De berichten dat AEB (Amsterdams afvalverwerkingsbedrijf) door de gemeente Amsterdam opnieuw in de verkoop is gezet |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten dat AEB (Amsterdams afvalverwerkingsbedrijf) door de gemeente Amsterdam opnieuw in de verkoop is gezet?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met de financiële reserveringen voor maatwerkafspraken met afvalcentrales om onder andere CO2 te reduceren?
Ja, ik ben bekend met deze reservering in het kader van de voorjaarsklimaatbesluitvorming.
Klopt het dat uw ministerie (op termijn) de capaciteit van afvalenergiecentrales wil beperken? Kunt u iets vertellen over de voortgang hiervan?
Zoals opgenomen in Nationaal Programma Circulaire Economie is de inzet om afvalverbranding terug te dringen en daarmee op termijn ook de totale landelijke afvalverbrandingscapaciteit te beperken. In mijn brief van 18 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het beëindigen van de gesprekken met de sector die naar aanleiding van de motie Mulder werden gevoerd. Hierin werd tevens aangekondigd wat de nieuwe inzet is op afvalverbranding in het kader van de klimaatbesluitvorming. Zo wordt onder meer de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties aangescherpt en worden de mogelijkheden bezien om circulaire initiatieven te belonen onder de heffing. Inzet van het gehele pakket is ook om meer handelingsperspectief te bieden voor bedrijven richting een klimaatneutrale en circulaire economie. Aan de hand van de verwachtingen over de toekomstig benodigde verbrandingscapaciteit wordt een routekaart naar 2050 opgesteld. De sector zal betrokken worden bij de uitwerking van deze routekaart. Vervolgens kunnen, in lijn met de routekaart, in het kader van het maatwerktraject met grote CO2-uitstoters afspraken worden gemaakt met afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) waar onder andere ook afbouw van capaciteit onderdeel van zou kunnen zijn. Voor de maatwerkafspraken met AVI’s zijn, zoals u in uw vorige vraag opmerkt, middelen gereserveerd binnen het Klimaatfonds. Over de exacte invulling van het klimaatpakket en de besteding van deze middelen wordt nog separaat met uw Kamer gecommuniceerd.
Bent u bekend met de berichten in het Parool over AEB en over de verkoop van AEB door gemeente Amsterdam?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Stel dat de verwerkingscapaciteit van AEB uit de markt wordt gehaald en de centrale stopt, hoeveel draagt dit bij aan uw doelstelling tot het verminderen van capaciteit?
Bij AEB wordt op jaarbasis ongeveer 1.325 kiloton aan afval verwerkt in de afvalverbrandingsinstallaties van het bedrijf. Dat komt neer op ongeveer 18% van de totale landelijke hoeveelheid afval die bij afvalverbrandingsinstallaties wordt verwerkt.
Hoeveel verwerkingscapaciteit gaat uit de markt als AEB zal sluiten, zodat er geen of minder afval geïmporteerd zal worden?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, wordt er in de afvalverbrandingsinstallaties van AEB jaarlijks ongeveer 1.325 kiloton afval verwerkt. De vergunde capaciteit bij AEB is 1.350 kiloton (bron: Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2021). Dit is ongeveer 16% van de totale vergunde afvalverbrandingscapaciteit in Nederland. Bij AEB mag daarnaast ook 160 kiloton zuiveringsslib worden verbrand.
Kunt u aangeven wat de mogelijkheden zijn om AEB als publiek bedrijf – dat te koop staat – door de rijksoverheid, bijvoorbeeld met de gereserveerde middelen uit het klimaatfonds, te benutten om direct capaciteit uit de markt te halen, bijvoorbeeld door het te kopen met als doel te sluiten?
In de huidige aanpak is niet voorzien dat een bedrijf wordt gekocht met als doel het te sluiten. Dit is niet waar de genoemde middelen voor zijn gereserveerd. Het kopen van een bedrijf met als doel het te sluiten, valt buiten de scope van de gereserveerde middelen uit het klimaatfonds.
Als het antwoord op de vorige vraag negatief is, kunt u uitvoerig uitleggen waarom u deze capaciteit van een publieke organisatie, niet uit de markt kan halen?
Het Klimaatfonds is een belangrijk instrument om financiering mogelijk te maken voor maatregelen die bijdragen aan verduurzaming van de verschillende sectoren, zodat het doel van ten minste 55% CO2-reductie in 2030 wordt behaald. Het fonds kan aangewend worden om bedrijven te ondersteunen bij het opbouwen van een duurzame werkwijze, zoals het ontplooien van meer circulaire activiteiten. Het kopen van een bedrijf met als doel het te sluiten valt echter buiten de scope. De reservering voor maatwerksubsidies voor de afvalverbrandingsinstallaties zijn in beginsel geoormerkt voor de verduurzaming van deze installaties, maar zullen pas in beeld komen als bestaand instrumentarium, zoals de SDE++, VEKI, DEI en NIKI, niet toereikend is.
Stel dat u deze capaciteit niet uit de markt denkt te kunnen halen, kunt u aangeven wat het principiële verschil is met andere manieren om capaciteit uit de markt te halen?
Wanneer capaciteit niet versneld met overheidsgeld uit de markt wordt gehaald, is een andere optie bijvoorbeeld om dit via een meer natuurlijk verloop te realiseren. Deze route zou het geleidelijk afschalen van verbrandingscapaciteit kunnen behelzen naar gelang de behoefte daaraan afneemt, waarbij het afvalverwerkende bedrijf geleidelijk opschaalt naar meer hoogwaardige verwerkingstechnieken. De rijksoverheid zou hier een stimulerende rol in kunnen spelen door ondersteuning te bieden in de ontwikkeling van de benodigde infrastructuur en door het bestaande subsidie-instrumentarium hierop aan te passen. Het principiële verschil tussen deze route en de route van versneld uit de markt halen van verbrandingscapaciteit is de mate van overheidsingrijpen.
Stel dat u deze capaciteit niet uit de markt denkt te kunnen halen, kunt u een overzicht geven van alle argumenten die tegen het sluiten van AEB pleiten? Kunt u aangeven welke van deze argumenten niet gelden voor andere manieren om capaciteit uit de markt te halen?
Een argument tegen acute volledige sluiting van een grote afvalverbrandingsinstallatie zoals AEB is dat er op korte termijn niet voldoende alternatieven zijn voor de verwerking van al het afval dat nu door AEB wordt verwerkt. De afvalverbrandingscapaciteit bij AEB wordt voor langere periodes volgepland met zowel binnenlands als buitenlands afval. Al dit afval moet dan elders «tussendoor» verwerkt worden. Dit kan dan voor stagnatie binnen de afvalbeheerketen zorgen. Een ander argument zou kunnen liggen in het feit dat AEB momenteel energie in de vorm van elektriciteit en warmte levert aan woningen en bedrijven. Als deze energiebron plots wegvalt, bestaat de mogelijkheid dat er tijdelijk moet worden teruggevallen op een «grijzere» bron. Vooralsnog kiest het demissionaire kabinet voor het op een geleidelijke manier afschalen van de afvalverbrandingscapaciteit, zodat dergelijke effecten uitblijven en op een gecontroleerde manier kan worden toegewerkt naar meer hoogwaardige afvalverwerking.
PFAS |
|
Sandra Beckerman , Bouchallikh , Eva van Esch (PvdD), Kiki Hagen (D66), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kuipers , Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kunt u een overzicht geven van alle bedrijven die een vergunning hebben om PFAS te lozen en/of uit te stoten (inclusief de hoeveelheid die zij mogen lozen/uitstoten)?
Nee, hiervan is geen gecentraliseerd overzicht. Op dit moment zou het creëren van een nationaal overzicht van PFAS-emissies, waarbij verschillende systemen met elkaar worden verbonden, buitensporige inspanningen vergen en weinig toegevoegde waarde bieden. Het bevoegd gezag zou in dat geval aanzienlijke middelen moeten inzetten om deze lijst te maken en te onderhouden, wat ten koste zou gaan van de inspanningen om emissies effectief te reguleren en te verminderen. Een uitgebreidere toelichting staat in de Kamerbrief die de Kamer op 7 maart heeft ontvangen1. Als invulling van de motie Haverkort2 wordt een overzicht gemaakt van de belangrijkste PFAS-emissies. Hierin worden zowel de directe als indirecte lozingen meegenomen. De Kamer zal over de uitvoering van de motie voorafgaand aan het wetgevingsoverleg water worden geïnformeerd.
Kunt u een overzicht geven van alle bedrijven die in het verleden een vergunning hebben gehad om PFAS te lozen en/of uit te stoten (inclusief de hoeveelheid die zij mochten lozen/uitstoten)?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke instanties zijn verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen om PFAS te lozen en/of uit te stoten? Onder welke voorwaarden worden vergunningen verleend?
Het verlenen van vergunningen om PFAS te lozen en/of uit te stoten valt onder de verantwoordelijkheid van verschillende overheidsinstanties, afhankelijk van de locatie en bevoegdheid rondom de activiteit. Op nationaal niveau is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk voor het ontwikkelen van het milieubeleid en het vaststellen van algemene regels en normen. De uitvoering van de vergunningverlening en het toezicht is gedelegeerd. Voor milieuvergunningen en watervergunningen voor indirecte lozingen zijn de provincies en gemeenten bevoegd gezag. Provincies zijn bevoegd gezag voor grotere milieubelastende activiteiten, zoals industriële installaties en afvalverwerkers, terwijl gemeenten bevoegd zijn voor minder complexe activiteiten, zoals horeca en kleinere bedrijven. Omgevingsdiensten zijn de uitvoeringsorganisaties namens de provincies en gemeenten.
Voor watervergunningen is de verantwoordelijkheid verdeeld tussen de waterschappen en Rijkswaterstaat. Waterschappen zijn bevoegd voor activiteiten die betrekking hebben op regionale wateren.
Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor de Rijkswateren (behalve voor indirecte lozingen waarvoor een gemeente of provincie bevoegd gezag is).
Milieu- en watervergunningen worden verleend onder strikte specifieke voorwaarden om ervoor te zorgen dat de activiteiten in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving, en om de bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen. Hoewel de voorwaarden kunnen variëren afhankelijk van de aard en omvang van de activiteit, zal de initiatiefnemer in alle gevallen de Best Beschikbare Technieken (BBT) moeten toepassen om emissies te beperken. Met BBT wordt bedoeld de meest doeltreffende methoden en werkwijzen die technisch en economisch haalbaar zijn om emissies te beperken. Hierbij zal afhankelijk van de schadelijkheid van een stof door het bevoegd gezag in meer of mindere mate inspanning worden gevraagd van de initiatiefnemer. Een initiatiefnemer is verplicht om elke maatregel uit te voeren die gezien kan worden als economisch redelijk. Vervolgens wordt met de immissietoets gecontroleerd of de emissie (na toepassing van BBT) in voldoende mate is beperkt en niet leidt tot overschrijding van de milieukwaliteitsnormen voor de ecologische toestand en drinkwaterkwaliteit. Indien een overschrijding wordt berekend met de immissietoets, zal de emissie verder moeten worden beperkt alvorens deze kan worden toegestaan (BBT+ maatregelen). Een schematische weergave van de te nemen stappen bij vergunningverlening is opgenomen in figuur 1 en een uitgebreidere toelichting staat op de website van infomil3 en de helpdesk water4.
Figuur 1: schematische weergave beoordeling wateremissie.
Kunt u aangeven welke drinkwaterbronnen op dit moment gevaar lopen door de aanwezigheid van PFAS? Kunt u een overzicht geven van de PFAS-concentraties per drinkwaterbron?
Ja, de recente RIVM studie5 heeft de humane blootstelling aan PFAS via verschillende routes in beeld gebracht. Het is duidelijk dat de concentraties PFAS-verbindingen die aangetroffen worden in winningen waar oppervlaktewater gebruikt wordt, hoger is dan de concentraties die aangetroffen worden in grondwaterwinningen, maar ook in de grondwaterwinningen worden PFAS verbindingen aangetroffen.
Bijlage C van het RIVM rapport toont de gemiddelde concentraties in drinkwater gemaakt van oppervlakte- en grondwaterbronnen, op basis van de analyses die zijn uitgevoerd door de drinkwaterbedrijven.6
De bedrijven die oppervlaktewater gebruiken voor de drinkwaterproductie, plaatsen op hun websites ook actuele informatie over de PFAS verbindingen die zij aantreffen in hun innamepunten.
Waterbedrijf Groningen
WML
PWN
Waternet
Dunea
Evides
Oasen
Kunt u aangeven wat de gezondheidskundige effecten zijn van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
Mensen kunnen PFAS op verschillende manieren binnenkrijgen. Bijvoorbeeld via voedsel (eten en drinkwater), huisstof, lucht en via contact met materialen waarin ze zijn verwerkt. Voedsel levert de belangrijkste bijdrage aan de aanwezigheid van PFAS in het lichaam. Het RIVM heeft berekend dat mensen in Nederland uit voedsel en drinkwater samen reeds meer PFAS binnenkrijgen dan de gezondheidskundige grenswaarde. Als je er gedurende meerdere jaren te veel van binnenkrijgt, kunnen de stoffen de werking van het immuunsysteem beschadigen waardoor (kinder)vaccinaties minder effectief kunnen worden. Je wordt dan niet gelijk ziek. Maar als het immuunsysteem minder goed werkt, kun je wel sneller of vaker ziek worden. Zie ook de beantwoording van vraag 23 in deze vragenset en vraag 11 van de schriftelijke vragen van het Lid Boutkan (2023Z11914).
Kunt u aangeven wat tot op heden de economische schade is van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
De omvang van de aanwezigheid en daarmee de economische schade van de aanwezigheid van PFAS in onze leefomgeving is niet in beeld. In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft CE Delft in februari 2023 het Handboek Milieuprijzen 2023 opgeleverd. Milieuprijzen dienen als een maatstaf voor het verlies aan welvaart dat optreedt wanneer één extra kilogram van een vervuilende stof in het milieu wordt gebracht. In het Handboek Milieuprijzen 2023 zijn echter geen milieuprijzen opgenomen voor PFAS. De aanpak die gevolgd wordt voor het bepalen van de prijs van emissies is niet zonder meer geschikt voor persistente stoffen, omdat deze geen rekening houdt met de tijdsdynamiek van effecten en kosten. Behalve het beter in kaart brengen van de aanwezigheid van PFAS, moeten de effecten van die aanwezigheid op de menselijke gezondheid en ecosysteemdiensten gewaardeerd worden. Het PFAS programma RIVM (zie ook het antwoord op vraag 10) geeft deels invulling aan deze kennisbasis.
Voor een aantal projecten van Rijkswaterstaat is wel bekend dat extra kosten gemaakt zijn voor onderzoek, opslag en afvoer van PFAS-houdende grond. Hierover is uw Kamer middels de MIRT-brieven van 9 juni 2021 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 62) en 26 november 2020 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 45) geïnformeerd. Daarbij is in het MIRT-overzicht opgenomen dat de realisatieprojecten A24 Blankenburgverbinding, de Nieuwe Sluis Terneuzen en de A16 Rotterdam met meerkosten zijn geconfronteerd vanwege PFAS.
Kunt u aangeven wat tot op heden de milieu en natuurschade is van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven waar in Nederland grondverzet en/of baggerwerkzaamheden niet zijn toegestaan als gevolg van PFAS-vervuiling? Hoeveel bouwprojecten hebben hierdoor vertraging opgelopen en/of zijn afgeblazen?
Grondverzet en baggerwerkzaamheden zijn in beginsel toegestaan als aan de wettelijke eisen wordt voldaan die zijn neergelegd in het Besluit bodemkwaliteit. Er is geen sprake van dat activiteiten als gevolg van PFAS-vervuiling niet zijn toegestaan. Beide activiteiten zijn niet vergunningplichtig, wel moet een melding gedaan worden bij het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit. Het handelingskader PFAS geeft door middel van landelijke toepassingswaarden invulling aan de zorgplicht in de bodem- en waterregelgeving. Het gaat niet om wettelijke normen maar om advieswaarden. Diverse decentrale overheden hebben daarnaast specifiek beleid met lokale toepassingswaarden geformuleerd. Onder deze waarden kan verantwoord grond- en baggerspecie hergebruikt worden, daarboven moeten partijen worden gereinigd of gestort. In concrete projecten waar materiaal (deels) niet hergebruikt kan worden, betekent dit dat gezocht moet worden naar ander materiaal. Zowel bij reinigen als bij storten zal dat betekenen dat grondverzet, baggerwerkzaamheden en bouwprojecten duurder uitvallen.
Inmiddels zijn de belangrijkste verontreinigingslocaties wel in beeld, onder meer door onderzoek van decentrale overheden in 2022 en 2023, dat met specifieke uitkeringen van de Rijksoverheid is gefinancierd.7 Cijfers van het Meldpunt bodemkwaliteit geven geen indicatie dat nuttig hergebruik van grond- en baggerstromen stagneert. Het afgelopen jaar zijn er ook geen nieuwe signalen van stagnerende bouwprojecten ontvangen, waar eerder nog wel vertragingen in bouwprojecten gemeld zijn, zoals bij de aanleg van de Nieuwe Sluis in Terneuzen, zie ook het antwoord op vragen 6 en 7. In december 2021 gaf de sector zelf aan dat na de actualisatie van het handelingskader PFAS circa 90% van de knelpunten in het grondverzet opgelost is (Kamerstukken 35 334, nr. 172).
Waar in Nederland bevinden zich stortplaatsen die in het verleden zijn gebruikt voor het storten van PFAS-houdend afval? Kunt u garanderen dat hier geen risico’s zijn voor het milieu en de omgeving? Zo ja, op basis waarvan?
In 2010 is Europees een eerste concentratiegrenswaarde voor PFOS in afval geïntroduceerd8. Sindsdien zijn ook voor PFOA en PFHxS9 Europees concentratiegrenswaarden voor afval geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat er sindsdien meer zicht is op de aanwezigheid van die PFAS-soorten in afval. Het is echter moeilijk om met zekerheid te weten in welke stortplaatsen in de periode vóór de introductie van die concentratiegrenswaarden afval met PFAS gestort is. Ondanks de onmogelijkheid om op basis van de beschikbare informatie een waterdicht overzicht te geven, is wel een inschatting te maken van mogelijke stortplaatsen waar afval met PFAS gestort is. Deze inschatting is gemaakt door Rijkswaterstaat op basis van 1) digitale meldgegevens van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA); 2) de nabijheid van de stortplaatsen tot Chemours en 3) stortplaatsen waar grondreinigingsresidu van gereinigde PFAS-houdende grond is gestort.
Afvalzorg Zeeasterweg
Lelystad
Open
Mineralz Maasvlakte
Rotterdam
Open
Afvalzorg Nauerna
Zaanstad
Open
Renewi Smink
Amersfoort
Open
Attero Wilp
Voorst
Open
Attero Spinder
Tilburg
Open
Attero Landgraaf
Landgraaf
Open
Derde Merwedehaven
Dordrecht
Gesloten (medio 2013)
Voor wat betreft de risico’s voor milieu en omgeving: de in Nederland aanwezige stortplaatsen worden conform de Europese Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen10 geëxploiteerd. Deze Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in o.a. het Stortbesluit bodembescherming11 en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa)12. Bevoegde gezagen leggen, conform de Richtlijn, voorschriften op aan stortplaatsen. Deze voorschriften zien onder meer toe op het: 1) opvangen en afvoeren van percolaat13; 2) bemonstering van het oppervlaktewater in de nabijheid van de stortplaats; 3) toetsing van noodzakelijke voorzieningen; 4) jaarlijkse rapportage over (het functioneren van) de voorzieningen; 5) noodzakelijkheid urgentieplan als drempelwaardes overschreden worden en 6) toetsing van de bodemgesteldheid. Deze voorschriften zijn belangrijke maatregelen om eventuele risico’s te beheersen en te beperken, en worden door het bevoegde gezag van de stortplaats gehandhaafd.
Bovendien zijn stortplaatsen verplicht bij te dragen aan zogenaamde nazorgfondsen in het kader van de eeuwigdurende nazorg op stortplaatsen. Met deze nazorgfondsen wordt voor stortplaatsen tot in de eeuwigheid geborgd dat middelen beschikbaar zijn voor de nazorg van stortplaatsen wanneer deze gesloten worden. Deze stortplaatsen worden bij de sluiting afgedekt volgens de geldende technische richtlijnen en worden blijvend gemonitord. Met een dergelijke afdichting zouden geen stoffen uit de stortplaats moeten kunnen treden. Hoewel nooit met zekerheid te stellen is dat iets volledig risicoloos is, worden met de vigerende wet- en regelgeving en de monitoring daarop de (opkomende) risico’s voor mens en milieu zo beperkt mogelijk gehouden.
Kunt u een overzicht geven van alle onderzoeken die op dit moment lopen naar de effecten van PFAS op gezondheid en milieu en hoe wijdverspreid het PFAS probleem is in Nederland? Kunt u per onderzoek aangeven wanneer de resultaten van dit onderzoek worden verwacht en op welke manier deze bijdragen aan het bepalen van het beleid rondom PFAS?
Op deze onderwerpen is er sprake van een snel toenemende aandacht bij diverse overheden. Het is daarom onmogelijk om een totaaloverzicht te geven van alle lopende onderzoeken.
Het Ministerie van IenW heeft samen met de Ministeries van VWS en LNV het RIVM opdracht gegeven te onderzoeken wat er gedaan kan worden om de blootstelling van de Nederlandse bevolking aan PFAS omlaag te brengen (PFAS Programma RIVM14). Daarvoor willen we ook weten hoeveel PFAS er in het milieu zit én hoeveel PFAS mensen binnenkrijgen. Het onderzoek richt zich op heel Nederland, maar onderzoekt ook of het mogelijk is om regionale verschillen mee te nemen. Het onderzoek onderzoekt ook hoe de risico’s van blootstelling aan mengsels van PFAS het beste geduid kunnen worden. Het onderzoek duurt tot 2025. Met deze kennis wordt beoogd het beleid en maatregelen rondom PFAS te onderbouwen.
Is er zicht op de effecten van PFAS op de werkzaamheid van vaccinaties onder Nederlanders en specifiek voor mensen rondom de Westerschelde en Chemours? Zo ja, wat zijn deze effecten dan?
Het Europese Voedselveiligheidsagentschap EFSA beschouwde in 2020 de verminderde reactie van het immuunsysteem op vaccinatie als het meest kritieke effect op de menselijke gezondheid. Geen van de onderliggende onderzoeken zijn uitgevoerd in Nederland, maar de bevindingen zijn zeker relevant voor Nederland. Als iemand gedurende meerdere jaren te veel PFAS binnenkrijgt, kunnen de stoffen de werking van het immuunsysteem beschadigen, waardoor (kinder)vaccinaties minder effectief kunnen worden. Het RIVM heeft momenteel geen zicht op mogelijk verminderde werkzaamheid van vaccinaties onder Nederlanders.
Is er voldoende kennis en capaciteit aanwezig bij de omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat om adequaat toezicht te kunnen houden op de uitstoot/lozing van PFAS?
De kennis en capaciteit voor complexe vergunningen is continue een aandachtspunt. De kennis en capaciteit om adequaat toezicht te kunnen houden op o.a. PFAS is voor verbetering vatbaar. Het is in de huidige krappe arbeidsmarkt lastig om ervaren mensen te werven. Dit heeft onze volle aandacht.
Op welke manier wordt er toezicht gehouden bij stortplaatsen die in het verleden zijn gebruikt voor de stort van PFAS-houdend afval?
Zie het antwoord op vraag 9.
Waarom is er geen aanvullend onderzoek gedaan naar aanleiding van de eerdere aflevering van Zembla waaruit naar voren kwam dat er hoge concentraties GenX zijn gemeten bij Brienenoord en Maassluis?
Er is wel aanvullend onderzoek gedaan. Rijkswaterstaat heeft de monitoringsresultaten van het rivierenonderzoek nader onderzocht, onder meer met behulp van stromingsmodellen. In de Kamerbrief van 28 oktober 202215 is aangegeven dat op basis hiervan de verhoogde GenX concentraties niet aan een bepaalde partij toegewezen kunnen worden.
In aanvulling hierop heeft Rijkswaterstaat de resultaten van bemonsteringen in nabijheid van Chemours (uit de periode dat er sprake was van tijdelijk hoge concentraties) opnieuw bekeken. Uit geen van deze metingen is naar voren gekomen dat er sprake is geweest van een overschrijding van de gestelde eis voor GenX door Chemours. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is geweest van een lozing door Chemours dan wel door andere bedrijven. Chemours heeft aangegeven dat in de periode 9 september t/m 26 november 2021 alle productie-eenheden van Chemours uit bedrijf waren vanwege onderhoud.
Bent u het ermee eens dat iedere melding van een grootschalige PFAS-lozing of uitstoot onderzocht moet worden en dat de dader bestraft dient te worden? Klopt het dat de vorm van PFAS goed te herleiden is naar de bron/producent van de betreffende PFAS?
Elk bedrijf heeft zich te houden aan de voorwaarden in haar vergunning. PFAS hebben echter vele toepassingen en de stoffen kunnen dus ook op verschillende plekken gebruikt worden. Het is in veel gevallen lastig om op basis van het type PFAS deze te herleiden naar een specifieke bron of gebruiker van de stof.
Bent u bereid om het oordeel over de motie-Hagen over de mogelijkheid voor bevoegde gezagen om een minimalisatieplicht op te leggen voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen (Kamerstuk 22 343, nr. 355) te herzien?
Nee, om de minimalisatieplicht op te leggen moet een stof voldoen aan de criteria van artikel 57 van de REACH-verordening. Van potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen (pZZS) is niet aangetoond dat ze aan deze criteria voldoen. Er is onvoldoende wetenschappelijke grond om voor deze stoffen een minimalisatieplicht op te leggen.
Stoffen worden door het RIVM op de pZZS lijst geplaatst omdat ze in het kader van de REACH-verordening nader onderzocht worden. Op basis van dat nader onderzoek kan soms blijken dat zo’n stof inderdaad ZZS-eigenschappen heeft, maar vaker is dat juist niet het geval. Op de pZZS lijst staan ruim 300 stoffen. Bij de jaarlijkse update gaan er doorgaans ca. 60 stoffen van de pZZS lijst af, waarvan er ca. 20 ZZS worden.
De pZZS-lijst is, o.a. vanwege dit dynamische karakter en vanwege onvoldoende wetenschappelijk onderbouwing voor ZZS-eigenschappen van de stoffen op deze lijst, niet wettelijk verankerd en is slechts bedoeld als hulpmiddel om het bevoegd gezag te informeren over stoffen die mogelijk in de toekomst als Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) worden geïdentificeerd. Het is aan het bevoegd gezag om waar nodig passende maatregelen treffen, door bijvoorbeeld van een bedrijf dat deze stoffen wil emitteren nader onderzoek of nadere gegevens op te vragen. Bedrijven zelf kunnen de lijst gebruiken om terughoudend te zijn met het vervangen van een ZZS door een pZZS.
Overigens kunnen bevoegde gezagen op basis van de specifieke artikelen 8.30 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en artikel 2.13, lid 5, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) voor sommige stoffen strengere emissie-eisen op maat in te voeren.
Welke schade bent u van plan te verhalen op 3M? Zal dit zowel gaan om de door vissers geleden schade, gezondheidsschade en de schade die is aangebracht aan de natuur?
Aangezien het proces rondom de aansprakelijkheidsstelling van 3M nog loopt kan daar in het belang van de positie van de Staat nu weinig over gemeld worden. Op 17 mei jl. heeft de landsadvocaat namens de Staat 3M aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. In de brief is ook aangegeven dat we graag met het bedrijf in gesprek gaan. Het eerste gesprek tussen de Minister van IenW en 3M heeft plaats gevonden op 24 augustus. Het Rijk staat ervoor open dat deze gesprekken gevoerd worden mede namens derde partijen zoals bijvoorbeeld vissers. Een aantal partijen heeft al aangeven hier gebruik van te willen maken zoals de Provincie Zeeland.
Hoe staat het met de uitvoering van de adviezen van de commissie-Van Aartsen? Op welke manier zal dit bijdragen aan de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving op het gebied van PFAS?
Naar aanleiding van de commissie-Van Aartsen is de Staatssecretaris van IenW met de partners het interbestuurlijk programma «Versterking VTH-stelsel» (IBP VTH) begonnen. Hierover is de Kamer geïnformeerd16 op 4 juli jl. Deze versterking ziet met name toe op de versterking van de omgevingsdiensten. Onlangs is ook de Unie van Waterschappen tot de stuurgroep van het IBP VTH toegetreden.
Kunt u een overzicht verschaffen van alle vergunningen voor het mogen lozen van PFAS die ooit zijn verstrekt aan Dupont/Chemours (inclusief de hoeveelheid die zij mochten lozen/uitstoten)?
Ja, echter niet binnen de termijn van het beantwoorden van deze Kamervragen.
Momenteel wordt door Rijkswaterstaat en de Provincie Zuid-Holland dossieronderzoek uitgevoerd. Als onderdeel hiervan worden alle beschikbare dossierstukken met betrekking tot de vergunningen van Chemours en vanaf 1959 tot op heden doorgelopen. In deze dossierstukken wordt bekeken welke stoffen die daarin opgenomen als PFAS-verbinding kunnen worden aangemerkt. Het vraagt enige tijd om dit op een zorgvuldige manier uit te voeren. Het antwoord op deze vraag zal worden toegevoegd aan de brief die voorafgaand aan het wetgevingsoverleg water naar uw Kamer zal worden gestuurd.
Wat is de specifieke vergunning van Dupont/Chemours op dit moment voor de lozing van PFAS?
Chemours beschikt over twee vergunningen voor afvalwaterlozingen waarin PFAS aanwezig is. Voor de directe lozing heeft het bedrijf een vergunning van Rijkswaterstaat en voor de indirecte lozing een vergunning van de DCMR-milieudienst Rijnmond namens de Provincie Zuid-Holland.
Bij besluit van 11 oktober 2022 is de nieuwe revisievergunning van Chemours door de DCMR-milieudienst Rijnmond gepubliceerd. Daarin zijn de eerder genomen besluiten geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd. De vergunde emissie van de GenX-stoffen naar het water is in stappen teruggebracht van 6.400 kg in 2013 naar 2 kg/jaar in 2021. De vergunde luchtemissie van de GenX-stoffen bedroeg in 2013 nog 660 kg/jaar en mag na inwerkingtreding van de revisievergunning 4 kg/jaar zijn en uiterlijk in 2025 uitkomen op maximaal 3,45 kg/jaar. Ook voor de vergunde emissies van de «andere PFAS» geldt dat deze in stappen verlaagd moeten worden tot gemiddeld 99% reductie in 2025.
Rijkswaterstaat heeft op 11 oktober 2022 een geheel nieuwe vergunning afgegeven voor de directe lozing van PFAS. In de vergunning zijn lozingseisen opgenomen van maximaal 5 kg/jaar voor de GenX-stoffen en 2 kg/jaar voor PFOA.
Hoeveel boetes, sancties en dwangsommen zijn er tot op heden opgelegd aan bedrijven die (te veel) PFAS uitstoten of lozen? Hoeveel boetes, sancties en dwangsommen zijn er specifiek opgelegd aan Dupont/Chemours?
Een overzicht van alle bestuursrechtelijke handhavingstrajecten is niet beschikbaar. Zoals nader toegelicht in vraag 1 van deze set is er geen gecentraliseerd overzicht van alle vergunningen t.a.v. de emissie van PFAS. Specifiek met betrekking tot Chemours vormt het maken van dit overzicht onderdeel van het dossieronderzoek zoals genoemd in de beantwoording van vraag 19.
Wat is uw reactie op de recente aflevering van Zembla over de PFAS-doofpot? Welke actie gaat u naar aanleiding van de bevindingen in deze aflevering ondernemen?
PFAS staan terecht meer in de belangstelling. Dit is mede omdat we steeds meer te weten komen over de schadelijkheid ervan. Daarom is de inzet om de verspreiding van PFAS bij de bron aan te pakken en uiteindelijk te streven naar een verbod op producten met PFAS. Mochten er inderdaad gevallen zijn waarbij bedrijven informatie achterhouden over de vervuiling van water, bodem en grondwater en daarmee de gezondheid van mensen in gevaar heeft gebracht, dan is dat ten zeerste af te keuren. Het is echter aan het OM om dat te beoordelen. Zie verder het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van het lid Bouchallikh (2023Z11780).
Er worden tal van acties ondernomen op het gebied van PFAS. Belangrijke onderdelen hierin zijn het RIVM-vervolgonderzoek, de acties van de bevoegde gezagen om de emissies via vergunningverlening verder te beperken en het traject om te komen tot een Europees PFAS verbod. Hoewel deze trajecten al liepen voorafgaand aan de Zembla-uitzending is dit een bevestiging dat deze acties nuttig en nodig zijn.
Sinds wanneer was bij u bekend dat PFAS schadelijk zou zijn voor het milieu en de menselijke gezondheid? Vanaf wanneer was bij u bekend dat PFAS kanker kan veroorzaken?
Rond de eeuwwisseling werd steeds meer duidelijk dat er zorgen waren over PFAS, waaronder PFOA, waarbij de zorgen zich in eerste instantie concentreerden op PFOS. Er zijn sinds eind vorige eeuw diverse onderzoeken gedaan naar de effecten van PFAS op het milieu en de gezondheid. In beantwoording van vragen van de vaste Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat in 2017 (Kamerstukken 29 517, nr. 124) is uitgebreid aangegeven hoe de Kamer is geïnformeerd over dit onderwerp (zie bijvoorbeeld antwoorden op vragen 2 en 8 in die beantwoording).
In opdracht van het Ministerie van SZW (RIVM Briefrapport 2016–0131) is in 2016 een historisch overzicht van openbare informatie over onder andere PFOA opgesteld, toegespitst op de blootstelling van werknemers. Dit schetst een met PFOS vergelijkbaar beeld voor PFOA, namelijk dat dat rond de eeuwwisseling door de Nederlandse overheid de eerste stappen zijn gezet ter bescherming van werknemers.
De zorg over diverse PFAS, zoals PFOS en PFOA, is vooral gelegen in het feit dat ze niet of nauwelijks afbreken in het milieu, zich zeer snel door het milieu verspreiden en/of ophopen in het menselijk lichaam, in dieren en planten en daarbij ook een effect op de gezondheid veroorzaken. In wetenschappelijke bewoordingen: veel PFAS zijn (zeer) persistent, mobiel en/of bioaccumulerend en toxisch.
De kennis over de effecten van PFAS neemt in de afgelopen jaren snel toe. In de publicatie van het Europese Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) van 2020 (zie Kamerstuk 28 089, nr. 179) worden de meest recente wetenschappelijke inzichten gegeven over de schadelijkheid voor menselijke gezondheid, op basis van onderzoek aan een combinatie van vier soorten PFAS. Daarin wordt aangegeven dat voor PFOS en PFOA niet kan worden bewezen dat ze kankerverwekkend zijn en dat voor andere PFAS nog onvoldoende informatie is om daar uitspraken over te doen. Wel is inmiddels een aantal PFAS aangemerkt als «verdacht kankerverwekkend» onder de CLP-verordening (Europese verordening voor de indeling van stoffen, etikettering en verpakking). Zie voor een uitgebreidere toelichting hierop het antwoord op vraag 11 van de vragenset van het lid Boutkan. Overigens zijn andere schadelijke eigenschappen van bepaalde PFAS, zoals giftig voor de voortplanting (reprotoxisch) en schadelijkheid voor het immuunsysteem, wel bewezen. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alle effecten even gemakkelijk in de reguliere testen worden aangetoond.
De mate waarin PFAS schadelijk zijn voor mens en milieu varieert dus en nog niet over alle PFAS is wat dat betreft evenveel bekend. Enkele tientallen PFAS zijn in Nederland inmiddels al aangemerkt als Zeer Zorgwekkende Stof, omdat is vastgesteld dat ze voldoen aan één of meer van de criteria voor schadelijke stoffen zoals aangegeven in artikel 57 van de REACH verordening.
Vanaf wanneer is bij u bekend dat het grondwater onder en rondom de Chemoursfabriek in Dordrecht vervuild is met PFAS? Op welke manier wordt hier nu toezicht op gehouden en nemen de PFAS-concentraties toe of af?
Er is in 1999 een beschikking afgegeven door de provincie Zuid-Holland (destijds bevoegd gezag Wet bodembescherming) waarmee de provincie besloot dat sprake was van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvoor de sanering urgent is. Daarnaast stemde zij in die beschikking in met het (raam)saneringsplan. Destijds was de provincie bevoegd gezag en inmiddels is dit overgedragen aan de gemeente Dordrecht. De beschikking ziet toe op de beheersing van een grondwaterverontreiniging door met name vluchtige koolwaterstoffen (VOCL) en freonen (koelvloeistoffen). De aanwezigheid van PFAS en specifiek PFOA kwam vanaf 2005 in beeld, toen het bedrijf dit meldde aan het bevoegd gezag. Rond 2016 hebben de gemeenten Dordrecht en Sliedrecht samen met de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid de PFAS-problematiek bij het Ministerie van IenW aangekaart.
Als onderdeel van de actieve saneringsmaatregel wordt het grondwaterbeheerssysteem gecontroleerd door permanente monitoring van de grondwaterstroming en analyses van de grondwaterkwaliteit. Chemours stuurt ieder jaar de onderzoeksresultaten aan de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, die de namens de gemeente Dordrecht de taken voor de Wet bodembescherming (Wbb) uitvoert. De monitoring richt zich sinds 2005 ook op PFAS. Tijdens het beheersingsproces wordt grondwater onttrokken en worden de daarin aanwezige VOCL, freonen en PFAS aan de randen van de verontreiniging afgevangen. Door deze onttrekking nemen de concentraties van die stoffen en daarmee de verontreiniging af, de afname is beperkt.
Wat is uw eerste reactie op de meest recente onthulling van Zembla dat plassen en sloten in de wijde omtrek van Chemours tot wel 13.000 keer de PFAS-norm bevatten?1
Zie het antwoord op vraag 22.
Klopt het dat de concentraties die nu gemeten worden rondom Chemours vele malen hoger liggen dan de concentraties in de Westerschelde?
Ja, er zijn hotspots in de regio rondom Chemours waar de concentraties hoger liggen dan in de Westerschelde.
Wat betekenen deze hoge PFAS-concentraties voor de veiligheid om in water rondom Chemours te kunnen zwemmen en voor alle agrarische activiteiten in en rondom de Alblasserwaard?
Het RIVM heeft onderzocht of de gemeten concentraties PFAS in het water van 13 zwemlocaties in de omgeving van chemiefabriek Chemours een risico vormen. Voor 12 locaties kan het RIVM zeggen dat de berekende hoeveelheid PFAS niet schadelijk is voor de gezondheid van zwemmers. Alleen het water van recreatieplas Merwelanden moet nader worden onderzocht. Voor deze locatie is nu door de provincie Zuid-Holland een negatief zwemadvies afgegeven.
Van PFAS is bekend dat ze kunnen worden opgenomen in (landbouw)gewassen en zo in voedsel terecht kunnen komen. Dit proces is complex en van veel lokale factoren afhankelijk, daarom is een algemene uitspraak voor de regio Alblasserwaard niet mogelijk. De Europese Commissie heeft Maximale Limieten vastgesteld voor PFAS waaraan vlees en eieren dienen te voldoen.
Daarnaast heeft de Europese Commissie een aanbeveling tot monitoring gedaan van PFAS in een grote verscheidenheid van voedselproducten. Daarbij zijn indicatieve niveaus vastgesteld voor fruit, groenten, zetmeelhoudende wortels en knollen, melk en babyvoeding. Wanneer deze niveaus worden overschreden, dan moeten de oorzaken van de verontreiniging verder worden onderzocht.
Daarnaast werkt het RIVM binnen haar PFAS programma aan de afleiding van risicogrenzen voor landbouwbodems. Met deze instrumenten kan per situatie worden beoordeeld of verhoogde PFAS concentraties een risico vormen voor de landbouw.
Is de PFAS-vervuiling in de omgeving van Chemours waar Zembla over spreekt onderdeel van het gebied dat wat betreft PFAS-vervuiling goed in kaart is gebracht, zoals aangegeven tijdens het vragenuur van 20 juni jl.?
Er hebben veel onderzoeken plaatsgevonden in de regio Dordrecht, waardoor een actueel beeld is ontstaan van de aanwezige verontreiniging. Dat neemt niet weg dat er ook steeds nieuwe informatie beschikbaar komt, zowel over de aanwezigheid van stoffen als over de schadelijkheid er van, wat aanleiding kan geven om eerdere adviezen over bijvoorbeeld gebruik van water en bodem te herzien.
Hoe beoordeelt u het feit dat decennialang informatie is achtergehouden over de schadelijkheid van PFOA? Is het op dit moment strafbaar om dergelijke informatie achter te houden? Was dit in die tijd al strafbaar?
Zie het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van het Lid Boutkan (2023Z11914).
Wat gaat u doen tegen bedrijven die willens en wetens het milieu vervuilen en mensen ziek maken, en informatie daarover achterhouden?
Indien hier sprake van is, is het aan het OM om te bepalen welke sanctie opgelegd moet worden.
Hoeveel mensen hebben schade opgelopen aan hun gezondheid op basis van de achtergehouden informatie over schadelijkheid van PFOA?
Het is onbekend hoeveel schade mensen of de natuur opgelopen hebben ten gevolge van blootstelling aan PFOA.
Hoe groot is de schade aan de natuur door het achterhouden van de informatie over de schadelijkheid van PFOA?
Zie antwoord vraag 31.
Klopt het dat Chemours tot de dag van vandaag GenX produceert en dat deze door de EU is aangemerkt als een zeer zorgwekkende stof vanwege het feit dat het kankerverwekkend zou zijn? Hoeveel GenX mag Chemours lozen en/of uitstoten volgens de geldende vergunning?
GenX (HFPO-DA) is in de EU inderdaad aangemerkt als zeer zorgwekkende stof, niet omdat het kankerverwekkend is maar op basis van de combinatie van eigenschappen Persistent, Mobiel en Toxisch. Het klopt dat er geen verbod is op de productie of het gebruik van de GenX stoffen. Wel geldt de minimalisatieplicht die de verplichting oplegt om emissies van GenX zo ver mogelijk te reduceren.
In het antwoord op vraag 20 is ingegaan op de geldende vergunning.
Wanneer verwacht u dat omwonenden rondom Chemours weer uit hun moestuin kunnen eten? Kunt u aangeven wat tot op heden de schade (moestuinen, volkstuinen etc.) is van het besluit dat omwonenden rondom Chemours geen groente en fruit meer mogen eten uit eigen tuin?
Het RIVM adviseert om geen gewassen te eten uit de moestuinen die binnen 1 kilometer ten noordoosten van Chemours liggen, omdat mensen door het eten van deze gewassen te veel PFAS binnenkrijgen. Omdat PFAS niet afbreken en zich langzaam verspreiden, zullen de concentraties in de bodem voor langere tijd bestaan. Groenten of fruit die worden gekweekt in bakken met nieuwe grond mogen wel geconsumeerd worden.
Op welke manier dragen de lopende onderzoeken bij aan het wegnemen van onzekerheid van omwonenden van de Westerschelde en Chemours? Zal hun de mogelijkheid worden geboden om hun bloed te laten testen op de aanwezigheid van PFAS? Zo nee, bent u bereid om in overleg met de GGD en het RIVM deze mogelijkheid alsnog aan te bieden?
Het RIVM is gestart met een uitgebreid onderzoek naar PFAS en hoe de blootstelling aan PFAS verminderd kan worden. Een onderdeel van dit onderzoek is humane biomonitoring, waarbij in bloed en moedermelk de concentratie aan PFAS wordt gemeten, met als doel de landelijke blootstelling aan PFAS te bepalen. Het is bij het RIVM zeker bekend dat er behoefte is aan inzicht in regionale verschillen. Op dit moment bekijkt het RIVM hoe en of dit in het onderzoek kan worden opgenomen en hoe met behulp van maatregelen blootstelling verminderd kan worden op landelijk of regionaal niveau. Over de voortgang hiervan zal de Kamer op regelmatige basis een voortgangsrapportage ontvangen.
Hoe beoordeelt u de lopende procedure tegen Chemours vanuit de gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Molenlanden?2 Bent u bereid deze gemeenten juridisch en financieel bij te staan in deze zaak? Zo nee, waarom houdt u zich afzijdig?
We zijn geïnteresseerd in de uitspraak van de rechter in de zaak die door de vier betrokken gemeenten is aangespannen. Voor de zomer hebben de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een gesprek gehad met de betrokken wethouder van Dordrecht. Hierin is de bereidheid benadrukt om ondersteuning te bieden waar dat opportuun is. Ook in de huidige situatie vindt dat al plaats. Aangezien het Rijk geen onderdeel is van deze zaak en deze nog loopt kunnen hier verder geen uitspraken over worden gedaan.
Hoe beoordeelt u dat provincie Zuid-Holland in hoger beroep gaat tegen Chemours om scherpere eisen te stellen aan de uitstoot van chemicaliën?3 Bent u bereid Zuid-Holland bij te staan om te komen tot een juridisch houdbare aanscherping van de vergunning? Zo nee, waarom houdt u zich afzijdig?
De samenwerking met de Provincie Zuid-Holland is nauw en goed. Het is belangrijk dat met dit soort zaken worden voorgelegd aan de rechter, alleen al vanwege de hieruit voortkomende jurisprudentie. Ook bij de provincie Zuid-Holland zijn we bereid om ondersteuning te bieden waar dat opportuun is. In het belang van de positie van de Provincie Zuid-Holland kunnen we hier verder geen uitspraken over doen.
Hoe kijkt u naar het onderzoek dat nu in Vlaanderen rondom 3M wordt uitgevoerd? Bent u bereid om rondom Chemours eenzelfde onderzoek te starten? Zo nee, waarom niet?
Er is goed contact met de Vlaamse overheid. We kunnen elkaar versterken en dat doen we ook op tal van gebieden. We zijn bekend met het onderzoek dat plaats vindt in Vlaanderen. Nederland kent een veel breder PFAS-vervolgonderzoek dat uitgevoerd wordt door het RIVM. Een vergelijkbaar onderzoek in de omgeving van Chemours heeft daarom in Nederland weinig toegevoegde waarde.
Deelt u de mening dat schade die willens en wetens wordt aangebracht aan het milieu en de menselijke gezondheid verhaald moet worden op de veroorzaker?
Ja.
Op welke manier is de aanwezigheid van PFAS meegenomen bij het besluit over nieuwbouwwijk Baanhoek-West? Kunt u uitsluiten dat omwonenden risico’s lopen om hoge concentraties PFAS binnen te krijgen? Welke maatregelen zijn getroffen? Is er bij dit besluit ook specifiek rekening gehouden met kinderen?
De gemeente Sliedrecht geeft aan dat bij de verlening van de bouwvergunning is gekeken naar de toen geldende Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s) voor PFAS. Deze INEV’s worden door het RIVM ter beschikking gesteld en helpen bevoegde gezagen om te bepalen of er bij PFAS-verontreinigingen maatregelen, zoals sanering, nodig zijn. Op basis daarvan was er geen noodzaak om hierover voorwaarden aan de bouwvergunning te verbinden. Na de publicatie van de nieuwe INEV’s in juli 2021 heeft er een nieuwe beoordeling plaatsgevonden. Hieruit kwam naar voren dat de gevonden PFAS-concentraties licht hoger waren dan de INEV’s, maar dat er geen sprake is van onaanvaardbare humane risico’s.
Het is in algemene zin niet uit te sluiten dat mensen te veel PFAS binnenkrijgen. Door voedsel en drinkwater krijgen mensen al meer PFAS binnen dan de geadviseerde grenswaarde (Kamerstukken 28 089 nr. 190). Daarom heeft het Ministerie van IenW samen met VWS en LNV het RIVM opdracht gegeven een onderzoeksprogramma uit te voeren, waarin perspectieven worden uitgewerkt hoe de blootstelling aan PFAS verminderd kan worden (zie voor het meest recente overzicht van dit programma Kamerstukken 35 334 nr. 258). Hoewel dit programma zich richt op de hele Nederlandse bevolking, is er ook ruimte om rekening te houden met regionale verschillen.
Voor Baanhoek-West worden geen onaanvaardbare humane risico’s verwacht. Risico’s treden vooral op bij het eten uit eigen moestuin. Indien men toch eigen geteelde groente wil eten, wordt daarom geadviseerd aparte bakken te plaatsen waarin andere grond wordt gebruikt. Op de website van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid staat informatie over de risico’s van eten uit eigen moestuin (www.ozhz.nl/pfasinmijntuin). Deze adviezen gelden voor iedereen, er zijn geen specifieke adviezen voor bijvoorbeeld kinderen. Gelet op de aangetroffen concentraties is daar ook geen reden voor.
Als PFAS niet is meegenomen bij het besluit over nieuwbouwwijk Baanhoek-West, wat gaat u dan doen om dit alsnog te regelen, zodat mensen hier veilig kunnen wonen en in hun tuin desgewenst groente kunnen verbouwen?
PFAS is door de gemeente Sliedrecht meegenomen bij de besluitvorming, zie hiervoor het antwoord op vraag 40.
Welke vergunningen zijn op dit moment afgegeven voor het verwerken en/of exporteren van PFAS-houdend afval?
De ILT is namens de Staatssecretaris van IenW het bevoegde gezag voor de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA20). De ILT hanteert een tijdelijke uitvoeringslijn voor grensoverschrijdende afvaltransporten die (mogelijk) PFAS-houdend zijn. Op dit moment zijn door de ILT 73 vergunningen afgegeven voor de uitvoer en verwerking van afval dat is aangemerkt als PFAS-houdend naar het buitenland (ongeveer 20.000 afzonderlijke vrachten), waarvan ongeveer 2/3e de bestemming België heeft. Ongeveer 30% heeft de bestemming Duitsland. Andere bestemmingen zijn locaties in Frankrijk en Denemarken. Een totaaloverzicht van het type vergunningen is te vinden via de website van de ILT21.
Op basis waarvan is eerder besloten door de ILT om de transporten van PFAS-houdend afval van Nederland naar Antwerpen (Indaver) uit voorzorg stil te leggen? Op basis waarvan heeft de Raad van State dit besluit teruggedraaid?
In oktober 2022 verleende de ILT uit voorzorg geen instemming voor deze transporten. De ILT was er na signalen en een eerste onderzoek niet van overtuigd dat het PFAS-afval voldoende juist en doelmatig werd verwerkt bij de verwerker in Antwerpen. Dat kan risico’s met zich meebrengen voor mens en milieu. Gelet op die mogelijke risico’s, besloot de ILT de transporten uit voorzorg stil te leggen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State draaide dit besluit niet terug, maar schorste de besluiten van de ILT nadat Indaver hier een verzoek voor indiende. Deze voorlopige voorziening werd getroffen voor de tijd die de ILT nodig had om een definitief besluit te nemen. Inmiddels heeft de ILT een definitief besluit genomen, waarmee het alsnog instemde met de oorspronkelijke vergunningaanvraag voor het transport naar Indaver. De vergunningen hebben een duur van maximaal een jaar. Dit wil zeggen dat na aflopen van de vergunningen weer nieuwe vergunningsaanvragen ingediend en dus beoordeeld zullen moeten worden.
Kunt u garanderen dat de verwerking van PFAS-houdend afval bij Indaver gebeurt op een veilige manier, volgens alle regel- en wetgeving en op basis van de beste beschikbare technieken?
België ziet toe op de bedrijven binnen haar grondgebied. Dit wil zeggen dat Nederlandse autoriteiten geen toezichthouder zijn op de dagelijkse praktijk bij Indaver in Antwerpen. Derhalve kunnen we enkel de Vlaamse autoriteit vragen of Indaver volgens de wet- en regelgeving en op basis van de Best Beschikbare Technieken opereert, maar dit niet zelfstandig controleren. Het contact met de Vlaamse collega’s loopt overigens goed en er is dan ook vertrouwen dat de Vlaamse overheid haar toezichtrol op een verantwoorde wijze invullen conform de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Daar waar Nederlands afval geëxporteerd wordt naar het buitenland, is de ILT onderdeel van vergunningsverlening traject. Deze rol vervult de ILT samen met de autoriteit van het land waar het afval naartoe overgebracht wordt. Op basis van deze rol kan de ILT ontvangende afvalverwerkers in het buitenland om (aanvullende) informatie vragen als het de gegeven informatie bij de vergunningsaanvraag als ontoereikend acht. Dit heeft de ILT in geval van Indaver-Antwerpen ook gedaan. De Vlaamse overheid heeft aan de ILT laten weten dat Indaver verbetermaatregelen heeft doorgevoerd en dat de lokale autoriteiten de vergunningen hebben aangescherpt. Die maatregelen zorgen voor een betere afvalverwerking en als gevolg daarvan voor minder PFAS in het milieu.
De ILT concludeert op basis van de aanvullend gegeven informatie inmiddels dat het transport van afval met PFAS naar Indaver past binnen de regels die de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen stelt, ook voor zover best beschikbare technieken daar onderdeel van uitmaken. De ILT ziet derhalve binnen haar rol als bevoegde autoriteit EVOA geen gronden om de verzochte transporten van Nederlands afval met PFAS naar Indaver-Antwerpen te weigeren.
Heeft u zicht op de huidige PFAS-vervuiling in de Westerschelde? Neemt deze PFAS-vervuiling toe of af?
Ja, PFAS-concentraties worden in de Westerschelde en het Kanaal van Gent naar Terneuzen dertien keer per jaar gemeten door Rijkswaterstaat. Er zijn rapporten beschikbaar waarin de gemeten concentraties zijn gepubliceerd22, 23. Er is een significante afname van een aantal PFAS (PFBS en PFBA) te zien bij het meetpunt op de grens met Vlaanderen en voor alle overige concentraties PFAS is in algemene zin geen significante afname geconstateerd, zoals gerapporteerd door Jonker (memo 2022) op basis van meetgegevens van 2008 t/m mei 2021.
Bestaan er op dit moment verwerkingsmethoden van PFAS-houdend afval waarbij er vervolgens geen PFAS geloosd of uitgestoten wordt?
Afvalverwerkingstechnieken waar geheel zonder emissies en lozingen afval met PFAS verwerkt kunnen worden zijn ons niet bekend. Op dit moment zijn zogenaamde draaitrommelovens de methode om op industriële schaal afval met PFAS te vernietigen. Hoewel alle draaitrommelovens in de basis dezelfde techniek zullen hanteren, kunnen deze verschillend in staat zijn om de emissies/lozingen van PFAS te minimaliseren. Zo geldt in de chemie het basisprincipe: hoe hoger de temperatuur, hoe beter een stof wordt afgebroken24. Ook is de duur van verhitting van belang. Daarnaast kunnen draaitrommelovens eigenstandig maatregelen nemen om eventuele emissies/lozingen aanvullend in te perken, bijvoorbeeld d.m.v. rookgasreiniging.
Ten aanzien van Indaver-Antwerpen heeft de ILT laten weten dat verbetermaatregelen zijn doorgevoerd en heeft diens Bevoegde Gezag de vergunningen aangescherpt. Hiermee zouden de PFAS emissies/lozingen van Indaver-Antwerpen moeten zijn afgenomen t.o.v. afgelopen jaar. Indaver-Antwerpen stelt inmiddels 99.9999% van de PFAS te vernietigen. Deze claim wordt, naar ons bekend, door het Vlaamse bevoegd gezag gevalideerd.
Het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade door PFAS-vervuiling. |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Aanklacht 3M opmaat voor actie tegen andere vervuilers»?1
Ja.
Klopt het dat voor omwonenden van Chemours bij Dordrecht hetzelfde advies geldt als voor omwonenden van de 3M-fabriek bij Antwerpen met betrekking tot het eten van groente of fruit uit de eigen moestuin in verband met het PFAS-risico?
Hoewel de adviezen niet volledig vergelijkbaar zijn, is zowel voor de omgeving Dordrecht als Antwerpen het advies om binnen een bepaalde straal niet of in beperkte mate groente uit eigen tuin te consumeren.
Indien het voorgaande klopt, gaat u dan onderzoeken hoe u Chemours aansprakelijk kunt stellen voor door PFAS veroorzaakte schade aan de leefomgeving en de gezondheid, net zoals met 3M in België?2 Zo nee, waarom niet?
De gemeenten Papendrecht, Sliedrecht, Molenlanden en Dordrecht hebben het voortouw genomen om een civielrechtelijke zaak aan te spannen tegen de bedrijven Chemours en DuPont. De betrokken gemeenten hebben de bedrijven Chemours en DuPont gezamenlijk aansprakelijk gesteld voor de financiële schade door verontreiniging met o.a. PFOA veroorzaakt door deze bedrijven. Op 23 april 2021 hebben de gemeenten naar buiten gebracht dat zij een volgende stap zetten en beide bedrijven dagvaarden en schadevergoeding eisen. Tevens heeft de Provincie Zuid-Holland Chemours al wel officieel aansprakelijk gesteld maar nog geen zaak aangespannen. Aangezien de procedure van de vier gemeenten nog loopt, worden daar verder geen uitspraken over gedaan.
Het is sterk situatieafhankelijk wanneer privaatrechtelijke aansprakelijkheids-stelling het juiste middel is en door welke partij dit dan het beste ingezet kan worden. Aansprakelijkheidsstelling is maar een van de mogelijkheden om de impact van een bedrijf op het milieu zo klein mogelijk te houden. Vanuit de betrokken overheden worden de instrumenten ingezet die in de specifieke situatie het meest effectief zijn en passen bij het doel dat moet worden bereikt.
Elk bedrijf in Nederland heeft zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving, en aan alle vergunningen. Om ervoor te zorgen dat bedrijven zich aan de regels en vergunningen houden, is er bij uitstek het publiekrecht als middel. Het betreft dan primair het bestuursrecht en dus niet een privaat-rechtelijke aansprakelijkheidsstelling. Het gaat dan om het aanscherpen van vergunningen en bij overtredingen om het opleggen van bestuursrechtelijke sancties zoals een last onder dwangsom. Dat gebeurt in de praktijk ook door de betreffende overheden die als bevoegd gezag zijn aangewezen. Ook kan gebruik worden gemaakt van wet- en regelgeving die specifiek is gericht op preventie, herstel en kostenverhaal van milieuschade, zoals de Wet bodembescherming en Titel 17.2 Wet milieubeheer.
Voor het Openbaar Ministerie bestaat de mogelijkheid om het strafrecht in te zetten bij milieuovertredingen als deze strafbaar zijn. De overheid kan naast het publiekrecht (bestuursrecht en strafrecht) soms ook gebruik maken van het privaatrecht. Gebruikmaking van het privaatrecht door de Staat is bijvoorbeeld aan de orde als het doel is om schade te verhalen die door de overheid zelf wordt geleden en die schade niet langs publiekrechtelijke weg kan worden verhaald. Bij 3M is dat aan de orde en om die reden heb ik 3M daarvoor aansprakelijk gesteld.
Samenvattend: aansprakelijk stellen via het privaatrecht kan gebruikt worden als onderdeel van de gereedschapskist die de overheid ter beschikking heeft maar is niet het enige instrument. Op individuele zaken wordt hier verder niet ingegaan. In het algemeen kan, waar dat nodig en mogelijk is, in ultimo ook gekeken worden naar aansprakelijkheidsstelling via het privaatrecht.
Gaat u onderzoeken hoe u Schiphol aansprakelijk kunt stellen voor schade ontstaan door PFAS? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is op dit moment niet aan de orde. Zie het antwoord op vraag 3.
Gaat u onderzoeken hoe groot de PFAS-schade van Sabic in Bergen op Zoom is en dit bedrijf aansprakelijk stellen voor schade ontstaan door PFAS? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is op dit moment niet aan de orde. Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid dezelfde lijn die voor de Belgische vestiging van 3M ingezet wordt ook te hanteren voor bedrijven in Nederland in het kader van uw uitspraak «dat de vervuilers moeten betalen, niet de gebruikers en beheerders»?3
Ja, zie het antwoord op vraag 3.
Het feit dat Italiaans huisvuil de woningbouw nog verder op slot zet en de Amsterdamse lucht vervuilt |
|
Wybren van Haga (BVNL), Hans Smolders (FVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Vindt u het ook niet te gek voor woorden dat er wekelijks een trein met 900 ton huishoudelijk afval vanuit Rome naar de verbrandingsovens van de AEB in Amsterdam rijdt?
Zolang bepaalde afvalstromen nog niet hoogwaardiger kunnen worden verwerkt, is verbranding met energieterugwinning een geaccepteerde verwerkingswijze. De capaciteit voor afvalverbranding is ongelijk verdeeld in Europa, dus dat er sprake is van grensoverschrijdend transport is begrijpelijk. Het Europees beleid is erop gericht om storten en verbranden terug te dringen ten gunste van recycling. Ook in Nederland zet het kabinet zich ervoor in om afval hoogwaardiger te verwerken en juist minder te verbranden. Hierover zijn bijvoorbeeld nog recent bij de voorjaarsbesluitvorming over klimaat (Kamerstuk 32 813, nr.1230) afspraken gemaakt, waaronder over het opstellen van een routekaart voor afvalverbranding in Nederland richting 2050.
Wat vindt u ervan dat de CO2-uitstoot door het Italiaans huisvuil in Nederland de bouw van onder andere huizen verder op slot zet en de Amsterdamse lucht vervuilt?
De CO2-uitstoot door specifiek het Italiaanse huisvuil in Nederland heeft geen effect op de Amsterdamse lucht en er is geen relatie met de bouw van huizen. Wel draagt afvalverbranding bij aan de emissie van stikstofverbindingen en andere luchtverontreinigende stoffen. De exploitanten van de afvalverbrandingsinstallaties in Nederland zorgen er door het afsluiten van verschillende contracten en het werken met voorraden voor dat hun installaties zo volledig mogelijk worden benut. Daarom valt niet te stellen dat de emissies door het Italiaans huisvuil omhoog zijn gegaan. Zeer waarschijnlijk zou anders afval uit andere landen aangetrokken zijn om bij AEB Amsterdam te verbranden.
De verdere aanscherping van de CO2-heffing industrie, waar afvalverbrandingsinstallaties onder vallen, zoals afgesproken bij de voorjaarsbesluitvorming over klimaat, moet leiden tot lagere emissie van CO2. Tezamen met de bredere inzet van het kabinet om in 2050 een circulaire economie te hebben, moet dit op termijn leiden tot beperking van de afvalverbrandingscapaciteit in Nederland, met als gevolg lagere uitstoot van luchtverontreinigende stoffen.
Wat vindt u van het feit dat de CO2-uitstoot, die volgens de klimaatalarmisten teruggedrongen moet worden, nu hand over hand toeneemt omdat er Italiaans huisvuil in ons land wordt verbrand?
Het terugdringen van de CO2-uitstoot is een mondiale opgave. Verbranding met energieterugwinning in Amsterdam kan, ook met de emissies van het transport, gunstiger zijn voor het klimaat dan de wijze van verwerking die anders zou hebben plaatsgevonden. Mocht het Italiaanse afval dat nu in Amsterdam wordt verbrand, anders elders worden gestort, dan heeft dat een duidelijk nadeliger effect op het klimaat vanwege het ontstaan van methaan. Echter, de aanwezigheid van het surplus aan verbrandingscapaciteit in Nederland belemmert ook de ontwikkeling van hoogwaardige recycling en afvalpreventie in het buitenland. Het Italiaans afval kan naar Nederland worden gebracht voor verbranding en daarom gebeurt het ook. Dat maakt dat het kabinet op termijn de verbrandingscapaciteit in Nederland omlaag wil brengen.
Maakt u zich geen zorgen om de gezondheid van de Amsterdammers?
Alle afvalverbrandingsinstallaties die in Nederland operationeel zijn, ook die van AEB Amsterdam, moeten voldoen aan de technische en milieueisen die voor deze installaties gesteld worden. In de installaties moeten Europees afgestemde Beste Beschikbare Technieken toegepast zijn en de uitstoot moet voldoen aan de hierbij passende normen. Het beleid rond luchtkwaliteit is erop gericht om schadelijke stoffen zo veel mogelijk uit de lucht te houden en de uitstoot die er nog is verder terug te dringen. In het Schone Lucht Akkoord hebben Rijk en meer dan honderd decentrale overheden, waaronder alle provincies, die voor de afvalverbrandingsinstallaties het bevoegde gezag zijn, afgesproken zo scherp mogelijk te vergunnen. Dat betekent onder andere dat in de vergunning uitstootnormen zouden moeten liggen aan de onderkant van de bandbreedtes die op grond van de Europees afgestemde Beste Beschikbare Technieken toegestaan zijn. Voor de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) geldt een minimalisatieplicht: emissies van ZZS moeten zo veel mogelijk worden voorkomen of – indien dat niet mogelijk is – tot een minimum worden beperkt.
Wilt u ervoor gaan zorgen dat Italië zelf zijn afval gaat verwerken of een oplossing zoekt dichtbij Italië?
Hoe Italië afval verwerkt, is in eerste instantie aan dat land zelf. Het kabinet zet nationaal en Europees in op het stimuleren van zo hoogwaardig mogelijke verwerking waardoor er uiteindelijk minder afval moet worden verbrand of gestort. Dit zal dan uiteindelijk ook effect hebben op de noodzaak van afvaltransporten binnen de EU en de verbranding van afval van elders.
Het bericht ‘RIVM: Onduidelijk of kankerverwekkende stof in natuurplassen vrijkomt na stort granuliet’ |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht «RIVM: Onduidelijk of kankerverwekkende stof in natuurplassen vrijkomt na stort granuliet»1?
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat is uw reactie op het recente onderzoek van het RIVM en Deltares, waaruit blijkt dat er nog onvoldoende bekend is over het vrijkomen van de kankerverwekkende stof acrylamide na de stort van granuliet in diepe plassen en dat hierdoor niet duidelijk is of er risico’s zijn voor planten en dieren die in de plassen leven en voor mensen die direct of indirect in contact komen met het water uit deze plassen?
Voor dit antwoord wordt u verwezen naar de bijgaande Kamerbrief2, waarin de kabinetsreactie op dit rapport is verwoord.
Waarom heeft u meerdere keren beweerd dat het granuliet dat in Over de Maas is gestort veilig is voor mens en milieu, terwijl uit het onderzoek van het RIVM en Deltares blijkt dat u helemaal niet kon weten of er wel of geen risico’s waren?
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit veilig kan. Het rapport geeft geen nieuwe inzichten om anders naar risico’s voor mens en natuur te kijken dan voor deze studie het geval was. De beschikbare informatie laat zien dat deze risico’s zeer klein zijn en dat het niet waarschijnlijk is om te veronderstellen dat er directe substantiële risico’s zijn voor mens en natuur.
Bent u bereid om, indien er nog projecten lopen waarbij granuliet wordt gestort, deze uit voorzorg te staken, nu blijkt dat risico’s voor planten, dieren en mensen niet kunnen worden uitgesloten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Er is ten aanzien van het diepe plassen beleid thans geen reden om beleidsmatig anders te handelen dan tot op heden is gedaan. Het rapport geeft geen nieuwe inzichten om anders naar risico’s voor mens en natuur te kijken dan voor deze studie het geval was.
Hoe gaat u opvolging geven aan de aanbevelingen van het RIVM en Deltares, namelijk om in het vervolg voorzorgsmaatregelen te nemen en de blootstelling aan deze stof(fen) zo laag mogelijk te houden, door gebruik van deze stoffen te verminderen en de ontwikkeling en het gebruik van alternatieven te stimuleren?
Er is reeds wetgeving van kracht die de mens en het milieu beschermt. In Europees verband is bijvoorbeeld strenge EU-regelgeving afgesproken ten aanzien van acrylamide. Het percentage mag nooit hoger zijn dan 0,1% (op gewichtsbasis) van het poly-acrylamide in een te gebruiken product. Dat geldt ook voor poly-acrylamide flocculanten die in Nederland gebruikt worden. In de meeste gevallen liggen de concentraties acrylamide in poly-acrylamide aanzienlijk lager dan 0,1%.
Ik ben voornemens om in reactie op de conclusies en aanbevelingen van RIVM en Deltares en in nauwe samenwerking en afstemming met de verschillende betrokken partijen, de volgende stappen te zetten teneinde de kennisleemtes aan te pakken:
Welke maatregelen gaat u nemen, naar aanleiding van het onderzoek van het RIVM en Deltares, om de risico’s voor planten, dieren en mensen na de stort van granuliet zoveel mogelijk te beperken?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs in naar het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid de risico’s voor planten, dieren en mensen na de stort van granuliet in Over de Maas nauwlettend te gaan monitoren, door de kwaliteit van het ecosysteem voortdurend te meten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid om nader onderzoek te laten doen naar de afbraak van polyacrylamide en naar de kankerverwekkende stof acrylamide, over een periode van minimaal vijf jaar?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Hoe dik is de leeflaag die is toegepast op het granuliet in Over de Maas? Hoe is dit vastgesteld?
De dikte van de leeflaag in Over de Maas varieert van een halve meter tot 3 meter dik. Deze dikte is de bij de verondieping privaatrechtelijk overeengekomen en de kwaliteit ervan is door de gemeente West Maas en Waal geverifieerd.
Het is aannemelijk dat in de afdeklaag van de Moleneindse Waard plaatselijk granuliet aanwezig is4. Het granuliet voldoet overigens aan de milieu hygiënische kwaliteit achtergrondwaarde – schoonste klasse voor grond – en kan daarmee op grond van het Besluit bodemkwaliteit ook als afdeklaag worden gebruikt.
Biedt deze leeflaag voldoende bescherming tegen de eventuele risico’s voor planten, dieren en mensen na de stort van granuliet?
Ja. Granuliet behoort tot de schoonste klasse van grond, maar is zonder leeflaag mogelijk minder geschikt voor alle ecosystemen of natuurdoeltypen5. Ook zonder leeflaag levert granuliet overigens geen gevaar op voor planten, dieren en mensen.
Kent u het interview in de Gelderlander met wethouder Ans Mol van de gemeente West Maas en Waal, waarin zij aangeeft snel in overleg te willen gaan met uw ministerie en samen met uw ministerie te willen optrekken?2 Bent u hiertoe bereid? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit artikel is bekend. Ja, in dit dossier wordt er nauw opgetrokken met de wethouder en ambtenaren van de gemeente West Maas en Waal. Op ambtelijk niveau wordt regelmatig gesproken en er is ook afgesproken dat te blijven doen.
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat u samen optrekt met de gemeente West Maas en Waal, en eventuele andere gemeenten waar granuliet is gestort in plassen, om de risico’s voor planten, dieren en mensen zoveel mogelijk te beperken?
Ja, dat vind ik belangrijk.
Herinnert u zich dat u heeft afgesproken de gemeente West Maas en Waal op de hoogte te houden over de ontwikkelingen in het granuliet-dossier en dat u zich eerder al niet aan deze afspraak heeft gehouden?
Dat is inderdaad afgesproken.
Hoe kan het dat u zich nu opnieuw niet aan deze afspraak met de gemeente West Maas en Waal heeft gehouden, aangezien u de gemeente niet heeft geïnformeerd over de uitkomsten van dit nieuwe onderzoek van het RIVM en Deltares?
Op 21 is het rapport door RIVM en Deltares in concept aangeleverd aan IenW. Deze concept versie is bij verschillende media terecht gekomen. Op dat moment was het rapport nog niet gepubliceerd. Op het moment dat gemeente West Maas en Waal het rapport van Zembla kreeg was het nog niet gepubliceerd. Het is niet de gewoonte om niet gepubliceerde rapporten te delen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit echt de laatste keer is geweest dat u deze afspraak met de gemeente West Maas en Waal aan uw laars lapt?
Voor het antwoord op deze vraag wordt u verwezen naar de antwoorden op vragen 11 en 14.
Kunt u het recente onderzoek dat is gedaan door het RIVM en Deltares vóór het debat Leefomgeving (a.s. 17 mei) aan de Kamer toezenden?
Ja.
Directe en indirecte lozingen en/of afvalinjecties onder de Waddenzee |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Kunt u in kaart brengen hoeveel, hoe en welke afvalstromen en/of productiewater afkomstig van olie- en gaswinning op land en zee er sinds 2000 direct en indirect van zowel bronnen op land als zee onder de Waddenzee zijn geïnjecteerd, graag uitgesplitst per bron en type afvalstroom/productiewater? Zo nee, waarom niet?
Er worden geen afvalstromen geïnjecteerd onder de Waddenzee. Er zijn hiervoor geen vergunningen afgegeven.
Wat is de wettelijke bewaarplicht voor dergelijke data en dan graag vanaf het jaar dat het wel kan worden aangegeven of in kaart kan worden gebracht?
Op basis van artikel 111 en 112 van het mijnbouwbesluit moeten de uitvoerders (mijnbouwbedrijven) gegevens verstrekken over de geïnjecteerde hoeveelheden water aan de Minister van Economische zaken en Klimaat. Deze gegevens worden door TNO op NLOG1 geregistreerd en bewaard. Deze gegevens worden niet verwijderd. TNO beheert NLOG namens het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Op NLOG kunnen gegevens vanaf 2003 worden opgezocht.
Zoals in vraag één beantwoord, vindt er geen injectie plaats onder de Waddenzee.
Op basis van welke vergunningen wordt productiewater dan wel andere afvalstromen direct of indirect onder de Waddenzee geïnjecteerd, graag uitgesplitst per afvalstroom en vorm van injectie (direct en indirect)?
Er worden geen afvalstromen geïnjecteerd onder de Waddenzee. Er zijn hiervoor geen vergunningen afgegeven.
Hoe lang zijn deze vergunningen geldig?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven uit welke bronnen de afvalstromen en het productiewater, die onder de Waddenzee worden geïnjecteerd, afkomstig zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de aardlagen en de ondergrond onder de Waddenzee volgens wettelijke uitgangspunten niet bestemd zijn voor het dumpen van gevaarlijk afval dat van de Noordzee of uit andere delen van Nederland daar naar toe wordt gebracht? Zo ja, klopt het dat wanneer direct of indirect afval onder de Waddenzee wordt geïnjecteerd of geloosd, dat een overtreding betreft? Zo nee, waarom niet en hoe worden onaanvaardbare risico’s voorkomen?
In algemene zin geldt dat productiewater alleen mag worden geïnjecteerd in hetzelfde of in een vergelijkbaar reservoir als waaruit het is gewonnen. De voorwaarden hiervoor worden opgenomen in de desbetreffende vergunning.
Er is sprake van een vergelijkbaar reservoir als dit een reservoir betreft waaruit olie en of gas is gewonnen. Door de aanwezigheid van olie en of gas in het reservoir staat vast dat het reservoir over een afsluitende laag beschikt die gas- en vloeistofdicht is. Daardoor blijft het geïnjecteerde water onder de afsluitende laag en kan het niet in de biosfeer terechtkomen. Juridisch gezien wordt waterinjectie gelijk gesteld met het storten van afval. In het Landelijk afvalbeheersplan (LAP) is voor waterinjectie een specifieke regeling opgenomen. Voor het storten van afval geldt een terugneembaarheidseis. In principe vindt de waterinjectie plaats met het idee om dit in de diepe ondergrond te laten zitten.
Volgens het LAP is de terugneembaarheidseis opgenomen om in het geval van een lekkage door onvoorziene omstandigheden milieuschade te kunnen voorkomen. In de praktijk zullen de geïnjecteerde stoffen in de ondergrond worden gemengd met de al aanwezige (vloei)stoffen. De terugneembaarheidseis richt zich dan ook op de aanwezige (samengestelde) afvalstoffen in het reservoir. Bij de injectie van productiewater wordt vaak ook productiewater van andere winningslocaties aangevoerd. In die gevallen moet de initiatiefnemer aan het bevoegd gezag (en gedeputeerde staten die de verklaring van geen bedenkingen moeten afgeven) aantonen dat de in het productiewater aanwezige verontreinigingen, die van buiten de inrichting wordt aangevoerd, compatibel zijn met de reeds aanwezige componenten op de plaats waar injectie plaatsvindt. Bovengenoemde punten zijn ook terug te vinden in de uitspraak3 van de Raad van State aangaande de waterinjectie.
Hoe wordt het volgende wettelijke uitgangspunt geborgd «De bodem is in beginsel niet bestemd voor het bergen van afvalstoffen die niet rechtstreeks ter plaatse uit de bodem afkomstig zijn»?1
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn mogelijke alternatieve methoden binnen de EU om afvalstromen afkomstig van olie- en gaswinning op land of zee te verwerken op land en (dus niet onder de grond te injecteren/terug te brengen), of zelfs te hergebruiken? Is hier onderzoek naar gedaan?
Ja, hier is onderzoek naar gedaan. Er zijn alternatieve methodes zoals verdampen en diverse scheidingstechnieken. De alternatieve verwerkingsmethoden gaan uit van gedeeltelijke tot gehele zuivering. Hierbij ontstaan afvalstromen en het gaat gepaard met een hoog energieverbruik. In mijn brief4 van 13 april 2023 ben ik ingegaan op vier verschillende alternatieve verwerkingsmethodes die onderzocht zijn met betrekking tot de injectie van productiewater bij de oliewinning in Schoonebeek. Het daarbij bijgevoegde onderzoek van RoyalHaskoningDHV (RHDHV) geeft de voorkeur aan voor waterinjectie. De kennisinstituten TNO en KWR hebben dit rapport geëvalueerd en geven aan dat RHDHV de conclusies goed heeft onderbouwd.
De EU heeft in 2019 het rapport5 «Best available techniques guidance document on upstream hydrocarbon exploration and production» gepubliceerd. Hierin staat dat het verwerken van productiewater middels injectie de voorkeur heeft.
Het kan zijn dat er in de toekomst betere technieken worden ontwikkeld waardoor zuivering en hergebruik van productiewater de voorkeur krijgt. Dit is bijvoorbeeld de reden waarom destijds bij de vergunningverlening is opgenomen dat NAM iedere zes jaar de waterinjectie in Twente diende te evalueren.
Klopt het dat er alleen over de hoeveelheid productiewater (afvalstroom van olie- en gaswinning op land of zee) dat geïnjecteerd wordt, gerapporteerd moet worden? Zo ja, waarom? Waarom wordt niet gerapporteerd over de totale omvang van productiewater?
Nee, dit klopt niet. Voor mijnbouwinstallaties op zee is de mijnbouwonderneming op basis van de mijnbouwregeling artikel 9.16 verplicht om een register bij te houden over alle lozingen van oliehoudende mengsels op zee. Dit betreft dus niet alleen de hoeveelheid geïnjecteerde productiewater. Een afschrift van dit register wordt door het mijnbouwbedrijf jaarlijks aan SodM toegezonden.
Bent u bereid om bedrijven te verzoeken om te rapporteren over de totale omvang van productiewater en andere afval- en waterstromen afkomstig uit olie- en gaswinning op land of zee? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Een uitbreiding van de rapportageverplichting is niet nodig. De totale omvang van productiewater en andere afval- en waterstromen is bekend. Voor mijnbouwbedrijven gelden verschillende rapportageverplichtingen die inzicht geven in productiewater en afvalstromen. Zo zijn er de jaarrapportage waterinjectie en de rapportage met betrekking tot het overboordwater, maar ook het elektronisch milieujaarverslag dat ondernemingen jaarlijks moeten opstellen en indienen. Verder maken verschillende toezichthouders gebruik van een database voor transport van afvalstoffen (Amice).
Klopt het dat productiewater dat met olie- en gaswinning op land of op zee naast geïnjecteerd ook direct en indirect op de Noordzee en/of de Waddenzee kan worden geloosd? Zo ja, hoeveel productiewater wordt er direct en indirect, graag uitgesplitst naar hoeveelheden geloosd op de Waddenzee en de Noordzee? Indien dit onbekend is, bent u bereid bedrijven te vragen deze stromen jaar in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Productiewater, dat op zee is geproduceerd, mag overeenkomstig het internationale OSPAR verdrag onder voorwaarden in de zee worden geloosd. In Nederland zijn deze voorwaarden wettelijk vastgelegd in hoofdstuk 9 van de mijnbouwregeling. Productiewater dat vrijkomt bij gas- of oliewinning op land mag niet worden geloosd op zee, maar wordt op land geïnjecteerd of afgevoerd naar een erkende verwerker.
Op de Waddenzee wordt op dit moment geen productiewater geproduceerd, geloosd of geïnjecteerd. De enige productie-installatie in de Waddenzee (Zuidwal) is uitgeproduceerd en zal worden verwijderd. Destijds werden het gas en het productiewater van de productie-installatie Zuidwal per pijpleiding aan land gebracht. Het productiewater werd vervolgens aan land verwerkt.
In de Noordzee is in 2022 naar schatting 3.387.340 m3productiewater direct geloosd op de Noordzee. Dit cijfer is gebaseerd op de gegevens van 2021. De gegevens over 2022 zijn nog in behandeling.
Klopt het dat productiewater dat met olie- en gaswinning op land of op zee naast geïnjecteerd of geloosd ook naar een verwerker kan worden vervoerd, graag uitgesplitst voor de Noordzee en de Waddenzee? Zo ja, hoeveel productiewater wordt er jaarlijks naar een verwerker vervoerd en wat gebeurd er daar dan mee, graag uitgesplitst per productiestroom afkomstig van de Noordzee of de Waddenzee en per verwerkingsproces? Indien dit onbekend is, bent u bereid bedrijven te vragen om deze stromen dit jaar in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Ja, indien een mijnbouwonderneming zich van afvalstoffen wil ontdoen, mag zij dit afvoeren naar een erkende verwerker. Dit geldt ook voor de afvalstof productiewater. Het afvoeren naar een erkend verwerker hoeft niet direct aan SodM gerapporteerd te worden. Wel staan deze stromen geregistreerd in het afvalstromensysteem Amice, het wettelijke registratiesysteem voor afvalstromen van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen6 van Rijkswaterstaat.
Klopt het dat bij mogelijke vervolging van NAM door OM het mogelijk is om geen nieuwe vergunning te geven, gezien artikel 9 van de Mijnbouwwet dat eist dat bedrijven een «intrinsieke verantwoordelijkheidszin» hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om bij mogelijke vervolging om geen enkele nieuwe vergunning voor aardgaswinning door NAM onder de Waddenzee af te geven?
Ik kan aan de hand van artikel 9 van de Mijnbouwwet een vergunning voor het opsporen en winnen van delfstoffen weigeren op grond van een gebrek aan (maatschappelijke) verantwoordelijkheidszin. Ik kijk hiernaar bij iedere aanvraag voor een winnings- of opsporingsvergunning. Op het moment van vergunningverlening neem ik alle relevante informatie mee in de besluitvorming.
Ik kan niet vooruitlopen op een mogelijke vervolging van NAM en de eventuele gevolgen daarvan voor toekomstige vergunningverlening.
Statiegeld en lachgascilinders |
|
Joost Sneller (D66), Kiki Hagen (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Hoe reflecteert u op de invoering en de opgelopen vertraging van statiegeld op blikjes? En welke lessen neemt u hieruit mee voor de eventuele bredere inzet van het instrument statiegeld?
Het is positief dat er nu een werkend statiegeldsysteem staat. De verwachting is dat dit zal leiden tot veel meer inzameling van blikjes en vooral minder blikjes in het zwerfafval. Of dit ook het geval is zal duidelijk worden als de cijfers over 2023 hierover bekend worden. De cijfers van de eerste helft van 2023 worden rond september verwacht.
De verplichting tot statiegeld op metalen drankverpakkingen (blikjes) is ingegaan
op 31 december 2022. Als gevolg van een uitspraak van de Raad van State was het voor de ILT tot 1 april 2023 niet mogelijk deze verplichting te handhaven. Ik heb op 16 januari 2023 antwoord gegeven op Kamervragen hierover1. Tijdens de commissiedebatten Circulaire Economie van 2 november 2022 en 20 april 2023 heb ik aangegeven dat de opgelopen vertraging uiteraard te betreuren is. De Minister van Klimaat en Energie heeft mij vervangen bij het mondelinge vragenuur van 4 april 2023 en is ingegaan op de signalen dat enkele partijen ook na 1 april zich nog niet aan de verplichting houden.
Zoals bepaald in art. 16 van het Besluit beheer verpakkingen zal ik in 2024 de Tweede Kamer een verslag toesturen over de doeltreffendheid en de effecten van statiegeld op drankverpakkingen.
Deelt u de mening dat het gevolg van statiegeld op blikjes en flesjes niet mag zijn dat drankenproducenten overstappen op drankkartons? Klopt het dat drankkartons vaak slechter recyclebaar zijn dan alternatieve verpakkingsvormen?
Ja, ik deel deze mening. Er zijn dan ook maatregelen getroffen om dit te voorkomen. Zoals beschreven in de brief van 17 november 20212 wordt gemonitord of producenten, in reactie op de statiegeldverplichting op flesjes en blik, uitwijken naar verpakkingen waar geen statiegeldverplichting voor geldt. Rijkswaterstaat heeft daartoe de zwerfafvalmonitor uitgebreid met drankenkartons in het zwerfafval. Ook is Rijkswaterstaat gevraagd om een tweede monitor te starten waarbij op basis van marktgegevens in beeld wordt gebracht welke drankverpakkingen zijn verkocht. Ook is in deze brief de invoering van een recyclingpercentage voor drankenkartons aangekondigd.
Per brief van 1 juli 20223 is uw kamer geïnformeerd dat er geen verschuivingseffecten naar drankenkartons zijn waargenomen in het zwerfafval of het PMD4-afval. Verder is in die brief de Regeling vaststellen recyclingpercentage voor drankenkartons aangekondigd, waarmee voor 2023 een recyclingpercentage van 34 gewichtsprocent wordt vastgelegd, jaarlijks met 3 procent oplopend tot 55 procent in 2030. De regeling zal naar verwachting op 1 juli 2023 in werking treden.
Zowel het papier als het plastic en aluminium waaruit drankenkartons bestaan, kunnen worden gerecycled. De recycling van de papierfractie levert in de praktijk weinig problemen op. De plastic en aluminiumfractie (PolyAl) wordt in de praktijk vaak niet gerecycled omdat de kosten niet opwegen tegen de opbrengst.
Hoe kijkt u naar de oproep van Recycling Netwerk Benelux (RNB)1 om statiegeld te gaan heffen op alles waar een dop of deksel op zit?
Deze oproep, die volgens het artikel waarnaar in de vragen gerefereerd wordt afkomstig is van «Zwerfinator» Dirk Groot, is begrijpelijk gelet op het succes van statiegeld bij het bestrijden van zwerfafval. Tegelijkertijd blijft het van belang per geval af te wegen wat de beste route naar duurzame verpakkingen is.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, worden ontwikkelingen in het zwerfafval in de gaten gehouden. De resultaten hiervan kunnen een rol spelen in de evaluatie in 2024, die in antwoord op vraag 1 genoemd is.
Als vervuiling door zuivel en sap van drankkartonnen en plastic de reden is om daar geen statiegeld op te heffen, waarom is er tot dusver dan toch voor gekozen om drankkartons en plastic flesjes voor zuivel en sap te accepteren? Dit zorgt er dan toch voor dat producenten niet naar duurzame verpakkingen overgaan? Bent u bereid deze keuze te heroverwegen en statiegeld alsnog in te voeren zodat het probleem teruggelegd wordt bij de producent?
Alle verpakkingen die in de handel worden gebracht dienen te voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in het Besluit beheer verpakkingen en andere relevante wetgeving. Dit betreft naast recycledoelstellingen onder andere eisen aan het ontwerp van verpakkingen (onder meer via een verwijzing naar bijlage II van de EU richtlijn voor verpakkingen en verpakkingsafval6). Er zijn echter geen specifieke regels ten aanzien van welke verpakkingen voor welke producten gebruikt mogen worden. Producenten kunnen dus zelf een keuze maken uit verpakkingen, mits deze voldoen aan alle eisen. Er is dus hierover geen overheidsbesluit genomen dat nu heroverwogen zou moeten worden.
Bent u bekend met de risico’s voor vuilniswagens en afvalverwerkers op het moment dat batterijen terechtkomen in het huisvuil? Bent u bekend met de risico’s voor brand en explosies en de torenhoge verzekeringspremies die dit tot gevolg heeft voor afvalverwerkers?2
De risico’s van oplaadbare batterijen bij onjuiste inzameling en verwerking zijn mij bekend. Mijn zorgen daarover heb ik al eerder gedeeld met de producentenorganisaties voor batterijen (Stichting Batterijen en Stichting EPAC) en de producentenorganisatie voor elektrische en elektronische apparaten (Stichting OPEN). De producentenorganisaties onderkennen het probleem en hebben samen met afvalverwerkers en gemeenten de Taskforce batterijbranden8 opgericht. De taskforce beoogt te komen tot meer gescheiden inzameling van oplaadbare batterijen waardoor het risico op brand in het circuit van het restafval verkleind wordt. Daarnaast spant de taskforce zich in om betere data te verzamelen over de aanwezigheid van oplaadbare batterijen in het restafval en de daaraan gekoppelde oorzaak van afvalbranden door dit type van batterijen. Inmiddels is een Plan van Aanpak van de taskforce gepubliceerd9 en zal in juni, tijdens de «Week van de veiligheid binnen de afvalbranche» een consumentencampagne10 worden gestart.
Bent u het ermee eens dat we alles op alles moeten zetten om te voorkomen dat batterijen terechtkomen in het huisvuil en dat we belangrijke materialen voor de energietransitie (bijvoorbeeld lithium) zo goed mogelijk recyclen?
Ja, daar ben ik het mee eens. Alle gescheiden ingezamelde batterijen worden binnen het systeem van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (upv) verwerkt volgens de geldende eisen uit de EU Richtlijn batterijen11. Deze richtlijn wordt overigens binnenkort vervangen door de Batterijenverordening12 die hogere eisen stelt aan inzameling en verwerking van alle batterijen, waaronder specifieke eisen voor de recycling van materialen die van belang zijn voor de energietransitie, zoals kobalt, koper, lithium en nikkel.
Hoe kijkt u naar het idee van het invoeren van statiegeld op batterijen? En bent u het ermee eens dat statiegeld op batterijen bij zou kunnen dragen aan veiligheid, circulariteit en leveringszekerheid van lithium?
Statiegeld op batterijen is een interessante optie. In een verkennende studie in opdracht van IenW is deze optie al eens globaal bekeken naast diverse andere opties zoals een retourpremie en andere, niet-financiële maatregelen. Deze studie is in 2020 uitgevoerd in de context van het tegengaan van afvalbranden door lithium-ion batterijen (zie ook het antwoord op de vragen 5 en 6). Over de resultaten van de studie is uw Kamer destijds geïnformeerd13. Ook de Taskforce batterijbranden kijkt momenteel naar de voor- en nadelen van een statiegeldsysteem op batterijen. Met belangstelling wacht ik hun bevindingen af. Overigens bevat de Batterijenverordening een bepaling die de Europese Commissie opdraagt de haalbaarheid en potentiële voordelen van een statiegeldsysteem voor batterijen te beoordelen, uiterlijk op 31 december 2027. Daartoe zal de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag moeten indienen en zich moeten beraden over het treffen van passende maatregelen, met inbegrip van de vaststelling van wetgevingsvoorstellen. Als wordt vastgesteld dat een statiegeldsysteem voor batterijen leidt tot meer gescheiden inzameling van lithium-ion batterijen dan zal dat een navenant positief effect hebben op veiligheid in de keten van het restafval en op de circulariteit in de keten van de lithium-ion batterij.
Bent u bekend met de risico’s die ontstaan als lachgascilinders in een afvalverwerker terechtkomen?
Ja, deze problematiek is door afvalinzamelaars en verwerkers onder de aandacht gebracht van mijzelf en de Minister van Justitie en Veiligheid. Onze ministeries zijn in goed overleg met hen gezamenlijk op zoek naar een werkbare oplossing.
Is er bij de invoering van het verbod op recreatief gebruik van lachgas nagedacht over de risico’s voor afvalverwerkers?
Lachgas is de eerste gasvormige substantie die onder het bereik van de Opiumwet is geplaatst. Tijdens het wetgevingstraject is gekeken naar de gevolgen voor de uitvoering, toezicht en handhaving en de regeldruk. Mogelijke knelpunten zoals testmogelijkheden, opslag, vervoersaspecten en vernietiging zijn hierbij ook onderzocht. De oorspronkelijke toepassingen van lachgas, zoals medisch lachgas, lachgas bestemd voor technische doeleinden en bestemd als voedingsadditief, blijven toegestaan en zijn dus uitgezonderd van het verbod. Specifiek voor deze toepassingen van lachgas is bepaald dat er geen beperkingen gelden voor het vervoer en verwerking van de gasflessen.
Er is vooraf onvoldoende voorzien dat na inwerkingtreding van het lachgasverbod er meer lachgasflessen in het restafval terecht zouden komen, of zelfs gedumpt zouden worden in de openbare ruimte, dan voor het verbod. Hierover lopen nu gesprekken tussen IenW, JenV en de brancheverenigingen van afvalverwerkers. De problematiek van afvalverwerkers betreft enerzijds hoe om te gaan met (de risico’s van) lachgasflessen in het afvalverwerkingsproces zelf. Anderzijds het aantreffen van gedumpte lachgasflessen in de openbare ruimte en hoe daar correct mee om te gaan. Daar waar er belemmeringen ontstaan in de afvalinzameling door het lachgasverbod en de eventuele samenhang met de opsporing en handhaving werkt JenV mee aan het vinden van een werkbare oplossing.
Hoe duidt u de berichtgeving vanuit afvalverwerkers dat lachgascilinders steeds vaker ontploffen in afvalverbrandingsinstallaties sinds de invoering van het verbod op recreatief gebruik van lachgas? Erkent u dat dit risico’s met zich meebrengt voor medewerkers van deze centrales?
Ik ben bekend met deze berichten en ik vind ze zorgelijk. De veiligheid van burgers en medewerkers in de afvalketen staat voorop. Zie ook de beantwoording van vraag 9 voor een duiding van de problematiek en de samenwerking met onze partners.
Bent u het ermee eens dat er een veilige manier zou moeten zijn voor consumenten om (net als voorafgaand aan het verbod op recreatief gebruik) lachgascilinders in te leveren tegen statiegeld? Erkent u dat dit de problemen bij de afvalverwerkers zou oplossen?
Nee. Voor 1 januari 2023 – dus voor de wijziging van de Opiumwet – hanteerden handelaars in deze producten een retoursysteem met borg, dat ervoor zorgde dat cilinders ordentelijk werden ingeleverd. Dit was overigens niet van overheidswege opgelegd. Na de wijziging van de Opiumwet is het kopen van een lachgascilinder voor recreatief gebruik illegaal. Het vragen van borg als onderdeel van een retoursysteem ligt dus niet langer voor de hand. De inzet richt zich daarom in eerste instantie op een oplossing voor de veilige inzameling en verwerking van de cilinders, ook als deze illegaal (en dus zonder statiegeld) in de handel zijn gebracht.
Op welke wijze bent u van plan om aan de hand motie-Sneller over de «lijst 0» (Kamerstuk 35 954, nr. 7) de problemen van de afvalverwerkers op te lossen en de afvalverwerking van lachgascilinders beter te reguleren?
De motie-Sneller verzoekt de regering te onderzoeken op welke manier de mogelijkheid kan worden gecreëerd om de verkoop en het bezit van nieuwe risicovolle middelen sneller en doelmatig te reguleren. Lachgas is geen nieuw risicovol middel en voor het recreatief gebruik ervan geldt een landelijk verbod, doordat het op lijst II van de Opiumwet is geplaatst per 1 januari 2023. Het doel van het lachgasverbod is het beperken van de brede en makkelijke beschikbaarheid van lachgas en het tegengaan van recreatief gebruik. Regulering zal onvoldoende bijdragen aan het bereiken van het met het landelijke verbod beoogde doel en is op dit moment ook geen oplossing voor het probleem van de afvalverwerkers. Het is van belang om nu snel en pragmatisch de problemen voor de afvalverwerkers op te lossen.
Zoals toegezegd zal de Minister van VWS de Kamer in mei per brief informeren over de uitvoering van deze motie.
Het invoeren van statiegeld op blikjes |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel en de video op 1Twente met als titel: «Leveren Enschedeërs hun statiegeldblikjes in? «Iedereen deukt ze in, het gaat niet werken»»1
Ja. Zowel het artikel als de video bevat positieve en negatieve reacties op de invoering van statiegeld op metalen drankverpakkingen (blikjes).
Kunt u aangeven of blikjes die kreukels bevatten nog ingeleverd kunnen worden? Zo nee, waar denkt u dat de blikjes dan terecht komen en hoe denkt u kreukels in blikjes te kunnen voorkomen?
Het statiegeldsysteem is opgezet door het verpakkend bedrijfsleven, in de praktijk vertegenwoordigd door het Afvalfonds verpakkingen en Statiegeld Nederland. Zij verstrekken informatie over het inleveren van blikjes die kreukels bevatten. Samengevat geldt dat blikjes met deuken erin ingeleverd kunnen worden, zolang de streepjescode erop maar goed leesbaar is voor het innameapparaat.
Snapt u dat blikjes bij uitstek handig zijn om mee te nemen, klein te maken en vervolgens weg te gooien in een afvalbak? Zo nee, waarom niet?
Dat blikjes makkelijk mee te nemen zijn, snap ik. Voor de invoering van statiegeld belandden veel blikjes in het zwerfafval door de consument. Statiegeld op blikjes is bedoeld om het inzamelpercentage van de blikjes te verhogen en het aantal blikjes in het zwerfafval sterk terug te dringen.
Hoe beoordeelt u de mening van de inwoners uit het artikel dat de maatregelen om statiegeld op blik te heffen vooral wordt gezien als onhandig en niet uitvoerbaar?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1, spreken ook veel deelnemers aan het artikel en de video steun uit voor het invoeren van statiegeld. Wel twijfelen sommigen aan de effectiviteit van de maatregel. Ik verwacht zelf dat het enige tijd kan kosten om aan het nieuwe systeem te wennen. Tegelijkertijd is statiegeld op blikjes al geruime tijd de praktijk in andere Europese lidstaten zoals Duitsland, en zal de voorgestelde Europese verordening over Verpakkingen- en verpakkingsafval2 het naar verwachting voor alle lidstaten verplicht maken statiegeld te heffen op blikjes. Ik zie geen reden waarom het in Nederland niet succesvol zou kunnen worden toegepast.
Waarom is deze regering van alles aan het onderwerpen aan meer regelgeving, terwijl hetgeen zij zou moeten doen is veel meer handhaven zodat er geen afval op straat meer wordt gegooid en mensen wel twee keer nadenken voordat zij besluiten om iets op straat te gooien?
De regelgeving voor statiegeld op blik is na uitvoerige beraadslagingen met uw Kamer en naar aanleiding van meerdere moties van uw Kamer in gang gezet door de vorige regering. Mijn ambtsvoorganger heeft in een brief van 3 februari 20213 het proces van totstandkoming toegelicht, inclusief de behandeling van de wetgeving door beide Kamers der Staten-Generaal.
Deze regelgeving is dus conform de gebruikelijke democratische processen tot stand gekomen. Ik herken mij dan ook geheel niet in de stelling dat dit kabinet «van alles aan het onderwerpen aan meer regelgeving» is. Wel wijs ik erop dat onder andere het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) herhaaldelijk heeft opgeroepen om de transitie naar een circulaire economie te versnellen, onder meer door het toepassen van meer «dwang en drang»4.
Gebiedsbeheerders zoals gemeenten kunnen inderdaad in veel gevallen handhavend optreden als mensen afval op straat gooien, bijvoorbeeld op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) of de Afvalstoffenverordening. Echter, handhaven op zwerfafval maakt dat een heterdaadsituatie nodig is. Gezien de grote verscheidenheid aan taken waar het beperkte aantal handhavers voor verantwoordelijk is, is louter handhaving niet voldoende om de zwerfafvalproblematiek effectief aan te pakken. Het statiegeldsysteem zal dan ook aanvullend helpen bij het tegengaan van zwerfafval. Het geeft immers een prijsprikkel aan de consument om het blikje correct in te leveren. Bovendien geeft het systeem een financiële beloning aan diegenen die blikjes oprapen die desondanks in de publieke ruimte achterblijven.
Bent u bereid om deze betuttelende maatregel terug te draaien en de blikjes eenvoudig via magnetisme uit de afvalstroom te sorteren om deze vervolgens te laten omsmelten bij metaalfabrieken?
Nee. Ik vind deze maatregel niet betuttelend, maar een belangrijke stap in de richting van een Circulaire Economie. Bovendien is de invoering ervan tot stand gekomen conform het zorgvuldige democratische proces (zie antwoord op vraag 5).
Zoals in het antwoord op vraag 3 al vermeld, is de maatregel bedoeld om het inzamelpercentage van de blikjes te verhogen en te voorkomen dat deze verpakkingen in het zwerfafval belanden. Nasortering van blikjes uit de restafvalstroom draagt niet bij aan het voorkomen van zwerfafval.
Natuurherstel na drugsdumpingen |
|
Leonie Vestering (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Boswachter, experts en bestuurders: aanpak drugsafval kan beter»1 en «Vergoeding opruimkosten drugsafval verhoogd»2?
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Kunt u aangeven welke kosten voor het opruimen van drugsafval ten lasten komen aan welke partij op basis van welke juridische verplichting en het daarbij horende wetsartikel?
Wat betreft de kosten is het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt. Indien mogelijk worden de opruim- en saneringskosten van de bodemverontreiniging door drugsafval op de daders verhaald. Dit wordt ook wel kostenverhaal genoemd. Kostenverhaal van door de overheid gemaakte kosten van opruiming en/of sanering kan plaatsvinden door middel van het bestuursrechtelijk verhalen van de kosten van bestuursdwang of privaatrechtelijk op grond van artikel 75 Wet bodembescherming (Wbb). Dit kostenverhaal richt zich primair tot de veroorzaker.
Omdat bij drugsdumpingen de kosten niet altijd verhaald kunnen worden op de dader is er een Subsidieregeling opruiming drugsafval beschikbaar om gedupeerden te compenseren. In principe wordt zo een onschuldige eigenaar die slachtoffer is van een misdrijf niet geconfronteerd met een hoge rekening van de overheid voor kosten waarvan de eigenaar geen veroorzaker is.
In het geval van drugsafvaldumpingen zijn, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verschillende wetten van toepassing. Het is daarmee ook afhankelijk van de specifieke situatie wie er verantwoordelijk is voor het opruimen van het afval of voor het saneren van bodem, water of grondwater. Het is aan het bevoegd gezag en uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen, op basis van de specifieke feiten en omstandigheden, of en in hoeverre de eigenaar verantwoordelijk is.
In artikel 13 van de Wbb is de zorgplicht voor bodem en grondwater neergelegd. Deze verplichting houdt in dat de bodemhandelingen die in artikel 6 t/m 11 van de Wbb worden beschreven niet tot verontreiniging leiden. Als er toch verontreiniging optreedt, zoals bij dumpingen van drugsafval vaak het geval is, moet de veroorzaker maatregelen nemen om de verontreiniging zoveel mogelijk ongedaan te maken. Artikel 13 Wbb richt zich niet alleen op de directe veroorzaker van de vervuiling, maar ook op degene die bevoegd en feitelijk in staat is om een overtreding van de zorgplicht te voorkomen of te beperken.
Bij drugsafvallozingen in watersystemen is artikel 6.8. van de Waterwet van toepassing. Ook hier geldt de verplichting voor ieder die handelingen verricht of nalaat die tot verontreiniging van oppervlaktewater, bodem of oever kunnen leiden om deze verontreiniging en de directe gevolgen daarvan te beperken of ongedaan te maken.
Daarnaast roepen gemeenten in de praktijk soms de zorgplicht uit de Woningwet (artikel 1a) in om de rekening van opruimkosten aan de eigenaar te sturen. Die zorgplicht richt zich tot de eigenaar van een bouwwerk, erf of terrein om zorg te dragen dat diens eigendom geen gevaar voor gezondheid of veiligheid oplevert.
Welke kosten worden er vergoed vanuit de subsidieregeling voor het opruimen van drugsafval?
Op grond van de Subsidieregeling opruiming drugsafval kan subsidie worden verleend voor de kosten die gemaakt zijn voor het opruimen van drugsafval. Hieronder valt de afvoer en verwijdering van gedumpt drugsafval; de afvoer en verwijdering van door gedumpt drugsafval verontreinigd oppervlaktewater; of de sanering van de door gedumpt drugsafval verontreinigde bodem. Onder het saneren vallen ook de werkzaamheden zoals het inrichten van het saneringsterrein en na afloop oplevering van het terrein in de oorspronkelijke staat.
Waarom geldt er een maximumbedrag dat vanuit de subsidieregeling wordt vergoed en worden de kosten van drugsdumpingen in de natuur niet compleet gedragen door de overheid indien de kosten niet op de schuldige kan worden behaald, gezien de eindverantwoordelijkheid van de overheid voor de staat van de natuur?
Het maximumbedrag dat kan worden verleend voor de opruimkosten van drugsafval is 200.000 euro. Deze grens is bepaald op basis van de aanvragen die in de eerste twee jaar van de regeling zijn gedaan. Hierbij is ook gekeken naar de periode hiervoor toen provincies hun eigen subsidiestelsel hadden voor drugsdumpingen.
Als er grootschalige bodemsaneringen nodig zijn zorgt de Staatssecretaris van IenW, samen met decentrale overheden, voor maatwerk rond de financiering daarvan.
Klopt het dat grondeigenaren en terreinbeherende organisaties op grond van de Wet natuurbescherming3 verplicht zijn tot het herplanten van bomen, ook als er bomen moeten worden gekapt om de met drugsafval vervuilde grond te kunnen saneren zoals bijvoorbeeld bij de drugsput in natuurgebied de Brabantse Wal het geval is? Zo nee, hoe zit dit dan?
Er geldt in het kader van de Wet natuurbescherming buiten de bebouwde kom een herplantplicht. De eigenaar van grond waarop bomen zijn geveld, is verplicht binnen drie jaar te herplanten. Er is geen uitzondering van de herplantplicht opgenomen in de Wet natuurbescherming voor bomen die gekapt moeten worden om met drugsafval vervuilde bodem te saneren.
BNN/VARA, 25 januari 2023, Vergoeding opruimkosten drugsafval verhoogd (https://www.bnnvara.nl/vroegevogels/artikelen/vergoeding-opruimkosten-drugsafval-verhoogd).
Wat zijn de gemiddelde kosten van natuurherstel na drugsdumpingen? Hoeveel procent van de totale kosten van het opruimen van drugsafval gaat er naar natuurherstel?
In het antwoord op vraag 3 worden de subsidiabele activiteiten die gelden onder de Subsidieregeling voor de opruimkosten van drugsafval beschreven. Sinds de regeling in 2021 van start is gegaan is tot 1 mei 2023 in 43 procent van de gevallen subsidie verleend voor een bodemsanering. Kosten die zijn gemaakt voor het herstel van de bodem, zoals uiteengezet in antwoord 2, zijn hierbij vergoed of deels vergoed. De gemiddelde en procentuele kosten van het natuurstel als onderdeel van kosten van bodemsaneringen worden niet separaat bijgehouden.
Kunt u bevestigen dat de kosten voor natuurherstel na het opruimen van drugsafval niet worden vergoed vanuit de subsidieregeling? Zo ja, waarom worden de kosten voor natuurherstel niet vergoed? Zo nee, hoe zit dit dan?
Als het natuurherstel onderdeel is van de oplevering van het terrein in de oorspronkelijke staat, dan valt het onder de subsidiabele kosten zoals aangegeven in vraag 3. Als het natuurherstel geen direct verband houdt met het herstel van de bodemkwaliteit dan valt dit niet onder de Subsidieregeling.
Bent u het ermee eens dat het wrang is dat grondeigenaren de kosten van (verplicht) natuurherstel na drugsdumpingen volledig uit eigen zak moeten betalen, aangezien deze grondeigenaren over het algemeen niets te maken hebben met de drugsdump maar hier wel voor opdraaien? Zo nee, waarom niet?
Er is maar één verantwoordelijke voor een drugsdump en dat is de dader. Hoewel het Rijk geen formele verantwoordelijkheid heeft wil het kabinet niet dat onschuldigen de dupe worden van deze praktijken. Het kabinet vindt het, net als uw Kamer, onwenselijk als er door een discussie over kosten een impasse ontstaat en onschuldige burgers hieronder lijden (Kamerstuk 24 077, nr. 503). Ook kan verdere schade aan de bodem en vervuiling van het grondwater worden beperkt als gedupeerden eerder zicht hebben op compensatie en er tijdig met bodemsanering kan worden begonnen. Helaas kunnen niet alle effecten van deze criminele handelingen worden weggenomen.
Zijn er voorbeelden bekend van drugsdumpingen waarna de natuur niet is hersteld, bijvoorbeeld omdat hier geen budget meer voor was? Zo ja, wat betekent dit juridisch gezien mede vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn en het verslechteringsverbod?
Er zijn mij geen voorbeelden bekend waar geen herstel heeft plaatsgevonden vanwege budgetproblemen of dat sprake is van het verzaken van natuurherstel.
Zijn er grondeigenaren die andere juridisch verplichte activiteiten hebben verzaakt, met name inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn, vanwege de hoge kosten voor het opruimen van drugsdumpingen en het herstel daarna? Zo nee, is het wel onderzocht? Zo ja, wat heeft u gedaan om deze grondeigenaren te ondersteunen?
Er zijn mij geen signalen bekend dat andere juridisch verplichte activiteiten zijn verzaakt. De effecten van drugsdumpingen op de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) worden niet apart bijgehouden.
Grondeigenaren worden door middel van een subsidieregeling ondersteund in de kosten van het opruimen van drugsafval.
Kunt u aangeven wat de gevolgen van drugsdumpingen zijn op de staat van de natuur en dan met name de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten en habitats?
De negatieve gevolgen van afvaldumping voor natuur(beheer), bodem en grondwater worden op lokaal niveau in kaart gebracht. Bij lekkende vaten chemicaliën (drugsafval) en drugslozingen is er veelal sprake van verontreiniging van bodem en oppervlaktewater. Er worden zo nodig maatregelen getroffen om de negatieve gevolgen te beperken, zoals sanering van de bodem. Er is op nationaal niveau geen overzicht van de negatieve gevolgen voor de natuur in het algemeen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten en habitats in het bijzonder.
Deelt u de mening dat het wenselijk is, onder andere vanwege de slechte staat van de natuur in Nederland, dat na sanering van de met drugs vervuilde grond de natuur zo snel mogelijk wordt hersteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat natuurherstel zo snel als mogelijk gebeurd en hoe draagt u zorg voor monitoring en evaluatie van deze herstelde natuur?
Ik deel uw mening dat het wenselijk is dat de natuur na sanering zo snel mogelijk wordt hersteld. Met de decentralisatie zijn provincies verantwoordelijk voor het natuurbeleid en de uitvoering ervan en zij dragen zorg voor het natuurherstel en de eventuele monitoring en evaluatie hiervan.
Bent u bereid om de kosten voor natuurherstel na drugsdumpingen wel te gaan vergoeden, bijvoorbeeld door dit mee te nemen bij het vervangen van de huidige subsidieregeling door een nieuwe Rijksregeling in 2025? Zo nee, waarom niet en hoe ziet u dit?
Momenteel vinden gesprekken plaats over de inrichting van de nieuwe regeling.
Ik kan nog niet vooruitlopen op de uitkomst van deze gesprekken. Er zijn echter geen plannen om in de nieuwe Rijksregeling natuurherstel uit te sluiten.
Het artikel ‘Schone as van afval legt het af tegen de goedkopere vuile variant’ |
|
Erik Haverkort (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Schone as van afval legt het af tegen de goedkopere vuile variant» en de daarin beschreven problematiek dat vuile bodemas wordt toegepast, terwijl schone bodemas in grote stapels ongebruikt blijft liggen?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Bent u ermee bekend dat in bodemas nog veel vervuiling zit, waaronder batterijen (ongeveer 1.500 stuks per vrachtwagen), onverbrande plastic deeltjes en stoorstoffen? Bent u bekend met het feit dat er in Nederland jaarlijks ongeveer twee miljoen ton bodemas resteert na het verbranden van afval in afvalenergiecentrales (AEC’s)?
Ik ben ermee bekend dat er een aanzienlijke hoeveelheid AEC-bodemas resteert na het verbranden van afval en dat in de bodemas nog onverbrande deeltjes aanwezig zijn. Daarom worden de bodemassen na verbranding nog be- en verwerkt en worden ijzer, roestvrij staal, onverbrande delen, et cetera gescheiden van de bodemassen. Ik vind het belangrijk om te voorkomen dat door het recyclen van materialen ongewenste milieueffecten optreden bij toepassing op of in de bodem. Bodemassen moeten bij toepassing voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit.
Inmiddels zijn de technieken voor het verwijderen van batterijen uit de bodemassen verbeterd. Het is mogelijk om, na opwerking, bodemassen te produceren met maximaal 0,5 gewichtsprocent metallisch ijzer, waaronder maximaal 0,05 gewichtsprocent batterijen. Onderzocht wordt of dit verwijderingspercentage voor metallisch ijzer als minimum kan worden gereguleerd in het Circulair Materialenplan waarvan een eerste conceptversie in september 2023 gereed is.2
Kunt u aangeven welke eisen er gelden voor bodemas, voordat het de AEC mag verlaten en op welke manier daarop wordt toegezien?
Ik vind het belangrijk dat we het milieu beschermen en dat we zo veel mogelijk voorkomen dat ongewenste stoffen in het milieu terecht komen. Bodemas mag daarom alleen worden toegepast als granulaat of als toeslagmiddel in beton of immobilisaat als de milieuhygiënische kwaliteit is vastgesteld en er wordt voldaan aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente is het bevoegd gezag voor het toezicht en de handhaving van het Besluit bodemkwaliteit. Het toezicht wordt door de gemeente veelal ondergebracht bij een Omgevingsdienst.
Kunt u aangeven wat er met de waarschuwing van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van juli 2022 ten aanzien van de milieurisico’s van het gebruik van bodemas is gebeurd en op welke manier handhaving of regelgeving is verscherpt of aangepast?
Bodemas in beton of immobolisaat vormt op zichzelf geen risico voor de bodem, mits het materiaal voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Dit geldt ook voor materiaal dat na sloop vrijkomt en wordt hergebruikt. Bij een overtreding kan het bevoegd gezag handhaven.
De ILT signaleert risico’s bij het eventueel foutief hergebruik van gesloopt materiaal waarin bodemas als toeslagmiddel is gebruikt of is geïmmobiliseerd. Dit risico heeft aandacht in de beleidsvorming. In het kader van het Circulair Materialenplan – de vervanging van het Landelijk Afvalbeheerplan – en het in dat licht op te stellen milieueffectrapport wordt het immobiliseren van afvalstoffen meegenomen. Daarbij wordt ook gekeken naar het beperken van de risico’s van immobiliseren. Na afronding van het milieueffectrapport kan worden beoordeeld of aanpassing van het beleid of regelgeving nodig is.
Herkent u de kritiek dat er sinds de green deal Verduurzaming nuttige toepassing AEC-bodemas2 uit 2012 geen enkele voortgang is geboekt?
Nee.
Kunt u aangeven op welke manier de AEC’s sinds 2012 invulling hebben gegeven aan deze green deal en hoe zij het verkrijgen van de optimale scheiding hebben gerealiseerd, zodat vrijkomende bodemas hoogwaardig verwerkt of toegepast kan worden?3
Met de Green Deal is in 2012 de afspraak gemaakt om vanaf 1 januari 2020 de bodemassen zodanig op te werken dat de bodemassen niet meer als IBC-bouwstof (isoleren, beheersen en controleren) worden toegepast, maar kunnen worden ingezet als vrij toepasbare bouwstof. Dit kan als korrelvormige bouwstof, als toeslagmiddel in beton of als grondstof voor immobilisaat. Hiervoor is het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen in 2021 gewijzigd. Bij het toepassen van bouwstoffen onder IBC-condities bleef er altijd een restrisico op verontreiniging van de bodem bestaan. Dit risico is nu geminimaliseerd. In het verlengde van de Green Deal blijf ik met de sector in gesprek over een verdere verduurzaming van de bodemassen in het licht van de doelstellingen van de circulaire economie.
Het verlagen van het gewichtspercentage metallisch ijzer in de korrelvormige AEC-bodemas tot 0,5 gewichtsprocent – met maximaal 0,05 gewichtsprocent batterijen – is daar een resultaat van.
Bent u bekend met het feit dat innovatieve bedrijven als ACCN in Assendelft, vanwege de oneerlijke concurrentie, hun activiteiten wellicht zullen staken?
Ik ben bekend met dit signaal en ga met de bedrijven in gesprek over de verdere verduurzaming van bodemassen en de knelpunten die daarbij worden ervaren.
Bent u bereid op korte termijn invulling te geven aan de in 2012 gemaakte afspraken, zodat het gebruik van schone bodemas wordt gestimuleerd en het gebruik van niet-schone bodemas wordt gestaakt? Kunt u daarbij concreet aangeven hoe?
Met de Green Deal is in 2012 is de afspraak gemaakt om vanaf 1 januari 2020 de bodemassen zodanig op te werken dat de bodemassen niet meer als IBC-bouwstof hoeven te worden toegepast, maar kunnen worden ingezet als vrij toepasbare bouwstof. Deze doelstelling is inmiddels gerealiseerd.
Het gebruik van bodemas als toeslagmiddel in beton of in immobilisaat heeft mijn aandacht. In het kader van het Circulair Materialenplan en een in dat licht op te stellen milieueffectrapport wordt het immobiliseren van afvalstoffen meegenomen en bekeken in hoeverre dit past binnen de doelen van de circulaire economie. Ik vind het belangrijk dat we het milieu beschermen en circulaire technieken stimuleren. Over de verdere verduurzaming van de bodemassen en de knelpunten die worden ervaren ga ik met de bedrijven in gesprek.
Bent u het, tegen de achtergrond van de reactie van het ministerie dat het gebruik van niet-schone bodemas in immobilisaat, primaire grondstoffen uitspaart en dat verontreinigingen in immobilisaat geen milieurisico hoeven te vormen, ermee eens dat het gebruik van schone bodemas eveneens primaire grondstoffen uitspaart? Bent u het ermee eens dat het binden van verontreinigingen in immobilisaat het milieuprobleem verschuift naar toekomstige generaties?
Met het gebruik van bodemas als korrelvormige bouwstof worden primaire grondstoffen uitgespaard. Dit geldt ook als AEC-bodemas van een wat mindere kwaliteit als toeslagmiddel in beton of als grondstof voor immobilisaat wordt toegepast. Toepassing is overigens alleen toegestaan als de producten voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee is er geen risico op verontreiniging van de bodem. Het door de ILT signaleerde risico – bij het eventueel foutief hergebruik van gesloopt materiaal – heeft mijn aandacht.
Kunt u, tegen de achtergrond van het feit dat door het toepassen van niet-schone bodemas in beton, fundaties en onder wegen het milieuprobleem verschuift naar de toekomst, aangeven wie verantwoordelijk is voor het milieurisico dat optreedt bij het slopen of saneren van dat milieuprobleem in de toekomst? Kunt u aangeven hoe dat zich verhoudt tot het uitgangspunt van dit kabinet om geen problemen door te willen schuiven naar de toekomst, maar ze nu aan te pakken?
Bodemas kan alleen in het beton worden toegepast wanneer aanwezige verontreinigingen voldoende worden geïmmobiliseerd en het beton voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Het beton vormt dan geen risico voor de bodem. Wanneer het beton wordt gesloopt, kan het gesloopte materiaal als granulaat worden hergebruikt of opnieuw worden toegepast in beton, mits ook in dat geval wordt voldaan aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Degene die het materiaal toepast, is hiervoor verantwoordelijk. In het kader van het Circulair Materialenplan en een op te stellen milieueffectrapport wordt het immobiliseren van afvalstoffen meegenomen.
Bent u het, gelet op de reactie van het ministerie dat het al mooi is dat er wordt gerecycled en dat er niet hoeft te worden verbrand of gestort, ermee eens dat het immobiliseren van vervuilde bodemas in feite een vorm van stort is en dat er op deze manier helemaal geen sprake is van recycling, laat staan van de hoogwaardige recycling, zoals in de green deal Verduurzaming nuttige toepassing AEC-bodemas wordt geambieerd? Bent u bereid de publicatie op dat punt te rectificeren?
Met de Green Deal is in 2012 de afspraak gemaakt om vanaf 1 januari 2020 de bodemassen zodanig op te werken dat de bodemassen niet meer als IBC-bouwstof hoeven te worden toegepast. Dit kan als korrelvormige bouwstof, als toeslagmiddel in beton of als grondstof voor immobilisaat, mits wordt voldaan aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Daarmee is geen sprake van stort, maar van hergebruik binnen de wettelijke kaders die daarvoor gelden. Rectificatie is daarom niet aan de orde.
Kunt u ervoor zorgdragen dat de beantwoording van de vragen ruim voor het commissiedebat Circulaire economie plaatsvindt?
Ja.
Mogelijk illegale afvalinjecties door de NAM in de Noordzee en het Waddengebied |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Leonie Vestering (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «OM kijkt of strafrechtelijk onderzoek nodig is naar handelen NAM op Waddenzee»?1
Ja, ik ken het bericht.
Is het strafrechtelijk onderzoek naar mogelijk illegale afvalinjecties al afgerond? Zo nee, kunt u de resultaten met de Kamer delen wanneer deze beschikbaar zijn?2
Het onderzoek wat beteft het handelen van NAM op de Waddenzee loopt nog. Het kabinet kan daar nu geen nadere mededelingen over doen omdat het onderzoek door het OM wordt gedaan.
Het onderzoek naar het handelen van NAM met betrekking tot de verwerking van afvalstromen afkomstig van aardgaswinning op de Noordzee is afgerond3. Op 21 maart 2023 heb ik uw Kamer over de bestuurlijke rapportage van dit onderzoek nader geinformeerd4.
Deelt u het inzicht dat artikel 9 van de Mijnbouwwet eist dat bedrijven een «intrinsieke verantwoordelijkheidszin» hebben en dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) deze verantwoordelijkheidszin mist? Zo nee, waarom niet?
Volgens artikel 9 van de Mijnbouwwet kan ik een vergunning voor het opsporen en winnen van delfstoffen weigeren op grond van een gebrek aan (maatschappelijke) verantwoordelijkheidszin. Ik kijk hiernaar bij iedere aanvraag voor een winnings- of opsporingsvergunning. Daarbij maak ik gebruik van de adviezen van onder andere het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), de Mijnraad en TNO. Ik heb op dit moment nog geen vergunning geweigerd op basis van een gebrek aan verantwoordelijkheidszin.
Is er onderzoek gedaan naar de veiligheid van het injecteren van gevaarlijke afvalstromen, met onder meer kwik, in de diepe ondergrond? Zo ja, door welke instantie is dat onderzoek verricht en wat zijn de conclusies? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken?
Bij een vergunningsaanvraag dient de aanvragende partij informatie te overleggen om aan te tonen dat waterinjectie veilig kan plaatsvinden in het betreffende reservoir. Er wordt daarvoor altijd onderzoek uitgevoerd. Er wordt pas een vergunning verleend als uit het onderzoek is gebleken dat de waterinjectie veilig kan plaatsvinden. SodM adviseert mij hierover.
Het kwik waar het hier om gaat zit van nature in de diepe ondergrond en komt mee met het geproduceerde olie/gas. In de diepe ondergrond komt kwik al miljoenen jaren voor, en is het geen «vreemde» stof. Voor het bij de olie- of gaswinning geproduceerde afvalwater geldt dat injecteren (terugbrengen) in de diepe ondergrond de gebruikelijke wijze van verwerking is5.
Om te voorkomen dat productiewater dat wordt geïnjecteerd in aanraking kan komen met de mensen of het milieu, ziet SodM er op toe dat de risico’s van waterinjectie zo klein mogelijk zijn. Om die reden moeten operators voldoen aan strikte voorwaarden voordat zij de activiteit van waterinjectie mogen uitvoeren. In Nederland moeten alle operators injecteren middels een dubbele verbuizing zodat er, bij het eventueel falen van een van de buizen, altijd een tweede barrière is, waardoor er geen lekkage kan optreden naar de omgeving.
Mijnbouwondernemingen, waaronder de NAM, moeten voorts een adequaat Put Integriteits Management Systeem hebben waarmee de risico’s van lekkage worden beheerst. Het regelmatig uitvoeren van wanddiktemetingen is een van deze beheersmaatregelen. Daarnaast zijn operators verplicht om de annulaire druk, dat is de druk tussen de binnenste en de buitenste buis in de put, te monitoren. Een verandering van deze druk kan een indicatie zijn voor een lekkage van de verbuizing. Er is dan nog geen sprake van lekkage naar de omgeving, omdat bij een lek in één van de verbuizingen er nog een tweede afschermende buis aanwezig is die nog intact is. Deze monitoring stelt de operator ertoe in staat om, indien nodig, tijdig in te grijpen. SodM ziet erop toe dat deze monitoring goed wordt uitgevoerd.
Is er onderzoek verricht naar de gevaren van het injecteren van gevaarlijke afvalstromen, met onder meer kwik, in de diepe ondergrond voor de natuur en de gezondheid van mensen en dieren, en naar de mogelijke gevaren en risico’s wanneer het kwik vrij komt uit de ondergrond? Zo ja, door welke instantie is dat onderzoek verricht en wat zijn de conclusies? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken?
Zie antwoord vraag 4.
Acht u het aannemelijk dat het verwerkingsproces dat de NAM toepast op afvalstromen uit de aardgaswinning hetzelfde is voor alle gasboringen in de Noordzee en de Waddenzee? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om een (strafrechtelijk) onderzoek te laten instellen inzake de afvalstromen van gasboringen op de Wadden (waaronder afvalstromen gerelateerd aan «schuin» boren vanaf Moddergat, Vierhuizen, Lauwersoog, Wierum en Blije)? Zo nee, waarom niet?
Het verwerkingsproces dat de NAM toepast op de waterstromen uit de aardgaswinning is voor gasboringen in de Noordzee en de Waddenzee vergelijkbaar. De waterstromen van de Noordzee leggen echter een andere route af dan die vanaf de Waddenzee.
Het is niet aan mij om een strafrechterlijk onderzoek in te stellen. Uit de berichtgeving blijkt dat het Openbaar Ministerie (OM) zich op dit moment beraadt of er aanknopingspunten zijn voor een onderzoek. Het OM heeft aangegeven dat dit nog enige maanden kan duren.
Juridische belemmeringen voor composteren gft met wormen |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de mogelijkheden en wettelijke belemmeringen voor het composteren van huishoudelijk gft-afval en organisch bedrijfsafval met behulp van wormen en de bijbehorende productie van vermicompost?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Waarom worden wormen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Activiteitenbesluit niet aangemerkt als landbouwhuisdieren, maar in het kader van het Besluit houders van dieren wel?
De definitie van de term landbouwhuisdieren in de milieuregelgeving voor veehouderijen is anders dan de definitie van deze term in het kader van regelgeving gericht op dierenwelzijn. Volgens de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit (Stb 2012 nr. 441 pagina 116) worden onder de term landbouwhuisdieren inderdaad niet onder andere wormen verstaan. Dit verschil is te verklaren door het feit dat de milieuregelgeving een ander doel heeft dan regelgeving over dierenwelzijn. Milieuregelgeving ziet op de bescherming van het milieu. Bij het houden van landbouwhuisdieren gaat het dan bijvoorbeeld om ammoniakemissie en geurhinder. Die milieueffecten spelen niet of veel minder bij houden van wormen.
Zijn er inhoudelijke bezwaren om wormen die worden gebruikt in het kader van vermicomposteren uit te zonderen van de verbodsbepaling in artikel 3.4 van de Regeling dierlijke producten?
Artikel 3.4 van de Regeling dierlijke producten verbiedt het in Nederland om keukenafval en etensresten aan te voeren of voorhanden te hebben op plaatsen waar zich landbouwhuisdieren bevinden. Dit is om te voorkomen dat risicovol materiaal vervoederd wordt en vloeit voort uit het Europese verbod op het voeren van keukenafval en etensresten aan landbouwhuisdieren (artikel 11, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1069/2009). Ook in deze context vallen wormen binnen de Europese definitie van landbouwhuisdier en daar kan ik derhalve niet van afwijken.
Wat wel toegestaan zou kunnen worden, is het voeren van wormen met compost van keukenafval en etensresten dat voldoet aan de composteisen van de dierlijke bijproductenregelgeving. Dit betekent dat keukenafval en etensresten eerst op een andere locatie een hygiënisatiestap moeten ondergaan (70 °C voor 60 minuten). Hiermee zijn de risico’s voor dier- en volksgezondheid weggenomen.
Ik verken op dit moment ook de mogelijkheden om het hygiëniseren van keukenafval en etensresten toe te staan op dezelfde locatie als waar de wormen gehouden worden. De uitzondering op de nationale beperkingen inzake aanvoer en aanwezigheid van keukenafval en etensresten op locaties met landbouwhuisdieren, zou dan alleen gelden voor wormen die gebruikt worden als katalysator voor de productie van vermicompost en als input daarvoor gehygiëniseerde compost gebruiken.
Is de veronderstelling juist dat het composteren van huishoudelijk gft-afval en organisch bedrijfsafval met behulp van wormen in meerdere Europese lidstaten wel is toegestaan en dat Europese regelgeving derhalve geen belemmering vormt?
Het is mij bekend dat het composteren met behulp van wormen door de lidstaten België en Frankrijk onder voorwaarden wordt toegestaan. Echter, de veronderstelling dat Europese regelgeving derhalve geen belemmering vormt, is onjuist. Voor Frankrijk en België geldt dat er ook gehandeld moet worden binnen de kaders van Verordening (EG) nr. 1069/2009. Daarom vallen ook in Frankrijk en België de compostwormen onder de Europese definitie van landbouwhuisdier en is het vervoederen van gft-afval niet toegestaan.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat het vinden van oplossingen voor bovengenoemde knelpunten geen prioriteit heeft ondanks uw inzet op kringlooplandbouw? Zo ja, waarom?
Er is actief meegedacht aan mogelijkheden voor dergelijke vormen van compostering binnen het huidige wettelijke kader. Mijn departement staat voor een forse opgave waarbij ik genoodzaakt wordt tot het stellen van prioriteiten. Ik maak daarin een afweging in de inspanning die nodig is om oplossingen tot uitvoering te brengen. Uiteraard zijn dit soort initiatieven waardevol om in gesprekken op EU-niveau mee te nemen, maar het wijzigen van de Europese regelgeving is complex, vergt veel tijd en geeft geen garantie voor succes. Daarom denk ik dat ondernemers meer gebaat zijn met handelingsperspectief op de korte termijn en wil ik mij focussen op de mogelijkheden voor een snelle en praktische oplossing, zoals genoemd in het antwoord op vraag drie.
Bent u bereid wormen die worden gebruikt in het kader van vermicomposteren uit te zonderen van de verbodsbepaling in artikel 3.4 van de Regeling dierlijke producten of anderszins ruimte te bieden voor deze composteringsmethode?
Zoals aangeven in het antwoord op vraag drie, zie ik enkel toegevoegde waarde in een uitzondering op de verbodsbepaling van artikel 3.4, mits keukenafval en etensresten niet direct worden gevoerd aan de wormen. De genoemde voorwaarden voor het vervoederen van keukenafval en etensresten bestaan om risico’s voor de gezondheid van mens en dier te voorkomen. Dit materiaal dient daarom voor het vervoederen eerst veilig gemaakt te worden middels de eerder genoemde hygiënisatiestap.
Binnen deze veiligheidskaders zou er ruimte geboden kunnen worden voor vermicompostering. Zoals eerder genoemd, verbiedt artikel 3.4 van de Regeling dierlijke producten het aanvoeren van keukenafval en etensresten op een terrein waar ook landbouwhuisdieren aanwezig zijn. Ik kan mij voorstellen dat het om logistieke redenen praktisch is om het hygiëniseren van keukenafval en etensresten op dezelfde locatie uit te kunnen voeren als het kweken van wormen. Mocht het nodig zijn om composteerinstallaties te plaatsen op hetzelfde terrein als wormenkwekerijen, dan kan overwogen worden om middels ontheffingen van het verbod op het aanvoeren van keukenafval en etensresten, deze ruimte te bieden, onder voorwaarden in het belang van de bescherming van de gezondheid van mens en dier.
De uitspraak van de Raad van State over statiegeld op metalen drankverpakkingen |
|
Kiki Hagen (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Wat is uw eerste reactie op de uitspraak van de Raad van State (202205978/1/R4 en 202206371/1/R4) en concreet op de extra tijd die producenten en importeurs krijgen om te voldoen aan de wettelijke verplichting en de preventieve lasten onder dwangsom die komen te vervallen? Welke vervolgstappen gaat u zetten?
De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 2 december 2022 de maatregelen die de ILT van plan was te nemen, opgeschort tot en met 31 maart 2023. De rechter geeft in de uitspraak geen voorlopig rechtmatigheidsoordeel, maar maakt een belangenafweging. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alle partijen onderkennen dat het algemeen belang gediend is met een soepele uitvoering van het statiegeldsysteem voor blikjes en gaat mee in de bewering van de producenten dat dit systeem op 31 december 2022 nog niet goed kan werken. Zoals ik in debat met uw Kamer heb aangegeven, vind ik de uitspraak teleurstellend. Ik ben van mening dat het Afvalfonds Verpakkingen en de producenten/importeurs meer dan voldoende tijd hebben gehad om het statiegeldsysteem per 31 december 2022 operationeel te kunnen hebben.
De ILT beraadt zich op eventuele verdere stappen.
Klopt het dat producenten en importeurs bijna twee jaar de tijd hebben gehad om blikjes toe te voegen aan het bestaande statiegeldsysteem? Klopt het dat een dergelijke opzet in het buitenland vaak maar een jaar kost?
Ja, in februari 2021 is bekendgemaakt dat statiegeld op blik wordt ingevoerd. Daarmee was er dus bijna twee jaar tijd voor de voorbereiding op de invoering ervan. Zoals in antwoord 1 aangegeven, acht ik dit ruim voldoende tijd.
Mij is onbekend of er in het buitenland meer of minder tijd nodig is gebleken, en of het daarbij om met Nederland vergelijkbare situaties betreft.
Bent u het ermee eens dat het bedrijfsleven aan het langste eind lijkt te trekken, nu de preventieve last onder dwangsom komt te vervallen en de ingangsdatum wordt uitgesteld?
De wettelijke ingangsdatum blijft ongewijzigd. De voorzieningenrechter heeft alleen de preventieve last onder dwangsom opgeschort tot 1 april 2023. De ILT beraadt zich op dit moment op eventuele verdere stappen.
Bent u het ermee eens dat deze uitspraak van de Raad van State bewijst dat uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) als middel wettelijk niet goed is verankerd? Bent u het ermee eens dat de statiegeldwet moet worden aangescherpt? En bent u het ermee eens dat we hier lering uit moeten trekken voor hoe we UPV als instrument verankeren in wetgeving? Zo ja, welke vervolgstappen gaat u zetten?
De uitspraak van de voorzieningenrechter trekt de wettelijke basis voor statiegeld niet in twijfel. Het betreft alleen de handhaving van de nieuwe verplichting tot statiegeld die ingaat per 31 december 2022. De wettelijke basis voor UPV in het algemeen wordt helemaal niet besproken in de uitspraak.
Aangezien het hier juist gaat om het niet naleven van de wet, zie ik geen reden om de wet aan te scherpen.
Hoewel de start tot nu toe moeizaam is verlopen, vertrouw ik erop dat we vanaf 1 april een werkend statiegeldsysteem voor blik hebben, en zo niet, dat de ILT hierop kan handhaven. Wel wil ik lering trekken uit de ervaringen en dit meenemen in de evaluatie van de wetgeving in 2024.
Bent u bereid om een evaluatieproces op te zetten met betrekking tot het proces en de wetgeving rondom statiegeld en de wettelijke verankering van de UPV waarbij u ook de Tweede Kamer betrekt?
Zoals bepaald in art. 16 van het Besluit beheer verpakkingen 2014 zal in 2024 een evaluatie plaatsvinden. Ik zal de Tweede Kamer daarover informeren.
De stinkende biomassacentrale in Steenwijkerland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat bewoners en bijna de voltallige gemeenteraad van Steenwijkerland de stinkende biomassacentrale Ice Bear helemaal zat zijn?1
Ik ben bekend met het artikel waarnaar u verwijst.
Bent u bekend met het feit dat biomassa een heel slechte energiebron is en dat verbranding van hout weinig energie oplevert, waardoor netto meer CO2 uit de schoorsteen komt dan bij kolen en gas?
Ik ken de zorgen die leven over de laagwaardige inzet van biogrondstoffen. Daarom geeft het kabinet voor de productie van uitsluitend elektriciteit uit houtige biogrondstoffen geen nieuwe subsidies meer af en is uw Kamer in april geïnformeerd over het stoppen met het afgeven van nieuwe subsidies voor lagetemperatuurwarmte uit houtige biogrondstoffen.2 Om te borgen dat de inzet van biogrondstoffen verantwoord en zorgvuldig gebeurt, heeft het kabinet een integraal duurzaamheidskader gepresenteerd3. Het kabinet is van mening dat biogrondstoffen een essentiële rol spelen om de afhankelijkheid van (geïmporteerde) primaire fossiele grondstoffen en minerale delfstoffen te beëindigen, bijvoorbeeld in de chemie, de bouw en bij de productie van brandstoffen voor de lucht- en scheepvaart. Daarbij geldt voor het kabinet het uitgangspunt dat alleen duurzame biogrondstoffen een bijdrage aan de transitie kan leveren en dat duurzame biogrondstoffen uiteindelijk zo beperkt en hoogwaardig mogelijk moet worden ingezet. Dit wordt onderschreven door rapporten van het IPCC, PBL en de SER. Met de Uitvoeringsagenda Biogrondstoffen wordt hier uitvoering aan gegeven.
Waarom blijft de biomassacentrale Ice Bear in bedrijf, terwijl deze bewezen overlast veroorzaakt?
Voor het verbeteren van de luchtkwaliteit en het realiseren van gezondheidswinst is samenwerking tussen overheden essentieel. In het kader van het Schone Lucht Akkoord werkt het Rijk daarom samen met gemeenten en provincies aan het verminderen van luchtvervuiling. Zo is de Kamer in augustus 2022 geïnformeerd dat het Rijk de emissiegrenswaarden voor biomassacentrales aanscherpt 4. Dit zal een verwachte emissiereductie hebben op o.a. stof, stikstofoxide en ammoniak en andere stoffen die een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. Verder kan een gemeente door middel van het bestemmingsplan (straks omgevingsplan) gebieden aanwijzen waar geen of juist wel biomassacentrales geplaatst mogen worden. Het toezicht op biomassacentrales ligt bij het bevoegd gezag (in het geval van biomassacentrales de gemeente of provincie). Als het bedrijf de regels overtreedt kan het bevoegd gezag handhaven.
Deelt u de mening dat er geen loopje genomen dient te worden met de volksgezondheid van de bewoners van Steenwijkerland en omgeving? Zo ja, vindt u het aanvaardbaar dat bewoners indringende stank, nachtelijke geluidsoverlast en veel fijnstof in de omgeving van het bedrijf ervaren?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u zich inspannen om deze stinkfabriek te sluiten? Zo ja, hoe gaat u dat concreet doen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zoals hierboven omschreven werken het Rijk, provincies en een groot aantal gemeenten met het Schone Lucht Akkoord samen aan het permanent verbeteren van de luchtkwaliteit in Nederland. Met het duurzaamheidskader biogrondstoffen schetst de regering de kaders waarlangs bedrijven biogrondstoffen kunnen gebruiken. Het is vervolgens aan gemeentes en provincies om vergunningen te verlenen, toezicht te houden (te beoordelen in hoeverre aan de regels is voldaan) en indien nodig te handhaven op het moment dat een bedrijf de regels overtreedt.
Het bericht dat chemiefabriek Chemours maandenlang veel meer GenX in water loosde dan toegestaan |
|
Tjeerd de Groot (D66), Kiki Hagen (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Chemiefabriek Chemours loosde maandenlang veel meer GenX in water dan toegestaan»?1
Ja.
Bent u bekend met de resultaten van de metingen bij Brienenoord en Maassluis die worden aangehaald in het artikel? Erkent de u dat deze metingen eind vorig jaar een duidelijke piek laten zien in de concentratie gemeten GenX?
Ja, deze zijn bekend. Dit betreft meetresultaten van het programma Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL) van Rijkswaterstaat. Die data worden met name gebruikt voor het bepalen van trends en het leveren van nationale en internationale rapportages in verband met de Kaderrichtlijn Water. De metingen zijn niet geschikt of bedoeld om aan een individuele lozer te koppelen.
Het klopt dat de MWTL-metingen eind 2021 hogere concentraties GenX lieten zien op de meetlocaties Brienenoord (Nieuwe Maas) en Maassluis (Scheur).
Klopt het dat de fabriek van Chemours in Dordrecht de enige fabriek is in Nederland die de GenX-technologie toepast?
Voor zover mij bekend is Chemours de enige producent van GenX in een ruime straal (gehele provincie Zuid Holland) rondom de meetpunten Brienenoord en Maassluis. Dat laat onverlet dat GenX door toedoen van andere partijen in het water, de bodem of de lucht terecht kan komen. Verontreiniging met GenX is ook op andere plekken in Nederland aangetroffen, onder andere in Noord-Brabant.2 Zoals is aangegeven in de beantwoording van de vragen het lid Van Esch (PvdD) (kenmerk 2022Z16485), zet Nederland in op een zo breed mogelijk Europees verbod op PFAS om de emissies van PFAS in de gehele keten te voorkomen.
Klopt het dat er geen andere mogelijkheid kan zijn dan dat de bij Brienenoord en Maassluis gemeten GenX-concentraties veroorzaakt zijn door lozingen van Chemours? Zo nee, welke andere mogelijkheden ziet u?
Nee, dat klopt niet. Zie het antwoord op vragen 3 en 6.
Wat is de maximale hoeveelheid GenX die Chemours jaarlijks volgens zijn vergunning mag lozen? Hoe is het voorzorgsprincipe meegenomen in het bepalen van deze hoeveelheid? En is om de maximale toegestane hoeveelheid te bepalen ook getoetst aan de Kaderrichtlijn Water?
Voor de indirecte lozing van (gezuiverd) afvalwater op de rioolwaterzuivering Dordrecht heeft Chemours een vergunning van de provincie Zuid-Holland. Voor directe lozingen op de Beneden Merwede heeft Chemours een watervergunning die door Rijkswaterstaat is verleend namens de Minister van IenW. Op grond van die vergunningen bedragen de maximaal toegestane vrachten GenX 2 kg per jaar voor de indirecte lozing en 5 kg per jaar voor de directe lozing.
Bij het verlenen van lozingsvergunningen volgt het bevoegd gezag de vigerende waterkwaliteitswetgeving. Op grond daarvan worden alleen vergunningen verleend als de beste beschikbare technieken worden toegepast om emissies te voorkomen of te beperken. Daarnaast wordt met behulp van de immissietoets gecontroleerd of de lozing geen negatieve effecten heeft op het direct ontvangende oppervlaktewater.
GenX is een Zeer Zorgwekkende Stof waarvoor in de vergunningen ook een minimalisatieplicht is opgenomen zodat emissies steeds verder worden teruggedrongen.
Bent u het met het vermoeden van de heer Jonker van de Universiteit van Utrecht eens dat op basis van de aangehaalde metingen het zeer aannemelijk is dat er veel meer GenX geloosd zou zijn door Chemours dan volgens hun vergunning is toegestaan?
De heer Jonker baseert zijn vermoeden op de MWTL-meetgegevens. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 zijn die gegevens niet geschikt en ook niet bedoeld voor brononderzoek. Toezicht op de lozingen van Chemours vindt door Rijkswaterstaat plaats voor de directe lozingen. De omgevingsdienst DCMR Milieudienst Rijnmond houdt, namens de provincie Zuid-Holland, toezicht op het afvalwater dat na zuivering door Chemours wordt geloosd (indirecte lozingen).
Rijkswaterstaat bemonstert vier keer per jaar het rivierwater nabij Chemours voor onderzoek op onder meer PFOA en GenX. Daarnaast doet Rijkswaterstaat vier keer per jaar onaangekondigde metingen bij Chemours op het water van de directe lozing.
In de periode september-december 2021 heeft Rijkswaterstaat één bemonstering van de directe lozing uitgevoerd en twee rivierwaterbemonsteringen. DCMR Milieudienst Rijnmond meet iedere maand in verband met de indirecte lozingen.
Chemours voert zelf ook metingen uit op zowel directe lozingen (twee keer per kwartaal) als op de indirecte lozingen (wekelijks). Over de eigen monstername en ongewone voorvallen wordt gerapporteerd aan Rijkwaterstaat en DCMR Milieudienst Rijnmond. Uit geen van deze metingen blijkt dat Chemours eind 2021 de gestelde norm voor GenX heeft overschreden. Er zijn verder géén aanwijzingen dat andere bedrijven voor de overschrijdingen uit 2021 verantwoordelijk zijn. Mogelijk heeft er een illegale lozing plaats gevonden door een onbekende partij.
Bent u het ermee eens dat bij het omgaan met (p)ZZS'en, zoals bijvoorbeeld GenX, voldoende voorzorg moet worden ingebouwd en dat signalen van lozing serieus genomen moeten worden?
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de keuze van Rijkswaterstaat om ondanks de aangetoonde concentraties GenX niet over te gaan tot handhaving of aanvullend onderzoek?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 zijn DCMR milieudienst Rijnmond en Rijkswaterstaat het toezichthoudend en handhavend bevoegd gezag. Zij zien, mede op basis van metingen, toe op de naleving van de lozingsnormen die aan Chemours worden gesteld.
Dat er eind 2021 tijdelijk hoge concentraties GenX werden aangetroffen in de Nieuwe Maas en het Scheur is verontrustend, maar omdat de concentraties niet kunnen worden gerelateerd aan een bepaalde partij is het helaas niet mogelijk gebleken om handhavend op te treden tegen de veroorzaker.
Klopt het dat het niet mogelijk is voor Rijkswaterstaat om op basis van metingen, zoals die van de heer Jonker, over te gaan tot handhaving of aanvullend onderzoek? Zo ja, Wat moet er veranderen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u dat hier voldoende voorzorg in acht wordt genomen en dat er op een serieuze en adequate manier is gereageerd op de gemeten concentraties, zoals gemeten door de heer Jonker?
Zie antwoord vraag 8.
Berichten dat de NAM volgend jaar toch weer wil starten met afvalwaterinjectie in Twente |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat de Nederlands Aardolie Maatschappij (NAM) voornemens is om de afvalwaterinjectie in Twente in 2023 weer op te starten?1, 2, 3
Ik wil dat de waterinjectie in Twente niet meer wordt opgestart. Ik zie daar in de Tweede Kamer ook geen draagvlak voor. Ik ga dit binnenkort met NAM bespreken. Daarin bespreek ik ook het eerder op een bewonersavond door de NAM gepresenteerde stappenplan4 waar u in uw vraag naar verwijst.
Hoe moet uw uitspraak in de media worden opgevat dat de tolueenvergunning van de NAM eerst op orde moet zijn en dat opstarten van de afvalwaterinjectie in Twente daarom niet mogelijk is? Welke vergunning loopt precies af per 1 januari 2023? Wat is er exact nodig om deze vergunning te verlengen dan wel opnieuw te verstrekken?
NAM heeft einde december 2021 de waterinjectie in Twente gestaakt omdat het tolueengehalte in het productiewater de norm van de vergunning overschreed. NAM heeft vervolgens een vergunning aangevraagd voor het plaatsen en in gebruik nemen van een filterinstallatie voor het reduceren van het tolueengehalte van het productiewater. Op 31 augustus 2022 heb ik besloten om deze vergunning5 te verlenen. Deze vergunning heeft een looptijd tot en met 31 december 2022.
Om na deze datum nog productiewater te injecteren, moet NAM bij mij een verzoek tot verlenging van de vergunning indienen. Ik zal dit verzoek conform de gebruikelijke procedure behandelen en een besluit nemen. Dit besluit staat open voor bezwaar en beroep.
Acht u het waarschijnlijk dat een aanvraag voor het verlengen of opnieuw toekennen van de vergunning aan de NAM door u zal worden toegekend?
Ik moet een dergelijke aanvraag conform de gebruikelijke procedure behandelen en dan daarover een besluit nemen. Dit besluit staat open voor bezwaar en beroep.
Overigens hoop ik dat het niet zover komt. Ik ga binnenkort met NAM hierover verder praten. Mijn inzet is namelijk dat er geen productiewater meer in Twente wordt geïnjecteerd en dat NAM zich richt op het realiseren van een veilig en schoon proces in Drenthe.
Op basis van welke gronden kunt u een aanvraag voor het verlengen of opnieuw toekennen van deze vergunning afwijzen?
Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering is in artikel 3.10, derde lid, Wabo het toetsingskader opgenomen. Dit houdt onder anderen in dat er getoetst moet worden of de aangevraagde verandering niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan. Een dergelijke aanvraag doorloopt de reguliere (korte) voorbereidingsprocedure.
Is deze vergunning hoe dan ook nodig om de afvalwaterinjectie te kunnen hervatten of zou de NAM de afvalwaterinjectie ook kunnen hervatten zonder vergunning op het moment dat de schadelijke stoffen in het afvalwater onder de normen blijven?
De vergunning is nodig voor het doorgaan met het gebruik van de filterinstallatie voor het reduceren van het tolueengehalte van het productiewater. Als NAM een andere manier vindt om dit gehalte binnen de normen te brengen dan heeft NAM de vergunning voor de filterinstallatie niet nodig.
Dit is echter niet het enige wat NAM nodig heeft om te herstarten. In mijn brief6 van 31 mei 2022 heb ik aangegeven dat ook SodM een aantal eisen heeft gesteld. SodM heeft op 26 september 2022 per brief7 aangegeven dat NAM de risicobeheersing van de injectie van productiewater in Twente nu op orde heeft. De toezichthouder concludeert dit aan de hand van de overkoepelende risicoanalyse en het aangescherpte monitoringsplan. SodM heeft ook een positief advies gegeven op het door NAM aangepaste waterinjectiemanagementplan (behorende bij de activiteiten in Twente). Ik heb het advies van SodM overgenomen en het aangepaste waterinjectiemanagementplan goedgekeurd.
Het is echter mijn inzet dat NAM de waterinjectie in Twente niet weer opstart. Zoals eerder aangegeven ga ik hierover met NAM in overleg.
Wilt u de NAM erop wijzen dat de afvalwaterinjectie in Twente conform de motie van het lid Agnes Mulder c.s. dit jaar dient te worden beëindigd en dat dat ook betekent dat de afvalwaterinjectie niet in 2023 of de jaren daarna weer kan worden hervat?4
Ja, ik zal NAM hierop wijzen.
Wilt u de NAM er tevens (nogmaals) op wijzen dat er conform de motie van het lid Agnes Mulder c.s. uiterlijk begin 2024 een circulair en schoner proces in Drenthe zal moeten zijn, waarbij het afvalwater wordt gezuiverd en voldoet aan de inzichten van het Staatstoezicht op de Mijnen en de Mijnraad en dat indien dat niet het geval is er gestopt zal moeten worden met zowel de afvalwaterinjectie als de oliewinning in Schoonebeek?5
Ja, ik zal NAM hierop wijzen.
De rol van afvalenergiecentrales in Nederland en Europa. |
|
Agnes Mulder (CDA), Erik Haverkort (VVD), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het rapport van Royal Haskoning over de rol van afvalenergiecentrales in Europa en Nederland?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het rapport van Royal Haskoning.
Hoe beoordeelt u de conclusie van dit rapport dat de afvalimportheffing er weliswaar voor heeft gezorgd dat er minder afval werd geïmporteerd, maar dat er door deze heffing niet minder afval werd verbrand in de afvalenergiecentrales en de CO2-uitstoot zelfs licht toenam?
Het kabinet heeft in 2019 besloten de uitzondering in de afvalstoffenbelasting voor het verbranden en storten van buitenlands afval in Nederland te schrappen. Sinds 1 januari 2020 dient er dus over zowel binnenlands als over buitenlands afval dat gestort of verbrand wordt afvalstoffenbelasting te worden betaald. Strikt genomen is er dus geen sprake van een «importheffing». Recycling in Nederland, dus ook van geïmporteerd afval, blijft buiten de heffing.
Het is juist dat er sindsdien minder buitenlands afval in Nederland is verbrand. De conclusie dat de CO2-uitstoot licht toenam, deel ik niet. In tabel 7.8 van de NIR20222 staat dat de fossiele CO2-emissies van afvalverbranding in 2020 lager zijn dan in 2019. Dat er in 2020 geen sprake was van een significante daling van het afval dat in Nederland verbrand werd, heeft andere redenen. In 2019 viel een groot deel van de capaciteit van de afvalverbrandingsinstallatie (AVI) in Amsterdam weg. Omdat Nederlandse AVI’s vol zaten, is een deel van het Nederlands brandbaar afval opgeslagen. We zien sinds 2020 dat de hoeveelheid opgeslagen brandbaar afval in Nederland weer terugloopt en er door afvalbedrijven een inhaalslag wordt gemaakt. Aannemelijk is dat een deel van de vrijgevallen capaciteit gebruikt is voor het extra afval dat als gevolg van de coronapandemie moest worden verwerkt. Verder zien wij een afname in de hoeveelheid Nederlands brandbaar afval dat met ontheffing wordt gestort in Nederland. Een overzicht van de cijfers vindt u terug in de jaarlijkse rapportage van de werkgroep afvalregistratie van Rijkswaterstaat.3
Wordt uw conclusie uit de brief van 21 april 2022 (Kamerstuk 32 852, nr. 189) dat de afvalimportheffing tot een CO2-besparing van 0,381 Mton leidt onderschreven door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)? Is deze besparing alleen gebaseerd op de schoonsteenemissies of zijn daarbij ook de emissies in de keten meegenomen? Wilt u dit nogmaals navragen bij het PBL en het antwoord van het PBL in de beantwoording meenemen?
Uw Kamer heeft mijn voorganger gevraagd de berekeningen van het PBL met uw Kamer te delen. Dat heb ik op 21 april 2022 met betreffende Kamerbrief gedaan. In de met u gedeelde berekening komt het PBL tot een CO2-besparing in Nederland van 0,381 Mton in 2030 als gevolg van het onder de afvalstoffenbelasting brengen van het verbranden en storten van buitenlands afval. In deze berekening gaat het om schoorsteenemissies in Nederland en heeft het PBL-rekening gehouden met de substitutie door andere vormen van energie- en warmteopwekking op basis van de dan verwachte energiemix.
Deelt u de mening dat het om het gehele effect van deze maatregel te meten ook nodig is om de vermeden emissies door de energieproductie doorafvalenergiecentrales, (metaal)recycling en het voorkomen van het storten van afval in het buitenland mee te nemen in de berekening? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft, zoals bij alle klimaat- en Urgenda-maatregelen, gekeken naar de klimaateffecten in Nederland en laat deze monitoren door het PBL. In het effect van de maatregel is al rekening gehouden met de vermeden emissies door de energieproductie van AVI’s in Nederland. Ook kijkt het kabinet bij het nemen van klimaatmaatregelen naar mogelijke weglekeffecten. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de Europese Unie lidstaten verplicht storten terug te dringen en zoveel mogelijk in te zetten op recycling. Ik deel de mening dat ook ketenemissies buiten Nederland een rol kunnen spelen in de formulering van nationaal beleid. Echter, ook het meenemen van de in het onderzoek genoemde factoren geeft een beperkt beeld. Zo wordt bijvoorbeeld de metaalrecycling uit bodemassen niet afgezet tegen de recycling zonder verbranding in een AVI, die met betere bron- en nascheiding zou gelden.
Overigens bestaan er effectievere wijzen om deze emissies te vermijden. Zoals betere bron- en nascheiding om vervolgens te recyclen. Immers, met verbranden in een AVI gaan veel waardevolle grondstoffen verloren en kunnen metalen en andere fracties in veel gevallen maar beperkt en vaak tegen hogere kosten achteraf worden herwonnen. Het is dus beter om verbranding te voorkomen en zoveel mogelijk aan de voorkant te scheiden en te recyclen.
Bent u bereid om het totale effect van de afvalimportheffing, inclusief vermeden emissies door de energieproductie door deafvalenergiecentrales, (metaal)recycling en het voorkomen van het storten van afval in het buitenland door het PBL te laten berekenen? Zo nee, waarom niet?
Het PBL heeft al gekeken naar de totale effecten van de maatregel op Nederlandse bodem en rekening gehouden met de vermeden emissies door de energieproductie van AVI’s in Nederland, zoals gebruikelijk voor alle klimaatvoorstellen.
Hoe ziet u de rol van de Nederlandse afvalenergiecentralesbinnen het klimaatneutrale energiesysteem van de toekomst?
In de basis is de huidige brandstof van AVI’s voornamelijk plastics, papier, karton en andere biogene reststromen. In een circulaire economie worden deze afvalstromen op een veel hoogwaardigere wijze ingezet dan het verbranden in AVI’s. Het beleid is er dan ook op gericht om weg te bewegen van storten en verbranden naar meer hoogwaardige vormen van verwerking. Verbranding als verwerkingsmethode zal waarschijnlijk alleen nog nodig zijn voor bepaalde afvalstromen, bijvoorbeeld medisch of gevaarlijk afval, maar zal niet meer in de huidige vorm en omvang plaatsvinden. Dat geldt dus ook voor energielevering uit afvalverbranding. Dit zou immers betekenen dat we potentiële waardevolle secundaire grondstoffen zouden moeten blijven verbranden vanuit het oogpunt van energievoorziening. Dat is vanuit het perspectief van de circulaire economie, noch vanuit de klimaatopgave wenselijk.
Deelt u de constatering dat afvalenergiecentrales ook in de toekomst nog een belangrijke rol kunnen spelen als bron van hernieuwbare warmte? Zo nee, waarom niet?
Zolang er behoefte aan afvalverbrandingscapaciteit bestaat in Nederland is het goed de warmte van deze installaties te benutten. Echter, met het verminderen van de hoeveelheid brandbaar afval in de toekomst zal ook de bijdrage van afvalverbranding aan de levering van warmte afnemen. Overigens wordt alleen de warmte van afvalverbranding afkomstig van het biogene deel van het afval tot hernieuwbare warmte gerekend, een substantieel deel van de brandstof van AVI’s (plastics) heeft een fossiele oorsprong en is dus niet hernieuwbaar.
Kunt u aangeven wat de huidige energieproductiecapaciteit van de afvalenergiecentrales is uitgedrukt in kubieke meters aardgas en welk deel daarvan bestempeld kan worden als duurzaam opgewekte energie?
Het aandeel hernieuwbare energie van AVI’s is op basis van gegevens over 2020 vastgesteld op 54%.4 Het is niet goed mogelijk om de geproduceerde energie (warmte en elektriciteit) terug te rekenen naar aardgas als brandstof. Dit zal in grote mate afhangen van de rendementen van de installaties waarin het gas wordt toegepast en het rendement van de AVI voor de verschillende energievormen. Om u een idee te geven: voor de elektriciteitsproductie geldt dat het rendement van een moderne grootschalige aardgascentrale ongeveer 60% is, van een steenkoolcentrale is dat ongeveer 46% en van een AVI is dat doorgaans een stuk lager, zo’n 35%.
Voor warmte gelden weer andere rendementen, zo is het rendement van een cv-ketel ongeveer 94%, van warmte uit aardgas als stoom maximaal 85% en van een AVI voor warmte doorgaans 80–85%. AVI’s leveren over het algemeen hoge temperatuur warmte en stoom. Deze is het meest efficiënt in te zetten voor industriële toepassingen, of via de gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte.
Hoe kijkt u naar het belang van afvalenergiecentrales als gedeeltelijke vervanging voor het wegvallen van houtige biomassa als bron van hernieuwbare warmte?
Het is voor het kabinet van belang dat we niet afhankelijk worden van afvalverbranding voor de levering van warmte. Zolang er afvalverbranding is in Nederland is het goed om gebruik te maken van de aftapwarmte die deze centrales produceren. Aftapwarmte uit AVI’s zal de komende jaren nog een belangrijk aandeel hebben in de warmtevoorziening, die echter geleidelijk zal worden afgebouwd. Het kabinet werkt aan het opschalen van CO2-vrije en hernieuwbare warmtebronnen die de rol van aftapwarmte en warmte uit houtige biomassa overnemen, tot uiteindelijk een volledig duurzame warmtebronnenmix is gerealiseerd. Een AVI als warmtebron ligt in de aanloop naar een volledig circulaire en klimaatneutrale economie steeds minder voor de hand.
Wat is uw visie op CO2-afvang bij afvalenergiecentrales? Welke mogelijkheden ziet u om door middel van CO2-afvang de CO2-uitstoot per ton verbrand afval te doen dalen en wellicht op termijn zelfs energie te produceren in de afvalenergiecentrales met een negatieve CO2-voetafdruk?
Voor het verminderen van de uitstoot van AVI’s zet het kabinet, door middel van hergebruik en recycling, met name in op het verminderen van de hoeveelheid afval die in Nederland wordt verbrand. Naast deze maatregelen levert CO2-afvang en opslag een bijdrage aan het behalen van de klimaatopgave in 2030. Onder het Klimaatakkoord hebben AVI’s een opgave van 1 Mton CO2-reductie in 2030. De installaties vallen ook onder de CO2-heffing. CO2-afvang wordt door het kabinet gezien als tussenstap voor industriële toepassingen waar emissie-loze alternatieven vooralsnog geen optie zijn. Voor de CO2-afvang bij afvalverbrandingsinstallaties kunnen momenteel subsidies worden aangevraagd. CO2kan permanent worden opgeslagen of worden geleverd aan bijvoorbeeld de glastuinbouw om zelfgeproduceerde CO2te vervangen. Daarbij verdient het de voorkeur om de CO2-behoefte in te vullen met niet-fossiele CO2om blijvende afhankelijkheid van fossiele CO2te voorkomen.
Met de opslag van CO2kunnen negatieve emissies worden behaald wanneer CO2uit biogene bronnen wordt opgeslagen. Over het al dan niet rekenkundig mogen toekennen van negatieve emissies aan het opslaan van CO2-stromen met zowel een fossiele als biogene component loopt op dit moment een Europees proces. Het kabinet streeft binnen Europa naar een snelle operationalisatie van mogelijkheden voor negatieve emissies. Hoe dan ook is er op weg naar een volledig circulaire economie steeds minder afvalverbranding nodig. Het Kabinet is altijd bereid om te praten over verduurzaming van de sector.
Wat is het potentieel voor CO2-afvang bij de Nederlandse afvalenergiecentrales uitgedrukt in Mton CO2? Wat is er voor nodig om dit potentieel te benutten en wat is daarbij uw inzet?
Volgens een rapport van Royal HaskoningDHV uit 20215 wordt momenteel jaarlijks circa 9 Mton CO2uitgestoten bij AVI’s en slibverbrandingsinstallaties, waarvan nu 62% van de uitstoot als biogeen geldt. Voor een mogelijke inschatting van het potentieel verwijs ik u naar ditzelfde rapport waar een aantal toekomstscenario’s voor het potentieel van CO2-afvang zijn opgenomen, waaronder bij AVI’s. Het potentieel voor CO2-afvang bij AVI’s is onder andere afhankelijk van de hoeveelheid afval die nog verbrand wordt de komende jaren. Voor de CO2-afvang, transport en opslag bij AVI’s kunnen momenteel subsidies worden aangevraagd, bijvoorbeeld via de SDE++ en de Topsector Energie (TSE)-regelingen. Het kabinet zal de komende tijd bezien hoe instrumenten zo kunnen worden ingezet dat zij zowel de transitie naar een klimaatneutrale economie als de transitie naar een circulaire economie ondersteunen.
Welke rol ziet u voor Nederlandse afvalenergiecentrales bij het realiseren van de roadmap chemische recycling? Deelt u de mening dat de afvalenergiecentrales hierbij een toegevoegde waarde kunnen hebben als zij middels plastic nascheiding op (geïmporteerd) restafval kunnen zorgen voor een voor chemische recycling geschikte plasticstroom?
Het kabinet ondersteunt het belang van de uitvoering van de roadmap chemische recycling. Binnen de industrie zijn een aantal concrete projecten in een vergevorderd stadium die op grote schaal plastics recyclen door middel van chemische recycling. Het kabinet ziet geen bezwaren in de aanvoer van brongescheiden plasticstromen uit het buitenland om in Nederland chemisch te recyclen. Recyclen van afval wordt ook niet belast onder de afvalstoffenbelasting. Het kabinet benadrukt echter dat het, met het oog op het klimaat- en circulaire economie beleid voor de langere termijn, onwenselijk is om restafval met een substantieel deel niet-recyclebaar afval uit het buitenland te halen om hier in Nederland na te scheiden en chemisch te recyclen en de rest hier te verbranden. Afvalverbranding levert ongeacht de herkomst van het afval immers lokale emissies en bodemassen op.
Herkent u de constatering uit het rapport van Royal Haskoning dat het feit dat er in de EU veel meer brandbaar afval dan verbrandingscapaciteit beschikbaar is, betekent dat bij het sluiten van verbrandingscapaciteit in Nederland er elders in de EU of in het VK meer afval gestort zal worden, met additionele CO2-emissies als gevolg? Hoe weegt u dit feit mee in uw visie op de toekomstige rol van de Nederlandse capaciteit aan afvalenergiecentrales?
De Europese Unie verplicht lidstaten storten terug te dringen en zoveel mogelijk in te zetten op recycling. De aanname dat alles wat niet in Nederland of elders verbrand wordt leidt tot stortemissies in het buitenland wordt niet gedeeld. Het merendeel van het in Nederland verbrande buitenlandse afval kwam in 2019 uit het Verenigd Koninkrijk. Ondanks dat het VK inmiddels geen deel meer uitmaakt van de Europese Unie, is ook daar sinds 2019 minder afval gestort.6
Hoe kijkt u aan tegen de vaststelling uit het rapport dat er in de Europese Unie in de periode tot 2035 zo’n 41 Mton capaciteit aan afvalenergiecentrales (vijf keer de Nederlandse capaciteit) bijgebouwd zal moeten worden om te voorkomen dat dit afval wordt gestort? Deelt u constatering dat dit betekent dat de huidige Nederlandse overcapaciteit, in ieder geval tot het moment dat deze capaciteit Europees gerealiseerd is, voorkomt dat er elders afval wordt gestort en daarmee ook methaan wordt uitgestoten?
Het kabinet ziet inzetten op meer en hoogwaardigere recycling als een effectiever pad dan verbrandingscapaciteit bijbouwen of bestaande capaciteit met belastingvoordelen te faciliteren in het verbranden van afval uit andere landen. Afvalverbranding levert ongeacht de herkomst van het afval immers lokale emissies en bodemassen op. Ten overvloede, investeringen in afvalverbranding worden bovendien binnen de EU ook niet meer gezien als investeringen in een economische activiteit die substantieel bijdraagt aan de transitie naar een circulaire economie.7
Het op grote schaal dumpen van plastic afval in landen als Vietnam en Indonesië door Nederland. |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport van de Plastic Soup Foundation waaruit blijkt dat Nederland een belangrijke spil is in het exporteren van plastic afval naar niet-westerse landen die dit afval vaak niet kunnen verwerken?1.
Ja, ik ben bekend met dit rapport.
Wat is de verklaring voor het feit dat de plasticafvalstroom vanuit Nederland naar niet-westerse landen tussen 2020 en 2021 ruim verdubbeld is ondanks de aangescherpte regels die door het Verdrag van Bazel van kracht zijn geworden om kwetsbare landen te beschermen?
Dit zijn cijfers die ook bij het kabinet vragen oproepen en met interesse worden bekeken. Een mogelijke verklaring is dat in de afgelopen jaren, tijdens de coronacrisis, de vraag naar onder meer verpakkingsmateriaal aanzienlijk is toegenomen vanwege internetaankopen. Zo was eveneens sprake van een sterk gegroeide vraag naar papier en karton. Dit betekende dan ook een toename van kunststof- en kartonafval, die Nederlandse en Europese verwerkers niet aankunnen. Of deze trend doorzet is op dit moment nog niet bekend. Overigens is de Inspectie Leefomgeving en Transport in samenwerking met de douane streng blijven controleren op de kwaliteit en bestemming van de geëxporteerde partijen kunststof.
Acht u het verantwoord om plastic te blijven exporteren naar Indonesië, aangezien uit onderzoek blijkt dat het land een recycle capaciteit heeft van 730.000 ton, maar er 12,24 miljoen ton plastic afval in totaal is in Indonesië?2
Uit onze contacten met de Indonesische overheid en hun reactie aan de Europese Commissie over de wijze waarop zij de import van kunststof afval willen reguleren, kan worden vastgesteld dat, hoewel geen EVOA-kennisgeving vereist is, geen vrije import mogelijk is en controle door de Indonesische overheid plaatsvindt. Het schone, goed recyclebare kunststof afval uit de EU kan mogelijk niet eenvoudig worden vervangen door binnenlands kunststofafval. Ik zie daarom geen noodzaak de export – zolang deze aan de strenge eisen voldoet – tegen te gaan. Wel ben ik van mening dat de regels voor export uit de EU verder moeten worden aangescherpt, wat op dit moment ook gebeurt in de huidige herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Daarin beoogt de Europese Commissie dat de export van afval wordt beperkt en alleen wordt toegestaan als gericht wordt gestuurd op milieuverantwoordelijke verwerking. Importerende niet-OESO landen (zoals Indonesië) moeten zelf een verzoek indienen om aan te geven dat de afvalstroom welkom is én exporteurs moeten via onafhankelijke audits aantonen dat afval ook echt op vergelijkbare wijze als in de EU wordt verwerkt. Daarbij dienen zij jaarlijks, openbaar en elektronisch informatie beschikbaar te stellen over de wijze waarop zij aan deze verplichtingen voldoen. Lidstaten krijgen de taak hierop toe te zien.
Kunt u verklaren waarom de export naar landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) veel minder hard is gestegen, terwijl de capaciteit in deze landen voor het verwerken van plastic afval veel groter is?
Over de totale verwerkingscapaciteit van kunststof afval in de diverse landen heb ik geen informatie. Er zijn wel berichten dat verwerkers van kunststof afval in China hun activiteit hebben verplaatst naar andere landen, waaronder Vietnam en op deze wijze weer secundaire grondstoffen leveren aan de Chinese maakindustrie.
Wat is uw appreciatie van het feit dat een deel van het plastic dat Nederland exporteert, terecht komt in de voortuin van kinderen in Indonesië?
Uiteraard is dit niet de bedoeling. Het kabinet vindt het onacceptabel dat Nederlands kunststof in Indonesië in de natuur belandt of daar op onveilige wijze wordt verbrand. De regels schrijven nu al voor dat geëxporteerd kunststof daadwerkelijk gerecycled moet worden in het land van bestemming, maar het is nodig dat er nog meer sturingsmogelijkheden komen. De aanstaande herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) beoogt een verdere aanscherping van de huidige regels die misstanden met betrekking tot de export van afval uit de EU moet helpen voorkomen. Export wordt in dergelijke gevallen alleen toegestaan als gericht en aantoonbaar wordt gestuurd op milieuverantwoordelijke verwerking.
Kunt u uitleggen hoe het komt dat het verschepen van afval in sommige gevallen goedkoper is voor bedrijven dan het in Nederland verwerken van dit afval? Hoe zouden we deze prikkel kunnen wegnemen?
Uit de douanegegevens volgt dat alle zendingen van kunststofafval een positieve financiële waarde hebben. Dat verwerking in Azië plaatsvindt kan een gevolg zijn van gebrek aan capaciteit in Nederland en de rest van de EU, doordat de verwerking in goedkopere arbeidslanden financieel aantrekkelijker is, of door een hogere prijs die in die landen wordt betaald voor de grondstof. Vanwege de hoge olieprijs is inzet van secundair materiaal aantrekkelijk in de Aziatische maakindustrie en de vraag naar hoogwaardig kunststof afval hoog.
De aanstaande herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) beoogt een flinke aanscherping van de huidige regels die misstanden met betrekking tot de export van afval uit de EU moet helpen voorkomen. Export wordt in dergelijke gevallen alleen toegestaan als gericht wordt gestuurd op milieuverantwoordelijke verwerking.
Welke verantwoordelijkheid hebben we volgens u als Nederland om te voorkomen dat ons Nederlandse plasticafval gedumpt wordt in de natuur in landen als Vietnam en Indonesië?
Het is onacceptabel dat Nederlands plastic in Indonesië in de natuur belandt of daar op onveilige wijze wordt verbrand. We moeten als EU zelf in staat zijn om ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. Dat betekent minder kunststof gebruiken, verpakkingen beter ontwerpen en hergebruiken en ons afval zelf recyclen. Hier zet het kabinet dan ook actief op in. Er is in de EU echter helaas nog niet voldoende capaciteit om al ons kunststof afval op een hoogwaardige manier te kunnen verwerken. Tot die tijd heeft export voor hoogwaardige verwerking buiten de EU de voorkeur boven laagwaardige verwerking binnen de EU. Daarbij is het dan wel van belang dat we kunnen sturen op daadwerkelijk verantwoorde verwerking buiten de EU. De regelgeving op dit vlak is in het Verdrag van Bazel al strenger geworden. In het geval van export naar landen die niet tot de OESO behoren, zoals Indonesië en Vietnam, mag alleen schoon en gesorteerd kunststofafval worden uitgevoerd dat geschikt is om direct gerecycled te worden. Daarbij hanteert Nederland voor deze afvalstroom al geruime tijd een streng regime van maximaal 2% toegestane vervuilingsgraad. Bovendien beoogt de huidige herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) een verdere, flinke aanscherping van de huidige regels, die misstanden met betrekking tot de export van afval de EU uit moet helpen voorkomen. Export wordt in dergelijke gevallen alleen toegestaan als gericht wordt gestuurd op milieuverantwoordelijke verwerking.
Deelt u de conclusie van het rapport dat het voor het exporterende land niet altijd duidelijk is of het ook daadwerkelijk zo is dat het verscheepte afval daadwerkelijk gerecycled kan worden? Kunt u aangeven of in Nederland altijd alle kennis beschikbaar is over waar het plastic afval uiteindelijk terecht komt als we het exporteren?
Het gaat hierbij om 200 miljoen kilo kunststof afval. Het is duidelijk dat dat niet allemaal kan worden gecontroleerd, dit gebeurt steekproefsgewijs. Uit de controles die de ILT en de douane uitvoeren volgt dat de doorgelaten gecontroleerde transporten alleen uit waardevol schoon kunststof bestaan. Daarnaast vraagt de ILT sinds het van kracht worden van de striktere afvalcode voor kunststof afval op vrijwillige basis standaardinformatie op over de opgegeven bestemming in die landen om vast te stellen dat de bestemming werkelijk een recyclingbedrijf is. Wel heeft de ILT signalen ontvangen dat in sommige van de bestemmingslanden de lokale (kunststof-)afvalverwerking te wensen overlaat. Dit is echter niet iets waar de ILT als Nederlandse inspectiedienst op toe kan zien. De inzet is dit te ondervangen met de eerdergenoemde herziening van de EVOA.
Indien we niet altijd vooraf weten of ons geëxporteerde plasticafval terecht komt in de natuur, zou dat dan niet een reden moeten zijn om te stellen dat we als Nederland helemaal geen plastic afval meer moeten exporteren naar landen buiten de Europese Unie gezien de desastreuze gevolgen voor mens en milieu?
Verwerking binnen de Europese Unie heeft de voorkeur. Echter zolang de Europese verwerkingscapaciteit onvoldoende is, heeft hoogwaardige verwerking in derde landen de voorkeur boven laagwaardige verwerking in Nederland of nabijgelegen landen.
Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak uit 2019 van toenmalig Staatssecretaris Van Veldhoven, dat wij ons eigen plasticafval zelf zouden moeten kunnen verwerken?3
Ik sta volledig achter de uitspraak van mijn voorganger: in Nederland, en in de EU als geheel, moeten we zelf in staat zijn om ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. Daar zijn we hard mee bezig, maar zover is het nu nog niet.
Hoe past het exporteren van plastic afval naar niet-westerse landen binnen de ambitie die wordt gepresenteerd in de nota «Doen waar Nederland goed in is» dat het handelsinstrumentarium in grotere mate moet bijdragen aan duurzaamheid?
Het handelsinstrumentarium wordt ingezet om bedrijven te ondersteunen of te stimuleren om internationaal te ondernemen. Het overgrote deel van de Nederlandse export vindt op eigen kracht plaats, binnen de geldende wet- en regelgeving, zonder inzet van het handelsinstrumentarium.
De ambitie uit de BHOS-nota is er inderdaad op gericht om met het handelsinstrumentarium vergroening te stimuleren.
Daarnaast is het kabinet er voorstander van dat EU handelsakkoorden worden ingezet om hoge standaarden op het gebied van milieu te bevorderen, naast dat deze economische kansen scheppen en op regels gebaseerde handel promoten.
Waar het specifiek gaat om de export van plastic afval, is het kabinet voorstander van het behouden van een prikkel voor het verbeteren van de afvalverwerking in derde landen, in plaats van de afvalstromen volledig aan banden te leggen. Dit is in lijn met de recente herziening van het Verdrag van Bazel en de huidige herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) die de exportregels nog verder zal aanscherpen.
Is het exporteren van plastic naar landen waaruit blijkt dat zij dit niet kunnen verwerken, niet volledig in strijd met uw ambitie?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 11.
Welke mogelijkheden ziet u om binnen de Europese Unie, als het gaat over herzien van deEU waste shipment regulation4, te pleiten voor een totaal verbod op het verschepen van plasticafval naar landen buiten de Europese Unie?
Zoals eerder aangegeven ondersteun ik het voorstel van de Europese Commissie om uitvoer alleen toe te staan naar landen die hun afvalbeheer op orde hebben en die zelf aangeven dit afval te willen verwerken in hun land. Tevens zouden op basis van het voorstel exporteurs voortaan worden verplicht om middels onafhankelijke audits aan te tonen dat hun afval buiten de EU op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt verwerkt. De verwerking van dat afval wordt daarmee de facto gekoppeld aan Europese eisen voor een milieuverantwoorde verwerking en brengt op die wijze ook de standaarden in andere landen omhoog. Een totaal verbod is daarmee niet nodig.
Welke maatregelen denkt u op nationaal niveau te kunnen nemen in de tussentijd, totdat de aangepaste Europese regelgeving van kracht is om dit probleem op te lossen?
Op basis van de ILT-brede risicoanalyse (IBRA) krijgt toezicht op afvalstoffen al hoge prioriteit. In het kader van toezicht op de EVOA worden zendingen van kunststofafval naar onbekende bestemmingen geblokkeerd in samenwerking met de douane en alleen vrijgegeven als door de exporteur voldoende bewijs voor een hoogwaardige verwerking is verstrekt. Ook zal een groot percentage van zendingen gecontroleerd blijven worden op de kwaliteit van de afvalstoffen.
Het bericht ‘Nederland is kampioen plastic afval exporteren, Plastic Soup Foundation wil een verbod’ |
|
Erik Haverkort (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland is kampioen plastic afval exporteren, Plastic Soup Foundation wil een verbod»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek van Plastic Soup Foundation dat Nederland binnen de Europese Unie het meeste plastic afval naar landen daarbuiten vervoert, zoals Indonesië en Vietnam?
Laat ik voorop stellen dat ik vind dat we als EU zelf in staat zouden moeten zijn om ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. Hoewel veel van het kunststof afval dat in Nederland ontstaat binnen Nederland of in andere EU-lidstaten kan worden verwerkt, zijn er nog onvoldoende mogelijkheden om al het kunststof hier te recyclen. Er worden door bedrijven stappen gezet om meer kunststof in Nederland of binnen de EU te kunnen verwerken, maar helaas zijn we voor een deel nog afhankelijk van landen buiten de EU. Uitvoer naar landen buiten de EU is alleen toegestaan als die kunststoffen in de bestemmingslanden worden gerecycled. Vanwege Rotterdam als grootste in- en uitgaande haven van de EU ligt het voor de hand dat veel Europees (kunststof) afval via Nederland wordt geëxporteerd. Zo was de totale import uit andere lidstaten van plastic afval naar Nederland in 2021 ruim 800 miljoen kg. Het merendeel kwam uit Duitsland en België. Een belangrijk deel daarvan werd ook weer geëxporteerd, binnen en buiten de EU. De totale export vanuit Nederland bedroeg ongeveer 600 miljoen kg.
Hoe verklaart u dat Nederland ruim 200 miljoen kilo plastic afval naar landen buiten de Europese Unie exporteert? Zijn er naast Indonesië en Vietnam nog andere landen waar Nederland plastic afval naartoe verscheept?
Uit de douanegegevens volgt dat alle zendingen van kunststofafval een positieve financiële waarde hebben. Dat verwerking in Azië plaatsvindt kan een gevolg zijn van gebrek aan capaciteit in Nederland en de rest van de EU, doordat de verwerking in goedkopere arbeidslanden financieel aantrekkelijker is, of door een hogere prijs die in die landen wordt betaald voor de grondstof. Vanwege de hoge olieprijs is inzet van secundair materiaal aantrekkelijk in de Aziatische maakindustrie en de vraag naar hoogwaardig kunststof afval hoog.
Zoals hierboven aangegeven, hebben we in de EU helaas nog onvoldoende capaciteit om al ons plastic afval op een hoogwaardige manier te kunnen verwerken. Tot die tijd heeft export voor recycling buiten de EU de voorkeur boven verbranding binnen de EU. Dat vraagt wel regels om ook goed te kunnen sturen op daadwerkelijk verantwoorde verwerking buiten de EU. In het geval van export naar landen die niet tot de OESO behoren, zoals Indonesië en Vietnam, is al internationaal afgesproken dat alleen schoon en gesorteerd kunststofafval mag worden uitgevoerd, dat geschikt is om direct gerecycled te worden. Daarbij hanteert Nederland al geruime tijd een streng regime voor deze afvalstroom, met een maximale toegestane vervuilingsgraad van 2%. De huidige herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, de EVOA, beoogt bovendien een nog verdere aanscherping van de regels voor export naar buiten de EU. Deze zal hiermee worden beperkt omdat deze alleen nog wordt toegestaan als er sprake is van aantoonbaar milieuverantwoorde verwerking.
Andere belangrijke bestemmingslanden buiten de EU waar Nederland plastic afval naar exporteert zijn Maleisië, India, Turkije en het Verenigd Koninkrijk.
Wat is uw reactie op de stelling uit het artikel dat minder dan 50 procent van de plastic verpakkingen in Nederland gerecycled wordt?
Op dit moment wordt rond de 50% van de plastic verpakkingen in Nederland gerecycled. U ziet dit ook in de meest recente cijfers uit de rapportage van het Afvalfonds Verpakkingen op basis van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen2. Nederland behoort daarmee tot de koplopers in Europa. Dit percentage valt binnen het wettelijk voorgeschreven recyclingpercentage. Het verplichte percentage loopt daarnaast de komende jaren verder op. Overigens wordt nu overgestapt op een nieuwe meetmethode, waarmee het gerapporteerde percentage bij gelijkblijvende resultaten lager uit zal vallen.
Dit neemt niet weg dat op dit moment een deel van het ingezamelde verpakkingsafval nog bestaat uit slecht recyclebare samenstellingen van materialen, of dat deze vervuild zijn. Dit maakt dat het voor producenten bruikbare aanbod van recyclebaar materiaal lager is dan de behoefte. Aanscherping van de ontwerpeisen voor verpakkingen via de aankomende herziening van de Verpakkingenrichtlijn en innovatie in ontwerp én in de recyclingtechnieken zijn hiervoor noodzakelijk. Daar zet het kabinet dan ook op in.
Wat is uw reactie op een exportverbod op plastic afval?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 2 zouden we als EU zelf in staat moeten zijn om ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. Dat betekent minder plastic gebruiken, verpakkingen beter ontwerpen en hergebruiken en ons afval zelf recyclen. Dat vraagt ook om het verhogen van de capaciteit voor plasticrecycling in de EU. Dit gebeurt op EU en nationaal niveau, en in samenwerking met de sector via het Plastic Pact en de Transitieagenda Kunststoffen. Hierover ontvangt u in het kader van het Nationaal Programma Circulaire Economie eind dit jaar meer informatie. Echter, zolang wij binnen de EU nog onvoldoende capaciteit hebben, heeft export voor hoogwaardige verwerking buiten de EU de voorkeur boven laagwaardiger verwerken binnen de EU. Dan is het wel belangrijk dat we de mogelijkheden hebben om gericht te sturen op verwerking buiten de EU die voldoet aan onze eisen.
De huidige herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) beoogt dan ook een flinke aanscherping van de huidige regels: export van afval uit de EU wordt alleen nog toegestaan als er sprake is van aantoonbaar milieuverantwoorde verwerking. Importerende niet-OESO landen (zoals Indonesië) moeten op basis van het Commissievoorstel straks zelf een verzoek indienen om aan te geven dat de afvalstroom welkom is. Bovendien moeten exporteurs via onafhankelijke audits aantonen dat afval ook echt op vergelijkbare wijze als in de EU wordt verwerkt. Daarbij dienen zij jaarlijks, openbaar en elektronisch informatie beschikbaar te stellen over de wijze waarop zij aan deze verplichtingen voldoen. Lidstaten krijgen de taak hierop toe te zien.
Wat is uw reactie op de stelling in het artikel dat chemische recycling de norm dient te worden?
Zoals verwoord in de Kamerbrief over chemische recycling van 12 maart 20213 ziet het kabinet chemische recycling als een waardevolle aanvulling op mechanische recycling. Met chemische recycling kunnen plastics die nu nog verbrand worden, of niet geschikt zijn voor hoogwaardige mechanische recycling, worden verwerkt tot grondstoffen die geschikt zijn voor de productie van nieuwe hoogwaardige plastics. Ook kan chemische recycling een goede aanvulling zijn op mechanische recycling door bijvoorbeeld reststromen uit de mechanische recycling te verwerken. Daarbij is het belangrijk dat afval zodanig gescheiden en gesorteerd wordt dat een zo hoog mogelijk aandeel geschikt is voor een zo hoogwaardig mogelijke vorm van recycling, waarbij zo min mogelijk materiaal en energie in het proces verloren gaan. Mechanische en chemische recycling (incl. fysische recycling) en sorteertechnieken moeten dus in samenhang bekeken worden. Tot slot: chemische recycling is een relatief nieuwe methode en is volop in ontwikkeling. Het kabinet ondersteunt die ontwikkelingen, onder andere met een financiële bijdrage aan het Groeifondsvoorstel voor circulaire kunststoffen.
Hoe stimuleert u bedrijven om te investeren in innovatieve recycletechnieken?
Het kabinet investeert € 221,4 miljoen in het groeifondsprogramma Duurzame MaterialenNL om de ontwikkeling en opschaling van duurzame materiaalinnovaties aan te jagen. Daarvan gaat 124 miljoen naar investeringen voor circulaire plastics. Naast het Nationale Groeifonds zijn er verschillende stimuleringsregelingen beschikbaar. Bijvoorbeeld het stimuleringsinstrumentarium DEI+ en NIKI. Daarnaast worden budgetten verhoogd voor regelingen die ervoor zorgen dat ondernemingen die investeren in o.a. recyclaat en recyclebaar plastic een belastingvoordeel hebben op de winstbelasting (MIA en VAMIL). IenW investeert met het Versnellingshuis ook in ketensamenwerking voor het sluiten van de kunststofketen. Tot slot is aan de kunststofindustrie in 2022 een voorstel voor circulaire plastics toegekend voor financiering uit het Nationaal Groeifonds. In acht jaar tijd wordt € 500 miljoen geïnvesteerd. De helft hiervan wordt door de overheid wordt betaald en de andere helft door het bedrijfsleven. Daarnaast wordt vanaf 2023 jaarlijks minstens € 7 miljoen vrijgemaakt voor een stimuleringsprogramma voor ontwikkeling en opschaling van recycling en hergebruik.
Kunt u aangeven in welke mate hergebruik van plastic afval in Nederland ervoor zorgt dat op het gebruik van olie en gas als grondstof bespaard kan worden?
Zowel recycling als hergebruik dragen bij aan het verminderen van het gebruik van primaire fossiele grondstoffen, omdat hiermee wordt bespaard op materialen en energie in het productieproces. Recycling van materialen maakt het mogelijk het gebruik van fossiele grondstoffen te vervangen door gerecycled plastic afval (recyclaat). Hergebruik van producten gaat nog een stap verder, omdat door meermalig gebruik minder nieuwe producten gemaakt hoeven te worden, waardoor nog meer fossiele grondstoffen worden bespaard.
Het inzamelpercentage van kleine plastic flesjes |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kunt u zich herinneren dat het lid Van Esch tijdens het tweeminutendebat Circulaire economie in februari 2022 vroeg wat het inzamelpercentage van de kleine plastic flesjes was en dat u daarop aangaf dat het bedrijfsleven op 1 augustus 2022 verslag zou doen van de behaalde resultaten en u de Kamer hier kort na 1 augustus over zou informeren?1
Ja.
Heeft u de inzamelpercentages van de kleine plastic flesjes inmiddels van het bedrijfsleven ontvangen? Zo ja, wanneer? Zo nee, wat gaat u doen om deze alsnog zo snel mogelijk te ontvangen?
Op grond van het Besluit beheer verpakkingen moeten producenten en importeurs die drank in een kunststoffles van 3 liter of minder in Nederland op de markt brengen (verder: het verpakkende bedrijfsleven), in een kalenderjaar 90 gewichtsprocent van de hoeveelheid in de handel gebrachte flessen gescheiden inzamelen. Dit inzamelpercentage geldt conform het Besluit beheer verpakkingen vanaf kalenderjaar 2022. Op grond van de Regeling verslaglegging verpakkingen dienen uiterlijk op 1 augustus gegevens over het afgelopen kalenderjaar te worden verstrekt. Ik heb in augustus van dit jaar dus de gegevens over 2021 ontvangen. Aangezien het minimumpercentage voor gescheiden inzamelen van plastic flessen in 2021 nog niet gold, bevat deze rapportage nog geen gegevens daarover.
Kunt u een overzicht geven van de inzamelpercentages van plastic flessen, uitgesplitst naar kleine plastic flesjes en grote plastic flessen en uitgesplitst per maand vanaf 1 juli 2021 (de start van de inzameling van de kleine plastic flesjes) tot nu? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven beschreven gaat het om een jaarlijkse verplichting, voor alle plastic flessen van 3 liter of minder. Een uitsplitsing per maand wordt daarbij niet gemaakt, evenmin als een onderscheid tussen grote en kleine flessen. Ook geldt het minimale inzamelpercentage pas vanaf 2022. In 2023 ontvang ik dus voor het eerst een rapportage hierover.
Wat is uw reactie op de inzamelpercentages van de kleine plastic flesjes en de trend van deze inzamelpercentages het afgelopen jaar?
Zoals hierboven toegelicht heb ik nog geen rapportage ontvangen over de inzamelpercentages van kunststofflessen en wordt geen onderscheid gemaakt tussen grote en kleinere flessen (met een inhoud van 3 liter of minder).
Klopt het dat het gezamenlijke inzamelpercentage van de grote plastic flessen en kleine plastic flesjes naar beneden wordt getrokken door het inzamelpercentage van de kleine plastic flesjes? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven toegelicht heb ik nog geen rapportage ontvangen over de inzamelpercentages van kunststof flessen en wordt geen onderscheid gemaakt tussen grote en kleinere flessen (met een inhoud van 3 liter of minder).
Zijn er naar uw mening maatregelen nodig om het inzamelpercentage van de kleine plastic flesjes te verhogen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Het is aan het verpakkende bedrijfsleven om het wettelijk vastgestelde inzamelpercentage te behalen. Als daartoe maatregelen nodig zijn, is het aan hen om die te nemen. Uiteraard zal ik dit goed volgen en indien nodig hen hierop aanspreken.
Indien er geen overzicht kan worden gegeven van de inzamelpercentages van de kleine plastic flesjes – zoals kan worden opgemaakt uit de Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 20212 – waarom heeft u in het tweeminutendebat Circulaire economie dan de indruk gewekt dat het inzamelpercentage van de kleine plastic flesjes op 1 augustus 2022 wel aan u beschikbaar zou worden gesteld?
Zoals hierboven uiteengezet ontvang ik in 2023 voor het eerst gegevens over het minimum inzamelpercentage dat geldt vanaf 2022. Wel ontving ik in augustus 2022 gegevens gerelateerd aan verplichtingen die in 2021 golden, waaronder de verplichte recyclingpercentages van verpakkingen. Dit heeft mogelijk tot verwarring geleid in de beknopte beantwoording van de gestelde vraag bij het tweeminutendebat. Ik hoop met deze antwoorden alsnog duidelijkheid te kunnen geven.
Heeft het bedrijfsleven een overzicht van de inzamelpercentages van de kleine plastic flesjes, per maand vanaf de start van de inzameling van kleine plastic flesjes tot nu, ook al is dit niet opgenomen in de rapportage? Zo ja, gaat u dit overzicht alsnog opvragen?
Uitvoeringsorganisatie Statiegeld Nederland geeft op hun website3 op eigen initiatief aan dat binnen een jaar na invoering van statiegeld op flessen kleiner dan 1 liter, een inzamelpercentage van 80% (voor alle statiegeldflessen) wordt behaald. Ook geeft Statiegeld Nederland daar aan maatregelen en initiatieven te nemen om de doelstelling van 90% te halen, waaronder een publiekscampagne en een uitbreiding van het aantal inleverlocaties.
Ik zie geen noodzaak voor een aparte rapportage over inzamelresultaten van grote en kleine flessen en zal daarvan geen overzicht opvragen. Met de invoering van statiegeld ook voor kleine flessen, is dit onderscheid juist irrelevant geworden. Ik zal het verpakkend bedrijfsleven houden aan de wettelijke inzameldoelstelling van 90% voor alle plastic flessen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er in de toekomst in de rapportage over de inzamelresultaten van plastic drankflessen wel onderscheid zal worden gemaakt tussen de inzamelpercentages van grote plastic flessen en kleine plastic flesjes?
Ik zie geen noodzaak voor een aparte rapportage over inzamelresultaten van grote en kleine flessen. Met de invoering van statiegeld ook voor kleine flessen, is dit onderscheid juist irrelevant geworden. Ik zal het verpakkend bedrijfsleven houden aan de wettelijke inzameldoelstelling voor alle plastic flessen.
Hoe kunt u afleiden hoe succesvol de invoering van statiegeld op kleine plastic flesjes is, als het inzamelpercentage van de kleine plastic flesjes en de trend hiervan niet beschikbaar zijn?
Het al dan niet behalen van de wettelijke doelstelling van 90% inzameling is een indicatie van het succes van het statiegeldsysteem voor alle flessen. Een verdere indicatie is de constatering dat kleine plastic flesjes, sinds ook daar statiegeld op van toepassing is, aanzienlijk minder vaak in het zwerfafval worden aangetroffen. Uw Kamer is per brief van 5 april geïnformeerd over de resultaten van de monitoring van drankverpakkingen in het zwerfafval4, waaruit blijkt dat het aantal flesjes in het zwerfaval met ca 40% is afgenomen sinds de invoering van statiegeld op kleine flesjes. Zwerfafval van plastic flessen blijft onder de aandacht van de structurele monitoring van zwerfafval. Uw Kamer ontvangt binnenkort de volgende halfjaarlijkse monitoringsresultaten.
Deelt u de mening dat het essentieel is om te weten wat de inzamelpercentages zijn van grote plastic flessen en kleine plastic flesjes afzonderlijk, zodat er gerichte maatregelen kunnen worden genomen om het gezamenlijke inzamelpercentage te verhogen, zoals een innameplicht en/of een uitbreiding van de statiegeldregeling naar flessen met een andere inhoud dan frisdrank en water? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals ik hierboven heb aangegeven houd ik het bedrijfsleven aan de wettelijke doelstelling die geldt voor alle flessen. Als die doelstelling niet gehaald wordt, is het aan hen om nadere of gerichtere maatregelen te treffen. Daarnaast houd ik trends in het zwerfafval in de gaten, inclusief ten aanzien van plastic flessen.
Bent u, gelet op het bericht van Statiegeld Nederland van februari 2022 dat 80% van alle plastic statiegeldflessen (groot en klein) retour komt3, nog steeds in de veronderstelling dat de wettelijke inzameldoelstelling van 90% op 31 december 2022 zal worden gehaald? Zo ja, waar baseert u dit op? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de wettelijke inzameldoelstelling wel zal worden gehaald?
Zoals ik hierboven heb aangegeven, houd ik het bedrijfsleven aan de wettelijke doelstelling die geldt voor alle flessen. Het is aan hen om indien nodig nadere of gerichtere maatregelen te treffen om te zorgen dat de doelstelling gehaald wordt.
Welke consequenties worden eraan verbonden als de wettelijke inzameldoelstelling van 90% niet wordt gehaald op 31 december 2022?
Indien de wettelijke doelstelling niet wordt gehaald, kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) handhavend optreden. Welke actie wordt ondernomen, zal afhangen van de situatie in de praktijk en het is aan de ILT om dit te beoordelen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen spoedig beantwoorden, aangezien u heeft toegezegd de Kamer kort na 1 augustus te informeren over de behaalde inzamelpercentages?
Ik heb mijn best gedaan de vragen spoedig te beantwoorden.