Het nieuws dat de SMS-controle van DigiD wordt uitgefaseerd |
|
Renske Leijten |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Klopt het dat na de uitfasering van de SMS-controle van DigiD er alleen nog authenticatie via de app kan worden gedaan? En zo ja, is het dan juist dat deze app alleen verkrijgbaar is voor Apple en Google telefoons?1
Voorop staat dat SMS-authenticatie, zoals gesteld in het commissiedebat van 22 maart jl., voorlopig behouden blijft. Belangrijk is echter wel dat er oog blijft voor een continue verbetering van de beveiliging en de veiligheidseisen. Hierbij moet onder andere voldaan worden aan de veiligheidseisen die gesteld zijn binnen Europa. Binnen de eIDAS regelgeving wordt er onderscheid gemaakt tussen de niveaus laag, substantieel en hoog. Hierbij is het met name van belang dat er een nauwkeurige en betrouwbare identiteitsvaststelling plaats kan vinden. Tweefactor-authenticatie, zoals SMS-authenticatie, behoort tot het laagste niveau. De DigiD app is alleen verkrijgbaar voor Android en iOS telefoons.
Kunt u aangeven waarom gekozen wordt inwoners te dwingen gebruik te maken van Amerikaanse techbedrijven en daarmee hun marktmacht te versterken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De redenen hiervoor zijn praktisch en niet principieel van aard. De voornaamste redenen om de DigiD-app in beginsel alleen voor de besturingssystemen iOS en Android aan te bieden zijn:
Bereik; meer dan 99% van de smartphones gebruikt iOS of Android als besturingssysteem.
Betrouwbaarheid van de app store; er moet voldoende vertrouwen zijn in de app store; zo moet de software bijvoorbeeld deugdelijk zijn en voldoen aan de standaarden van de store. Ondeugdelijke apps in de stores van iOS en Android worden verwijderd.
Bezitsfactor; bij een digitale authenticatie moet er zekerheid bestaan over de identiteit van de gebruiker, dit vraagt bepaalde technologie die op dit moment alleen door Apple in iOS en door Google in Android wordt aangeboden.
Klopt het dat er geen alternatief wordt geboden voor partijen die geen gebruik maken van de diensten van Google of Apple en daardoor ook geen toegang meer hebben tot de overheidsdiensten? Wat gaat u ondernemen om te regelen dat er wel alternatieven worden geboden?
Naast het gebruik van de DigiD-app op de besturingssystemen iOS of Android is SMS het huidige alternatief. In de verdere ontwikkeling van DigiD speelt naast veiligheid ook inclusiviteit een belangrijke rol.
Kunt u toelichten hoe het besluit om geen andere mogelijkheden naast de apps van Google en Apple strookt met het «comply or explain»-principe van de overheid ten aanzien van open source?
Kunt u aangeven waarom de overheid de DigiD-app niet open source heeft laten ontwikkelen? Is zij als nog van plan dit te gaan doen zodat de app ook in de F-droidstore aangeboden kan worden?
DigiD gebruikt open source componenten, maar publiceert de broncode van de app (nog) niet. Een verkenning of het mogelijk is om de broncode van DigiD open source te publiceren is gaande, maar het publiceren van de broncode moet wel op een verantwoordelijke en veilige manier mogelijk zijn. Veiligheid en bescherming van gegevens van gebruikers blijven in de doorontwikkeling altijd een factor. Het risico bestaat dat de broncode gebruikt wordt om de app te klonen om via die weg gegevens afhandig te maken van de gebruiker.
Is het juist dat in de huidige app trackers zijn aangetroffen? Wat zijn de gevolgen van deze trackers in de app?2
Het is juist dat de app trackers van respectievelijk Microsoft en Google bevat. Dit is noodzakelijk voor de (technische) ondersteunings- en beheerfunctionaliteit van de applicatie. De twee Microsoft trackers zorgen ervoor dat informatie bij het ontwikkelteam van DigiD terecht komt als de applicatie niet stabiel werkt of crasht. Deze gegevens worden niet naar Microsoft gezonden, maar alleen naar het ontwikkelplatform van DigiD. Het betreft geen persoonlijke gegevens en de trackers hebben ook niet als doel om het gedrag van de gebruiker te volgen.
De tracker van Google is nodig voor technische ondersteuning van de push-notificatiefunctionaliteit in Android. Een push-notificatie kan vanuit een applicatie een bericht sturen naar de gebruiker dat er een bericht klaar staat in de applicatie. Bij DigiD gebeurt dit alleen in uitzonderlijke gevallen en nooit met persoonsgegevens. Voor het versturen van een push-notificatie wordt expliciet toestemming gevraagd aan de gebruiker om deze functionaliteit al dan niet toe te staan.
Hoe gaat u voorkomen dat door het gebruik van deze apps data van Nederlandse burgers worden doorgegeven aan de Amerikaanse overheid, omdat beide bedrijven onder de zogenaamde Patriot Act vallen?
Beide bedrijven hebben geen inzicht in de gegevens van de gebruikers van de applicatie. Zij hebben geen toegang tot de inloggegevens, noch tot de informatie die de burger via het inloggen wil inzien. De DigiD-app stuurt geen gegevens door naar Apple of Google.
Notificatiedata lopen wel via een centrale poort in het besturingssysteem. Om die reden wordt er zo min mogelijk gebruik gemaakt van notificaties en wordt hier nooit gevoelige of persoonlijke informatie gedeeld. Als gebruiker is het mogelijk om notificaties uit te schakelen.
Kunt u aangeven hoe het uitfaseren van SMS bij DigiD samenhangt met uw garantie dat de toegang tot en het gebruik van DigiD niet verslechterd zullen worden, in het commissiedebat inzake digitale overheid op 22 maart 2022?3
Zoals verder toegelicht in de beantwoording op vraag 1 staat voorop dat SMS-authenticatie voorlopig behouden blijft, maar is het belangrijk dat er oog blijft voor continue verbetering van de beveiliging en de veiligheidseisen. Bij de verdere ontwikkeling van de app is voortdurend aandacht voor inclusiviteit, toegankelijkheid en het gebruikersgemak. Mensen kunnen ondersteuning vragen via de Helpdesk van DigiD en via Informatiepunten Digitale Overheid, bijvoorbeeld in bibliotheken. In de voortgangsrapportage van het domein Toegang zal ik dit najaar verder ingaan op de veiligheidsniveaus en inclusie.
Het opstappen van een raadslid vanwege ‘doodsbedreigingen’. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Raadslid Peter van der Velden stapt op na «doodsbedreigingen»: «Ik wil niet als Fortuyn eindigen»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat elke volksvertegenwoordiger, ongeacht zijn of haar partijkleur, veilig moet kunnen werken? Zo ja bent u de bereid om de situatie in Nissewaard te laten onderzoeken? Graag een gedetailleerd antwoord over hoe u de onderste steen boven water krijgt en welke vervolgstappen gezet gaan worden.
Ja, iedere volksvertegenwoordiger moet veilig zijn of haar ambt kunnen uitoefenen. Op 8 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inspanningen die ik pleeg voor een weerbaar bestuur.
Deelt u de mening dat burgemeester Foort van Oosten met de opmerking «kennis te hebben genomen van het bericht van de heer Van der Velden», wel erg koeltjes heeft gereageerd? Gaat u hem aanspreken en betrekken bij het onderzoek naar de door het raadslid gestelde «doodsbedreigingen»? Graag een gedetailleerd antwoord.
De gemeente is hier zelf aan zet en zou desgevraagd een beroep op de commissaris van de Koning (als rijksorgaan) kunnen doen.
Het bericht ‘Havens in Noord-Nederland moeten 'beducht zijn' voor snellere toename drugscriminelen, als Rotterdam overstapt op zwaardere controles’. |
|
Inge van Dijk (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Havens in Noord-Nederland moeten «beducht zijn» voor snellere toename drugscriminelen, als Rotterdam overstapt op zwaardere controles»?1
Ja.
Herkent u het oordeel van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap dat de controle in havens in Noord-Nederland redelijk gering, zo niet ondermaats is en dat politie en handhavingsorganisaties als douane en Marechaussee weinig zicht hebben op georganiseerde misdaad op locaties aan zee aldaar? Zo ja, wat is hiervan de reden? Zo nee, waarom niet?
De Douane, Koninklijke Marechaussee en Politie beschikken over een goede informatiepositie in de Noordelijke zeehavens. Het onderzoek van Politie en Wetenschap is echter wel een aanleiding om, zowel afzonderlijk als in gezamenlijkheid, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de informatiepositie over de mogelijke malafide praktijken in de Noordelijke zeehavens verder te versterken.
De Douane, de Koninklijke Marechaussee en de Politie werken als ketenpartners zoveel mogelijk samen om de veiligheid in het gebied te vergroten. Dit gebeurt o.a. door actieve informatie uitwisseling en gezamenlijke acties. Bij gesignaleerde risico’s wordt pro actief de samenwerking gezocht en zo mogelijk gezamenlijk actie ondernomen. De Douane en de Koninklijke Marechaussee controleren risicogericht en stemmen hun handhavingsniveau, in samenspraak met het opdrachtgevend departement Justitie en Veiligheid (JenV), af op basis van landelijke risicoanalyse. Om dit te valideren, doet de Douane regelmatig aan risicovinding en worden steekproefcontroles uitgevoerd. De Douane controleert en zet haar mensen en middelen in waar de risico’s zich voordoen. Ook de Koninklijke Marechaussee voert steekproefsgewijs controles uit en acteert actief op signalen. De betrokken teams van de Politie Noord Nederland werken samen de maritieme afdeling van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid aan de integrale informatiepositie.
Zijn er cijfers beschikbaar over de aantallen onderschepte drugs bij de havens in Noord-Nederland? Kunt u aangeven of de georganiseerde (drugs)criminaliteit in en rondom deze havens toeneemt?
De cijfers voor Noord-Nederland laten vooralsnog een relatief stabiel beeld zien. De Douane heeft in 2020 2 zendingen cocaïne onderschept met totaal een gewicht van ruim 151 kg. In 2021 onderschepte de Douane 2 zendingen cocaïne met een totaalgewicht van 99 kg en dit jaar tot dusver 1, met een gewicht van 260 kg.
Dit jaar is het gewicht van de in beslag genomen zending cocaïne licht gestegen ten opzichte van het totaalgewicht van onderschepte zendingen in jaren ervoor. De Douane kan nog niet zeggen of er sprake is van een toenemende cocaïnesmokkel in die havens.
In hoeverre bestaat het risico dat (drugs)criminaliteit zich verplaatst naar andere havens (waaronder die in Noord-Nederland) als de controles in de havens van Rotterdam en Antwerpen worden opgevoerd? Welke stappen kunt u nemen om dit te voorkomen? Zijn politie en handhavingsorganisaties als douane en Marechaussee voldoende in staat om hierop te anticiperen?
In de huidige dominante modi operandi voor drugssmokkel wordt vooral gebruik gemaakt van grote havens. Europol en het UNODC bevestigen in een recent rapport dat drugscriminelen steeds meer gebruik zijn gaan maken van containerzendingen via «high volume ports» als Antwerpen, Rotterdam en Hamburg.2 Criminelen beschikken echter over een groot aanpassingsvermogen, dus zullen we verplaatsingseffecten scherp (blijven) monitoren, zeker bij een intensivering van de aanpak.
De Douane voert dan ook op landelijk niveau risicoanalyses uit en stemt het hieruit voortvloeiende handhavingsniveau af met haar opdrachtgever JenV. Op basis van risico’s en risicoselectie worden controles uitgevoerd op de plaatsen waar de risico’s zich lijken voor te doen.
De Douane en KMar staan in nauw contact met ketenpartners (o.a. politie, Inspectie Leefomgeving en Transport, Rijkswaterstaat, Kustwacht, Havenmeesters, gemeenten) om verandering in activiteit te monitoren. Ook signalen van bijvoorbeeld ketenpartners kunnen tot verschuivingen leiden in de controle-aanpak.
Bovendien werken de partners die werkzaam zijn rond de haven van Rotterdam, actief samen met de partners die werkzaam rond andere havens in Nederland.
Acht u het wenselijk dat, buiten de havens van Rotterdam en Antwerpen, er ook bij andere havens in Nederland (waaronder die in Noord-Nederland) een 100%-controle komt op bepaalde categorieën producten uit risicolanden om zo het gevaar dat hoofdofficier Greive in het artikel benoemt in te perken?
De verwachting is dat bij het 100% scannen of controleren van één of meerdere specifieke goederensoorten uit risicolanden (in welke maritieme haven dan ook) gedragsverandering van criminelen zal optreden. Daarom wordt er niet geïnvesteerd in 100%-controle van één of meerdere goederensoorten (ook niet in Rotterdam en Antwerpen), maar in het controleren van alle containers die op basis van een risicoanalyse worden geselecteerd. Het is dan ook van belang een goede en steeds up-to-date risicoanalyse te hebben. Daar wordt doorlopend aan gewerkt.
De Douane is verantwoordelijk voor het controleren van goederen die vanuit derde landen in Nederland de EU binnen komen. Bij toenemende risico’s zal de Douane over gehele linie haar toezichtsactiviteiten intensiveren, om zodoende te anticiperen op deze gedragsverandering van criminelen. Om zo effectief mogelijk toezicht uit te oefenen op de binnenkomende stroom containers, investeert de Douane in haar informatiepositie, onder andere door het plaatsen van liaisons op meerdere locaties, zoals in Zuid- en Midden-Amerika. Door vroegtijdig informatie van Douanediensten ter plekke te kunnen toevoegen aan de risicoanalyse, kan door de Douane nog gerichter op cocaïne worden gecontroleerd in binnenkomende ladingen. De Douane kan hierdoor tijdig acteren op veranderende routes en andere gedragsveranderingen van criminele groepen.
Is inmiddels bekend hoe de 24 miljoen euro die eind vorig jaar door de vorige Minister van Justitie en Veiligheid beschikbaar is gesteld ter voorkoming van misbruik van infrastructuur door criminelen voor drugshandel, besteed gaat worden? Zo ja, zullen deze middelen ook worden ingezet voor een betere controle en handhaving bij de havens in Noord-Nederland? Zo ja, waarvoor zullen deze middelen concreet worden ingezet bij die locaties?
Er is bij Prinsjesdag 2021 een bedrag oplopend tot 24 miljoen euro structureel beschikbaar gemaakt voor de aanpak van drugssmokkel via mainports/grote logistieke knooppunten. De 13 miljoen die voor 2022 beschikbaar is, wordt geïnvesteerd in de aanpak op vijf van deze grote knooppunten, namelijk de haven van Rotterdam, het havengebied Zeeland – West-Brabant, het Noordzeekanaalgebied met de haven van Amsterdam, de luchthaven Schiphol en de bloemenveilingen.3 Uit onder meer de cijfers en wetenschappelijke publicaties over deze locaties blijkt dat de problematiek van grootschalige drugssmokkel daar groot is, of dat daarop (directe) risico’s bestaan. Dit heeft onder meer te maken met de dominante modi operandi binnen de georganiseerde drugssmokkel en, daarmee samenhangend, de soorten goederen die via de genoemde knooppunten worden getransporteerd en vanuit welke bronlanden deze goederen arriveren. De precieze verdeling van de structurele middelen (vanaf 2023) voor de aanpak van drugssmokkel via mainports/grote logistieke knooppunten wordt, voorzien van een structureel plan, dit najaar bekendgemaakt.
Door deze focus wordt versnippering van de beschikbare middelen tegengegaan. Tegelijk hebben ook andere logistieke knooppunten te kampen met drugssmokkel. Voor deze knooppunten, zoals in Noord-Nederland, kan voor intensivering van de aanpak een beroep worden gedaan op de regionale versterkingsgelden, die eveneens bij Prinsjesdag 2021 zijn vrijgemaakt en een structureel karakter kennen. Bovendien worden de lessen die geleerd worden op de vijf genoemde grote knooppunten beschikbaar gesteld aan andere knooppunten en monitoren de betrokken partners gezamenlijk of er verplaatsingseffecten optreden, met als doel hier adequaat op te reageren.
Het bericht ‘Journalist Al Jazeera doodgeschoten op Westelijke Jordaanoever’ |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw eerste reactie op het verdrietige nieuws dat Al Jazeera-journalist Shireen Abu Akleh is doodgeschoten op de Westelijke Jordaanoever?1
Ik deel volledig uw opvatting dat journalisten in vrijheid en veiligheid hun werk moeten kunnen doen. De dood van Shireen Abu Akleh en ook van Yaser Murtaja in 2018 tonen dat dit geen gegeven is. Het kabinet is geschokt door de dood van journaliste Shireen Abu Akleh. Ik heb hier publiekelijk mijn afschuw over geuit. Daarbij heb ik tevens opgeroepen tot een grondig en transparant onderzoek met als doel de feiten boven tafel te krijgen. Deze boodschap heb ik ook in persoon overgebracht aan mijn Israëlische en Palestijnse ambtgenoten. Op dit moment bestaat er veel onduidelijkheid over de daadwerkelijke toedracht en kan ik hier vooralsnog geen verdere uitspraken over doen.
Bent u ervan op de hoogte dat het beschieten van journalisten door militairen in strijd is met talloze verdragen en het (oorlogs-)recht? Bent u er tevens van op de hoogte dat dit helaas niet de eerste keer is dat een journalist is omgekomen door (vermeend) toedoen van het Israëlische leger, denk aan de dood van journalist Yaser Murtaja in 2018?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat journalisten in vrijheid en veiligheid hun werk moeten kunnen doen? Bent u bereid deze vermeende daad door het Israëlische leger sterk af te keuren en de Israëlische autoriteiten erop aan te spreken dat journalisten in veiligheid hun werk moeten kunnen doen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat het Israëlische leger de lezing over de doodstoedracht in twijfel trekt, ondanks verschillende ooggetuigen? Bent u bereid om bij de Israëlische autoriteiten erop aan te dringen dat een onafhankelijk en gedegen onderzoek moet worden uitgevoerd naar de doodstoedracht van Al Jazeera-journalist Shireen Abu Akleh?
Er is momenteel nog veel onduidelijk, en opvattingen over de toedracht lopen uiteen. Ik heb beide partijen met klem opgeroepen, bij voorkeur in gezamenlijkheid, hier een grondig en transparant onderzoek naar te doen. Als een derde partij hieraan kan bijdragen, dan steun ik dit.
Bent u bereid om u in te zetten om de veiligheid van journalisten in Palestina te verbeteren? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te treffen?
Nederland volgt ontwikkelingen op het gebied van persvrijheid en veiligheid van journalisten nauwgezet. Zorgelijke ontwikkelingen worden direct aangekaart bij de betrokken autoriteiten. Hier blijven we onverminderd mee doorgaan.
De doodgeschoten journalist van Al Jazeera op de Westelijke Jordaanoever |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de journalist van Al Jazeera, die is doodgeschoten op de Westelijke Jordaanoever?1
Ja
Kunt u aangeven wat er inmiddels bekend is over de schietpartij?
Op 11 mei 2022 kwam de Palestijns-Amerikaanse journaliste Shireen Abu Akleh om het leven nabij een vluchtelingenkamp in de buurt van Jenin waar zij en andere journalisten verslag deden van een inval door de Israel Defense Forces (IDF). Een producent van Al Jazeera, Ali al-Samoudi, werd eveneens geraakt. De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, riep direct op tot een transparant en grondig onderzoek.
Over de toedracht bestaat veel onduidelijkheid. Al Jazeera stelt op basis van verklaringen van aanwezige collega’s dat de IDF verantwoordelijk is voor de dood en gericht zou hebben geschoten. Israël gaf aan dat ook Palestijnse strijders schuldig kunnen zijn. Israël heeft dezelfde dag van het incident opgeroepen tot een gezamenlijk onderzoek met de Palestijnse Autoriteit (PA). De PA weigert een dergelijk gezamenlijk onderzoek en heeft het Internationaal Strafhof opgeroepen hier een rol in te spelen.
De IDF heeft op 19 mei jl. aangegeven, na een preliminair onderzoek, dat het geen conclusie kan trekken over de identiteit van de vermeende schutter en heeft de PA gevraagd om over de kogel te mogen beschikken die bij de autopsie van de journaliste is aangetroffen. De PA heeft dit verzoek geweigerd en zelf onderzoek gedaan. Op basis daarvan wijst zij de IDF aan als verantwoordelijke.
Klopt het dat er schoten gelost zijn op de correspondent Shireen Abu Akleh, alsmede een andere Palestijnse journalist, die voor de in Jeruzalem gevestigde krant Al-Quds werkt genaamd Ali Samoudi?
Ja.
Klopt het dat de correspondent Shireen Abu Akleh duidelijk aanwezig was als journalist met de bijbehorende kleding, zoals een kogelwerend vest met daarop «PRESS» geschreven, toen zij doodgeschoten werd?
Ja.
Hoeveel journalisten en verslaggevers waren er in totaal aanwezig gedurende de schietpartij? Klopt het dat er meer dan twee journalisten aanwezig waren? Zo ja, hoeveel waren er dan? Welke lezingen geven deze andere journalisten van hetgeen wat er gebeurd is?
Uit berichtgeving in de pers valt op te maken dat er verschillende journalisten aanwezig waren tijdens de schietpartij, maar precieze aantallen zijn onbekend.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de verslaggever Ali Samoudi, die aangeeft dat er absoluut geen Palestijnse militanten aanwezig waren rondom hen, gedurende de schietpartij?2
Ik kan daar geen oordeel over geven. Er bestaat veel onduidelijkheid over de toedracht van de schietpartij. Het is essentieel dat een transparant en grondig onderzoek wordt gedaan om de feiten vast te kunnen stellen. Ik heb persoonlijk deze noodzaak onderstreept in mijn gesprekken met de Israëlische en Palestijnse ministers van Buitenlandse Zaken toen ik op 18 mei jl. Israël en de bezette Palestijnse gebieden bezocht.
Klopt het dat er schoten gelost zijn door het Israëlische leger? Zo nee, kunt u dat buiten twijfel stellen?
De IDF sprak van een actieve gevechtssituatie waarbij zowel Israëlische militairen als Palestijnse strijders hebben geschoten. Er bestaat veel onduidelijkheid over de toedracht van de schietpartij. Het is essentieel dat een transparant en grondig onderzoek wordt gedaan om de feiten vast te kunnen stellen. Ik heb persoonlijk deze noodzaak onderstreept in mijn gesprekken met de Israëlische en Palestijnse ministers van Buitenlandse Zaken toen ik op 18 mei jl. Israël en de bezette Palestijnse gebieden bezocht.
Deelt u de mening dat de schietpartij een schending is van het internationale recht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel schendingen van het internationale recht moeten er nog plaatsvinden, voordat u actie onderneemt en zich uitspreekt tegen de Israëlische apartheidsstaat?
Ik kan daar geen uitspraak over doen. Zoals hierboven aangegeven is het kabinet van mening dat er een grondig en transparant onderzoek dient plaats te vinden om de toedracht vast te stellen en ik heb me hierover persoonlijk uitgesproken richting beide partijen. Het kabinet gaat niet mee met uw bewoordingen dat er sprake is van een apartheidsstaat in Israël.
Bent u van mening dat er gedurende de schietpartij recht is gedaan aan Artikel 79 van het Aanvullend Protocol I bij de Conventies van Genève (GC)? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik kan hier geen oordeel over geven. Zoals reeds aangegeven is het kabinet van mening dat er een grondig en transparant onderzoek dient plaats te vinden om de toedracht vast te stellen.
Wat vindt u van de ridicule verklaring van premier Bennet dat Shireen Abu Aqleh door willekeurig vuur gedood is door terroristen?3 Vind u dit plausibel? Zo ja, waarom dan?
Alleen door grondig en transparant onderzoek kunnen de omstandigheden en toedracht van de dood van Shireen Abu Akleh worden vastgesteld. Hiertoe roept het kabinet met klem op.
Hoeveel schendingen van het internationaal recht zijn er de afgelopen 10 jaar gepleegd door de Israëlische apartheidsstaat?
Het kabinet gaat niet mee met uw bewoordingen dat er sprake is van een apartheidsstaat in Israël. Zie ook de brief van het kabinet over dit onderwerp die uw Kamer op 29 april 2022 toeging (ref. 2022Z01929/2022D04225). Nederland blijft zich uitspreken tegen unilaterale acties in strijd met internationaal recht die een duurzame oplossing verder op afstand plaatsen. Het kabinet aarzelt niet om zich duidelijk uit te spreken in geval van schendingen van internationaal recht.
Hoe vaak zult u nog accepteren dat de Israëlische apartheidsstaat onderzoek gaat doen naar een schietpartij, waarbij het desbetreffende onderzoek gewoon weer in een laatje zal verdwijnen?
Het is belangrijk dat betrokkenen zelf verantwoordelijkheid nemen voor een onderzoek. Bij voorkeur is dit een gezamenlijk onderzoek door Israël en de PA. Indien een bijdrage van een internationale derde partij hierbij behulpzaam is, dan moet die optie overwogen worden en kan ik dit steunen.
Bent u bereid om de Israëlische ambassadeur in Nederland op het matje te roepen en een verklaring te eisen over de schietpartij? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer daar zo spoedig mogelijk over informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb deze kwestie persoonlijk opgebracht in mijn gesprek met mijn Israëlische collega en daarbij opgeroepen tot een grondig en transparant onderzoek. Minister Lapid heeft aangegeven dat de Israëlische regering hiertoe bereid is.
Klopt het dat de Israëlische apartheidsstaat voornamelijk onderzoek gaat doen naar alternatieve daders, teneinde hun eigen verantwoordelijkheid te verdoezelen? Wat zegt dit over de mensenrechtensituatie in de Israëlische apartheidsstaat?
Ik heb hier geen oordeel over. Zoals eerder aangegeven vindt het kabinet het van belang dat er grondig en transparant onderzoek wordt gedaan om de omstandigheden en toedracht van de dood van Shireen Abu Akleh vast te stellen.
Hoe is het mogelijk dat de Israëlische apartheidsstaat eerst een onderzoek aankondigt, maar na twee uur al aangeeft dat een andere partij verantwoordelijk is? Wat was dan überhaupt de initiële waarde van het onderzoek? Wat zegt dit tevens over de persvrijheid van Israëlische apartheidsstaat?
Alleen door grondig en transparant onderzoek kunnen de omstandigheden en toedracht van de dood van Shireen Abu Akleh worden vastgesteld. Minister van Buitenlandse Zaken Lapid van Israël heeft aangegeven dat de Israëlische regering hiertoe bereid is.
Kunt u er bij de Israëlische apartheidsstaat op aandringen dat er een echt onafhankelijk onderzoek komt naar de schietpartij? Hoe gaat u dit zeker stellen? Kunt u dit desnoods aanhangig maken in VN-verband?
Zie antwoord op vraag 13.
Is er bij de nieuwe regering-Bennet, die vorig jaar is aangetreden, een koerswijziging te bespeuren ten opzichte van de vorige regering-Netanyahu, betreffende de behandeling van de Palestijnen alsmede de vredesonderhandelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze uit deze koerswijzing zich?
Hoewel de toonzetting van de regering-Bennett positiever is dan onder de voorafgaande regeringen, heeft dit zich nog niet duidelijk vertaald in een andersoortig beleid. Nederland en de EU blijven beide partijen oproepen om de politieke dialoog te hervatten. Het momentum hiervoor ontbreekt echter (zie ook eerdere beantwoording op Kamervragen 2022D08154). Intussen vinden er wel contacten over en weer plaats tussen bewindspersonen van Israël en de Palestijnse Autoriteit om samenwerking op het terrein van sociaaleconomische ontwikkeling te verbeteren. Dit heeft tot nu toe geleid tot een beperkt aantal verbeteringen. Waar mogelijk wordt dit ondersteund door de EU en Nederland omdat dit bijdraagt aan een klimaat dat uiteindelijk kan leiden tot het hervatten van gesprekken
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja
Het bericht ‘Nauwere samenwerking tussen Nederlandse en Marokkaanse politie’ |
|
Songül Mutluer (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nauwere samenwerking tussen Nederlandse en Marokkaanse politie»?1
Ja.
Op welk moment was u voornemens de Kamer te informeren over deze vergaande samenwerking tussen de Nederlandse en Marokkaanse politie?
Marokko is een belangrijk partnerland in de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, hieronder valt ook het opsporen en ontnemen van illegaal verkregen vermogen. In de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer d.d. 14 december 2021 inzake Marokko is aangegeven dat wordt gestreefd naar versterking van de politiesamenwerking met Marokko. Middels het eerste halfjaarbericht Politie 2022 is uw Kamer nader geïnformeerd over de stand van zaken van de samenwerking tussen Nederland en de Marokkaanse politie.2
Waarom bent u overgegaan tot deze vergaande samenwerking voordat u middels de beantwoording van de gestelde vragen in het kader van het schriftelijk overleg over de brede relatie met Marokko van 19 januari jl. verantwoording heeft afgelegd aan de Kamer?2 Wanneer worden deze vragen eindelijk beantwoord?
Het bezoek van de korpschef aan Marokko stond in het teken van nadere kennismaking, het aanhalen van de relaties en het bespreken van de wederzijdse belangen in betere samenwerking om georganiseerde criminaliteit te bestrijden. De antwoorden op het schriftelijk overleg over de brede relatie met Marokko zijn op 11 mei aan de Kamer verzonden4. Hierin zijn ook nog de uitkomsten meegenomen van het gesprek dat de Minister van Buitenlandse Zaken had met zijn collegaminister in de marge van de Anti ISIS Coalitie Ministeriele.
Is dit besluit een opmaat naar een uitleveringsverdrag tussen Nederland en Marokko? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs hierbij naar de Kamerbrief van 14 december 2021 en het antwoord 31 op de Reactie op verzoek van de commissie Buitenlandse Zaken over de brede relatie met Marokko (ref. nr. Kamerstuk 35 925 V, nr. 61).
In deze Kamerbrief is het bilateraal actieplan toegelicht, dat op 8 juli 2021 door Nederland en Marokko op hoogambtelijk niveau is ondertekend. In het Actieplan is afgesproken te starten met gesprekken om de mogelijkheid van een uitleveringsverdrag te verkennen. Zowel Nederland als Marokko hebben baat bij goede samenwerking op het gebied van rechtshulp, justitiële samenwerking en dus ook uitlevering.
Internationale samenwerking is essentieel bij de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit. Om deze reden is er reeds een verdrag voor wederzijdse rechtshulp en een verdrag op het gebied van overdracht van gevonniste personen (WOTS) gesloten met Marokko. De verkenning van de mogelijkheid van een uitleveringsverdrag past bij een voortgaande ontwikkeling van de strafrechtelijke samenwerking met Marokko. De gesprekken omtrent samenwerking op justitieel niveau, en de mogelijkheid van een uitleveringsverdrag, moeten nog plaatsvinden.
Bent u zich ervan bewust dat aangezien Marokko eerder al blijk heeft gegeven achter mensenrechtenactivisten en politieke tegenstanders (o.a. van de Hirak-beweging) in het buitenland aan te gaan, het besluit tot vergaande samenwerking tussen de politiediensten tot angst leidt onder politieke tegenstanders in Nederland? Zo ja, waarom bent u dan alsnog overgegaan tot vergaande samenwerking?
Voor het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit, drugshandel, terrorisme en extremisme dient er sprake te zijn van goede samenwerking. Nederland houdt zich in deze samenwerkingsverbanden aan de geldende nationale en internationale wetgeving en kaders waar het bijvoorbeeld uitwisseling van informatie betreft. Het kabinet staat voor het beschermen van de rechten van iedereen in Nederland.
Bent u zich ervan bewust dat de Marokkaanse politiediensten zich in het verleden onder andere schuldig hebben gemaakt aan martelingen in de gevangenissen van leden van de Hirak-beweging?3? Zo ja, waarom bent u dan alsnog overgegaan tot deze vergaande samenwerking?
Ik ben bekend met de berichtgeving van Human Rights Watch waar u naar verwijst. Anders dan informatie van Human Rights Watch over deze vermeende martelingen en mediaberichten beschik ik niet over eigenstandige informatie die de berichtgeving bevestigd, het is aan de Marokkaanse autoriteiten zelf om hier onderzoek naar te doen.
Nederland heeft belang bij een goede samenwerking met de Marokkaanse politie gezien het belang dat wij hechten aan het gezamenlijk optreden tegen grensoverschrijdende criminaliteit en bijvoorbeeld de aanpak van drugshandel, terrorisme en extremisme.
Bent u zich ervan bewust dat dhr. Abdellatif Hammouchi tevens de baas is van de Marokkaanse inlichtingendienst en geheime politie, die in het verleden onder andere is beschuldigd van intimidatie van kritische journalisten door middel van de inzet van het spywareprogramma Pegasus?4 Zo ja, waarom bent u dan alsnog overgegaan tot vergaande samenwerking?
De manier waarop de hacksoftware volgens mediaberichtgeving wordt ingezet, namelijk het onrechtmatig afluisteren van advocaten, politici, mensenrechtenverdedigers en journalisten, acht het kabinet onaanvaardbaar, zoals ook aangegeven in eerdere reactie op Kamervragen.7
Het bericht 'FIOD schorst speciale eenheid ‘onaanvaardbaar lang' |
|
Ingrid Michon (VVD), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «FIOD schorst speciale eenheid «onaanvaardbaar lang»»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Klopt het dat het landelijk opererende Team Specialistische Operaties (TSO) nog steeds op non-actief is gesteld? Klopt het voorts dat er door een rechter is besloten dat deze schorsing «onaanvaardbaar lang» is?
Met de medewerkers van het TSO en betrokkenen van de FIOD vinden mediationgesprekken plaats met als doel te onderzoeken of het vertrouwen zodanig kan worden hersteld om tot werkhervatting in de eigen functie over te kunnen gaan. In zijn uitspraak heeft de rechter gewezen op een onaanvaardbare lange schorsing.
Klopt het dat werknemers alleen bij zwaarwegende omstandigheden en voor een beperkte periode op non-actief mogen worden gesteld? Is dat hier volgens u het geval?
Tot een non-actiefstelling wordt enkel overgegaan, indien sprake is van zwaarwegende omstandigheden. Er is sprake van zwaarwegende omstandigheden vanwege het ontbreken van een onbegrensd vertrouwen tussen het team en de leidinggevenden, die de bijzondere aard van de werkzaamheden vereist.
Klopt het dat de FIOD overweegt om het TSO op te heffen? Bent u het met eens met de stelling dat het belang van het werk van dit team te groot is om het op te heffen? Wat gaat u doen om opheffing te voorkomen?
De FIOD heeft op dit moment niet de intentie het TSO op te heffen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de FIOD er alles aan gaat doen om het TSO op een verantwoorde en veilige wijze de werkzaamheden te laten hervatten? Wanneer verwacht u de spoedige oplossing die door de directie van het FIOD is toegezegd?
Met de medewerkers van het TSO en betrokkenen van de FIOD vinden mediationgesprekken plaats met als doel te onderzoeken of het vertrouwen zodanig kan worden hersteld om tot werkhervatting in de eigen functie over te kunnen gaan.
Hoe wordt voorkomen dat dit soort situaties zich in de toekomst opnieuw voordoen? Is het u bekend of er door de FIOD-directie gekeken gaat worden naar de werksfeer en werkcultuur?
De ontstane problematiek rond het TSO betreft een unieke situatie. Om herhaling te voorkomen zal de FIOD nadere helderheid verschaffen over specifieke procedures en richtlijnen die in bijzondere werkprocessen van toepassing zijn. Daarnaast is er binnen de FIOD doorlopend aandacht voor onderwerpen als de werksfeer en cultuur. De FIOD volgt de reguliere cyclus van personeelsgesprekken en het medewerkersonderzoek en programma’s van de Belastingdienst zoals leiderschap en cultuur.
Klopt het dat, gedurende de schorsing van het team TSO, de werkzaamheden van dat team zijn overgenomen door ketenpartners, zoals de politie? Klopt het voorts dat de ketenpartners het afluisteren van verdachten niet hebben voortgezet, maar alleen de hoogstnodige plaatsingen hebben verricht? Is de voortgang van lopende onderzoeken op die manier niet gehinderd?
Er is geen sprake van de hindering van de voortgang van lopende onderzoeken. De werkzaamheden zijn doorgegaan en tijdelijk door anderen binnen en (met behulp van politie en Douane) buiten de FIOD overgenomen.
Het bericht dat de Belgische overheid gokreclames aan banden gaat leggen |
|
Michiel van Nispen , Mirjam Bikker (CU) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Belgische federale regering gokreclames wil gaan verbieden?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het staat met het door u aangekondigde voorstel voor de zomer een wijziging van de Wet op de kansspelen aan de Kamer te sturen om reclame voor risicovolle kansspelen in te perken? Op welke termijn wordt dit wetsvoorstel aan de Kamer gestuurd?
Op dit moment wordt gewerkt aan de maatregelen om reclame voor risicovolle kansspelen verder in te perken, zoals aangekondigd in de brieven aan uw Kamer van 17 maart en 21 april.2 Ik ben voornemens om eerst het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen aan te passen. Daarin zijn momenteel regels opgenomen over reclame en de gerichtheid daarvan. Het beoogde verbod op ongerichte reclame voor risicovolle kansspelen kan naar verwachting in grote mate met een aanpassing van het Besluit ingevuld worden. Het conceptbesluit wordt momenteel uitgewerkt en ligt op koers om voor de zomer in consultatie te worden gegeven. Beoogd wordt om gelijktijdig de voorhangprocedure te starten. Daarna zal ik bezien in hoeverre de wet op de kansspelen nog aanvullend wijziging op dit punt behoeft.
Heeft u inmiddels het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen aangepast en dit ter consultatie aangeboden? Zo nee, wanneer denkt u dit te gaan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen reeds aangepast zodat bijvoorbeeld rolmodellen, geen rol meer mogen spelen in reclames voor risicovolle kansspelen? Zo ja, kunt u aangeven wat u precies aan deze regeling heeft gewijzigd en per wanneer de nieuwe regeling in werking treedt? Zo nee, waarom niet en per wanneer kan de Kamer de gewijzigde Regeling dan wel verwachten?
De wijzigingsregeling Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is op 2 mei 2022 gepubliceerd in de Staatscourant. Met de wijziging wordt de inzet van rolmodellen bij reclame voor risicovolle kansspelen verboden. De regeling treedt per 30 juni 2022 in werking.
Kunt u aangeven in hoeverre alle vergunde aanbieders van kansspelen zich houden aan de afspraken die u met de sector heeft gemaakt, in het bijzonder de volgende afspraken: geen reclame op de radio, geen reclame in de buitenruimte, geen reclame in de geprinte media, en het hanteren van kortere tijdsvensters voor tv-reclames? Bent u tevreden over de naleving van deze afspraken? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Zoals in de brief van 21 april 2022 gemeld, is de sector nog bezig met de implementatie.3 De gesprekken over het opnemen van de afspraken in de Reclamecode online kansspelen, waarmee de afspraken algemeen verbindend zouden worden, zijn nog niet afgerond. Ik vind het belangrijk dat de sector zich maximaal inspant om de gemaakte afspraken in juni zo spoedig en volledig mogelijk te implementeren. Zoals aangekondigd in mijn brief van 21 april verwacht ik in het najaar nieuwe cijfers met uw Kamer te delen. Ondertussen werk ik aan de aanpassing van het besluit Werving, reclame en verslavingspreventie waarin dit soort aspecten ook aan bod komen.
Kunt u aangeven hoe de vergunde aanbieders invulling hebben gegeven aan de open norm voor limieten en het beperken van de communicatie over bonussen? Heeft de Kansspelautoriteit voldoende capaciteit om erop toe te zien dat vergunde aanbieders zich nu inderdaad aan de geest van de wet houden? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Zoals ik heb gemeld in mijn brief van 21 april heb ik met de sector gesproken en hen gevraagd te kijken naar mogelijke kaders voor speellimieten. Een aantal partijen heeft inmiddels al enkele limieten verlaagd. Zo is de maximale speelduur bij veel aanbieders tot acht uur per dag beperkt en zijn bijvoorbeeld limieten van 400 euro per maand ingesteld voor jongeren.4 Daarnaast hebben de twee brancheorganisaties voor online kansspelen zich eraan gecommitteerd om de online communicatie over bonussen verder te beperken. Ik juich toe dat de sector haar verantwoordelijkheid neemt door deze afspraken te maken.
De Kansspelautoriteit (Ksa) houdt toezicht op de wet- en regelgeving ten aanzien van limieten en bonussen. De Ksa heeft momenteel voldoende capaciteit om toezicht te houden op de geldende wet- en regelgeving. Zij vult dit toezicht risicogestuurd in en acteert op basis van eigen onderzoek en signalen die aan de Ksa worden gemeld. Of de aanbieders zich houden aan de regels in het kader van zelfregulering is aan de brancheorganisaties en de Reclamecodecommissie.
Kunt u ingaan op de opmerking van de Belgische Minister van Justitie dat tijdens de coronapandemie het aantal gokkers fors is gestegen, onder jongeren zelfs een stijging van 43 procent? Heeft u reden om aan te nemen dat dit in Nederland anders is en waarop baseert u dit?
De vraag of jongeren (meer) zijn gaan deelnemen aan kansspelen in de periode dat coronamaatregelen golden heb ik in mijn brief aan uw Kamer van 17 maart jl. beantwoord.5 Ik heb via het WODC de onderzoekers van de nieuwe meting modernisering kansspelbeleid (2021) gevraagd om een analyse van de data die zij reeds verzameld hebben ten behoeve van het eerdere onderzoek. De onderzoekers laten zien dat deelname aan online kansspelen tijdens het eerste jaar met coronamaatregelen is toegenomen.6 Deze toename is niet aantoonbaar onder jongeren (16 tot en met 24 jaar).
De Belgische overheid noemt dat op basis van internationaal onderzoek naar voren komt dat zo'n 40 procent van de winst van gokbedrijven afkomstig is van mensen met een gokverslaving, bent u bekend met dit onderzoek en wat is uw reactie op de bevindingen? Geldt dit ook voor de gokbedrijven waar de Nederlandse staat in deel neemt?
In Nederland is niet een dergelijk onderzoek uitgevoerd. Het is dan ook de vraag in hoeverre de resultaten uit dit onderzoek van toepassing zijn op de situatie in Nederland en of het dan gaat om illegale of legale aanbieders. Dat neemt niet weg dat verslavingspreventie te allen tijde, bij alle aanbieders, hoog in het vaandel moet staan. Met de wet Kansspelen op afstand is een fors maatregelenpakket in werking getreden om te voorkomen dat iemand een kansspelverslaving ontwikkelt. Aanbieders zijn verplicht in te grijpen wanneer iemand problematisch speelgedrag ontwikkelt. In het uiterste geval wordt een speler ingeschreven in CRUKS. Aanbieders dragen ook af aan het verslavingspreventiefonds, zodat passende hulp kan worden geboden, onderzoek naar verslavingspreventie kan worden gedaan en nieuwe inzichten op het gebied van verslavingspreventie kunnen worden ingezet.
In 2024 wordt de wet Kansspelen op afstand geëvalueerd. De mate waarin het doel van het voorkomen van kansspelverslaving wordt gerealiseerd maakt daar onderdeel van uit.
Het verdwijnen van sektesignaal |
|
Michiel van Nispen , Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat uw voorganger de discussie rondom georganiseerd ritueel misbruik onterecht heeft vermengd met het uitvoeren van een aangenomen motie van de leden Van Nispen (SP) en Van Wijngaarden (VVD)1 die oproept tot de instelling van een meldpunt voor sektesignalen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze punten weer uit elkaar te halen?
De uitvoering van de motie van de leden Van Nispen en Van Wijngaarden is door mijn ambtsvoorganger zorgvuldig ter hand genomen. Ook ik vind het van belang dat tegen sektes wordt opgetreden en dat slachtoffers worden geholpen en ergens terecht kunnen als zij daar behoefte aan hebben. Ik hecht er wel aan dat eventuele beslissingen op dit vlak worden genomen op basis van een volledig en feitelijk beeld. Bij mijn afweging zal ik daarom drie onderzoeken betrekken. Deze drie onderzoeken raken allen aan het omgaan met sektes, maar gaan daar niet specifiek of uitsluitend over. In die zin begrijp ik de vraag van de leden Van Nispen en Michon-Derkzen goed. Wel leveren al die onderzoeken samen een goed en integraal beeld op.
Op 15 maart jl. heeft het WODC haar onderzoek «methodologie onderzoek verborgen fenomenen»2 op haar website gepubliceerd. Daaruit blijkt dat «de kernconclusie van het onderzoek is dat de gevraagde deskundigen geen heil zien in een betrouwbare omvangschatting op basis van de nu bekende methodes. Bij alle geselecteerde vormen van kindermishandeling is de registratie een obstakel voor een valide en betrouwbare schatting.» De onderzoekers geven tevens aan geen heil te zien in een vervolgonderzoek. Het WODC heeft besloten dat vervolgonderzoeken naar het verkennen van databronnen en een daadwerkelijke schatting van de omvang niet uitgevoerd kunnen worden. Hiermee is de motie-Van den Berge c.s3. deels van een antwoord voorzien.
In opdracht van het WODC voert een onafhankelijk onderzoeksbureau momenteel onderzoek uit naar het Landelijk Expertisecentrum Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) van de politie. Dit onderzoek richt zich onder meer op de doelen, taken en samenstelling, de feitelijke uitvoering van de taken en de kwaliteitsbewaking bij het werk van het LEBZ. Het onderzoek wordt naar verwachting in het najaar van 2022 afgerond.
Ik heb tot slot de commissie Hendriks gevraagd om te adviseren over het instellen van een meldpunt. In mijn brief aan uw Kamer van 4 mei jl.4 heb ik u bericht dat de Commissie Hendriks verwacht 1 november het rapport op te leveren.
Ik zal de door uw Kamer ingediende motie conform de bedoeling uitvoeren, zodat de functies van het meldpunt op de meest geschikte plaats worden ondergebracht. Daarnaast betrek ik bij mijn afweging uiteraard ook de ervaringen die zijn opgedaan na het verdwijnen van het Sektesignaal.
Bent u bereid om alsnog per direct uitvoering te geven aan de aangenomen motie en aldus niet langer te wachten om het meldpunt voor slachtoffers van sektes en hun familieleden op te richten, zeker nu het onderzoek naar georganiseerd ritueel misbruik vertraging heeft opgelopen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoe de politie op dit moment invulling geeft aan haar taak om als meldpunt voor sektesignalen te fungeren? Is er bijvoorbeeld voldoende kennis binnen de politie om meldingen over sektes adequaat op te pakken en slachtoffers de juiste hulp te bieden?
De politie en andere betrokken instanties zijn goed in staat meldingen op te nemen en mistanden en strafbare feiten adequaat aan te pakken. Organisaties als Slachtofferhulp Nederland kunnen ondersteuning bieden bij de verwerking van strafbare gedragingen. Indien gewenst kunnen GGZ-instellingen geestelijke gezondheidszorg bieden en gemeenten maatschappelijke hulp.
De politie heeft altijd voor elk slachtoffer van misbruik een werkwijze die passend is,5 of dit nu slachtoffers zijn van pro-ana, sektes, sporttrainers of trantramassseurs. Zij hanteert een aanpak waarbij maatwerk wordt geleverd aan slachtoffers en melders van misbruik, waaronder het koppelen aan een slachtofferadvocaat, herstelbemiddeling, mediation en hulpverleningstrajecten.
Op 14 juni 2022 is door uw Kamer een motie van het lid Van Nispen6 aangenomen die oproept tot het aanpakken van knelpunten in de huidige aanpak van sekten. Ik zal ook aan deze motie uitvoering geven en – in samenspraak met politie, maar ook Slachtofferhulp Nederland – de knelpunten voor slachtoffers van sektes inventariseren en in kaart brengen. Deze zomer zal een ambtelijke verkenning plaatsvinden over vorm en inhoud van een mogelijk meldpunt. Zoals in antwoord op vraag 2 genoemd, zal ik uw Kamer vervolgens zo spoedig als mogelijk informeren over de inrichting van een meldpunt van slachtoffers van sektes.
Weten slachtoffers en familieleden de politie voldoende te vinden om signalen over sektes te delen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Kunt u aangeven hoeveel signalen over sektes het meldpunt sektesignaal op jaarbasis binnenkreeg voordat het werd opgeheven en hoeveel signalen de politie op jaarbasis binnenkrijgt?
De politie heeft mij bericht geen signalen te hebben dat meldingen over strafbare feiten over eventuele sektes of sektarische gedragingen niet of niet goed worden opgevolgd binnen de politie.
In antwoord op Kamervragen van het lid Van Nispen c.s.7 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat uit het jaarverslag 2019 van Sektesignaal naar voren komt dat Sektesignaal in 2019 267 keer is gebeld. Dit heeft geleid tot 103 dossiers waarin melding werd gedaan van misstanden en/of strafbare feiten. Sektesignaal deelde deze informatie niet met de opsporing, maar melders kregen wel het advies om melding of aangifte te doen.
Uit de jaarverslagen van Sektesignaal van de afgelopen jaren blijkt dat in 2018 209 meldingen werden gedaan die leidden tot 81 (nieuwe) dossiers van meldingen van misstanden en/of strafbare feiten. In 2017 zijn er 76 (nieuwe) dossiers opgemaakt waarbij melding is gemaakt van misstanden en/of strafbare feiten. In 2016 werd in 78 van de 199 (nieuwe) dossiers melding gedaan van misstanden en/of strafbare feiten. Op basis van deze cijfers concludeer ik dat het aantal meldingen bij Sektesignaal de afgelopen jaren redelijk constant is geweest.
De onaanvaardbare toestanden op Aanmeldcentrum Ter Apel |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat gisteravond ternauwernood kon worden voorkomen dat vijftig tot zestig asielzoekers bij Aanmeldcentrum Ter Apel de nacht buiten zouden moeten doorbrengen? Zo ja, wat vindt u ervan dat gesproken wordt van «een nieuw dieptepunt» in de wijze waarop mensen in Aanmeldcentrum Ter Apel worden ondergebracht?1
Ja. Dit is niet hoe wij in Nederland om willen gaan met mensen die onze bescherming zoeken. Ik vind het dan ook ongewenst en ongepast dat wij deze mensen een aantal uren geen dak boven het hoofd hebben kunnen bieden en dat betreur ik. Er is met man en macht gewerkt om alle mensen toch binnen te kunnen laten tijdens de nacht.
Waarom zijn, ondanks eerdere noodsignalen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), nog steeds geen adequate structurele oplossingen gevonden voor deze terugkerende ellende?2
Al geruime tijd wordt gewerkt aan maatregelen die toewerken naar een adequate structurele oplossing. Met de medeoverheden en de keten wordt gewerkt aan de realisatie van de flexibliseringsagenda die de ten doel heeft de opvangcapaciteit van asielzoekers flexibeler mee te laten bewegen met veranderingen in de instroom en de overgang van asielopvang naar huisvesting en integratie te verbeteren. Een van de elementen daaruit is ook totstandkoming van meerdere aanmeldcentra. Daarnaast werkt het kabinet aan een dwingender juridisch instrumentarium.
Bent u bereid leegstaande opvangvoorzieningen voor Oekraïense ontheemden in te zetten als tijdelijke flexibele opvang voor asielzoekers aan wie geen opvang in Aanmeldcentrum Ter Apel kan worden geboden? Zo nee, waarom niet?
Het betreft hier twee separate processen die zien op twee gescheiden trajecten. Op dit moment zijn er meer bedden georganiseerd voor Oekraïners dan nodig zijn. Dat is een bewuste keuze, omdat we voorbereid willen zijn op het scenario dat er veel mensen in korte tijd deze kant op komen.
In goed overleg met gemeenten wordt over de inzet van de bedden besloten. Ik sluit niet uit dat daarbij ook leegstaande opvangvoorzieningen voor Oekraïense ontheemden ingezet worden als opvang voor asielzoekers aan wie geen opvang in het Aanmeldcentrum Ter Apel kan worden geboden. Uiteindelijk geldt immers voor elk van hen dat zij een beroep doen op bescherming.
Kunt u aangeven hoe het overleg met gemeenten over de noodzaak van extra asielopvangvoorzieningen verloopt?
Het overleg met gemeenten over de noodzaak van extra asielopvangvoorzieningen verloopt constructief en ik ben de gemeenten dan ook dankbaar voor hun inzet de afgelopen periode. Desondanks zien wij toch dat dit nog onvoldoende plekken oplevert en wil ik toe naar een meer evenredige verdeling over het land.
Welke maatregelen neemt u zich voor zo snel mogelijk te voorzien in aanvaardbare opvangvoorzieningen, om herhaling van wat zich afgelopen nacht in Aanmeldcentrum Ter Apel heeft voorgedaan te voorkomen? Bent u bijvoorbeeld bereid het COA hiervoor extra financiële ruimte te geven?
Vanzelfsprekend zijn alle inspanningen van betrokken partijen erop gericht om een situatie zoals die zich nu voordoet in de toekomst te voorkomen. Een garantie dat dit niet nogmaals zal gebeuren is, vanwege verschillende afhankelijkheden, niet te geven. Dat neemt niet weg dat voldoende asielopvang de hoogste prioriteit heeft.
Daarom blijven wij onverminderd inzetten op de realisatie van nieuwe opvanglocaties. Dit biedt echter op dit moment onvoldoende soelaas. Daarom heb ik de veiligheidsregio Groningen gevraagd om nu crisisnoodopvang voor te bereiden om deze waar nodig in te zetten. Ik ben hen zeer erkentelijk, evenals andere medeoverheden die in deze omstandigheden opnieuw een bijdrage leveren.
Voor de middellange termijn geldt dat COA in samenwerking met gemeenten en het Rijksvastgoedbedrijf meerdere locaties in gebruik kan nemen. Het kost echter tijd om gebouwen gebruiksklaar te maken voor opvang en begeleiding van asielzoekers.
Voor de langere termijn is COA in gesprek met een flink aantal gemeenten voor de opvang van asielzoekers in locaties van voldoende omvang en voor langere duur.
Daarnaast wordt er volop ingezet om vergunninghouders die al langere tijd in COA-locaties verblijven in afwachting van huisvesting in een gemeente versneld uit te plaatsen. Gemeenten kunnen ook gebruik maken van de hotel- en accommodatie regeling. Bij deze regeling worden statushouders op initiatief van gemeenten reeds in een hotel of accommodatie in de betreffende gemeente ondergebracht, in afwachting van een permanente woning.
Ook is een maatregel getroffen om statushouders die in afwachting zijn van huisvesting in een gemeente in een hotel of andere accommodaties onder te brengen.
Kunt u garanderen dat vanavond geen mensen buiten op de grond moeten slapen? Bent u bereid, gezien de ernst van de opvangproblemen, deze vragen voor vanavond te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Vanzelfsprekend zijn alle inspanningen van betrokken partijen erop gericht om een situatie zoals die zich voordeed op 10 mei in de toekomst te voorkomen. Een garantie dat dit niet nogmaals zal gebeuren is, vanwege verschillende afhankelijkheden, niet te geven. Dat neemt niet weg dat voldoende asielopvang mijn hoogste prioriteit heeft. Het opvangprobleem kan ik niet alleen oplossen, daar is de hulp van andere partijen, waaronder medeoverheden voor nodig.
De chaos bij asielzoekerscentrum Ter Apel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat de crisisopvang bij het Aanmeldcentrum in Ter Apel dinsdagavond een dieptepunt heeft bereikt toen tientallen asielzoekers de avond buiten het hek moesten doorbrengen?1 Zo ja, hoe gaat u buitenslaappraktijken in de nabije toekomst voorkomen?
Ik vind het ongewenst en ongepast dat we deze mensen een aantal uren geen dak boven het hoofd hebben kunnen bieden en dat betreur ik. Er is met man en macht gewerkt om alle mensen toch binnen te kunnen laten tijdens de nacht.
Vanzelfsprekend zijn alle inspanningen van betrokken partijen erop gericht om een situatie zoals die zich nu voordoet in de toekomst te voorkomen. Een garantie dat dit niet nogmaals zal gebeuren is, vanwege verschillende afhankelijkheden, niet te geven. Dat neemt niet weg dat voldoende asielopvang de hoogste prioriteit heeft.
Daarom blijven wij onverminderd inzetten op de realisatie van nieuwe opvanglocaties. Dit biedt echter op dit moment onvoldoende soelaas. Daarom heb ik de veiligheidsregio Groningen gevraagd om nu crisisnoodopvang voor te bereiden en waar nodig in te zetten. Ik ben hen zeer erkentelijk, evenals andere medeoverheden die in deze omstandigheden opnieuw een bijdrage leveren.
Voor de middellange termijn geldt dat COA in samenwerking met gemeenten en het Rijksvastgoedbedrijf meerdere locaties in gebruik kan nemen. Het kost echter tijd om gebouwen gebruiksklaar te maken voor opvang en begeleiding van asielzoekers.
Voor de langere termijn is COA in gesprek met een flink aantal gemeenten voor de opvang van asielzoekers in locaties van voldoende omvang en voor langere duur.
Daarnaast wordt er volop ingezet om vergunninghouders die al langere tijd in COA-locaties verblijven in afwachting van huisvesting in een gemeente versneld uit te plaatsen. Gemeenten kunnen ook gebruik maken van de hotel- en accommodatie regeling. Bij deze regeling worden statushouders op initiatief van gemeenten reeds in een hotel of accommodatie in de betreffende gemeente ondergebracht, in afwachting van een permanente woning.
Ook is een maatregel getroffen om statushouders die in afwachting zijn van huisvesting in een gemeente in een hotel of andere accommodaties onder te brengen.
Bent u bekend met het feit dat voorzitter van de Veiligheidsregio het Aanmeldcentrum in Ter Apel onlangs in een interview als «ons eigen Lampedusa» betitelde? Zo ja, wat zegt dat volgens u over het absorptievermogen van de asielopvang, waarvan de voorzitter zegt dat de situatie onverminderd zorgelijk is en om opschaling vraagt?
Ik ben daarmee bekend. En, hoewel ik de gekozen formulering van de voorzitter niet over zou willen nemen, deel ik de zorg die uit de formulering spreekt volledig. Dat is ook mede de reden geweest voor de kabinetsinzet die in relatie tot dit vraagstuk is gepleegd. Met betrekking tot het absorptievermogen verwijs ik naar het antwoord op vraag 5 van deze vragenset.
Wat gaat u doen het asielzoekerscentrum Ter Apel zo te steunen om situaties als dinsdagavond te voorkomen? Kunt u een gedetailleerd antwoord hierop geven?
Zie antwoord op vraag 1.
Kunt u duiden uit welke nationaliteiten de 50.000 nieuwkomers bestaan die volgens het CBS het afgelopen kwartaal Nederland zijn binnengekomen?
Op de website van de IND worden maandelijks de rapportages over de asieltrends gepubliceerd. Onderdeel van deze rapportage is de achtergrond en nationaliteit van de verschillende asielaanvragers die naar Nederland komen. Deze maken onderdeel uit van het totale aantal migranten waarvan CBS melding maakte.
Hoeveel asielzoekers kan Nederland volgens u nog aan? Kunt u een gedetailleerd antwoord hierop geven?
Het kabinet hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Hierbij een aantal noemen zou in strijd zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van asielaanvragen van hen die onze hulp zo hard nodig hebben.
Wat is uw antwoord aan geografen die stellen dat het absorptievermogen van Nederland is bereikt en dat de aanhoudende bevolkingsgroei Nederland ontwricht? Kunt u een gedetailleerd antwoord hierop geven?
Zie antwoord op vraag 5.
Een aangevallen Joods voetbalteam. |
|
Gert-Jan Segers (CU), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Joods voetbalteam aangevallen in Amstelveen?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een voetbalteam wordt aangevallen, hoogstwaarschijnlijk vanwege het feit dat het voetbalteam een Joods voetbalteam is?
Elke vorm van antisemitisme is onacceptabel in onze maatschappij. In Nederland moet je kunnen zijn wie je bent. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen, uiteraard ook tijdens voetbalwedstrijden. De bestrijding van discriminatie en racisme in het voetbal, waaronder antisemitisme, wordt serieus ter hand genomen. Dit doen we aan de hand van het plan van de KNVB en rijkoverheid «Ons Voetbal is voor Iedereen». In het plan is veel aandacht voor het voorkomen van dergelijke incidenten. Meldingen van discriminatie en racisme in het betaald- en amateurvoetbal kunnen eenvoudig worden gemeld via de app Discriminatiemelder of via de website van RADAR. Als toch sprake is van racisme of discriminatie tijdens een voetbalwedstrijd, wordt hard opgetreden door de KNVB. Aan toeschouwers kunnen bijvoorbeeld boetes worden opgelegd, en aan individuele spelers en teams kunnen, naast boetes, bijvoorbeeld ook schorsingen worden opgelegd.
Hoe beoordeelt u de omstandigheid dat rondom deze mishandeling de Hitlergroet gebracht is?
Ik vind het uitbrengen van de Hitlergroet in elke context en op ieder moment verwerpelijk. Omdat de zaak nog in onderzoek is, kan ik mij over dit specifieke geval niet uitlaten.
Wat vindt u ervan dat iemand in Nederland de Hitlergroet brengt, juist in de week dat in Nederland wordt stil gestaan bij de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog?
Zoals ook bij vraag 3 gesteld, vind ik dit op ieder moment verwerpelijk. Ik kan bovendien mij heel goed voorstellen dat dit incident extra emoties oproept in de week waarin wij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdenken. Ik keur dit met de sterkst mogelijke bewoordingen af.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de voetbalclub waar de daders voor spelen? Wat vindt u in dit verband van verplichte educatie voor de daders, naast het strafrecht, door hen bijvoorbeeld kamp Westerbork of Vught te laten bezoeken?
Er is een strafrechtelijk onderzoek gestart en de politie is in gesprek met beide voetbalclubs. Daarnaast is de onafhankelijk aanklager van de voetbalbond een onderzoek gestart. Voetbalclub Macabbi heeft richting de KNVB aangegeven over twee weken een verklaring in te sturen.
Uit de onderzoeken en gesprekken moet blijken wat er zich precies heeft afgespeeld tijdens deze zaalvoetbalwedstrijd. Vooralsnog wacht ik af wat er uit de onderzoeken en gesprekken komt. Wel roep ik alle voetbalclubs die te maken hebben met antisemitische en discriminatoire uitlatingen op om altijd een officiële melding te maken bij het meldpunt discriminatie van de KNVB en hiervan aangifte te doen bij de politie.
De Anne Frank Stichting ondersteunt clubs bij het ontwerpen en opzetten van een Spreekkorenproject. Dit educatieve traject zet in op bewustwording van het kwetsende effect van discriminerende uitingen op de voetbaltribune. Supporters die zich schuldig maken aan kwetsende leuzen, kunnen deelnemen aan het Spreekkorenproject van de club. Binnen dit project zijn er twee routes voor deelname daaraan:
De Anne Frank Stichting heeft op basis van de eerdere succesvolle educatieve aanpakken van antisemitische spreekkoren bij Feyenoord en FC Utrecht ook een aanpak gericht op racistische uitingen ontwikkeld. Binnen een pilot bij FC Den Bosch wordt samengewerkt met het Nationaal Monument Kamp Vught en Radar Den Bosch om de spreekkorenaanpak geschikt te maken voor de lokale situatie.
Hoe beoordeelt de huidige opvolging van ernstige antisemitische incidenten en/of strafbare feiten?
Het is belangrijk om antisemitische incidenten te herkennen en op een juiste manier op te volgen. In de afhandeling van strafbare feiten, nemen de politie en het Openbaar Ministerie maatregelen om te waarborgen dat er bij de opsporing en vervolging niet alleen oog is voor het commune delict, maar ook juist voor een eventueel discriminatieaspect. Om dit te bevorderen zet de politie in op het professionaliseren van het Netwerk Divers Vakmanschap, zodat de nodige specialistische kennis beschikbaar wordt voor de politiemensen die zich bezighouden met discriminatie en racisme. In 2019 is aan het Joods Politie Netwerk, in het kader van de aanpak van antisemitisme, zoals voorgesteld door de ChristenUnie en de VVD, een bedrag van 50.000 euro beschikbaar gesteld. Hiermee wordt het netwerk onder andere in staat gesteld om voorlichting te realiseren in alle politie-eenheden.
Vermeldenswaardig is ook de pilot met gespecialiseerde rechercheurs voor de aanpak van discriminatie en antisemitisme. Deze pilot is dit jaar gestart ter uitvoering van de moties Paternotte en Bisschop. Voor deze pilot is meerjarig incidenteel 7 miljoen toegekend. In deze pilot maken gespecialiseerde rechercheurs onderdeel uit van het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie (ECAD-P) dat politie breed opereert. Het expertisecentrum stelt politiemensen beter in staat om discriminatievraagstukken te herkennen, op te pakken en af te handelen. Het expertisecentrum heeft ook een landelijke informatie- en kennisfunctie die ontwikkelingen in de buitenwereld monitort en expertise op het thema discriminatie ontwikkelt, toepast en onderhoudt. Daarin is ook de taak belegd om jaarlijks de rapportage over discriminatiecijfers samen te stellen die aan uw Kamer wordt toegestuurd. Het expertisecentrum zorgt er ook voor dat kennis over de aanpak van discriminatie wordt geïntegreerd in het politieonderwijs.
Ook het Openbaar Ministerie heeft een Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD). Dit expertisecentrum zorgt onder meer voor een zo goed mogelijke behandeling van discriminatiezaken door het Openbaar Ministerie, vanaf het moment van opsporing en onderzoek tot een uitspraak van de hoogste rechter. Op elk arrondissementsparket is een officier van justitie met de portefeuille discriminatie aangesteld. Officieren en andere medewerkers binnen het Openbaar Ministerie worden door het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie op het gebied van de aanpak van discriminatiezaken geadviseerd en geïnformeerd.
In de Aanwijzing discriminatie is opgenomen dat de politie aangiften betreffende discriminatie in beginsel opneemt en in behandeling neemt, waarbij het uitgangspunt is dat opsporingsonderzoek wordt verricht bij discriminatiefeiten.
In hoeverre heeft u zicht op antisemitische incidenten rondom Joodse sportteams?
Publicaties zoals de Monitor Antisemitische Incidenten 2021 van het CIDI verbeteren het inzicht rondom dit soort incidenten.
Daarnaast worden in het jaarlijkse landelijke cijferrapport van onder andere de antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s) en de politie ook meldingen van antisemitische incidenten geregistreerd. Hieronder vallen ook incidenten gerelateerd aan spanningen tussen voetbalsupporters en het roepen van antisemitische leuzen tijdens wedstrijden. Ook in het landelijke cijferrapport Cijfers in Beeld (het overzicht van discriminatiecijfers vanuit het Openbaar Ministerie) is aandacht voor specifieke discriminatiefeiten en commune feiten met een discriminatieaspect waarbij de grond antisemitisme apart wordt geregistreerd.
Meldingen waarin sprake is geweest van enige vorm van discriminatie (waaronder ook antisemitische meldingen) worden door de KNVB bijgehouden middels een monitoringslijst. Er wordt geen afzonderlijke lijst bijgehouden inzake antisemitische incidenten, dan wel rondom Joodse sportteams.
Wat is er volgens u nodig dit soort ernstige antisemitische incidenten en/of strafbare feiten tegen te gaan en ervoor te zorgen dat de Joodse gemeenschap zich vrij en veilig voelt in Nederland?
Voor antisemitisme is absoluut geen plaats in onze samenleving. Daar blijf ik mij, samen met het kabinet en de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, sterk voor inzetten.
Het is van belang dat antisemitische incidenten voorkomen worden. Daarom is een preventieve inzet enorm belangrijk. Het kabinet zet in op de bevordering van de dialoog, bewustwording in het onderwijs en de aanpak van antisemitisme in het voetbal.
Met de gelden die door de Tweede Kamer extra zijn toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor de jaren 2019–2021 is de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding aangesteld en zijn verschillende projecten gestart. Inmiddels is er ook structureel budget voor de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. De projecten uit de antisemitismegelden zien toe op capaciteitsopbouw, het versterken van de weerbaarheid van de Joodse gemeenschap en het vergroten van bewustwording.
Het strafrecht is het sluitstuk van de aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme. Zoals ook aangegeven bij vraag 6 is het belangrijk om antisemitische incidenten tijdig te herkennen en op te volgen. De politie en het Openbaar Ministerie nemen maatregelen om te waarborgen dat er bij de opsporing en vervolging aandacht is voor een eventueel discriminatieaspect. Daarnaast is in de Aanwijzing discriminatie van het OM vastgelegd dat als door het OM in een zaak een discriminatieaspect aanwezig wordt geacht, dit door de officier van justitie in het requisitoir wordt benadrukt en als strafverzwarende omstandigheid in de eis wordt meegenomen.»
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de Joodse gemeenschap over de gevolgen van dit ernstige incident en het veiligheidsgevoel van de Joodse gemeenschap? Zo ja/nee, waarom?
Ik spreek regelmatig met de Joodse gemeenschap, zoals ook de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding dat doet, om signalen van onveiligheidsgevoel op te vangen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding heeft naar aanleiding van dit incident contact gehad met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap.
Het niet openbaren van het onderzoeksrapport over de aanleiding voor de zelfdoding van een politieagent |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt), Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het NRC-artikel: «Falend leiderschap, pestgedrag, angstcultuur: de verborgen wanhoop van agent M.»?1
Ja.
Op welke datum is besloten dat het onderzoeksrapport over de aanleiding voor de zelfdoding van «agent M.» niet geopenbaard zal worden?
Dhr. Brouwer heeft op 24 maart 2022 zijn rapport aangeboden aan de nabestaanden. De nabestaanden hebben toen te kennen gegeven dat zij niet wilden dat bepaalde tot de persoon herleidbare aspecten van het rapport breed uitgemeten zouden worden in de media. Daarbij is het ook zo dat de informatie door dhr. Brouwer vergaard is op voorwaarde van vertrouwelijkheid. Mensen hebben vrijwillig hun medewerking verleend op basis van die voorwaarde.
Wie of welk orgaan heeft het voornoemde besluit genomen?
De korpschef heeft dit besloten na overleg met alle betrokkenen.
Wilt u naar aanleiding van deze vragen het rapport alsnog delen met de Kamer?
In afstemming met alle betrokkenen heeft de korpschef ervoor gekozen om het rapport nu openbaar te maken. Hierbij zal rekening worden gehouden met de privésfeer van de overledene en de nabestaanden, de vertrouwelijkheid van de gesprekken en de herleidbaarheid naar personen. Ik zend uw Kamer vandaag het rapport van de Commissie Brouwer.
Indien het antwoord op de vorige vraag negatief is, op welke manier is het verstrekken van het rapport in strijd met het belang van de staat, de grond die volgens artikel 68 van de Grondwet de enige basis vormt voor het uitsluiten van Kamerleden van hun recht op inlichtingen? Wilt u uw antwoord onderbouwen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Indien u het rapport niet beschikbaar wenst te stellen aan de Kamer, omdat u een beroep doet op het belang van de staat, wilt u dat besluit dan voorleggen aan het kabinet en aan de Kamer meedelen of het kabinet haar zienswijze deelt?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven wanneer eindelijk een speciale effectieve klokkenluidersregeling van kracht wordt voor informatie die gerelateerd is nationale veiligheid, defensie, openbare orde en de internationale relaties van de Staat, zoals voorgesteld in aanbeveling 5 van het comité van ministers van de Raad van Europa, waar de de Nederlandse regering regelmatig aan refereert?
Het is bij extra meldpunten, regelingen en/of mogelijkheden goed te bezien hoe dit samenhangt met andere voorzieningen die al bestaan en om welke organisatie het gaat voor informatie die gerelateerd is aan nationale veiligheid, defensie, openbare orde en de internationale relaties van de Staat. Voor het melden van geheime informatie bij de diensten bestaat er in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een apart meldkanaal bij de afdeling klachtbehandeling van de Commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dit is voor ambtenaren van de MIVD en de AIVD. Voor medewerkers van politie en overige medewerkers van defensie gelden algemene regelingen voor het melden van misstanden, vergelijkbaar met die welke in de CAO Rijk is opgenomen.
Er zijn bij de politie vele loketten, zoals de direct leidinggevenden, korpspsychologen, vertrouwenspersonen, en ook de politieombudsfunctionaris. In de beleidsreactie op het tussenadvies van Commissie Schneiders is ook een extra loket aangekondigd omdat het heimelijk werken betreft. Ook kunnen politiemedewerkers naar het Huis van Klokkenluiders stappen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja, de vragen zijn binnen twee werkdagen beantwoord.
De voortgang omtrent de autoriteit terroristische content en kinderporno |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is de stand van zaken omtrent de totstandkoming van de autoriteit terroristische content en kinderporno? Wanneer verwacht u dat de definitieve autoriteit opgericht en operationeel zal zijn? Kunt u de Kamer het tijdschema geven voor de oprichting van de autoriteit?
De aanpak van terroristische en extremistische content is voor het kabinet van groot belang en maakt onderdeel uit van de reeds aan u toegezonden Nationale Contraterrorisme strategie 2022–2026. De inrichting van de autoriteit verloopt voortvarend en het streven is de autoriteit in het najaar voor in ieder geval het onderdeel terroristische content operationeel te laten zijn, mits de uitvoeringswet in werking is getreden. Voor de implementatie van de verordening inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (TOI-verordening) in Nederland is namelijk een nationale uitvoeringswet nodig die de bevoegde autoriteit aanwijst. De TOI-verordening is een belangrijke aanvulling op het bestaande instrumentarium om het internet zoveel mogelijk te vrijwaren van terroristische online uitingen.
De autoriteit krijgt zowel een toezichthouderstaak op terroristische online-inhoud als op kinderpornografisch materiaal. Voor beide toezichthouderstaken is een wettelijke grondslag nodig. De autoriteit kan operationeel worden op de desbetreffende toezichthouderstaak als de daarbij horende wetgeving in werking treedt (zie ook het antwoord op vraag 6).
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud?
Op 7 juni 2022 is de TOI-verordening van toepassing geworden. Voor de implementatie van de TOI-verordening in Nederland is een nationale uitvoeringswet nodig. Het voorstel van de Uitvoeringswet is inmiddels gereed, door de Raad van State van advies voorzien en gereed voor verzending aan uw Kamer. De korte implementatietermijn voor de TOI-verordening van ongeveer een jaar is de belangrijkste reden waarom het wetgevingsproces op 7 juni nog niet is afgerond. Een wetgevingstraject in Nederland neemt in de regel meer tijd in beslag. Nederland heeft hiervoor gewaarschuwd tijdens de EU-onderhandelingen over de verordening. In de aanbiedingsbrief bij de stukken van de Uitvoeringswet vraag ik uw Kamer of u het voorstel van de Uitvoeringswet zo spoedig mogelijk wilt behandelen. Uiteraard zal ik van mijn kant ook al het mogelijke doen om een spoedige voortgang van de parlementaire behandeling te bevorderen.
Klopt het dat de Verordening (EU) 2021/784 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L172) (de TOI-verordening) vanaf 7 juni 2022 van toepassing is in Nederland?
Ja, dat klopt.
Op welke wijze zal vanaf 7 juni 2022 uitvoering worden gegeven aan de TOI-verordening? Bij welke instantie zullen de betreffende taken worden ondergebracht indien de definitieve autoriteit nog niet operationeel is, en welke waarborgen gelden hierbij?
De uitvoeringswetgeving vormt de grondslag voor het aanwijzen van de autoriteit en het uitvoeren van de taken uit de verordening. Ook een aanwijzing van een tijdelijke instantie dient bij wet te gebeuren. De taken uit de TOI-verordening kunnen derhalve niet worden uitgevoerd, totdat de Uitvoeringswet in werking is getreden en de autoriteit operationeel is.
Een tijdelijke oplossing vereist eveneens een wettelijke basis en is daarom geen werkbaar tussentijds alternatief. Daarbij is het tijdelijk onderbrengen van de uitvoerende taken van de TOI-verordening ook ten principale onwenselijk. Het verwijderen van uitingen van het internet grijpt zozeer in op de grondrechten van burgers dat dit alleen maar wenselijk is met een solide juridische grondslag. Nederland heeft zich ingezet tijdens de onderhandelingen voor waarborgen betreffende de vrijheid van meningsuiting en privacy-inbreuken, wat bijvoorbeeld vraagt om onafhankelijke oordeelsvorming. Het tijdelijk onderbrengen bij een bestaande organisatie past niet bij de nagestreefde onafhankelijkheid, de belangrijkste motivering voor de keuze voor een Zelfstandig Bestuursorgaan.
Gelet op het bovengenoemde moet ervoor worden gezorgd dat de nieuwe autoriteit weliswaar snel, maar ook zorgvuldig én met de juiste waarborgen tot stand komt. Mijn inspanningen zijn er dan ook op gericht om de huidige overgangsfase zo kort mogelijk te houden.
Wat gaat u doen als er vanaf 7 juni 2022 van andere EU-lidstaten verzoeken komen terroristische online content binnen 1 uur te laten verwijderen op servers van hostingserviceproviders?
De inschatting is dat het aantal verwijderingsbevelen uit andere lidstaten in de eerste fase zeer beperkt is. Sommige lidstaten gaven tijdens de Raadswerkgroep Terrorismebestrijding aan nog niet met zekerheid te kunnen zeggen of de nationale wetgeving tijdig in werking zou kunnen treden.
Totdat Nederlandse autoriteit zelf kan gaan toetsen, kunnen de Nederlandse aanbieders van hostingdiensten en content providers procederen in de lidstaat vanuit welke het verwijderingsbevel wordt verzonden en daar een bezwaar- en eventueel een beroepsprocedure starten. Er wordt een communicatietraject gestart naar de Nederlandse sector toe over wat het betekent voor de sector als de autoriteit nog niet operationeel is en er nog geen Uitvoeringswet is ter implementatie van de TOI-verordening. In de communicatie zal worden meegenomen waar aanbieders van hostingdiensten en content providers terecht kunnen bij contactpunten van bevoegde autoriteiten in het buitenland voor eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Daarnaast is er intensief contact met de Europese Commissie en andere lidstaten om de implementatie in deze fase zo goed mogelijk te begeleiden.
Ook al start de autoriteit niet onmiddellijk op 7 juni, het kabinet heeft en houdt aandacht voor de aanpak van terroristische en extremistische content. Het kabinet zal het gesprek met en de voorlichting aan de internetsector intensiveren om het belang van het effectief verwijderen van terroristische content te benadrukken. Daarbij zal nadrukkelijk aandacht zijn voor de inwerkingtreding van de TOI-verordening en de verplichtingen die daaruit voortkomen voor de sector. Ook detecteert de IRU (Internet Referral Unit) van de politie terroristische online uitingen en kan deze via Europol middels een Notice and Take Action (NTA) procedure melden aan internetbedrijven, met als doel deze te laten verwijderen. De IRU zal deze taak blijven uitvoeren tot de start van de autoriteit.
Wat is de stand van zaken rond het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal? Deelt u de wens voorliggend wetsoorstel voortvarend te behandelen?
De bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal vormt het sluitstuk van de aanpak van online kindermisbruik op grond van zelfregulering door de sector via de zogenaamde «notice and take down» (NTD-) regeling. De wet regelt dat (de weinige) onwillige bedrijven die zich niet aan de NTD-afspraken houden een wettelijk bevel tot verwijdering van strafbaar materiaal kunnen krijgen – waar nodig gevolgd door een bestuursrechtelijke boete indien het bedrijf zich niet aan een dergelijk bevel houdt. Ik deel uw wens om het wetsvoorstel Bestuursrechtelijke Aanpak Online Kinderpornografisch Materiaal voortvarend te behandelen.
Is het juist dat dit wetsvoorstel al geruime tijd ter advisering voorligt bij de Raad van State? Heeft u zicht op wanneer het wetsvoorstel bij de Kamer kan worden ingediend? Zal dit nog voor de zomer mogelijk zijn?
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 4 mei 2022 advies uitgebracht. Momenteel bestudeer ik dit advies. Na verwerking daarvan zal ik het wetsvoorstel bij uw Kamer indienen. Ik streef er naar dit deze zomer te doen.
De discriminerende rapportages van de NCTV |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Farid Azarkan (DENK) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de discriminerende rapportages van de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), waarin bepaalde politieke partijen zoals DENK en BIJ1 worden onderzocht?1
Ja
Deelt u de mening dat het niet de taak is van het NCTV allerlei stigmatiserende (voor)oordelen te plakken op bepaalde politieke stromingen en partijen in Nederland?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dit niet tot het takenpakket van de NCTV hoort? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is de NCTV hiertoe gekomen? Wie heeft de NCTV hiertoe opdracht gegeven?
Het delen van kennis en expertise over fenomenen (zoals extreemrechts of accelerationisme) en maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor de nationale veiligheid is een belangrijke taak voor de NCTV. Om zijn werk goed te kunnen doen, is het daarom belangrijk dat de NCTV vroegtijdig zicht heeft op wat er leeft, of soms broeit, in de samenleving. Om dergelijke ontwikkelingen op het gebied van nationale veiligheid te kunnen signaleren, duiden en tot een geïntegreerd beeld te komen, is bij de oprichting van de NCTV (2005-2011 genaamd NCTb) voorzien in een verantwoordelijkheid hiertoe. De NCTV kreeg naast een functie voor het coördineren op het gebied van nationale veiligheid, ook de verantwoordelijkheid om te komen tot integrale analyses die relevant zijn voor de nationale veiligheid. Dit is opgenomen in het Organisatiebesluit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Om samenwerkingspartners bewust te maken van (mogelijk) zorgwekkende ontwikkelingen en actuele gebeurtenissen in de samenleving, maakte de NCTV tot maart 2021 Weekberichten Internetmonitoring. De ontvangers, bijvoorbeeld beleidsmedewerkers van gemeenten, konden die Weekberichten gebruiken om inzichten op te doen rond thema’s die relevant waren voor de nationale veiligheid. De NCTV stelde deze Weekberichten niet op in politieke opdracht van het Kabinet of de Minister van Justitie en Veiligheid.
Voor het opstellen van Weekberichten werd gebruik gemaakt van open bronnen die voor een ieder toegankelijk zijn als krantenberichten, wetenschappelijke verhandelingen en open online bronnen, zoals Twitterberichten. Hierbij kwamen ook openbare uitingen van relevante personen die veel aandacht kregen en tot discussies leiden, in beeld. Zo is ook een aantal Kamerleden genoemd in die Weekberichten. In een aantal Weekberichten klonken normatieve stellingnames door over Kamerleden. Dat had niet gemoeten. Analyses en duidingen moeten feitelijk van aard zijn en gericht zijn op relevante ontwikkelingen voor de nationale veiligheid. Hierin is geen ruimte voor persoonlijke meningen, zeker niet over politici.
Klopt het dat uw voorganger aan de Kamer heeft gemeld dat politieke partijen alleen worden gemonitord met het oog op hun eigen veiligheid?
De NCTV heeft geen bevoegdheid om politieke partijen te monitoren. De NCTV monitort dan ook geen politici en/of politieke partijen in het kader van zijn analysetaak. Naar personen in het Rijksdomein, waaronder politici, kan alleen gekeken worden in het kader van het stelsel Bewaken en Beveiligen, waarbij er specifiek gekeken wordt naar de concrete en voorstelbare dreiging jegens deze politici. Deze taak van de NCTV is specifiek verankert in de Politiewet en wordt uitgevoerd door een specifiek hiertoe uitgeruste afdeling binnen de NCTV.
Daarnaast kijkt de analysetak van de NCTV, los van de afdeling die zich bezighoudt met Bewaken en Beveiligen, naar trends en fenomenen op het gebied van de nationale veiligheid. In het discours dat van invloed is op die nationale veiligheid, kunnen ook politici voorkomen die over een onderwerp iets zeggen in de media of op sociale media. In dat kader kan een politicus dus ook voorkomen in de trends fenomenen die de NCTV bekijkt, maar dat is iets anders dan het gericht monitoren van politici en politieke partijen. Dit is naar mijn oordeel in lijn met wat mijn ambtsvoorganger eerder met de Kamer heeft besproken.
Klopt het dus dat de Kamer verkeerd is geïnformeerd? Kunt u dit uitleggen en welke conclusies verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het Kamerlid Kuzu (DENK) door de NCTV is gekenschetst als de «lange arm van Turkije»? Waarom doet de NCTV dit soort discriminerende en aanmatigende uitspraken?
Zoals aangegeven in antwoord op vragen 1, 2 en 3 vind ik dat analyses feitelijk van aard dienen te zijn. De Weekberichten zoals u die heeft gezien keren dan ook niet meer terug. In het wetsvoorstel dat momenteel in behandeling is, is namelijk vastgelegd dat de analysetaak van de NCTV is beperkt tot het signaleren, analyseren en duiden van trends en fenomenen op het gebied van terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Daarbij is expliciet bepaald dat het doen van onderzoek dat gericht is op personen en organisaties daar niet bij hoort.
Wat zegt dit over de insteek en benadering van de NCTV?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat het niet de taak van de NCTV is een politieke politie te spelen, die niet thuishoort in een democratische rechtsstaat? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat er geen ruimte is in Nederland voor een politieke politie. Naar mijn oordeel speelt de NCTV die rol ook niet. Zoals op verschillende momenten aangegeven zijn er in het verleden Weekberichten verschenen van de NCTV die niet zo opgesteld hadden moeten worden. Sinds maart 2021 worden die ook niet meer gemaakt. Deze Weekberichten keren dan ook niet meer terug. Dit is ook geborgd onder het nieuwe wetsvoorstel.
Welke informatie is er verzameld? Hoe krijgen de betrokken Kamerleden inzicht hierin?
Zoals blijkt uit de Weekberichten zijn open bronnen geraadpleegd die toegankelijk zijn voor een ieder, waaronder sociale media en internetfora, over trends en ontwikkelingen op het gebied van terrorisme, extremisme, radicalisering en polarisatie. Daarbij zijn ook uitingen van een beperkt aantal politici in beeld gekomen. Dat was in verreweg de meeste gevallen omdat personen in de samenleving heftig reageerden op die uitingen, die soms zo ver gingen dat deze in (doods)bedreigingen uitmondden. In een beperkt aantal gevallen worden die uitingen verbonden aan mogelijke effecten op polarisatie en radicalisering in de Nederlandse samenleving. Er is geen andersoortige persoonsgebonden informatie over politici verzameld. Kamerleden die dat wensen kunnen inzage krijgen in de open bronnen waarin zij voorkomen, die door de NCTV zijn verzameld. Iedere burger kan dit ook, door het doen van een AVG-verzoek.
Op basis van welke wetten en regels is deze informatie verzameld?
De heersende opvatting was tot enkele jaren geleden dat er voldoende juridische basis voor internetmonitoring was. Die grondslag was het organisatiebesluit van het Ministerie van JenV. Het Organisatiebesluit, waarin de publieke taak van de NCTV is vastgelegd, is gebaseerd op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst, dat weer zijn grondslag vindt in artikel 44 van de Grondwet (dat de instelling van ministeries regelt). Het oordeel was dat de taak internationaalrechtelijk terug te voeren was op de taak voor de NCTV ook terug te voeren was op de op de Nederlandse staat rustende verplichting om het recht op veiligheid te verwezenlijken en de volkenrechtelijke verplichting om terrorisme te bestrijden (o.a. Handvest Verenigde Naties en Raad van Europa-verdragen). Met name artikel 2 EVRM brengt diverse positieve verplichtingen mee voor de Staat.
Op grond van diverse consultaties is het standpunt dat er voldoende grondslag was voor voornoemde activiteiten inmiddels verlaten en is de internetmonitoring zoals die plaatsvonden onmiddellijk gestaakt. Mijn ambtsvoorganger was van oordeel dat er geen twijfel mag bestaan over een dergelijke grondslag en heeft daarom het traject ingezet om te komen tot een wet waarin definitief wordt geregeld wat de NCTV wel en vooral ook niet mag. Ik deel het oordeel van mijn voorganger en ben daarom ook van mening dat een nieuwe wet noodzakelijk is.
Op welke wijze is bij het monitoren van kopstukken van politieke partijen en parlementariërs zorg gedragen dat aan de vereisten van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) voldaan is, voor het monitoren van personen in de context van de nationale veiligheid?
Politici zijn, los van de bewaken- en beveilgentaak, niet gemonitord, maar komen zoals eerder gesteld wel voor in het kader van onderzoeken naar trends en fenomenen op het gebied van de nationale veiligheid. Persoonsgegevens worden beschermd als een onderdeel van de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 10 van de Grondwet en als onderdeel van het privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM en artikel 17 van het Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (IVBPR). Een inmenging in het recht op privéleven zoals neergelegd in artikel 8 EVRM is te rechtvaardigen wanneer die inmenging een legitiem doel dient, bij wet is voorzien en noodzakelijk moet is in een democratische samenleving. Hieruit volgt dat de maatregel moet bijdragen aan een dringende maatschappelijke behoefte (pressing social need) en proportioneel moet zijn. De staat moet de publieke belangen afwegen tegen die van de individu en daarin een eerlijke balans vinden.
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 10 was lange tijd de heersende opvatting dat er voldoende juridische basis bestond – op basis van het Organisatiebesluit JenV – voor de verwerking van persoonsgegevens door de NCTV. Daarmee werd verondersteld te hebben voldaan aan het vereiste van legimiteit en het vereiste van voorzienbaarheid. Daarnaast werden de werkzaamheden van de NCTV steeds beschouwd ter uitoefening van een taak van algemeen belang: het versterken van de nationale veiligheid en het bevorderen van de identificatie en de analyse van dreigingen en risico’s op het gebied van terrorisme en nationale veiligheid. Waarmee werd voldaan aan het vereiste van het nastreven van een legitiem doel. Deze werkzaamheden werden bovendien noodzakelijk geacht in de democratische Nederlandse samenleving. Voor wat betreft politici speelde daarbij tevens een rol dat wanneer zij zich met bepaalde politieke opvattingen in de publiciteit profileren (in de media of op hun eigen social media) zij hiermee kennelijk de intentie hadden om dit openbaar te maken. Daarbij werd steeds een balans gezocht tussen het belang van een effectieve bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers (incuslief politici) en het belang bij een adequate bescherming van de nationale veiligheid voor wat betreft de EVRM-vereisten. Desondanks hadden, zoals eerder aangegeven, meningen en normatieve stellingnames over Kamerleden achterwege moeten blijven.
Zijn er naast het volgen van online activiteiten nog andere manieren geweest waarop de NCTV vertegenwoordigers van politieke partijen heeft onderzocht?
Zoals reeds genoemd in de beantwoording van vraag 9 is er is geen andersoortige persoonsgebonden informatie over politici verzameld dan zoals opgenomen in de Weekberichten.
Voor de volledigheid nogmaals het volgende, conform het stelsel Bewaken en Beveiligen treft de NCTV op basis van dreiging en risico, adequate beveiligingsmaatregelen van o.a. nationale politici (bewindspersonen, Kamerleden). In dit kader ontvangt de NCTV dreigingsinformatie van de Politie, AIVD en MIVD. De verwerking van persoonsgegevens binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen vindt plaats op basis van de Politiewet.
Met wie is de informatie van de NCTV gedeeld? Met welke afdelingen van de politie en met welke gemeenten? Met welke andere organisaties en personen, in binnen- en buitenland? Betreft dit ook ministeries, en/of al dan niet buitenlandse inlichtingendiensten?
De Weekberichten werden verzonden aan ketenpartners van de NCTV binnen de nationale en lokale overheid. Daartoe behoren diverse afdelingen van de Politie, de I&V-diensten, ministeries en diverse gemeenten met wie de NCTV contacten onderhoudt.
De Weekberichten zijn niet op basis van formele afspraken gedeeld met buitenlandse inlichtingendiensten, maar wel met enkele individuele medewerkers van veiligheidsorganisaties.2 Dit was op basis van onderlinge contacten tussen medewerkers, en de verzendlijst van de Weekberichten is in de loop der jaren op die manier geleidelijk gegroeid. Dit is met name zo gegroeid omdat buitenlandse partners graag meer wilden weten over de jihadistische dreiging in Nederland. De achtergrond hiervan was het vergroten van de internationale kennispositie op de ontwikkeling van het Jihadisme. De Weekberichten zijn overigens altijd in het Nederlands geschreven en nooit vertaald.
Welke gevolgen heeft dit gehad? Welke acties zijn ondernomen door andere partijen op basis van deze informatie? Indien dit onbekend is, bent u bereid hier onderzoek naar te doen? Zo ja, op welke wijze en met welk tijdspad? Zo nee, waarom niet?
De Weekberichten zijn gedurende langere tijd naar verschillende organisaties en partners verzonden. Het is niet mogelijk om te achterhalen of in een enkel geval actie is ondernomen door partijen op basis van deze informatie.
Eventuele ondernomen acties zou ik ook onwenselijk vinden. Daarnaast benadruk ik ook dat reeds eerder besloten is om het opstellen en verzenden van de weekberichten te staken. Ook het wetsvoorstel maakt het niet mogelijk om dergelijke weekberichten opnieuw op te stellen, waardoor ook eventuele gevolgen niet langer aan de orde zijn.
Welke stappen hebben u en uw voorganger gezet en maatregelen genomen om te voorkomen dat de NCTV intervenieert in het politiek landschap door analyses uit te voeren en te delen waarbij de gegevens van democratisch verkozen volksvertegenwoordigers zijn meegenomen?
Zoals ik schrijf bij het antwoord op de vragen 1, 2 en 3 klonk in een aantal Weekberichten ook normatieve stellingnames door over Kamerleden. Dat had niet gemoeten. Daarom is het opstellen en verzenden van deze Weekberichten gestaakt en keren zij ook niet meer terug. Naar mijn oordeel heeft de NCTV echter niet geïntervenieerd in het politieke landschap.
Wat is uw reactie op het feit dat u door het monitoren van politieke partijen uw bevoegdheden heeft ingezet tegen parlementariërs, wat niet toegestaan is?
Ik ben van oordeel dat er geen sprake is geweest van het monitoren van politieke partijen en/of parlementariërs. Wel zijn trends en fenomenen in kaart gebracht.
Om trends en fenomenen op het terrein van terrorismebestrijding en nationale veiligheid goed in te schatten is het bij internetmonitoring onvermijdelijk gebleken dat openbare uitingen van relevante spelers (personen en organisaties) in beeld komen. Zoals in eerdere antwoorden reeds is aangegeven, kunnen ook uitspraken van politici een reactie teweegbrengen. In dit kader kan het van belang zijn voor de NCTV om dergelijke uitspraken te bezien in relatie tot die reacties en effecten. Dit doet de analyse-afdeling op dit moment in zeer beperkte mate. Gelet op het ontbreken van een wettelijke grondslag, doet de NCTV nu niet aan internetmonitoring. Wel mag informatie die ketenpartners verzenden nog gelezen worden, alsmede kranten en tijdschriften.
Om te voorkomen dat er enige twijfel bestaat over wat de NCTV wel of niet mag, heeft het Kabinet naar aanleiding van debat met de Tweede Kamer en de motie Michon-Derkzen (VVD), ingediend mede namens CDA, SGP, CU en JA213, een wetsvoorstel aan uw Kamer voorgelegd om de NCTV te voorzien van een grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens voor de uitoefening van de taken van de NCTV. Zoals ook eerder gesteld klonk in een aantal Weekberichten normatieve stellingnames door over Kamerleden. Dat had niet gemoeten. Analyses en duidingen moeten feitelijk van aard zijn en gericht zijn op relevante ontwikkelingen voor de nationale veiligheid. Hierin is geen ruimte voor persoonlijke meningen, zeker niet over politici.
Bent u het, in het verlengde van de vorige vraag, eens dat het monitoren van democratisch gekozen volksvertegenwoordigers van politieke partijen als DENK en BIJ1, in het kader van terrorismebestrijding en nationale veiligheid een directe bedreiging vormt voor de democratie in Nederland? Zo ja, welke stappen onderneemt u om deze dreiging terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Wanneer bent u voornemens de onrechtmatige gegevensverzameling van partijen als DENK en BIJ1 te verwijderen?
Sinds december jl. is de NCTV een opschonings- en archiveringstraject gestart, zodat wordt voldaan aan de eisen die de AVG stelt aan het bewaren van persoonsgegevens. Om te voorkomen dat hierdoor gegevens verloren zouden gaan, die niet verloren mogen gaan, zijn de aanwezige bestanden veiliggesteld op een separate schijf, een kloon. Tot deze schijf hebben enkele (juridische) medewerkers van de NCTV toegang. De overige medewerkers van de NCTV hebben die toegang niet. Het opschonings- en archiveringstraject is inmiddels voor een groot deel voltooid, waardoor in de dagdagelijkse werkzaamheden de NCTV voldoet aan de AVG. Ik zal onafhankelijk advies inwinnen over hoe om te gaan met de separate schijf om vast te stellen wat wanneer verwijderd mag worden. Zo wordt enerzijds voldaan aan de eisen die de AVG stelt, maar blijft ook herleidbaar over welke informatie de NCTV in het verleden beschikte. Deze transparantie acht ik van groot belang, mede om uw Kamer zo goed mogelijk te kunnen blijven informeren.
Hoe ziet u deze onrechtmatige verzameling van gegevens over politici in het licht van de wens van het kabinet de bevoegdheden van de NCTV juist uit te breiden middels het nieuwe wetsvoorstel?
Er is geen sprake van een uitbreiding van bevoegdheden van de NCTV, eerder een inperking. Het wetsvoorstel verankert een aantal bestaande taken van de NCTV, maar begrenst ook wat wel en niet mogelijk is ter uitvoering van de taken. Zo is in het huidige voorstel vastgelegd dat de analysetaak van de NCTV is beperkt tot het signaleren, analyseren en duiden van trends en fenomenen op het gebied van terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Daarbij is expliciet bepaald dat het doen van onderzoek dat gericht is op personen en organisaties daar niet bij hoort.
Maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor de nationale veiligheid moeten we nog wel voldoende in het oog kunnen houden én kunnen begrijpen. Analyses van de NCTV ten aanzien van die dreigingen kunnen hierbij als kompas werken. We moeten met elkaar bekijken hoe we dit het beste vorm geven want het kan wel noodzakelijk zijn kennis en kunde met elkaar te delen.
Deelt u de mening dat de acties van de NCTV passen in de trend bij de overheid, waarin onder meer politie en belastingdienst etnisch profileren en discrimineren? Zo nee, waarom niet?
Nee deze mening deel ik niet. Ik vind wel dat er in een aantal stukken te onzorgvuldige formuleringen hebben gestaan. Niettemin, vind ik het belangrijk dat de NCTV zicht blijft houden op ontwikkelingen en fenomenen die potentieel de nationale veiligheid kunnen schaden en dat zij hierbij het sentiment in de samenleving kunnen bezien, zonder onderscheid des persoons.
Deelt u de mening dat de framing door de NCTV buitengewoon gevaarlijk en discriminerend is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Het bericht ‘Sittardse gevangenis zet tbs’er per ongeluk op straat‘. |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Sittardse gevangenis zet tbs’er per ongeluk op straat»?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Deelt u de mening dat het ongeoorloofd vrijlaten van een tbs’er door onvoldoende uitwisseling van informatie door ketenpartners een voor de maatschappij zeer gevaarlijke situatie kan opleveren?
Een tbs-gestelde mag alleen in vrijheid gesteld worden, al dan niet tijdelijk, wanneer de risico’s zorgvuldig zijn ingeschat en wanneer daaruit blijkt dat het verantwoord is. Wanneer een tbs-gestelde ongeoorloofd vrij wordt gelaten kan dat inderdaad risico’s voor de maatschappij opleveren. Hoe groot die risico’s zijn hangt af van de bijzonderheden van het individuele geval.
Wat is precies de aanleiding geweest van de kennelijke onbekendheid bij de gevangenis met het feit dat de gedetineerde na zijn detentie weer terug naar de Rooyse Wissel moest als gevolg waarvan hij op straat werd gezet?
Naar aanleiding van het schenden van zijn voorwaarden van de strafoplegging is de tbs-gestelde een week in detentie geplaatst. Bij aanlevering van de informatie door het OM aan DJI (bij de voor plaatsing verantwoordelijke directie) en vervolgens na plaatsing van betrokkene in PI Sittard is niet gemeld dat het een tbs-gestelde betrof.
Welke maatregelen heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen(DJI) intern, samen met de kliniek de Rooyse Wissel en het Openbaar Ministerie (OM) getroffen om herhaling van een soortgelijke gevaarlijke situatie te voorkomen?
DJI heeft met de betrokken ketenpartners afspraken gemaakt dan wel herbevestigd om herhaling te voorkomen. Zo is afgesproken dat het OM, wanneer zij de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis vordert, melding doet van bijzonderheden, waaronder de herkomst of lopende strafrechtelijke titel (in dit geval de tbs-maatregel). Op die manier is de status van de gedetineerde bekend bij DJI.
Daarnaast is tussen de Tbs-klinieken en DJI de afspraak vastgelegd dat de klinieken bij iedere overplaatsing van tbs-gestelden DJI op de hoogte stelt. DJI controleert dan binnen de informatievoorziening of registratie van de betreffende status heeft plaatsgevonden en dat deze, wanneer sprake is van overplaatsing naar detentie, binnen het gevangeniswezen bekend is.
Deelt u de mening dat naar aanleiding van het incident op 28 februari jl., in bredere zin maatregelen dienen te worden getroffen in de keten van de forensische zorg in samenwerking met het gevangeniswezen om soortgelijke potentieel gevaarlijke situaties in het vervolg te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te gaan nemen?
De getroffen maatregelen zien op de hele sector.
In het recentelijk verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) «In de zorg, uit het zicht» wordt geconcludeerd dat u niet over de informatie beschikt om te weten of de doelstellingen van de Wet forensische zorg bereikt worden, is de in het artikel beschreven fout een gevolg van deze onbekendheid met het behalen van de doelen van de wet?2
De in deze casus gemaakte fout heeft geen relatie met de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Het rapport van de Algemene Rekenkamer ziet op de beschikbaarheid van beleids- en stuurinformatie, niet op de informatie-uitwisseling in de dagelijkse werkprocessen.
Naar aanleiding van voornoemd rapport van de AR heeft u aangekondigd een kwaliteitskader forensische zorg en trajectindicaties te ontwikkelen, in hoeverre zijn deze reeds gerealiseerd en in hoeverre zullen deze ontwikkelingen soortgelijke fouten als beschreven in het artikel kunnen voorkomen?
Ik heb besloten extra te investeren in de kwaliteit van de forensische zorg. Daarom heb ik extra middelen vrijgemaakt voor de implementatie van het kwaliteitskader.3 Deze zomer wordt het kwaliteitskader aan het Zorginstituut aangeboden voor opname in het Register. Vervolgens start de implementatiefase, die meerdere jaren in beslag zal nemen.
Trajectindicaties zitten momenteel in de pilotfase. Dat betekent dat in twee regio’s geoefend wordt met deze nieuwe manier van werken. Op dit moment wordt door middel van de pilot informatie verzameld om te kijken of deze werkwijze succesvol is.
Wat er in onderhavige casus mis is gegaan wordt niet direct geadresseerd door één van deze twee initiatieven. Daarom heb ik ook specifieke maatregelen getroffen, zie daarvoor het antwoord op vraag 4.
Naar aanleiding van uw reactie op voornoemd rapport heeft de AR erop gewezen dat het kwaliteitskader forensische zorg dat u ontwikkelt zich te veel richt op randvoorwaardelijke zaken, en te weinig op de vier subdoelen zoals vastgelegd in de Wet forensische zorg, op welke wijze gaat u ervoor zorgdragen dat deze vier subdoelen uit de Wet alsnog behaald gaan worden?
De Algemene Rekenkamer heeft niet geconcludeerd dat de vier subdoelen uit de Wet forensische zorg niet gehaald worden. Wel heeft de Algemene Rekenkamer aangegeven dat ik momenteel te weinig zicht heb op het realiseren van die doelen. Ik ben dit met eens met de Algemene Rekenkamer en werk daarom aan het vergroten van het zicht op de subdoelen.
Het kwaliteitskader forensische zorg is niet bedoeld om invulling te geven aan alle vier de subdoelen uit de Wet forensische zorg. Wel zie ik het als invulling van het subdoel «kwalitatief goede zorg gericht op veiligheid van de samenleving». Met het kwaliteitskader maken we namelijk inzichtelijk wat we hieronder verstaan. Daarmee stellen we onszelf beter in staat om aan dit subdoel te werken en om vast te stellen of de kwaliteit inderdaad goed is.
Om meer zicht te krijgen op de andere subdoelen, onderzoek ik momenteel hoe we deze verder kunnen uitwerken. Vervolgens is het zaak om de datasystemen goed op orde te krijgen zodat de benodigde informatie daadwerkelijk beschikbaar en bruikbaar wordt. Er loopt al een traject om de hiervoor in gebruik zijnde ICT-voorziening te vernieuwen, waarmee we een stap in de goede richting zetten. De komende periode onderzoek ik samen met DJI wat beleidsmatig en in de uitvoering nog meer nodig is om goed zicht op de subdoelen te krijgen. Tot slot werk ik aan een Meerjarig Strategische Onderzoeks- en evaluatieprogramma Forensische zorg waarin ook recidiveonderzoek een plek krijgt.
Het bericht ‘Dreiging uit extreemrechtse hoek neemt toe: ‘Aanslag is voorstelbaar’’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Dreiging uit extreemrechtse hoek neemt toe: «Aanslag is voorstelbaar»»?1
Ja.
Klopt het dat een aanslag uit extreemrechtse hoek «voorstelbaar» is? Bent u het eens dat dit een zeer zorgwekkende ontwikkeling is?
Zoals ook vermeld in eerdere en het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 56 en in het jaarverslag 2021 van de AIVD, is een aanslag in Nederland vanuit rechts-extremisme voorstelbaar. Binnen het rechts-extremisme is het accelerationisme2 de stroming waar de meeste geweldsdreiging vanuit gaat3. Zoals ook beschreven in de Kamerbrief van 26 oktober 20214 is het accelerationisme een rechts-extremistische ideologie die via diverse – voornamelijk besloten – sociale media platformen wordt verspreid. Het kabinet is van mening dat de dreiging zorgwekkend is en de verdere aandacht verdient van alle veiligheidspartners.
Is het dreigingsbeeld uit het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) identiek aan het dreigingsbeeld van de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Is er op dit moment sprake van een concrete dreiging uit extreemrechtse hoek?
Met het uitbrengen van het DTN informeert de NCTV over de ontwikkelingen op de dreigingen die worden waargenomen. Het DTN wordt opgesteld met input van meerdere partners, waaronder de AIVD. Het Openbaar Jaarverslag van de AIVD is het publieke verantwoordingsdocument van de dienst. De AIVD brengt met dit verslag in beeld welke dreigingen, ontwikkelingen en activiteiten de dienst heeft waargenomen en welke werkzaamheden zijn verricht.
In het Jaarverslag 2021 en DTN 56 wordt duidelijk geschetst waarom het rechts-extremistische gedachtegoed een bedreiging vormt voor Nederland. Zowel de AIVD als de NCTV houden de ontwikkelingen scherp in de gaten. Beiden beschrijven het accelerationisme als de stroming waar binnen het rechts-extremistisme de meeste geweldsdreiging vanuit gaat. In Nederland heeft het accelerationisme nog niet geleid tot terroristisch geweld, maar zijn er wel rechts-extremisten aangehouden voor onder meer opruiing, haatzaaien, dreiging en wapenbezit.
Het huidige dreigingsniveau voor alle terroristische dreigingen in Nederland samen is «aanzienlijk» (niveau 3 van 5). Dat betekent dat een terroristische aanslag in Nederland voorstelbaar is, maar dat er thans geen concrete aanwijzingen voor een aanslag zijn.
Hoeveel mensen in Nederland zijn, grosso modo, in het vizier die kunnen worden bestempeld als zijnde rechts-extremistisch? In hoeverre maakt deze groep deel uit van de professionele knokploegen zoals beschreven in het rapport «Het fenomeen Vechtafspraken: vier jaar later» door Bureau Beke?2
Het totaal aantal rechts-extremisten in Nederland is niet bekend. Het rechts-extremisme in Nederland bestaat uit meerdere stromingen en heeft verschillende uitingsvormen. Naast gekende rechts-extremistische organisaties of groeperingen begeven rechts-extremisten zich vooral online. De rechts-extremistische stroming waar op dit moment de grootste (terroristische) geweldsdreiging van uit gaat is het accelerationisme. Naar schatting zijn er in Nederland enkele honderden aanhangers van het accelerationisme. De aanhangers begeven zich veel op online communicatieplatforms waar accelerationistisch gedachtegoed wordt gepropageerd.6 De inschatting is dat van enkelen een dreiging kan uitgaan.
Het is niet bekend hoeveel rechts-extremisten deel uitmaken van professionele knokploegen.
Wat doet de NCTV op dit moment niet, in afwachting van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid? Kunt u illustreren wat de gevolgen zijn voor enerzijds de analysefunctie van de NCTV en anderzijds voor de coördinatiefunctie van de NCTV op de weerbaarheid?
In afwachting van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid heeft de NCTV enkele werkzaamheden gestaakt. Zoals ook vermeld in de Kamerbrief van 2 november 2021 heeft het opschorten van werkzaamheden van de NCTV de volgende consequenties:
Wat is de inzet van de politie op internet en sociale media, nu rechts-extremisten elkaar daar vinden? Heeft de inzet tot dusver tot concrete interventies geleid?
Binnen de juridische mogelijkheden, monitort de politie het internet op rechts-extremistische uitingen en strafbare gedragingen. In het verleden heeft dit onder meer geleid tot aanhoudingen en strafrechtelijke vervolging van personen en groepen.
De EU-verordening (Terroristische Online Inhoud, TOI) waarmee hostingbedrijven kunnen worden aangesproken op rechts-extremistische content is per juni 2022 van kracht, wanneer kan de Kamer deze wetgeving verwachten teneinde deze kunnen te implementeren? Waarom is deze wetgeving vertraagd? Wanneer is in Nederland op z’n vroegst deze regelgeving van kracht? Wat doet u in de tussentijd?»
De EU-verordening inzake het tegengaan van verspreiding van terroristische online-inhoud (TOI-verordening) wordt op 7 juni 2022 van toepassing. Dat betekent dat in Nederland de desbetreffende nationale uitvoeringswet7 in werking moet zijn getreden en dat de daarin aangewezen (nationale) autoriteit, genaamd de Autoriteit Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM), operationeel moet zijn. Er geldt een uitvoeringstermijn van 1 jaar wat zeer krap is. Hier heeft Nederland destijds tijdens de onderhandelingen dan ook bezwaar tegen gemaakt.8 Het kabinet zet zich desalniettemin in om zo spoedig mogelijk met de nodige zorgvuldigheid de wetgeving gereed te krijgen. Het voorstel van de Uitvoeringswet is inmiddels gereed, door de Raad van State van advies voorzien en gereed voor verzending aan uw Kamer. Mede naar aanleiding van de vragen gesteld door het lid Bikker (ChristenUnie) over de voortgang omtrent de autoriteit terroristische content en kinderporno gesteld op 6 mei (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3063) informeer ik u voor het zomerreces nader over de uitvoering van de TOI-verordening.
Het bericht ‘Hooligans dreigen door georganiseerde vechtpartijen en training politie te overmannen’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hooligans dreigen door georganiseerde vechtpartijen en training politie te overmannen»?1
Ja.
Wat was de aanleiding van dit onderzoek door Bureau Beke? Is dit onderzoek op uw verzoek geïnitieerd? Zo nee, waarom niet?
Dit onderzoek – in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap – betreft een update vervolg op eerder onderzoek dat Bureau Beke in 2017 heeft gedaan naar het fenomeen vechtafspraken binnen Europa, de reikwijdte daarvan en de implicaties voor de politieaanpak. In het eerdere onderzoek werd uiteengezet wat tot 2017 in de wetenschappelijke literatuur bekend was over dit fenomeen, om deze kennis vervolgens te kunnen vergelijken met de kennis anno 2021. De update van het onderzoek ziet op deze vergelijking. Op deze manier worden ook recente ontwikkelingen in kaart gebracht.
Klopt het dat hooligans steeds professioneler worden in het gebruiken van geweld? Is deze trend ook bekend bij de politie? Zo ja, welke stappen zijn tot op heden gezet om in te spelen op deze trend?
In het onderzoek wordt vermeld dat vechtgroepen sinds 2017 slimmer, professioneler en beter georganiseerd zijn geworden. Waar voorheen allianties werden gesloten met vooral Belgische vechtgroepen, zijn er nu ook allianties met vechtgroepen uit andere landen zoals Duitsland en Engeland. De vechtgroepen doen aan doorselecteren, waardoor vechtgroepen steeds sterker en gevaarlijker worden. Doorselecteren houdt in dat de leden die in de ogen van de vechtgroep minder goed kunnen vechten afvallen en worden vervangen door leden die wel de gewenste bijdrage kunnen leveren. De vechtgroepen trainen steeds professioneler op sportscholen. De wijze van communiceren is aangepast, zowel onderling binnen de vechtgroepen als naar buiten toe. Deze ontwikkelingen zijn bekend bij de politie. De politie is alert op signalen die kunnen duiden op een geplande vechtafspraak. Als de politie informatie heeft van ophanden zijnde vechtafspraken, dan probeert de politie deze te verhinderen of stelt zij een strafrechtelijk onderzoek in.
Hoe wordt er bij de politie getraind op het omgaan met dit soort professionele vechtgroepen? Is het vier keer per jaar trainen op deze confrontaties volgens u voldoende? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat zou volgens u wel voldoende zijn?
De verschillende vechtgroepen vechten met name onderling met elkaar. De politie-eenheden ervaren echter de meeste last van de Hit-and-Run acties. Deze komen volgens het onderzoek in toenemende mate voor. Het betreft aanvallen op andere vechtgroepen die van tevoren niet zijn afgesproken en waar geen spelregels gelden, waardoor er dus ook wapens gebruikt worden. Deze vinden plaats in de openbare ruimte waar de vechtgroepen niet zijn afgezonderd van onschuldige burgers en ondernemers die er zodoende bij betrokken raken en slachtoffer worden van het geweld. Ook durven deze goed getrainde vechters bijvoorbeeld steeds vaker het gevecht aan te gaan met de ME. De eerste tekenen daarvan waren zichtbaar tijdens de coronarellen en de demonstraties tegen corona. Dit betreft een zorgelijke ontwikkeling. In het belang van de veiligheid van burgers en ondernemers, maar ook van de politie en de ME dient hiertegen hard te worden opgetreden – wat waar mogelijk ook gebeurt.
De ME traint op verschillende type confrontaties en agressie door groepen is daar één van. De politie kijkt altijd naar actuele ontwikkelingen en past daar waar nodig de training op aan.
Op basis van de resultaten van het onderzoek zal ik de korpschef vragen te bezien of het trainingsprogramma aangepast moet worden.
Is er bij de politie een speciale aanpak voor dit soort groepen? Zo nee, bent u voornemens om hierover in gesprek te gaan met de politie?
De politie is alert op signalen van de groepen en signalen die kunnen duiden op een geplande vechtafspraak. Indien bij de politie bekend is dat een vechtafspraak zal plaatsvinden, probeert de politie deze te verhinderen of wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Daarnaast zullen in lijn met de aanbeveling uit het onderzoek de resultaten op meerdere plekken in de politieorganisatie landen, zodat de kennis over dit fenomeen breder wordt gedeeld en de repressieve en preventieve aanpak hierop kan worden verbeterd.
Wat doet u om te voorkomen dat dit soort geweld zich uitbreidt naar woonwijken en winkelgebieden?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn agenten voldoende uitgerust tegen dit soort professioneel geweld? Geven dit soort ontwikkelingen volgens u aanleiding om te kijken of de uitrusting van agenten nog wel voldoende toereikend is?
Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de ME voldoende middelen beschikbaar heeft. Recente grootschalige rellen en geweld tegen politie is hiervoor de aanleiding. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek wordt bekeken of andere uitrusting nodig is.
De aanstaande uitlevering van Assange aan de Verenigde Staten |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Assange mag worden uitgeleverd aan VS, maar hij kan nog in beroep» van de NOS van 20 april 2022?1
Ja.
Bent u bekend met het antwoord van voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok op 14 mei 2019 op de vraag van voormalig lid Karabulut of de Minister bereid was zich uit te spreken tegen uitlevering van Assange naar de VS, dit over te brengen aan zijn Britse ambtsgenoot en in EU-verband steun voor dit standpunt te verwerven waarin de Minister naar de zaak verwees als: «Het betreft een EU en Raad van Europa lidstaat en er zijn legio waarborgen die een goede rechtsgang garanderen waarbij de Britse rechter ook de eventuele waarborgen ten aanzien van mensenrechtenschendingen bij de Amerikaans rechtsgang zal meenemen.»?
Ja.
Hoe oordeelt u, na Brexit en de beslissing die nu weer bij de Minister van Binnenlandse Zaken wordt gelegd, over de waarborgen die een goede rechtsgang zouden moeten garanderen in de zaak Assange? Zijn die er voldoende volgens u en welke waarborgen zijn dit precies?
De Nederlandse overheid heeft -ook na Brexit- het volste vertrouwen in het onafhankelijke en onpartijdige karakter van de Britse rechtspraak waarin de bescherming van fundamentele rechten geborgd is.
Hoe oordeelt u over de waarborgen die een goede rechtsgang zouden moeten garanderen in de zaak Assange vanuit de rol van het Nederlandse voorzitterschap van de Media Freedom Coalition?
Mediavrijheid is essentieel voor het bevorderen van democratie en een belangrijke pijler binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland is dan ook vereerd het co-voorzitterschap van de Media Freedom Coalition te hebben overgenomen van het Verenigd Koninkrijk per 1 januari 2022. Als co-voorzitter vraagt Nederland aandacht voor mediavrijheid en bescherming van journalisten. Dit doen we in samenwerking met gelijkgezinde landen.
Volgens het regeerakkoord staat de coalitie pal voor persvrijheid, bent u het ermee eens dat met de uitlevering van Assange aan de Verenigde Staten de persvrijheid in het geding is?
Nee. De vrijheid van meningsuiting is een voorwaarde voor een goed functionerende democratie en een vrije samenleving. Hetzelfde geldt voor persvrijheid. In veel landen -ook in Nederland- is het echter strafbaar om welbewust staatsgeheime informatie te openbaren.
In het regeerakkoord worden journalisten ook «hoeders van de rechtsstaat» genoemd, bent u het ermee eens dat met de uitlevering van Assange aan de Verenigde Staten de rechtsstaat in het geding is?
Nee. Nederland staat pal voor de rechtsstaat. Het betreft hier een uitleveringsverzoek tussen twee democratische rechtsstaten zonder Nederlandse betrokkenheid. Nederland heeft het volste vertrouwen in de Britse rechtsstaat. De Britse rechtsgang kent legio waarborgen, waarbij de Britse rechter onafhankelijk heeft kunnen oordelen over dit uitleveringsverzoek en daarbij alle relevante informatie mee heeft kunnen wegen.
Bent u bekend met het artikel «RSF calls on Home Office to block Assange extradition following Supreme Court refusal to consider appeal» van Reporters Without Borders?2
Ja.
Kunt u reflecteren op dit artikel?
Zie het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid u uit te spreken tegen uitlevering van Assange naar de VS, dit over te brengen aan uw Britse ambtsgenoot en in EU-verband steun voor dit standpunt te verwerven?
Zoals bekend, heeft de verdediging tot 18 mei om beroep aan te tekenen tegen het besluit. Ook indien de Britse rechter in hoger beroep uitlevering rechtmatig acht, is het aan de Britse regering hierover te beslissen. De Britse regering zal deze beslissing nemen op basis van alle relevante omstandigheden. Hierin willen en kunnen wij niet treden.
De zeer recent in Pakistan uitgesproken fatwa en dreigementen tegen een Nederlandse parlementariër. |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wilt u deze vragen per vraag apart en zelf als premier beantwoorden en dus niet door een collega laten beantwoorden?
Ja.
Wilt u deze vragen, gelet op de gevolgen voor mijn persoonlijke veiligheid, zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van de voormalige premier van Pakistan Imran Khan over «... the Dutch blasphemer MP Geert Wilders ...»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over deze uitspraak die Khan publiekelijke ten overstaan van duizenden mensen deed en die breed is uitgemeten in de media in de islamitische wereld, zodat miljoenen mensen er kennis van hebben kunnen nemen? Realiseert u zich dat in veel islamitische landen op blasphemie de doodstraf staat en dit dus consequenties heeft voor mijn veiligheid?
Voormalig Premier Khan heeft tijdens een rally op 13 april jl. in Peshawar gezegd dat de heer Wilders blij was dat hij (Khan) afgezet was als premier en dat de heer Wilders een persoon is die blasfemische cartoons van de profeet Mohammed gemaakt heeft. Ik keur deze uitspraken af en betreur het effect dat zij hebben gehad in Pakistan en het feit dat het heeft bijgedragen aan de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. Het kabinet zet zich in internationaal verband in voor afschaffing van de doodstraf op blasfemie (en afvalligheid). Die strafmaat leidt er tevens toe dat personen en groepen regelmatig het recht in eigen hand nemen. Ik realiseer mij de consequenties dus al te zeer. Dat is een van de belangrijke redenen waarom dit onderdeel is van de Nederlandse inspanningen en gelijkgezinde landen tegen de doodstraf op blasfemie en afvalligheid.
Heeft u voorts kennisgenomen van de door Allama Saad Hussain Rizvi over mij uitgesproken fatwa namelijk dat «... Muslims living in the Netherlands should eliminate the arrogant ...», waarmee hij mij bedoelde?2 Realiseert u zich dat er al eerder een fatwa tegen mij in Pakistan was uitgesproken? Wat is uw oordeel over de recente en over de eerdere fatwa?
Ja, ik heb kennis genomen van de recente en de eerdere fatwa in 2018. Het kabinet keurt deze nadrukkelijk af. Bedreigingen, en die in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Nederland heeft in bilaterale contacten met Pakistan herhaaldelijk zijn afkeuring ten aanzien van de ernstige bedreigingen aan het adres van de heer Wilders uitgesproken. Zoals bekend heeft Nederland Pakistan middels rechtshulpverzoeken verzocht om medewerking aan het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de eerdere fatwa (zie ook het antwoord op vraag 15). Ook ten aanzien van de huidige ontwikkelingen wordt door het Openbaar Ministerie onderzocht en actief beoordeeld of er sprake is van strafbare feiten.
Deelt u mijn mening dat het totaal onacceptabel is dat in de laatste recente fatwa een concrete oproep staat aan moslims in Nederland om mij te vermoorden? Deelt u mijn mening dat dit walgelijk is en krachtig veroordeeld dient te worden? Zo ja, bent u daartoe bereid en hoe gaat u dat dan doen? Zo nee, waarom niet?
Bedreigingen zoals deze aan het adres van de heer Wilders evenals aan het adres van andere volksvertegenwoordigers en personen zijn onacceptabel, uiteraard ook als zij worden gedaan door religieuze autoriteiten. Het kabinet keurt deze dan ook nadrukkelijk af. Het kabinet heeft ook recent enkele malen zijn grote zorgen over de doodsbedreigingen aan het adres van de heer Wilders aan de Pakistaanse autoriteiten overgebracht. Dit is zowel gedaan door de Nederlandse ambassadeur in Islamabad als aan de Pakistaanse ambassadeur in Den Haag.
Heeft u ook kennisgenomen van de uitlatingen van TLP-leider Muhammad Ashraf Asif Jalali dat «The government of Pakistan must take a strong narrative on the adverse blasphemy committed by Geert Wilders»3 en «He must be handed over to Muslims for public execution to ensure world peace»?
Ja.
Wat vindt u van deze uitspraak en oproep om mij over dragen aan moslims en vervolgens publiekelijk te executeren?
Zoals aangegeven, zijn bedreigingen onacceptabel, zeker aan het adres van volksvertegenwoordigers. Het kabinet keurt deze dan ook nadrukkelijk af.
Heeft u voorts kennisgenomen van de verklaring van het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken dat «Pakistan also strongly condemns the offensive remarks made by a Dutch politician, attacking Islam and the Muslim holy month of Ramadan»4 gevolgd door uitspraken van de nieuwe premier van Pakistan, Shehbaz Sharif, dat «People of Pakistan and Muslims around the world are deeply hurt by the recent incidents of Islamophobia in Sweden & the Netherlands»?5
Ja.
Wat is uw oordeel hierover? Hebben de Pakistaanse autoriteiten bij het Nederlandse kabinet dan wel de Nederlandse ambassade in Pakistan geprotesteerd? Zo ja, wanneer en wat was de Nederlandse reactie precies?
De Nederlandse ambassadeur in Islamabad is op 18 april jl. uitgenodigd bij het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken om de verklaring van het ministerie over te brengen. Op 21 april jl. met de Pakistaanse ambassadeur in Den Haag gesproken over de genoemde verklaring. Tot slot is met de Pakistaanse ambassadeur op 29 april jl. opnieuw het gesprek aangegaan op het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken om nogmaals te spreken over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. In alle drie de ontmoetingen heeft Nederland zijn grote afkeuring overgebracht over de doodsbedreigingen die de heer Wilders vanuit Pakistan ontvangt, en aangegeven dat het bepalen van de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting in Nederland is voorbehouden aan de rechter.
Wat vindt u ervan dat ik als Nederlands gekozen volksvertegenwoordiger herhaaldelijk en massaal ook uit het buitenland, waaronder Pakistan en andere islamitische landen in Azië en het Midden-Oosten, met de dood wordt bedreigd? Dat ik door onder andere oud- en zittende Pakistaanse politieke leiders en geestelijken van blasphemie wordt beticht, er opgeroepen wordt mij publiekelijk te executeren en ik islamofoob wordt genoemd?
Zoals eerder genoemd, zijn bedreigingen onacceptabel, in het bijzonder aan het adres van volksvertegenwoordigers, en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Ten aanzien van de heer Wilders geldt het niet te accepteren feit dat hij reeds jarenlang te maken heeft met gevolgen voor zijn persoonlijk leven van bedreigingen uit binnen- en buitenland. Dat is voor hem persoonlijk verschrikkelijk. Het kabinet keurt dergelijke bedreigingen in de meest stellige bewoordingen af en doet er dan ook alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren.
De dreigingen hebben de aandacht van de betrokken bewindspersonen. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken met zowel de heer Wilders als met u als voorzitter van de Tweede Kamer over de situatie gesproken.
Waarom heeft u het tot nu toe niet publiekelijk opgenomen voor een Nederlands staatsburger en parlementariër over wie een fatwa wordt uitgesproken om hem te vermoorden? Waarom heeft u tot nu toe niet publiekelijk een veroordeling uitgesproken over het feit dat uw (voormalig) ambtgenoot in Pakistan mij publiekelijk een blasfemist heeft genoemd?
Zoals in bovenstaande vragen aangegeven zijn de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders onacceptabel. Het kabinet keurt deze dergelijke bedreigingen in de meest stellige bewoordingen dan ook nadrukkelijk af en doet er dan ook alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren.Het kabinet staat hierover in contact met de Pakistaanse autoriteiten, zowel in Islamabad als in Den Haag.
Is de Pakistaanse ambassadeur te Den Haag ontboden om hier namens Nederland een krachtig protest tegen in te dienen? Zo ja, wat was zijn reactie. Zo nee, waarom niet en wilt u de Pakistaanse ambassadeur alsnog ontbieden? Zo nee, waarom niet?
Zoals tevens in het antwoord op vraag 10 weergegeven is de Pakistaanse ambassadeur te Den Haag op 29 april jl. opnieuw op het ministerie ontvangen om te spreken over de doodsbedreigingen die de heer Wilders vanuit Pakistan ontvangt. Daarbij zijn de grote zorgen van het kabinet over deze bedreigingen overgebracht.
Kunt u garanderen dat dit door Pakistan geïnitieerde islamitisch (staats)terrorisme op geen enkele manier gevolgen zal hebben voor mijn veiligheid, respectievelijk veiligheidsmaatregelen?
Op basis van informatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden dreigingsproducten opgesteld, zo ook voor de heer Wilders. Bij dit continue proces worden tevens eventuele berichten uit het buitenland betrokken en geduid. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen. Voorts wordt op basis van actuele dreigingsinformatie telkens bezien in hoeverre aanpassing van het dreigingsbeeld, en de daarmee gepaard gaande beveiligingsmaatregelen, nodig is. In algemene zin geldt dat het kabinet zeer alert is als het gaat om de veiligheidssituatie van onder andere Kamerleden. Zoals bekend doet het kabinet vanuit veiligheidsoverwegingen geen uitspraken over specifieke veiligheidsaangelegenheden.
Realiseert u zich dat ik alleen al de afgelopen dagen vele honderden malen met de dood ben bedreigd, voornamelijk uit Pakistan en dat het Openbaar Ministerie tot nu toe niets doet met het merendeel van de eerdere doodsbedreigingen uit Pakistan?
Bedreigingen, en die in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Het Openbaar Ministerie beoordeelt iedere aangifte van mogelijke bedreiging van een politicus op strafbaarheid. In 2018 heeft het Openbaar Ministerie in dit verband in een drietal zaken rechtshulpverzoeken naar Pakistan uitgestuurd met het verzoek om een drietal personen als verdachten te horen. Ondanks dat Nederland een aantal keren heeft gerappelleerd bij de Pakistaanse autoriteiten en meermalen tijdens bilaterale consultaties met Pakistan door de Minister van Buitenlandse Zaken is aangedrongen op een antwoord op de rechtshulpverzoeken, is tot op heden niet op de rechtshulpverzoeken gereageerd door Pakistan.
Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is vervolgens nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Wanneer met een land geen rechtshulpverdrag bestaat, leert de ervaring dat die rechtshulp in dit soort zaken moeizaam gaat. Dit geldt in het bijzonder voor Pakistan, waar de afgelopen jaren meerdere rechtshulpverzoeken in een drietal zaken – ondanks herhaaldelijk rappel – tot op heden onbeantwoord zijn gebleven.
Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen.
Deelt u mijn mening dat dat onacceptabel is en niet alleen slecht voor mijn eigen veiligheid, maar ook voor het rechtsgevoel en het al broze vertrouwen in de Nederlandse rechtstaat? Zo nee, waarom niet, zo ja wat gaat u daaraan doen?
Bedreigingen, en die in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel. Daarom beoordeelt het OM, zoals hiervoor bij de beantwoording van vraag 15 al is beschreven, iedere aangifte van mogelijke bedreiging van een politicus op strafbaarheid. Hierbij bekijken het OM en politie per zaak wat de juridische mogelijkheden zijn.
Is uw zwijgen en de inactiviteit van het Openbaar Ministerie te verklaren uit het feit dat ik geen politicus van de coalitie ben, maar van de oppositie of mogelijk omdat u walgt van mijn strijd tegen de ideologie van de onvrijheid genaamd islam?
Zoals hiervoor in de beantwoording op vragen 5 en 15 vermeld, verricht het OM het nodige in reactie op de aangiften van mogelijke bedreiging. Hierbij wordt geen enkel onderscheid gemaakt op basis van de partij van een politicus of de ideologie die deze politicus aanhangt.
Kunt u zich de geur van vrijheid nog wel herinneren?
Zoals ook in de beantwoording op bovenstaande vragen weergegeven, betreur ik het effect dat diverse genoemde uitspraken hebben op het leven en de vrijheid van de heer Wilders.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?