanistan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een beeld schetsen van de gevolgen van deze luchtaanvallen, ook wat (mogelijke) burgerslachtoffers betreft?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn bij deze of andere acties reeds Nederlandse drones ingezet?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer en hoe, in welke brief, is de Kamer geïnformeerd dat Nederland luchtaanvallen in Afghanistan mede mogelijk maakt?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft Nederland op enigerlei wijze ook bijgedragen aan aanvallen met drones in andere landen dan Afghanistan? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Antwoorden op eerdere vragen over het geweld in Chora in juni 2007 |
|
Jasper van Dijk |
|
Ank Bijleveld (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op vragen over geweldsinzet in Chora in juni 2007?1
Ja.
Voordat ik inhoudelijk in ga op deze vragen, hecht ik er belang aan te melden dat de Nederlandse militairen van Task Force Uruzgan (TFU) onder grote dreiging, met vastberadenheid, moed, beleid en ook met gevaar voor hun leven hebben gehandeld om de Taliban te stoppen, hen uit het gebied te verdrijven en executies onder de lokale bevolking te voorkomen. De commandant van de TFU maakte onder grote (tijds)druk de moeilijke keuze om te blijven en Chora te verdedigen. Hij deed dit op basis van de kennis en de inschattingen van toen en niet op basis van informatie achteraf. Ik heb respect voor de Nederlandse militairen die hebben gevochten in Chora en sta achter hun wijze van optreden. Aan Nederlandse zijde vielen hier een dodelijk slachtoffer en meerdere gewonden. Ik betreur het ten zeerste dat er tijdens de verdediging van Chora tegen de aanval door de Taliban ook burgerslachtoffers zijn gevallen.
Kunt u aangeven over wat voor details u geen uitspraken wilt doen vanwege de lopende rechtsgang?
Zoals bekend is de inzet van de krijgsmacht in Chora in juni 2007 thans onderwerp van een rechtszaak. Over details die in de rechtszaak nog onderwerp zijn van discussie of van beoordeling door de rechter, worden in het belang van de rechtsgang geen uitspraken gedaan.
Klopt het dat de door de pantserhouwitser in de nacht van 16 op 17 juni 2007 beschoten eerder vastgestelde doelen ook woonhuizen betroffen?
Ja. De doelen betroffen bekende en mogelijke posities van vijandelijke strijders. De Taliban gebruikte gebouwencomplexen, waaronder woonhuizen, als gevechtsposities. Zie voor een verdere duiding de beantwoording van vraag 28 in de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Klopt het dat de pantserhouwitser in juni 2007 in Uruzgan, toen over een afstand van meer dan 30 kilometer werd gevuurd, dermate onnauwkeurig was dat een afgevuurde mortier doorgaans ergens in een gebied ter grootte van grofweg een voetbalveld landde? Zo nee, hoe zou u dit dan omschrijven?
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 13 in de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Kan gesteld worden dat de pantserhouwitser, zeker als een enkel schot wordt gevuurd, vrijwel standaard doel mist?
Nee. De pantserhouwitser (zoals alle artillerie systemen) is een indirect vurend wapensysteem. Dit betekent dat er voor de vuurleiding in beginsel gebruik wordt gemaakt van waarnemers, (optische) meetinstrumenten en gevechtsinlichtingen. Dit wapensysteem is bedoeld om een bepaald doel te neutraliseren door middel van de explosieve kracht en de scherfwerking van de verschoten granaat. Daarvoor hoeft niet per se exact op de doelcoördinaat gevuurd te worden, maar wel in de directe nabijheid omdat de straal van uitwerking van de granaat beperkt is. Om ongewenste nevenschade te beperken wordt altijd een analyse gemaakt van de omgeving van het doel (de zogenaamde Collateral Damage Estimate).
Ik nodig de leden van de Vaste Kamercommissie Defensie uit om een werkbezoek af te leggen aan het Vuursteuncommando, de eenheid waarbij de pantserhouwitser is ingedeeld. Onze militairen informeren de Kamerleden graag over de werking, de technische specificaties en de wijze van optreden van de pantserhouwitser. Ik verwijs hierbij eveneens naar de Kamerbrief van 4 juni jl. over de uitvoering van de motie Van den Nieuwenhuijzen (Kamerstuk 35 570 X, nr. 101).
Moet de informatie over de waarschijnlijke foutlengte (WFL) en de waarschijnlijke foutbreedte (WFB) van de pantserhouwitser zo gelezen worden dat 25 procent van de afgeschoten mortieren landt binnen de WFL van 90 meter en de WFB 16 meter? Zo nee, hoe dan?
Nee, 50% van de schoten landt binnen de WFL van 90 meter en binnen de WFB van 16 meter, waarbij niet voorspeld kan worden of het schot voor of achter het doel ligt (25% voor het doel en 25% achter het doel).
Klopt het dat een aanzienlijk deel van de mortieren tot ontploffing komt buiten de WFL van 90 meter en de WFB 16 meter? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
50% van de granaten valt binnen de WFL van 90 meter en WFB van 16 meter. Zie tevens vraag 6. Daar wordt in de CDE rekening mee gehouden. (zie vraag2.
Kunt u toelichten wat u ermee bedoelt dat rekening is gehouden met de foutmarge van de pantserhouwitser en de eventuele nevenschade die dit kan veroorzaken? Hoe is hier concreet rekening mee gehouden?
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de schoten die gedurende de nacht van 16 op 17 juni 2007 zijn afgegeven op vooraf vastgestelde doelen en anderzijds de vuursteun die de pantserhouwitser tijdens verschillende gevechtscontacten aan eigen troepen heeft geleverd in de periode van 15 tot 20 juni 2007.
In het eerste geval zijn de doelcoördinaten zo gekozen dat nevenschade onwaarschijnlijk was, veelal door doelen in het open terrein te kiezen. In het tweede geval werden de doelcoördinaten aangegeven door artilleriewaarnemers ter plaatse, die zelf zicht op de doelen hadden. Hun beoordeling van een aanvraag om vuursteun van de pantserhouwitser ging in beginsel steeds vergezeld van een inschatting van de mogelijke nevenschade in relatie tot het aangevraagde vuursteunmiddel. De pantserhouwitser werd alleen ingezet als de uitwerking van de afgevuurde granaat niet geacht werd te leiden tot onaanvaardbare nevenschade.
Hoeveel huizen zijn door Nederland als doelwit geïdentificeerd en bevuurd in de strijd om Chora?
Van 15 tot 20 juni 2007 zijn tijdens de strijd om Chora verschillende gebouwencomplexen beschoten. Het is niet exact bekend hoeveel complexen er zijn beschoten door de pantserhouwitser, vliegtuigen, boordwapens van voertuigen en draagbare wapens. Evenmin is duidelijk hoeveel van die complexen ten tijde van de gevechten daadwerkelijk als woonhuis werden gebruikt.
Kunt u aangeven hoe groot het door de Task Force Uruzgan (TFU) als militair doel aangemerkte gebied was dat naar uw opvatting zonder directe waarneming bevuurd mocht worden? Hoeveel vijandige strijders en hoeveel burgers verbleven (naar schatting) in dit gebied toen het gebombardeerd werd?
Na het besluit om Chora te behouden, maakte TFU een plan om de inzet van het luchtwapen en de vuursteun gecoördineerd te laten plaatsvinden. Op basis bekende posities van de Taliban werd een engagement area voor de pantserhouwitser ingesteld. Deze werd zowel in de planning als de uitvoering gebruikt om die lucht- en vuursteun te deconflicteren. De engagement area mat één bij drie kilometer. De omvang van het gebied waarin 29 doelen door de pantserhouwitser zijn bevuurd met 32 granaten is bij benadering 1,6 vierkante kilometer groot. Het aantal vijandige strijders en burgers dat zich in dit gebied bevond is niet bekend.
Klopt het dat het door de Task Force Uruzgan (TFU) als militair doel aangemerkte gebied, juridisch gezien, in zijn geheel bevuurd mocht worden, aangezien het tot militair doelwit was bestempeld?
Bij de ratificatie van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève heeft Nederland, net als meerdere landen, een verklaring afgelegd dat bij de toepassing van artikel 52, tweede lid, van dat Protocol, ook een gebied als militair doelwit kan worden aangemerkt. Voorwaarde daarbij is dat het gebied voldoet aan de criteria van artikel 52, tweede lid, voor de beoordeling of een object een legitiem militair doelwit is. Hieruit volgt dat de zogenoemde engagement area in principe in zijn geheel beschoten mocht worden, zij het met in achtneming van andere voorwaarden voor de inzet van zware wapensystemen, zoals de verplichte inventarisatie van mogelijke nevenschade.
Is er achteraf een onafhankelijke toetsing geweest of terecht een beroep op zelfverdediging is gedaan in de strijd om Chora? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 37 van de Kamervragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466), zijn de gebeurtenissen rondom de verdediging van Chora kort na afloop van de gevechtshandelingen niet alleen door het Ministerie van Defensie zelf onderzocht (via het After Action Report en de After Action Review), maar ook door de NAVO, de Verenigde Naties en de Afghaanse mensenrechtencommissie. Tot slot heeft het Openbaar Ministerie, zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 30 en 31 van dezelfde Kamervragen, kennisgenomen van de (onderzoeks-)rapporten van voornoemde organisaties. Het Openbaar Ministerie heeft op basis van deze stukken geen aanleiding gezien tot het instellen van een nader onderzoek.
Heeft Nederland ook op andere momenten in Afghanistan, al dan niet met een beroep op zelfverdediging, gebombardeerd zonder direct zicht op het doel? Zo ja, hoe vaak en wanneer?
Er is altijd op een of andere wijze waarneming op of anderszins informatie over de locatie van een aangegrepen doel (geweest) op basis waarvan wapensystemen met indirecte richting dat doel bevuren.
Wilt u navraag doen bij Australië of, en zo ja waarom, dat land striktere instructies hanteerde omtrent de inzet van geweld en de bescherming van burgers? Zo nee, waarom wilt u deze moeite niet doen?
Het kabinet wil zich verantwoorden over de uitvoering van het politieke mandaat dat Nederland heeft gekregen. Australië heeft een eigen overweging gemaakt en het is niet aan het kabinet om deze met elkaar te vergelijken.
Wilt u Australië vragen of het klopt dat militairen van dat land herhaaldelijk niet in staat bleken te bevestigen of er überhaupt vijandige strijders aanwezig waren op plaatsen waar Nederlandse militairen hebben gevochten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Wilt u bij de NAVO erop aandringen dat relevante documenten van het bondgenootschap over de strijd in Chora in juni 2007 gederubriceerd worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, de derubricering van bedoelde documenten is strijdig met het NAVO-beleid op dit gebied.
Wilt u erom verzoeken dat het rapport van de commandant van ISAF (COMISAF) met de Kamer gedeeld kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Is er een uitzondering opgenomen in het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève op de bepaling dat niet onderscheidende aanvallen verboden zijn? Hoe wordt een niet onderscheidende aanval hier gedefinieerd?
Zoals aangegeven in artikel 51, vierde lid, van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genéve, worden niet-onderscheidende aanvallen gedefinieerd als:
en die derhalve in alle genoemde gevallen naar hun aard, militaire doelen en burgers of burgerobjecten zonder onderscheid kunnen treffen.
Het vijfde lid van datzelfde artikel geeft aan dat niet-onderscheidende aanvallen onder andere bestaan uit:
Het Protocol bevat geen uitzonderingen op deze bepalingen. Bij de ratificatie van het Protocol heeft Nederland twee verklaringen afgelegd met betrekking tot deze bepalingen. Daarin is aangegeven dat het begrip «militair voordeel» moet worden uitgelegd als het voordeel van de aanval als geheel en niet moet worden beoordeeld op basis van geïsoleerde of specifieke onderdelen van die aanval. Ook is daarin aangegeven dat bij het plannen, beslissen of uitvoeren van een aanval, commandanten hun beoordeling dienen te maken op basis van alle bronnen van informatie die op dat moment tot hun beschikking staan.
Tot slot heeft Nederland bij de ratificatie van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève, net als meerdere landen, een verklaring afgelegd dat bij de toepassing van artikel 52, tweede lid, van dat Protocol ook een gebied als militair doelwit kan worden aangemerkt. Voorwaarde daarbij is dat het gebied voldoet aan de criteria van artikel 52, tweede lid, voor de beoordeling of een object een legitiem militair doelwit is.
Kunt u nader ingaan op de verwachting aan Nederlandse kant wat gebeurd zou zijn als Chora niet was verdedigd en lokale tegenstanders het gebied hadden overgenomen? Denkt u dat dan honderden mensen, waaronder veel burgers, gedood zouden zijn? Zo ja, waarop is uw verwachting dan gebaseerd? Is dat gebaseerd op patronen na eerdere gebiedsuitbreiding door bijvoorbeeld de Taliban in Afghanistan?
Uw Kamer is in de brieven van 24 september 2007 en van 5 juli jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 272 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466) geïnformeerd over de verwachting aan Nederlandse kant. De commandant van de Task Force Uruzgan (TFU) is onder de onmiddellijke dreiging van de aanval op Chora niet in de gelegenheid geweest onderzoek te (laten) doen naar patronen van eerdere gebiedsuitbreiding door bijvoorbeeld de Taliban in Afghanistan.
Had u, voordat Chora door Nederland gebombardeerd werd, aanwijzingen dat niet alle burgers uit het gebied waren vertrokken? Zo ja, welke?
TFU heeft via de Afghaanse autoriteiten en de stamleider in het gebied acties ondernomen om de burgerbevolking te waarschuwen en aan te geven het doelgebied te verlaten. Met het oog op de onmiddellijke dreiging is het voor TFU niet mogelijk geweest om met eigen middelen het doelgebied in te gaan om de bevolking te waarschuwen. De AIHRC en UNAMA kwamen tot de conclusie dat TFU – gegeven de zeer moeilijke omstandigheden – zich sterk heeft ingespannen om de burgerbevolking voorafgaand aan de verdediging van Chora te waarschuwen. Achteraf werd bekend dat een deel van de bevolking geen gehoor kon of wilde geven aan de oproep om het gebied te verlaten. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd in de brieven van 24 september 2007 en van 5 juli jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 272 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Gegeven de omstandigheden was het voor TFU niet mogelijk om meer zekerheid te verkrijgen dat de burgerbevolking het doelgebied verlaten had dan met het bericht van de stamleider
Hoe is het mogelijk dat velen in Chora niet op tijd gewaarschuwd zijn, zoals de Afghan Independent Human Rights Commission (AIHRC) en de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) hebben gedocumenteerd?
Zie antwoord vraag 20.
Is gecontroleerd of burgers uit het gebied vertrokken voordat het gebombardeerd werd? Klopt het dat er allerlei mogelijkheden waren om stromen vluchtelingen waar te nemen uit de lucht? Zijn die vluchtelingenstromen waargenomen?
Zie antwoord vraag 20.
Hoe is het mogelijk dat inlichtingenrapportages melden dat er 100 tot 150 vijandelijke strijders zijn omgekomen maar in alle andere onderzoeken lagere aantallen zijn geconstateerd, eerder zo’n 60 tot 70 doden, waaronder ook veel burgerdoden? Waarop is dit aantal van 100 tot 150 gedode strijders gebaseerd? Kan dit inlichtingendocument, uiteraard geanonimiseerd en desgewenst vertrouwelijk, met de Kamer gedeeld worden?
De vraag spreekt van 100 tot 150 vijandelijke strijders. Dit aantal werd ook genoemd in de eerdere Kamervragen over dit onderwerp (kenmerk 2021Z04889). In de eerdere beantwoording is per abuis het aantal uit de vraag herhaald en is gesteld dat «uit inlichtingenrapportages is gebleken dat er 100 tot 150 vijandelijke strijders zijn omgekomen» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466 van 6 juli jl.). Het after action report van commandant TFU meldt echter 150 tot 200 gedode vijandelijke strijders. Daarbij staat benoemd dat dit aantal is gebaseerd op «definitive intell reporting received». Dit rapport is eveneens op 6 juli jl. met de Kamer gedeeld.
Is er enige onafhankelijke bevestiging dat 100 tot 150 vijandelijke strijders zijn gedood? Zo ja, wat zijn dit voor bronnen?
Zie antwoord vraag 23.
Waarom worden in documenten vijandige strijders vaak Opposing Militant Forces (OMF) genoemd en niet Taliban? Klopt het dat er enige mate van onzekerheid is over het precieze karakter van de vijandige strijders in Chora in juni 2007?
De Taliban is een heterogene groepering met een mobiele kern waar lokale strijders zich vaak tijdelijk bij aansluiten. De harde kern van de Talibanstrijders kwam vaak van buiten de provincie of zelfs uit het buitenland. Handlangers en sympathisanten namen vaak tegen betaling, uit opportunisme of onder dwang de wapens op tegen de Afghaanse overheid en de coalitietroepen. Ook vormden lokale conflicten een bron van geweld. Er was daardoor een diversiteit aan gewapende groeperingen in Afghanistan – en dus ook in Uruzgan – actief.
Omdat het tijdens of na een dreigende situatie of een gevecht niet altijd mogelijk is om te bepalen tot welke groepering de tegenstander behoort, worden – naar algemeen militair gebruik – in rapportages generieke omschrijvingen gebruikt om de tegenstander te beschrijven; OMF is er hier één van.
Was het tijdens de missie in Uruzgan gebruik dat «rules of engagement» konden worden losgelaten in geval van een «aanval» door vijandige strijders, zodat meer handelingen toegestaan waren? Zo nee, welk kader was dan van toepassing in geval van een aanval door vijandige strijders?
Alle rules of engagement voor alle militaire operaties bevatten een bepaling waarin wordt aangegeven dat het recht op zelfverdediging voorrang heeft boven de rules of engagement.
Hoeveel munitie is van Nederlandse kant ingezet in juni 2007 in Chora?
Zie voor het antwoord op deze vragen de beantwoording van vraag 23 in de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Hoeveel ongeleide bommen/raketten zijn afgeworpen of afgeschoten in juni 2007 in Chora?
Zie antwoord vraag 27.
Hoeveel 81 mm mortieren zijn verschoten? Hoeveel ervan troffen het exacte doelwit?
Zie antwoord vraag 27.
Aan welke schattingen van het aantal aanwezige vijandelijke strijders in Chora werd in juni 2007 de meeste waarde gehecht, en waarom?
Een nauwkeurige schatting van het aantal strijders dat zich in de regio bevond kan niet worden gemaakt. De inschattingen en appreciaties in inlichtingenrapportages liepen uiteen van 300 à 350 tot 800 à 1.000 strijders. TFU hield in de planning en besluitvorming van de verdediging van Chora rekening met aanzienlijke tegenstand vanuit de Taliban om het doel van de operatie te behalen en het risico voor de eigen troepen te minimaliseren.
Zie verder het antwoord op vraag 26 in de Kamerbrief van 5 juli jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Hoeveel vijandige strijders zijn daadwerkelijk waargenomen in juni 2007 in Chora? Klopt het dat dit (vooral) een enkele visuele bevestiging betreft, van tientallen mogelijke strijders?
Dit aantal is niet na te gaan. Inderdaad zijn er op verschillende tijdstippen medio juni enkele keren tientallen OMF geobserveerd. Destijds is door verschillende eenheden en met verschillende middelen activiteit van vijandelijke strijders waargenomen in Chora. Er is echter geen totaaltelling bekend van het aantal strijders dat zich in juni 2007 bevond in het district Chora en daadwerkelijk werd waargenomen door de TFU of bondgenootschappelijke eenheden.
Wat acht u een waarschijnlijke schatting van het aantal burgerdoden dat is gevallen in Chora in juni 2007? Wat acht u een waarschijnlijk aandeel wat betreft Nederlandse verantwoordelijkheid voor deze doden?
Uw Kamer is op 24 september 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 272) geïnformeerd over de schatting van het aantal burgerdoden. Van de slachtoffers is niet vast te stellen of dit het gevolg was van acties van de Taliban of van de coalitietroepen. Hierover is uw Kamer op 5 juli jl. geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2812, aldaar bijlage 9 bij de beantwoording van vraag 29).
Hoeveel gewonden zijn er precies aan Nederlandse kant gevallen, als gevolg waarvan zijn zij gewond geraakt en wat was de aard van de verwondingen?
Bij de verdediging van Chora zijn drie Nederlandse militairen als direct gevolg van gevechtshandelingen fysiek gewond geraakt. Zij raakten lichtgewond bij het mortierincident waarbij een andere Nederlandse militair om het leven is gekomen.
Kunt u bevestigen dat Nederlandse luchtaanvallen in Chora ook aan ISAF gelieerde Afghaanse strijders hebben gedood? Zo ja, hoeveel? Wat is uw beeld hiervan?
Nee. Vast staat dat tijdens de verdediging van Chora geen Afghaanse militairen zijn omgekomen.
Is er, aangezien het AIHRC / UNAMA rapport naar de gevechten in Chora «preliminary» was waardoor allerlei conclusies niet definitief getrokken konden worden, later nog aanvullend onderzoek gedaan door een of beide organisaties? Zo nee, waarom niet?
Het eindrapport van het onderzoek door AIHRC en UNAMA is met de bijbehorende conclusies als bijlage 7 bij het antwoord op vraag 29 verstuurd met de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Klopt het dat 10.000 dollar is uitgekeerd vanwege de verwoesting van een complete qualagroep en moskee, waarbij onder meer 18 doden werden gerapporteerd? Was dit – enkel honderden dollars voor een dode – min of meer een standaardbedrag?
Het klopt dat dit bedrag is uitgekeerd. Het betalen van onverschuldigde tegemoetkomingen is een discretionaire bevoegdheid, waarbij zowel het bedrag als de opportuniteit per geval wordt beoordeeld.
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op vragen over een artikel in dagblad Trouw waarin een veteraan onthult mogelijk verantwoordelijk te zijn voor burgerdoden in Uruzgan?2
Ja.
Kunt u de gevonden interne rapportage die overeenkomsten zou hebben met het gemelde voorval met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Ik wacht met het verstrekken van rapportages tot het onderzoek van het OM is afgerond. Op 19 mei jl. is uw Kamer hier al over geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2812).
Wordt in dit document melding gemaakt van beschieting van (mogelijke) burgerdoelen met (mogelijk) burgerslachtoffers als gevolg?
Zie antwoord vraag 38.
Hoe vaak is tijdens de missie in Uruzgan een beroep gedaan op de Tigershark drone, bijvoorbeeld om een «battle damage assessment» uit te voeren? Hoe vaak is zo’n verzoek afgewezen?
De Tigershark was geen Nederlands inzetmiddel, maar stond ter beschikking van een coalitiepartner. Het is niet bekend hoe vaak Nederland heeft verzocht om ondersteuning van de Tigershark.
De noodsituatie van de Afghaanse tolken |
|
Jasper van Dijk , Don Ceder (CU), Kati Piri (PvdA), Laura Bromet (GL), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Klopt het dat er tussen 1 en 18 juni jl. maar twaalf Afghaanse tolken en hun gezinnen in Nederland zijn aangekomen, en dat er nog altijd minimaal 71 betrokken tolken en gezinnen in Afghanistan verblijven?1 Zo nee, hoeveel Afghaanse tolken en hun gezinnen zijn er deze maand in Nederland aangekomen en hoeveel zijn er nog altijd in afwachting van een besluit in Afghanistan?
Onderstaande cijfers over het proces ten aanzien van de Afghaanse tolken geven de stand van zaken op 7 juli 2021 weer en staan voor individuele zaken over personen met eigen verhalen en eigen overwegingen.
Sinds 2014 zijn er 90 Afghaanse tolken met gezin in Nederland aangekomen en zijn er 4 tolken onderweg om hier de asielprocedure te doorlopen. Dit betreft in totaal ruim 400 personen. Sinds het Commissiedebat op 2 juni jl. zijn 26 tolken met gezin aangekomen, inclusief de tolken met gezin die onderweg zijn.
Meerdere tolken of hun gezinsleden bleken COVID-19-positief te zijn getest op de dag voor hun vertrek naar Nederland, waardoor het overbrengen naar Nederland vertraagd is.
Er zijn 113 aanvragen afgewezen. Dat betekent dat na onderzoek is gebleken dat aanvragers niet als tolk voor Nederland hebben gewerkt in het kader van de internationale militaire missie in Afghanistan. In toenemende mate dienen personen een aanvraag in waarin de bewijsvoering vervalst is of waarin blijkt dat verklaringen niet op waarheid berusten. Dit vereist zorgvuldig onderzoek. Een afwijzing is niet definitief: als aanvragers met aanvullend bewijs komen, wordt opnieuw onderzocht of iemand voor Nederland heeft gewerkt in het kader van een internationale militaire missie.
Er zijn 84 actieve aanvragen in behandeling van personen die momenteel in Afghanistan verblijven. Sinds het Commissiedebat van 2 juni jl., zijn 58 nieuwe aanvragen ingediend. De aanvragen worden direct behandeld door de betrokken ministeries.
In het aantal van de actieve aanvragen zit dus een relatief groot aantal zeer recente aanvragen. Bij 52 van de overige aanvragen wacht het nemen van een besluit op een actie van de aanvrager. Dit kan onder andere zijn dat de aanvrager (aanvullend) bewijs dient aan te leveren dat hij voor Nederland heeft gewerkt. Ook kan het zijn dat hij nog moet zorgen voor een paspoort van zichzelf en zijn gezin. De Nederlandse ambassade in Kaboel geeft duidelijk aan welke actie van de aanvrager wordt gevraagd en begeleidt de aanvrager bij het in orde krijgen van de aanvraag voor hem en zijn gezin.
Hoeveel Afghaanse tolken hebben zich, al dan niet voor een tweede keer, in de tussentijd additioneel gemeld voor de asielprocedure? Wat is de status van hun aanvragen?
Van de 340 aanvragen die ingediend zijn, werden er 58 ingediend sinds 2 juni jl. Deze aanvragen worden direct behandeld door de betrokken ministeries.
Bij meerdere van de recent ingediende aanvragen bestaat twijfel over de echtheid van de verklaringen en aangeleverde documenten. Een zorgvuldige check of de aanvrager daadwerkelijk in het kader van een internationale militaire missie voor Nederland heeft gewerkt en of de aanvrager ook degene is wie hij aangeeft te zijn blijft daarom noodzakelijk. Defensie maakt dan onder andere gebruik van de kennis van toenmalige commandanten en veteranen om deze check uit te kunnen voeren. Dat lukt doorgaans binnen enkele dagen.
Heeft u in lijn met motie Piri c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 95) alle mogelijkheden benut om ervoor te zorgen dat vóór het einde van de Nederlandse aanwezigheid alle Afghaanse tolken en hun gezinnen naar Nederland zijn gehaald? Zo ja, hoe verklaart u dat ondanks de terugkeer van Nederlandse troepen tientallen tolken en hun gezinnen nog altijd in Afghanistan verblijven? Welke extra mogelijkheden gaat u benutten om te zorgen dat de tolken en hun gezinnen zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen komen?
In lijn met de genoemde motie hebben de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid/IND stappen gezet om het proces verder te versnellen, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 11 juni jl. (2021D21912). Het aantal personen dat zich bezighoudt met het overbrengen van tolken is verhoogd door het toevoegen van een veteraan aan het team van Defensie. Daarnaast hoeven de aanvragers geen gelegaliseerde documenten meer te overhandigen aan de ambassade: het verkrijgen van die legalisaties kostte de aanvragers veel tijd. Tevens zal een externe organisatie de controle van identiteitsdocumenten in de provincies Kandahar en Balkh overnemen. Hierdoor hoeven tolken die in die provincies wonen niet meer naar Kaboel te reizen om hun identiteitsdocumenten te laten controleren. De genomen maatregelen hebben reeds effect: als een aanvrager een complete aanvraag indient, kan deze binnen 2 tot 4 weken goedgekeurd worden.
Naast deze in de Kamerbrief omschreven maatregelen is een extra consulaire medewerker toegevoegd aan de ambassade van Kaboel om de visumverstrekking aan de tolken te versnellen. Ook wordt er constant gekeken waar het proces vastloopt en hoe dit kan worden opgelost. Zo zijn er recent meerdere zaken waarbij het de aanvrager niet lukt om familiedocumenten juridisch rond te krijgen. De ambassade onderzoekt daarom nu de mogelijkheid om een familieadvocaat in te huren die deze aanvragers kan helpen.
De urgentie van een snelle behandeling van de aanvragen wordt breed gevoeld. Tegelijkertijd blijft zorgvuldigheid bij de behandeling van belang om vast te stellen dat de personen die naar Nederland komen ook daadwerkelijk de personen zijn die aan de vereisten voldoen, zeker nu er in toenemende mate aanvragen worden ingediend waar twijfel over de echtheid van de bewijsvoering bestaat. Dit kost een extra inspanning van de behandelaars. Daarnaast zijn er aanvragers die niet reageren op correspondentie of nog niet beschikken over een paspoort om het landen te mogen verlaten. Ook zijn er tolken die geen aanvraag hebben ingediend om naar Nederland te mogen komen.
Hoe oordeelt u over de huidige veiligheidssituatie van Afghaanse tolken in Afghanistan? Welk effect heeft de terugtrekking van Nederlandse troepen uit Afghanistan op de veiligheid van de tolken en hun gezinnen? Wat wordt er ondernomen om hun veiligheid te waarborgen?
Voor Afghaanse tolken die in het kader van de internationale militaire missie voor Nederland hebben gewerkt geldt dat zij worden aangemerkt als systematisch vervolgde groep. Het kabinet heeft dit reeds voor de terugtrekking van de coalitielanden uit Afghanistan aangegeven (Kamerstuk 35 300 X, nr. 45 d.d. 18 december 2019).
Gezien de onzekere situatie en de mogelijke dreiging voor de genoemde Afghaanse tolken, is de urgentie om Afghaanse tolken die aan de vereisten voldoen met hun gezin naar Nederland over te brengen onverminderd hoog.
Om bescherming te bieden aan de genoemde Afghaanse tolken worden tolken die aan de vereisten voldoen naar Nederland overgebracht om hier een asielaanvraag in te dienen. Het blijft echter een individuele beslissing van de tolk of hij aanspraak wil maken op de tolkenregeling.
Wordt er, gezien ontwikkelingen ten aanzien van de veiligheidssituatie op korte termijn, rekening gehouden met het terugtrekken van de Nederlandse ambassade in Kaboel? Kunt u garanderen dat de procedures van Afghaanse tolken in Afghanistan bij een eventuele terugtrekking hier niet onder zullen lijden? Welke voorbereidingen worden getroffen om dit te verwezenlijken?
Zoals gemeld in de Kamerbrief van 18 juni jl. (Kamerstuk 2021D24349) is de kabinetsinzet dat de Nederlandse ambassade aanwezig blijft in Kaboel, mits de veiligheidssituatie dit toestaat. Een sluiting van de ambassade is momenteel niet aan de orde. Ook bij een verdere verslechtering van de veiligheidssituatie zijn er nog mitigerende maatregelen te nemen, waardoor sluiting niet in alle gevallen aan de orde zal zijn. Omwille van veiligheidsoverwegingen kan ik niet ingaan op deze maatregelen. Mocht in extremis de ambassade gesloten worden, dan zal de documentencheck geheel worden uitgevoerd door een externe organisatie en wordt het proces voortgezet vanuit onze ambassades in andere landen. Tevens kan een groot deel van het proces digitaal uitgevoerd worden, zoals nu ook al gebeurt.
Bent u van mening dat de gezinnen van Afghaanse tolken, als ze reeds in Nederland verblijven en niet primair voor de Nederlandse inzet in Afghanistan hebben gewerkt, ook naar Nederland moeten worden gebracht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u specifiek bereid om, gezien de verslechterde veiligheidssituatie in Afghanistan, deze zaak of deze zaken te versnellen?
Voor Afghaanse tolken die in Nederland verblijven en niet primair in het kader van een internationale militaire missie voor Nederland hebben gewerkt, geldt het reguliere beleid dat zij binnen drie maanden nadat ze een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen een verzoek kunnen doen bij de IND om nareis van hun gezinsleden.
Kunt u gezien de urgentie deze vragen afzonderlijk en tijdig beantwoorden?
Ja.
Het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden. |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht in The Guardian «Explosive weapons used in cities kill civilians 91% of time, finds study»?1
Ja.
Bent u bekend met het onlangs verschenen rapport «A Decade of Explosive Violence Harm (2011–2020)»2 van de Britse non-gouvernementele organisatieAction on Armed Violence, waaruit blijkt dat 91% van de slachtoffers in conflicten burgers zijn als explosieve wapens in bevolkte gebieden worden gebruikt?
Ja, het kabinet is bekend met het rapport.
Bent u ermee bekend dat dit slechts de directe slachtoffers betreft, en dat de daadwerkelijke gevolgen voor de burgerbevolking nog vele malen groter zijn door de schade die wordt aangericht aan vitale infrastructuur (bijv. scholen, ziekenhuizen, woningen, wegen)?
Het kabinet is bekend dat Action on Armed Violence onderzoek heeft gedaan naar de slachtoffers (doden en gewonden) van explosieve wapens, waaronder Improvised Explosive Devices, en dat het gebruik van explosieve wapens neveneffecten kan hebben op vitale infrastructuur zoals scholen, ziekenhuizen woningen en wegen.
Deelt u de opvatting dat dit percentage burgerslachtoffers onacceptabel hoog is? Zo ja, welke stappen onderneemt u om dit probleem te adresseren?
Het kabinet betreurt alle burgerslachtoffers ten zeerste en is van mening dat de regels van het humanitair oorlogsrecht door alle partijen bij een conflict, inclusief niet-statelijke actoren, op correcte wijze dienen te worden nageleefd en geïmplementeerd. Het humanitair oorlogsrecht vereist onder andere dat bij het plannen en uitvoeren van militaire operaties tijdens een gewapend conflict alleen militaire doelen mogen worden aangevallen en dat alle mogelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen om de burgerbevolking zoveel mogelijk te beschermen. Volgens de proportionaliteitsregel van het humanitair oorlogsrecht mag een militaire aanval geen doorgang vinden indien de te verwachten nevenschade onder burgers en burgerobjecten excessief is in verhouding tot het te verwachten militaire voordeel. Fundamentele beginselen van het humanitair oorlogsrecht zijn ook opgenomen in verscheidene wapenbeheersingsverdragen, waaronder het Clustermunitieverdrag, het Verdrag van Ottawa inzake anti-personeelslandmijnen en het Conventionele Wapenverdrag (CCW). Nederland is partij bij al deze verdragen en streeft ernaar dat alle staten hierbij partij worden. Ook spreekt Nederland landen in bilateraal verband aan op hun verplichtingen onder het oorlogsrecht wanneer zij deze niet nakomen.
Kunt u in aanvulling op de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Ploumen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel 3628) toelichten welke ontwikkelingen er sindsdien internationaal zijn geweest om dit probleem serieus aan te pakken en welke rol Nederland hierbij heeft gespeeld?3
In november 2019 is er op initiatief van Ierland een onderhandelingsproces gestart voor een politieke verklaring over het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden met als doel om de bescherming voor de burgerbevolking te versterken. Vanaf het begin heeft Nederland actief bijgedragen aan deze discussie gedurende verschillende consultatieronden en heeft het meerdere schriftelijke bijdragen ingediend.4 Door de coronapandemie hebben de onderhandelingen vertraging opgelopen en hebben er in maart jl. pas weer informele, digitale consultatieronden over een mogelijke tekst plaatsgevonden. Hoewel er het afgelopen jaar minder voortgang is geboekt dan gehoopt, blijft het kabinet het doel van de verklaring om leed aan de burgerbevolking te verminderen volledig steunen. Betere naleving en implementatie van het humanitair oorlogsrecht door zowel statelijke als niet-statelijke actoren is hiervoor noodzakelijk.
Deelt u de opvatting dat de norm voor het gebruik van explosieve wapens met een wijd bereik in dorpen en steden zou moeten zijn «in principe niet, tenzij echt niet anders mogelijk»? Zo nee, waarom niet?
Volgens het humanitair oorlogsrecht moeten alle partijen bij een gewapend conflict de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen om de burgerbevolking te beschermen tegen de uit de militaire operaties voortvloeiende gevaren. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat een partij bij het conflict moet vermijden militaire doelen in of nabij dichtbevolkte gebieden te plaatsen. Of het gebruik van explosieve wapens met een wijd bereik in bewoond gebied aan de orde is, hangt af van de concrete omstandigheden in die situatie. Bij de keuze van strijdmiddelen en -methodes moeten alle mogelijke voorzorgen worden genomen om bijkomende dood of verwonding van burgers en schade aan burgerobjecten te vermijden of in ieder geval tot het uiterste te beperken. Wanneer een keuze mogelijk is tussen verschillende militaire doelen om een gelijkwaardig militair voordeel te behalen, dient dat doel te worden uitgekozen dat naar verwachting het minste gevaar voor de levens van burgers en voor de burgerobjecten oplevert. Militaire commandanten en anderen die verantwoordelijk zijn voor het plannen en uitvoeren van aanvallen moeten hun beslissingen daarbij baseren op de informatie die op dat moment redelijkerwijs beschikbaar is. Door het oorlogsrecht zorgvuldig na te leven kan het risico op burgerleed en schade aan burgerobjecten aanzienlijk worden verminderd. De politieke verklaring zou zich dan ook primair moeten richten op betere implementatie en naleving van het oorlogsrecht. De roep om aanvullende regelgeving gaat voorbij aan het gebrek aan naleving van het huidige humanitair oorlogsrecht en daarnaast ondermijnt nieuwe regelgeving mogelijk de delicate balans binnen het humanitair oorlogsrecht tussen militaire noodzaak en humaniteit.
Waarom kiest u er voor om in de politieke verklaring over het gebruik van explosieve wapens in bevolkte gebieden tekstsuggesties te doen die de verklaring minder distantiëren van het huidig internationaal oorlogsrecht?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 4, 5 en 6, vindt het kabinet dat het huidige humanitair oorlogsrecht beter moet worden nageleefd om leed aan de burgerbevolking te minimaliseren. In navolging van deze regels wordt een explosief wapen pas ingezet in een conflictgebied na een zorgvuldig targeting proces, waarin o.a. de principes van proportionaliteit, voorzorg en onderscheid worden meegenomen. Het kabinet betreurt dat niet alle actoren binnen een gewapend conflict deze regels naleven en ziet het niet naleven of niet correct implementeren van deze regels als grootste obstakel voor een betere bescherming van burgers in conflictsituaties. Uit het aangehaalde onderzoek «A Decade of Explosive Violence Harm (2011–2020)» van Action on Armed Violence valt op dat 52% van de burgerslachtoffers zijn gevallen door geïmproviseerde explosieven (IEDs). Van IEDs is bekend dat deze vaak door niet-statelijke actoren worden gebruikt.
Nederland is en blijft actief betrokken bij de internationale discussie over een politieke verklaring over de inzet van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden, waarbij het grote aantal burgerslachtoffers als gevolg van het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden aan de kaak wordt gesteld, en zal alle partijen die betrokken zijn bij gewapende conflicten blijven oproepen te allen tijde te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht.
Bent u bereid om bij de bestaande internationale onderhandelingen voor een politieke verklaring over het gebruik van explosieve wapens in bevolkte gebieden (EWIPA) te pleiten voor een zo sterk mogelijke verklaring, die toeziet op betere bescherming van burgers tegen explosief geweld, een zo groot mogelijke transparantie over de inzet en gevolgen van dergelijke wapeninzet en het aanscherpen van nationaal beleid? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich in voor een politieke verklaring die, ter voorkoming van burgerleed, oproept tot de eerbiediging van het humanitair oorlogsrecht en de daarin opgenomen regels en beginselen van onderscheid, voorzorgsmaatregelen en proportionaliteit. Door het humanitair oorlogsrecht zorgvuldig na te leven, kan het risico op burgerleed en schade aan burgerobjecten aanzienlijk worden verminderd.
Het kabinet hecht grote waarde aan transparantie, ook bij de inzet van explosieven in dichtbevolkte gebieden. In dit kader stelde de Kamer op 13 oktober 2020 een door de Minister van Defensie voorgestelde procedure vast, die ziet op het informeren van de Tweede Kamer wanneer het Ministerie van Defensie een onderzoek instelt naar een vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet in het kader van art. 100 van de Grondwet (Kamerstuk 27 925, nr. 723). Het Ministerie van Defensie is tevens op ambtelijk niveau in gesprek met een aantal organisaties die het ministerie eerder voorstellen hebben aangereikt over onder andere het toekomstige transparantiebeleid (Voortgangsbrief transparantiebeleid inzake burgerslachtoffers, Kamerstuk 27 925, nr. 725). Vanwege verschillende veiligheidsoverwegingen (inzake personele, operationele en nationale veiligheid), alsmede de afspraken binnen de coalitie waarin Nederland op dat moment opereert, is het echter niet altijd mogelijk om alle informatie rondom militaire inzet te delen. Daar waar het kan, handelt Nederland op een zo transparant mogelijke wijze en roept het andere staten op hetzelfde te doen.
Kunt u de Kamer in de toekomst informeren over de Nederlandse inzet bij, en de voortgang van, deze belangrijke onderhandelingen?
Ja. Op het moment dat de onderhandelingen geconcludeerd zijn, zal het kabinet de Kamer op de hoogte brengen van de uitkomst en nadere toelichting geven op de Nederlandse inzet. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Het bericht dat de Franse president Macron Mali waarschuwt Franse troepen terug te trekken |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Franse president Macron Mali waarschuwt Franse troepen terug te trekken?1
Ja.
Wat is uw reactie op de recente coup in Mali, waarbij de president en de premier werden afgezet door kolonel Assimi Goita?
Nederland heeft de recente militaire staatsgreep in Mali ten strengste veroordeeld. Het is buitengewoon zorgelijk dat er voor de tweede keer in negen maanden tijd een militaire staatsgreep in Mali heeft plaatsgevonden. Daarmee is de politieke transitie die het land sinds de staatsgreep van augustus 2020 doormaakt, verder in het gedrang gekomen en is de reeds fragiele veiligheidssituatie verder onder druk gezet. De Europese Raad heeft de arrestatie op 24 mei jl. van de Malinese transitiepresident N’daw, transitiepremier Ouane en andere autoriteiten veroordeeld en aangedrongen op hun onmiddellijke vrijlating. De transitiepresident en -premier zijn enkele dagen later vrijgelaten en verblijven momenteel nog in huisarrest. Dankzij bemiddeling door de regionale organisatie ECOWAS en gezamenlijke internationale druk hebben de Malinese militairen weer een civiele premier aangesteld. Nederland en de EU verwelkomen en ondersteunen de bemiddeling door ECOWAS.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Macron dat hij Franse troepen zal terugtrekken als het west-Afrikaanse land afglijdt naar fundamentalisme en jihadisme? Was deze opvatting bij u reeds bekend? Hoe beoordeelt u deze?
Als gevolg van de militaire staatsgreep heeft Frankrijk de bilaterale militaire samenwerking met Mali tijdelijk opgeschort om druk te houden op een transitie naar een constitutionele en democratische orde. Na consultaties met de Malinese transitieautoriteiten heeft Frankrijk op 2 juli jl. besloten deze samenwerking te hervatten. President Macron kondigde daarnaast op 10 juni jl. een reorganisatie van de Franse militaire inzet in de Sahel aan, waaronder het einde van de Franse regionale contraterrorisme operatie Barkhane in haar huidige vorm. Het Franse besluit volgt op de reeds langer bekende Franse opvatting dat het wenselijk is om de inzet in de regio verder te internationaliseren en meer verantwoordelijkheid bij de Sahellanden zelf te leggen om hun eigen veiligheid te waarborgen en veiligheidsdreigingen, waaronder terrorisme, tegen te gaan. Het kabinet deelt de opvatting dat het wenselijk is dat Sahellanden meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen veiligheid.
Wat zijn de gevolgen van de recente coup voor de VN-missie MINUSMA in Mali, waaraan Nederland 110 militairen levert, met name voor de juridische legitimiteit van de VN-missie, die er op verzoek van Mali is gekomen?
De militaire staatsgreep in Mali heeft geen gevolgen voor de rechtsgrond voor het optreden van de VN-missie MINUSMA. Deze wordt gevormd door resoluties van de VN-Veiligheidsraad (VNVR). Op 29 juni jl. heeft de VNVR het mandaat van MINUSMA met een jaar verlengd. Het huidige mandaat loopt tot 30 juni 2022 en is vastgelegd in resolutie 2584.
Op 26 mei jl. kwam de VNVR bij elkaar om over de ontwikkelingen in Mali te spreken. De VNVR veroordeelde in een persverklaring de arrestaties van de transitiepresident en -premier en herbevestigde steun voor terugkeer naar een civiel geleide transitie en bemiddeling door ECOWAS. De VNVR herbevestigde eveneens steun aan de VN-missie MINUSMA. Ook Nederland blijft achter deze missie staan.
Op welke wijze wordt er contact gehouden met bondgenoten over de ontstane situatie? Zijn er meer landen die overwegen hun troepen terug te trekken?
Nederland onderhoudt op hoofdstedelijk niveau, via de Nederlandse ambassade in Bamako, en via VN- en EU-kanalen nauw contact met bondgenoten over de ontwikkelingen in Mali en de mogelijke implicaties daarvan voor de regio, de VN, EU en Nederland. Met name onderhoudt Nederland nauw contact met Frankrijk over de recent aangekondigde herziening van de Franse militaire inzet in de Sahelregio. De Minister van Buitenlandse Zaken sprak en marge van de Raad Buitenlandse Zaken van juni jl. hierover met haar Franse collega, die aangaf dat er met de herziening geen sprake is van een Franse terugtrekking uit de Sahel en dat Frankrijk toegewijd blijft aan de strijd tegen terrorisme. De precieze modaliteiten en planning van deze herziening zijn momenteel nog niet bekend. Er zijn voor zover bekend vooralsnog geen andere landen die een reorganisatie van hun militaire presentie overwegen als gevolg van de huidige politieke en veiligheidssituatie.
Welke gevolgen heeft dit voor de aangekondige artikel-100 brief waarin een bijdrage van een C-130 transportvliegtuig voor de VN-Missie MINUSMA is voorzien?
Zoals hierboven aangegeven zijn er geen gevolgen voor de rechtsgrond voor het optreden van de VN-missie MINUSMA. Er zijn ook geen gevolgen voor de voorziene Nederlandse bijdrage. Vanuit de missie blijft behoefte bestaan aan logistieke ondersteuning door Nederland en de andere partners binnen het C-130-rotatiemechanisme. Het besluit om MINUSMA met een C-130-transportvliegtuig, inclusief bemanning en ondersteunend personeel te ondersteunen blijft hiermee overeind staan (Kamerstuk nr. 29 521, nr. 417). De bijdrage zal plaatsvinden in een rotatieverband, waarbij Nederland in samenwerking en afwisseling met Noorwegen, Denemarken en Portugal de missie zal voorzien van de genoemde transportcapaciteit. Nederland is voornemens deze bijdrage vanaf medio november 2021 te leveren voor de duur van zes maanden. Uw Kamer zal na de zomer en in ieder geval ruim voor aanvang van de voorziene inzet de toegezegde aanvullende artikel 100-brief toekomen, waarin ook de laatste ontwikkelingen in Mali worden meegenomen.
Nederland levert momenteel geen eenheden aan MINUSMA. Wel levert Nederland momenteel drie stafofficieren en maximaal tien Koninklijke Marechaussee- en politiefunctionarissen aan MINUSMA (Kamerstuk 29 521, nr. 368). Ook ondersteunt Nederland op Duits verzoek het Duitse contingent in Gao met drie militaire specialisten (Kamerstuk 29 521, nr. 417). De totale Nederlandse bijdrage omvat daarmee op dit moment maximaal zestien functionarissen.
Welke gevolgen heeft de coup en de nieuwe ontstane situatie voor de VN-missie MINUSMA als geheel en het rotatieschema waarmee wordt gewerkt, in het bijzonder voor de Nederlandse troepen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven wat de diplomatieke route is, nu Mali tijdelijk is geschorst uit ECOWAS (Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten), om Mali weer op het democratische spoor te krijgen? Welke bijdrage leveren Nederland en de EU hieraan en op welke wijze ondersteunen zij de ECOWAS in dit traject? Deelt u de mening dat er een zo maximaal mogelijke inspanning moet worden geleverd om dit te pogen?
De internationale gemeenschap behoudt diplomatieke druk op Mali om het transitieproces te respecteren en terug te keren naar een constitutionele en democratische orde. Na de staatsgreep heeft ECOWAS opgeroepen tot benoeming van een civiele premier in Mali en tot het respecteren van het transitietijdspad en -agenda, met democratische presidentsverkiezingen in februari 2022, waaraan de huidige transitieautoriteiten niet mogen deelnemen. De bemiddeling door ECOWAS heeft inmiddels geleid tot de benoeming van een civiele premier. Daarnaast zet ECOWAS momenteel een monitoringsmechanisme op voor de transitie. Nederland en de EU steunen de bemiddeling door ECOWAS.
Frankrijk heeft de bilaterale militaire samenwerking met Mali tijdelijk stopgezet als gevolg van de militaire staatsgreep om druk te houden op de transitieautoriteiten zodat zij zich houden aan het vastgelegde transitieproces naar een constitutionele orde, met te houden democratische presidentsverkiezingen in februari 2022. Nadat de Malinese transitieautoriteiten hebben bevestigd zich te houden aan het transitietijdspad, heeft Frankrijk op 2 juli jl. besloten de militaire operationele samenwerking te hervatten.
De EU volgt de vorderingen nauwgezet en houdt in haar politieke en diplomatieke contacten met de transitieautoriteiten de druk hoog, bijvoorbeeld tijdens het recente bezoek aan Mali van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, Josep Borrell. Bovendien heeft de EU middels een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger aangegeven dat het respecteren van het transitietijdspad met presidentsverkiezingen in februari 2022, waarvoor de transitieautoriteiten zich niet kandidaat mogen stellen, een voorwaarde is voor blijvende inzet van de EU en de EU-lidstaten. Het kabinet deelt de mening dat er een zo maximaal mogelijke inspanning moet worden geleverd om Mali op het democratische spoor te krijgen. Nederland trekt daarin nauw op met internationale partners.
Het bericht 'Militairen verontwaardigd over achterlaten Afghaanse tolken' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Hebt u kennis genomen van het bericht in Trouw «Militairen verontwaardigd over achterlaten Afghaanse tolken» d.d. 11 mei jl?
Ja.
Het kabinet vindt het belangrijk om aan te geven dat het kabinet, net als uw Kamer, alles in het werk wil stellen om de tolken en hun gezin zo snel mogelijk naar Nederland te halen, met het oog op een hier te doorlopen procedure. Het is evenwel noodzakelijk dat daarbij aan bepaalde minimumeisen wordt voldaan: de identiteit van de aanvrager dient vastgesteld te worden en we moeten zeker stellen dat de aanvrager inderdaad in het kader van een internationale militaire missie voor Nederland heeft gewerkt als tolk. Tevens moeten we nagaan of er geen andere relevante omstandigheden zijn die een snelle overkomst naar Nederland in de weg zouden kunnen staan.
Bestaat er een lijst van 86 tolken die in aanmerking komen voor verhuizing naar Nederland? Zo ja, zijn dat alle tolken die met Nederland hebben samengewerkt? Zo nee, is er een ander overzicht dat inzicht geeft in hoeveel tolken in aanmerking komen voor verhuizing naar Nederland en of die met Nederland hebben samengewerkt?
Tot nu toe hebben de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken 94 aanvragen van tolken aan de IND voorgelegd ter instemming met het verstrekken van een inreisvisum. Hoofd-IND heeft ingestemd met de overkomst van deze personen en hun gezin naar Nederland om hier de asielprocedure te doorlopen.
Er zijn echter meer dan 94 tolken die in het kader van een internationale militaire missie in Afghanistan voor Nederland hebben gewerkt. Een deel van deze Afghaanse tolken heeft (nog) geen verzoek ingediend om naar Nederland te mogen komen. Een deel heeft mogelijk een verzoek ingediend bij een ander coalitieland waarvoor de tolk ook heeft gewerkt. Voor een deel van de tolken geldt dat zij nog dienen aan te tonen dat zij voor Nederland hebben gewerkt.
Defensie beschikt over een overzicht van de tolken die in het kader van een internationale militaire missie in Afghanistan voor Nederland hebben gewerkt. Dit overzicht is echter niet volledig dekkend: er zijn tolken die een contract hebben afgesloten met een andere coalitiepartner, maar wel gedurende enige tijd werkzaamheden voor Nederland hebben uitgevoerd. Deze tolken kunnen evengoed in aanmerking komen om in Nederland de asielprocedure te doorlopen.
In de bijlage bij deze brief worden getallen genoemd ten aanzien van de genoemde aanvragen. De getallen zijn van 1 juni 2021 en worden voortdurend aangepast aan de ontwikkelingen. Het is van belang om te benoemen dat achter de getallen mensen, gezinnen en verhalen zitten. Het betreffen individuele aanvragen die per persoon beschouwd zijn.
Welke inspanningen verricht u om de Afghaanse tolken op de kortst mogelijke termijn naar Nederland te brengen? En wat is daarbij de door u gehanteerde termijn?
Er is geen sprake van een vast gehanteerde termijn. De snelheid waarin de betrokken personen en hun gezin naar Nederland kunnen komen, is afhankelijk van de individuele omstandigheden. De ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en de IND werken nauw samen om de Afghaanse tolken, die aan de vereisten voldoen, zo spoedig mogelijk naar Nederland te halen. Hiertoe bestaan korte lijnen om snel een verzoek te beoordelen, de tolk te assisteren met het op orde krijgen van de documenten, het besluit om naar Nederland te mogen komen vlot te nemen en de reis te faciliteren. Bepaalde informatie en documenten blijven echter noodzakelijk om de overkomst zorgvuldig te kunnen organiseren.
Wanneer verwacht u alle Afghaanse tolken naar Nederland te hebben gebracht?
Een einddatum is niet vast te stellen, omdat het gaat om een doorlopend proces: het staat tolken vrij om zich bij de ambassade te melden met het verzoek naar Nederland te mogen komen. Defensie en de ambassade hebben slechts beperkte invloed op of en wanneer zij dit doen.
Daarnaast richten niet alle tolken die in het kader van een internationale militaire missie voor Nederland hebben gewerkt zich tot de ambassade. Dit kan meerdere oorzaken hebben: vaak hebben zij ook voor andere landen gewerkt en kunnen zij zich ook tot dat land wenden. Daarnaast willen niet alle tolken gebruik maken van de regeling. Het kabinet kan wel melden dat 68 Afghaanse tolken met gezin reeds naar Nederland zijn overgebracht. In het totaal betreffen dit ruim 300 personen.
Wat gaat u doen om de procedure bij de ambassade in Kaboel te versnellen voor de Afghaanse tolken en welke administratieve aanpassingen gaat u doorvoeren om dit te versnellen?
Het kabinet heeft het proces versneld door vanuit de ambassade de tolken actief in het traject te begeleiden. Een van de grootste uitdagingen voor de tolken en hun gezin is om bij lokale Afghaanse overheden een identiteitsbewijs te verkrijgen en om de juiste documentatie bij de ambassade te kunnen overleggen. De documentatie die aangeleverd moet worden betreft een paspoort, een tazkera (Afghaanse akte) en een (inmiddels ingekorte) ingevulde vragenlijst. Door het actief begeleiden van de tolken gaat minder tijd verloren bij het doorlopen van het traject.
Een andere aanpassing betreft het aanbieden per ommegaande van dossiers van tolken die aan de vereisten voldoen aan Hoofd-IND voor een akkoord om in Nederland de asielprocedure te mogen doorlopen. Daarnaast kan voor een gezin dat een d-visum verstrekt heeft gekregen onmiddellijk een vlucht geboekt worden, zodat het op zeer korte termijn naar Nederland kan komen. De uitvoerende organisaties die belast zijn met het overbrengen van de tolken met hun gezin hebben hun capaciteit aangepast om hiervoor te zorgen, ondanks de belemmeringen ten gevolge van de COVID-19-pandemie.
Waarom is het niet mogelijk voor Afghaanse tolken, die zich ten dienste van (onder meer) de Nederlanders in Afghanistan hebben ingezet, de procedure in Nederland te doorlopen?
Afghaanse tolken, die in het kader van een internationale militaire missie in Afghanistan voor Nederland hebben gewerkt, kunnen de asielprocedure in Nederland doorlopen.
Wanneer personen zich melden bij de Nederlandse ambassade en claimen in het kader van een internationale militaire missie voor Nederland te hebben gewerkt, wordt door Defensie nagegaan of zij inderdaad voor Nederland hebben gewerkt. Daarnaast dient de aanvrager met authentieke documenten zijn identiteit aan te tonen om vast te stellen dat de betreffende persoon daadwerkelijk is wie hij zegt dat hij is. Het is immers niet de bedoeling dat bijvoorbeeld (voormalige) Taliban-strijders via deze weg toegang tot Nederland krijgen.
Zodra de identiteit is vastgesteld, worden de tolk en zijn gezin in het bezit gesteld van een visum om in Nederland de asielprocedure te doorlopen.
Klopt het dat u wel beschikt over de aantallen Afghaanse tolken die naar Nederland zijn gehaald, maar deze aantallen om veiligheidsredenen niet wilt noemen? Zo ja, bent u bereid – vanwege die veiligheidsredenen – de vakbonden en/of Vluchtelingenwerk vertrouwelijk te informeren over de aantallen Afghaanse tolken die inmiddels naar Nederland zijn gehaald? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft ingestemd om uw Kamer in een vertrouwelijke technische briefing in detail te informeren over het proces en de aantallen. Deze briefing heeft op 27 mei jl. plaatsgevonden. Daarnaast heeft Defensie vertrouwelijk met de vakbond AFMP gesproken over de stand van zaken ten aanzien van de Afghaanse tolken.
Tevens verwijs ik u naar de beantwoording op de Kamervragen van de leden Belhaj en Sjoerdsma (Kamerstuk 2021D17530 d.d. 12 mei 2021).
Bent u bereid – al dan niet vertrouwelijk – in overleg te treden met de vakbonden en Vluchtelingenwerk over de zorgen die zij hebben over de minstens 50 tolken en hun gezinnen die in gevaar verkeren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u – al dan niet vertrouwelijk – toelichten welke speciale aandacht de tolken hebben?
Zie antwoord vraag 7.