Het bouwtoezicht in Almere |
|
Paulus Jansen |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken1 van de wethouder Duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Almere, waarin deze aankondigt dat de gemeente aanvragen voor een bouwvergunning in het kader van particulier opdrachtgeverschap niet langer zal toetsen op de bruikbaarheideisen uit het Bouwbesluit en nog slechts marginaal zal toetsen op de eisen inzake constructieve veiligheid en brandveiligheid?
Ja.
Klopt het dat de gemeente Almere u geïnformeerd heeft over zijn nieuwe koers bij het beoordelen van bouwaanvragen? Zo ja, kan de Kamer een afschrift van deze brief ontvangen?
Tijdens een ambtelijk werkbezoek op 25 mei 2011 heeft de gemeente Almere aangegeven voornemens te zijn om te bezien in hoeverre particulier opdrachtgeverschap in de bouw aan minder regels getoetst kan worden. Vanuit mijn ministerie is hierbij benoemd dat dit mogelijk op juridische problemen kan stuiten. Hierover zijn geen verdere afspraken gemaakt.
De gemeente Almere heeft de VROM-Inspectie2 op 25 juli jl. per e-mail geïnformeerd over het collegebesluit van 12 juli. Het besluit is vervolgens ook formeel per post aan de VROM-Inspectie aangeboden. Een kopie van deze brief is in afschrift bijgevoegd.3
Heeft u de gemeente Almere laten weten dat u haar «.... niet zal dwingen om te toetsen en te handhaven», zoals de genoemde wethouder van Almere stelt in het interview? Zo ja, kan de een afschrift van uw brief terzake ontvangen?
Nee. Behoudens het hiervoor genoemde contact is er verder niet gesproken over het voornemen van de gemeente Almere.
Is het toegestaan dat gemeenten de toetsing van (onderdelen van) het Bouwbesluit eigenmachtig achterwege laten? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepaling? Zo nee, wat gaat u ondernemen om hier een eind aan te maken?
Nee, dit is niet toegestaan. Het Bouwbesluit regelt dat alle nieuwe woningen in Nederland overal dezelfde minimale kwaliteit hebben. Het bevoegd gezag – in dit geval de gemeente – beoordeelt vooraf of een bouwplan aan die minimale eisen voldoet voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verstrekt. Voldoet het bouwplan niet aan deze eisen, dan wordt de vergunning geweigerd. Aan de wetsgeschiedenis kan worden ontleend dat in het vergunningenstelsel besloten ligt dat er bij aanvragen om omgevingvergunning voor het bouwen een integrale toetsing dient plaats te vinden aan alle toetsingscriteria: «Een bouwaanvraag dient derhalve in zijn geheel te worden getoetst aan het Bouwbesluit 2003, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de welstandsnota. De aard van dit stelsel verplicht tot een integrale toetsing. Er kan dus niet door middel van een selectieve of steekproefsgewijze toetsing invulling worden gegeven aan deze handhavingstaak, in een vorm waarin gemeenten bijvoorbeeld naar eigen inzicht bepaalde onderdelen van de regelgeving wél en andere niet zouden controleren» (Kamerstukken II 2003/2004, 29 392, nr. 3, blz. 13). Ook de rechtspraak stelt dat het achterwege blijven van een deel van de toetsing strijdig is met de regelgeving. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van 26 januari 2011 (LJN: BP2082, nr. 201005387/1/H1), waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert dat een vergunning niet verleend kan worden indien van een bepaald aspect (in dit geval de constructie) gegevens ontbreken.
Het wettelijke kader biedt gemeente wel de ruimte om te variëren in intensiteit van toetsing. De Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland heeft hiertoe de Collectieve Kwaliteitsnormering bouwvergunningen (CKB) ontwikkeld. Afhankelijk van de mogelijke risico’s bij een bepaald aspect varieert het toetsniveau van 4 (herberekenen) tot 1 (toets op aanwezigheid). Almere past deze methodiek ook toe en kiest voor brandveiligheid en constructieve veiligheid een hoog toetsniveau. Ook het CKB laat echter een toetsniveau «0» (het achterwege laten van toetsing) niet toe.
De werkwijze van Almere lijkt aan te sluiten bij de kabinetswens om te komen tot lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven. Ik zal de VROM-Inspectie vragen bij de gemeente Almere na te gaan op welke wijze aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van particuliere woningen nu exact worden getoetst. Mocht dit niet binnen het wettelijk kader vallen, dan zal ik samen met de gemeente Almere nagaan of het mogelijk is om te komen tot een (juridisch) acceptabele werkwijze die past binnen het streven te komen tot lastenverlichting.
Is het toegestaan dat er verschillende handhavingregimes worden gehanteerd voor projecten die gerealiseerd worden in particulier opdrachtgeverschap dan wel via een andere constructie?
Wet- en regelgeving moeten worden nageleefd en gecontroleerd. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het een taak van bevoegd gezag om toe te zien op de naleving van onder meer de bouwregelgeving. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan deze taak moeten gemeente vastleggen in (door de gemeenteraad vast te stellen) handhavingsbeleid. Onderdeel van dit beleid is een prioritering van de toezicht- en handhavingstaken, waarbij gemeenten op basis van de locale situatie op bepaalde taken meer of minder de nadruk kunnen leggen. Een gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen om bij bepaalde bouwwerken minder vaak of juist vaker te controleren en bij bepaalde doelgroepen op een andere wijze (bijvoorbeeld via extra voorlichting) de naleving te verbeteren. Geheel afzien van toezicht op de naleving is echter niet mogelijk.
Acht u de uitspraak «We leven nu onder de dictatuur van de regelgeving» van de wethouder bevorderlijk voor het vertrouwen in het openbaar bestuur?
Ik deel de mening van de wethouder van de gemeente Almere niet. Zoals bij vraag 4 aangegeven ben ik het met de wethouder eens dat we moeten zoeken naar mogelijkheden om de lasten van regelgeving voor particulieren en het bedrijfsleven te verlichten. Zoals eerder aan uw Kamer aangegeven zal ik u dit najaar berichten hoe ik dit op het terrein van de bouwregelgeving wil aanpakken. Het is echter onwenselijk dat Almere op de manier die nu wordt voorgesteld voor de muziek uitloopt.
De recente vastgoedfraude |
|
Ed Groot (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Miljoenenboete voor belastingfraude in vastgoedsector»?1
Ja.
Hoe zijn de FIOD en de Belastingdienst deze grootschalige vastgoedfraude op het spoor gekomen?
Naar aanleiding van diverse signalen over onregelmatigheden in de bouwsector en als vervolg op een in 1997 gestart project is de Belastingdienst in 2007 gestart met een nieuwe projectmatige aanpak van deze sector. Door middel van een thematische aanpak waarin alle belastingmiddelen, alle vormen van toezicht en alle segmenten zijn betrokken heeft de Belastingdienst in afgelopen vier jaar een groot aantal verschijnselen onderzocht. Daarbij zijn risicosignalen geselecteerd op basis waarvan verder onderzoek is verricht. Er is dus geen sprake van één fraude of één enkele fraudemethodiek. Dit dieper gaande onderzoek leidde in de helft van het aantal gevallen tot fiscale correcties. Bij deze correcties kon in bijna alle gevallen worden volstaan met het opleggen van (navorderings)aanslagen en boetes. De Belastingdienst hanteert voor al deze activiteiten de naam «Nokvorst».
In een beperkt aantal gevallen werd fraude vermoed van een zodanige aard of omvang dat deze viel binnen het bereik van de aanmeldings- transactie en vervolgingsrichtlijnen (ATV-richtlijnen). De bespreking van deze gevallen in het tripartiete overleg (overleg onder leiding van het Openbaar Ministerie, met de FIOD en de Belastingdienst) leidde ertoe dat uiteindelijk acht gevallen voor strafrechtelijk onderzoek in aanmerking zijn gekomen binnen het thema Nokvorst. In het tripartiete overleg worden gevallen besproken waarvan vermoed wordt dat opzet in het spel is. In het overleg wordt bepaald welke van de betrokken rechtspersonen en/of natuurlijke personen in aanmerking komen voor strafrechtelijke handhaving. Bij deze keuze spelen diverse factoren een rol, zoals de strafrechtelijke bewijsbaarheid, de omvang van het nadeel, de persoon van verdachte, de betrokkenheid van een facilitator, recidive en de beschikbare capaciteit bij de aan het overleg deelnemende partijen. Als algemeen uitgangspunt geldt dat het fiscale nadeel minimaal € 125 000 moet bedragen, hoewel dat geen absolute grens is. De absolute ondergrens voor strafrechtelijke vervolging bedraagt € 10 000 voor particulieren en € 15 000 voor ondernemers.2 Uiteraard blijft voor gevallen die daaronder zitten wel het fiscale boete-instrumentarium beschikbaar.
Tussen de deelnemers aan het tripartiete overleg is sprake van een goede en nauwe samenwerking.
Dit soort zaken wordt primair fiscaal aangepakt. Het fiscale boete-instrumentarium is toegepast en is met name in de strafmaat (speciale preventie en vergelding) effectief. Bovendien moet uiteraard altijd de verschuldigde belasting alsnog worden voldaan. Daarnaast heeft de Belastingdienst met het oog op efficiënte inzet van schaarse capaciteit diverse andere activiteiten ingezet (bijvoorbeeld voorlichting en samenwerking met andere toezichthouders) die de compliance in de vastgoedsector hebben bevorderd. Ook is het thema vastgoed nog steeds een prominent onderdeel binnen het toezicht en in het handhavingsarrangement tussen het OM en de Belastingdienst
Er is naar onze mening bij deze aanpak zodoende sprake van een passende inzet van en verhouding tussen het fiscale en strafrechtelijke instrumentarium.
Is, na het ontdekken van de grootschalige fraude, het Openbaar Ministerie (OM) direct ingeschakeld? Kan gesproken worden van een goede samenwerking tussen het OM enerzijds en de FIOD en de Belastingdienst anderzijds? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeveel van de 600 bedrijven wordt een strafrechtelijk onderzoek gestart of is dit gestart? Is er voldoende capaciteit bij het OM om alle bedrijven strafrechtelijk te vervolgen indien nodig? Zo nee, hoe en op basis van welke criteria heeft u de beschikbare capaciteit ingezet? Zou een grotere groep (strafrechtelijk en fiscaal) onderzoekers tot een beter resultaat hebben geleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn er niet meer mensen ingezet?
Zie antwoord vraag 2.
Worden de natuurlijke personen achter de rechtspersonen ook vervolgd? Zo nee, waarom niet in het licht van de onwenselijkheid van klassenjustitie? Zo ja, in hoeveel gevallen is vervolging ingezet?
Ja. In de eerdergenoemde acht gevallen die voor strafrechtelijk onderzoek in aanmerking kwamen, zijn op dit moment 17 natuurlijke personen als verdachte aangemerkt. Ten aanzien van 9 van hen is het besluit genomen hen te vervolgen; deze procedures zijn nog niet afgerond. Ten aanzien van 6 andere verdachten is nog geen vervolgingsbeslissing genomen. De overige 2 verdachten hebben een transactie geaccepteerd van respectievelijk 120 uur werkstraf en € 15 000.
De verbouwing van het oud-ministerie van VROM aan de Rijnstraat |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de plannen van het voormalige ministerie van VROM om het pand aan de Rijnstraat, waar dit ministerie was gevestigd, te verbouwen?
Ja.
Kunt u inzicht geven in de doelen van deze plannen? Is het waar dat de verbouwing ook tot doel heeft om het nog vrij recente gebouw nóg duurzamer te maken? Wat is er nu níet duurzaam aan het gebouw? Hoe kan het dat dit soort plannen worden gemaakt?
Het plan voor Rijnstraat 8 staat niet op zichzelf. De Tweede Kamer heeft in het kader van de vernieuwing van de rijksdienst in maart 2009 de motie1 van het lid Schinkelshoek c.s. aangenomen. Daarin wordt onderschreven dat meer departementen in één gebouw moeten worden ondergebracht, dat met name beleidskernen bij voorkeur op loopafstand van elkaar en van het Binnenhof dienen te worden gehuisvest en wordt de regering verzocht met concrete voorstellen te komen voor gezamenlijke huisvesting van departementen. Naar aanleiding daarvan heeft mijn ambtsvoorganger bij brief van 9 juni 20092 de Tweede Kamer geïnformeerd over het besluit van de Ministerraad, en daarbij ondermeer aangegeven: «Na de al geplande renovatie van de Rijnstraat 8 zullen de beleidskernen van Verkeer en Waterstaat en VROM in 2015 samen dit duurzame gebouw gaan betrekken».
Voor de uitwerking van het besluit van de Ministerraad is een masterplan kantoorhuisvesting Den Haag opgesteld, waarvan de verbouwing van Rijnstraat 8 deel uitmaakt. Dat masterplan wordt op dit moment geactualiseerd naar aanleiding van de taakstellingen voor de rijksdienst in het regeerakkoord van het huidige kabinet. Daar heb ik ook naar verwezen tijdens het algemeen overleg met uw Kamer over het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst op 26 april 2011.
De verbouwing van Rijnstraat 8 heeft binnen dat masterplan meerdere doelen. De start van de bouw van Rijnstraat 8 was in maart 1989, dus 22 jaar geleden. Bij hoofdzetels worden de installaties in 15 jaar afgeschreven en de inbouwpakketten in 20 jaar, zoals dat ook in de markt gebruikelijk is. Daarnaast is er een technische noodzaak tot vervanging, het aantal bedrijfsstoringen neemt toe. Voorts is het voornemen in het gebouw meerdere ministeries, waaronder de beleidskern van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, te huisvesten en het aantal werkplekken te vergroten. Het uitgangspunt is het realiseren van een rijksverzamelkantoor met rijkswerkplekken, zoals die in het programma Compacte Rijksdienst zijn aangekondigd. Het huidige kabinet heeft besloten de norm voor het aantal werkplekken per formatieplaats, dat door het vorige kabinet was verlaagd van 1,3 naar 1,1 nu verder te verlagen naar 0,9 met de ambitie naar 0,7. Hierdoor kunnen meer werkplekken in onder andere Rijnstraat 8 worden gerealiseerd en kunnen andere gebouwen worden afgestoten.
Rijnstraat 8 is ruim 20 jaar geleden gebouwd als een duurzaam pand. Sindsdien is de techniek voortgeschreden. Nu het gebouw om bovenstaande redenen moet worden gerenoveerd, kunnen tegelijkertijd duurzaamheidsmaatregelen worden getroffen. In de zomer van 2010 is ten tijde van het vorige kabinet een document opgesteld met een aantal duurzaamheidsscenario’s. Dit document is bedoeld voor een eerste consultatie van de markt, want voor de verbouwing en exploitatie wordt gestreefd naar een PPS-constructie. Het desbetreffende document wordt nu aangepast met als randvoorwaarde van het huidige kabinet dat duurzaamheidsmaatregelen in ieder geval tot kostenbesparingen leiden en binnen de afschrijvingstermijn worden terugverdiend. Bij een PPS-constructie zal bovendien de initiële investering voor duurzaamheidsmaatregelen door de markt worden gefinancierd.
Heeft de Rijksgebouwendienst deze verbouwing in de planning staan?
Naar verwachting zal de Ministerraad dit voorjaar een besluit nemen over het geactualiseerde masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. Afhankelijk van dat besluit kan de Rijksgebouwendienst opdracht krijgen deze verbouwing en de exploitatie van Rijnstraat 8 via PPS aan een marktconsortium aan te besteden. Vooralsnog wordt uitgegaan van realisatie in de periode begin 2013 – begin 2016.
Is het waar dat deze verbouwing ongeveer 200 miljoen euro gaat kosten, en dat dit slechts een gering voordeel met zich brengt op de begroting van het ministerie van Infrastructuur & Milieu?
Neen. In het ambitiedocument dat ten tijde van het vorige kabinet is opgesteld was onder andere een maximaal scenario inclusief een uitbreiding van het gebouw opgenomen, met een geraamd investeringsbedrag in de genoemde orde van grootte.
De hoogte van de investering dient nog te worden bepaald. Het gaat om marktfinanciering via PPS met een jaarlijkse gebruiksvergoeding die door de gebruiker moet worden betaald. Het masterplan kantoorhuisvesting Den Haag kan, afhankelijk van het te kiezen scenario en de huidige ramingen, op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in de periode 2011–2023 een aanzienlijke nettobesparing opleveren ten behoeve van het realiseren van de taakstelling op de bedrijfsvoering. Zie ook het antwoord op de vragen 6 en 7.
Deelt u onze opvatting dat dit soort luxueuze verbouwingen, zeker in deze tijd van grote, maar noodzakelijke bezuinigingen, niet door zouden moeten gaan?
Het is geen luxueuze verbouwing. Zie de antwoorden op de vragen 1 tot en met 4.
Kunt u een lijst geven van geplande verbouwingen, de bijbehorende begrote en/of geraamde kosten en kan daarbij, per project, een overzicht worden gegeven van de geraamde kostenvoordelen?
Zodra de Ministerraad een besluit heeft genomen over het geactualiseerde masterplan kantoorhuisvesting Den Haag zal ik de Tweede Kamer hierover informeren en een overzicht verstrekken van kantoorpanden die betrokken worden in het masterplan.
Kunt u uiteenzetten welk van deze projecten door moeten gaan en welke projecten beter kunnen worden stopgezet?
Zie het antwoord op vraag 6.
Vastgoed |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Vastgoed is schikkingen zat, elke grote vastgoedfraude voor de rechter»?1
Ja.
Ziet u dat er door de schikkingen in grote vastgoedzaken onduidelijkheid blijft bestaan in de vastgoedmarkt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de voormalig verdachte?
Ik constateer dat partijen op de vastgoedmarkt zich afvragen hoe zij bij hun streven naar het bevorderen van de integriteit in de sector dienen om te gaan met (rechts)personen die een transactie zijn aangegaan met het Openbaar Ministerie (OM). Marktpartijen moeten zelf beslissen met wie zij zaken willen doen en met wie niet. Het enkele feit dat een partij door het OM een transactie krijgt aangeboden, geeft aan dat er volgens het OM sprake is van een bewijsbaar strafbaar feit. Om de beslissing of er al dan niet zaken gedaan dient te worden met een partij verder te vergemakkelijken, hebben marktpartijen een aantal mogelijkheden. Niet alleen kunnen zij vanzelfsprekend aan de betreffende partij navraag doen over de precieze inhoud van de schikking. Ook kunnen zij een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor rechtspersonen verlangen. Een transactie met het OM staat geregistreerd in de justitiële documentatie en wordt bij de afweging of een VOG afgegeven betrokken.
Bent u bereidt om instructie te geven dat het Openbaar Ministerie bij vervolging van fraudes niet zomaar schikt zonder publieke schuldbekentenis of het anders voor de rechter brengt?
Het Openbaar Ministerie gaat over tot een transactieaanbod als het de verdachte schuldig acht aan het strafbare feit en meent dat de zaak bewijsbaar is. Op grond van artikel 74 Wetboek van Strafrecht kan het Openbaar Ministerie de verdachte voorwaarden stellen ter voorkoming van strafvervolging. In aanvulling hierop is in de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties bepaald aan welke eisen deze transacties moeten voldoen. Het is aan de verdachte om al dan niet met het transactieaanbod in te stemmen. De schuldbekentenis is noch voor het transactieaanbod door het Openbaar Ministerie noch voor de strafoplegging door de rechter een vereiste. Als de verdachte niet instemt met het transactieaanbod wordt de zaak altijd aan de rechter voorgelegd.
Kunt u bevorderen dat de Nederlandsche Bank en Autoriteit Financiële Marktenkenbaar maken of bedrijven wel of geen zaken mogen doen met schikker?
Het is niet aan de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten om voor te schrijven met welke natuurlijke of rechtspersonen de onder toezicht gestelden2 zaken kunnen doen. Onder toezicht gestelden hebben een eigen, wettelijke, verantwoordelijkheid voor een integere bedrijfsvoering ter beheersing van integriteitrisico’s. Dit houdt onder meer in dat zij moeten weten met wie zij zaken doen en wie hun klanten zijn.
Overigens dient een onder toezicht gestelde die betrokken is bij een transactie met het OM dat onverwijld aan de toezichthouder te melden. De toezichthouder kan vervolgens de afweging maken of een dergelijke schikking zou kunnen leiden tot een heroverweging van iemands betrouwbaarheid en/of deskundigheid. Dat bepaalt of de persoon nog langer actief kan of mag zijn in de sector.
Van belang in dit verband is tevens, dat DNB onlangs de «Beleidsregel met betrekking tot integriteitbeleid ten aanzien van zakelijke vastgoedactiviteiten» heeft gepubliceerd. Daarin wordt aangegeven wat van financiële partijen wordt verwacht in verband met de bestrijding van integriteitrisico’s die voortvloeien uit vastgoedtransacties. Zoals aangeven is het de verantwoordelijkheid van de sector om -met behulp van de beleidsregel- adequate maatregelen tegen vastgoedfraude te nemen.
Bent u bereid om te bevorderen dat alle schikkingen met naam en alle details openbaar gemaakt worden, zodat de markt ook nog een eigen afweging kan maken?
Het Openbaar Ministerie brengt bij hoge transacties en bijzondere transacties een persbericht uit. Dit is bepaald in de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties. In het persbericht worden bepaalde details openbaar gemaakt. Dit zijn in elk geval de naam van de verdachte met wie is getransigeerd en de strafbare feiten waarop de transactie ziet. In de onderhavige vastgoedzaak zijn transacties middels persberichten openbaar gemaakt. Deze openbaarmaking dient het algemeen belang. Het persbericht biedt compensatie voor het feit dat er door de transactie geen openbare behandeling ter terechtzitting meer plaatsvindt en evenmin sprake is van een openbare rechterlijke uitspraak waarvan een generaal preventieve werking uitgaat.
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat marktpartijen een VOG kunnen verlangen of navraag kunnen doen over de precieze inhoud van de schikking bij de betrokken partij zelf.
Gelet hierop zie ik geen reden te bevorderen dat meer details van transacties openbaar worden gemaakt dan nu het geval is bij hoge of bijzondere transacties. Evenmin zie ik aanleiding te bevorderen dat wordt overgegaan tot openbaarmaking van (details van) transacties die niet vallen onder de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties.
Worden bij openbare aanbestedingen door overheden schikkers uitgesloten?
Op grond van het toepasselijke Europese aanbestedingsrecht voor overheden vormt een onherroepelijke rechterlijke veroordeling een uitsluitinggrond. Indien er getransigeerd wordt, is naar huidig recht uitsluiting bij de aanbestedingsprocedure dus niet mogelijk. Na de fase van aanbesteding en gunning volgt de contractuele fase. Op dit moment wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om gewenst integer gedrag onderdeel te maken van de overeenkomst nadat gegund is.
Een geheim plan voor huizen in de natuur |
|
Lutz Jacobi (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Geheim plan voor huizen in de natuur» van 3 februari in de Gooi en Eemlander?
Ja.
Was u bekend met het voornemen van de regionale commissie Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) om af te willen wijken van het natuurbeleid en het beleid voor ruimtelijke ordening? Zo ja, waarom heeft u hierover de Kamer niet geïnformeerd? Zo nee, wat is uw mening over dit voornemen dat niet in lijn is met het beleid?
Nee, ik was hiermee niet bekend.
Naar ik heb begrepen is de ILG gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vechtstreek ook niet voornemens af te wijken van het beleid. De commissie voert momenteel een verkenning uit die zich richt op de vraag of er in het Groene Uitweggebied kansen zijn om verrommelde, bebouwde locaties op te ruimen, met als doel de ruimtelijke kwaliteit in het gebied te verbeteren en (met de meeropbrengsten) de groene ambities te realiseren. Deze verkenning sluit aan bij regelingen als «ruimte voor ruimte» en «rood voor groen» welke passen binnen het ruimtelijk rijksbeleid.
Voor aanvullende informatie verwijs ik u naar de antwoorden van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op recente vragen van Provinciale Staten over dit onderwerp (d.d. 15 februari 2011).
Wie zijn de deelnemers in deze Commissie Investeringsbudget Landelijk Gebied? Zijn hier ambtenaren bij die onder uw verantwoordelijkheid vallen?
Het krantenbericht doelt op de ILG gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vechtstreek. De commissieleden zijn bestuurlijke vertegenwoordigers van gemeenten, waterschap, natuurbeheerders, landbouworganisaties e.d. Op de website van de provincie Noord-Holland is een lijst met namen te vinden. Het betreft geen ambtenaren die onder de verantwoordelijkheid van de minister van I&M of mij vallen.
Zijn er uitkomsten van dit onderzoek naar nieuwe locaties voor duizend woningen in het Gooi? Zo ja, kunt u deze aan de Kamer zenden?
De uitkomsten van een dergelijk onderzoek zijn mij niet bekend. Ik verwijs u hiervoor naar de provincie Noord-Holland.
Kunt u aangeven welke delen van de Ecologisch Hoofdstructuur-gronden (EHS) in eigendom of optie zijn van bouwbedrijf AM vastgoed?
Uit navraag bij de provincie Noord-Holland blijkt dat er in dit gebied geen EHS-gronden in eigendom of optie van bouwbedrijf AM vastgoed zijn.
Kunt u uitsluiten dat in andere delen van het land dergelijke onderzoeken zijn of worden uitgevoerd?
Nee, zolang provincies zich aan de afspraken en algemene kaders houden, kunnen dergelijke onderzoeken elders in het land ook worden uitgevoerd.
Het bericht dat één op de vijf gemeenten niet Wabo-proof is |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de het onderzoek van Telengy, waaruit blijkt dat één op de vijf gemeenten nog niet klaar is voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en bij maar liefst 17 procent van de gemeenten de kennis van de ambtenaren te kort schiet?
Ik heb kennisgenomen van het «Onderzoek status en ervaringen invoering Wabo, realisatie e-overheid». Op basis van dit onderzoek wordt gesteld dat vier op de vijf gemeenten de Wabo volledig heeft ingevoerd.
Achterblijvers zijn er op bepaalde onderdelen van de Wabo en dus niet op de Wabo als geheel. Zo geven gemeenten aan knelpunten te ervaren vanuit ICT en gebrek aan geld.
De achterblijvers worden tijdens de zogenaamde nazorgperiode gestimuleerd om alle aspecten op orde te brengen. Het is de primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf om ook voor deze laatste aspecten Wabo-klaar te zijn.
Kunt u een inschatting geven hoeveel gemeenten er landelijk op dit moment de bevolking onvoldoende kunnen bij kunnen staan op het gebied van de Wabo? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
De gemeenten bepalen zelf hoe en in welke mate ze burgers bij de hand nemen bij het doen van een aanvraag. We zien daarin verschillende dienstverleningsconcepten. Het is mij niet bekend welke gemeente kiest voor welk dienstverleningsconcept. Door het digitale instrument (Omgevingsloket online) dat door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is gebouwd en wordt onderhouden, wordt de aanvraag gemakkelijker gemaakt.
Daarnaast zijn vanuit het ministerie informatiemateriaal en standaardbrieven beschikbaar gesteld die gemeenten kunnen gebruiken in de communicatie richting haar burgers. Ook zijn er opleidingen verzorgd. Gemeenten hebben deze voorzieningen zoals ook in het onderzoek is aangetoond veel gebruikt.
In zijn algemeenheid kan geconstateerd worden dat de inwerkingtreding van de Wabo tot nu toe goed verloopt. Zeker als men zich bedenkt dat de wet een behoorlijke omschakeling is in het werkproces voor gemeenten. Er zijn geen grote problemen geconstateerd, noch op inhoud noch op het digitale Omgevingsloket. In de eerste drie weken van oktober zijn er al ruim 5 000 omgevingsvergunningen aangevraagd en de eerste omgevingsvergunningen zijn al verleend.
Deelt u de mening dat de plaatselijke bevolking last kan ondervinden door deze lakse houding van de desbetreffende gemeenten? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is mij niet bekend dat er gemeenten zijn die een lakse houding hebben. Zie ook het antwoord onder vraag 2.
Deelt u de mening dat er een uiterste datum moet komen waarop alle gemeenten Wabo-proof zijn? Zo nee, waarom niet?
Alle gemeenten bieden op dit moment op zijn minst een minimumkwaliteit voor het ontvangen en beoordelen van vergunningaanvragen: immers alle gemeenten zijn aangesloten op het loket en alle gemeenten zijn dus in staat aanvragen digitaal te ontvangen. Daarnaast moeten zij aanvragen ook op papier kunnen blijven ontvangen en moeten zij die aanvragers ook aan een aanvraagformulier helpen. Ten aanzien van de algemene uitvoering, integrale handhaving en het voldoen aan de kwaliteitscriteria zoals nu opgenomen in het Besluit Omgevingsrecht zijn er nog verbeterslagen te maken. Vertegenwoordigers van kleine en grote gemeenten, provincies en rijk ontwikkelen momenteel samen binnen het programma «Uitvoering met Ambitie» een zelfevaluatie-instrument, gericht op de kwaliteitscriteria.
Mijn ministerie zal in ieder geval nog tot halverwege 2011 nazorgactiviteiten verrichten op de implementatie van de Wabo,zowel gericht op de inhoud als op het digitale loket.
Kunt u meegaan in de suggestie dat gemeenten die hun bevolking momenteel niet kunnen bijstaan met Wabo-aanvragen een sanctie moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zie ik geen reden om over te gaan tot handhavende interventies.