Het bericht dat de gemeente Zundert wordt geteisterd door overvallen, inbraken en berovingen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de gemeente Zundert wordt geteisterd door overvallen, inbraken en berovingen?1
Ja.
Kloppen de feiten in dit bericht?
Op 14 maart 2010 is een overval is gepleegd op een woning te Zundert, grenzend aan en behorend bij een autobedrijf en benzinepomp. Op 17 juni 2010 is een woning die behoort bij een bakkerij overvallen. Het onderzoek in beide zaken loopt nog. Er zijn nog geen verdachten aangehouden.
Naar aanleiding van het krantenbericht in De Telegraaf (25 juni 2010) dat sprake zou zijn van bekende daders, is nader onderzoek gedaan. De recherche heeft de in het krantenbericht geïnterviewde persoon bevraagd. Deze persoon kon zijn uitspraak echter niet concreet maken. Het gesprek leverde ook verder geen nadere opsporingsindicaties op.
Zie verder het antwoord op vraag 3, 4 en 5.
Hoe beoordeelt u de toename van de overvallen, inbraken en berovingen? Waaraan is deze stijging volgens u te wijten? Past deze in het licht van de algemene toename van met name overvallen?
In 2008 hebben zes overvallen plaatsgevonden in de gemeente Zundert, in 2009 zes en in 2010 tot op heden vijf. Deze zijn gepleegd op verschillende plaatsen zoals winkels, woningen (behorend bij een bedrijf) en een zwembad.
Het aantal overvallen in de gemeente Zundert vertoont een stijgende lijn. Het is op dit moment nog niet duidelijk wat daarvan de oorzaak is. De politie doet onderzoek naar de overvallen (zie ook onder 4). Over de resultaten daarvan kunnen in het belang van het onderzoek op dit moment geen mededelingen worden gedaan.
Landelijk gezien is het aantal overvallen in de eerste vijf maanden van 2010 met 6% gedaald. Op landelijk niveau wordt binnen het fenomeenonderzoek naar overvalproblematiek dat door de Taskforce Overvallen is gestart onder meer onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken van de stijging van het aantal overvallen in de afgelopen jaren (TK, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 276).
Het aantal woninginbraken in Zundert is enigszins gestegen (2008: 101, 2009: 105, 2010 tot dusver: 61). Dit is geen afwijkend beeld ten opzichte van de regionale ontwikkeling.
Het aantal berovingen in Zundert is zeer beperkt. Ook dit wijkt niet af van de regionale ontwikkelingen (2008: 1; 2009: 0 en 2010 tot dusver: 1).
Welke mogelijkheden staan de burgemeester en de politie ten dienste om op te treden tegen deze stijgende golf van geweld? Zijn deze volgens u voldoende? Zo ja, waarom?
De bestrijding van overvallen heeft binnen de regio Midden en West Brabant maximale prioriteit. Openbaar Ministerie, politie, gemeenten en ondernemers in de regio werken samen om het aantal overvallen terug te dringen.
In overleg met arrondissementsparket Breda is binnen de politieregio Midden en West Brabant op 1 april 2007 een bovendistrictelijk rechercheteam (BDRT) opgericht. Dit team houdt zich sinds twee jaar volledig bezig met het oplossen van gepleegde overvallen met een seriematig karakter. Door de recherche wordt maximale capaciteit beschikbaar gesteld voor de opsporingsonderzoeken naar overvallen. Binnen het parket Breda zijn twee officieren van justitie belast met de portefeuille overvallen en is er een coördinator overvallen aangewezen.
Regionaal zijn diverse voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor ondernemers, waarbij zij worden gewezen op preventieve maatregelen die zij kunnen treffen en de subsidieregeling voor het beveiligen van het midden- en kleinbedrijf. Hiernaast wordt bij overvallen gebruik gemaakt van SMS alert en is via de site van de politie Midden West Brabant een Google-map pagina beschikbaar waarop kort na het plegen van een overval informatie kan worden geplaatst, zoals plaats delict en signalement verdachte. Verder is in de gemeente Zundert onder andere op 5 juli 2010 het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) van start gegaan en start binnenkort het project Buurtpreventie. Er heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor de slachtoffers van overvallen. De burgemeester heeft contact gezocht met de Stichting Meld Misdaad Anoniem en hen verzocht zo spoedig mogelijk een plan van aanpak op te stellen om het aantal anonieme meldingen te vergroten. Verder is er gericht gecontroleerd in wijken en zijn onder meer met behulp van «road-blocks» verschillende keren alle passerende voertuigen en inzittenden in een bepaald gebied gecontroleerd op onder meer de aanwezigheid van inbraakgereedschappen.
Uitgangspunt daarbij is dat het Openbaar Ministerie hoge straffen eist, meestal een gevangenisstraf, en wijst op de onrust die overvallen teweeg brengen in de samenleving.
Uit het bovenstaande blijkt dat deze mogelijkheden intensief worden benut.
Wordt er naar uw oordeel momenteel adequaat opgetreden door het college van burgemeester en wethouders, de politie en het Openbaar Ministerie?
Zie antwoord vraag 4.
Internetfilters |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Fred Teeven (VVD) |
|
|
|
Is het waar dat u met providers heeft afgesproken alleen websites te filteren uit landen waarmee Nederland geen afspraken heeft gemaakt over rechtshulp?1
Is het waar dat op de zogenaamde zwarte lijst, die Nederlandse providers gaan gebruiken, websites uit slechts enkele landen voorkomen, te weten Thailand, Japan en Zuid-Korea?
Hoeveel sites staan bij de start van de ingebruikneming van het internetfilter op de zwarte lijst?
Deelt u de mening dat het verbergen van gruwelijke misdaden achter een filter de problematiek als zodanig niet oplost? Is het de bedoeling dat dit aantal sites zal afnemen? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Welke concrete maatregelen heeft u genomen om ervoor te zorgen dat Thailand, Japan en Zuid-Korea de Convention on Cybercrime en/of de United Nations Convention against Transnationale OrganizedCrime ratificeren?
Welke concrete maatregelen heeft u tot op heden genomen om ervoor te zorgen dat de sites, die in Thailand, Japan en Zuid-Korea worden gehost, van het web worden gehaald?
Bent u van mening dat Nederland er alles aan doet om dergelijk materiaal te verwijderen? Zo ja, op welke wijze?
Het bericht dat de helft van de Marokkaanse jeugd een misdrijf heeft gepleegd |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Helft Marokkaanse jeugd pleegde misdrijf?»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het feit dat de helft van de Marokkaanse jeugd voor zijn 22e jaar een misdrijf heeft gepleegd onacceptabel is?
Vanzelfsprekend dient tege misdrijven te worden opgetreden. Wij wijzen op de aanpak die dit kabinet de afgelopen jaren heeft gevolgd, waarvan de persoonsgerichte aanpak via met name de Veiligheidshuizen en het onderscheid tussen hinderlijke, overlastgevende, en criminele jongeren kernelementen zijn. Het zojuist in de Eerste kamer aangenomen wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast zal het instrumentarium voor de aanpak van ernstige overlast verder uitbreiden. Vanwege de grote oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren heeft het kabinet in januari 2009 in de brief «Grenzen stellen, perspectief bieden» (Kamerstuk 31 268, nr. 13) aangegeven welk aanvullend beleid tot stand is gekomen.
Wat betreft de inzet van een straatterreureenheid verwijs ik u naar onze reactie op de motie die de heer Fritsma over dit onderwerp heeft ingediend tijdens het spoeddebat van 24 juni 2010 over de situatie in Culemborg. Ik merk tot slot nog op dat de cijfers uit de door u aangehaalde berichtgeving voortkomen uit een onderzoek waarin jongeren tot 2006 werden gevolgd, waardoor uit dit onderzoek geen conclusies kunnen worden getrokken over de huidige situatie en het na 2006 gevoerde beleid.
Bent u met deze cijfers in de hand eindelijk bereid het Marokkaanse tuig dat misdrijven pleegt ongenadig hard aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een nationale straatterreureenheid in het leven te roepen en snelrecht toe te passen zodat daders snel achter de tralies verdwijnen, de straffen te verhogen en ervoor te zorgen dat het mogelijk wordt dat daders na het uitzitten van hun straf worden gedenaturaliseerd en uitgezet naar Marokko zodat ze de straten van Rabat en Casablanca onveilig kunnen maken in plaats van Nederlandse steden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het zogenaamde SWIFT-akkoord |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe (zgn.) SWIFT-akkoord («an agreement between the European Union and the United States of America to make available to the United States Treasury Department financial messaging data to prevent and combat terrorism and terrorist financing»)?1
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het voornemen van het Spaanse voorzitterschap om bovengenoemd akkoord op maandag 28 juni 2010 als A-punt tijdens de Landbouwraad af te handelen?
Ja.
Deelt u de mening dat, gelet op de sensitiviteit van het dossier en de eerdere afwijzing van de tijdelijke overeenkomst door het Europees Parlement, bovengenoemd akkoord tijdens een JBZ-raad dient te worden behandeld? Zo ja, wanneer bent u voornemens om dit akkoord op de agenda te plaatsen?
Ik steun, alle aspecten afwegende, en in het bijzonder gelet op het grote belang van de intensieve samenwerking met de Verenigde Staten in de strijd tegen terrorisme(financiering), de door het Spaanse Voorzitterschap gemaakte afweging om de onderhavige ontwerpovereenkomst zo snel mogelijk ter goedkeuring aan de Raad en daarna aan het EP voor te leggen, zeker nu de eerstvolgende bijeenkomst van de JBZ-Raad niet eerder is voorzien dan op 7 en 8 oktober 2010.
Bent u van mening dat het Nederlands Parlement op deze wijze voldoende betrokken is bij de besluitvorming? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om dit alsnog te realiseren?
Het is mijn bestendige inzet, uiteraard met inachtneming van de institutionele kaders en besluitvormingsprocedures die volgen uit het Verdrag van Lissabon, om het Nederlandse Parlement zo tijdig en adequaat mogelijk op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen op JBZ-gebied, ook als dat door de actuele ontwikkelingen noodgedwongen op zeer korte termijn moet gebeuren, zoals in dit geval. Mede daarom heb ik heden beide Kamers een brief gestuurd met een beschrijving van de laatste stand van zaken in de onderhandelingen tussen de EU en de VS over de nieuwe SWIFT-overeenkomst.
Bent u van mening dat Raad en Commissie voldoende tegemoet komen aan de voorwaarden, zoals uiteengezet in resolutie P7_TA-PROV(2010)0143 van het Europees Parlement en in het bijzonder paragraaf 7, 8, 11, 12 en 14, aangenomen op 5 mei 2010? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, bent u voornemens om dit zo spoedig mogelijk bij het Spaanse voorzitterschap evenals de Commissie aan de orde stellen?
Ja, zoals ook uit mijn in het antwoord op vraag 4 bedoelde brief volgt, is de Nederlandse regering ingenomen met het door de Commissie bereikte onderhandelingsresultaat, dat nauw bij het door de Raad op 11 mei jl. verstrekte onderhandelingsmandaat aansluit2 en daarmee ook recht doet aan de zorgen die binnen het Europees Parlement - en tot op zekere hoogte ook bij verschillende lidstaten - leefden met betrekking tot de overeenkomst van 30 november 2009. De nieuwe ontwerpovereenkomt bevat meer waarborgen op het gebied van dataprotectie en individuele rechtsbescherming dan deze laatste overeenkomst. In de preambule van de ontwerpovereenkomst en door middel van een afzonderlijke verklaring van de Raad wordt een duidelijke koppeling gelegd met het nog tot stand te brengen specifieke dataprotectieverdrag tussen de EU en de Verenigde Staten. De ontwerpovereenkomst voorziet bovendien via artikel 13 in een solide evaluatiemechanisme dat het mogelijk maakt de vinger ten aanzien van de feitelijke implementatie van de overeenkomst aan de pols te houden en zo nodig passende maatregelen te nemen. Om een einde te kunnen maken aan de verstrekking aan de VS van grote hoeveelheden gegevens roept het ontwerp-Raadsbesluit tot sluiting van de overeenkomst de Europese Commissie op om binnen een jaar een juridisch en technisch kader voor te stellen voor het extraheren van data op het grondgebied van de EU. De Commissie heeft al te kennen gegeven dat zij daartoe bereid is. Ook de overeenkomst zelf bevat een bepaling over een dergelijk Europees «TFTP» (artikel 11).
Bent u van mening dat met dit akkoord wordt voldaan aan de basisvereisten voor de bescherming van persoonsgegevens, de beginselen die ten grondslag liggen aan de Europese wetgeving en praktijk inzake het doorgeven/extraheren van gegevens en het toezicht daarop, de Europese wettelijke voorschriften voor de eerlijke, evenredige en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens evenals de beginselen van proportionaliteit en noodzakelijkheid?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de vragen met spoed te beantwoorden?
Ja.
Het vernietigen van een samenscholingsverbod door de Hoge Raad |
|
Hans Spekman (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hoge Raad vernietigt samenscholingsverbod Utrecht»?1
Ja.
Is het waar dat op basis van een zogenoemde vormfout door het Openbaar Ministerie (OM) de Hoge Raad een arrest van het Hof met betrekking tot het samenscholingsverbod in de wijk Zuilen in Utrecht heeft vernietigd?
De Hoge Raad heeft een arrest van het gerechtshof Amsterdam, zitting houdend te Arnhem, van 1 oktober 2008 vernietigd en het Openbaar Ministerie (OM) alsnog niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep (22 juni 2010, LJN: BK9727). De reden hiervoor was dat op de door het OM ingediende akte van het rechtsmiddel «cassatie» stond vermeld in plaats van «hoger beroep». Overigens betrof dit een Utrechts samenscholingsverbod in de wijk Kanaleneiland en niet in de wijk Zuilen.
Deelt u de mening dat het te betreuren valt dat een arrest vanwege een vormfout en niet om inhoudelijke reden wordt vernietigd? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dergelijke vormfouten tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Er is helaas sprake geweest van een vergissing. Het OM heeft aangegeven dat slechts zelden sprake is van het onjuist instellen van een rechtsmiddel. Bovendien geven de gevolgen die de Hoge Raad in het arrest aan een dergelijk vormfout verbindt een aanzienlijke prikkel aan het OM om nog scherper op te letten. Om die reden zie ik geen aanleiding maatregelen te nemen.
Is het waar dat het genoemde samenscholingsverbod door de vernietiging van het arrest van het Hof nu de facto niet meer kan worden gebruikt, zoals de gemeente Utrecht dat voor ogen stond? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid in desbetreffende wijk?
Het samenscholingsverbod zoals dat in vrijwel alle algemene plaatselijke verordeningen (APV) is opgenomen, geldt voor eenieder. Over het algemeen houdt het samenscholingsverbod niet meer in dan dat het verboden is op of aan de weg deel te nemen aan een samenscholing. De geldigheid van een dergelijk samenscholingsverbod is door de Hoge Raad bevestigd in zijn arrest van 28 mei 2002 (LJN: AE1494).
Het samenscholingsverbod wordt in Utrecht als volgt toegepast. De burgemeester van Utrecht en het OM hebben in 2007 besloten het gebied Kanaleneiland-Noord voor de duur van zes maanden aan te wijzen als een gebied waarin het samenscholingsverbod, zoals opgenomen in artikel 10 van de APV Utrecht, intensief zou worden gehandhaafd ten aanzien van een specifieke groep jongeren die tevoren waren aangewezen als potentiële overlastveroorzakers. De aangewezen personen kregen van de burgemeester een brief waarin stond dat zij in het aangewezen gebied niet in een groep van vijf of meer personen mochten staan. Dit specifieke handhavingsbeleid heeft ertoe geleid dat een aantal jongeren is vervolgd wegens overtreding van het samenscholingsverbod, omdat zij in het aangewezen gebied in een groep van vijf of meer personen bijeen stonden.
Zoals onder 1 aangegeven heeft de Hoge Raad in cassatie de officier van justitie alsnog op procedurele gronden niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Daardoor zijn in deze zaken de veroordelingen die het gerechtshof had uitgesproken vernietigd en blijven de door de kantonrechter van Utrecht op 13 februari 2008 uitgesproken vrijspraken in stand. Door de niet-ontvankelijk verklaring is de Hoge Raad niet toegekomen aan het inhoudelijk behandelen van de zaken en daarmee niet aan de vraag of het samenscholingsverbod correct is toegepast en/of het hof de verdachten terecht heeft veroordeeld.
De lokale driehoek van Utrecht heeft zich beraden op de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad. De driehoek heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het gerichte handhavingsbeleid ten aanzien van het samenscholingsverbod te beëindigen. Dit beleid, dat nu wordt toegepast in de wijk Zuilen-Oost, zal derhalve worden voortgezet. Bij overtreding van het samenscholingsverbod door een persoon tot wie het handhavingsbeleid zich richt, zal deze worden geverbaliseerd en worden gedagvaard voor de kantonrechter. Bij een eventuele vrijspraak kan het OM opnieuw hoger beroep aantekenen.
Heeft de uitspraak van de Hoge Raad gevolgen voor andere samenscholingsverboden? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat van de aanwezigheid van sommige groepen ook een dreiging kan uitgaan ook al is er (nog) geen sprake van daadwerkelijke ordeverstoring? Zo ja, past dit binnen de huidige definitie van het begrip bedreiging, zoals bedoeld in het Wetboek van Strafrecht?
Een groep kan door houding, gedrag, kleding e.d. op sommigen dreigend of intimiderend overkomen, ook als er (nog) geen sprake is van daadwerkelijke verstoring van de openbare orde. Dit zal feitelijk moeten worden vastgesteld aan de hand van de uiterlijke verschijningsvorm en de gedragingen van een groep, mede bezien in samenhang met plaatselijke omstandigheden.
Bij samenscholing is nog geen sprake van bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
Als het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (31 467) in werking is getreden, is een samenscholingsverbod, zoals in het vernietigd arrest is besproken, wettelijk mogelijk?
Zoals in het voorgaande is aangegeven, heeft de Hoge Raad zich niet uitgesproken over de vraag of het samenscholingsverbod correct is toegepast en het gerechtshof de verdachten terecht heeft veroordeeld.
In het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, dat op 6 juli 2010 door de Eerste Kamer is aangenomen en binnenkort in werking zal treden, wordt het zogenaamde «groepsverbod» geïntroduceerd. Dit houdt in dat de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel kan geven zich niet binnen een door de burgemeester aangewezen gebied op voor het publiek toegankelijke plaatsen in groepsverband op te houden zonder redelijk doel met meer dan drie andere personen. Deze bevoegdheid van de burgemeester biedt een extra mogelijkheid voor het tegengaan van ongewenste groepsvorming en daarmee gepaard gaande verstoringen van de openbare orde door groepen (zie ook Kamerstukken II, 2007–2008, Aanhangsel 1611 en 1639 met de antwoorden op Kamervragen van de leden Teeven (VVD) en Kuiken en Depla (beiden PvdA) over het samenscholingsverbod in Utrecht).
Het beledigen en bedreigen van religieuze en seksuele minderheden |
|
Ronald van Raak |
|
Is het waar dat sprake is van toenemende bedreigingen en beledigingen van religieuze en seksuele minderheden? Zoals het bedreigen van joden, wat onder meer zou blijken uit de uitzending «De keppel, de bedreiging en de verborgen camera»?1 En van joodse kinderen die worden belaagd tijdens een avondvierdaagse?2 Maar ook van een homostel dat is weggepest uit de Utrechtse wijk Leidsche Rijn en een lesbisch stel dat werd verjaagd uit de Utrechtse buurt Zuilen?34
De cijfers van de antidiscriminatiebureaus laten geen landelijke stijging van antisemitisme zien. Het landelijke beeld van meldingen en incidenten van antisemitisme fluctueert en lijken in direct verband te staan met spanningen in het Midden-Oosten. Het antidiscriminatiebureau Regio Amsterdam geeft aan in de eerste vier maanden van 2010 geen stijging te zien in het aantal meldingen van antisemitisme. In de gehele regio Amsterdam is geen stijging te zien van antisemitische meldingen in de eerste vier maanden van 2010 ten opzichte van de eerste maanden in 2009. Uiteraard geldt dat het aantal meldingen lager kan liggen dan het reële aantal voorvallen.
Het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) van politie geeft aan dat het aantal meldingen via de laagdrempelige politiewebsite www.hatecrimes.nl niet toegenomen: in de eerste vijf maanden van 2010 zijn landelijk vier meldingen over homofoob geweld ontvangen.
Het landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie 2009 van politie komt zeer binnenkort uit en wordt vervolgens zo spoedig mogelijk, deze zomer nog, naar de Tweede Kamer gestuurd. Op basis van dit criminaliteitsbeeld zullen wij vaststellen of er sprake is van een toename van geregistreerde incidenten van bedreigingen en beledigingen van religieuze en seksuele minderheden bij politie.
Bij bovenstaande dient opgemerkt te worden dat het moeilijk is om op basis van alleen cijfers over klachten, meldingen en aangiften van discriminatie vast te stellen of er een trend waarneembaar is, aangezien niet iedereen die discriminatie ervaart hiervan melding doet. Het kabinet investeert daarom in diverse discriminatiemonitoren die een verdiepende analyse bieden. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Is het aantal door de politie geregistreerde incidenten van bedreigingen en beledigingen van religieuze en seksuele minderheden de afgelopen jaren toegenomen? Bent u bereid te onderzoeken waarom dergelijke incidenten toenemen, in welke mate tolerantie jegens andersdenkenden afneemt en wat hier de oorzaken van zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de politiekorpsen waar dergelijke incidenten zijn gemeld extra alert op de aanpak van dit probleem? Zo niet, waarom niet? Is er voldoende capaciteit bij de politie om deze problemen aan te pakken? Zijn er voldoende wijkagenten om de bedreigers te achterhalen en de bedreigden te beschermen?
De aanpak van discriminatie heeft een hoge prioriteit voor dit kabinet én voor politie en het Openbaar Ministerie (OM). Er is al veel geïnvesteerd door het kabinet en de politie om te stimuleren dat discriminatie-incidenten worden gemeld of dat hiervan aangifte wordt gedaan, zoals de website www.hatecrimes.nl die een laagdrempelige mogelijkheid biedt voor het melden van hatecrimes, delicten met een discriminatoir motief. Via het LECD van politie, de contactpersonen discriminatie en de taakaccenthouders discriminatie binnen de politiekorpsen wordt voortdurend aandacht gevraagd voor het herkennen van discriminatoire aspecten bij de aangiftes. De regionale homonetwerken van politie kunnen op verzoek als intermediair fungeren bij het doen van aangifte. In de huidige algemene politieopleiding is het vak Multicultureel vakmanschap opgenomen. Hierin is aandacht voor diversiteit en verschillende levensstijlen binnen de samenleving en hoe hiermee om te gaan. Daarnaast wordt in dit vak aandacht besteed aan de Aanwijzing Discriminatie 2007 van het College van Procureurs-Generaal waarin de strafrechtelijke aanpak van discriminatie staat beschreven.
Alle meldingen en aangiften worden regelmatig besproken in het Regionaal Discriminatieoverleg dat in elke politieregio plaatsvindt onder voorzitterschap van de discriminatieofficier van justitie, waarbij ook vertegenwoordigers van politie en antidiscriminatiebureaus aanwezig zijn. Hierin wordt de strafwaardigheid en voortgang van alle bekende meldingen en aangiften besproken.
Het kabinet heeft geïnvesteerd in de uitbreiding van het aantal wijkagenten: 500 in vier jaar. Deze uitbreiding ligt op schema. In 2009 zijn er landelijk 319 wijkagenten bijgekomen ten opzichte van 2007.
Waaraan wijt u dit gebrek aan tolerantie, wat is uw analyse van deze problematiek? Welke maatregelen worden genomen om de daders te bestraffen en de slachtoffers bescherming te bieden, zodat iedereen weer over straat kan zonder bedreigd, beledigd of bespot te worden? Welke mogelijkheden ziet u om het respect voor religieuze en seksuele minderheden te bevorderen?
Het is moeilijk om in algemene zin iets te zeggen over de tolerantie ten aanzien van religieuze en seksuele minderheden, omdat dit een zeer breed en divers thema betreft.
Ik verwijs u naar de voortgangsrapportage lesbisch en homo-emancipatiebeleid 2008–2010 en de homo-emancipatiemonitor «Steeds gewoner, nooit gewoon» van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) die vandaag naar de Tweede Kamer zijn gestuurd. In het SCP-rapport wordt onder meer gesteld dat de tolerantie ten aanzien van homoseksuelen in Nederland de laatste jaren is toegenomen. De voortgangsrapportage gaat in op wat de inzet van dit kabinet is op het terrein van veiligheid, onderwijs en integratie.
Op korte termijn ontvangt u de Monitor rassendiscriminatie 2009, waarin een hoofdstuk aan antisemitisme is gewijd. Voorts kan ik u melden dat naar aanleiding van maatschappelijke spanningen rondom het conflict in Gaza de toenmalige Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Minister-president begin 2009 verschillende gesprekken hebben gevoerd met zowel Joodse organisaties als islamitische- en minderhedenorganisaties in Nederland met het doel de spanningen te kanaliseren. Deelnemers aan deze gesprekken benadrukten het belang van gezamenlijk optreden van Joodse en islamitische gemeenschappen in Nederland in het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid. Om dit te blijven stimuleren heeft het Ministerie van VROM het Joods Marokkaans Netwerk van Amsterdam eenmalig financieel ondersteund. Momenteel verkent het netwerk de mogelijkheid om activiteiten te organiseren om het netwerk zichtbaar te maken in de samenleving, zoals gastlessen op scholen waarbij elkaar respecteren en accepteren centraal staan.
Daarnaast heeft het Ministerie van VROM dialoogtrainingen voor leraren ondersteund. Deze trainingen bieden leraren handvatten om een dialoog te kunnen starten over (gevoelige) maatschappelijke thema’s.
Voor wat betreft de strafrechtelijke maatregelen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
De beloningen bij de Amsterdamse politietop |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht over de beloningen bij de Amsterdamse politietop?1
Ja.
Kloppen de bedragen die in het bericht worden genoemd?
Ja, de bedragen zijn conform de opgave die het korps Amsterdam-Amstelland op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) in mei van dit jaar bij BZK heeft gedaan. De norm op basis van de WOPT is een optelsom van salaris, toelagen, premies en pensioenbijdragen. De WOPT-norm bevat de volgende elementen:
Indien de optelsom boven het normbedrag uitkomt, dient ingevolge de WOPT openbaarmaking plaats te vinden. De overschrijdingen kunnen geheel rechtmatig zijn, maar moeten wel door de betreffende organisaties uit de (semi-)publieke sector ieder jaar aan BZK worden gemeld. BZK stuurt jaarlijks in december aan de Tweede Kamer een lijst van alle overschrijdingen in de
(semi-)publieke sector. Ook wordt deze informatie op de website van BZK openbaar gemaakt. Voor 2009 is de WOPT-norm vastgesteld op € 188 000,= (2008 : € 181 000,= 2010 : nog niet bekend).
Voor de goede orde merk ik op dat de koppeling van de in De Telegraaf genoemde bedragen aan de WOPT-norm én tegelijkertijd aan de «Balkenende-norm» niet correct is en verwarring wekt. Mijn ambtsvoorgangster heeft steeds afstand genomen van de term «Balkenende-norm». De door haar gebezigde juiste term is «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm». Het gaat hier om een andere inkomensnorm dan de WOPT-norm. De «voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm» bevat alleen zuivere beloningselementen zoals salaris, eindejaarsuitkering, vakantie-uitkering en toelagen voor werving, behoud en voor goed functioneren. Voor 2009 lag de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm op € 181 337,-. (2008 : € 176 008, 2010 : € 187 340)
Herinnert u zich de toezeggingen van uw ambtsvoorganger die in een algemeen overleg van 16 december 2009 heeft toegezegd dat de toelagen en declaraties zouden worden versoberd en dat voor het salaris de Balkenendenorm als maximum zou gelden?
Ja.
Deze toezeggingen betreffen het nieuw tot stand te brengen arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop. Dit zal geen effect kunnen hebben op reeds verworven rechten van individuen, zoals mijn ambtvoorgangster ook al heeft aangegeven in het Algemeen overleg van 16 december 2009.
Hoe verhouden deze toezeggingen zich met de salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verklaart u dat de (waarnemend) korpsbeheerder van Amsterdam-Amstelland – de Amstelveense burgemeester Van Zanen – de te hoge salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden wel heeft gemeld bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en waarom heeft de voormalige korpsbeheerder Cohen dit klaarblijkelijk nagelaten?
Zowel de voormalig waarnemend korpsbeheerder (over het jaar 2009) als de vorige korpsbeheerder (over 2008 en de jaren daarvoor) heeft geheel conform de WOPT melding gemaakt van de inkomens van functionarissen die boven de WOPT-norm uitkomen.
De toenmalige waarnemend korpsbeheerder heeft recentelijk bij BZK melding gemaakt van functionarissen van wie het inkomen in 2009 uitgaat boven de voor dat jaar geldende WOPT-norm. In december 2010 ontvangt de Tweede Kamer, conform de WOPT, van BZK een lijst van alle functionarissen in de (semi-)publieke sector waarvan in 2009 sprake was van overschrijding van de voor 2009 vastgestelde WOPT-norm. In 2008 heeft de toenmalige korpsbeheerder, eveneens conform de WOPT, twee functionarissen van het betreffende korps bij BZK gemeld, van wie het inkomen boven de voor dat jaar geldende WOPT-norm uit kwam. Hiervan is de Tweede Kamer december 2009 (vergaderjaar 2009–2010, kamerstuk 30 111, nr. 50) door mijn ambtsvoorgangster op de hoogte gesteld.
Zijn er nog andere personen in korpsleidingen die met hun salarissen boven de Balkenendenorm uitkomen? Zo ja, welke zijn dat?
In de beantwoording van vraag 2 zijn de verschillen tussen de twee inkomensnormen («WOPT-norm» en «Balkenende-norm») beschreven.
De bedragen die in het Telegraaf-artikel staan vermeld, zijn gebaseerd op de wettelijk verplichte melding in het kader van de WOPT. Deze gaan dus niet over het overschrijden van de «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm».
Het inkomen van de korpschef Amsterdam Amstelland was in 2009, op basis van de in 2004 gemaakte arbeidsvoorwaardelijke afspraken, hoger dan «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm». Over de met betrokkene gemaakte afspraken zijn in 2004 Kamervragen gesteld. Die zijn door mijn toenmalige ambtvoorganger beantwoord (vergaderjaar 2003–2004, aanhangsel van de handelingen, nr. 1646, 1 juni 2004).
Uit de door de korpsen aangeleverde gegevens in het kader van het onderzoek door de Rijksauditdienst is gebleken, dat er verder nog één functionaris is, die gerekend wordt tot de korpsleiding, van wie het inkomen in 2009 uitging boven de voor «de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm». Dit was de plaatsvervangend algemeen directeur bij de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (vtsPN), met wie in 2003 arbeidsvoorwaardelijke afspraken zijn gemaakt. Er waren derhalve in 2009 twee functionarissen behorende tot de korpsleidingen van wie het inkomen uitging boven «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm.»
Bent u bereid, nu blijkt dat de beloningsafspraken met de Kamer niet worden nageleefd, met een aanwijzing te komen? Zo nee, waarom niet?
Mijn ambtsvoorgangster heeft toegezegd geen onomkeerbare besluiten te nemen over het nog tot stand te brengen nieuwe arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop, voordat het onderzoek naar de beloningen, toelagen en declaraties van de politietop en het beloningsvergelijkingsonderzoek is afgerond. Het onderzoek naar de beloningen, toelagen en declaraties van de politietop van de Rijksauditdienst heb ik bij brief van 21 mei jl. (vergaderjaar 2009–2010, kamerstuk 29 628, nr. 209) aan de Tweede Kamer aangeboden. Nadat ook de uitkomsten van het beloningsvergelijkingsonderzoek beschikbaar zijn zal met de politievakorganisaties worden overlegd over een nieuw arbeidsvoorwaardenbeleid voor de politietop.
Ik heb de voorzitter van het korpsbeheerdersberaad verzocht uit te dragen dat korpsbeheerders bij toekomstige benoemingen zoveel mogelijk handelen in de geest van het eerste conceptvoorstel arbeidsvoorwaarden politietop, dat in november 2009 met het korpsbeheerdersberaad is besproken.
Daarnaast kan ik u melden dat sinds enkele maanden arbeidsvoorwaardelijke afspraken met leden van de korpsleiding bij benoeming, tussentijdse wijzigingen en bij ontslag door Bureau ABD van het Ministerie van BZK vooraf worden getoetst op overschrijding van de inkomensnormen. Ik heb u hierover geïnformeerd in bovengenoemde brief.
Het inzetten van lokagenten ter bestrijding van discriminatie |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Ban kwaad van discriminatie uit, zet lokagent met joodse keppel in»?1
Ja.
Deelt u de mening dat bestaande opsporingsmiddelen niet afdoende zijn om geweld tegen en discriminatie van bepaalde groepen, waaronder joden, homo’s of moslims, tegen te gaan? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
Bestaande opsporingsmiddelen zijn op zichzelf toereikend om op te treden tegen belediging, discriminatie en geweld tegen bepaalde groepen. Dat neemt niet weg dat ik – ook op het gebied van opsporing – de inzet van lokagenten niet uitsluit, voor zover deze methode in verhouding tot de methoden die thans worden toegepast nodig en effectief blijkt te zijn. Van geval tot geval zal moeten worden bezien of de inzet van dit instrument proportioneel is.
Deelt u de mening dat zolang vrijheden van bovengenoemde groepen niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn en zolang andere opsporingsmethoden tekortschieten andere, innovatieve methoden nodig zijn? Zo ja, welke methoden overweegt u in te voeren? Zo nee, waaruit leidt u af dat bestaande methoden afdoende zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het dragen een keppel door een lokagent in juridische zin geen uitlokking van geweld of discriminatie tegen joden betekent en evenmin in de praktijk zo mag worden opgevat? Zo ja, gaat u met het middel van lokagenten deze vorm of andere vormen van discriminatie bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Voor de toelaatbaarheid van een middel is het van belang dat het geen intentie tot het plegen van strafbare feiten doet ontstaan, anders dan al bij betrokkenen aanwezig was. Het zou naar mijn oordeel onjuist zijn het dragen van een keppeltje als zodanige uitlokking te beschouwen. De legitimiteit van de inzet in een individueel geval staat uiteraard ter beoordeling aan de strafrechter. Zie verder het antwoord op vragen 2 en 3.
Welke ervaringen zijn er in andere landen, bijvoorbeeld binnen de Europese Unie, met het inzetten van lokagenten?
Op mijn departement is geen gedetailleerde informatie beschikbaar over het gebruik van en de juridische mogelijkheden rondom dit specifieke opsporingsmiddel in andere EU-Lidstaten.
Zijn er lidstaten van de Europese Unie waar de juridische mogelijkheden tot het inzetten van lokagenten of lokmiddelen ruimer zijn dan in Nederland? Zo ja, waaruit bestaan die mogelijkheden?
Zie antwoord vraag 5.
De berichten over fraude in de champignonteelt |
|
Frans Weekers (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Fraude is wijder verbreid dan de champignonteelt»?1
Ja.
Welke andere overheidsdiensten waren naast de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst betrokken bij deze interdisciplinaire controles? Was bijvoorbeeld de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) ook aanwezig? Zo nee, waarom niet?
Het Interventieteam Champignons is actief geweest onder verantwoordelijkheid van de Arbeidsinspectie. Naast de Belastingdienst, waren ook de SIOD, de (vreemdelingen)politie, Regionale Coördinatiepunten Fraudebestrijding, gemeenten en het Openbaar Ministerie betrokken bij het interventieteam.
Worden de overige champignontelers ook nog gecontroleerd gelet op het percentage frauderende bedrijven in deze sector? Zo nee, waarom niet?
De inspecties zijn uitgevoerd in de regio’s oostelijk Noord-Brabant, Limburg en Gelderland-Zuid. Deze gebieden zijn bewust gekozen omdat hier sprake is van een zeer grote concentratie van bedrijven in de champignonteelt.
De activiteiten van het interventieteam krijgen een vervolg op grond van de uitgevoerde inspecties. De aanpak in samenwerking met andere diensten zal daarmee worden voortgezet. Het interventieteam bepaalt op basis van risicoanalyses en signalen (waaronder meldingen) vooraf of, en welke ondernemingen worden geïnspecteerd en welke instrumenten worden ingezet.
Op welke wijze wordt er invulling gegeven aan het ontnemen van onrechtmatig verkregen voordeel opdat het lucratieve karakter van deze oneerlijke handelspraktijken wordt ontnomen?
Naar aanleiding van inspecties wordt door de Belastingdienst voor een totaal bedrag van
€ 651.482 aan naheffingen en voor een totaal bedrag van € 120.335 aan boetes opgelegd. Daarnaast is door de Arbeidsinspectie voor een bedrag van € 784.500 aan boetes opgelegd. Verschillende onderzoeken zijn nog niet afgerond, de verwachting is dat de op te leggen correcties en boetes nog verder zullen oplopen.
Indien onderbetaling onder het wettelijk minimumloon is geconstateerd en de werkgever het loon niet nabetaalt, wordt aan de werkgever een last onder dwangsom opgelegd om alsnog het verschuldigde loon aan de werknemer uit te betalen.
Met de naheffingen door de Belastingdienst krijgt deze dienst binnen waar «zij recht op heeft». Door de ondernemingen daarnaast ook te beboeten wordt het «lucratieve karakter» teniet gedaan.
Ziet u aanleiding voor soortgelijke acties in de fruitteelt en vollegrondsteelt waar ook sprake zou zijn van malafide opererende bedrijven? Zo nee, waarom niet?
In alle sectoren van de land- en tuinbouw zijn handhavingspartners actief en worden ondernemingen geïnspecteerd. Zowel door de Arbeidsinspectie als door de Belastingdienst en andere interventieteamdeelnemers. Met de continue handhavingsdruk is het overtredingenpercentage de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. Naast de reguliere inspecties heeft de Arbeidsinspectie in 2005–2006 het interventieteamproject Teelten (fruit & vollegrondsteelt) geleid. De bevindingen gaven geen aanleiding om de interventieteamactiviteiten voort te zetten. Handhaving geschiedt thans door middel van reguliere inspecties.
Indien risicoanalyses en/of signalen vanuit de branche daartoe aanleiding geven, wordt een interventieteam opgericht, zoals bijvoorbeeld in de glastuinbouw in en om het Westland. Daarnaast wordt met de brancheorganisatie LTO Nederland met regelmaat overleg gevoerd om te bezien op welke wijze malafiditeit en fraude voorkomen kan worden.
Heeft u een indicatie van de omvang van deze fraude en in hoeverre bonafide bedrijven hierdoor in hun gezonde bedrijfsvoering worden geraakt?
Op basis van de uitgevoerde inspecties blijkt dat bij relatief veel bedrijven overtredingen zijn geconstateerd (bij 27 telers van de 98 onderzochte bedrijven) binnen de champignonbranche. De inspecties bij de champignonkwekers leveren een afwijkend beeld op ten opzichte van de inspecties in de gehele branche van de land- en tuinbouw (LTB). Bij de in 2005 in de LTB geïnspecteerde ondernemingen werd bij 17,5% een overtreding geconstateerd. In 2006 en 2007 daalde dit tot 13%, om in 2008 verder te dalen tot 11%. In 2009 constateerde de Arbeidsinspectie 10% overtredingen. De Arbeidsinspectie inspecteert risicogericht, zodat de bevindingen niet representatief zijn voor de gehele sector. Het is evident dat fraude tot concurrentieverstoring leidt, maar het is niet bekend in welke mate bonafide bedrijven daardoor geraakt worden.
Heeft u een verklaring voor het feit dat de misstanden onopgemerkt tot deze omvang hebben kunnen uitgroeien? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Wat heeft u uiteindelijk doen besluiten om juist in dit stadium tot deze interdisciplinaire controles over te gaan?
Voorafgaande aan de start en inzet van het interventieteam hebben de diensten in de reguliere activiteiten geconstateerd dat in champignonteelt illegaal personeel werd ingezet en dat steeds vaker bijzondere constructies bij het verrichten van arbeid werden toegepast (zoals «schijn-zelfstandigen»). Ook andere diensten (dan Arbeidsinspectie en SIOD) werden geconfronteerd met signalen over ontduiking van wetgeving. Dit heeft ertoe geleid dat in 2007 een interventieteam is ingesteld, mede op basis van de door de Arbeidsinspectie en SIOD uitgevoerde risicoanalyses. Het interventieteam, met de deelnemers zoals omschreven in antwoord 2, heeft van september 2007 tot en met september 2009 inspecties uitgevoerd, de activiteiten van het team zullen op grond van de inspectieresultaten worden voortgezet.
Bent u voornemens om het toezicht dusdanig in te richten dat dergelijke grootschalige misstanden in een willekeurige sector in de toekomst wordt voorkomen? Zo ja, op welke wijze gaat u hieraan invulling geven? Zo nee, waarom niet?
De inspanningen van de SIOD en de Arbeidsinspectie om arbeidsmarktfraude tegen te gaan zullen ook in de komende jaren onverminderd worden voortgezet. Zo zal de SIOD voor de Arbeidsinspectie in steeds meer branches risicoanalyses uitvoeren en zal waar nodig strafrechtelijke handhaving worden toegepast (OM en SIOD) in aanvulling op de bestuursrechtelijke aanpak.
Ook door de Belastingdienst worden signalen uit branches, zoals deze, meegenomen in risicoanalyses. Hierop worden toekomstige interventies gebaseerd.
Indien daartoe aanleiding is wordt in interventieteams multidisciplinair met andere diensten samengewerkt om «uitwassen» vanuit verschillende invalshoeken tegen te gaan. Op dit moment zijn in verschillende sectoren (zoals schoonmaak, champignons, glastuinbouw en uitzendbureaus) interventieteams actief. Met de brancheorganisaties uit de zgn.»risico-sectoren» vindt regelmatig overleg plaats over mogelijke misstanden en hoe die gezamenlijk kunnen worden aangepakt. Sociale partners zijn immers verantwoordelijk voor de handhaving van CAO-bepalingen.
Het gebruik van het kentekenregistratiesysteem ANPR voor strafrechtelijk onderzoek |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Camerabeelden A28 niet toegestaan als bewijs»?1
Ja.
Op grond waarvan heeft het gerechtshof Leeuwarden de eerdere uitspraak van de rechtbank in Zwolle tegengesproken?
Het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden heeft geoordeeld dat bevraging van het ANPR-systeem heeft plaatsgevonden zonder dat de gegevens van de door verdachte(n) gebruikte voertuigen in een vergelijkingsbestand waren opgenomen. Met gebruikmaking van bewaarde gegevens – die op het moment van observatie geen hit opleverden, en dus in beginsel niet bewaard mochten worden – is achteraf een vergelijking gemaakt met nadien verstrekte of ingevoerde gegevens. Gegevens die een «no hit» opleveren in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak dienen, ingevolge de huidige wettelijke regeling, te worden vernietigd, omdat in een dergelijk geval het bewaren van deze gegevens niet noodzakelijk is voor het doel van de ANPR-registratie.
Bent u van mening dat de door het voornoemd hof getrokken grenzen gevolgd dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Vanzelfsprekend dient ieder rechterlijk oordeel in acht te worden genomen. Al eerder is, naar aanleiding van de bevindingen van het College bescherming persoonsgegevens, besloten dat de politiekorpsen de zogenaamde «no hits» bij de toepassing van ANPR niet meer bewaren. Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 2 februari 2010 is vermeld, ben ik echter van mening dat in de toekomst bij de opsporing van strafbare feiten het geboden kan zijn de gescande kentekengegevens een bepaalde termijn te bewaren, ook als ze niet onmiddellijk een hit opleveren (Kamerstukken II 2009/2010, 31 051, nr. 6). Voorrang wordt nu gegeven aan het opstellen van een wettelijke regeling voor het gebruik van ANPR voor de strafrechtelijke handhaving. Deze wettelijke regeling die de bewaring van de no hits gedurende beperkte tijd mogelijk moet maken, zal worden toegesneden op de werkwijze zoals die door het regiokorps IJsselland werd toegepast. De precieze vormgeving van de regeling wordt momenteel nader uitgewerkt. Ik streef er naar dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk na het zomerreces bij de Tweede Kamer in te dienen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de wettelijke regeling die het bewaren en gebruiken van zogenaamde «no hits» uit het kentekenregistratiesysteem wel mogelijk moet maken? Op welke termijn kan dit wetsvoorstel worden verwacht?2
Zie antwoord vraag 3.
Wordt het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) nauw betrokken bij de aangekondigde wetgeving? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Conform het bepaalde in art. 51 lid 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens zal het Cbp om advies gevraagd worden over dit wetsvoorstel.
De voortgang van de invoering van de Rijkspas |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Dure Rijkspas niet in trek» op de website van Binnenlands Bestuur?1
Ja, hiervan heb ik kennis genomen.
Herkent u zich in de conclusie dat de kosten die de ministeries zelf maken voor de invoering van de Rijkspas een veelvoud bedragen van de aankoopkosten van ruim 20 miljoen euro? Hoe verhoudt deze inschatting van de kosten zich tot de eerdere indicatie die u heeft gegeven in uw brief van 27 april 2009?
Nee, in deze conclusie herken ik mij niet.
Is het waar dat de implementatie van de Rijkspas verdere vertraging heeft opgelopen? Zo ja, wat is daarvan de oorzaak? Wat is de meest recente planning en hoe groot is het risico dat ook deze planning niet gehaald zal worden?
Op 28 april 2009 heeft minister Ter Horst symbolisch de eerste Rijkspas in ontvangst genomen. Bij die gelegenheid is gemeld dat in 2009 alle kerndepartementen (op Defensie na) over zouden gaan op de Rijkspas. De snelheid van implementatie heeft vertraging opgelopen door connectiviteitsproblemen van de diverse technische systemen (toegangscontrolesystemen en card managementsystemen) en het opschonen van de bronbestanden bij de kerndepartementen. Na genomen maatregelen is begin 2010 deze planning herzien en vastgesteld en hebben alle kerndepartementen (op Defensie na) zich gecommitteerd aan implementatie van de Rijkspas in 2010. De departementen van AZ en BZ hebben de Rijkspas in januari reeds geïmplementeerd, V&W en BZK in juni en begin juli volgt SZW. De overige departementen volgen in de loop van het jaar conform aangepaste planning.
Deelt u de verwachting dat de levensduur van de beveiligingschip ongeveer 4 tot 5 jaar is, door de voortdurende wedloop tussen computerbeveiligers en krakers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe oordeelt u in het licht van deze levensduur over de vertragingen en de duurzaamheid van de gedane investeringen?
Nee, die verwachting deel ik niet. Er is een voortdurende wedloop gaande om te kijken of deze techniek gekraakt kan worden, maar hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de chip maar 5 jaar meegaat. Dit proces wordt nauwlettend gevolgd vanuit het programma Rijkspas en – later dit jaar – door de beheerorganisatie om te voorkomen dat er met eventueel verouderde technieken zou worden gewerkt.
Deelt u de mening dat de potentie van de Rijkspas alleen benut wordt als alle ministeries deelnemen en de secundaire contactchip benut wordt voor bijvoorbeeld computertoegang? Welke plannen hebben ministeries om gebruik te maken van de volledige functionaliteit van de Rijkspas?
Alle ministeries hebben zich gecommitteerd de Rijkspas te implementeren en toe te passen.
De potentie van de Rijkspas is gelegen in het feit dat deze pas een uniform en veilige toegangscontrole binnen de Rijksoverheid faciliteert. Een smartchip op de Rijkspas maakt het mogelijk met een hoog beveiligingsniveau plaats- en tijdonafhankelijk te werken. Naast de kerndepartementen zijn ook al succesvolle deelnames aan de Rijkspas door agentschappen en ZBO’s te melden. De Raad voor de Rechtspraak bijvoorbeeld past de functionaliteit van logische toegang al naar tevredenheid toe.
De rijkspas is een randvoorwaardelijke voorziening waardoor verder vorm kan worden gegeven aan het vergroten van de flexibiliteit binnen de rijksdienst. Bijvoorbeeld gemeenschappelijk huisvesten van rijksdiensten, samenwerkingsprojecten over departementale grenzen en het verminderen van de benodigde kantoorruimte door tijd en plaats onafhankelijk te werken.
Staat de ruimte van de ministeries om zelf keuzes te maken ten aanzien van de functionaliteit van de Rijkspas een goede en snelle implementatie in de weg? Bent u van mening dat dergelijke bedrijfsmatige beslissingen in de toekomst op een andere, centralere, manier genomen moeten worden?
Nee, dit staat een goede en snelle implementatie niet in de weg. Primair wordt de Rijkspas in 2010 geïmplementeerd binnen de kerndepartementen om de huidige toegangspas te vervangen. Daarna wordt interdepartementale toegang mogelijk gemaakt en kunnen departementen gebruik maken van de mogelijkheid die de Rijkspas biedt om plaats- en tijdonafhankelijk te werken. Dit laatste kan al geïmplementeerd worden zodra de Rijkspas binnen een departement in gebruik is genomen.
Op centraal niveau zijn de Normenkaders Rijkspas (normen ten aanzien van bijvoorbeeld pasuitgifte, pasinname en buitenwerkingstelling) opgesteld, gebaseerd op best practices op het gebied van veiligheid en flexibele toegang (zowel fysiek als logisch). Alle departementen hebben zich hieraan gecommitteerd. Een wat centralere regie op dergelijke bedrijfsmatige beslissingen zou in de toekomst wellicht te overwegen zijn.
Wat voor stappen onderneemt u om te komen tot oplossing van uw conflict met het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) over het gebruik van het BSN bij de bedrijfsvoering van het Rijk? Hoe oordeelt u over het beeld dat van dit conflict tussen rijksoverheid en toezichthouder uitgaat?
Het CBP heeft op 26 januari 2009 aangegeven dat het gebruik van het BSN in de bedrijfsvoering binnen de rijksdienst niet rechtmatig is.
Het verschil van mening met het CBP spitst zich m.i. toe op de interpretatie van het begrip «taak» (artikel 10, Wet algemene bepalingen burgerservicenummer). Mijns inziens heeft de overheid alleen publiekrechtelijke taken. De bedrijfsvoering is daarvan een onlosmakelijk en integraal onderdeel. Daaronder valt dan ook de fysieke toegangsbewaking van de overheidsgebouwen, gericht op het zo goed mogelijk het beveiligen van departementen, medewerkers en overheidsinformatie.
Naar aanleiding van de brief van 29 januari 2009 heeft het Ministerie van BZK contact opgenomen met het CBP, met het verzoek dit verschil van mening te bespreken en op te lossen. Het CBP was hiervoor niet ontvankelijk. Voorafgaand aan de publicatie van het rapport inzake «Onderzoek CBP naar Rijkspas bij ministerie van Verkeer en Waterstaat» heb ik recentelijk telefonisch contact gehad met de voorzitter van het CBP, de heer Kohnstamm in een uiterste poging het verschil van mening op te lossen, echter zonder resultaat. In formele zin bepaalt het CBP nu eventuele verdere stappen, waarop BZK zich dan zal beraden.
Ik betreur het dat er een verschil van mening bestaat met het CBP.
Ten slotte: voor private werkgevers heeft de Wabb geen grondslag gecreëerd voor het gebruik van het BSN in de bedrijfsvoering.
Op welke overwegingen bent u van mening dat de rijksoverheid het BSN mag gebruiken voor de bedrijfsvoering en hoe oordeelt u over de bezwaren van het CBP? Wat betekent dit voor de mogelijkheid van private werkgevers om het BSN te gebruiken voor hun bedrijfsvoering?
Zie antwoord vraag 7.
De advertentie van de politie Drenthe, Fryslân en Groningen waarin kandidaten worden opgeroepen te solliciteren naar de functie van Divisiechef |
|
Ed Anker (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de advertentie van de politie Drenthe, Fryslân en Groningen waarin kandidaten worden opgeroepen te solliciteren naar de functie van Divisiechef Beheersondersteuning?1
Ja.
Deelt u de opvatting van de Commissie Gelijke Behandeling dat deze advertentie in strijd is met de vigerende wetgeving?
Ja, ik deel de opvatting van de Commissie gelijke behandeling dat het in strijd is met de vigerende wetgeving.
Welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat het wervingsbeleid van de politie past binnen de wetgeving en ook recht doet aan de diversiteit?
Om in de toekomst een herhaling te voorkomen, zullen de juiste procedures bij het gericht werven op diversiteit opnieuw onder de aandacht van de Raad van Korpschefs i.o. worden gebracht.
Bent u bereid om er bij het korps op aan te dringen dat deze advertentie wordt ingetrokken en dat een werving wordt gestart waarbij mensen niet worden uitgesloten op basis van afkomst of geslacht?
Het is onwenselijk dat personen worden uitgesloten op basis van afkomst of geslacht. De korpsbeheerders van de betreffende regiokorpsen hebben inmiddels laten weten dat zij de vacature op zodanige wijze opnieuw open zullen stellen dat adequaat rekening wordt gehouden met de vigerende wetgeving.
Deelt u de mening dat op deze manier kwalitatief goede kandidaten worden uitgesloten voor deze functie en dat het gevoerde voorkeursbeleid afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de politieorganisatie en het draagvlak binnen de organisatie?
Door de manier waarop de vacature is opgesteld worden kandidaten uitgesloten. Zoals hierboven reeds aangegeven, is een dergelijk voorkeursbeleid in strijd met de vigerende wetgeving. De kwaliteit van kandidaten staat altijd centraal. Ik heb waardering voor het feit dat de korpsen Drenthe, Fryslân en Groningen een actief diversiteitsbeleid voeren en daarbij ook kritisch kijken naar de samenstelling van managementteams. Echter hierbij moet wel adequaat rekening worden gehouden met de vigerende wetgeving.
Zijn er binnen de sollicitatieprocedures voor functies binnen de politie meer gevallen bekend waarbij kandidaten op grond van hun ras of geslacht worden uitgesloten?
Er zijn mij binnen de politie geen gevallen bekend waarbij kandidaten op grond van ras of geslacht worden uitgesloten.
Zijn de procedures voor klachten hierover binnen de politie afdoende en op welke wijze draagt u zorg voor een goede procedure om te voorkomen dat mensen op grond van afkomst of geslacht worden uitgesloten?
De politieorganisatie is zelf verantwoordelijk voor het opstellen van procedures met betrekking tot klachten over sollicitatieprocedures. De politieorganisatie draagt tevens zelf de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diversiteitbeleid. Voor de kroonbenoemingen worden korpsen hierbij ondersteund door Politietop Divers. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van expertise en instrumenten vanuit de korpsen en het Landelijk Expertise Centrum Diversiteit.
Het niet langer ten uitvoer leggen van elektronische detentie |
|
Krista van Velzen |
|
Wat is de stand van zaken van het ten uitvoer leggen van Elektronische Detentie? Is het waar dat de huidige vorm van Elektronische Detentie per 1 september 2010 zal worden beëindigd, zodat er per die datum niemand meer thuisdetentie zal uitzitten met een enkelband?
De toepassing van elektronische detentie wordt gefaseerd beëindigd. Er worden geen nieuwe veroordeelden meer toegelaten tot elektronische detentie. Ik streef ernaar dat de toepassing van elektronische detentie volledig beëindigd is bij indiening van het wetsvoorstel thuisdetentie bij de Tweede Kamer.
Bent u nog steeds van mening dat elektronische detentie een nuttig instrument is gebleken om de kortdurende detentie als gevolg van een korte vrijheidsstraf terug te dringen omdat een korte vrijheidsstraf niet effectief is in het terugdringen van recidive? Bent u nog steeds van mening dat met elektronische detentie detentieschade kan worden voorkomen?1
Ja. Zoals aangegeven in de brief van 8 december 2009 (Kamerstukken II 2009–2010, 32 123 VI, nr. 75) zijn de met elektronische detentie opgedane ervaringen positief en voor mij reden om elektronische detentie een wettelijke basis te geven in de vorm van het wetsvoorstel thuisdetentie.
Waarom is gekozen voor het uitfaseren van elektronische detentie nog voordat het door u toegezegde wetsvoorstel thuisdetentie2 in werking is getreden? Wanneer zal dit wetsvoorstel naar verwachting de Kamer bereiken? Wanneer zal naar uw verwachting dit wetsvoorstel in werking treden?
Elektronische detentie heeft tot dusver, in de praktijk als noodmaatregel en proef, op basis van een circulaire plaatsgevonden. Ik acht dat niet langer wenselijk en daarom is een wettelijke regeling aangewezen. Ik ben van mening dat het nu aan de wetgever is om zich een oordeel te vormen over de vormgeving en toepassing van deze modaliteit. De verdere ontwikkeling van thuisdetentie kan dan binnen wettelijke kaders geschieden.
Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin september bij uw Kamer worden ingediend en zal zo snel mogelijk nadat de beide Kamers der Staten-Generaal het hebben aanvaard, in werking kunnen treden.
Welke gevolgen heeft dit voor het personeel dat te maken heeft met Elektronische Detentie?
Het uitfaseren van elektronische detentie heeft negatieve consequenties voor het personeel bij de vijf Penitentiaire Inrichtingen Administratief (PIA’s). Voor deze personen is het Sociaal Flankerend Beleid van toepassing. Er wordt getracht om deze personen elders binnen het gevangeniswezen passend werk aan te bieden. Het uitfaseren van elektronische detentie heeft daarnaast ook positieve personele consequenties, doordat er sprake is van een toename van de behoefte aan detentiecapaciteit en daardoor ook aan personeel.
Het bericht dat de politie discrimineert in een personeelsadvertentie |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie discrimineert in personeelsadvertentie?»1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de politie Groningen in een personeelsadvertentie een functie exclusief opengesteld heeft voor «vrouwelijke kandidaten met een allochtone achtergrond» en autochtone mannen niet hoeven te solliciteren op de functie Divisiechef Beheersondersteuning Drenthe, Fryslân en Groningen?
Dit behoort tot de verantwoordelijkheid van de regionale politiekorpsen Drenthe, Fryslân en Groningen.
Deelt u de mening dat hier sprake is van pure discriminatie van de autochtone man en dat er altijd moet worden gekozen voor de kandidaat met de meeste kwaliteit, ongeacht geslacht of afkomst?
Ik acht het onwenselijk is om personen op grond van geslacht, afkomst of religie uit te sluiten. De kwaliteit van politiepersoneel staat altijd centraal bij het werven van kandidaten: van mannen en vrouwen, allochtonen en autochtonen. Ik heb waardering voor het feit dat de korpsen Drenthe, Fryslân en Groningen een actief diversiteitsbeleid voeren en daarbij ook kritisch kijken naar de samenstelling van managementteams. Echter hierbij moet wel adequaat rekening worden gehouden met de vigerende wetgeving.
Is het waar dat dit wervingsbeleid met u is afgesproken? Betekent dit dat u toestemming heeft verleend voor dit abjecte wervingsbeleid, dat zelfs door de Commissie Gelijke Behandeling is bekritiseerd?
Het opstellen van de vacaturetekst is in dit geval de verantwoordelijkheid van het korps.
Ik constateer evenwel in het debat een misvatting tussen enerzijds gelijke behandeling en anderzijds het diversiteitsbeleid.
Bent u bereid het korps te benaderen zodat deze vacature voor iedereen opengesteld gaat worden? Zo nee, waarom niet?
Het is onwenselijk dat personen worden uitgesloten op basis van afkomst of geslacht. De Korpsbeheerders van de betreffende regiokorpsen hebben inmiddels laten weten dat zij de vacature op zodanige wijze opnieuw open zullen stellen dat adequaat rekening wordt gehouden met de vigerende wetgeving.
Het wegpesten van een homostel uit hun huis |
|
Attje Kuiken (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Homostel in Leidsche Rijn weggetreiterd»?1
Ja.
Deelt u de mening dat homogeweld en intimidatie, maar ook woonoverlast in zijn algemeenheid, strenger moet worden aangepakt? Zo ja, in hoeverre is het bestaande juridische instrumentarium daarvoor afdoende? Zo nee, waarom niet?
Woonoverlast en intimidatie in een wijk kunnen diep ingrijpen in het dagelijks bestaan van de bewoners. De gedragingen van personen en groepen die hiervoor verantwoordelijk zijn, zeker als het gaat om treiteren, nemen echter niet noodzakelijkerwijs de vorm aan van strafbare feiten die door politie en justitie opgespoord en vervolgd kunnen worden. Voor gemeenten ligt er een taak om de ontstane situatie aan te pakken vanuit de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor de openbare orde en veiligheid en de rol van de gemeente als beheerder van de openbare ruimte en de leefbaarheid.
Om het samenstel van belastend gedrag en strafbare feiten dat leidt tot betreurenswaardige situaties zoals in Utrecht effectief aan te kunnen pakken, is de gezamenlijke inzet van de lokale autoriteiten noodzakelijk. Politie, justitie en de gemeente in de wijk Leidsche Rijn in Utrecht zetten intensief erop in om het intimiderende [treiterende] gedrag jegens het homostel aan te pakken. Dit gedrag vindt echter plaats in het geniep waardoor het moeilijk is op te treden en in het geval van strafbare feiten voldoende bewijs te verzamelen, er daders aan te koppelen en getuigen te vinden die hier iets over willen en kunnen verklaren. Het is te betreuren dat het zo hoog is opgelopen dat de gedupeerden zich genoodzaakt voelen te gaan verhuizen.
De onlangs tot stand gekomen Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast zal het instrumentarium voor de aanpak van ernstige overlast verder uitbreiden, onder andere door burgemeesters de mogelijkheid te geven een langerdurend gebieds- of groepsverbod op te leggen. Om gemeenten te informeren over de mogelijkheden die zij tot hun beschikking hebben om woonoverlast aan te pakken, is de handreiking «Aanpak woonoverlast en verloedering» begin juli naar alle gemeenten gestuurd. Het instrumentarium loopt uiteen van niet-juridische instrumenten zoals buurtbemiddeling tot vergaande bevoegdheden als uithuisplaatsing en onteigening.
De handreiking die is opgesteld door de VROM-Inspectie in opdracht van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en voor Wonen, Wijken en Integratie, is op 23 juni 2010 aan uw Kamer toegestuurd (TK 2009–2010, 28 684, nr. 278).
Is het waar dat de gemeente Utrecht te weinig kan doen om de «treiteraars» aan te pakken? Zo ja waar ligt dat aan?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen heeft de gemeente ondernomen en welke aanvullende instrumenten kan de gemeente Utrecht nog inzetten om de overlast aan te pakken?
De burgemeester van Utrecht heeft mij geïnformeerd over de maatregelen die genomen zijn. Om een volledig beeld van de problematiek te krijgen, zijn er verschillende huisbezoeken afgelegd bij de gedupeerden, zowel door de gemeente als door de politie. De politie heeft een onderzoek ingesteld naar de daders van de vernielingen. Dit onderzoek loopt nog. De wijkagent heeft met een aantal ouders van jongeren gesproken die vermoedelijk betrokken waren bij het belastende gedrag, zoals het op straat naroepen van het homostel. De locatie is opgenomen in de rondes van de straatcoaches, die sinds februari 2010 in de wijk actief zijn. Ook het jongerenwerk en het opbouwwerk zijn actief in de buurt.
Naast het voortzetten van de opsporing van strafbare feiten door politie en justitie worden door de gemeente Utrecht meerdere acties ondernomen. De welzijnsstichting gaat extra kinderwerk in de buurt inzetten, omdat kinderen uit de buurt veel gebruik maken van de openbare ruimte achter en naast het huis van de gedupeerden en er klachten zijn van overlast. Ook wordt een buurtpreventieproject mogelijk gemaakt waarbij ouders uit de wijk de straat op gaan om jongeren aan te spreken op overlastgevend gedrag. Voor de woonomgeving van de gedupeerden wordt een buurtaanpak opgesteld. De woningcorporatie wordt hier bij betrokken.
In de wijk worden ieder jaar jongerengroepen in beeld gebracht. Er zijn aanwijzingen dat enkele jongeren in een jeugdgroep zich schuldig maken aan het schelden en andere overlast veroorzaken. Deze groep krijgt in de aanpak de eerste prioriteit. Het Veiligheidshuis is, in samenwerking met de gemeente, een gebiedsgerichte aanpak gestart.
Voor de gedupeerden is er een vaste contactpersoon van zowel de gemeente als de politie. Er is regelmatig contact met de gedupeerden. Indien nodig wordt een huisbezoek bij hen afgelegd.
Wanneer komt de handreiking woonoverlast beschikbaar?
Zie antwoord vraag 2.
Het stemmen vanuit gevangenissen en tbs-klinieken |
|
Krista van Velzen |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de mogelijkheden voor gedetineerden en tbs-gestelden om van hun stemrecht gebruik te maken?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat nog steeds veel gedetineerden en tbs-gestelden geen of slechts zeer moeizaam gebruik kunnen maken van hun stemrecht, bijvoorbeeld omdat er problemen zijn met het tijdig ontvangen van hun stempas of omdat zij geen volmacht kunnen verlenen aan iemand in de gemeente waar zij zijn ingeschreven?
Ja. Dat een gedetineerde of tbs-gestelde praktische problemen ondervindt, is onvermijdelijk. De problemen die zij ondervinden zijn echter niet wezenlijk anders dan de problemen van andere groepen kiezers die op de dag van de stemming niet in persoon hun stem kunnen uitbrengen.
De regels die voor gedetineerden en tbs-gestelden gelden om bij volmacht te stemmen zijn gelijk aan de regels die voor een ieder gelden om bij volmacht te stemmen. Iedere stemgerechtigde ontvangt de stempas uiterlijk twee weken voor de dag van de stemming en heeft de mogelijkheid een onderhandse volmacht te verlenen. In veel gemeenten worden de stempassen overigens al eerder toegezonden. Ook kan men een schriftelijke volmacht verlenen. Dat kan ruim voor de verkiezing tot uiterlijk veertien dagen voor de dag van de stemming. Zie ook het antwoord op de vragen van het toenmalige lid Van Velzen (Kamerstukken 2007–2008, nr. 736 d.d. 11 oktober 2007).
Waarom heeft u tot dusver geweigerd mobiele stembureaus te laten plaatsen in penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken?
Zoals in eerdere antwoorden op kamervragen is bericht (Kamerstukken 2006–2007, nr. 1013, d.d. 15 maart 2006), stuit het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek op het principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers. Een ander argument is dat het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of in een tbs-kliniek een inbreuk kan betekenen op de reguliere gang van zaken daarbinnen en een extra personele inspanning kan vergen.
Het aanwijzen van stemlokalen dan wel mobiele stembureaus is een bevoegdheid van de burgemeester en niet van mij. Ik wijs erop dat de Kieswet vermeldt dat kiesgerechtigden aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, hun kiesrecht uitoefenen door bij volmacht te stemmen. De wet zegt echter ook dat deze beperking niet geldt voor hen die op de dag van de stemming een zodanige feitelijke bewegingsvrijheid genieten dat zij in persoon aan de stemming kunnen deelnemen. Het is mogelijk om een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek in te richten als voldaan is aan de randvoorwaarden die de Kieswet stelt aan het inrichten van een stemlokaal (in casu de openbaarheid en de toegankelijkheid) en er daarnaast vanuit de optiek van de inrichting evenmin bezwaren zijn.
De gemeente Albrandswaard heeft de Staatssecretaris van BZK van tevoren ingelicht over het voornemen om een mobiel stembureau in de tbs-kliniek de Kijvelanden zitting te laten houden. De Staatssecretaris heeft, in overleg met het Ministerie van Justitie, nagegaan of in deze kliniek aan de bepalingen van de Kieswet zou kunnen worden voldaan. Toen dat het geval bleek (zie ook het antwoord op vraag 4) is de gemeente bericht dat er vanuit de Kieswet geen belemmeringen waren.
Hoe is de proef in tbs-kliniek de Kijvelanden verlopen, waar voor het eerst een mobiel stembureau is geplaatst?1 Hebben zich hier problemen voorgedaan? Zo niet, geeft dit experiment u aanleiding om dit uit te breiden en bij de eerstvolgende verkiezingen in alle gevangenissen en tbs-klinieken mobiele stembureaus te plaatsen? Zo niet, waarom niet?
De proef in FPC De Kijvelanden is goed verlopen. Zulks valt ook op te maken uit het krantenartikel van 9 juni jl., waarnaar u in de voetnoot van deze vraag verwijst. Er hebben 55 patiënten gestemd bij het mobiele stembureau en 14 personen van buiten de kliniek.
In weerwil van het in antwoord 3 genoemde principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers, blijkt het gebouw waarin FPC De Kijvelanden is gevestigd wel geschikt voor het inrichten van een stemlokaal. De transparante entree met grote glazen puien helpt mee om te voldoen aan de eisen van de Kieswet. Te weten, dat kiezers gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt zich kunnen bevinden in het stemlokaal en dat de toegang van de stemhokjes en de tafel zodanig zijn geplaatst dat deze zichtbaar zijn voor het publiek. Door het aanbrengen van technische voorzieningen is het stemproces zowel visueel als hoorbaar te volgen geweest.
Het staat gemeenten in beginsel vrij om in overleg met de desbetreffende directies in gevangenissen en tbs-klinieken een stemlokaal aan te wijzen, dan wel een mobiel stembureau in te stellen indien dit openbaar en toegankelijk is voor alle kiezers en onder de voorwaarde dat de directie van mening is dat de aanwijzing de inbreuk in de dagelijkse gang van zaken in de instelling rechtvaardigt. De mogelijkheid om al dan niet een stemlokaal of mobiel stembureau in te richten in een penitentiaire inrichting of een forensisch psychiatrisch centrum is dus sterk afhankelijk van de concrete mogelijkheden die de desbetreffende instelling biedt.
Fraude met creditcards |
|
Arda Gerkens |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de creditcardfraude online enorm groot is?1
Met het oog op een veilig betalingsverkeer moet creditcardfraude zo veel mogelijk worden voorkomen. Ondanks de genomen maatregelen gericht op het voorkomen en bestrijden van creditcardfraude worden criminelen steeds ingenieuzer in het ontwikkelen van aanvalstechnieken. Ik kan geen indicatie geven van de omvang van de fraude. De invoering van 3DSecure door de banken en creditcardmaatschappijen is echter een belangrijke stap om online fraude te voorkomen. Het overgrote deel van de online transacties maakt inmiddels gebruik van deze extra veiligheidsmaatregel.
Kunt u enige indicatie geven van de omvang van de fraude?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw mening over het feit dat webwinkels zelf opdraaien voor de schade? Deelt u de mening dat dit het aanbod van digitale diensten kan doen stagneren?
Ik deel in algemene zin de zorgen over het effect van creditcardfraude op de ontwikkeling van het aanbod van digitale diensten. Er is echter op dit moment geen sprake van stagnatie. Het aantal webwinkels en de omzet van internetverkoop stijgt jaarlijks nog aanzienlijk.
Het is overigens geen vaststaand feit dat webwinkels opdraaien voor de schade die ontstaat door creditcardfraude. Hierover zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Wel constateer ik dat er in toenemende mate sprake is van een «liability shift», waarbij de verantwoordelijkheid voor fraudetransacties wordt verschoven naar die partij die een sterkere authenticatiemethode niet ondersteunt of toepast. De meeste webwinkeliers in Nederland ondersteunen 3DSecure evenals nagenoeg alle in Nederland uitgegeven creditcards.
Vindt u dat de creditcardmaatschappij zelf moet zorgen voor een veilig systeem en hier niet de webwinkelier mee moet belasten, zoals dat tot voor enige jaren ook zo was? Zo nee, waarom niet?
Alle betrokken partijen zijn gebaat bij de bevordering van een veilig betalingsverkeer, waardoor de kans op en de omvang van fraude zo klein mogelijk blijft. Zowel creditcardmaatschappijen als webwinkels hebben daarom een verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het betalingsverkeer. Webwinkels kunnen kiezen uit verschillende veilige betalingsmethoden. Zo hebben sommige webwinkels besloten geen betalingen met creditcards meer te accepteren en over te gaan op een betaalsysteem zoals iDEAL. Ook kiezen sommige webwinkels voor een afleveringsvorm waarbij bewijs geleverd kan worden van het daadwerkelijke in ontvangst nemen van de goederen door de klant. Creditcardmaatschappijen hebben de authenticatiemethode 3DSecure ontwikkeld voor betalingen waarbij de creditcard niet fysiek aanwezig is en deze met ondersteuning van andere marktpartijen en het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) succesvol ingevoerd.
Acht u de kans aanwezig dat de creditcardmaatschappij straks ook de klant verantwoordelijk zal stellen voor fraude via digitale diensten? Zo nee, waarom niet?
Indien klanten zich houden aan de Algemene Voorwaarden van de creditcardmaatschappijen en voldoende zorgvuldigheid betrachten verwacht ik niet dat zij verantwoordelijk gesteld kunnen of zullen worden. Immers, in zijn algemeenheid zijn creditcardmaatschappijen gebaat bij vertrouwen in de digitale betaaldienst die zij aanbieden.
Bent u bereid een onderzoek naar creditcardfraude op het internet te initiëren, zoals de directeur van Thuiswinkel.org bepleit?2
De Minister van Economische Zaken en ik zijn van mening dat een dergelijk onderzoek in eerste instantie door bedrijven binnen de sector gedaan moet worden, aangezien deze zelf over de benodigde cijfers beschikken.
Wat gaat u doen om de webwinkelier en klant beter te beschermen tegen creditcardfraude?
Het onderwerp van fraude in het betalingsverkeer komt regelmatig aan de orde in het MOB. Het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Financiën participeren als waarnemer in het MOB, dat onder voorzitterschap staat van De Nederlandsche Bank. Het MOB zet zich onder meer in voor het veiliger maken van betalingen met de creditcard en voor het gebruik en de ontwikkeling van alternatieve veilige betalingsmethoden zoals iDEAL.
De gang van zaken rond de dood van Marianne Vaatstra |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
Is het landelijk Cold Case Team nog actief met het oplossen van de moord op Marianne Vaatstra? Is er een ander rechercheteam nog actief?1
De zaak Vaatstra is nog steeds in behandeling bij het Cold Case team van de Noordelijke Recherche Eenheid. Door dit team worden tips inzake de moord op Marianne Vaatstra afgehandeld.
Daarnaast is er vanaf oktober 2007 ook nog een ander team van de Noordelijke Recherche Eenheid actief dat onderzoekt welke onderzoeksmogelijkheden er redelijkerwijs nog zijn om meer duidelijkheid te krijgen inzake dit misdrijf.
Is het waar dat op 3 mei 1999 een persoon genaamd F. M. is overgeplaatst vanuit het asielzoekerscentum (AZC) Kollumerland? Zo ja, waarom heeft u die informatie op 27 september 2007 op antwoorden op Kamervragen2 niet aan de Kamer verstrekt?
In 2007 heeft de politie Fryslân onderzoek verricht naar aanleiding van een anonieme brief waarin werd vermeld dat er op 3 mei 1999 een bewoner van het azc in Kollum heimelijk uit het land zou zijn verwijderd. Het onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet het geval was.
De persoon F.M. is op 27 mei 1999 overgeplaatst vanuit het azc in Kollum naar het azc in Drachten. De overplaatsing van F.M. had geen relatie met de moord op Marianne Vaatstra. F.M. werd verdacht van een zedenmisdrijf (zie ook het antwoord op vraag 4).
Gelet op de gespannen situatie rondom het azc in Kollum werd besloten om F.M. over te plaatsen naar het azc te Drachten. Van daaruit is F.M. op 2 juni 1999 overgeplaatst naar het azc Alphen aan den Rijn. Als verblijfsvergunninghouder is hij, in mei 2000, vervolgens regulier gehuisvest.
In antwoord op de schriftelijke vragen (nummer 100, ingezonden 13 juni 2007) van het lid Teeven heeft de toenmalige Staatssecretaris op 27 september 2007 meegedeeld dat er op 3 mei geen asielzoeker is overgeplaatst van azc Kollumerland naar azc Musselkanaal. Overigens werd toen niet specifiek gevraagd naar F.M. Ik verwijs u hieromtrent naar het antwoord op vraag 3 van de genoemde vragen.
Is het waar dat de toenmalige (plv.) directeur van het AZC Musselkanaal op de hoogte was van de verwijdering van deze F. M.? Is het waar dat deze verwijdering door de directeur is gemeld aan derden?
Zoals volgt uit het antwoord op vraag 2 is de persoon genaamd F.M. niet op of omstreeks 3 mei 1999 overgeplaatst c.q. verwijderd.
Is het waar dat deze F. M. (tezamen met een andere asielzoeker A. H.) Marianne Vaatstra enkele weken voor haar dood zou hebben bedreigd in een horecagelegenheid in Friesland? Is het waar dat F. M. ook verdachte was van een ander strafbaar feit in 1999? Wat was dat voor een feit en wat is er met die zaak gebeurd? Is die (andere) zaak tegen F. M. op 15 juli 1999 geseponeerd?
F.M. is enkele maanden voor de dood van Marianne betrokken is geweest bij een ruzie met (vrienden van) Marianne in een horecagelegenheid. F.M. is daarover gehoord en zei dat juist hij en zijn vriend werden bedreigd en niet andersom.
F.M. was toen niet in het bijzijn van A.H. maar van een andere persoon. De identiteit van die persoon is bekend. Deze persoon was ten tijde van de moord op Marianne Vaatstra gedetineerd. Van F.M. is biologisch materiaal afgenomen. Zijn DNA komt niet overeen met het DNA-materiaal dat is aangetroffen bij het lichaam van Marianne.
Er was aangifte gedaan tegen F.M. inzake een zedenmisdrijf gepleegd op 30 april 1999. Daarnaar is onderzoek gedaan door de plaatselijke politie. F.M. is daarvoor ook aangehouden en heeft enkele dagen in verzekering gezeten. Er werd onvoldoende bewijs gevonden om F.M. te vervolgen. De zaak is daarom op 9 augustus 1999 geseponeerd.
Is de op enig moment in Istanbul aangehouden A. H. dezelfde persoon als de A. H. die F. M. vergezelde kort voor de dood van Marianne Vaatstra? Zo ja, waar baseert u dat op?
Er is één getuige die stelt F.M. op 30 april overdag gezien te hebben in het gezelschap van een onbekende andere man. Het signalement van deze man luidde klein en gezet. De getuige herkende vervolgens de onbekende man van een opsporingsfoto als zijnde A.H.. A.H. is echter in het geheel niet klein en gezet.
Er wordt wel gesuggereerd dat F.M. en A.H. op de avond van 30 april in elkaars gezelschap het azc hebben verlaten. Uit de destijds afgelegde verklaringen door de (die avond) dienstdoende bewakers blijkt dat echter niet. Zij stellen dat A.H. het terrein verliet in het bijzijn van anderen, maar het niet is bekend met wie.
Zowel A.H. als F.M. zijn uitgesloten als dader van het misdrijf. Van beiden werd biologisch materiaal afgenomen en dat bleek niet overeen te komen met het DNA-materiaal dat is aangetroffen bij het lichaam van Marianne.
Indien de antwoorden op de vragen 3 tot en met 6 bevestigend luiden, waarom is die informatie niet reeds eerder ter kennis gebracht van de Kamer?
Het antwoord op de vragen 3 t/m 6 luidt niet bevestigend. De reden dat de aldaar weergegeven informatie niet eerder ter kennis is gebracht aan de Kamer is dat daarvoor eerder geen aanleiding bestond.
Er is zijdens de Kamer niet eerder naar gevraagd en actieve openbaarmaking van deze gegevens lag niet in de rede, omdat het geen ander licht werpt op de vraag wie Marianne Vaatstra van het leven beroofde.
Wat is de reden dat F. M. uit het AZC Kollumerland is verwijderd in mei 1999? Bent u bekend met zijn huidige verblijfplaats?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen wilt u nemen om er zorg voor te dragen dat er duidelijkheid komt in de zaak van Marianne Vaatstra?
Zie het antwoord op vraag 1.
De illegale hondensmokkel uit het Oostblok |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van «Undercover in Nederland» van 6 juni 2010, waarin de malafide hondenhandel in Nederland belicht wordt?1
Acht u het toelaatbaar dat Nederland een spin in het web is van de illegale hondensmokkel? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke wijze wilt u hiertegen optreden?
Deelt u de mening dat de misstanden in de hondenhandel, zoals getoond in de uitzending van «Undercover in Nederland", de noodzaak onderstrepen van een effectievere handhaving? Zo ja, kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen, naast het al bestaande plan van aanpak, om deze handel daadwerkelijk te gaan bestrijden? Zo nee, hoe verklaart u dan de beelden in de uitzending waarin één handelaar aangeeft 150 puppies per week illegaal te verhandelen?
Kunt u inzicht geven in de doelstellingen van het in 2009 opgestelde plan van aanpak en hoeveel handelaren er hierdoor reeds zijn opgespoord? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de getoonde illegale hondenhandelaar de bevoegdheid moet worden ontnomen om honden te houden? Zo ja, op welke wijze maakt u hier werk van? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven welke andere stappen zullen worden ondernomen om de malafide hondenhandelaar aan te pakken?
De brandveiligheid in Limburg-Zuid |
|
Ronald van Raak |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de veiligheid van brandweerpersoneel en inwoners van Limburg-Zuid mogelijk in gevaar komt?1
De veiligheidsregio Zuid-Limburg heeft mij gemeld dat de brandweer voldoet aan de wettelijke kaders die staan voor de veiligheid van haar medewerkers en de inwoners van Zuid-Limburg. Momenteel wordt bij de brandweer Zuid-Limburg actie gevoerd met als inzet de uitgangspunten voor het nieuwe dienstrooster. Deze acties hebben geen invloed op de veiligheid. De vakbonden en de actiecomités nemen hun verantwoordelijkheid. Er worden telkens weer goede afspraken gemaakt tussen de directie en de vakbonden over de te voeren acties. Het standpunt van de veiligheidsregio Zuid-Limburg, de werkgever, is dat de uitgangspunten voor de nieuwe dienstroosters voldoen aan de wettelijke kaders, zodat ook in die zin de veiligheid is geborgd.
Bent u op de hoogte van de overtredingen van de Arbeidstijdenwet? Waar bestaan deze overtredingen uit en wat is de oorzaak? Wat gaat u doen om deze overtredingen in de toekomst te voorkomen?
De Brandweer Zuid-Limburg is een per 1-1-2009 opgerichte fusieorganisatie. Ruim vijf maanden na de oprichting is door de Arbeidsinspectie geconstateerd dat op enkele punten de Arbeidstijdenwet werd overschreden. Hierover heeft de Arbeidsinspectie de regio per brief van 19 juni 2009 een Waarschuwing Arbeidstijdenwet gegeven. De navolgende overschrijdingen zijn geconstateerd:
Volgens de veiligheidsregio Zuid-Limburg zijn de eerste drie overtredingen inmiddels verholpen. De Arbeidsinspectie voert momenteel een controle uit op alle in de brief van 19 juni 2009 genoemde overtredingen.
De vierde overtreding heeft volgens de veiligheidsregio Zuid-Limburg te maken met medewerkers die zowel een beroeps als een vrijwillige aanstelling bij de Brandweer Zuid-Limburg hebben. Deze combinatie kan namelijk leiden tot het overschrijden van de voorgeschreven rusttijden. De regio meent dat de combinatie vóór de fusie geen aanleiding gaf tot problemen.
De Arbeidsinspectie staat op het standpunt dat ook vóór de fusie, ingeval van meerdere werkgevers, beide werkgevers verantwoordelijk waren voor naleving van de regels van de Arbeidstijdenwet. Nu de combinatie beroeps- en vrijwillige brandweer onder gezag van dezelfde werkgever plaatsvindt, is het totaal van arbeids- en rusttijden volgens de Arbeidsinspectie directer zichtbaar.
De veiligheidsregio Zuid-Limburg sluit een gang naar de rechter over deze kwestie niet uit.
Het voldoen aan de Arbeidstijdenwet is een verantwoordelijkheid van de werkgever, waarbij de Arbeidsinspectie handhavend optreedt. Verdere handhaving na de waarschuwing is afhankelijk van de bevindingen bij de controle.
Wat is uw mening over het voornemen om de brandweer 200 uur meer te laten werken – voor hetzelfde geld? Acht u dit haalbaar?
Het betreft een lokaalbestuurlijke aangelegenheid, alsmede een zaak tussen werkgevers en werknemers. Daarom past het mij terughoudendheid te betrachten bij het geven van een oordeel.
Wat is uw mening over de bezuiniging van de gemeenten in de veiligheidsregio Zuid-Limburg?
De bijdragen aan de gemeenten voor de brandbestrijding zijn onderdeel van de algemene uitkering die de gemeenten uit het gemeentefonds ontvangen. Over de omvang van het gemeentefonds zijn bestuurlijke afspraken gemaakt door middel van de normeringsystematiek. Deze wordt wel aangeduid als het principe van «gelijk de trap, gelijk de trap af». Dit betekent dat ontwikkeling van het gemeentefonds is gekoppeld aan de totale netto uitgaven van het Rijk. Stijgen die uitgaven, dan neemt de omvang van het gemeentefonds toe, dalen de uitgaven dan neemt de omvang van het gemeentefonds af. Deze systematiek kan ertoe leiden dat gemeenten de komende jaren vanwege het slechte economische klimaat en de maatregelen die het Rijk zal moeten nemen over minder middelen beschikken. In hoeverre de brandweer en brandbestrijding hiervan eveneens de gevolgen ondervinden is een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur.
Gaat u bezuinigen op de bijdragen aan gemeenten ten behoeve van de brandbestrijding? Zo ja, hoeveel?
Zie antwoord vraag 4.
In welke veiligheidregio’s is sprake van vergelijkbare problemen met tekorten aan brandweerlieden en overtredingen van de Arbeidstijdenwet?
Zowel de personeelsvoorziening bij de brandweer als het voldoen aan de Arbeidstijdenwet betreffen lokaalbestuurlijke verantwoordelijkheden. Ik heb geen berichten ontvangen over tekorten aan brandweerpersoneel en vergelijkbare overtredingen van de Arbeidstijdenwet.
Welke andere veiligheidregio’s bezuinigen de komende jaren op de brandweer? Om welke bedragen gaat het?
Het is mij informeel bekend dat ook in andere veiligheidsregio’s wordt nagedacht over terreinen waarop bezuinigingen doorgevoerd zouden kunnen worden en op welk vlak verdere efficiencywinst te behalen zou kunnen zijn. Dit proces is gestart door de deelnemende gemeenten casu quo het algemeen bestuur van de veiligheidsregio. Ook in andere regio’s dan de veiligheidsregio Zuid-Limburg is de slechte economische situatie veelal en mede de aanleiding. Het bepalen van beleidskeuzes in relatie tot het (meerjarig) begrotingsproces en het financiële beheer is een verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur van de veiligheidsregio.