De bloemenveiling in Aalsmeer die een gigantische plastic afvalberg produceert en daar jaarlijks miljoenen euro’s aan verdient |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Bloemenveiling verdient miljoenen aan plastic afvalberg»?1
Ja, ik ben van dit bericht op de hoogte.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat er op de bloemenveiling in Aalsmeer jaarlijks 180 miljoen plantentrays worden weggegooid, die samen goed zijn voor zo’n 23 miljoen kilo plasticafval per jaar? Zo nee, waarom niet?
Er zijn goede kansen voor het verduurzamen van de plantentrays die worden gebruikt in de bloemenveilingen.
Medio 2016 heeft het Kamerlid Cegerek vragen gesteld over deze problematiek, na signalen van de Plastic Soup Foundation over het onnodig gebruik van eenmalige plantentrays. Mijn voorganger heeft toen aangegeven een LCA-onderzoek naar diverse opties voor verduurzaming af te wachten, maar het ook aan de sierteeltbranche, waaronder Flora Holland, te laten om maatregelen te nemen in het kader van hun producentenverantwoordelijkheid.
Ik constateer dat Flora Holland in het kader van de producenten-verantwoordelijkheid gehouden is om te voldoen aan de essentiële eisen voor verpakkingen. Die verplichten om alleen verpakkingen op de markt te brengen die zodanig zijn ontworpen dat hergebruik of recycling mogelijk is en dat het milieueffect bij het verwijderen van verpakkingsafval zoveel mogelijk wordt beperkt. Uit de LCA studie, die in het voorjaar van 2018 is gepubliceerd door Flora Holland, blijkt dat meervoudig bruikbare plantentrays beter zijn voor het milieu dan enkelvoudige trays. Bovendien beschikt Flora Holland al over goede retoursystemen voor andere emmers en trays. Ik zie dan ook alle reden om te kiezen voor meermalig te gebruiken plantentrays.
Erkent u dat deze plastic afvalberg is te voorkomen via een statiegeldsysteem, zoals al in 1996 wetenschappelijk is aangetoond en in de praktijk al lang is bewezen?
Naar verluidt, passen de bloemenveilingen voor emmers en andere trays al jaren naar tevredenheid een systeem van hergebruik en retourlogistiek toe. Het ligt daarom voor de hand om ook de onderhavige eenmalige trays te vervangen door meermalig te gebruiken trays.
Wat vindt u ervan dat een wegwerpsysteem aanzienlijk meer loont dan een statiegeldsysteem (in het geval van de bloemenveiling in Aalsmeer respectievelijk 52 miljoen euro en 5 miljoen euro) en dat zonder het wegwerpsysteem de bloemenveiling mogelijk zelfs verlies zou draaien?
Ik ben voorstander van hergebruik waar dit kan. Er zijn omstandigheden waar hergebruik in de praktijk leidt tot een minder duurzaam resultaat dan eenmalig gebruik met volledige recycling. De bloemenveilingen zijn logistieke dienstverleners, die zeker in staat moeten zijn om door te rekenen wat het meest duurzame alternatief is.
Erkent u dat de marktwerking daarmee verkeerde prikkels geeft die de circulaire economie frustreren? Zo ja, op welke wijze kunt u hier op bijsturen? Zo nee, waarom niet?
Op ambtelijk niveau is naar aanleiding van het artikel in «Follow the Money» contact geweest met Flora Holland en de Vereniging Bloemenveilingen in Nederland (VBN). Flora Holland en VBN hebben inmiddels aangegeven dat zij op dit moment samen met hun leden en klanten een plan uitwerken (inclusief doelstellingen) om op korte termijn (1) het gebruik van meermalige trays te bevorderen en (2) het hergebruik van materiaal van eenmalige trays te verhogen. Zij hebben de ambitie uitgesproken om op langere termijn te komen tot maximale circulariteit in transportverpakkingen. Ik houd de vinger aan de pols.
Wat vindt u ervan dat de bloemenveiling middels haar monopolypositie milieuvriendelijke innovaties, zoals een statiegeldsysteem, buiten de deur houdt? Was u hiervan op de hoogte en heeft u hier al eerder op ingegrepen? Zo nee, waarom niet?
Flora Holland en VBN geven aan te werken aan verduurzaming van hun verpakkingen, door meer recycling en hergebruik, maar ook door nieuwe, duurzame materialen toe te laten (zoals van papierpulp).
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de veilingen blijven vasthouden aan wegwerpplantentrays, terwijl er een goedkope en herbruikbare tray beschikbaar is die minstens driemaal milieuvriendelijker is? Zo nee, waarom niet?
Ik heb gelet op de signalen die ik heb ontvangen van Flora Holland en de VBN vooralsnog geen reden om aan te nemen dat zij voornemens zijn vast te blijven houden aan de eenmalig te gebruiken trays. Wel begrijp ik, dat zij alleen directe invloed kunnen uitoefenen op trays die «via de klok» worden gebruikt in de handelsketen van bloemen en planten. In de praktijk gaan ook veel eenmalige trays rechtstreeks van kweker naar afnemer zonder tussenkomst van de bloemenveilingen.
Bent u bereid uw invloed aan te wenden voor een zo snel mogelijke overstap van wegwerpsysteem naar statiegeldsysteem? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ik heb Flora Holland en de VBN uitgenodigd om hun ambitie om eenmalige trays uit te faseren neer te leggen in een «pledge» waarbij zij zich kunnen aansluiten bij het te sluiten Plastic Pact. Beide partijen hebben aangegeven dit voorstel aan hun achterban voor te leggen. Ik zie uit naar de uitkomsten van dit achterbanoverleg en zal op basis daarvan bepalen of en zo ja welke vervolgstappen nodig zijn.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Criminelen achter drugsafvaldumpingen wanen zich onaantastbaar» en het bericht «Spoor van negen kilometer drugsafval leidt naar gedumpt busje in Nijmegen»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat hiermee weer een nieuw dieptepunt is bereikt, namelijk het direct mensen in gevaar brengen door drugsdumpingen dichtbij de mensen in woonwijken?
De toename in de afgelopen jaren van het aantal drugsdumpingen is een ernstige zaak. De recente incidenten in woonwijken zijn daarbij onacceptabel. De bestrijding van drugscriminaliteit, ook gericht op de aanpak van de productie van synthetische drugs, staat daarom ook hoog op mijn agenda en dat van alle samenwerkende diensten.
Ziet ook u een toename in intensiteit en omvang van drugsdumpingen in 2018 ten opzichte van voorgaande jaren? Ziet u een toename in het aantal dumpingen in woonwijken en binnen de bebouwde kom ten opzichte van de voorgaande jaren?
Uit de registratiesystemen van het Openbaar Ministerie (OM) is geen volledig overzicht te genereren van zaken waarin verdachten zijn veroordeeld voor het dumpen van drugsafval. Een drugsafvaldumping kan, afhankelijk van de concrete omstandigheden, in de registratiesystemen van het OM onder verschillende feiten worden vastgelegd, bijvoorbeeld als een overtreding van het Wetboek van Strafrecht of de Opiumwet, of als een via de Wet op de economische delicten strafbaar gesteld milieudelict.
In de gevallen waarin verdachten konden worden getraceerd – vaak op heterdaad – worden regelmatig langdurige gevangenisstraffen opgelegd. Zo heeft de rechtbank Overijssel onlangs een drietal verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van 24 maanden voor het dumpen van drugsafval in De Wolden en Alphen aan de Rijn.3
Kunt u een overzicht geven van rechtszaken waar personen beschuldigd of veroordeeld worden voor het dumpen van drugsafval in de periode 2014–2018? Hoe worden deze zaken in de regel afgedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw brief over de aanpak van ondermijnende criminaliteit d.d. 11 juli 2018 (Kamerstuk 29 911, nr. 207) over de stand van zaken aangaande de versterking aanpak ondermijning? Kunt u aangeven wat de stand van zaken is waar het gaat om de aanpak van synthetische drugs?
De regio's en landelijke partners hebben na de zomer voorstellen voor meerjarige versterkingsprogramma’s ingediend. Het eerder dit jaar ingerichte Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) heeft mij op basis van die plannen geadviseerd over de besteding van de gelden. Ik ben nu in afstemming over een akkoord van mijn collega van Financiën over de invulling van de bestedingsplannen. Als dat is afgerond, kan ik de versterkingsgelden toekennen en zal ik uw Kamer daarover informeren. Daarnaast heb ik het SBO gevraagd mij specifiek te adviseren over de verbetering van de aanpak van synthetische drugs, mede naar aanleiding van de publicatie van het rapport «Waar een klein land groot in kan zijn» van de politieacademie.4 Dit advies van het SBO wordt voor het eind van het jaar verwacht.
Zal de voorgenomen verhoging van de strafmaat in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht ook van toepassing zijn indien onschuldige burgers in gevaar zijn gebracht zoals door het dumpen van levensgevaarlijk afval?
De wijziging van artikel 140 WvSr ziet op verhoging van het wettelijke strafmaximum voor deelneming aan een criminele organisatie indien deze organisatie het plegen van ernstige delicten tot oogmerk heeft. Onder ernstige delicten wordt in dit kader verstaan: misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld. Hierbij kan gedacht worden aan criminele organisaties met het oogmerk om liquidaties te plegen. Het dumpen van chemisch drugsafval zal in voorkomende gevallen niet tot deze categorie behoren.
Bestaan er publiekscampagnes om mensen bewuster te maken van deze problematiek zodat men alert is op mogelijke dumpingen in hun wijken en ervan doordrongen raakt hoe gevaarlijk het is? Hoe wordt bewerkstelligd dat mensen met vermoedens sneller aan de bel trekken?
Investeren in bewustwording van de gevaren van lichamelijke blootstelling aan gedumpt drugsafval is zeker van belang. De aard en omvang van de drugsafvaldumpingen verschilt per regio. Het opmerken van dumpingen gebeurt door verschillende (bestuurlijke) instanties, opsporingsdiensten, burgers en bedrijven. Het is voor al deze partijen van belang alert te zijn op mogelijke drugsafvaldumpingen en deze te melden bij de politie. De ervaringen van provincies, gemeenten en ketenpartners kunnen gebruikt worden om ook lokaal, via lokale berichtgeving/media, meer gericht de aandacht te vestigen op de gevaren van blootstelling aan gedumpt drugsafval en het belang van het melden van vermoedens bij de politie. Zo zijn er al verschillende lokale campagnes gevoerd in samenwerking met Meld Misdaad Anoniem gericht op drugscriminaliteit. Hierbij wordt ook voor dumpingen aandacht gevraagd.
Hoe zien de schoonmaak en de daarbij gemoeide kosten eruit van drugsdumpingen in woonwijken, rijkswegen, provinciale wegen, lokale wegen en bijbehorende parkeerplaatsen? Kunt u uiteenzetten wie in welke gevallen verantwoordelijk is voor de schoonmaak en de daarbij gemoeide kosten? Vanuit Brabant klinken er geluiden dat het fonds dat is ingericht ter compensatie van de schade niet optimaal werkt omdat mensen het fonds niet kennen en het dus onvoldoende wordt benut. Daarnaast wordt slechts een deel van de kosten vergoed en komt niet iedereen voor vergoeding in aanmerking. Herkent u dit? Bent u voornemens om door te gaan met het fonds om ervoor te zorgen dat onschuldigen niet met de schade blijven zitten?
De rapportages over de uitvoering van het convenant «Uitvoering amendement cofinanciering opruiming drugsafval» geven een beeld over de kosten van de schoonmaak van drugsdumpingen. Hieruit blijkt dat er over 2015 cofinanciering is aangevraagd met gemiddeld ca. € 4.200,– aan opruimkosten per dumping. In 2016 varieerde de hoogte van de ingediende bedragen van € 936,– tot € 53.992,–. De meeste aanvragen vielen in de categorie van € 2.000,– tot € 5.000,–.
In de Wet bodembescherming (Wbb) is een zorgplicht opgenomen, waarvan het uitgangspunt is dat alle bodemverontreiniging moet worden opgeruimd, in eerste instantie door de veroorzaker en als dit niet mogelijk is door de eigenaar van de grond waar het (drugs)afval is gedumpt. Zij dragen ook de kosten voor de sanering. Zowel gemeente, provincie als Rijk zijn op grond van artikel 95, lid 3 van de Wbb bevoegd gezag in dezen. In de praktijk wordt dit opgepakt door het bevoegd gezag waar de calamiteit wordt gemeld.
In antwoorden op eerdere vragen van lid an Toorenburg heb ik de mogelijkheden aangegeven om de kosten te verhalen op de dader.5
De rapportage over «Uitvoering amendement cofinanciering opruiming drugsafval» in 2017 zal medio november 2018 worden opgeleverd door de provincies.
De Staatssecretaris van I&W is in haar beantwoording op schriftelijke vragen van lid Stoffer d.d. 25 mei jl. ingegaan op de tijdelijke co-financieringsregeling.6 Deze was ingericht naar aanleiding van het amendement Cegerek/Dijkstra op de begroting van het Ministerie van I&W.7 Deze tijdelijke regeling is inmiddels geëindigd. Een duurzame financieringsoplossing van provincies en gemeenten is er echter nog niet gekomen. Op verzoek van het Bestuurlijk Omgevingsberaad verkent een interbestuurlijke werkgroep nu onder voorzitterschap van het IPO de financiële en juridische mogelijkheden voor een duurzame financieringsoplossing. Deze werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van grote plattelandsgemeenten/VNG, provincies/IPO, het OM, de politie, de UvW en diverse ministeries. De werkgroep komt in het voorjaar van 2019 met een voorstel.
Tot slot heeft de Minister van BZK toegezegd om voor de begrotingsbehandeling van JenV de Kamer schriftelijk te informeren over de financiering van de opruimkosten en de onderbesteding in vorige jaren.
De moeizame recycling van textiel vanwege de slechte kwaliteit |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht ««100% katoen» is dat vaak niet» van Simon Smedinga (operationeel directeur Leger des Heils ReShare)?1
Ja, ik ben van dit bericht op de hoogte.
Deelt u de mening dat textielrecycling op veel grotere schaal zou moeten plaatsvinden, gezien de enorme milieudruk en watergebruik (7.000 liter water voor een katoenen shirt) bij de productie en het transport van nieuwe kleding?
Ja, deze mening deel ik.
Wat vindt u van het feit dat van alle afgedankte kleding veertig procent niet meer als tweedehands te verkopen is in Nederlandse tweedehands winkels en dat de recycling van de enorme textielberg zeer moeizaam is? Wat vindt u van de constatering van het Leger des Heils ReShare dat de samenstelling van grondstoffen op kledinglabels vaak niet klopt en dat vaak geen sprake is van 100% katoen of wol?
Het is mijn streven dat de textielsector uiteindelijk 100% circulair wordt. Dit betekent dat alle afgedankte textiel hergebruikt, gerepareerd of gerecycled kan worden. Dat een deel van het afgedankte textiel niet herbruikbaar is hoeft op zichzelf geen probleem te vormen, mits dit gerecycled kan worden. Ik ben het ermee eens dat deze recycling nu nog niet het schaalniveau heeft om de hoeveelheid te recyclen textiel te verwerken.
Het signaal dat de samenstelling van grondstoffen op kledinglabels vaak niet zou kloppen, baart mij zorgen. Dit zou betekenen dat er een gebrek aan transparantie is in de textielketen, wat voor alle ketenpartijen een probleem vormt. Retailers en consumenten die proberen duurzamere kleding (in) te kopen worden hiermee ook benadeeld. Ik ga in gesprek met de kledingbranche, waarna bezien of en zo ja hoe nader onderzoek dient te worden geïnitieerd.
Op welke manier wordt gewerkt aan een oplossing voor bovengenoemde problemen via de Transitieagenda Consumptiegoederen, waarin onder meer technische ontwikkeling van de herwinningstechnologieën als doel is opgenomen? Op welke manier wordt gewerkt aan opschaling en ontwikkeling van herwinningstechnologieën?
Op dit moment werk ik aan een Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie voor 2019–2023, waarin ik samen met de andere partijen uit het Grondstoffenakkoord concreet zal aangeven welke acties wij ondernemen. Hierin krijgt ook de textielketen een plek. De introductie van Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (EPR) voor kleding & textiel helpt om de prikkels in de textielketen in duurzame richting bij te stellen, om te prikkelen tot innovatie. Daarnaast biedt chemische recycling van kunststoffen (waaronder synthetische textielsoorten) goede kansen, ook voor het terugdringen van CO2-emissies. Bij de besteding van de middelen uit de klimaatenveloppe voor 2019 heeft het kabinet voor dit onderwerp daarom ook middelen vrij gemaakt. Daarnaast is mijn ministerie in gesprek met diverse marktpartijen om te verkennen wat er aanvullend nodig is om de inzameling, sortering en recycling van textiel naar een hoger plan te tillen. De Roadmap Circulair Textiel die door de sector is opgesteld geeft daar richting aan. De resultaten van het European Clothing Action Plan (ECAP) waaraan Rijkswaterstaat als partner meewerkt, leveren inzicht in de mogelijkheden en uitdagingen hiervoor. De resultaten van ECAP komen begin 2019 beschikbaar.
Deelt u de mening dat ook moet worden gewerkt aan de bron van het probleem, namelijk de grootschalige productie van laagwaardige kleding van slechte kwaliteit? Zo ja, hoe wilt u dit aanpakken?
Ja, deze mening deel ik. In het IMVO Convenant Duurzame Kleding en Textiel wordt van deelnemende bedrijven verwacht dat zij hun productieketen verduurzamen. Het gebruik van water, energie en chemicaliën maakt hier nadrukkelijk onderdeel van uit, evenals de keuze voor duurzamere (bijv. gerecyclede) materialen.
Daarnaast is mijn ministerie dit jaar gestart met gesprekken met de brancheverenigingen om het vraagstuk van laagwaardige kleding aan te kaarten.
Bent u bereid met het Leger des Heils ReShare, de grootste textielinzamelaar van Nederland, in overleg te gaan over de moeizame recycling van textiel en misleidende kledinglabels?
Ja, ik ben hiertoe bereid.
Bent u bereid om bovenstaande problemen bij textielrecycling te bespreken met het Transitieteam Consumptiegoederen en met een aanpak te komen om textielrecycling op te schalen en te verbeteren? Bent u bereid om tot een doelstelling te komen voor een minimumpercentage gerecyclede textiel in nieuwe producten?
Ik zal met het Transitieteam Consumptiegoederen, met de betreffende sectoren en met de Europese Commissie verkennen of een minimumpercentage gerecycled textiel het beste instrument is om tot meer toepassing van textielrecyclaat te komen. In die verkenning neem ik mee dat ook de rijksoverheid met haar inkoopbeleid kan bevorderen dat meer recyclaat wordt toegepast in overheidskleding, zoals die van de geüniformeerde diensten.
Bent u bereid om in overleg te gaan met kledingbedrijven over het probleem van misleidende kledinglabels en het probleem van de productie van laagwaardige kleding van slechte kwaliteit?
Ja, ik ben hiertoe bereid, maar wil hier wel de uitkomsten van het onderzoek zoals genoemd onder 3 bij betrekken.
Kent u het bericht «Waarschuwingslabel plastic kleding hard nodig»? 2
Ja, ik ken dit bericht.
Deelt u de zorg over microvezels in synthetische kleding, die één van de belangrijkste bronnen van de plasticsoep zijn?
Ik deel de zorg over microvezels en de plastic soep. Om meer duidelijkheid te krijgen over het aandeel van microvezels uit synthetische kleding heb ik het RIVM gevraagd te komen met een discussienotitie, waarin zij alle feiten over dit onderwerp op een rij zet. Deze notitie wordt naar verwachting nog dit jaar opgeleverd.
Wat vindt u van het voorstel om synthetische kleding verplicht te voorzien van een waarschuwing in het label, waarin wordt aanbevolen om de kleding met de hand te wassen om vervuiling van het water tegen te gaan, net als in Californië? Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een verplicht waarschuwingslabel?
Zoals in het vorige antwoord aangegeven komt het RIVM binnenkort met een discussienotitie waarin de aard en omvang van dit probleem uiteengezet worden. Als uit de verkenning van het RIVM blijkt dat synthetische kleding inderdaad een substantiële bijdrage levert aan de plastic soep problematiek, dan ben ik bereid de verschillende oplossingsrichtingen te verkennen. Te denken valt aan gedragsverandering waar handwassen er mogelijk een van is, maar ook aan technische oplossingen zoals filtersystemen in de wasmachine of preventie door het uitfaseren van bepaalde materialen bij productie. De verschillende mogelijkheden dienen op haalbaarheid en effectiviteit beoordeeld te worden.
Overigens is het wetsvoorstel in Californië ook niet aangenomen, mede wegens onvoldoende bewijs van effectiviteit.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de begroting van Infrastructuur en Waterstaat?
Ja.
Het artikel ‘Akkers vervuild door plastic in compost: “Te veel rotzooi in de gft-bak”’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Akkers vervuild door plastic in compost: «Te veel rotzooi in de gft-bak»»?1
Ja.
Klopt het dat compost dat gemaakt wordt van groente-, fruit-, en tuinafval (GFT) vaak vol zit met plastic deeltjes?
Door Rijkswaterstaat is een verkenning uitgevoerd naar de kwaliteit van verschillende afvalstromen, waaronder GFT en naar de uit GFT geproduceerde compost. De voorlopige, nog niet gepubliceerde, resultaten geven een wisselend beeld van de mate waarin compost plastic deeltjes bevat. Dit hangt namelijk af van herkomst en inzamelsysteem van GFT en van de verwerkingsmethode. Overigens vormt het verbeteren van de kwaliteit van de verschillende afvalstromen, waaronder GFT, een belangrijk aandachtspunt bij het scheiden van afval door huishoudens. Schonere GFT leidt tot schonere compost.
Klopt het dat het strengere afvalbeleid van gemeenten met betrekking tot het aanbieden van restafval ertoe heeft geleid dat de hoeveelheid restafval in de GFT-bak is toegenomen? Deelt u de mening dat dit een problematische ontwikkeling is?
Naast de veranderingen in het beleid van gemeenten zijn ook de eisen aan compost (met name vanuit de akkerbouwers) toegenomen. Daardoor wordt er meer vervuiling uitgezeefd. Vanuit de beschikbare gegevens is een direct verband zoals gesteld in de vraag, dan ook niet te leggen.
Klopt het dat er in Nederland geen norm bestaat voor de hoeveelheid plastic in compost? Zo ja, waarom niet? Klopt het dat er alleen een norm van 0,5 procent bestaat voor de algemene vervuiling van compost?
Het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet stelt dat compost niet meer dan 0,5 gewichtsprocent aan bodemvreemde niet-biologisch afbreekbare delen mag bevatten. Dit is de maximale norm voor plastic en andere vervuilingen, zoals metalen, glas of bouwmaterialen samen.
Klopt het dat de industrie zelf keurmerken hanteert voor de toegestane hoeveelheid plastic in compost, waarbij normen variëren van 0,05 tot 0,2 procent? Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat de industrie erop aangewezen is om zélf dit soort normen vast te stellen? Zo nee, waarom niet?
Kwaliteitseisen aan meststoffen zijn vastgelegd in EU-regelgeving. In EU-kader speelt een herziening van de Meststoffenverordening. Deze beoogt de eisen voor het verhandelen van o.a. meststoffen en bodemverbeteraars tussen EU-lidstaten te harmoniseren. Daarbij zijn ook normen voor onzuiverheden in compost aan de orde.
In aanvulling op de wet- en regelgeving eist een groot deel van de voedings- en levensmiddelenindustrie in Nederland dat bij de productie van gewassen uitsluitend gebruik gemaakt wordt van compost waaraan strengere eisen worden gesteld ten aanzien van onzuiverheden: Keurcompost klasse A (max. toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal 0,05%) of Keurcompost klasse B (max. toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal 0,1%).
Ik vind het positief dat er private partijen zijn die zichzelf strengere eisen opleggen dan die in de wetgeving zijn opgelegd. Zeker als dergelijke eisen door een groot deel van de sector worden opgepakt. Keurcompost verwerkt ongeveer 60% van alle compost in Nederland.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat compost – een product dat een milieuvriendelijk alternatief voor mest zou moeten zijn en de basis vormt voor het duurzaam bewerken van landbouwgrond – ernstig vervuild blijkt te zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen aanwijzingen dat compost in Nederland op grote schaal ernstig verontreinigd is. Ik ben van mening dat de huidige kwaliteitseisen in de private keurmerken de afnemer de mogelijkheid geven een schoon product te kopen.
Wat zijn de mogelijke gezondheidsrisico’s van voedsel die geteeld zijn op vervuilde compost? Wat zijn de mogelijke milieurisico’s van vervuilde compost?
Gezondheidsrisico’s van voedsel geteeld op vervuilde compost liggen in fysieke verontreiniging van het voedsel door bijvoorbeeld glas of blik. Daarnaast zijn er risico’s voor opname van verontreinigingen door planten, zoals zware metalen. Tenslotte zijn er risico’s voor de uitspoeling van verontreinigingen naar het grond- of oppervlaktewater waardoor elders milieurisico’s kunnen ontstaan.
Om deze mogelijke gezondheids- en milieurisico’s van het gebruik van compost in de landbouw te beperken zijn de volgende eisen opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet:
Met deze normen wordt de belasting van bodem door verontreinigde stoffen beperkt.
Heeft u zicht op de omvang van dit probleem? Zo niet, bent u bereid om een onderzoek in werking te stellen? Zo nee, waarom niet?
Door Rijkswaterstaat is een verkenning uitgevoerd naar de kwaliteit van verschillende afvalstromen, waaronder GFT en de uit GFT geproduceerde compost. De voorlopige resultaten geven een wisselend beeld van de verontreiniging, dit verschilt per gehanteerd inzamelsysteem en verwerkingsmethode.
Zoals uit bovenstaande beantwoording blijkt zijn er diverse aspecten een rol kunnen spelen bij de aanwezigheid van plastic deeltjes in compost.
Momenteel wordt er gewerkt aan een plan waarin al deze aspecten in beschouwing worden genomen en waarin in overleg met alle betrokken stakeholders gewerkt wordt aan verdere kwaliteitsverbetering van compost.
Zijn er praktische manieren om vervuiling van compost te voorkomen? Moet dit gebeuren aan de kant van het inzamelen van GFT, nascheiden GFT of na verwerking tot compost? Wie in de keten is hiervoor verantwoordelijk, de inzamelende gemeenten of de verwerker van het afval?
Over het algemeen kan gesteld worden: hoe schoner het ingezamelde GFT, des te schoner de compost.
Gemeenten kunnen bijdragen aan schonere compost door met verwerkers af te spreken dat er weinig vervuiling mag zitten in GFT dat zij aanbieden. Dit vraagt van gemeenten dat zij actief naar hun burgers communiceren wat er wel en niet in de GFT-bak mag.
De uitzending van Zembla ‘De Kunstgrasberg’ |
|
Lisa Westerveld (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u de uitzending van Zembla genaamd «De Kunstgrasberg»?1
Ja.
Klopt het dat er afgelopen zomer een miljoen vierkante meter aan kunstgras is verwijderd, wat neerkomt op drie duizend vrachtwagens vol vervuilende zware metalen?
De bedrijven die in de Zembla uitzending aan bod kwamen, hebben een verplichting om melding te doen bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Kunstgras valt bij de rapportage echter in een bredere categorie afvalstoffen. Hierdoor beschik ik niet over specifieke gegevens met betrekking tot de hoeveelheid kunstgras die jaarlijks wordt verwijderd.
Klopt het dat gemeentes recyclebedrijven tienduizend tot twintigduizend euro betalen om kunstgras te verwerken? Klopt het ook dat deze recyclebedrijven zich vaak niet houden aan deze afspraken en het kunstgras illegaal opslaan en/of illegaal doorverkopen? Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat deze bedrijven moedwillig vervuilen voor winst en dat deze winst betaald wordt door de Nederlandse burger?
Ik heb geen informatie over de kosten die gemeenten maken voor de verwerking van kunstgrasvelden. De suggestie in de documentaire, dat bedrijven moedwillig vervuilen voor winst klinkt ernstig, maar laat ik voor rekening van de documentairemaker.
Het spreekt voor zich dat het kunstgras op duurzame wijze moet worden verwerkt conform de afspraken die hierover tussen gemeenten en verwerkers worden gemaakt. In het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) zijn voorschriften opgenomen voor de verwerking van afgedankte kunstgrasvelden. De velden dienen te worden gescheiden in aparte materialen, zoals rubberinfill, zand en kunststoffen, die verwerkt moeten worden conform de daarvoor geldende minimumstandaard. Het zand en bepaalde soorten kunststoffen die in velden voor (kunnen) komen dienen te worden gerecycled. Andere delen, zoals rubbergranulaat en kunststof plakstroken, mogen ook worden verbrand met energieterugwinning. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten om bij vergunningverlening aan afvalbedrijven rekening te houden met deze voorschriften.
Het is niet ongebruikelijk dat afval binnen de inrichting van de verwerker tijdelijk wordt opgeslagen voordat het wordt gerecycled. Dit mag maximaal drie jaar. Afvalverwerkers moeten zich bij de tijdelijke opslag uiteraard aan milieuregels houden om te voorkomen dat de opslag van oude kunstgrasvelden bijvoorbeeld leidt tot ernstige bodemverontreiniging. Het bevoegd gezag voor de vergunningverlening en toezicht hierop is de gemeente of provincie. Of er ook sprake is van illegale doorverkoop van kunstgras is aan de Omgevingsdienst om te beoordelen. Dit hangt er onder meer van af hoe het kunstgras voor hergebruik wordt voorbereid, hoe dit vervolgens wordt toegepast en of dit risico’s oplevert voor mens of milieu. Indien geconstateerd wordt dat de doorverkoop strijdig is met de wet milieubeheer kunnen buitengewone opsporingsambtenaren een bestuurlijke strafbeschikking milieu opleggen.
Hoe vaak worden er inspecties uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bij bedrijven die kunstgras recyclen? Heeft de inspectie hier eerder over gerapporteerd? Zijn er sancties getroffen?
Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van opgeslagen kunstgrasmatten bij het bedrijf. De ILT ziet toe op het grensoverschrijdend vervoer van afval (EVOA) en heeft in de afgelopen jaren verschillende inspecties uitgevoerd bij twee bedrijven die in de uitzending aan bod kwamen. Naar aanleiding van de uitzending van Zembla is ook bij een derde bedrijf een inspectie uitgevoerd. Bij de betreffende bedrijven zijn waarschuwingen afgegeven. Overtredingen betroffen het nalaten melding te doen van grensoverschrijdend afvaltransport, en het nalaten om voorafgaand aan grensoverschrijdend transport schriftelijk toestemming te vragen. Bij één bedrijf heeft de ILT informatie ontvangen over een viertal overbrengingen van een partij kunstgras naar het buitenland en daarbij één EVOA-overtreding geconstateerd. Deze partij wordt teruggehaald op kosten van de overtreder en wordt verwerkt in Nederland. Indien bij latere controles blijkt dat er nog steeds sprake is van overtredingen kan er tot aanvullende sancties worden overgegaan.
Heeft u zicht op de omvang van dit probleem? Hoeveel vierkante meter kunstgrasvelden – zowel bij sportverenigingen, speeltuinen en op andere plekken – is er in Nederland? Hoeveel procent van deze kunstgrasvelden wordt wel goed gerecycled?
In totaal zijn er ongeveer 2.000 kunstgras voetbalvelden in Nederland, waarvan 90 procent is ingestrooid met rubbergranulaat. Daarnaast is er nog een relatief klein aantal rugby- en korfbalvelden en Cruijff Courts met rubbergranulaat. In het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) zijn voorschriften opgenomen voor de verwerking van afgedankte kunstgrasvelden. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten om bij vergunningverlening aan afvalbedrijven rekening te houden met deze voorschriften. Op deze manier moet ervoor gezorgd worden dat al het afval uit kunstgrasvelden een nuttige toepassing krijgt.
Deelt u de mening dat het te verwachten is dat de eigenaar uitzoekt of de afvoer en verwerking compleet is, gezien het feit dat de eigenaar van een kunstgrasveld – in veel gevallen de gemeente – verantwoordelijk is voor de correcte verwerking van het afval? Wie controleert of de eigenaren naar behoren en zoals afgesproken uitvoering geven aan de afvoer en verwerking van de kunstgrasmatten? Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er zoveel verantwoordelijkheid wordt overgelaten aan de zelfregulatie van bedrijven?
Gemeenten hebben als ontdoener van afval, zoals afgedankte kunstgrasvelden, de verplichting om zich hier conform de Wet milieubeheer van te ontdoen. Onderdeel hiervan is het laten afvoeren van het afval naar een vergunde verwerkingsinrichting. Als de verwerker het afval accepteert, is de ontdoener (i.c. de gemeente) vanaf dat moment gevrijwaard van verdere verplichtingen met betrekking tot het afval. De verwerker is na inname van het afval de houder van dit afval. Op hem berust de juridische verplichting het afval te verwerken of laten verwerken. De gemeente of provincie waarin deze verwerker gevestigd is, is het bevoegd gezag voor het toezicht op de opslag en verwerking van het afgedankte kunstgras. Zoals aangegeven, moeten afvalverwerkers zich houden aan regels uit de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit, en is sprake van een zorgplicht voor de bescherming van het milieu tegen verontreiniging. De mening dat veel verantwoordelijkheid wordt overgelaten aan de zelfregulatie van bedrijven deel ik daarom niet.
Kunt u uitleggen waarom er al vergunningen worden afgegeven als handhavingsverzoeken al in de wind worden geslagen? Wordt daarmee niet alleen het handelen zonder vergunning maar ook illegale praktijken, zoals het laten verwaaien van verontreinigd zand en rubbergranulaat, gedoogd?
Ik deel de zorgen die bestaan over overtredingen die bij verwerkers van kunstgrasvelden zijn geconstateerd, waaronder het opslaan van meer dan de vergunde hoeveelheden afval en het verzaken om dit goed af te dekken. Wanneer het kunstgras over de grens vervoerd wordt, kan de ILT namens mij ingrijpen. Ten aanzien van het opslaan en verwerken van kunstgras is het bevoegd gezag de gemeente of provincie. Zij zijn verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en voor het maken van een afweging om al dan niet tot handhavende maatregelen over te gaan. Ook hebben zij de mogelijkheid om aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie. Ik heb de Provincie Gelderland en gemeente Dongen verzocht mij op de hoogte te houden over de vervolgstappen en zal de uitvoering daarvan actief volgen.
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat er al jaren wordt gewaarschuwd voor dit probleem, maar dat het nu pas aan het licht komt? Als er al zoveel milieuovertredingen geconstateerd zijn en de beleidsinstrumenten geen effect hebben gehad, waarom is de gemeente of provincie dan niet overgegaan tot het indienen van een klacht bij het openbaar ministerie?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe kan het dat we geologisch schaarse metalen, zoals zink en kobalt, uit het rubbergranulaat laten weglekken in de bodem in plaats van terugwinnen en weer hergebruiken?
In de Wet bodembescherming is een zorgplicht opgenomen. De afvalverwerker is er uiteindelijk verantwoordelijk voor dat de bodem of het water niet wordt aangetast bij het aanbrengen van materialen, zoals oude kunstgrasvelden, op of in de bodem. Initiatieven om zink, kobalt of andere stoffen uit rubbergranulaat terug te winnen juich ik toe. Het initiatief hiertoe ligt bij de markt. Er zijn goede initiatieven om te komen tot recycling van rubber, bijvoorbeeld afkomstig van autobanden en kunstgrasvelden. Ik vind het belangrijk om investeringen in dit soort initiatieven te stimuleren. Het nieuw op te zetten Invest-NL kan hier een rol bij spelen.
Is het rubbergranulaat dat voor kunstgrasvelden wordt gebruikt afkomstig van geïmporteerde (verbruikte) autobanden? Wordt er gecontroleerd op schadelijke invasieve soorten, zoals tijgermuggen en gelekoortsmuggen, aangezien de import van autobanden regelmatig samen gaat met de ongewilde import van deze schadelijke invasieve soorten? Is hier inmiddels beleid op? Is het niet beter om afval (zoals autobanden) in het land van herkomst te verwerken tot nieuwe grondstoffen en dan pas te verschepen?
Het meeste rubbergranulaat is afkomstig uit Nederlandse banden. In Nederland werden in 2017 8,7 miljoen oude autobanden ingezameld. Een deel hiervan wordt gegranuleerd en toegepast op kunstgrasvelden. Daarnaast is het mogelijk dat bandenrecyclers ook banden uit het buitenland gebruiken. In de praktijk gaat het hierbij echter om buurlanden en niet om banden uit exotische landen. Het zijn vooral vrachtwagen- en vliegtuigbanden waar deze muggen mee naar Nederland komen. Bedrijven die gebruikte banden importeren uit risicogebieden met exotische muggen moeten diverse maatregelen nemen om de risico’s zo klein mogelijk te houden. Hier is al jaren beleid op, inclusief wet- en regelgeving. De NVWA kan hierop toezien en handhaven. Ook heeft de NVWA een muggensurveillance lopen op hoogrisicobedrijven in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Indien in de surveillance een exotische mug wordt aangetroffen dan wordt deze door de NVWA bestreden. Het is Nederlandse afvalverwerkers toegestaan om afval uit het buitenland te verwerken binnen de kaders van de geldende regelgeving.
Wie is verantwoordelijk voor het opgeslagen onverwerkte kunstgras als een verwerkend bedrijf failliet gaat? Hoe is dit nu geregeld met andere bedrijven die grote voorraden giftig afval hebben opgeslagen of die andere milieusaneringen van bijvoorbeeld grond of gebouwen moeten uitvoeren.
Een bedrijf dat wordt opgeheven, moet zijn zaken conform de regelgeving netjes afhandelen. Dat betekent dus dat het zelf verantwoordelijk is en blijft voor het opruimen van zijn afval. Wanneer het bevoegd gezag overgaat tot het toepassen van bestuursdwang en het zelf met de kosten hiervan dreigt te blijven zitten, is het mogelijk om deze kosten te verhalen op de overtreder.
In de praktijk kan het gebeuren dat dit niet voor genoeg opbrengsten zorgt om bijvoorbeeld achterblijvend kunstgrasafval op te ruimen. Deze kosten zouden dan voor rekening van de gemeente of provincie komen. Dit zou echter geen reden moeten zijn om niet op te treden. In het kader van het Bestuurlijk Omgevingsberaad ben ik over deze problematiek onder meer met provincies en gemeenten in overleg.
Heeft u cijfers van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) over de maatschappelijke kosten en baten van kunstgrasvelden, niet alleen met betrekking tot het klimaat maar ook met betrekking tot bijvoorbeeld de grotere kans op blessures en de kosten hiervan? Heeft u dan ook cijfers over de maatschappelijke baten van natuurgrasvelden met betrekking tot CO2-opvang, klimaatadaptatie en wateropvang?
Ik heb deze cijfers niet beschikbaar. Het is aan de eigenaar van het veld, veelal gemeenten, om een afweging te maken, al dan niet met behulp van een maatschappelijke kosten-batenanalyse.
Deelt u de mening dat er, gezien de omvang van het probleem, een noodzaak is dat er met spoed gezocht moet worden naar duurzamere alternatieven voor kunstgras? Heeft er ooit een onafhankelijke studie plaatsgevonden naar de kosten en baten van verschillende toepassingen voor sportvelden? Zo nee, bent u bereid om er een diepteonderzoek naar te laten doen?
Het staat gemeenten en sportaccommodaties vrij om kunstgras toe te passen, waarbij uiteraard de regels over toepassing en verwerking ervan na afdanking nauwgezet dienen te worden nageleefd en gehandhaafd. Wel ben ik van mening dat verduurzaming van sportaccommodaties, inclusief kunstgrasvelden gestimuleerd moet worden. In dit kader hebben de Minister voor Medische Zorg en Sport, gemeenten en de sportsector in het Sportakkoord afgesproken zich gezamenlijk in te zetten voor een Duurzame Sportinfrastructuur. Een onderdeel hiervan is de Routekaart Duurzame Sportsector die in het kader van het Klimaatakkoord momenteel wordt opgezet. Uitgangspunten voor deze Routekaart zijn onder andere duurzaamheid en CO2-neutraliteit van sportaccommodaties. In dit kader zullen de gemeenten, sportsector en rijksoverheid in het komende jaar samen optrekken in het stimuleren van innovaties voor verduurzaming van sportinfrastructuur. Initiatieven met betrekking tot de recycling van kunstgrasvelden worden hierin zeker meegenomen.
Illegale praktijken rondom recycling van kunstgras |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u de aflevering van Zembla gezien, waaruit blijkt dat recyclingbedrijven van kunstgras structureel milieuregels overtreden om zo meer geld te kunnen verdienen en dat lagere overheden dit oogluikend toestaan?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat gemeentes veel geld betalen (tussen de 10.000 en 20.000 euro per veld) aan bedrijven om kunstgras te recyclen, maar dat deze bedrijven vervolgens – zonder de juiste vergunning – deze kunstgrasvelden laten liggen waardoor vervuilende stoffen de bodem inlekken, doorverkopen aan particulieren of dumpen in het buitenland?
Het spreekt voor zich dat het kunstgras op duurzame wijze moet worden verwerkt conform de afspraken die hierover tussen gemeenten en verwerkers worden gemaakt. In het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) zijn voorschriften opgenomen voor de verwerking van afgedankte kunstgrasvelden. De velden dienen te worden gescheiden in aparte materialen, zoals rubberinfill, zand en kunststoffen, die verwerkt moeten worden conform de daarvoor geldende minimumstandaard. Het zand en bepaalde soorten kunststoffen die in velden voor (kunnen) komen dienen te worden gerecycled. Andere delen, zoals rubbergranulaat en kunststof plakstroken, mogen ook worden verbrand met energieterugwinning. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten om bij vergunningverlening aan afvalbedrijven rekening te houden met deze voorschriften.
Het is niet ongebruikelijk dat afval binnen de inrichting van de verwerker tijdelijk wordt opgeslagen voordat het wordt gerecycled. Dit mag maximaal drie jaar. Afvalverwerkers moeten zich bij de tijdelijke opslag uiteraard aan milieuregels houden om te voorkomen dat de opslag van oude kunstgrasvelden bijvoorbeeld leidt tot ernstige bodemverontreiniging. Het bevoegd gezag voor de vergunningverlening en toezicht hierop is de gemeente of provincie.
Hoe verklaart u dat niet één gemeente hierop heeft gecontroleerd, terwijl zij wel een zorgplicht hebben (pas na aflevering van het certificaat van goede ververwerking zijn zij ontdaan van hun verantwoordelijkheid)?
Eigenaren van afgedankte kunstgrasvelden hebben als ontdoener van afval de verplichting om zich hier conform de Wet Milieubeheer van te ontdoen. Onderdeel hiervan is het laten afvoeren van het afval naar een vergunde verwerkingsinrichting. Als de verwerker het afval accepteert, is de ontdoener vanaf dat moment gevrijwaard van verdere verplichtingen met betrekking tot het afval. De verwerker is na inname van het afval de houder van dit afval. Op hem berust de juridische verplichting het afval te verwerken of laten verwerken. De gemeente of provincie waarin deze verwerker gevestigd is, is het bevoegd gezag voor het toezicht op de opslag en verwerking van het afgedankte kunstgras.
Wat vindt u er ervan dat de Omgevingsdienst spreekt van «ernstige overtredingen» en «calculerend gedrag», maar de provincie en gemeente waar deze recyclingbedrijven gevestigd zijn deze overtredingen gedogen? Hoe beoordeelt u dat de provincie Gelderland het in Barneveld gevestigde recyclebedrijf al meer dan een jaar kunstgras laat opslaan zonder vergunning?
Ik deel de zorgen die bestaan over overtredingen die bij verwerkers van kunstgrasvelden zijn geconstateerd, waaronder het opslaan van meer dan de vergunde hoeveelheden afval en het verzaken om dit goed af te dekken. Het bevoegd gezag hiervoor is de gemeente of provincie waar de bedrijven zijn gevestigd. Zelf heb ik geen directe bevoegdheid ten aanzien van de opslag en verwerking bij dit soort bedrijven. De gemeente of provincie is verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en voor het maken van een afweging om al dan niet tot handhavende maatregelen over te gaan. Zij leggen ten aanzien van dit beleid en de handhaving ervan verantwoording af richting provinciale staten dan wel gemeenteraad.
Wat vindt u ervan dat de recyclingbedrijven zich failliet kunnen laten verklaren en gemeentes daarmee met de verwerkingskosten van het kunstgras opzadelen (mogelijk oplopend tot miljoenen euro’s) en daarmee in feite een chantagemiddel in handen hebben om handhavend gedrag door gemeentes tegen te gaan?
Een bedrijf dat wordt opgeheven, moet zijn zaken conform de regelgeving netjes afhandelen. Dat betekent dat het zelf verantwoordelijk is en blijft voor het opruimen van zijn afval. Wanneer het bevoegd gezag overgaat tot het toepassen van bestuursdwang en het zelf met de kosten hiervan dreigt te blijven zitten, is het mogelijk om deze kosten te verhalen op de overtreder.
In de praktijk kan het gebeuren dat dit niet voor genoeg opbrengsten zorgt om bijvoorbeeld achterblijvend kunstgrasafval op te ruimen. Deze kosten zouden dan voor rekening van de gemeente of provincie komen. Dit zou echter geen reden moeten zijn om niet op te treden. In het kader van het Bestuurlijk Omgevingsberaad ben ik over deze problematiek onder meer met provincies en gemeenten in overleg.
Deelt u de mening dat dit misdadig gedrag is? Deelt u de mening dat misdaad voor deze recyclingbedrijven niet zou mogen lonen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze kan worden voorkomen dat de directies van deze recyclingbedrijven het hazenpad nemen en niet op tijd ter verantwoording kunnen worden geroepen? Bent u bereid om alles op alles te zetten en uw invloed aan te wenden om te zorgen dat de directies van deze bedrijven verantwoording afleggen?
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat afvalverwerkers een lange traditie van structurele milieucriminaliteit hebben? Vindt u dat u hier voldoende aandacht voor is en is geweest? Zo ja, hoe verklaart u dan dat deze overtredingen structureel zijn en dat dat de overtredingen kennelijk ongehinderd konden doorgaan? Vindt u dat uw beleid voldoende effectief is? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Ik herken mij niet in het beeld dat afvalverwerkers een lange traditie van structurele milieucriminaliteit hebben. Wel is het zo dat er in deze sector, net als in andere sectoren, overtredingen plaatsvinden. Daarom vind ik de naleving en handhaving van milieuwetgeving van belang.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven, heb ik geen directe bevoegdheid ten aanzien van overtredingen met betrekking tot de opslag en verwerking van kunstgras. Dit valt onder het bevoegd gezag van de gemeente of provincie. Het toezicht hierop is belegd bij de Omgevingsdiensten. Tijdens inspecties in haar rol om toezicht te houden op het grensoverschrijdend vervoer van afval is de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) echter wel alert op mogelijke overtredingen die onder het toezicht van Omgevingsdiensten vallen. Zo zijn waarnemingen tijdens de ILT-inspectie in Dongen doorgegeven aan het bevoegd gezag, wat tot een handhavingstraject heeft geleid. Het is aan het bevoegd gezag om een afweging te maken om al dan niet tot bestuursdwang over te gaan. Ik ga ervan uit dat de verantwoording hierover richting provinciale staten dan wel gemeenteraad zijn werk doet.
De ILT heeft in de afgelopen jaren inspecties uitgevoerd bij twee bedrijven die in de Zembla-uitzending aan bod kwamen. Naar aanleiding van de uitzending van Zembla is ook bij een derde bedrijf een inspectie uitgevoerd. Bij de betreffende bedrijven zijn waarschuwingen afgegeven. Indien bij latere controles blijkt dat er nog steeds sprake is van overtredingen kan er tot aanvullende sancties worden overgegaan.
Bent u bereid tot aanvullende maatregelen om hier paal en perk aan te stellen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik ben op dit moment niet van plan om aanvullende maatregelen te nemen op het gebied van handhaving. Zoals ik heb aangegeven, is het bevoegd gezag de gemeente of provincie waarin de betreffende bedrijven gevestigd zijn. Ik constateer dat zij hun inzet op dit dossier intensiveren. Ik heb de Provincie Gelderland en gemeente Dongen verzocht mij op de hoogte te houden over de vervolgstappen en zal de uitvoering daarvan actief volgen.
Het bericht dat er meer afval naar de stortplaats verdwijnt. |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Meer afval verdwijnt naar de stortplaats»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er dit jaar al, voor het storten van 130.000 ton meer afval, een vergunning is verleend dan in dezelfde periode vorig jaar? Zo nee, waarom niet?
Ja. Mijn beleid is erop gericht om het afval dat gestort moet worden tot een minimum te beperken. Er wordt uitsluitend afval gestort waarvoor op dit moment geen andere verwerkingsmogelijkheid bestaat. Overigens herken ik de cijfers die het Financieele Dagblad weergeeft niet. De afgegeven ontheffingen laten in de eerste zes maanden van 2018 geen toename zien van 130 kton in vergelijking met 2017. Rijkswaterstaat heeft berekend dat het gaat om een toename van ongeveer 30 kton.
Deelt u de mening dat de grootschalige toename van afvalstort indruist tegen uw voornemen om geen nieuwe stortplaatsen meer te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het betreft hier storten op bestaande stortplaatsen en binnen bestaande capaciteit.
Hoe kan het volgens u dat er een overaanbod aan afval is (zo ligt er nog circa 600.000 ton afval te wachten op verbranding)? Deelt u de mening van de afvalbedrijven dat dit deels komt doordat huishoudens minder recyclen dan gehoopt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe komt het dat de huishoudens minder recyclen?
De toename van de hoeveelheid afval heeft verschillende redenen. De belangrijkste reden is de economische ontwikkeling die ervoor zorgt dat er ook meer afval is. De 600 kton afval, die tijdelijk ligt opgeslagen, wacht op verbranding en is daarmee geen onderdeel van de totale hoeveelheid afval die wordt gestort. De reden voor de tijdelijke opslag is dat de hoeveelheid afval en de verwerkingscapaciteit kunnen fluctueren, en dit moet kunnen worden opgevangen. De huidige buffer van 600 kton betreft ongeveer 7,5% van de totaal beschikbare verbrandingscapaciteit.
Ik onderschrijf dat de hoeveelheid afval van huishoudens de komende jaren nog verder kan en moet afnemen. Momenteel ondersteun en stimuleer ik via het Uitvoeringsprogramma VANG-Huishoudelijk Afval – samen met de NVRD – gemeenten om de inzameling van huishoudelijk afval zo in te richten dat burgers maximaal gemotiveerd worden hun afval te scheiden. In de kabinetsreactie op de Transitieagenda’s2 zijn verdere acties opgenomen die een bijdrage zullen leveren aan verlaging van de hoeveelheid (huishoudelijk) restafval.
Kunt u het antwoord van vraag 4 onderbouwen met cijfers? Zo nee, waarom niet?
In de CBS-statistieken voor 2017 wordt aangegeven dat het percentage gescheiden huishoudelijk afval 57% bedroeg. Sinds 2012 (51%) is er sprake van een gestage stijging.
Bent u voornemens uw beleid aan te scherpen ten behoeve van meer en betere recycling van afval? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Er zijn al veel acties in gang gezet in het kader van het Rijksbrede programma Circulaire Economie. De inzet van het kabinet zal worden aangevuld met de acties uit de Transitieagenda Consumptiegoederen. Het kabinet gaat graag met de betrokken partijen aan de slag met de uitvoering. In de Kabinetsreactie op de transitieagenda’s zijn meerdere maatregelen opgenomen om het storten en verbranden van afval te ontmoedigen, waaronder een verhoging van de afvalstoffenbelasting op storten en verbranden.
Bent u voornemens de recycling door huishoudens extra te stimuleren? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het rapport ‘Beschikbaarheid van Nederlandse verse houtige biomassa’, van Probos, d.d. 10 augustus 2018 |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport »Beschikbaarheid van Nederlandse verse houtige biomassa in 2030 en 2050», uitgebracht door Probos op 10 juli 2018?1
Ja.
Deelt u de kernconclusie uit dit onderzoeksrapport dat de vraag naar verse houtige biomassa in Nederland zeer waarschijnlijk op korte termijn (2018–2020) met ongeveer 80% zal groeien? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de conclusie uit het rapport dat de verwachte groei van hernieuwbare energie productie uit verse houtachtige biomassa zal leiden tot een hogere groei naar de vraag van dit type biomassa. De groei van de vraag is mede afhankelijk van de realisatiegraad van de projecten in voorbereiding. Vraag en aanbod van verse, houtige biomassa varieert tussen regio’s in Nederland. Met name grotere stadsverwarmingsprojecten hebben moeite om voldoende lokale biomassa uit de directe omgeving te betrekken. Om ook deze projecten de mogelijkheid te geven te verduurzamen zonder de markt voor verse houtige biomassa verder te belasten, zal ik een categorie stadsverwarming voor ketels op basis van houtpellets open gaan stellen vanaf de voorjaarsronde SDE+ 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 290). Houtpellets zijn een duurdere, hoogwaardige vorm van houtige biomassa met een grotere energie-inhoud die daardoor geschikt zijn om over grotere afstanden te vervoeren en zijn daarmee niet afhankelijk van het lokale aanbod.
Deelt u tevens het oordeel van voor het rapport geïnterviewde deskundigen dat daarmee de rek in de Nederlandse (aanbod)markt van verse houtige biomassa echt bereikt zal worden? Zo nee, waarom niet?
Ik realiseer me dat het aanbod van snoei- en dunningshout in de nabije toekomst beperkend kan worden om te voldoen aan de toenemende vraag naar duurzame warmte. Deze toenemende vraag kan naar verwachting slechts voor een klein deel worden opgevangen door meer verse, houtige biomassa te produceren of te importeren uit buurlanden. Vandaar dat ik voor grotere stadsverwarmingsprojecten ook de mogelijkheid wil geven om een project op basis van duurzame houtpellets te realiseren.
Erkent u dat deze ontwikkeling twee grote risico’s met zich mee brengt, namelijk een toename van de kans dat er goedkope – en daarom niet voldoende duurzaam geproduceerde – biomassa wordt geïmporteerd en/of het ontstaan van prijsstijgingen die het gebruik van biomassa (nog) onrendabeler maken en de businesscase onder bestaande installaties ondermijnen?
Zie mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Hoe groot schat u het eerste risico in en welke maatregelen bent u van plan voor te bereiden om dit te voorkomen?
De markt voor verse houtige biomassa is voornamelijk regionaal. Uit het rapport van Probos blijkt dat de meeste geïnterviewde experts verwachten dat dit in de toekomst zo zal blijven. Het is duur om biomassa met een hoog vochtpercentage over lange afstanden te vervoeren, ik verwacht niet dat dit rendabel is. Vandaar dat ik het risico op de import van niet voldoende duurzaam geproduceerde biomassa niet hoog inschat.
Houtige biomassa met een hogere energiedichtheid, zoals houtpellets, wordt wel over langere afstanden vervoerd. Om de duurzaamheid van geïmporteerde houtige biomassa te borgen hanteer ik voor de nieuwe categorie stadsverwarming op duurzame houtpellets zeer strenge duurzaamheidseisen, net zoals ik dit ook heb gedaan voor bijvoorbeeld de productie van biostoom.
Hoe groot schat u het tweede risico in en welke maatregelen bent u van plan voor te bereiden om dit te voorkomen?
Het ligt voor de hand dat prijzen stijgen bij een toenemende vraag indien het aanbod geen gelijke tred houdt. Het is aan de ondernemer om maatregelen te nemen om met dit risico om te gaan. Het is niet wenselijk dat de subsidies voor duurzame energie meestijgen met de biomassaprijzen. Daarom hanteer ik al geruime tijd als uitgangspunt voor de berekeningen van de basisbedragen voor de SDE+ dat de (voor algemene inflatie geïndexeerde) biomassaprijzen niet hoger worden dan in 2014 het geval was. Het openstellen van de categorie stadsverwarming voor ketels op basis van houtpellets vanaf 2019 draagt bij aan het beperken van de vraag naar snoei- en dunningshout.
Bent u nu al bereid om initiatiefnemers op dit terrein proactief te wijzen op een mogelijk tekort aan verse houtige biomassa? Zo nee, waarom niet?
Het rapport door Probos is op mijn verzoek opgesteld en openbaar gemaakt. Hiermee geef ik initiatiefnemers inzicht in de ontwikkelingen op de biomassamarkt. Zij kunnen informatie uit dit rapport gebruiken bij hun afwegingen om een bioenergie installatie op verse houtige biomassa te bouwen. Mijn beeld is dat ondernemers in de bioenergie en hun financiers zich bewust zijn van de effecten van vraag- en aanbod schommelingen van biomassa en dit proberen te ondervangen door lange termijncontracten en strategische samenwerkingen. Ik zie geen aanvullende rol voor de overheid om hier proactief op te wijzen.
Overweegt u ook al aanpassingen aan te brengen in de SDE+-regeling, bijvoorbeeld als het gaat om bestaande of mogelijk nieuwe subsidies voor het toepassen van zogenaamde «chips» en «shreds»? Zo nee, waarom niet?
Ik ben altijd op zoek naar mogelijkheden op de SDE+-regeling te verbeteren. Op dit moment overweeg ik nog geen aanpassingen specifiek voor de toepassing van «chips’en «shreds». Deze soorten biomassa kunnen reeds worden toegepast en diverse projecten hebben hiervoor subsidie aangevraagd of zijn in voorbereiding.
Hoe groot schat u de Nederlandse en internationale beschikbaarheid van voldoende duurzaam geproduceerd houtige biomassa eigenlijk in en wie maakt volgens u daar de meest betrouwbare inschattingen van?
Diverse organisaties maken inschattingen van de Nederlandse en internationale beschikbaarheid van biomassa. Een voorbeeld van een rapport waarin de resultaten van verschillende studies op dit terrein worden vergeleken is «Beschikbaarheid houtige biomassa voor energie in Nederland» van Ecofys uit 2017 (beschikbaar via de website van RVO.nl)
Overweegt u een importnorm te ontwikkelen voor de import van voldoende duurzaam geproduceerde houtige biomassa, bijvoorbeeld door vast te stellen dat dit maximaal een bepaald percentage mag zijn van de houtige biomassa die op voldoende duurzame wijze in Nederland wordt geproduceerd? Zo nee, waarom niet?
Nee, een importnorm voor houtige biomassa staat op gespannen voet met een open economie en internationale afspraken over markttoegang in WTO-kader. Daarnaast wordt de houtverordening gehandhaafd, die gericht is op het voorkomen van illegaal gekapt hout op de Nederlandse markt. Zie verder ook mijn antwoord op vraag 5.
Plastic als belangrijke bron van broeikasgas |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u de resultaten van het onlangs gepubliceerde wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat plastics die terechtkomen in de natuur en in oceanen een belangrijke bron van broeikasgassen vormen?1
Ja.
Zijn er schattingen van de omvang van de broeikasgasuitstoot veroorzaakt door zwerfplastics in Nederland? Zo ja, welke schattingen zijn er? Zo nee, bent u bereid tot onderzoek en monitoring hiernaar?
Nee, er zijn voor zover bekend geen schattingen van de omvang van de broeikasgasuitstoot veroorzaakt door zwerfplastics, noch in Nederland, noch elders in de wereld. Het artikel waar de vragen op gebaseerd zijn meldt, op basis van eigen analyses, dat de hoeveelheid methaan die momenteel vrijkomt veroorzaakt door zwerfplastics niet significant is ten opzichte van de wereldwijde emissie. Gegeven de nog steeds stijgende plasticproductie en de hoeveelheden die daarvan in het milieu terecht komen zouden de emissies in de toekomst naar hun mening echter wel degelijk relevant kunnen worden. Hiervoor is meer onderzoek nodig. De Emissieregistratie van het RIVM zal het internationale onderzoek op dit terrein volgen en beoordelen of verder onderzoek en/of monitoring opportuun is.
Wordt in het klimaatbeleid al rekening gehouden met de uitstoot aan broeikaskassendoor zwerfplastics? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en bent u voornemens dit alsnog te doen?
Er wordt in het klimaatbeleid momenteel geen rekening gehouden met de uitstoot aan broeikasgassen door zwerfplastics omdat dit tot nu toe niet beschouwd is als relevante emissiebron met een substantiële emissie. Indien uit verder (internationaal) onderzoek blijkt dat dit wel het geval is, zullen we deze emissiebron bij het toekomstig klimaatbeleid betrekken.
De Nederlandse Spoorwegen (NS) die breekt met de belofte om driekwart van het afval op stations te scheiden in 2020 |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «De reiziger wordt gefopt: afval op stations wordt niet gescheiden opgehaald»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de NS haar belofte niet nakomt om op stations en in treinen in 2020 driekwart van het afval gescheiden in te zamelen door enerzijds te weinig combinatiecontainers te plaatsen waarin reizigersafval gescheiden kan worden opgehaald en anderzijds door apart verzameld afval alsnog op een hoop te gooien?
In 2015 hebben het toenmalige Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Economische Zaken met ProRail en NS als initiërende partijen de Green Deal Afvalreductie en -recycling op treinstations en in treinen ondertekend. De Green Dealaanpak is bedoeld om knelpunten in kaart te brengen en samen innovatieve oplossingen te zoeken, waarbij de rijksoverheid een faciliterende rol heeft. Door middel van pilots is kennis en ervaring opgedaan over afvalscheiding op stations en in treinen, en boeken NS en ProRail voortgang als het gaat om het verminderen van afval en het scheiden van afval in treinen en op stations. Inmiddels kunnen reizigers op 12 grotere stations2 hun afval scheiden door het papieren afval in een van de ruim 600 geplaatste afvalbakken voor papier te deponeren. Voor deze stations geldt dat NS en ProRail pilots uitvoeren en zoeken naar optimalisatie om het proces van afval scheiden over de hele keten efficiënter en gemakkelijker te maken. NS en ProRail werken aan de realisatie van de ambities vastgelegd in de Green Deal en zij nemen daarbij de lessen mee over wat wel en niet werkt op stations en in treinen. Ik deel daarom niet uw conclusie dat de NS haar afspraken niet zou nakomen.
Deelt u de mening dat de NS zich te makkelijk ervan afmaakt door te zeggen dat afvalscheiding te duur is, te veel tijd kost en te moeilijk is, aangezien zij zich bewust was van mogelijke obstakels toen zij haar handtekening zette onder de ambities van de Green Deal in 2015? Zo nee, waarom niet?
NS en ProRail hebben zich de afgelopen jaren ingespannen om de ambities voor 2020 waar te maken. Stations hebben met specifieke omstandigheden en veiligheidsvoorschriften te maken. De Green Dealaanpak is juist bedoeld om deze knelpunten in kaart te brengen en samen op te lossen.
Deelt u de mening dat de NS zich te makkelijk ervan afmaakt door te zeggen dat het ontbreekt aan benodigd materiaal zoals combinatiecontainers, terwijl een voorman schoonmaak wél een dummy hiervoor weet te maken en operationeel op stations weet te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Op station Rotterdam Centraal zijn NS en ProRail begonnen met succesvol afval scheiden zonder combinatiecontainer. Station Amsterdam Centraal is groter en logistiek complexer. Daar is maatwerk nodig. De combinatiecontainer is hiervoor mogelijk een oplossing. NS onderzoekt op dit moment of deze versie van de combinatiecontainer ook op andere stations bruikbaar is en zal later bepalen of de container in productie kan worden genomen.
Deelt u de mening dat het «dodelijk» is voor de motivatie van mensen als ze zien dat gescheiden afval alsnog in een container wordt gekieperd? Deelt u de mening dat dit haaks staat op de ambitie in de Green Deal om consumentengedrag positief te beïnvloeden en reizigers te stimuleren om afval te scheiden? Zo nee, waarom niet?
Afval scheiden begint bij de bron. Reizigers moeten gemotiveerd zijn en gefaciliteerd worden om het afval goed gescheiden weg te gooien. Reizigers moeten er daarna op kunnen rekenen dat dit afval gescheiden wordt aangeboden aan de inzamelaar. Alle partijen binnen de Green Deal werken eraan om hier invulling aan te geven.
Heeft de NS de bekendheid van haar proef waarbij klanten die een eigen beker meebrengen 25 cent minder betalen voor koffie al weten te verbeteren? Vindt u dat de NS zich voldoende inspant om van deze proef – reeds toegezegd in 2015 als onderdeel van de Green Deal en gestart in 2016 – een succes te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Uit de praktijk blijkt dat reizende mensen moeilijk te verleiden zijn een eigen kop mee te nemen. Bij NS krijgen klanten korting als ze een eigen beker meenemen. Het gebruik is beperkt (<2%). Dit blijkt zowel uit de proef bij de Kiosk, als bij de Starbucks die de kortingspropositie op het station al meerdere jaren breed uitdraagt. Hiermee lijkt het geven van extra bekendheid aan de proef niet de enige oplossing die de problematiek wegneemt. NS zoekt daarom tevens naar andere mogelijkheden. Zo wordt een proef gestart om op station Zwolle koffiebekers als aparte stroom in te zamelen en te recyclen. Zie ook antwoord 12.
Heeft de NS geld gekregen voor de Green Deal (nr. 180, Afvalreductie en -recycling op stations en in treinen)? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
De bijdrage van de rijksoverheid bestaat uit het delen van kennis, het doen van onderzoek en het oplossen van juridische belemmeringen die het scheiden van afval van stations in de weg staan. Bij de start is € 90.000 beschikbaar gesteld voor het doen van onderzoek. Alle investeringen die gedaan zijn voor afval scheiden op stations en in treinen zijn door NS en ProRail bekostigd.
Wat zijn de consequenties voor de NS nu zij haar afspraak uit de Green Deal niet weet waar te maken?
Bij de Green Deals is het de bedoeling dat er ambitieuze doelen worden gesteld en dat er tevens door de betrokken partijen wordt geëxperimenteerd en geleerd. ProRail en NS hebben in dit kader een koploperspositie ingenomen voor afvalscheiding in openbare ruimtes, waarbij ook andere sectoren kunnen profiteren van de lessen die uit de experimenten worden geleerd. Zij zetten zich bovendien onverminderd in voor de ambities uit de Green Deal. De afspraken uit de Green Deal hebben betrekking op het jaar 2020; een conclusie over de uiteindelijke realisatie kan nog niet worden getrokken.
Op welke wijze heeft u de vorderingen in deze Green Deal gemonitord en op welke wijze heeft u bijgestuurd?
Mijn ministerie is nauw betrokken bij de vorderingen van de Green Deal, hierover is regulier overleg. Vanuit het Rijksbrede Programma Circulaire Economie zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd voor kennisdeling over afvalscheiding buitenshuis. Daarbij staan ook de knelpunten ten aanzien van afvalinzameling en -verwerking op de agenda.
Deelt u de mening dat u voldoende actief bent geweest in deze Green Deal? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe luiden uw plannen om de afgesproken ambities alsnog waar te maken? Wilt u die plannen toelichten?
De afgesproken ambities betreffen ambities van alle drie partijen die de Green Deal hebben ondertekend. Voor wat het Rijksaandeel betreft, geldt dat uit de Green Deal Afvalreductie en -recycling op treinstations en in treinen nu al belangrijke lessen getrokken kunnen worden. Zoals ik heb aangegeven in de kabinetsreactie op de transitieagenda’s zet ik mij in voor het verbeteren van de inzameling van bedrijfsafval. Ook werk ik met bedrijven zoals NS en ProRail aan mogelijkheden voor het scheiden en recyclen van verpakkingen en worden bedrijven en overheden ondersteund met projecten gericht op inkoop en innovatie van verpakkingen.
Hoe geeft u uitvoering aan de motie Van Brenk/Wassenberg2 waarin wordt verzocht afspraken te maken met grote koffieketens op stations om het aantal gebruikte koffiebekers terug te brengen?
Het kabinet is verheugd dat de Europese Commissie onlangs een conceptrichtlijn heeft gepubliceerd met betrekking tot de reductie van eenmalig te gebruiken plastic producten die na afdanking vaak in het zwerfvuil terechtkomen, zoals de koffiebekers voor eenmalig gebruik. In anticipatie op de Europese regelgeving maak ik afspraken met relevante partijen om het gebruik van de eenmalige plastic producten (waaronder de on-the-go koffiebekers) te reduceren, bijvoorbeeld door de eigen meeneembeker meer gangbaar te maken. NS start bovendien deze maand een proef met het inzamelen van koffiebekers op station Zwolle. Mijn streven is om grote horecaketens, die vaak op stations aanwezig zijn, hierin samen te laten werken, want opschaling is een belangrijke sleutel tot het succesvol sluiten van de kringloop.
Het gelekte water uit kernreactor Doel 1 dat radioactief kan zijn |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Meiler Doel 1: Wasser könnte radioaktiv sein», waaruit blijkt dat het water dat vorige week is gelekt uit de Belgische kenrector Doel 1 radioactief kan zijn?1
Ja.
Bent u door de Belgische autoriteiten op de hoogte gebracht van dit nieuws? Zo ja, wanneer?
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft op 23 april 2018 contact gezocht met het Federaal Agentschap Nucleaire Controle (FANC) naar aanleiding van de berichtgeving over deze kwestie in de media. Door een administratieve vergissing was de ANVS, tegen de afspraken in, niet actief door de Belgische autoriteiten geïnformeerd over het opgetreden lek in de kerncentrale Doel-1. Het FANC gaf aan dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid van de installatie of de omgeving en de bevolking in Nederland.
Doordat er geen melding is gedaan aan de ANVS, heeft de melding mij op dat moment niet bereikt.
Zijn tegelijkertijd ook de lokale autoriteiten op de hoogte gebracht? Zijn zij tevreden over hoe de communicatie heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De veiligheidsregio’s Zeeland en Midden- en West-Brabant hebben volgens staande afspraak op 23 april ter informatie een melding over de gebeurtenis ontvangen van de regionale meldkamer in België.
Vanaf 23 april is juist en consequent door alle betrokkenen meegedeeld dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid. Daar zijn betrokkenen tevreden over. De veiligheidsregio’s Zeeland en Midden- en West-Brabant achten de eerste communicatie naar het publiek echter, en mijns inziens terecht, onvoldoende, nu daarbij geen duidelijkheid is betracht over de aard en de locatie van het lek. Hierover is vervolgens beroering ontstaan, die wellicht te vermijden was geweest bij adequatere informatievoorziening aan publiek en (regionaal en lokaal) bestuur. De bestaande afspraken hierover zullen door alle betrokken partijen worden bezien.
Kunt u uitleggen waarom pas na een week in een Duitse krant is te lezen dat het gelekte water mogelijk radioactief is? Deelt u de mening dat dit niet bijdraagt aan het vertrouwen in de communicatie van de betreffende energiemaatschappij en de autoriteiten? Zo ja, wat kunt u hier zelf aan verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ziet u redenen om na deze lekkage in de kernreactor de communicatie naar omwonenden en de samenwerking met buurlanden en lokale autoriteiten aan te passen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Is inmiddels bekend of het gelekte water werkelijk radioactief is? Zo ja, wat zijn de gevolgen hiervan voor mens, dier en milieu? Zo nee, waarom nog niet?
Het gelekte water is licht radioactief. Er zijn geen gevolgen voor mens, dier en milieu omdat het water opgevangen is in een daarvoor ontworpen en gesloten systeem binnen de centrale zelf. Het opgevangen water wordt verder op dezelfde wijze behandeld en gerecycled als de rest van het water in de kringloop waarin zich het lek bevindt. Dit vindt allemaal plaats binnen in de reactorgebouwen, er is geen sprake van radioactief water dat vrijkomt in de omgeving, ook niet bij dit incident. Het was belangrijk geweest, dit meteen voor alle omwonenden helder te maken.
Deelt u de mening van het voormalig hoofd van de Duitse Nuclear Regulatory Authority dat het lek in het nood- en onderkoelsysteem absoluut abnormaal is en dat dit lek betekent dat het kwaliteitsmanagement bij Engie-Electrabel aanzienlijke tekorten vertoont? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak is van het lek. Daarna pas kunnen er door het FANC als toezichthouder conclusies worden getrokken. Vooralsnog heeft het FANC de gebeurtenis ingeschaald als INES-0, dat wil zeggen dat het een afwijking was zonder impact op de veiligheid.
Bent u bereid om u, in het belang van de veiligheid van inwoners en in het belang van het milieu, uit te spreken tegen de levensduurverlenging van de kerncentrales in Doel en Tihange? Zo nee, waarom niet?
Levensduurverlenging van de Belgische kerncentrales en keuzes op het gebied van het Belgische energiebeleid zijn beslissingen die vallen onder de bevoegdheid van de Belgische overheid. Dat neemt niet weg dat ik de besluitvorming over levensduurverlenging van de kerncentrales in België, waartoe onlangs een principebesluit is genomen door het Belgische kabinet, de komende tijd nauwlettend zal volgen en mij zal laten informeren over de veiligheidsaspecten hiervan, voor zover gerelateerd aan de veiligheid van de bevolking in Nederland. Daarbij vormen verouderingsaspecten een bijzonder aandachtspunt, zoals ik hierboven eerder heb aangegeven. Indien hierover twijfel zal ontstaan zal ik niet aarzelen hierover in overleg te treden met de regering van België. Op dit moment vindt een Europese peer review-sessie plaats in Luxemburg door de Europese toezichthouders, specifiek gericht op veroudering in kernreactoren. Nederland zal hierbij specifiek aandacht besteden aan de presentatie en toelichting van België hieromtrent.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen Overleg Nucleaire Veiligheid, dat plaats vindt op 17 mei 2018?
Ja.
Het bericht “Companies sign up to pledge to cut plastic pollution” en “UK supermarkets launch voluntary pledge to cut plastic packaging” |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Companies sign up to pledge to cut plastic pollution» en «UK supermarkets launch voluntary pledge to cut plastic packaging»?1 2
Ja.
Wat vindt u van het UK Plastics Pact?
Zie het antwoord op vraag 2 van het lid Van Brenk.
Zijn de verhoudingen en/of problematiek van plastic verpakkingen en plastic afval in het Verenigd Koninkrijk vergelijkbaar met Nederland?
Het Verenigd Koninkrijk rapporteerde over 2015 een recyclingpercentage van kunststof verpakkingsafval van 39%. Het restant wordt verbrand of gestort. In Nederland recycleden we in 2015 en 2016 51% van de kunststof verpakkingen. Het restant wordt nuttig gepast door middel van verbranding met energieterugwinning. Daarmee is Nederland koploper. De genoemde cijfers lijken erop te wijzen dat Nederland ten opzichte van het Verenigd Koninkrijk voorloopt. Uiteraard neemt dit niet weg dat ook Nederland nog de nodige stappen heeft te zetten bij het sluiten van de kunststof verpakkingsketen en het terugdringen van de hoeveelheid plastic afval, en dat initiatieven uit het Verenigd Koninkrijk ook voor de Nederlandse situatie leerzaam en bruikbaar kunnen zijn.
Zijn de doelen gesteld in het UK Plastics Pact haalbaar voor Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het aandeel van «single use plastics» anders dan verpakkingen in het Nederlands afval?
Ongeveer 14% van het huishoudelijk restafval betreft kunststoffen; daarvan is 9% verpakkingen en 5% niet-verpakkingen. Van de niet-verpakkingen is de helft vuilniszakken (2,5%). Deze kunnen als single-use gezien worden. Van de overige niet-verpakkingen (ook 2,5%) is niet bekend welk deel hiervan single use genoemd kan worden.
Hoe verhoudt het pact in het Verenigd Koninkrijk zich tot de afspraken gemaakt in de Raamovereenkomst Verpakkingen?
In de Raamovereenkomst zijn doelen gesteld voor het recyclen van verpakkingen. In de brancheverduurzamingsplannen, die uit de Raamovereenkomst zijn voortgekomen, wordt ingezet op preventie van verpakkingen, het beter recyclebaar maken van verpakkingen en het toepassen van recyclaat in verpakkingen. Met de Raamovereenkomst wordt dus invulling gegeven aan de vier onderwerpen waarvoor het Britse pakket ambities heeft gesteld.
Is een vergelijkbaar pact zoals gesloten in het Verenigd Koninkrijk haalbaar voor Nederland als het gaat om «single use plastics»?
In het kader van de kabinetsreactie op de transitieagenda’s zal ik ingaan op het beleid om het gebruik van wegwerpproducten te verminderen. Daarnaast is met de motie Van Eijs/Agnes Mulder3 verzocht om de producentenverantwoordelijkheid uit te breiden naar andere productgroepen en daarbij als eerste te kijken naar wegwerpproducten, meubels en textiel. Hier kom ik in de kabinetsreactie op de transitieagenda’s op terug.
Een mogelijk verbod of andere beleidsmaatregelen voor het terugdringen van single use plastic dienen bij voorkeur in EU-verband te worden uitgewerkt. Zie ook mijn antwoord op vraag 4 van het lid Van Brenk.
Is de Staatssecretaris bereid in gesprek te gaan met producenten en afnemers van «single use plastics» om te kijken of vergelijkbare doelstellingen gesteld kunnen worden voor «single use plastics» in Nederland?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'Britse bedrijven gaan onnodig plastic aanpakken' |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Britse bedrijven gaan onnodig plastic aanpakken»?1
Ja.
Wat is uw mening over het UK Plastics Pact?
Ik vind het een goed initiatief. Ik zal het Britse initiatief volgen om te kijken hoe dat een inspiratie voor Nederland kan zijn. De Britse ambitie kent vier doelstellingen.
Ten eerste streeft men ernaar alle plastic verpakkingen recyclebaar of composteerbaar te maken. Ik vind het recyclebaar maken van verpakkingen een goed uitgangpunt en denk dat dat voor een groot deel van de verpakkingen een reële ambitie is. Ten aanzien van composteerbare verpakkingen volg ik de uitwerking van het Britse Pact. Ik heb uw Kamer op 24 oktober 2017 het rapport aangeboden van CE Delft over de inzet van bioplastics in een circulaire economie. Een van de conclusies uit dit rapport is dat bij het gebruik van bioafbreekbare plastics goed moet worden gekeken of deze een toegevoegde waarde hebben.
Ten tweede streeft men naar 70% recycling in 2025. Het Verenigd Koninkrijk rapporteerde over 2015 een recyclingpercentage van kunststof verpakkingsafval van 39%. In Nederland recyclen we 51% van onze plastic verpakkingen. Daarmee zijn we koploper. In het EU-afvalpakket is aangekondigd dat bij het berekenen van recyclingpercentages ook rekening gehouden moet worden met uitval in het recycleproces. Ik verwacht dat de recyclingpercentages zullen dalen als gevolg van de nieuwe meetmethode. Dit geldt ook voor andere Europese landen. Ik heb toegezegd uw Kamer in de loop van het jaar te informeren over de ambitie op dit punt. Die ambitie geldt dan voor kunststofverpakkingen van alle bedrijven. Uiteraard zijn koplopende bedrijven vrij om een hoger doel na te streven.
Ten derde streeft het Britse initiatief ernaar om 30% gerecycled content in verpakkingen te verwerken. Ook deze ambitie is aansprekend. Wel kent het toepassen van recyclaat nog de nodige technische uitdagingen als het gaat om voedselveiligheid en het waarborgen van de kwaliteit. Maar een dergelijke norm creëert een markt voor gerecycled materiaal. Hiermee is voor verpakkingen al een begin gemaakt door afspraken te maken over recyclaat in grote en kleine PET-flessen. Voor grote flessen geldt een doelstelling van 37% als gemiddelde voor de branche en voor de kleine flessen 32%. Dit jaar worden nieuwe plannen opgesteld en in dat kader wordt onderzocht of deze doelen verhoogd kunnen worden.
Ten vierde wil het Britse initiatief een einde maken aan overbodig plasticgebruik. Die ambitie steun ik. In de kabinetsreactie op de transitieagenda’s circulaire economie kom ik hierop terug.
Deelt u de mening dat het streven naar 70% herbruikbaar plastic en dat 30% van de verpakkingen uit gerecycled materiaal moet bestaan een voorbeeld is voor Nederland, waar slechts 51% van de kunststofverpakkingen recyclebaar is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit onderzoek van Wageningen UR blijkt dat 72% van de Nederlandse verpakkingen recyclebaar is. In Nederland is in 2015 en 2016 51% van de kunststof verpakkingen daadwerkelijk gerecycled. Hiermee is Nederland koploper in de EU. Het Verenigd Koninkrijk rapporteerde over 2015 een recyclingpercentage van kunststofverpakkingsafval van slechts 39%. In het EU-afvalpakket is EU-breed afgesproken in te zetten op een recyclingpercentage van 55%.
Op welke manier kan Nederland aansluiten bij de urgentie die nu in het Verenigd Koninkrijk zichtbaar is door de aankondiging van de Britse regering van statiegeld op blikjes en kleine flesjes, een verbod op plastic rietjes en wattenstaafjes en het UK Plastics Pact?
De noodzaak om te komen tot een duurzame omgang met plastic en plastic verpakkingen wordt door dit kabinet en voorgaande kabinetten al geruime tijd gevoeld. In Nederland wordt 51% van het kunststof verpakkingsafval gerecycled. Hiermee is Nederland koploper in de EU. In Nederland werken we al een aantal decennia via verschillende sporen samen met het bedrijfsleven aan het verduurzamen van verpakkingen. Ook het verbod op de gratis plastic tas is een voorbeeld van een succesvolle beleidsmaatregel waarmee de Nederlandse overheid het gebruik van plastic heeft teruggedrongen. Daarnaast heb ik aangekondigd de keten van plastic flessen te willen sluiten en 90% recycling van kleine flessen na te streven. Indien de geïntensiveerde aanpak onvoldoende werkt, voer ik hiervoor statiegeld in.
Plastic rietjes en roerstaafjes beschouw ik als wegwerpproducten. In de kabinetsreactie op de transitieagenda’s zal ik ingaan op het beleid om het gebruik van wegwerpproducten te verminderen. Ook EU-breed wordt er gewerkt aan het terugdringen van het plastic voor eenmalig gebruik. De Europese Commissie heeft recent een voorstel gepubliceerd voor een Richtlijn tot het reduceren van de impact van bepaalde plastic producten op het milieu. Nederland hecht aan preventie van het onnodig gebruik van plastic wegwerpproducten en juicht daarom het EC-voorstel voor het reduceren van de milieu-impact van plastic wegwerpproducten van harte toe. Ik zal hier nader op ingaan in het BNC-fiche over dit voorstel dat binnenkort aan uw Kamer aangeboden zal worden.
Welke mogelijkheden ziet u om ook in Nederland op afzienbare termijn een Plastics Pact af te sluiten?
Ik zie zo’n Pact als onderdeel van de transitieagenda’s en de concrete plannen van het kabinet om te komen tot een circulaire economie.
De Britse ambitie om binnen zeven jaar van overbodig plastic verpakkingsmateriaal af te zijn |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat ruim veertig Britse bedrijven binnen zeven jaar het gebruik van overbodig plastic verpakkingsmateriaal willen stoppen?1
Ja.
Wat is uw reactie op de ambitie die het in Groot-Brittannië opgestelde convenant kent? Acht u deze ambitie reëel? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het een goed initiatief. Ik zal het Britse initiatief volgen om te kijken hoe dat een inspiratie voor Nederland kan zijn. De Britse ambitie kent vier doelstellingen.
Ten eerste streeft men ernaar alle plastic verpakkingen recyclebaar of composteerbaar te maken. Ik vind het recyclebaar maken van verpakkingen een goed uitgangpunt en denk dat dat voor een groot deel van de verpakkingen een reële ambitie is. Ten aanzien van composteerbare verpakkingen volg ik de uitwerking van het Britse Pact. Ik heb uw Kamer op 24 oktober 2017 het rapport aangeboden van CE Delft over de inzet van bioplastics in een circulaire economie. Een van de conclusies uit dit rapport is dat bij het gebruik van bioafbreekbare plastics goed moet worden gekeken of deze een toegevoegde waarde hebben.
Ten tweede streeft men naar 70% recycling in 2025. Het Verenigd Koninkrijk rapporteerde over 2015 een recyclingpercentage van kunststof verpakkingsafval van 39%. In Nederland recyclen we 51% van onze plastic verpakkingen. Daarmee zijn we koploper. In het EU-afvalpakket is aangekondigd dat bij het berekenen van recyclingpercentages ook rekening gehouden moet worden met uitval in het recycleproces. Ik verwacht dat de recyclingpercentages zullen dalen als gevolg van de nieuwe meetmethode. Dit geldt ook voor andere Europese landen. Ik heb toegezegd uw Kamer in de loop van het jaar te informeren over de ambitie op dit punt. Die ambitie geldt dan voor kunststofverpakkingen van alle bedrijven. Uiteraard zijn koplopende bedrijven vrij om een hoger doel na te streven.
Ten derde streeft het Britse initiatief ernaar om 30% gerecycled content in verpakkingen te verwerken. Ook deze ambitie is aansprekend. Wel kent het toepassen van recyclaat nog de nodige technische uitdagingen als het gaat om voedselveiligheid en het waarborgen van de kwaliteit. Maar een dergelijke norm creëert een markt voor gerecycled materiaal. Hiermee is voor verpakkingen al een begin gemaakt door afspraken te maken over recyclaat in grote en kleine PET-flessen. Voor grote flessen geldt een doelstelling van 37% als gemiddelde voor de branche en voor de kleine flessen 32%. Dit jaar worden nieuwe plannen opgesteld en in dat kader wordt onderzocht of deze doelen verhoogd kunnen worden.
Ten vierde wil het Britse initiatief een einde maken aan overbodig plasticgebruik. Die ambitie steun ik. In de kabinetsreactie op de transitieagenda’s circulaire economie kom ik hierop terug.
Wat is uw reactie op de oproep van de Britse convenantopstellers dat hun plan internationale opvolging verdient?
Met het EU-afvalpakket is voor de hele EU een basis gelegd voor een éénduidig verpakkingenbeleid, met heldere ambities en een duidelijk palet aan instrumenten. Internationale opvolging plaats ik dan ook in dat kader. Voor de koplopende lidstaten geldt uiteraard dat op vrijwillige basis stellen van hogere ambities mogelijk is. In Nederland werken we al een aantal decennia via verschillende sporen samen met het bedrijfsleven aan het verduurzamen van verpakkingen. Met de doelstellingen die daarin afgesproken en behaald worden, loopt Nederland internationaal voorop.
Hoe verhoudt deze Britse ambitie volgens u zich tot de onlangs in de Tweede Kamer aangenomen motie waarmee de regering wordt opgeroepen concrete doelstellingen te formuleren voor minder verpakkingsmateriaal?
De strekking van de motie en het Britse initiatief zijn op het gebied van het gebruiken van overbodig plastic in verpakkingen hetzelfde. Wel vraagt de motie om de mogelijkheden te verkennen om concrete doelstellingen te formuleren waarmee het aantal soorten verpakkingen wordt verminderd. Het Britse initiatief kent geen concrete doelstelling.
Deelt u de opvatting dat een internationaal gelijk speelveld essentieel is om de vervuiling van plastics tegen te gaan? Zo ja, gaat u hierover in gesprek met uw Britse en Europese collega’s?
Met het EU-afvalpakket is voor de hele EU een basis gelegd voor een éénduidig verpakkingenbeleid. Daarnaast wordt er EU-breed gewerkt aan een kunststoffenstrategie en het terugdringen van het gebruik van plastic voor eenmalig gebruik.
Het aangekondigde Britse verbod op plastic rietjes, roerstaafjes en wattenstaafjes |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «UK to ban sale of plastic straws and drinks stirrers that blight the country’s seas and rivers, ministers say»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat plastic rietjes een van de meest gebruikte producten zijn (in Groot-Brittannië jaarlijks zo’n 8,5 miljard stuks, in de VS dagelijks 0,5 miljard2 3, terwijl ze voor de meeste mensen onnodig zijn?
Ik maak mij zorgen over het aantal plastic wegwerpproducten dat in het zwerfafval terecht komt. Daarom juich ik het toe dat het Verenigd Koninkrijk initiatief neemt om plastic rietjes, roerstaafjes en wattenstaafjes te verbieden. In de kabinetsreactie op de transitieagenda’s circulaire economie zal ik nader ingaan op de wijze waarop ik met wegwerpproducten wil omgaan. Ook zal ik daarbij aandacht besteden aan het ontwerp van producten gericht op meer circulariteit en het daarmee voorkomen van zwerfafval.
Weet u hoeveel plastic rietjes in Nederland jaarlijks verkocht worden en hoeveel er daarvan in het milieu terecht komen? Bent u bereid dit na te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het totaalaantal in Nederland op de markt gebrachte rietjes is mij niet bekend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 maak ik mij zorgen over het aantal plastic wegwerpproducten dat in het zwerfafval terecht komt. Ik vind het belangrijk om dit aantal te meten. Monitoring van het zwerfafval wordt jaarlijks in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd volgens het Monitoringprotocol zwerfafval. Volgens Rijkswaterstaat worden rietjes in het kader van de monitoring op het moment niet apart geteld. Wel zijn rietjes opgenomen in een bredere categorie waar ook wegwerp bestek en roerstaafjes onder vallen. Een ruwe schatting van Rijkswaterstaat is dat per jaar ongeveer 70 miljoen voorwerpen binnen deze categorie in het zwerfafval terecht komen, waarvan 10–15% rietjes.
Vindt u het zorgelijk dat rietjes vaak niet in speciale afvalbakken voor plastic terechtkomen, maar in de natuur zoals op het strand en in de zee?4
Uiteraard geldt dat ieder rietje in zee of op het strand er één te veel is. Voor oplossingen kijk ik niet enkel naar rietjes, maar naar zwerfafval in het algemeen. In de Kamerbrief «Naar een circulaire verpakkingsketen»5 van 10 maart 2018 ben ik hierop in gegaan. Daarin heb ik onder meer aangegeven dat ik nog dit jaar met betrokken partijen de Landelijke Aanpak Zwerfafval verder wil vormgeven en uitvoeren. Dit biedt een geschikt platform voor brede samenwerking, het ontplooien van acties en het betrekken van de burger bij het schoon houden van de eigen omgeving. Daarnaast is het zo dat het schoon houden van de openbare ruimte de primaire verantwoordelijkheid van burgers zelf is.
Wat vindt u ervan dat plastic rietjes door hun kleine omvang juist verraderlijke vervuilers zijn die worden opgegeten door zeedieren en vissen?5 Kent u de video van wetenschappers die een drinkrietje uit de neus van een zeeschildpad verwijderen?6
Plastic voorwerpen van kleine omvang vormen inderdaad een bedreiging voor dieren, bijvoorbeeld omdat ze kunnen worden opgegeten. Uiteraard geldt daarmee niet dat de aanpak van zwerfafval beperkt moet worden tot kleine producten. Ik ben bekend met het filmpje.
Deelt u de mening dat de strijd tegen «plastic soep» in zeeën en oceanen niet alleen vraagt om meer recycling, maar juist ook om het bestrijden van de wegwerpcultuur? Zo nee, waarom niet?
Ja. Een uitgangspunt van mijn beleid is dat plastic afval niet in de zee thuishoort. Om dit te voorkomen richt ik mij op de hele keten van producten, waaronder ontwerp, productie, gebruik, hergebruik en afvalverwerking. Kortom, door in te zetten op een circulaire economie. Hierop zal verder in worden gegaan in het kader van de kabinetsreactie op de transitieagenda’s.
Wat vindt u ervan dat steeds meer landen verschillende plastic wegwerpproducten verbannen, zoals wegwerpbordjes, -bekers en -bestek door Frankrijk7, en dat Costa-Rica zelfs een volledig verbod van wegwerpplastic heeft aangekondigd per 2021?8 Volgt u de onderzoeken naar alternatieven in deze landen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dit een interessante ontwikkeling, die ik nadrukkelijk volg. Ik juich het toe dat ook andere landen maatregelen nemen om het aantal wegwerpproducten in het zwerfafval te verminderen.
Bent u bereid om de verkoop en het aanbieden van plastic wegwerprietjes en plastic roerstaafjes te verbieden om het ontstaan van «plastic soep» tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Plastic rietjes en roerstaafjes beschouw ik als wegwerpproducten. In het kader van de kabinetsreactie op de transitieagenda’s zal ik ingaan op het beleid om het gebruik van wegwerpproducten te verminderen. Ook de Europese Commissie heeft aangegeven wetgeving te zullen voorstellen met betrekking tot plastic wegwerpproducten.10 Initiatieven die het aantal plastic wegwerpproducten in het zwerfafval kunnen reduceren omarm ik. Met de motie Van Eijs/Mulder (Kamerstuk 33 043, nr. 86) is verzocht om producentenverantwoordelijkheid zo snel mogelijk uit te breiden naar andere productgroepen en daarbij als eerste te kijken naar wegwerpproducten, meubels en textiel. Deze motie voer ik uit en ik kom hier in de kabinetsreactie verder op terug.
Het bericht dat er veel meer afval in de Stille Oceaan ronddrijft dan werd aangenomen en dat bijna de helft van deze vervuiling bestaat uit visnetten |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het wetenschappelijke artikel uit Nature, waarin met veel nauwkeurigere metingen en rekenmodellen is vastgesteld dat er vier tot zestien keer zoveel afval in de Stille Oceaan ronddrijft als tot dusver werd aangenomen en dat visnetten verantwoordelijk zijn voor minstens 46% van dit afval?1 2
Ja.
Is dit onderzoek ook relevant voor schattingen over afval in de Noordzee? Kunt u uitsluiten dat ook in de Noordzee veel meer afval ronddrijft dan tot nu toe wordt aangenomen? Ziet u de noodzaak van een aangepast, nauwkeuriger monitoringsysteem? Zo nee, waarom niet?
De bevindingen uit het artikel in Nature Scientific Reports hebben betrekking op de Great Pacific Garbage Patch, het gebied in de Stille Oceaan tussen Hawaii en Californië. De conclusies uit het artikel kunnen niet rechtstreeks naar de Noordzee vertaald worden.
De hoeveelheid afval in de Noordzee wordt door de Noordzee landen al een aantal jaar gemeten aan de hand van een drietal indicatoren: strandafval, plastic deeltjes in de magen van noordse stormvogels en zeebodemafval. OSPAR heeft in 2010 de Guideline for Monitoring Marine Litter on the Beaches in the OSPAR Maritime Area gepubliceerd. Deze systematiek wordt door de landen die onder het OSPAR-verdrag vallen gehanteerd om de hoeveelheid zwerfafval op stranden te monitoren. Noordzeebreed kon er in het OSPAR Intermediate Assessment 2017 nog geen significante afname worden vastgesteld. Voor alleen de Nederlandse stranden en noordse stormvogels is er wel een significante afname geconstateerd.
Zijn visnetten, visserstouwen en vispluis nog steeds met afstand de meest gevonden afvalitems op de Nederlandse stranden?3 Kunt u een inschatting geven van de omvang van het vistuigafval in de Noordzee in absolute en relatieve cijfers? Zo nee, waarom niet?
Uit de resultaten van zwerfvuilmetingen op Noordzeestranden in het Intermediate Assessment 2017 van OSPAR blijkt dat in de zuidelijke Noordzee in 2014/2015 de categorie verpakkingsmateriaal het grootste aandeel heeft (bijna 40%) in het aantal gevonden items en afval van netten en touwen ruim een kwart. In de Noordelijke Noordzee hebben netten en touwen het grootste aandeel (30%).
Op de vier Nederlandse niet-toeristenstranden waarop met de OSPAR-methode wordt gemonitord, hebben netten en touwen als categorie het grootste aandeel (ca. 38%) in het aantal gevonden items. In de periode 2010–2015 is een significante afname met 11% van het aantal gevonden afvalitems vastgesteld, ook voor netten en touwen.
Kunt u aangeven of, en zo ja met welk percentage, vistuigafval is teruggedrongen via de Green Deal Visserij voor een Schone zee, die inmiddels drie jaar loopt?4 Zijn de tussentijdse uitkomsten reden tot aanpassing van de doelstelling en methoden van de Green Deal? Zo nee, waarom niet?
In de Green Deal Visserij voor een Schone Zee werken visserijsector, rijksoverheid, havens en afvalverwerkers samen om te voorkomen dat operationeel afval (o.a. netten) en huishoudelijk afval in zee belanden. De Green Deal boekt goede vooruitgang: in 2017 is 143 ton netten verzameld om te worden gerecycled, een recordhoeveelheid. Bovendien doen 113 Nederlandse vissersschepen mee aan het programma Fishing for Litter. Zij nemen het afval dat ze opvissen mee naar de haven. Van dit afval is door de vissers in 2017 ca. 300 ton opgehaald. Afvalvoorzieningen in visserijhavens zijn steeds beter georganiseerd. In veel Nederlandse visserijhavens kunnen operationeel, huishoudelijk en afval uit Fishing for Litter en pluis gescheiden worden ingeleverd.
Deze successen zijn reden om de met de visserijsector ingezette lijn onverminderd door te zetten. De ambitie is om in 2020 geen nieuw afval vanuit de Nederlandse visserij op de Nederlandse stranden aan te treffen.
Kunt u aangeven op welke wijze u nog meer vistuigafval tegengaat en hoe dit vordert?
In het voorstel voor een nieuwe EU Richtlijn voor havenontvangstvoorzieningen (Port Reception Facilities) gaat de visserij sterker onder de verplichtingen van de Richtlijn vallen. Dit betekent dat vissersschepen (deels afhankelijk van de grootte van het schip) onder de meldingsverplichtingen, inspecties en indirecte financiering komen te vallen. Met dit laatste worden ook de kosten van afgifte van vistuig gedekt uit een verplichte toeslag op de haventarieven, waardoor de financiële drempel voor afgifte wordt verlaagd. De visserijsector zal betrokken worden bij de implementatie van de richtlijn.
Onderdeel van de Green Deal Visserij voor een Schone Zee is het zoeken naar mogelijkheden om de hoeveelheid pluis te verminderen door alternatieve materialen voor pluis te ontwikkelen en door het bevorderen van bewustzijn.
Verder is Nederland deelnemer geworden van een internationaal initiatief om spooknetten tegen te gaan (Global Ghost Gear Initiative) en steunt Nederland evenals de Europese Commissie het gear-marking project van FAO. Ook draagt Nederland actief bij aan het UNEP Global Partnerschap voor Marine Litter, waarin ook FAO en IMO partner zijn.
In OSPAR-verband is Nederland actief met de uitvoering van het Regionale Actieplan Marien Zwerfvuil waarin de OSPAR-landen hun maatregelen om zwerfvuil op zee tegen te gaan, afstemmen. In deze initiatieven en samenwerkingsverbanden is nadrukkelijk aandacht voor het voorkomen dat afgedankte netten in zee belanden en voor het hergebruiken van netten.
Bent u bereid tot het nemen van extra maatregelen om vistuigafval in de Noordzee tegen te gaan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In bovenstaande antwoorden is weergegeven welke activiteiten wij al in gang gezet hebben en welke initiatieven wij steunen. Ik onderken de noodzaak van een voortvarende aanpak om plastic zwerfvuil in het mariene milieu terug te dringen. Nederland hoort daarin tot de koplopers, deze rol zal Nederland onverkort voort zetten.
Het bericht ‘Onderzoekers: plasticsoep in Stille Oceaan komt vooral van visserij en scheepvaart’ |
|
Jessica van Eijs (D66), Tjeerd de Groot (D66), Matthijs Sienot (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Ben u bekend met het artikel «Onderzoekers: plasticsoep in Stille Oceaan komt vooral van visserij en scheepvaart»?1
Ja.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat het opruimen van de plasticsoep een illusie is en dat het effectiever is om de productie aan te pakken? Zo ja, welke maatregelen neemt u om de productie aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt van beleid is dat plastic afval niet in de zee thuis hoort. Het verwijderen van afval draagt daar aan bij. Het beleid richt zich primair op het voorkomen dat plastic afval in de zee terecht komt over de hele keten van ontwerp, productie, gebruik, hergebruik en afvalverwerking, kortom door in te zetten op een circulaire economie. Wij komen hierover nader te spreken naar aanleiding van de Kabinetsreactie op de Transitieagenda kunststoffen.
Dat neemt niet weg, dat om schade aan het mariene ecosysteem te voorkomen het plastic zwerfvuil wordt opgeruimd, het liefst op het land of in de rivieren, zo nodig in zee en in de oceaan. Fishing for litter draagt hier aan bij (zie antwoord op vraag 6), maar ook een initiatief als The Ocean Cleanup richt zich op dit doel.
Herkent u zich in de conclusie van de onderzoekers dat de plastic soep in de Stille Oceaan vooral afkomstig is van de visserij en de scheepvaart? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor de Great Pacific Garbage Patch, het gebied in de Stille Oceaan tussen Hawaii en Californië, waarop de bevindingen uit het artikel in Nature Scientific Reports betrekking hebben en waarop het artikel in de Volkskrant gebaseerd is, lijkt dit het geval te zijn. De conclusies uit het artikel kunnen echter niet rechtstreeks naar de Noordzee vertaald worden.
Heeft u zicht op het aandeel van de Nederlandse visserij- en scheepvaartsector op de plasticsoep? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Uit de resultaten van zwerfvuilmetingen op Noordzeestranden in het Intermediate Assessment 2017 van OSPAR blijkt dat in de zuidelijke Noordzee in 2014/2015 de categorie verpakkingsmateriaal het grootste aandeel heeft (bijna 40%) in het aantal gevonden items en afval van netten en touwen ruim een kwart. In de Noordelijke Noordzee hebben netten en touwen het grootste aandeel (30%).
Op de vier Nederlandse niet-toeristenstranden waarop met de OSPAR-methode wordt gemonitord, hebben netten en touwen als categorie het grootste aandeel (ca. 38%) in het aantal gevonden items. In de periode 2010–2015 is een significante afname met 11% van het aantal gevonden afvalitems vastgesteld, ook voor netten en touwen. Er is geen specifieke informatie over het aandeel hierin van Nederlandse schepen.
Hoe ziet u de rol van Nederland in de aanpak van de plasticsoep? Hoe ziet u specifiek de rol van de (Nederlandse) visserij en scheepvaart in de aanpak van de plasticsoep?
Nederland is nationaal en internationaal actief bij het terugdringen van plastic in oceanen en de Noordzee. Daarbij is gezien het zwerfvuil dat van zeebronnen afkomstig is zeker een rol weggelegd voor de visserijsector en de scheepvaartsector. Over de rol van visserij en scheepvaart verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 6–9.
Wat zijn de huidige afspraken met de Nederlandse visserij- en scheepvaartsector betreffende hun aandeel in en de aanpak van de plasticsoep? Acht u het gezien de cijfers uit dit onderzoek nodig nieuwe (extra) afspraken te maken? Zo ja, waar denkt u dan aan? Zo nee, waarom niet?
Nationaal heeft de rijksoverheid met bedrijfsleven en andere overheden green deals gesloten op het gebied van afval uit de visserij en de scheepvaart en een green deal over schone stranden.
In de Green Deal Visserij voor een Schone Zee werken visserijsector, rijksoverheid, havens en afvalverwerkers samen om te voorkomen dat operationeel afval (o.a. netten) en huishoudelijk afval in zee belanden. De Green Deal boekt goede vooruitgang: in 2017 is 143 ton netten verzameld om te worden gerecycled, een recordhoeveelheid. Bovendien doen 113 Nederlandse vissersschepen mee aan het programma Fishing for Litter. Zij nemen het afval dat ze opvissen mee naar de haven. Van dit afval is door de vissers in 2017 ca. 300 ton opgehaald. Afvalvoorzieningen in visserijhavens zijn steeds beter georganiseerd. In veel Nederlandse visserijhavens kunnen operationeel afval, huishoudelijk afval en afval uit Fishing for Litter en pluis gescheiden worden ingeleverd.
Deze successen zijn reden om de met de visserijsector ingezette lijn onverminderd door te zetten. De ambitie is om in 2020 geen nieuw afval vanuit de Nederlandse visserij op de Nederlandse stranden aan te treffen.
In de Green Deal Scheepsafvalketen zijn concrete afspraken opgenomen om de maritieme afvalkringloop te sluiten door afvalpreventie, risico-gebaseerd toezicht, gescheiden inzameling van plastic scheepsafval en harmonisering van (internationale) procedures. In de havens van Amsterdam en Rotterdam kan bijvoorbeeld schoon plastic scheepsafval onbeperkt kosteloos worden afgegeven. De afgifte van scheepsafval in de Nederlandse havens is tussen 2006 en 2016 meer dan verdubbeld van 105.000 ton tot 233.000 ton.
Welke afspraken zijn er momenteel op Europees niveau met de visserij- en scheepvaartsector gemaakt om hun bijdrage aan de plasticsoep te verminderen? Kunt u de effectiviteit van deze maatregelen inzichtelijk maken?
Op Europees niveau is de Richtlijn Havenontvangstvoorzieningen van kracht. Doel van deze Richtlijn is om de beschikbaarheid en het gebruik van havenontvangstvoorzieningen in Europese havens te verbeteren. In de Richtlijn zijn verplichtingen opgenomen voor de zeevaart (bijvoorbeeld afgifteplicht en afvalmeldingsplicht) en voor de zeehavens (bijvoorbeeld Havenafvalplan en indirecte financieringssysteem). Deze Richtlijn wordt momenteel herzien (zie antwoord op vraag 8).
Er zijn op dit moment geen (andere) afspraken op Europees niveau met de visserij- en scheepvaartsector.
Wel zijn de financieringssystemen voor havenontvangstvoorzieningen gelijk getrokken met die van de Vlaamse havens en worden er afspraken gemaakt over kwaliteitscriteria voor havenontvangstvoorzieningen.
Verder werkt Nederland in OSPAR-verband samen met andere landen in de implementatie van het Regional Action Plan Marine Litter aan het terugdringen van afval vanuit de visserij en scheepvaart. Hierbij betrekt Nederland de visserij- en scheepvaartsector.
In hoeverre acht u het nodig om hier in Europees verband scherpere afspraken over te maken? Bent u bereid om zich hier namens Nederland extra voor in te spannen?
In het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe EU Richtlijn voor havenontvangstvoorzieningen (Port Reception Facilities) wordt sterk ingezet op het tegengaan van marien zwerfvuil vanuit zeevaart en visserij. Zo wordt voor vuilnis van schepen een specifiek indirect financieringssysteem voorgesteld (het zogenaamde «100% No Special Fee» systeem). Dit systeem geeft schepen het recht om, na de betaling van de verplichte indirecte afvalheffing aan de havenbeheerder, al hun vuilnis aan boord «gratis» af te geven. Dit systeem gaat ook voor vistuig gelden, waardoor de financiële drempel voor afgifte wordt verlaagd. De visserij gaat ook sterker onder de andere verplichtingen (meldingsverplichtingen en inspectie) van de Richtlijn vallen. Nederland heeft zich actief ingezet voor een herziening van de Richtlijn en kan zich in grote lijnen vinden in het voorstel van de Commissie. De visserijsector zal betrokken worden bij de implementatie van de richtlijn.
Welke afspraken zijn er momenteel op mondiaal niveau met de visserij- en scheepvaartsector om hun bijdrage aan de plasticsoep te verminderen? Wat is de rol van Nederland hierin?
Ik zet ook internationaal stevig in op een aanpak van plastic soep. Daarvoor werk ik nauw samen met een EU-coalitie (Zweden, VK, Frankrijk) van gelijkgezinde landen (koplopers).
Verder is Nederland deelnemer geworden van een internationaal initiatief om spooknetten tegen te gaan (Global Ghost Gear Initiative) en steunt Nederland evenals de Europese Commissie het gear-marking project van FAO. Ook draagt Nederland actief bij aan het UNEP Global Partnerschap voor Marine Litter, waarin ook FAO en IMO partner zijn.
In OSPAR-verband is Nederland actief in het Regionale Actieplan Marien Zwerfvuil waarin de OSPAR-landen hun maatregelen om zwerfvuil op zee tegen te gaan afstemmen. In deze initiatieven en samenwerkingsverbanden is nadrukkelijk aandacht voor het voorkomen dat afgedankte netten in zee belanden en hergebruik van netten.
Overigens zijn de visserij- en de scheepvaartsector al gebonden aan de verplichtingen uit Annex V van het MARPOL-verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), dat lozing van huishoudelijk en operationeel afval van schepen op zee, op een enkele uitzondering na, verbiedt.
Het dumpen van vervuild slib uit het buitenland in een Nederlandse recreatieplas |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «De recreatieplas wordt een afvoerputje» en «Vervuilde grond uit buitenland massaal gedumpt in Nedelandse plassen»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en onverantwoord is om slib uit het buitenland te storten met een andere samenstelling dan de grond in het stroomgebied waar de zandwinput zich bevindt die voor de stort wordt gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn in Nederland veel diepe plassen. Deze zijn ontstaan door het winnen van bijvoorbeeld zand en grind. Deze grondstoffen worden onder meer gebruikt voor de woningbouw en de aanleg van infrastructuur. De plassen zijn doorgaans diep, tot wel 40 meter. Het verondiepen van een plas wordt vaak gedaan om de ecologische en recreatieve waarde van een plas te verbeteren.
Voor hergebruik van grond en baggerspecie geldt een wettelijk kader, namelijk het Besluit bodemkwaliteit. De eisen in het Besluit bodemkwaliteit maken hergebruik van grond en baggerspecie onder bepaalde condities mogelijk en beschermen tegelijkertijd de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer grond en baggerspecie voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit zijn de effecten op het oppervlaktewater en het grondwater aanvaardbaar. Grond en baggerspecie uit het buitenland moet aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als grond en baggerspecie uit Nederland.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en onverantwoord is om slib in zandwinputten te storten met een overvloed aan nutriënten, waardoor excessieve algengroei ontstaat? Zo nee, waarom niet?
Bij hergebruik van grond of baggerspecie in een diepe plas moet worden voldaan aan de algemene regels van het Besluit bodemkwaliteit. Tevens moet de initiatiefnemer voldoen aan de zorgplicht op grond van artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit. Dit betekent dat bij het hergebruik van grond of baggerspecie in een diepe plas de kwaliteit van het oppervlaktewater niet nadelig mag worden beïnvloed. De «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen» biedt hiervoor een aanvullend milieuhygiënisch toetsingskader. Dit kader heeft ook betrekking op de samenstelling van de grond en baggerspecie en daarmee op de aanwezige nutriënten.
Voor de herinrichting van een diepe plas moet een initiatiefnemer op grond van het Besluit bodemkwaliteit een melding verrichten aan Rijkswaterstaat (rijkswateren) of het waterschap. Aan de hand van de melding wordt getoetst of bij hergebruik van grond of baggerspecie de milieuhygiënische gevolgen voor de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater voldoende inzichtelijk zijn en aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Hiermee wordt geborgd dat niet te veel nutriënten in het oppervlaktewater terechtkomen.
Deelt u de mening dat alle slib, ongeacht de afkomst, bij toepassing in Nederland ook in Nederland gekeurd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Voor de invoer van herbruikbare grond of baggerspecie moet de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), op grond van de Europese verordening overbrenging afvalstoffen (EVOA), toestemming verlenen. Met een milieuhygiënische verklaring moet een schipper of chauffeur, bij grensoverschrijdend transport, kunnen aantonen dat herbruikbare grond of baggerspecie wordt vervoerd. Grond of baggerspecie die vervolgens in een diepe plas wordt toegepast, moet aan Rijkswaterstaat of het waterschap worden gemeld. Aangetoond moet worden dat deze voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. De kwaliteit van de grond en baggerspecie moet worden onderzocht door een erkend en gecertificeerd bedrijf. Het onderzoek moet volgens de Nederlandse wetgeving zijn uitgevoerd. Dit onderzoek kan in Nederland of in het buitenland plaatsvinden.
Kunt u aangeven op welke manier geborgd wordt dat geen verontreinigd slib wordt toegepast?
In een diepe plas kan alleen grond en baggerspecie worden hergebruikt die voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Sterk verontreinigde grond of baggerspecie voldoet niet aan het Besluit bodemkwaliteit en mag daarmee niet in een diepe plas worden gestort.
De initiatiefnemer van een herinrichting van een diepe plas is verplicht om de wettelijke regels na te leven. Een initiatiefnemer moet, zoals aangegeven in antwoord 4, een voorgenomen toepassing van een partij grond of baggerspecie melden aan Rijkswaterstaat of het waterschap. Hierbij moet zijn aangetoond dat de grond of baggerspecie voldoet aan de wettelijke eisen. Rijkswaterstaat of het waterschap houdt hierop toezicht.
De ILT houdt toezicht op de erkende bedrijven die de kwaliteit van de grond en baggerspecie onderzoeken en op het grensoverschrijdend transport van grond en baggerspecie.
Kunt u toelichten wat de rol van rijkswaterstaat is in deze? Is rijkswaterstaat volgens u voldoende in staat om toezicht en handhaving uit te voeren? Waarom wel, waarom niet?
Rijkswaterstaat is op grond van het Besluit bodemkwaliteit verantwoordelijk voor het toezicht op het hergebruik van grond en baggerspecie in diepe plassen (rijkswateren). Een initiatiefnemer moet een voorgenomen verondieping van een diepe plas melden aan Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat toetst de melding aan de algemene eisen en de zorgplicht van het Besluit bodemkwaliteit. Deze melding wordt door Rijkswaterstaat ook getoetst aan de Circulaire en de «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen». Aan de hand van deze kaders stelt Rijkswaterstaat vast of de milieuhygiënische gevolgen voor de bodem, het oppervlaktewater en het grondwater aanvaardbaar zijn en de herinrichting voldoet aan de wettelijke eisen. De partijen grond en baggerspecie die vervolgens worden hergebruikt, moeten ook worden gemeld. Voor die partijen moet met onderzoek zijn aangetoond dat deze voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Rijkswaterstaat controleert deze meldingen op volledigheid. Een toe te passen partij wordt door Rijkswaterstaat steekproefsgewijs fysiek gecontroleerd. Daarnaast kan Rijkswaterstaat besluiten, in geval daar aanleiding toe is, om de kwaliteit van een toe te passen partij door middel van bemonstering en analyse te verifiëren.
Deelt u de mening dat de opbergcapaciteit in diepe plassen beter bewaard kan worden voor de toekomstige binnenlandse behoefte aan de berging van slib uit onze eigen rivieren? Zo nee, waarom niet?
De vraag naar grond en baggerspecie is groter dan het aanbod uit onze nationale watersystemen. Dit heeft te maken met het aantal initiatieven voor de herinrichting van diepe plassen en het uitgangspunt uit de «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen» dat tien jaar na de start van een verondieping het doel van de herinrichting moet zijn bereikt.
Op welke wijze worden toezicht en handhaving verbeterd in de Omgevingswet? Bent u bereid vooruitlopend daarop alvast maatregelen te treffen om het toezicht op de handel en verwerking van slib te verbeteren?
In de «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen» is een aanvullend milieuhygiënisch toetsingskader opgenomen. Dit kader geeft een nadere duiding van de zorgplicht van artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit. Ik heb het voornemen om dit toetsingskader in de Omgevingswet op te nemen door middel van algemene regels. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwste inzichten.
Ik vind het belangrijk dat goed toezicht wordt gehouden op de herinrichting van een diepe plas. Handhaving gebeurt zoals aangegeven door de waterbeheerders Rijkswaterstaat en de waterschappen. De ILT houdt toezicht op het grensoverschrijdend afvaltransport en op de erkende bedrijven in Nederland die de onderzoeken uitvoeren. Dit systeem van toezicht wil ik onder de Omgevingswet voortzetten.
Het rapport ‘OPERA Safety Case’ |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het eindrapport van de Centrale Organisatie Voor radioactief Afval (COVRA) «OPERA Safety Case», dat op 29 januari 2018 is gepresenteerd?1
Ja. Zoals u eerder bent geïnformeerd (Kamerstuk 25 422, nr. 217), verwacht ik u in de loop van dit jaar een integrale beleidsreactie te sturen op de eindrapporten van het OnderzoeksProgramma Eindberging radioactief Afval (OPERA) en het advies van de kwartiermaker van de klankbordgroep.
Deelt u de mening dat de absolute grenzen van de eigenschappen van de overwogen eindberging van radioactief afval in klei niet zijn bepaald en dat daardoor de veiligheid van deze eindberging niet is aangetoond? Zo nee, waarom niet?
Het was niet het doel van het onderzoekprogramma OPERA om absolute grenzen van eigenschappen van eindberging in Boomse klei te bepalen. OPERA heeft onderzocht hoe eindberging van radioactief afval mogelijk is in Boomse klei en dat vastgelegd in een initiële Safety Case. Deze initiële Safety Case is een eerste aanzet voor een veiligheidsstudie voor een mogelijk ontwerp van een eindberging voor radioactief afval in Boomse klei. Er zal nog veel onderzoek moeten plaatsvinden om te komen tot een complete veiligheidsstudie voor een concrete eindberging die door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) beoordeeld kan worden op volledigheid en juistheid. Aangezien de keuze voor het type eindberging is voorzien rond 2100, is hier tijd voor. Deze tijd zal ook worden benut voor verder onderzoek naar eindberging van radioactief afval in de andere mogelijke geologische lagen.
Deelt u de mening dat het toch verklaren dat deze berging veilig is, past bij het vaak door de COVRA genoemde doel van het onderzoek om aan te tonen dat deze eindberging veilig is en niet bij wat het doel zou moeten zijn, namelijk het nagaan of en hoe een veilige eindberging mogelijk is?
Ik deel deze mening niet. De doelstelling voor de OPERA Safety Case was om na te gaan of veilige, lange termijn opberging («eindberging») van radioactief afval in Nederland mogelijk is. Daarnaast is de technische haalbaarheid van het eindbergingsconcept in Boomse klei onderzocht.
Wilt u de grenzen van de eigenschappen van de berging alsnog laten bepalen uit metingen in een nader onderzoek, begeleid door onafhankelijke deskundigen op dat gebied (dus niet noodzakelijk op nucleair gebied), zodat daarmee kan worden gezocht naar een zeker veilige berging? Zo nee, waarom niet?
Zover zijn we nu nog niet. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is de OPERA Safety Case een initiële Safety Case in een reeks van Safety Cases die gaan volgen tot het moment van vergunningaanvraag. Naarmate het proces van besluitvorming vordert, zullen de Safety Cases gedetailleerder worden. Uiteindelijk zal de ANVS beoordelen of een eindberging op een dan gekozen locatie veilig is.
Deelt u de mening dat het voor de geloofwaardigheid van het vervolgonderzoek nodig is dat dit wordt gecoördineerd door een organisatie die geen baat heeft bij de voortzetting van het gebruik van kernreactoren? Zo nee, waarom niet?
Radioactief afval ontstaat op meer plaatsten dan enkel bij kernreactoren. COVRA is de aangewezen organisatie om dit afval in ontvangst te nemen en te beheren en neemt geen besluiten over de nut en noodzaak van kernreactoren. COVRA zal, als vergunninghouder met de taak om het radioactief afval veilig te beheren, onderzoek moeten doen om deze taak goed uit te kunnen voeren.
De onderzoeken binnen OPERA zijn uitgevoerd door onafhankelijke (inter-)nationale wetenschappelijke instituten. Zodoende was er een scheiding tussen de coördinatie van het onderzoek door COVRA en het daadwerkelijke onderzoek. De onderliggende onderzoeken aan het eindrapport zijn allemaal openbaar gemaakt.
Op dit moment verkeert het onderzoek zich nog in de fase van het verkennen van de haalbaarheid van verschillende opties voor eindberging van radioactief afval. Dit sluit aan bij het beleid zoals beschreven in het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (Kamerstuk 25 422, nr. 149) waarin besluitvorming over eindberging rond 2100 is voorzien. Bij vervolgonderzoeken in het kader van dit nationale programma, zal steeds gekeken worden hoe deze onderzoeken het beste georganiseerd kunnen worden. Dit zal afhankelijk zijn van de fase waarin de beleidsontwikkeling zich bevindt en van het doel van de onderzoeken. Het is geen beleidskeuze dat de coördinatie van deze onderzoeken altijd bij COVRA ligt.
Wilt u zich inzetten voor wijziging van het beleid waarmee wordt bepaald dat deze taak nu bij de COVRA ligt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de producenten van kernafval verantwoordelijk zijn voor de financiering van het op een correcte wijze verwerken van dat afval? Zo nee, waarom niet?
Eén van de uitgangspunten van het beleid voor het beheer van radioactief afval is dat «de vervuiler betaalt». COVRA wordt geacht op bedrijfsmatige manier en kostendekkend te opereren. In het algemeen worden grote investeringen voor de realisatie van nieuwe gebouwen voor opslag direct door de grote aanbieders van radioactief afval – zoals EPZ (Borssele) en URENCO – gefinancierd. Daarnaast betalen de aanbieders van radioactief afval een (contractueel) tarief aan COVRA voor verwerking, opslag en eindberging van het afval. In het Besluit Basisveiligheidsnormen Stralingsbescherming is vastgelegd dat COVRA de kosten die het in rekening brengt voor beheer (inclusief onderzoek) op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze vaststelt.
Een deel van de kosten die zijn verbonden aan het opruimen van het historisch afval in Petten, betreffen de tarieven die ECN/NRG aan COVRA moet betalen. COVRA hanteert hierbij hetzelfde principe als voor andere aanbieders van radioactief afval. Aangezien dit historisch afval niet zonder meer binnen de reguliere afvalstromen naar COVRA past, worden door COVRA en ECN/NRG specifieke afspraken gemaakt over de acceptatiecriteria en kosten. Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Nucleaire veiligheid van 20 december 2017, wordt u in het voorjaar nader geinformeerd over dit vraagstuk.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, zijn er bepaalde risico’s waaraan COVRA is blootgesteld (Kamerstuk 25 422, nr. 142). COVRA neemt het eigendom van het afval immers over van de producenten van het afval. Toekomstige ontwikkelingen op het gebied van aangroei van de middelen die COVRA beheert en kostenramingen voor voornamelijk eindberging zijn onzeker en vormen een financieel risico. Dit financiële risico is inherent aan het lange termijn karakter van de activiteiten. Aan de andere kant is er zekerheid over de verantwoordelijkheid nadat het afval is overgedragen, die ligt namelijk bij COVRA, waarbij de betaling voor de verwerking en het beheer bij de overdracht van het radioactief afval wordt voldaan door de leveranciers. Er blijven op deze wijze geen (eeuwigdurende) vorderingen bestaan op ondernemingen, waarvan het voortbestaan op de lange termijn onzeker is.
Over de ontmanteling van de Kerncentrale Dodewaard is onlangs aan uw kamer medegedeeld dat vertegenwoordigers van de betrokken partijen – GKN, NEA, de 4 elektriciteitsproductiebedrijven en de Staat – op dit moment gesprekken voeren om te onderzoeken of een mogelijkheid bestaat voor een minnelijke regeling (Kamerstuk 29 697, nr. 41).
Deelt u de mening dat hier nog steeds sprake van is, nu alle verantwoordelijkheid (en risico's en onverwachte meerkosten) voor rekening komt van de COVRA (een 100% staatsbedrijf), er onlangs bekend is gemaakt dat de overheid 117 miljoen extra uittrekt voor het opruimen van historisch kernafval en de producenten van kernafval van alle toekomstige risico's zijn gevrijwaard? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u er zeker van dat de belastingbetaler niet zal opdraaien voor de rekening van het kernafval van kerncentrale Dodewaard, kerncentrale Borssele en URENCO? Zo ja, op basis waarvan kunt u hiervan zeker zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘crimineel hoeft niet te betalen voor opruimen eigen drugsafval’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Crimineel hoeft niet te betalen voor opruimen eigen drugsafval»?1
Ja.
Aangezien drugsafval en aangetroffen gevaarlijke stoffen een groeiend probleem zijn dat de samenleving veel geld kost, wat gaat u doen om de politie en het Openbaar Ministerie meer handvatten te geven om de kosten te verhalen op de criminelen?
Ik ben van oordeel dat de schade als gevolg van het achterlaten van grondstoffen voor drugs en drugsafval ten laste dient te komen van de dader (zie ook het antwoord op eerdere Kamervragen2). Als politie en Openbaar Ministerie erin slagen om degene te vinden die voor het achterlaten van grondstoffen voor drugs en drugsafval verantwoordelijk is, wordt tevens onderzocht of de kosten voor het opruimen hiervan op diegene kunnen worden verhaald. Indien het Openbaar Ministerie een verdachte strafrechtelijk vervolgt kan de benadeelde partij zich voegen in het strafgeding om zo de kosten van het opruimen, die hier direct door zijn veroorzaakt, vergoed te krijgen.
Op grond van de bestaande mogelijkheden in het straf- en civielrecht en de aanpalende maatregelen zoals aangekondigd in de meerjarenagenda slachtofferbeleid 2018–2021, die onlangs door de Minister voor Rechtsbescherming aan uw Kamer is verzonden,3 worden het Openbaar Ministerie en de politie voldoende mogelijkheden geboden om de kosten te kunnen verhalen op de dader.
In de meerjarenagenda slachtofferbeleid worden maatregelen aangekondigd om de mogelijkheden om de kosten te kunnen verhalen in het strafproces te vergroten. Een van de maatregelen richt zich op het verbeteren van de praktijk van de behandeling van de vordering door de rechtspraak. De Raad voor de Rechtspraak heeft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij benoemd als speerpunt voor de ontwikkeling van professionele standaarden in 2018. Daarbij wordt gewerkt aan deskundigheidsbevordering van de strafrechter voor zowel het vaker afdoen van vorderingen als het verbeteren van de motivering van de beslissing op de vordering.
Deelt u de mening van de korpschef dat het jammer is dat het in casu niet gelukt is de kosten voor het opruimen op de criminelen te verhalen? Welke mogelijkheden rest de politie nu? Gaat de politie de schade nu proberen te verhalen langs de civielrechtelijke weg?
Het is niet aan mij om een waardeoordeel te verbinden aan een rechterlijke uitspraak.
De politie onderzoekt de slagingskansen van een civiele procedure. Tegen twee uitspraken van de strafrechter heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. De politie zal zich hoogstwaarschijnlijk in het kader van het hoger beroep in die twee zaken opnieuw voegen als benadeelde partij.
Ziet u mogelijkheid om door middel van (straf)wetgeving de kosten van het opruimen van grondstoffen voor drugs en drugsafval voor rekening te laten komen van de drugscriminelen?
Zie antwoord vraag 2.
Zou het nog op te richten ondermijningsfonds zoals overeengekomen in het regeerakkoord uitkomst kunnen bieden in zaken als onderhavige?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 16 februari jl. verwacht ik uw Kamer rond de zomer van 2018 nader te kunnen informeren over de wijze van besteding van het Ondermijningsfonds en de structurele reeks. De regionale en landelijke samenwerkende overheidspartners, verenigd in het Landelijk Strategisch Overleg Aanpak Ondermijning, zijn gevraagd om gezamenlijk met een integraal advies voor de besteding te komen.