Het toezicht tijdens het Offerfeest |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u de oproep van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en van het Comité Dierennoodhulp om de komende dagen alert te zijn op mogelijk illegale onverdoofde slachtingen van dieren tijdens het Offerfeest en om bij verdachte situaties direct de politie te bellen via het telefoonnummer 144?1 2
Ja.
Bent u bereid om zelf ook een dergelijke oproep te doen? Zo nee, waarom niet?
De NVWA is een onderdeel van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), dat onder andere toezicht houdt op dierenwelzijn. Zij opereert als onafhankelijke autoriteit, maar ik ondersteun de oproep van de NVWA om illegale slacht (anoniem) te melden bij de NVWA of het landelijke meldpunt Dierenmishandeling 144.
Hoeveel capaciteit is er dit jaar beschikbaar bij de mobiele toezichtteams om illegale slacht van dieren op te kunnen sporen?
Tijdens het Offerfeest zijn hiervoor op 8, 9, 10 en 11 juli jl. respectievelijk 7, 20, 19 en 3 inspecteurs van de mobiele toezichtteams actief geweest.
Klopt het dat dit jaar in 45 slachthuizen dieren zullen worden geslacht voor het Offerfeest?
Voor het Offerfeest 2022 hebben 44 slachterijen van de NVWA toestemming gekregen voor deelname, waarvan er 43 uiteindelijk een of meer dagen ten behoeve van het Offerfeest hebben geslacht.
Hoeveel capaciteit heeft de NVWA uitgetrokken om toezicht te houden tijdens het Offerfeest, in totaal en per slachthuis?
Tijdens Offerfeest 2022 zijn er op de drie slachtdagen respectievelijk 76, 34 en 3 toezichthouders ingezet alsmede respectievelijk 73, 36 en 4 keuringsassistenten. In totaal zijn er dus 226 medewerkers beschikbaar gesteld voor officieel toezicht en keuring in de 43 deelnemende slachthuizen. Daarnaast waren de mobiele toezichtteams actief om illegale slacht van dieren op te kunnen sporen. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 3.
Hoeveel toezichthouders en keurders zijn ingezet per slachthuis verschilt per slachthuis en is risicogericht bepaald door onder andere de grootte van het bedrijf en de activiteiten die er plaatsvinden. Gemiddeld zijn er 3,2 medewerkers per dag per slachthuis ingezet ten behoeve van toezicht en keuring. Omdat de NVWA de slachthuizen die ten behoeve van het Offerfeest slachten niet met naam naar buiten brengt, zijn de gevraagde cijfers niet nader gespecificeerd.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht over ‘Commercieel softwarebedrijf schendt jarenlang de privacy van tienduizenden patiënten’ |
|
Judith Tielen (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Kuipers , Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend het met artikel «Commercieel softwarebedrijf schendt jarenlang de privacy van tienduizenden patiënten en het medisch beroepsgeheim van tientallen huisartsen» van 25 juni 2022 door Follow the Money?1
Ja.
Is de casus uit dit artikel bekend bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Is de casus ook bekend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Zo ja, sinds wanneer en op welke wijze hebben uw ministerie en de AP opvolging gegeven jegens de betrokken organisaties en huisartspraktijken?
De casus is bekend bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de melder heeft contact opgenomen met het Ministerie. De Beveiligingsambtenaar (BVA) van VWS heeft o.a. samen met de melder gezocht naar het geschikte loket om deze melding te doen, bv. bij een officier van justitie of het huis voor de klokkenluiders. Daarnaast is de informatie die het Ministerie van VWS ontvangen heeft, gedeeld met relevante externe partners, waaronder de Nederlandse Vereniging van Huisartsen.
De melder heeft aan de BVA van het Ministerie van VWS aangegeven zelf de melding bij de AP te hebben gedaan. Over individuele meldingen en zaken doet de AP in het kader van eventueel onderzoek in principe geen uitspraken. De AP beoordeelt of er op een juiste wijze invulling is gegeven aan de meldplicht van art. 33 en art. 34 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Staat deze casus op zichzelf of zijn er andere vergelijkbare situaties waarbij patiëntdossiers voor of na onderzoek ongewenst en onbeveiligd inzichtelijk zijn voor (commerciële) organisaties die daar niets mee van doen hebben?
Over individuele meldingen en zaken doet de AP in het kader van eventueel onderzoek in principe geen uitspraken. Van belang om aan te geven is dat organisaties, zoals ziekenhuizen, zelf een verantwoordingsplicht hebben om aan te tonen dat ze aan de AVG voldoen. Dit geldt ook wanneer (commerciële) organisaties (een deel van) de gegevens verwerken.
Dat deze zaak niet op zichzelf staat, kan worden opgemaakt uit de Datalekkenrapportage 2021 van de AP. De rapportage geeft aan dat van de 24.866 datalekmeldingen in 2021, 37% afkomstig was uit de sector gezondheid en welzijn.
Bij iedere melding gaat de AP na of betrokkenen zijn geïnformeerd over het datalek en of er voldoende beveiligingsmaatregelen zijn genomen om het datalek te beëindigen en nieuwe datalekken te voorkomen. Het toezicht op de meldplicht datalekken is risicogestuurd, wat betekent dat de intensiteit van het toezicht toeneemt naarmate het datalek grotere risico’s voor de betrokkenen met zich meebrengt. Ook wordt de AP periodiek geïnformeerd door brancheorganisaties NVZ (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) en NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra) over de implementatie, verbetering en naleving van gegevensbescherming en informatiebeveiliging normen van aangesloten ziekenhuizen. Bovendien beoogt de AP via onder andere de jaarlijkse datalekkenrapportage, maar ook de privacyverhalen op de AP website gebaseerd op echte meldingen, het bewustzijn rond de beveiliging van persoonsgegevens te vergroten. Tot slot heeft de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) de bevoegdheid om in het geval van onvoldoende kwaliteit van zorgverlening of wanneer de kans op vermijdbare schade te groot is, door zwakke plekken in het zorgproces, in te grijpen.
Klopt het dat de in het artikel genoemde activiteiten, zoals het delen en opslaan van dossiers, niet stroken met de huidige wet- en regelgeving en daarmee illegaal zijn? Zo ja, welke vervolgstappen worden er door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de AP genomen om de data en medische gegevens van servers te halen en ervoor te zorgen dat ongeautoriseerden niet meer bij deze hoog gevoelige data kunnen? Zo nee, welke waarborgen om de privacy van patiënten ontbreken dan in de wet- en regelgeving? Op welke wijze bent u van plan deze te repareren?
In internationale en nationale wetgeving staan regels die betrekking hebben op het beschermen van (medische) gegevens, zoals ook het opslaan en delen van medische gegevens. Zo volgt uit de AVG dat er een grondslag moet zijn voor het verwerken van persoonsgegevens en een uitzonderingsgrond op het verbod om bijzondere persoonsgegevens, zoals gegevens over gezondheid, te verwerken. Ook bepaalt de AVG dat er passende technische en organisatorische waarborgen moeten worden getroffen, zodat de gegevens zijn beschermd tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging. Dit laatste is in nationale wetgeving nader ingevuld: zorgaanbieders moeten voldoen aan de informatiebeveiligingsnormen NEN 7510, NEN 7512 en NEN 7513. De AP houdt toezicht op de naleving van de AVG.
Daarnaast geldt het medisch beroepsgeheim, dat met zich mee brengt dat een hulpverlener in beginsel moet zwijgen over alles dat aan hem door de patiënt wordt toevertrouwd. Voor degenen die geen medisch beroepsgeheim hebben, maar wel beroepsmatig op de hoogte raken van behandelgegevens van de patiënt, zoal ICT-ers, geldt overigens een afgeleid medisch beroepsgeheim. Dat betekent dat voor hen dezelfde regels gelden als voor hulpverleners.
De AP heeft mij laten weten eerst te moeten vaststellen wat er in deze zaak is gebeurd voor ze kan bepalen welke vervolgstappen het meest geschikt zijn. Om deze reden heeft de AP vragen gesteld aan Medworq.
Op basis van de beschikbare informatie gaan wij ervan uit dat Medworq de gegevens enkel feitelijk beheerde voor de zorgaanbieders en niet zelf verwerkingsverantwoordelijk was voor de gegevens. In die situatie blijven de zorgaanbieders verantwoordelijk voor verwerking van de persoonsgegevens en dient in de verwerkingsovereenkomst met de verwerker (in casu de software-leverancier Medworq) afgesproken te worden wat de verwerker wel of niet met de gegevens mag doen.
Op welke wijze bent u van plan om te voorkomen dat dergelijke praktijken plaatsvinden?
De Staatssecretaris van BZK en ik betreuren dat dit heeft plaatsgevonden en zetten ons in om bijzondere persoonsgegevens goed te (blijven) beschermen. Het is primair aan zorgaanbieders zelf om te zorgen dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving en daar goede voorzieningen voor te treffen. Daar is goede controle op de naleving van de regels noodzakelijk.
Verder zetten wij ons op verschillende manieren in om bewustwording en verbetering van de naleving. Zo ondersteunen wij zorgaanbieders onder meer door de informatie die te vinden is op de AVG-helpdesk (www.avghelpdeskzorg.nl). Daarnaast helpen wij zorgaanbiedersom de informatiebeveiliging en digitale weerbaarheid te verbeteren. Gezamenlijk met de zorgkoepels werken wij aan een Actieplan Informatieveilig gedrag met als doel om het bewustzijn van informatiebeveiliging in de zorg te verhogen.
Bij ICT-incidenten kunnen aangesloten zorginstellingen rekenen op hulp van Z-CERT. Deze organisatie helpt zorginstellingen bij het bestrijden van dit soort incidenten. Verder wordt met het project «toekomstbestendig maken UZI» ingezet of verbetering van de manier waarop zorgverleners en zorgaanbieders zich identificeren, authentiseren en autoriseren voor het uitwisselen van medische gegevens. Daarnaast wordt onderzocht of de toezicht- en handhavingsbevoegdheden van de IGJ van de eerder genoemde informatiebeveiligingsnormen verduidelijking behoeven.
Bent u bereid om bij de behandeling en implementatie van het wetsvoorstel Gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) nogmaals nadrukkelijk aandacht te besteden aan alle benodigde waarborgen, waarschuwingen en sancties ter voorkoming en vermindering van privacyschendingen van patiëntgegevens?
Het Wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) gaat uit van en past binnen deze internationale en nationale wetgeving inzake gegevensbescherming. Dat betekent dat bij het uitwisselen van gegevens altijd voldaan moet worden aan de eisen die uit die bestaande kaders volgen. Gegevens worden dus – ook na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel – niet uitgewisseld als er geen verwerkingsgrondslag als bedoeld in de AVG is of als er geen doorbrekingsgrond voor het medisch beroepsgeheim is.
En bij de gegevensuitwisseling dient altijd voldaan te worden aan de waarborgen die gelden op grond van die kaders. Die regelgeving moet natuurlijk goed worden toegepast. Daarom zullen wij bij de ontwikkeling van NEN-normen, waar de Wegiz naar verwijst, benadrukken dat de norm moet verzekeren dat cliënten hun rechten onder de AVG kunnen uitoefenen en informatietechnologieproducten- en diensten aan de AVG voldoen.
Bent u bekend met de demonstratie van Extinction Rebellion in de centrale hal van de Belastingdienst in Den Haag op 29 juni 2022?
Ja. Overigens waren er tijdens deze demonstratie demonstranten van Extinction Rebellion en van Christian Climate Action aanwezig.
Bent u op de hoogte van het feit dat deze vreedzame demonstratie binnen 40 minuten is afgebroken door de politie, ondanks dat er op geen enkel moment sprake was van obstructie of blokkades, het aanspreken en/of lastigvallen van personeel of andere aanwezigen of het verhinderen van alledaagse werkzaamheden? Zo ja, wat is de reden dat het demonstratierecht alsnog niet werd gewaarborgd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 ben ik bekend met de demonstratie van 29 juni jl. en het optreden van de politie daarbij. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bent u op de hoogte van het feit dat beelden, evenals de verklaring van ooggetuigen laten zien dat er mensen die vreedzaam en zonder geweld of provocatie demonstreerden, door de politie met geweld op de grond zijn gegooid, in de handboeien zijn geslagen zonder duidelijke aanleiding en op zeer pijnlijke (en/of gewelddadige) wijze zijn weggesleurd door middel van zogenaamde «bokkenpootjes»? Wat is daarover uw oordeel?
Ik ben op de hoogte van beelden waarop politieoptreden in het pand van de Belastingdienst te zien is.
Het is voor de politie soms onvermijdelijk om bij het uitvoeren van haar taak geweld te gebruiken indien dat absoluut noodzakelijk is. Hiertoe heeft de politie op grond van artikel 7 van de Politiewet 2012 de bevoegdheid. Hierbij moeten de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid in acht worden genomen. Dat betekent dat de politie niet zomaar zonder aanleiding of redelijk doel geweld gebruikt tegen burgers. In algemene zin merk ik daarbij op dat bij die beoordeling naar de gehele context van een incident wordt gekeken, die niet in alle gevallen blijkt uit bepaalde beelden van een incident.
Het is aan het lokale gezag om te besluiten of een demonstratie dient te worden beëindigd. De politie zal aan een dergelijk besluit vervolgens uitvoering geven. De demonstranten van Extinction Rebellion en Christian Climate Action zijn door medewerkers van de Belastingdienst, als beheerder van het gebouw, gevorderd het
pand te verlaten. Daar gaf men geen gehoor aan. Vervolgens is tweemaal door de politie aangegeven dat de demonstratie beëindigd was en zijn de demonstranten gevorderd het pand te verlaten. Daarbij is te kennen gegeven dat wanneer men geen gehoor zou geven aan de vordering, er over zou worden gegaan tot aanhouding. Dit was voor sommige demonstranten reden om het pand te verlaten. Zeventien demonstranten gaven geen gehoor aan het bevel van de politie om de demonstratie te beëindigen en het gebouw te verlaten. Deze demonstranten zijn vervolgens aangehouden, voorgeleid aan de hulpofficier van justitie en hebben een proces-verbaal gekregen.
Ik wijs er hierbij op dat het niet aan mij maar aan andere autoriteiten is – in voorkomende gevallen de rechter – om te oordelen over het geweld dat hierbij door de politie is gebruikt. Geweldsaanwending door de politie moet worden gemeld en getoetst.
Bent u op de hoogte van het feit dat ooggetuigen en demonstranten aangeven langere tijd in een afgesloten busje te zijn geplaatst, waar de binnentemperatuur dermate opliep dat ademhaling werd belemmerd en oververhitting dreigde? Wat is daarover uw oordeel?
In relatie tot deze vragen heeft de politie formele klachten ontvangen, deze worden momenteel onderzocht. Gedurende het onderzoek past het dan ook niet om inhoudelijk op deze vragen in te gaan.
Bent u op de hoogte van het feit dat ooggetuigen en demonstranten die zich in deze alsmaar warmer en benauwder wordende bus bevonden aangeven dat de politie weigerde te reageren op hun hulpvraag toen uitdroging en oververhitting dreigde, en dat de politie op een later moment aangaf zich al van tevoren bewust te zijn van het feit dat de luchtverversing in de bus niet werkte? Wat is daarover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat hiermee de veiligheid van vreedzame demonstranten in het geding is gebracht? Zo ja, wat is daarover uw oordeel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de manier waarop de vreedzame demonstranten van Extinction Rebellion zijn behandeld in schrijnend contrast staat met de manier waarop gelijktijdige boerenprotesten, waarbij sprake was van bedreiging, vernieling en intimidatie, in veel gevallen wel de ruimte hebben gekregen? Zo nee, hoe verklaart u het contrast in aanpak, benadering en afhandeling dan?
De omstandigheden waarin deze verschillende demonstraties hebben plaatsgevonden zijn niet dezelfde. De burgemeester maakt altijd afwegingen op basis van de lokale situatie. Hierover vindt afstemming plaats in de lokale driehoek en desgevraagd wordt verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad.
Deelt u de mening dat het demonstratierecht voor iedereen zou moeten gelden, en dat op deze manier de schijn kan worden gewekt dat bepaalde groeperingen veel meer ruimte krijgen van de politie om hun onvrede te uiten middels dit recht dan anderen?
Het recht om te demonstreren is een grondrecht en een groot goed. Het kabinet hecht veel waarde aan de mogelijkheid om maatschappelijk ongenoegen te kunnen uiten. De burgemeester dient zich dan ook in te spannen om demonstraties te faciliteren, zodat het demonstratierecht zo goed mogelijk kan worden uitgeoefend.
De burgemeester kan bij een demonstratie op openbare plaatsen voorschriften en beperkingen stellen, en in het uiterste geval een demonstratie verbieden of beëindigen, ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Bij demonstraties op andere dan openbare plaatsen kan hij opdracht geven een demonstratie terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien de bescherming van de gezondheid, of de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden dat vordert.
Het in goede banen leiden van demonstraties vergt maatwerk en een inschatting door de burgemeester en de politie op basis van hun kennis van de lokale situatie. Hierover vindt afstemming plaats in de driehoek. Het is niet aan mij als Minister om daarin te treden. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat de politie allereerst het recht op demonstratie zou moeten beschermen, en dat bij onverhoopt eventueel ingrijpen de-escalatie altijd als uitgangspunt moet worden gebruikt? Zo ja, bent u bereid om in dat licht in te gaan op de patronen rondom de inzet van buitenproportioneel geweld jegens de vreedzame protesten van Extinction Rebellion? Hoe kijkt u naar het feit dat dit blijft gebeuren?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om duidelijk uit te spreken dat vreedzame demonstraties een belangrijk grondrecht zijn, en dat dit te allen tijde gefaciliteerd moet worden, ook als het enig ongemak veroorzaakt?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om excuses aan te bieden voor de manier waarop vreedzame demonstranten met geweld zijn behandeld, zoals op beelden te zien is? Zo nee, waarom niet?
Neen. De politie handelt bij het handhaven van de openbare orde onder het gezag van de burgemeester. De burgemeester legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is niet aan mij maar aan andere autoriteiten – en in voorkomende gevallen aan de rechter – om te oordelen over het geweld dat door de politie is gebruikt. Met betrekking tot enkele individuele gevallen loopt er momenteel nog een formele klachtenprocedure. Het is ook daarom niet gepast om hier, vooruitlopend op deze procedure, inhoudelijk op in te gaan.
Het bericht ‘Drie doden en drie zwaargewonden bij schietpartij in Kopenhagen’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Drie doden en drie zwaargewonden bij schietpartij in Kopenhagen»?1
Ja, ik ben daarvan op de hoogte en vind het vreselijk wat daar is gebeurd.
Kunt u schetsen wat er in Kopenhagen is gebeurd? Klopt het dat er voor de aanslag inmiddels een verdachte aangehouden is?
Op zondag 3 juli 2022 zijn in een winkelcentrum in Kopenhagen drie doden en vier zwaargewonden gevallen, allen zijn neergeschoten. De 22-jarige verdachte is aangehouden en verhoord, en zal worden aangeklaagd voor doodslag. Volgens de Deense autoriteiten handelde de verdachte alleen en was hij in het bezit van een vuurwapen en munitie. Ook heeft de rechter besloten hem voor 24 dagen in een gesloten psychiatrische afdeling te plaatsen.
Is het motief van de dader bekend? Is er sprake van een terroristisch motief?
De Deense collega’s hebben aangegeven dat het momenteel niet wordt behandeld als terroristische aanslag, maar als schietincident. Alles wijst er volgens hen op dat de verdachte alleen handelde en volstrekt willekeurig op voorbijgangers schoot. De Deense politie heeft bekend gemaakt dat de verdachte al jarenlang leed aan psychische problemen en dat hij hiervoor was opgenomen in een psychiatrische inrichting. Er is vooralsnog geen motief ontdekt.
Klopt het dat er sprake was van een lone-wolf actie, waarbij de verdachte een lange geschiedenis van psychische problemen had?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn dit soort aanslagen, door geradicaliseerde eenlingen, voorstelbaar in Nederland?
Alhoewel dit incident momenteel niet behandeld wordt als terroristische aanslag, blijkt uit het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (56) dat er ook voor ons land een dreiging voortkomt uit alleenhandelende daders en kleine groepen. Dit incident illustreert wederom hoe lastig het is om dergelijk geweld te voorspellen.
Preventie van aanslagen door alleenhandelende daders met psychische problematiek is niet eenvoudig. Hoewel velen van hen op enige wijze bekend staan bij de autoriteiten wegens hun «verwarde» gedrag, is het vaak niet mogelijk te voorspellen welke personen een intentie omzetten in gewelddadige actie. Dit betekent dat er altijd een bepaald risico is op een individuele geweldsdaad.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) heeft mede daarom het dreigingsniveau in Nederland vastgesteld op «aanzienlijk» (niveau 3 van 5). Dat betekent dat erop dit moment geen concrete aanwijzingen zijn voor een terroristische aanslag in Nederland, maar dat een aanslag voorstelbaar blijft. Vanzelfsprekend doen de politie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten onderzoek naar personen en organisaties als daar een aanleiding voor is.
Hoe groot is de geweldsdreiging die uitgaat van dit soort eenlingen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het aantal potentieel geradicaliseerde individuen is toegenomen na corona? Zet die trend zich volgens u voort via nieuwe, andere uitingen van anti-overheidssentiment?
Het is niet goed mogelijk om precies vast te stellen of het aantal geradicaliseerde individuen is toegenomen of afgenomen. Rondom collectieve grieven, zoals in periode van de Covid-19 maatregelen, is wel een context ontstaan voor vergaande acties. Specifieke gebeurtenissen («trigger events») kunnen in korte tijd tot escalatie leiden, waarbij personen tot (terroristisch) geweld over kunnen gaan. Tijdens de coronapandemie is een diverse activistische beweging ontstaan (al dan niet gevoed door anti-overheidssentimenten) met een radicalere onderstroom waarbinnen personen of groeperingen zich aangespoord kunnen voelen tot het plegen van buitenwettelijke acties.
Hebben de diensten voldoende mensen, manieren en middelen om toezicht te houden op geradicaliseerde eenlingen?
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) doet onderzoek naar gedragingen en intenties van personen of groepen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of democratische rechtsorde. Middels eigen onderzoek en informatiepositie zorgt de AIVD voor een zo actueel, accuraat mogelijk en betrouwbaar beeld van dreigingen.
Waar mogelijke verdere radicalisering kan uitmonden in geweld kan de AIVD-maatwerk leveren om dit te voorkomen. Hiervoor kan de AIVD binnen en buiten de strafrechtketen partners betrekken, waaronder ook in de zorg en hulpverlening. Op deze manier kunnen inlichtingen ook bijdragen aan een zorginterventie, waardoor dit ook kan bijdragen aan de nationale veiligheid.
Een aanslag kan uit verschillende hoeken komen, waarbij het moeilijk blijft te voorspellen wie de stap naar geweld zal maken. Alle inzet is gericht om de stap naar geweld tijdig te voorzien en aanslagen te voorkomen.
Wordt dit incident besproken in EU-verband? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt eendrachtig samen met Europese lidstaten op het terrein van justitie en veiligheid. Internationaal wordt ingezet op de uitwisseling van best practices en informatie-uitwisseling. Dit wordt in zowel bilateraal als multilateraal verband op verschillende niveaus besproken.
Welke verbeteringen zijn er nog mogelijk om effectievere samenwerking tussen landen te bevorderen bij het voorkomen van schietpartijen?
Nederland is op verschillende vlakken actief om internationale samenwerking ten aanzien van de openbare orde en veiligheid te waarborgen. Onder meer door het illegale bezit van wapens en munitie, waaronder de illegale wapenhandel, te bestrijden en legaal bezit zoveel mogelijk te beheersen. De Landelijke Eenheid van de politie heeft een team welke zich voornamelijk richt op (inter)nationale onderzoeken naar illegale wapenhandel. Dit team beschikt over uitstekende contacten met de brongebieden en andere betrokken landen. Er is ervaring met werken in Joint Investigation Team-verband.
Daarnaast beschikt Nederland door de deelname aan EMPACT Firearms (European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats) over een uitstekend Europees netwerk op dit thema en werkt Nederland samen met de andere lidstaten (en soms ook met Oekraïne) aan diverse operationele actieplannen.
Verbeteringen worden op continue basis bezien met onze internationale partners.
Wat doet de NCTV op dit moment niet meer in het kader van de coördinatie en analyse van dreigingen van radicale eenlingen sinds de opschorting van werkzaamheden in november 2021, in afwachting van de parlementaire behandeling van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid?
De NCTV kan gebeurtenissen zoals het schietincident in Kopenhagen op dit moment beperkt duiden in afwachting van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid, welke een grondslag moet creëren voor het verwerken van persoonsgegevens. Er is ook sprake van persoonsgegevens bij dergelijke gebeurtenissen, dus hier past daarom terughoudendheid.
Dat betekent dat de NCTV, in afwachting van het wetsvoorstel dat in behandeling is, gestopt is met het duiden van (online) openbare uitingen om te beoordelen of deze passen binnen een bepaalde ontwikkeling die in potentie de stabiliteit van Nederland kan ontwrichten, en of er in dat kader maatregelen ter verhoging van de weerbaarheid moeten worden bevorderd.
Zo heeft de NCTV geen analyse kunnen bieden naar aanleiding van de aanslag in Buffalo (15 mei 2022, Verenigde Staten) om te duiden of dit past binnen het rechts-extremisme en mogelijk navolging kan krijgen in Nederland. Zolang de NCTV voor de uitvoering van deze analyse- en coördinatietaken geen persoonsgegevens kan of mag verwerken is de NCTV niet in staat om al zijn verantwoordelijkheden ten behoeve van de nationale veiligheid waar te kunnen maken.
Zoals ook beschreven in mijn brief van 31 mei 20222 is de NCTV op dit moment ook beperkt in de coördinatietaak doordat de NCTV niet, of alleen in uitzonderlijke gevallen, kan aansluiten bij het lokale casusoverleg als er persoonsgegevens van individuen worden gedeeld. Dit betekent dat de NCTV bij complexe casuïstiek of nieuwe dreigingen de lokale partners niet vroegtijdig kan adviseren en geen gerichte ondersteuning kan bieden in bijvoorbeeld het lokale casusoverleg.
In hoeverre deelt u de mening dat de opschorting van werkzaamheden van de NCTV ertoe leidt dat nieuwe trends en andere uitingen van antidemocratische en antirechtsstatelijke groeperingen en eenlingen minder goed in kaart kunnen worden gebracht?
Zie antwoord vraag 11.
Heeft de opschorting van werkzaamheden gevolgen voor een zo snel en volledig mogelijke informatie-uitwisseling over trends en ontwikkelingen met betrekking tot geradicaliseerde eenlingen met EU-landen? Zo ja, welke?
Europese systemen en platformen bieden in beginsel voldoende mogelijkheden tot het snel uitwisselen van (operationele) informatie over (mogelijke) extremistische- en terroristische daden.
De opschorting van werkzaamheden (van de NCTV) staat dat niet in de weg. Het is wel zo dat de opschorting van de analyse taken gevolgen heeft voor kennis- en informatie-uitwisseling met EU-partners. Uitgebreidere analyses van thema’s op het gebied van veiligheid worden minder vaak opgesteld en missen de inzichten van open online bronnen. Binnen het huidige wettelijke kader mogen immers geen persoonsgegevens gedeeld worden in afwachting van het wetsvoorstel.
De verdringing van legaal sekswerk door illegaal sekswerk |
|
Michiel van Nispen |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Prostitutie terug naar de achterkamer»? Wat is daarop uw reactie?1
Ja. In het artikel2 staat vermeld dat legaal werkende sekswerkers vaker illegaal gaan werken, omdat illegaal werken lucratiever is. In de eerste plaats is het voor sekswerkers ongewenst om in de onvergunde branche te werken. De nadelen en risico’s die er voor deze groep kunnen zijn, worden hieronder toegelicht. Daarnaast begrijp ik dat het voor de legale seksbranche een negatieve ontwikkeling is dat seksbedrijven financiële problemen ervaren wegens personeelsgebrek.
Herkent u het signaal dat de illegale seksbranche lucratiever is dan de legale branche? Wat vindt u daarvan?
In Nederland is het sekswerkbeleid lokaal belegd, waardoor het per gemeente
verschilt welk type sekswerk onvergund, vergund, legaal en niet-legaal is. Het verschilt per gemeente wat voor type sekswerk vergunningsplichtig is. Vergund legaal sekswerk vindt bijvoorbeeld plaats in een bedrijf met een vergunning dat voldoet aan de vergunningseisen. Bij onvergund niet-legaal sekswerk gaat het om sekswerk dat in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verboden is, waarbij sprake is van mensenhandel of verricht door een persoon van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) zonder een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning3. Gezien de huidige stand van wetgeving is het mogelijk dat een gemeente geen regels stelt met betrekking tot sekswerk en er dus ook geen regels zijn die kunnen worden overtreden. Een sekswerker kan in een gemeente waar geen vergunning nodig is onvergund legaal werkzaam zijn. Onvergund werken hoeft dus niet illegaal te zijn.
Het signaal dat sekswerkers in de onvergunde seksbranche werken, is mij bekend. De onvergunde seksbranche kan aantrekkelijk lijken vanwege bijvoorbeeld de mindere zichtbaarheid van de sekswerker in verband met de aard van de werkzaamheden en de taboesfeer, de afwezigheid van administratieve lasten en het niet afdragen van sociale zekerheidspremies en belasting. Met name in de onvergunde branche kunnen voor de sekswerker meerdere nadelen en risico’s kleven. Voor sekswerkers die onvergund werken kan het lastiger zijn om zich bijvoorbeeld te verzekeren indien sprake is van een arbeidsongeval, ziekte of het veroorzaken van schade of om ouderdomsuitkeringen op te bouwen. Bovendien blijkt dat sekswerkers in de onvergunde seksbranche een hogere drempel ervaren bij toegang tot zorg en bij melding doen bij de politie. De maatschappelijke positie van sekswerkers is kwetsbaarder in de onvergunde branche. Dit kan bijdragen aan het ontstaan en voortduren van misstanden zoals dwang, uitbuiting en geweld. Gegevens van onder meer de Nationaal Rapporteur wijzen erop dat in het onvergunde deel van de seksbranche de meeste misstanden plaatsvinden.4
Tegelijkertijd ben ik mij ervan bewust dat ook sekswerkers in de vergunde branche moeilijkheden ervaren bij het afnemen van financiële dienstverlening, zoals het afsluiten van een verzekering. Belangrijke knelpunten zijn onder andere de herkomst van gelden, bestendigheid van het inkomen en regelgeving waaraan de verzekeraars zich dienen te houden als het gaat om het maken van een risico-inschatting van de klant. Samen met het Ministerie van Financiën ben ik in samenwerking met de Sekswerk Alliantie Destigmatisering (SWAD) aan het kijken of deze knelpunten op te lossen zijn om de toegang tot financiële dienstverlening voor de sekswerkbranche te bevorderen. Verder ga ik in gesprek met betrokken partijen om te bezien of de knelpunten zoals toegankelijkheid van zorg verbeterd kan worden. Dit kan naar mijn mening in eerste instantie door de communicatie over de dienstverlening en het zorgstelsel te verbeteren ten behoeve van de individuele sekswerker. Met de politie ben ik op dit moment in gesprek om te bezien hoe de inzet van zowel algemene als specifieke communicatie-uitingen kan leiden tot verbeterde bejegening en verbeterd contact met de politie.5 De VNG is op de hoogte van het plan van aanpak om de sociale en juridische positie te verbeteren middels het overleggremium van het landelijk programma prostitutie. De werkgroep gemeenten wordt nog vormgegeven waarbij onder meer de VNG betrokken wordt.
Wat is uw reactie op de constatering van de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven dat de hele legale sector er slecht voorstaat en dat het «deels door de overheid in de hand [is] gewerkt»?2
Er is een aantal jaren een dalende trend zichtbaar in het aantal vergunde bedrijven. In het onderzoek van Regioplan naar de Nederlandse seksbranche wordt het aantal vergunde bedrijven in 2020 geschat op 373 ten opzichte van het onderzoek uit 2014, waarbij het aantal vergunde bedrijven op 833 uit kwam. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het aantal vergunde bedrijven dalende is en dat die daling sterk is. Hoe groot die daling precies is, kan op basis van het onderzoek niet aangegeven worden. Ondernemers kunnen de drempel om in de seksbranche een bedrijf te beginnen als hoog ervaren vanwege de regels die gemeenten stellen en sekswerkers geven bij ondernemers aan dat zij in de onvergunde branche meer geld kunnen verdienen. De meeste vergunningen worden door gemeenten uitgegeven aan straatsekswerkers, hierbij worden de vergunningen aan individuele sekswerkers gegeven. Verder komen vergunningen voor seksclubs en privéhuizen relatief vaak voor.7
Flexibele vormen (vergund en onvergund), waarin zelfstandig werkende sekswerkers hun klanten werven via internet en sociale media, nemen toe. Deze trend is niet uniek voor de seksbranche, maar ligt in lijn met digitalisering en de toename van de verkoop van producten en diensten via internet en de groei van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in andere branches in Nederland. De verwachting is dat daarmee ook het aantal zelfstandig werkende sekswerkers de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen.
In het artikel worden opmerkingen gemaakt over de opting-in regeling voor sekswerkers. Het is bekend dat sekswerkers en exploitanten praktische problemen ervaren met deze regeling. Samen met sekswerkers en sekswerkersorganisaties (vertegenwoordigd in het SWAD), exploitanten, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst ben ik aan het bezien of het mogelijk is die knelpunten weg te nemen. In ieder geval zal het knelpunt worden opgepakt dat de regeling onvoldoende helder is in de praktijk, zowel voor de sekswerkers en exploitanten zelf, als voor andere overheidsinstanties die met deze regeling van doen krijgen als zij andere diensten willen verlenen. Een reden hiervoor kan zijn dat de informatie vanuit de officiële overheidskanalen moeilijk vindbaar en weinig toegankelijk is. Daarom zal in eerste instantie worden ingezet op aanvullende communicatie naast de website Prostitutie Goed Geregeld, met eenvoudig vindbare en duidelijke informatie. Prostitutie Goed Geregeld is een website ontwikkeld op initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in samenwerking de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op deze website staat informatie over hoe het werk onder veilige omstandigheden kan worden uitgevoerd. Op de website is onder andere informatie te vinden over rechten en plichten, belastingzaken, de opting-in regeling en vergunningen. Het sekswerkteam van Soa Aids Nederland onderhoudt en ontwerpt de site.
De maatregelen die het kabinet heeft genomen om het coronavirus te bestrijden waren ingrijpend, maar noodzakelijk om een ongecontroleerde toename van het aantal besmettingen te voorkomen. Hierbij hoorde het beperken van het aantal contacten en contactmomenten. Voor verschillende sekswerkers heeft de coronapandemie soms verschillende schrijnende omstandigheden opgeleverd. Sekswerkers voelden zich onvoldoende ondersteund door het pakket van steunmaatregelen en mochten minder snel dan andere contactberoepen weer aan de slag. Sekswerkers die als zelfstandig ondernemer werkten konden in aanmerking komen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (TOZO), als hun huishoudinkomen onder het sociaal minimum was gevallen, zij ingeschreven stonden bij de KvK en ze rechtmatig in Nederland verbleven. Sekswerkers die in dienstverband werkten met een arbeidscontract kwamen mogelijk in aanmerking voor een Werkloosheidsuitkering (WW). Hun werkgever had ook mogelijk de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) kunnen aanvragen. Echter, sekswerkers werkend via de opting-in regeling8 kwamen niet in aanmerking voor de NOW en evenmin voor de TOZO. Op een later moment is de Tijdelijke Ondersteuning voor Noodzakelijke Kosten (TONK) gekomen waar sekswerkers wel gebruik van konden maken. Het kabinet heeft gemeenten verzocht de TONK ruimhartig toe te passen. Voor sekswerkers die onder de opting-in regeling vielen, of sekswerkers uit andere EU-landen die niet als zzp’er werkten en ook geen werknemer waren, bestond de mogelijkheid om een bijstandsuitkering aan te vragen als zij aan de voorwaarden voor algemene bijstand voldeden. Ook een aantal gemeenten heeft steun verleend aan sekswerkers bijvoorbeeld uit een financieel vangnet of door noodopvang aan te bieden.9
Het signaal is mij bekend dat een deel van de sekswerkers sinds de coronamaatregelen niet meer is teruggekeerd naar de vergunde branche.
Het Erasmus MC en SOA Aids Nederland hebben eind 2021 een onderzoek gepubliceerd over de impact van corona op sekswerk in Nederland. De uitkomsten van het onderzoek zijn schrijnend. Uit dit onderzoek komt naar voren dat zeventig procent van de sekswerkers in financiële problemen kwam door de coronacrisis. Dit werd in grote mate veroorzaakt door de geïmplementeerde coronamaatregelen van de overheid zoals het verbod op sekswerk en van de verminderde toegang voor sekswerkers tot een financieel steunpakket. Dit laatste kwam doordat niet alle sekswerkers voldeden aan de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van het coronasteunpakket. Ook blijkt uit het onderzoek dat vijfenvijftig procent van de sekswerkers doorwerkte tijdens de lockdown en dat sekswerkers rapporteerden over onveilige werkomstandigheden. Als gevolg hiervan werden veel sekswerkers in een kwetsbare positie gebracht met betrekking tot gezondheid en veiligheid.10
Om deze situaties bij een eventuele toekomstige pandemie zoveel mogelijk te voorkomen, voert het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat gesprekken met sectoren, waaronder de seksbranche met betrekking tot de lange termijnstrategie COVID-19 om te komen tot sectorplannen met preventie- en interventiemaatregelen die werkbaar zijn in de eigen sector en die bijdragen aan het creëren van een veilige (werk)omgeving. Hierbij neemt de seksbranche de lessen mee van de afgelopen 2,5 jaar.11
In een brief aan uw Kamer van 12 mei 202112 heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven het zeer onwenselijk te vinden dat sekswerkers zich genoodzaakt voelden om door te werken, zowel voor de gezondheid en veiligheid van de sekswerkers als voor de volksgezondheid in het algemeen. Er was in dat kader nauw contact met de gemeenten, hulporganisaties en de politie over de situatie en over hulp aan sekswerkers. Ook is gesproken met vertegenwoordigers van sekswerkers over de steun- en inkomensmaatregelen en het geweld tegen sekswerkers in coronatijd. Sekswerkers kunnen voor hulp lokaal bij de gemeente aankloppen als zij zich in een lastige financiële positie bevinden.
Waarom «gaan er nog altijd meer deuren dicht dan open» wanneer bekend is dat iemand sekswerker is?
Sekswerkers hebben te maken met een stigma. Het is van belang dat sekswerkers hun werk veilig kunnen uitvoeren zonder stigma, met bijbehorende rechten en verplichtingen. Op 11 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het plan van aanpak om de sociale en juridische positie van sekswerkers te verbeteren. Dit doe ik samen met de SWAD, verschillende betrokken ministeries en met partners uit het lokale domein. De branche is hierin een volwaardige gesprekspartner. De betekenisvolle participatie van de doelgroep is in deze een positieve ontwikkeling voor de positieverbetering van sekswerkers én strategie om de plannen aan te laten sluiten bij wat de branche zelf zegt nodig te hebben.13 Daarnaast richt de SWAD zich op een meerjarige strategie om het stigma rondom sekswerk te verminderen. De komende tijd zet de alliantie haar werkzaamheden voort met ondersteuning vanuit de Ministeries Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zodat de continuïteit van de SWAD kan worden gewaarborgd en het stigma kan worden verkleind.
Welk aandeel rekent u zichzelf toe in het ondergronds gaan van de seksbranche in het kader van het ontbreken van adequate ondersteuningsmaatregelen ten tijde van de lockdown in verband met corona?
Zie vraag 3.
Hoe spant u zich in om ervoor te zorgen dat niet nog meer sekswerkers in de illegaliteit verdwijnen?
Het is belangrijk dat gemeenten met hun lokale beleid aan de slag blijven gaan om te zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor sekswerkers en om misstanden te voorkomen. Daarom motiveer ik gemeenten om in afwachting van het wetsvoorstel regulering sekswerk door te gaan met het maken van lokaal sekswerkbeleid. Het doel van het wetsvoorstel is de exploitatie van seksbedrijven en sekswerk te reguleren om misstanden in de seksbranche te voorkomen of te verminderen. Gemeenten kunnen in hun Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regels stellen voor de exploitatie van seksbedrijven en sekswerk. Op grond van het gemeentelijke beleid kunnen gemeenten bij constatering van onvergund sekswerk op verschillende wijzen waarschuwend of handhavend optreden. Uit onderzoek van Regioplan naar de Nederlandse seksbranche blijkt dat de regie bij toezicht en handhaving in de onvergunde branche in ongeveer de helft van de gemeenten in Nederland bij de gemeente ligt, 43% van de gemeenten geeft aan dat de regie bij de politie ligt. De rest van de gemeenten zegt dat dit bij «andere organisaties» zoals de arbeidsinspectie ligt. Bij controles in de onvergunde branche zijn vaak gemeenten en politie betrokken. De controles zijn voornamelijk reactief van aard. Daarnaast handelt bijna een derde van de gemeenten proactief door advertenties te scannen. De praktijk met betrekking tot toezicht en handhaving tussen gemeenten verschilt sterk.14 Het is belangrijk dat politie, gemeenten, hulpverleningsorganisaties en andere ketenpartners met elkaar blijven samenwerken om misstanden te voorkomen.
Ik blijf, samen met de betrokken ministeries en met partners uit het lokale domein, in gesprek met de seksbranche als een volwaardige gesprekspartner. De betekenisvolle participatie van de doelgroep is in deze een positieve ontwikkeling voor de positieverbetering van sekswerkers én strategie om de plannen aan te laten sluiten bij wat de branche zelf zegt nodig te hebben.15
Hoe gaat u dit signaal vanuit de branche betrekken bij de uitvoering van de motie van de leden Van Nispen en Simons over de sociale en juridische positie van sekswerkers verbeteren?3
Zie vraag 6.
De kwetsbare positie van ouderen in conflicten, waaronder de oorlog in Oekraïne |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Falling through the cracks: older people in conflict situations» van hulporganisatie Dorcas?1
Ja.
Deelt u de mening dat ouderen in conflictsituaties een kwetsbare doelgroep zijn, die extra aandacht verdient in de Nederlandse inzet op noodhulp?
Ja, zoals in het rapport van Dorcas beschreven, zijn ouderen in conflictsituaties extra kwetsbaar door vele factoren, die per situatie kunnen verschillen. Net als andere kwetsbare of moeilijk bereikbare groepen verdienen zij aandacht van humanitaire organisaties. Bescherming van, en hulp aan mensen die worden getroffen door een noodsituatie of conflict is de kerntaak van deze organisaties. Nederland stelt met ongeoormerkte, flexibele financiering humanitaire organisaties in staat om noodhulp te verstrekken op grond van humanitaire basisbeginselen en aan de hand van hun professionele inschatting en ervaring. Zoals toegelicht tijdens het Commissiedebat Noodhulp (14 april jl.) en in de Kamerbrief over steun aan (vrouwelijke) slachtoffers van oorlogsmisdaden in Oekraïne, voert Nederland een beleidsdialoog met humanitaire organisaties, zowel direct als in multilateraal verband. Hierbij bespreekt Nederland ook de belangen van kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld sociaal-maatschappelijk geïsoleerde groepen. Nederland bevraagt de uitvoeringspartners over de manieren waarop zij deze groepen bereiken, betrekken en beschermen. Ook brengt Nederland specifieke noden ter sprake die soms over het hoofd worden gezien. Zo heeft Nederland er aan kunnen bijdragen dat in noodhulp vaker ook geestelijke en psychosociale zorg wordt meegenomen. Juist ook ouderen kunnen kampen met psychische noden, zoals in het rapport van Dorcas is beschreven.
In de Nederlandse aanpak is aandacht voor de specifieke behoeften van extra kwetsbare bevolkingsgroepen op deze manier verweven.
Deelt u de opvatting dat in een vergrijzende wereld passende (nood)hulp aan ouderen steeds belangrijker wordt?
Ja, in een veranderende wereld is het belangrijk om voortdurend in de gaten te houden of de manier waarop noodhulp wordt verstrekt nog adequaat, effectief en haalbaar is. De afgelopen jaren wordt steeds prominenter gewerkt aan manieren om getroffen gemeenschappen zelf zeggenschap te geven over de wijze waarop noodhulp wordt verstrekt. Zij weten het beste waar de meeste behoefte aan bestaat en welke ondersteuning hen in staat stelt hun leven zo goed als mogelijk weer op te pakken. Daarbij is het uiteraard van belang dat ook maatschappelijk geïsoleerde of minder mondige groepen mensen gehoord worden. Ook dat element wordt meegenomen in de ontwikkelingen van meer participatieve vormen van noodhulp en van een directere verantwoording over verstrekte noodhulp aan de getroffen bevolking zelf. Deze ontwikkelingen vinden onder meer plaats in het kader van de Grand Bargain, waarin alle soorten organisaties en overheden bijeenkomen die zijn betrokken bij het verstrekken van noodhulp, en waar Nederland actief aan deelneemt.
Hoe reflecteert u op de conclusie uit het rapport dat ouderen in noodhulp wereldwijd vaak zelfs gewoonweg vergeten worden? Deelt u de mening dat ouderen bij de verlening van noodhulp in veel gevallen een eigen aanpak nodig hebben?
De vrij stellige uitspraak in het rapport dat ouderen vaak helemaal vergeten worden bij het inventariseren van noden kan ik niet onderschrijven. Bij acute nieuwe crises is het wel zo dat eerste analyses van noden bijzonder snel en vaak onder moeilijke omstandigheden gemaakt moeten worden, waarbij in eerste instantie wordt gekeken naar de geconstateerde behoeften onder de getroffen bevolking in brede zin. Bij de uitwerking van de respons worden meer gegevens verzameld en plannen aangepast. En wordt nader aandacht besteed aan manieren om specifieke groepen mensen, zoals mensen met een lage mobiliteit of sociaal-maatschappelijk geïsoleerde groepen, te bereiken. Nederland is geen voorstander van een aparte aanpak, of aparte noodhulpprogramma’s voor specifieke doelgroepen, maar verlangt zoals eerder omschreven wel gerichte aandacht van humanitaire partners voor afzonderlijke groepen extra kwetsbare mensen.
Hoe worden de rechten van ouderen meegewogen in het Nederlandse beleid aangaande noodhulp en ontwikkelingssamenwerking? In hoeverre is er bijvoorbeeld sprake van maatwerk om de specifieke noden van ouderen te identificeren en beantwoorden? Kan de specifiek vereiste aandacht voor de positie van ouderen integraal onderdeel van het beleid worden? Kunt u aangeven hoe?
Nederland bespreekt in de beleidsdialoog met humanitaire partners en in internationale noodhulpfora gericht de belangen van extra kwetsbare en/of moeilijk te bereiken en te betrekken groepen mensen. Zie ook de antwoorden bij vragen 2 en 3.
Inclusie en verbetering van de positie van mensen in achtergestelde posities vormen belangrijke aandachtspunten in het Nederlandse beleid voor internationale samenwerking. Met het begrip «Leave No One Behind» als uitgangspunt, is daarbij uiteraard ook aandacht voor de positie van kwetsbare ouderen zonder hen als specifieke doelgroep te nemen. Vanuit de gedachte dat niemand buitengesloten dient te worden, is inclusie van alle groepen verankerd in het beleid.
Bent u bereid om via bestaande diplomatieke kanalen, zoals de VN, aandacht te vragen voor de kwetsbare positie van ouderen in Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Ja, zoals ook tijdens het Commissiedebat Noodhulp (14 april jl.) toegelicht, vraagt Nederland in uiteenlopende relevante fora aandacht voor mensen die extra getroffen zijn en extra risico lopen door de oorlog in Oekraïne. Daarbij zal, waar relevant, ook de specifieke kwetsbare positie van ouderen genoemd worden.
Bent u bereid u in te spannen dat in de onderzoeken naar mensenrechtenschendingen in Oekraïne voldoende aandacht is voor de kwetsbare positie van ouderen? Zo nee, waarom niet?
Bij onderzoek naar mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht worden geen groepen mensen uitgesloten waarvan rechten geschonden kunnen zijn. Nederland vraagt in uiteenlopend verband geregeld aandacht voor de positie en de rechten van geïsoleerde of extra kwetsbare bevolkingsgroepen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat boeren de schoolklassen van de gemeente Bergen (Limburg) langsgaan met een misleidend stikstofverhaal |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Boeren voor de klas om stikstofproblemen uit te leggen»?1
Ja.
Klopt het dat de betreffende boeren de kinderen hebben wijsgemaakt dat ze voortaan minder te eten zullen krijgen als de stikstofplannen van het kabinet worden uitgevoerd, zoals blijkt uit het interview met een van de leerlingen? Zo ja, erkent u dat dit een aantoonbaar voorbeeld van desinformatie is, waarmee kinderen onnodig bang worden gemaakt?
De scholen hebben de vrijheid om vanuit eigen onderwijskundige visie en verantwoordelijkheid doordachte keuzes te maken om bepaalde lesmaterialen te beoordelen, gebruiken en (maatschappelijke) organisaties en/of gastsprekers uit te nodigen. De school is verantwoordelijk voor het onderwijsaanbod, wanneer leerlingen of ouders daar ideeën bij of klachten over hebben, kan dit ter sprake komen in de medezeggenschap of in de formele klachtenprocedure van de school. Het is niet de bedoeling dat er desinformatie wordt verspreid.
Het klopt dat de betreffende boeren alle basisscholen (zes in totaal) in de gemeente Bergen hebben bezocht in direct overleg tussen de basisscholen en de boeren. Volgens de scholen zijn de boeren uitgenodigd om kinderen te informeren over de verschillende aspecten van het beroep. De schoolleiders van de betreffende basisscholen hebben in ieder geval aangegeven waarde te hechten aan dat kinderen een eigen mening leren vormen. Zij hebben ook aangegeven dat er meerdere informatiebronnen worden aangeboden. Het is de verantwoordelijkheid van de betrokken docenten om bij alle gasten op school de uitspraken van de juiste context en inkadering te voorzien. Wij gaan uit van de professionaliteit van de docenten om dat te doen.
Klopt het dat de betreffende boeren de kinderen hebben wijsgemaakt dat andere economische sectoren hun stikstofuitstoot niet zouden hoeven reduceren, zoals blijkt uit het gesprek met een van de leerlingen? Zo ja, erkent u dat dit eveneens een aantoonbaar voorbeeld van desinformatie is?
Wat precies in de klas is verteld, is bij mij niet bekend. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is wanneer basisscholen boeren vrij spel geven om kinderen een zeer eenzijdig en misleidend verhaal vol met desinformatie voor te schotelen? Zo nee, waarom niet?
Zoals de scholen in de gemeente Bergen aangeven, zijn er op alle scholen van de gemeente regelmatig organisaties en partijen aanwezig om kinderen te informeren over beroepen en denkwijzen. Het spreekt voor hen vanzelf dat dit op een respectvolle manier gebeurt, rekening houdend met de verschillen die er tussen mensen/meningen zijn en waarbij de leerlingen het volledige beeld wordt meegegeven door bijvoorbeeld meerdere informatiebronnen aan te bieden. De overheid vertrouwt de professionaliteit van de scholen bij het maken van doordachte keuzes, waaronder de uitnodiging van de betreffende gastsprekers.
Hebben de boeren in de klas ook tekst en uitleg gegeven over de noodzaak van het reduceren van de stikstofuitstoot?
Dit is niet bij mij bekend.
Zijn de ouders van deze kinderen vooraf gewaarschuwd voor het bezoek van boeren op school, zodat ze hun kind bijvoorbeeld nog hadden kunnen voorbereiden op dit bezoek?
Navraag bij de scholen leert dat de ouders vooraf geïnformeerd zijn over het bezoek van de boeren op school.
Hebben de boeren in de klas ook tekst en uitleg gegeven over het belang van de natuur, en de schrikbarende staat waarin de Nederlandse natuur verkeert?
De inhoudelijke details zijn mij niet bekend.
Kent u de uitspraak van de betreffende melkveehoudster: «we geven ze wat dingen mee die ze thuis kunnen laten zien; dan kunnen ze er thuis over praten; en zo breidt die olievlek zich langzaam uit»?
De inhoud en toon van de specifieke uitspraak en lesmateriaal is de verantwoordelijkheid van de samensteller ervan, en de keuze er al dan niet gebruik van te maken is aan de school.
Wat is er precies aan deze leerlingen meegegeven om thuis over te praten?
De kinderen zijn volgens de scholen geïnformeerd over de verschillende aspecten van het beroep. Uit een navraag bij de scholen is gebleken dat op enkele scholen een flyer is uitgedeeld om de kinderen en hun ouders kennis te laten maken met de boerderij waar de kinderen bijvoorbeeld tomaten hebben kunnen proeven. Deze scholen benutten vergelijkbare uitnodigingen om de kinderen kennis te laten maken met hun directe leefomgeving.
Zijn de gebruikte en meegegeven «lesmaterialen» op enige wijze door een neutrale partij gecheckt op waarheid of misleiding? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is mij niet bekend. Besturen, scholen en leraren zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van, en aanspreekbaar op, de kwaliteit van door hen gebruikte lesmaterialen, gastlessen en excursies, ook als die worden georganiseerd of gefaciliteerd door derden, zoals bedrijven of (maatschappelijke) sectoren. Er zijn verschillende afwegings-mechanismen om ervoor te zorgen dat dit gebeurt op een manier die bij de school past en uiteraard ook binnen de grenzen van de wet. Hierbij spelen met name ook het interne toezicht en de medezeggenschap een rol. De inspectie houdt toezicht op het onderwijs, inclusief door derden georganiseerde of gefaciliteerde elementen van onderwijs die binnen de wettelijke onderwijstijd onder de verantwoordelijkheid van de school plaatsvinden. Als de inspectie signalen krijgt dat er zaken gebeuren die mogelijk strijdig zijn met de wet- en regelgeving, dan kan de inspectie het schoolbestuur daarop aanspreken.
Heeft u in beeld op welke scholen de boeren allemaal zijn langs geweest of nog willen gaan? Zo nee, waarom niet?
De betreffende boeren hebben zes basisscholen van de gemeente Bergen bezocht. De toekomstige werkagenda van de boeren is mij niet bekend.
Wat vindt u van de weinig professionele houding van de schooldirectrice die zegt «de andere zijde van het verhaal horen ze op het jeugdjournaal»?
Het is niet aan de overheid om de toonzetting van een school/schoolbestuur m.b.t. een bepaalde lesmethode/gastspreker te beoordelen. Het is de verantwoordelijkheid van scholen zelf om hun lesmateriaal te kiezen om het curriculum in de praktijk vorm te geven. Om alle kanten van het onderwerp te belichten hebben de scholen aangegeven dat er meerdere informatiebronnen zijn aangeboden om de leerlingen op een respectvolle manier, binnen de kaders van de wet, te informeren over verschillende beroepen en denkwijzen.
Erkent u dat kennelijk niet alle schooldirecteuren in staat of bereid zijn om deze misleidende invloeden te weren uit de schoolklas? Zo ja, hoe gaat u hier verandering in brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 12.
Welke stappen gaat u zetten om misleidende invloeden van sectoren als de agro-industrie, de luchtvaart en de fossiele industrie permanent te weren uit het onderwijs?
Scholen besteden uiteraard aandacht aan actuele maatschappelijke ontwikkelingen, naast taal en rekenen. Via veel andere vakken wordt doorlopend de verbinding gelegd met de leefwereld. Deze actualiteit en maatschappelijke ontwikkelingen worden o.a. in het kader van Burgerschapswet vaak geïllustreerd met additionele lesmaterialen of andere educatieve activiteiten op een manier die past bij de visie en het pedagogisch klimaat van de school. Zo geeft de pas herziene burgerschapswet de scholen meer richting en is minder vrijblijvend.
Bent u bereid de Nederlandse scholen nog eens nadrukkelijk te wijzen op hun verantwoordelijkheid om leerlingen niet bloot te stellen aan misleiding?
Voor mij is het van belang om besturen, scholen en leraren te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor het onderwijzen van een curriculum, daarbij integer te handelen – ook op het gebied van het verspreiden van desinformatie – en goede procedures in te stellen om mogelijke desinformatie snel aan het licht te laten brengen, zoals een medezeggenschapsraad en een klachtenregeling.
Beperkt zicht op het ronselen van jongeren voor gedwongen criminaliteit |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het NOS bericht «Te weinig zicht op het ronselen van jongeren voor gedwongen criminaliteit» over het rapport van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM)?1
Ja.
Bent u het eens dat criminele uitbuiting een onderdeel is van de georganiseerde (ondermijnende) criminaliteit en dat als wij ondermijning serieus willen aanpakken wij ook criminele uitbuiting dienen te bestrijden? Zo ja, moet het dan niet meer aandacht krijgen? Op welke manier wilt u dit vormgeven en met welk extra budget? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het eens met de stelling. Hoewel de jeugdcriminaliteit in algemene zin daalt, raken meer kwetsbare jongeren betrokken bij zware vormen van criminaliteit. Daarom investeert het kabinet samen met diverse betrokken partners in een brede domeinoverstijgende preventieve aanpak die moet voorkomen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van 8 tot en met 27 jaar in aanraking komen met criminaliteit of daarin verder doorgroeien. Dit kabinet investeert fors in de preventie van (ondermijnende en georganiseerde) jeugdcriminaliteit, met een bedrag oplopend tot € 143 miljoen vanaf 2025. In deze aanpak is oog voor de mogelijke dwang die aan het strafbaar handelen ten grondslag ligt. Daarmee is het tegengaan van criminele uitbuiting ook onderdeel van deze aanpak. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Kuik cs.2 Ik heb uw Kamer hier uitgebreid over geïnformeerd in de Kamerbrief van 1 juli jl.3
Vanaf dit jaar starten vijftien gemeenten samen met hun partners de structurele aanpak Preventie met gezag in hun meest kwetsbare wijken, waarbij aandacht is voor criminele uitbuiting.4 Hierin zoeken zij een goede balans tussen kansen bieden op een betere toekomst aan de ene kant en grenzen stellen aan risico- en crimineel gedrag aan de andere kant. Uw Kamer wordt in het najaar geïnformeerd over de nadere verdeling van de structurele middelen.
Hoe beoordeelt u het lage aantal geregistreerde slachtoffers ten opzichte van vermoedelijke slachtoffers?
Tussen 2016 en 2020 kreeg het landelijk Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel (CoMensha) zicht op 672 slachtoffers van criminele uitbuiting. In het onderzoek van het CKM, dat in opdracht van mijn ministerie is uitgevoerd, wordt een schatting gemaakt van 2.500 vermoedelijke slachtoffers van criminele uitbuiting in de afgelopen twee jaar in de dertien onderzochte steden.
Het contrast in cijfers heeft enerzijds te maken met gegevensdeling en de uitdagingen hieromtrent. Hierover heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer reeds geïnformeerd in de Kamerbrief van 4 juli jl.5 Bij de voortzetting van het programma «Samen tegen mensenhandel» zal bezien worden of tegemoet gekomen kan worden aan de wens om een adequatere gegevensdeling te borgen.
Hier komt bij dat criminele uitbuiting een haaldelict is, wat betekent dat slachtoffers zichzelf niet altijd als zodanig herkennen en deze informatie derhalve ook niet (proactief) delen met de eerstelijns professionals. Vanwege het strafbaar handelen van een slachtoffer, is het voor professionals ook lastig om dwangmiddelen te identificeren. In vraag 4 ga ik hier verder op in.
Hoe bent u van plan deze vooralsnog onzichtbare jongeren beter in beeld te krijgen zodat daar ook gericht actie op ondernomen kan worden?
Slachtoffers moeten beter zichtbaar worden. Dit is moeilijk, want slachtofferschap en daderschap lopen vaak door elkaar heen. Iemand die op het eerste gezicht een dader van een strafbaar feit lijkt te zijn, blijkt dan bij nader inzien (ook) een slachtoffer van criminele uitbuiting te zijn. Bij het voorkomen van jonge aanwas moeten we er daarom rekening mee houden dat niet iedereen die criminele feiten pleegt, dat ook vrijwillig doet. Als onderdeel van de integrale aanpak tegen criminele uitbuiting vanuit het «Programma Samen tegen mensenhandel» en de preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit, hebben we daarom ook oog voor de mogelijke dwang die aan het strafbaar handelen ten grondslag ligt. Bijvoorbeeld door via het programma Preventie met Gezag in te zetten op de brede preventieaanpak van jeugdcriminaliteit, waar gericht middelen in worden gezet in wijken waar de problematiek het hevigst is (zie ook het antwoord op vraag 2).
Hiernaast wordt vanuit het programma «Samen tegen mensenhandel» breed ingezet op alle vormen van mensenhandel, onder andere door het vergroten van bewustwording en versterken van signalering door (zorg)professionals. Het is in het kader van bewustwording en preventie belangrijk dat vanuit scholen voorlichting wordt gegeven over mensenhandel. Zo wordt in Noord-Holland ingezet op de aanpak van criminele uitbuiting door middel van een modulaire toolkit.6 Deze bevat een gratis lespakket, bestaande uit een film en een interactieve lesmodule, waarmee op VO scholen en in groep 8 basisonderwijs voorlichting gegeven kan worden aan de doelgroep zelf en de professionals die met hen in aanraking komen. In de interactieve les kunnen leerlingen via een fictief app-gesprek «praten» met de personages uit de film. Op dit moment wordt gewerkt aan het verbreden van de toepassing van de film en lesmodule naar verschillende groepen professionals, zoals zorgcoördinatoren op scholen, boa’s en politie. Dit aanvullende pakket wordt in november 2022 opgeleverd.
In aanvulling hierop zal mijn departement dit jaar nog starten met de financiering van een tweejarig pilotproject van het CKM ten behoeve van een landelijk online platform voor professionals en (potentiële) slachtoffers van criminele uitbuiting om slachtoffers beter te ondersteunen en hen te helpen uit onveilige situaties te komen. Uw Kamer zal op de hoogte gehouden worden van de voortgang van dit project.
Hoe is omgegaan met de 68 slachtoffers die wel geregistreerd zijn? Hoe is getracht hen uit de criminaliteit te weren?
Het aantal geregistreerde slachtoffers welke in de vraag wordt aangehaald, sluit niet aan bij het aantal slachtoffers waar CoMensha tussen 2016 en 2020 zicht op kreeg, namelijk 672.
Voor ieder slachtoffer van een strafbaar feit wordt, ter voorkoming van herhaald slachtofferschap, maar ook ter voorkoming van intimidatie, vergelding en herhaald daderschap, door de politie en het OM aan de hand van criteria de individuele beschermingsbehoefte in kaart gebracht. Een Individuele Beoordeling (IB) is een wettelijke taak die voortvloeit uit de EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers. Het palet aan beschermingsmaatregelen is breed, bijvoorbeeld het afschermen van persoonsgegevens, het doen van aangifte onder nummer, een anonieme melding, beschikbaarheid van een tolk, recht op bijstand of een contact- of gebiedsverbod.
Slachtoffers van mensenhandel die door opsporingsdiensten en andere instanties bij CoMensha gemeld worden krijgen indien gevraagd de zorg die zij behoeven. In Nederland zijn verschillende opvangmogelijkheden voor meerderjarige slachtoffers van mensenhandel, namelijk de Categorale Opvang voor Slachtoffers Mensenhandel (COSM), maar ook in de reguliere maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Hier wordt opvang geboden en psychische hulp, persoonlijke begeleiding gegeven. Daarbij zijn passende veiligheidsmaatregelen in de opvang aanwezig, zoals beveiliging en afspraken met politie voor incidentprocedures. Voor de Nederlandse minderjarige slachtoffers zijn de (kinderbeschermings-) maatregelen van toepassing zoals de reguliere jeugdzorgvoorzieningen. Deze jeugdhulp wordt door gemeenten ingekocht (vanuit de jeugdwet). Vanuit deze jeugdhulpvoorzieningen wordt opvang, beschermd wonen, begeleiding en (ambulante) specialistische behandeling geboden aan minderjarige slachtoffers.
Welke acties zijn passend, gezien het feit dat de uitgebuite slachtoffers vooral kwetsbare jongeren zijn die mogelijk te maken kunnen hebben met een problematiek zoals een licht verstandelijke beperking (LVB) of in de schulden zitten of dreigen te raken?
Jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) lopen een grote kans om slachtoffers te worden van mensenhandel. Zij zijn een groep die daarom extra aandacht moet krijgen. Koraal biedt een behandelprogramma (YIP!) voor meisjes en jonge vrouwen met een licht verstandelijke beperking.7
In dit kader noemen wij ook graag de vier regiotafels LVB, die de afgelopen maanden zijn georganiseerd door Koraal.8 In deze gesprekken worden knelpunten, mogelijkheden en voorstellen besproken met het lokale maatschappelijke middenveld en lokale bestuurders. De bevindingen uit deze gesprekken worden gebundeld gepresenteerd en zullen worden meegenomen in de verdere ontwikkelingen van het herijkte programma «Samen tegen Mensenhandel». Uw Kamer zal eind 2022 nader worden geïnformeerd over de inhoud en vorm van het programma.
Hoe bent u van plan de normverandering door te voeren die het CKM aanhaalt betreffende het besef dat niet iedereen die een strafbaar feit pleegt dit vrijwillig doet?
Het CKM pleit voor een «mentaliteitsomslag», waarbij de aanpak van ondermijnende criminaliteit en jonge criminele aanwas en de aanpak van criminele uitbuiting nauw met elkaar worden verweven. Ik onderschrijf dat deze omslag nodig is, of, zoals het rapport van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel luidt: «we moeten hiernaar kijken met andere ogen.»
Jonge kinderen worden benaderd voor kleine klusjes, zoals ergens op de uitkijk staan of een pakketje wegbrengen. Of zelfs zwaardere vormen van criminaliteit. Maar, de minderjarige kassières die valse bankbiljetten inwisselen voor echt geld, worden hiertoe misschien wel gedwongen. Bijvoorbeeld met naaktbeelden. In onze aanpak om jonge aanwas te voorkomen, hebben we daarom oog voor de mogelijke dwang die aan het strafbaar handelen ten grondslag ligt. Dit zijn beleidsmatige stappen richting de integratie van dit inzicht in de bredere aanpak tegen ondermijnende criminaliteit.
In het Verenigd Koninkrijk is deze verandering in denken reeds enkele jaren geleden in gang gezet. Er is veel geïnvesteerd in de bewustwording van criminele uitbuiting bij alle organisaties die met potentiële slachtoffers in aanraking komen. Vooral tegen de achtergrond van in hennepteelt werkzame Vietnamese migranten. De kennispositie van het Verenigd Koninkrijk is sterk. De laatste jaren zijn in dat land verschillende instrumenten ontwikkeld om slachtoffers beter te signaleren. Dit is nu terug te zien in hun cijfers van het aantal geregistreerde (potentiële) slachtoffers van criminele uitbuiting. De Britse aanpak is breed: niet alleen de strafrechtelijke organisaties zijn betrokken, ook hulpverlening, jongerenwerkers, scholen en medische professionals. In Nederland volgen we dit voorbeeld, door criminele uitbuiting niet alleen vanuit het perspectief van mensenhandel te benaderen, maar ook te bezien in hoeverre in het algemeen kwetsbare jongeren kunnen worden beschermd tegen een leven in de criminaliteit. Het kabinet hecht er waarde aan te leren van goede ervaringen elders en zal hierbij ook over de grens kijken. Met het Verenigd Koninkrijk hebben we contact, zowel in internationale fora als bilateraal. De extra inzet op de aanpak van criminele uitbuiting is een aanleiding om de contacten met het Verenigd Koninkrijk nader aan te halen. Mijn departement zal in contact treden met de Britse collega’s om (nadere) lering te trekken van de Britse aanpak van criminele uitbuiting.
Aanvullend investeert de politie, als eerstelijns professionals, in het herkennen van signalen mensenhandel. Bijvoorbeeld door het werven van nieuwe politiemedewerkers ten behoeve van de versterking van de aanpak op mensenhandel en door middel van trainingen aan eerstelijns politiemedewerkers over het herkennen van signalen van mensenhandel. De training is opgenomen in het opleidingscurriculum voor de (nieuwe) politiemedewerker. Hierdoor schakelen de collega’s op straat die te maken hebben met drugshandel eerder met de afdelingen die zich bezighouden met mensenhandel. In dit kader is het belangrijk om te benoemen dat in het najaar van dit jaar, het CKM het tweede deel van hun rapport over criminele uitbuiting zal publiceren. Dit rapport, wederom uitgevoerd in opdracht van mijn departement, zal specifiek zien op de opsporing en vervolging van criminele uitbuiting. Verwacht wordt dat dit rapport kan bijdragen aan het herkennen en signaleren van knelpunten en kansen in de opsporingsketen. Wij zullen het tweede onderzoeksdeel afwachten en daarna met een brief richting uw Kamer reageren op het gehele rapport.
Ten slotte stond Mensenhandel de afgelopen jaren als beleidsdoel in de Veiligheidsagenda. Deze inzet van de afgelopen jaren willen we vasthouden. Op dit moment vindt een gezamenlijke verkenning plaats met de gezagen om op vier thema’s, waaronder mensenhandel, te komen tot landelijke beleidsdoelstellingen voor de Veiligheidsagenda van 2023.
Hoe ziet u de slagkracht voor u van het programma Preventie met Gezag op het gebied van uitbuiting voorkomen? Hoe kan dit programma bijdragen aan het beter in beeld krijgen van slachtoffers en daders van criminele uitbuiting?
Zie antwoord op vraag 1.
Het rapport ‘Jonge Nederlandse slachtoffers criminele uitbuiting witte vlek in aanpak ondermijning van Centrum kinderhandel en mensenhandel’ |
|
Mirjam Bikker (CU), Ruud Verkuijlen (VVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport «jonge Nederlandse slachtoffers criminele uitbuiting witte vlek in aanpak ondermijning» van Centrum kinderhandel en mensenhandel (CKM)?
Wij zijn bekend met het rapport «Kijken met andere ogen» van het Centrum tegen kinderhandel en mensenhandel (hierna: CKM). Het onderzoek en rapport van het CKM zijn, als onderdeel van de integrale aanpak criminele uitbuiting, uitgevoerd in opdracht van ons departement.
Bent u het eens met de stelling dat het terugdringen van jonge aanwas van criminelen een belangrijk onderdeel is van de ondermijning? Onderschrijft u de analyse van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensen dat criminele uitbuiting een belangrijke pijler vormt onder het verdienmodel van de ondermijnende criminaliteit?
Hoewel de jeugdcriminaliteit in algemene zin daalt, raken meer kwetsbare jongeren betrokken bij zware vormen van criminaliteit. Daarom investeert het kabinet samen met diverse betrokken partners in een brede, domeinoverstijgende preventieve aanpak die moet voorkomen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van 8 tot en met 27 jaar in aanraking komen met criminaliteit of daarin verder doorgroeien. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming hebben uw Kamer hier uitgebreid over geïnformeerd in de Kamerbrief van 1 juli jl.1
Tevens herkennen wij de analyse van het CKM dat criminele uitbuiting een pijler vormt onder het verdienmodel van ondermijnende criminaliteit. Bij criminele uitbuiting wordt iemand gedwongen tot het plegen van strafbare feiten. Criminelen verleiden bijvoorbeeld kwetsbare kinderen om ergens een pakketje af te geven. Of ze vragen jongeren om met hun scooter iemand weg te brengen en op te pikken. Opgemerkt moet worden dat daderschap samen kan vallen met slachtofferschap. Iemand die op het eerste gezicht een dader van een strafbaar feit lijkt te zijn, blijkt bij nader inzien (daarnaast) een slachtoffer van uitbuiting te zijn. Jongeren worden op deze manier onder (expliciete of impliciete) dwang de criminaliteit in gezogen en dreigen hun toekomst kwijt te raken. Criminele uitbuiting zien vergt daarom een andere manier van kijken en probleembenadering. Om het te herkennen, moet je een dader ook als slachtoffer van mensenhandel kunnen zien. In de brede preventieaanpak (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit heeft dit kabinet daarom ook oog voor de mogelijke dwang die aan het strafbaar handelen ten grondslag ligt.
Onderschrijft u de bevindingen van dit rapport, zeker in het licht van de uitvoering van de motie Kuik/Bikker/Verkuijlen (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 118)?
De motie Kuik, Bikker en Verkuijlen roept op om de aanpak van criminele uitbuiting integraal onderdeel te laten zijn van een breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit. In het kader van deze motie werken het programma «Samen tegen Mensenhandel» en het «Breed Offensief tegen Georganiseerde en Ondermijnende Criminaliteit» samen om te komen tot een integrale aanpak criminele uitbuiting. Het onderzoek en rapport van het CKM zijn, als onderdeel van deze integrale aanpak, ook uitgevoerd in opdracht van ons departement.
Criminele uitbuiting is een relatief nieuwe, zeer ernstige vorm van mensenhandel. Het aantal slachtoffers in officiële statistieken is laag, maar het onderzoek wijst uit dat de daadwerkelijke problematiek vermoedelijk veel groter is. Doel van het onderzoek van het CKM was daarom om een beter beeld te genereren van de aard en omvang van criminele uitbuiting van slachtoffers met een Nederlandse identiteit.
In totaal namen 1.637 onderwijzers, jongerenwerkers, wijkagenten, leerplichtambtenaren en andere eerstelijnsprofessionals uit dertien onderzochte steden deel aan het onderzoek.2 Uit het onderzoek blijkt dat de helft van hen aangeeft in de afgelopen twee jaar in contact te zijn geweest met vermoedelijke slachtoffers. 40% procent ziet voornamelijk minderjarige slachtoffers, vooral in de leeftijd tussen 12 en 18 jaar oud. Zij worden vermoedelijk tot verschillende soorten strafbare feiten gedwongen, zoals drugsdelicten, diefstal, ronselen voor de prostitutie en geldezel- en katvanger-constructies. Dit zijn zorgwekkende signalen. Slachtoffers zijn vaak kwetsbare kinderen en jongvolwassenen die niet zelf om hulp kunnen of durven vragen, bijvoorbeeld omdat zij zich niet als slachtoffer identificeren, bang zijn voor represailles van de daders en/of bang zijn om zelf vervolgd te worden. Wij onderschrijven de bevindingen uit het rapport en de aanbeveling om de aanpak van criminele uitbuiting te verankeren en deze onderdeel te maken van de aanpak georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.3
Vanaf dit jaar starten 15 gemeenten samen met hun partners de structurele aanpak Preventie met gezag in hun meest kwetsbare wijken.4 Hierin zoeken zij een goede balans tussen kansen bieden op een betere toekomst aan de ene kant en grenzen stellen aan risico- en crimineel gedrag aan de andere kant. In deze aanpak is oog voor de mogelijke dwang die aan het strafbaar handelen ten grondslag ligt. Daarmee is het tegengaan van criminele uitbuiting ook onderdeel van deze aanpak en wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Kuik cs.5
Welke mogelijkheden ziet u om de ronselpraktijken op onder meer scholen, zorginstellingen tegen te gaan?
Slachtofferpreventie en daderpreventie zijn cruciaal om tot een sluitende aanpak van criminele uitbuiting te komen. Voor preventie is het van belang om op vele vlakken tegelijkertijd actief te zijn. Het beschermen van (potentiële) slachtoffers door aandacht te hebben voor kwetsbaarheden, zoals mentale problemen of een licht verstandelijke beperking (LVB), maakt daar deel van uit. Jongeren met een LVB zijn extra kwetsbaar doordat ze beïnvloedbaarder zijn en minder weerbaar. De kans is ook groter dat ze zich niet bewust zijn van het feit dat ze worden uitgebuit.
De sleutel tot een succesvolle aanpak ligt in goede signalering, intensieve en integrale samenwerking tussen vele partijen, waaronder scholen en zorginstellingen. Vanuit het programma «Samen tegen mensenhandel» wordt daarom breed ingezet op alle vormen van mensenhandel, onder andere door het vergroten van bewustwording en versterken van signalering door (zorg)professionals. Het is in het kader van bewustwording en preventie belangrijk dat vanuit scholen voorlichting wordt gegeven over mensenhandel. In praktijk gebeurt dit ook. Zo wordt in Noord-Holland ingezet op de aanpak van criminele uitbuiting door middel van een modulaire toolkit.6 Deze bevat een gratis lespakket, bestaande uit een film en een interactieve lesmodule, waarmee op VO scholen en in groep 8 basisonderwijs voorlichting gegeven kan worden aan de doelgroep zelf en de professionals die met hen in aanraking komen. In de interactieve les kunnen leerlingen via een fictief app-gesprek «praten» met de personages uit de film. Op dit moment wordt gewerkt aan het verbreden van de toepassing van de film en lesmodule naar verschillende groepen professionals, zoals zorgcoördinatoren op scholen, boa’s en politie. Dit aanvullend pakket wordt in november 2022 opgeleverd.
Jongeren met een LVB lopen een grote kans om slachtoffer te worden van mensenhandel. Zij zijn een groep die daarom extra aandacht moet krijgen. Koraal biedt een behandelprogramma (YIP!) voor meisjes en jonge vrouwen met een licht verstandelijke beperking.7
In dit kader noemen wij ook graag de vier regiotafels LVB, die de afgelopen maanden zijn georganiseerd door Koraal.8 In deze gesprekken worden knelpunten, mogelijkheden en voorstellen besproken met het lokale maatschappelijke middenveld en lokale bestuurders. De bevindingen uit deze gesprekken worden gebundeld gepresenteerd en zullen worden meegenomen in de verdere ontwikkelingen van het herijkte programma «Samen tegen Mensenhandel». Uw Kamer zal eind 2022 nader worden geïnformeerd over de inhoud en vorm van het programma.
Ten slotte zal mijn departement dit jaar nog starten met de financiering van een tweejarig pilotproject van het CKM ten behoeve van een landelijk online platform voor professionals en (potentiële) slachtoffers van criminele uitbuiting om slachtoffers beter te ondersteunen en hen te helpen uit onveilige situaties te komen. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang van dit project.
Welke maatregelen treft u specifiek gericht op het ondersteunen en weerbaar maken van jongeren met een licht verstandelijk beperking (LVB) om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van criminele uitbuiting?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de analyse van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel dat wanneer slachtoffers van criminele uitbuiting niet als zodanig worden herkend, zij het risico lopen om als dader te worden aangemerkt?
Slachtoffers van criminele uitbuiting maken zich doorgaans schuldig aan het plegen van een strafbaar feit. Slachtofferschap en daderschap lopen hierbij door elkaar heen. Dit maakt slachtofferschap van criminele uitbuiting zo moeilijk te herkennen. Slachtoffers van criminele uitbuiting lopen hierdoor het risico om als dader aangemerkt te worden.
De politie heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in het herkennen van signalen van mensenhandel. Er zijn uit eerdere middelen die door uw Kamer beschikbaar zijn gesteld, investeringen gedaan om de aanpak te intensiveren. Bijvoorbeeld door het werven van nieuwe politiemedewerkers ten behoeve van de versterking van de aanpak op mensenhandel en door middel van trainingen aan eerstelijns politiemedewerkers over het herkennen van signalen van mensenhandel. Hierdoor schakelen de collega’s op straat die te maken hebben met drugshandel eerder met de afdelingen die zich bezighouden met mensenhandel. De training is opgenomen in het opleidingscurriculum voor de (nieuwe) politiemedewerker. Ook is de training d.m.v. een toolkit blijvend voor alle collega’s benaderbaar en raadpleegbaar. In de toolkit is onder meer een e-learning opgenomen waarin alle verschijningsvormen van mensenhandel worden behandeld, dus ook die over criminele uitbuiting. De specialisten mensenhandel bespreken maandelijks nieuwe ontwikkelingen en delen deze, indien van toepassing, ook met collega’s uit andere afdelingen binnen de eenheden. Toch blijft signalering lastig. Dit om de eerder benoemde reden: slachtofferschap en daderschap lopen sterk in elkaar over.
Tegelijkertijd wordt op dit moment ook ingezet op de digitale opsporing. Belangrijk is de inzet van politie op de samenwerking met (online) partners op het signaleren van uitbuiting, ook die online plaatsvindt. Juist bij criminele uitbuiting is politie ook afhankelijk van signalen van derden. Deze investeringen en intensiveringen zijn nog steeds hard nodig omdat de zaken complexer worden, daders inventiever en het zicht krijgen op slachtoffers een uitdaging blijft. Dit alles kan zijn weerslag kan hebben op de hoeveelheid relevante opsporingsinformatie die beschikbaar is.
Ten slotte is het belangrijk om te benoemen dat in het najaar van dit jaar, het CKM het tweede deel van hun rapport over criminele uitbuiting zal publiceren. Dit rapport, weer uitgevoerd in opdracht van mijn departement, zal specifiek zien op de opsporing en vervolging van criminele uitbuiting. Verwacht wordt dat dit rapport kan bijdragen aan het herkennen en signaleren van knelpunten en kansen in de opsporingsketen. Wij zullen het tweede deel afwachten en daarna met een brief richting uw Kamer reageren op het gehele rapport.
Hoe beoordeelt u de stelling in het rapport dat criminele uitbuiting al drie jaar op rij de meest gesignaleerde vorm van mensenhandel in het Verenigd Koninkrijk is, terwijl volgens de officiële statistieken volgens het rapport criminele uitbuiting in Nederland nauwelijks voorkomt? Hoe verklaart u dit verschil?
In de kern verschillen de definities van criminele uitbuiting in Nederland en het Verenigd Koninkrijk niet van elkaar. In beide landen is er bij criminele uitbuiting sprake van het plegen van een strafbaar feit onder dwang.
In het Verenigd Koninkrijk is veel geïnvesteerd in de bewustwording van criminele uitbuiting bij alle organisaties die met potentiële slachtoffers in aanraking komen. Vooral tegen de achtergrond van in hennepteelt werkzame Vietnamese migranten. De kennispositie van het Verenigd Koninkrijk is sterk. De laatste jaren zijn in dit land verschillende instrumenten ontwikkeld om slachtoffers beter te signaleren. Dit is nu terug te zien in hun cijfers van het aantal geregistreerde (potentiële) slachtoffers van criminele uitbuiting. De Britse aanpak is breed: niet alleen de strafrechtelijke organisaties zijn betrokken, ook hulpverlening, jongerenwerkers, scholen en medische professionals. In Nederland volgen we dit voorbeeld door criminele uitbuiting niet alleen vanuit het perspectief van mensenhandel te benaderen, maar ook te bezien in hoeverre in het algemeen kwetsbare jongeren kunnen worden beschermd tegen een leven in de criminaliteit. Het kabinet hecht er waarde aan te leren van goede ervaringen elders en zal hierbij ook over de grens kijken. Met het Verenigd Koninkrijk hebben we contact, zowel in internationale fora als bilateraal. De extra inzet op de aanpak van criminele uitbuiting is een aanleiding om de contacten met het Verenigd Koninkrijk nader aan te halen. Mijn departement zal in contact treden met de Britse collega’s om (nadere) lering te trekken van de Britse aanpak van criminele uitbuiting.
In hoeverre verschilt de definitie van criminele uitbuiting in Nederland met de definitie in het Verenigd Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u de uitkomsten van het rapport betrekken bij het wetgevingstraject dat ziet op modernisering van artikel 273f Sr en kunt u de Kamer informeren over de voortgang van dit wetgevingstraject?
De laatste jaren wordt steeds meer duidelijk over de kwetsbare positie van slachtoffers van mensenhandel in verschillende sectoren en domeinen. Om de strafrechtelijke bescherming tegen mensenhandel over de gehele linie te verbeteren, is in het coalitieakkoord opgenomen dat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt gemoderniseerd. Dit wetsartikel bevat de strafbaarstelling van mensenhandel. Daarin staat omschreven welk gedrag in Nederland als mensenhandel strafbaar is. Zo ook criminele uitbuiting.
Uit het rapport van het CKM blijkt dat het in situaties van criminele uitbuiting vaak gaat om zachte, moeilijk te herkennen vormen van dwang, zoals het misbruik maken van een kwetsbare of afhankelijke positie, bijvoorbeeld vanwege schulden, een licht verstandelijke beperking of de jonge leeftijd van een persoon. In hoeverre in deze gevallen ook altijd sprake is van criminele uitbuiting, zoals bedoeld in artikel 273f Sr, kan op basis van dit onderzoek niet direct worden gesteld. De onderzoekers stellen dat een gebrek aan bewustzijn over criminele uitbuiting, onvoldoende aanwezige expertise en ervaring bij eerstelijns professionals en het feit dat slachtoffers om diverse redenen niet uit zichzelf naar voren treden, ervoor zorgen dat er vooralsnog beperkt zicht is op criminele uitbuiting van jongeren in Nederland. Hoe het kabinet beoogt dit zicht te gaan verbeteren, is benoemd in de beantwoording van de voorgaande vragen.
De onderzoeksresultaten bieden bij eerste aanblik geen directe aanknopingspunten die aandacht behoeven bij het wetgevingstraject. Echter, de centrale doelstelling van dit traject is het effectiever maken van de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel, waardoor de vervolging van daders en de bescherming van slachtoffers wordt verbeterd. Hierbij zal getracht worden om alle beschikbare relevante inzichten en onderzoeken te betrekken. Zo ook dit onderzoek van het CKM. Uw Kamer wordt op korte termijn middels een Kamerbrief geïnformeerd over de voortgang van dit wetgevingstraject.
Het bericht ’Politie: schietpartij gayclub Oslo was islamitische terreurdaad’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie: schietpartij gayclub Oslo was islamitische terreurdaad»1?
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichtgeving hierover. Het is verschrikkelijk wat er in Oslo is gebeurd. Het mag nooit zo zijn dat mensen worden aangevallen om wie ze zijn.
Kunt u schetsen wat er in Oslo is gebeurd?
Uit officiële verklaringen van de Noorse politie en het Noorse Openbaar Ministerie (OM) is gebleken dat in de nacht van vrijdag 24 juni 2022 op zaterdag 25 juni 2022 een man met een vuurwapen heeft geschoten op personen in het uitgaansdistrict in het centrum van de Noorse hoofdstad Oslo. Dit deed hij op drie vlakbij elkaar gelegen locaties. Eerst bij een jazzclub die bekend staat als ontmoetingsplek voor homoseksuelen. Daarna bij een nabijgelegen populaire homobar (London Pub). En later nog op een derde locatie. Er vielen daarbij in totaal twee doden en 21 gewonden (van wie tien zwaargewond).
Weet u of er inmiddels een dader is aangehouden? Is u bekend wat het motief voor deze aanslag was?
Uit officiële verklaringen van de Noorse politie en het Noorse OM blijkt dat de schutter ter plekke werd gearresteerd door de politie nadat omstanders hem hadden overmeesterd. Hij bleek in het bezit van zowel een pistool als een automatisch geweer. De man zit vast op verdenking van moord, poging tot moord, en het plegen van terroristische aanslagen.
De verdachte heeft tot nu toe geweigerd een verklaring af te leggen. De politie onderzoekt verschillende mogelijke motieven, waaronder «islamistisch-extremisme», psychische problematiek en haat tegen de LHBTIQ+-gemeenschap. De Noorse inlichtingendienst van de politie, de Police Security Service (PST) spreekt (vooralsnog) van een «extreme daad van islamistisch terrorisme».
Heeft u contact met de Nederlandse LHBTI-gemeenschap? Hoe loopt dat contact?
In mijn functie als Minister van Justitie en Veiligheid spreek ik regelmatig met individuen en organisaties. Zo ben ik onlangs nog in gesprek geweest met het COC, Transgender Netwerk Nederland (TNN) en de vereniging voor intersekse personen (NNID) om te praten over de aanpak van discriminerend geweld en beleid dat raakt aan de LHBTIQ+-gemeenschap.2
Heeft u concrete signalen dat deze gemeenschap ook in Nederland extra risico loopt? Zo ja, welke maatregelen zijn er tot dusver genomen?
Op dit moment zijn er geen concrete signalen dat de LHBTIQ+-gemeenschap in Nederland extra risico loopt om slachtoffer te worden van terrorisme en/of gewelddadig extremisme.
Meer in zijn algemeenheid zet het kabinet zich op verschillende manieren in om de veiligheid van LHBTIQ+-personen te bevorderen. Het Actieplan Veiligheid LHBTI 2019–20223 geeft een overzicht van de maatregelen die het kabinet heeft genomen om de veiligheid van LHBTI-personen te bevorderen. Ook wordt de komende tijd gewerkt aan de uitvoering van het Regenboogakkoord. In het Coalitieakkoord 2021–2025 staat opgenomen dat dit akkoord zorgvuldig uitgevoerd zal worden met (initiatief)wetgeving en beleid. Voor een verdere toelichting op de maatregelen die genomen worden om geweld tegen de LHBTIQ+-gemeenschap tegen te gaan verwijs ik ook naar de antwoorden op de vragen van het lid Koekkoek die op 13 juli jl. door de Minister van BZK naar uw Kamer zijn verzonden.4
Hoe groot schat u dat het aantal IS-sympathisanten in Nederland op dit moment is? Heeft de AIVD deze groep in beeld?
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) schrijft in zijn Openbaar Jaarverslag 2021 dat de jihadistische beweging in Nederland lijkt te stagneren, maar de dreiging ervan aanzienlijk blijft. Deze jihadistische beweging bestaat uit vijfhonderd tot zeshonderd onderkende personen in Nederland en er bevinden zich ongeveer honderdvijftig gekende Nederlandse personen in het buitenland. De AIVD geeft aan dat deze groep sinds 2018 niet of nauwelijks groeit.
Kunt u schetsen wat de consequenties zijn van het feit dat de NCTV al geruime tijd niet meer deelneemt aan lokale casusoverleggen, de Taskforce Problematisch Gedrag en ongewenste buitenlandse financiering voor de mitigatie van veiligheidsrisico’s door geradicaliseerde eenlingen en groeperingen?
De NCTV kan gebeurtenissen op dit moment beperkt duiden in afwachting van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid, welke een grondslag moet creëren voor het verwerken van persoonsgegevens. Er is sprake van persoonsgegevens bij dergelijke gebeurtenissen, dus hier past daarom ook terughoudendheid. De Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid, is momenteel in behandeling bij uw Kamer.
Dit betekent dat momenteel het maatschappelijk debat (veelal op openbare fora en sociale media) niet goed geanalyseerd kan worden. Dit heeft als gevolg dat de NCTV, in afwachting van het wetsvoorstel, gestopt is met het duiden van (online) openbare uitingen om te beoordelen of deze passen binnen een bepaalde trend of fenomeen die in potentie de stabiliteit van Nederland kan ontwrichten, en of er in dat kader maatregelen ter verhoging van de weerbaarheid moeten worden bevorderd.
Dit geeft beperkingen bij de uitvoering van analysetaken, waaronder analyses gerelateerd aan het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Dit geldt dus eveneens voor deze schietpartij in het centrum van Oslo. Zolang de NCTV voor de uitvoering van deze analyse- en coördinatietaken geen persoonsgegevens kan of mag verwerken is de NCTV niet in staat om al zijn verantwoordelijkheden ten behoeve van de nationale veiligheid waar te kunnen maken.
Zoals ook beschreven in mijn brief van 31 mei 20225 is de NCTV op dit moment ook beperkt in de coördinatietaak doordat de NCTV niet, of alleen in uitzonderlijke gevallen, kan aansluiten bij het lokale casusoverleg als er persoonsgegevens van individuen worden gedeeld. Dit betekent dat de NCTV bij complexe casuïstiek of nieuwe dreigingen de lokale partners niet vroegtijdig kan adviseren en geen gerichte ondersteuning kan bieden in bijvoorbeeld het lokale casusoverleg.
Concreet betekent dit dat om de coördinerende rol goed uit te kunnen voeren, de NCTV kennis moet nemen van casuïstiek waarbij ook informatie over individuen wordt gedeeld. Bijvoorbeeld als iemand vrijkomt uit detentie. Dergelijke vraagstukken vergen een actieve en gecoördineerde inzet zodat zicht wordt gehouden op de ontwikkelingen en waar nodig mitigerende maatregelen worden toegepast. De NCTV is hierdoor momenteel beperkt in het uitvoeren van deze taak.
Ten aanzien van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering betekent het stopzetten van de deelname van de NCTV dat het duidings-en adviesteam van de Taskforce voor wat betreft casuïstiek is stopgezet per april 2021. Het vorige Kabinet heeft uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de specifieke problemen omtrent de grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens van een aantal partners6. Ook de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hier onder meer op gewezen in het Commissiedebat Inburgering en Integratie op 19 april 2022. Gemeenten kunnen alleen nog advies krijgen over het fenomeen waar zij mee te maken hebben, zonder dat daarbij persoonsgegevens worden uitgewisseld.
Wat kan er worden verbeterd aan de informatie-uitwisseling over mogelijke signalen over terreurdaden tussen landen door Europol en Eurojust?
De systemen en platformen bij Europol bieden in beginsel voldoende mogelijkheden tot het snel uitwisselen van informatie over (mogelijke) terreurdaden. Op 28 juni jl. is de aangepaste Europolverordening in werking getreden. Europol’s bevoegdheid om grote en complexe datasets te verwerken is daarbij verduidelijkt, wat nuttig kan zijn bij onderzoek naar terrorisme. Daarnaast is Europol’s bevoegdheid om data uit te wisselen met private partijen enigszins uitgebreid, bijvoorbeeld om de verspreiding van online content die verband houdt met terrorisme te voorkomen. Er wordt eveneens onderhandeld over aanpassing van de Prüm-verordening7 en een nieuwe Richtlijn over informatie-uitwisseling om informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsautoriteiten in het kader van het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten te versnellen en te verbeteren.
In deze samenwerkingsverbanden is de politie gebonden aan de kaders die de Wet Politiegegevens (Wpg) stelt aan informatie-uitwisseling. De Wpg (art. 10 lid 1 onder b Wpg en art. 15a Wpg) verplicht weliswaar tot het ter beschikking stellen van politiegegevens met andere EU/EER landen, maar staat niet toe dat zachte signalen over personen die zich mogelijk bezig zouden kunnen houden met het beramen of plegen van terroristische misdrijven worden verstrekt aan het buitenland (art. 5:3, lid 8 jo art. 5:1, lid 4 Bpg). Dat is overigens niet voor niets. Deze personen zijn immers (nog) geen verdachte. Ook de informatie-uitwisseling met Europol kent deze beperking. De praktijk laat echter zien dat de mogelijkheid om in individuele gevallen met collega-diensten over deze personen te overleggen wenselijk kan zijn. Bijvoorbeeld met buurlanden omdat die personen grensoverschrijdend actief zijn in Nederland en in die buurlanden. Binnen Schengen worden zij namelijk op geen enkele manier gehinderd door grenzen. Overleg over behoefte aan aanpassing in wet- en regelgeving wordt daarom regelmatig gevoerd met het oog op de verbetering van de informatiepositie en het eerder starten van onderzoeken.
Is een gerichte terrorismedreiging jegens de LHBTI-gemeenschap reeds een aandachtsgebied van de «European Counter Terrorism Centre» van Europol?
Met de ervaring en expertise binnen het European Counter Terrorism Centre (ECTC) op alle gebieden van terroristische fenomenen heeft het als doel om een alomvattend antwoord te bieden op de voortdurende veranderende dreigingen van terrorisme in de Europese Unie. Het ECTC is in 2016 opgericht door Europol. Het is niet aan mij als Minister om te sturen op wat wel en niet een gericht aandachtsgebied zou moeten zijn van het ECTC.
Bent u bekend met het rapport «World Drug Report 2022, Drug Market Trends Canabis and Opioids»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de conclusies uit het rapport waaruit blijkt dat het legaliseren van cannabis in (delen van) de Verenigde Staten onder meer heeft geleid tot een toenemend gebruik van cannabis in algemene zin en onder jongeren, een hogere THC-waarde, meer gevallen van rijden onder invloed van cannabis en toenemend druggerelateerd geweld?
De genoemde conclusies uit het World Drug Report zijn zorgwekkend, maar behoeven wel enige toelichting. Uit het rapport blijkt dat de effecten van legalisering in delen van de Verenigde Staten afhankelijk zijn van de lokale omstandigheden en per staat verschillen. In het rapport wordt onder meer genoemd dat legalisering van cannabis voor recreatief gebruik niet als de oorzaak, maar als het gevolg gezien kan worden van de uitbreiding van de cannabismarkt. Het cannabisgebruik nam in de Verenigde Staten al eerder toe, na het wettelijk toestaan van cannabis voor medicinaal gebruik. Cannabis werd toen gemakkelijker verkrijgbaar en ook het recreatief gebruik nam toe. Vervolgens is het naar aanleiding van referenda in bepaalde staten ook voor recreatief gebruik gelegaliseerd.
Ook bij de conclusies dat legalisering heeft geleid tot een hogere THC-waarde, meer gevallen van rijden onder invloed van cannabis en toenemend druggerelateerd geweld wordt in het World Drug Report context geplaatst. De genoemde trends zijn niet eenduidig. Zo is in de ene staat waar cannabis is gelegaliseerd het druggerelateerde geweld afgenomen na de legalisering, terwijl het in de andere staat juist is toegenomen.
Kan het legaliseren van softdrugs door middel van het «wietexperiment» in Nederland naar uw oordeel tot soortelijke gevolgen leiden? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom denkt u dat dit anders zal uitpakken in Nederland?
Met het Experiment gesloten coffeeshopketen (ook wel: het wietexperiment) is geen sprake van het legaliseren van softdrugs. In het wietexperiment wordt in een uniform en beperkt experiment van vier jaar bekeken of en hoe een gesloten coffeeshopketen kan worden ingericht. Het onderzoek hiernaar wordt uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoekconsortium in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). In het begeleidend onderzoek wordt tevens gekeken naar de effecten van dit experiment op onder meer openbare orde, veiligheid, overlast en volksgezondheid in de experimenteer- en controle-gemeenten. Ook worden ontwikkelingen in kaart gebracht door de huidige situatie (door middel van een nulmeting) te vergelijken met de situatie gedurende de experimenteerjaren. Op dit moment is de experimenteerfase nog niet gestart. In de voorbereiding van de experimenteerfase breng ik met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mogelijke risico’s met betrekking tot de veiligheid en overlast in kaart, zoals die ook uit internationale onderzoeken blijken, en bezie wat mogelijke mitigerende maatregelen hierbij zijn.
Gedurende het experiment wordt op verschillende wijzen aandacht besteed aan preventie, van voorlichtings- en waarschuwingsboodschappen op de verpakking tot het ondersteunen van gemeenten bij het ontwikkelen van een lokale preventieaanpak die bijdraagt aan het voorkomen van een eventuele stijging van cannabisgebruik ten tijde van het experiment. Voor meer informatie over preventie verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 16 april 20212. Naast preventiemaatregelen geldt voor zowel de telers als de deelnemende coffeeshophouders dat zij geen enkele vorm van affichering mogen voeren.
Hoe verklaart u het feit dat uit het rapport blijkt dat het legaliseren van de cannabismarkt niet heeft geleid tot een verdringing van de illegale markt?
Uit het rapport blijk dat legalisatie de illegale cannabismarkten niet heeft verdrongen in de landen waar cannabis is gelegaliseerd. In het rapport worden geen definitieve uitspraken gedaan over hoe dit te verklaren is en dit is mij dan ook onbekend.
Verwacht u desondanks dat in Nederland de legalisatie van (de teelt van) hennep wel tot een afname cq. verdringing van de illegale handel zal leiden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom acht u legalisatie desondanks wenselijk?
Met het wietexperiment is geen sprake van legalisatie, maar slechts een tijdelijke regulering op beperkte schaal bij wijze van een experiment. We bezien met een uniform en afgebakend experiment van vier jaar of en hoe een gesloten coffeeshopketen kan worden ingericht, waarin op kwaliteit gecontroleerde wiet gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kan worden en wat de effecten hiervan zijn. Het is niet mogelijk vooruit te lopen op de effecten hiervan en of hieruit gevolgen voor de illegale handel blijken.
Acht u het zorgwekkend dat uit het rapport blijkt ook een toenemende invloed van grote bedrijven en de tabaks- en alcoholindustrie in de (gelegaliseerde) cannabismarkt? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat dit in Nederland gaat gebeuren? Zo nee, waarom niet?
In Nederland is geen sprake van een gelegaliseerde cannabismarkt. Binnen het experiment staat het telers vrij investeerders aan te trekken, ook investeerders vanuit de tabak- of alcoholindustrie. De huidige wet- en regelgeving staat hier niet aan in de weg. Op voorhand vind ik deelname van deze investeerders ook niet zorgwekkend. Indien een teler nieuwe investeerders aantrekt of zijn organisatiestructuur wijzigt, is de teler verplicht dit te melden. Hierop kan besloten worden opnieuw een Bibob-onderzoek te starten. Komt er uit het Bibob-onderzoek dat er een gevaar bestaat dat de aanwijzing mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen, dan kan de aanvraag onder bepaalde omstandigheden worden ingetrokken of kunnen de ministers van JenV en VWS besluiten om aan de aanwijzing voorschriften te verbinden gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
Het bericht: ‘Woede over autobranden in Eindhoven’ |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de verschrikkelijke autobranden in Eindhoven?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat onder andere auto’s in brand zijn gestoken die dicht op woningen geparkeerd staan?
Ja.
Bent u het met eens met de stelling dat hiermee door de daders het risico is genomen dat menselijke slachtoffers zouden vallen?
Het in brand steken of anderszins vernielen van eigendommen van een ander is per definitie onacceptabel. Het is echter niet aan mij als Minister om te duiden of de daders dit risico hebben genomen. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie (OM) om onderzoek te doen naar het genomen risico en vervolgens aan de rechter om hier mogelijk een uitspraak over te doen.
Is het u opgevallen dat het logo van Extinction Rebellion is gespoten op de muur van een woning, waar een auto in brand is gestoken, die dicht tegen de gevel van de woning geparkeerd stond?2
Op individuele gevallen kan ik zoals bekend niet ingaan. Politie en OM doen zoals gesteld in het antwoord op vraag 3 nader onderzoek.
Hoeveel autobranden worden sinds mei 2018 gelinkt aan deze organisatie?
Het is voor de politie en het OM niet mogelijk om een betrouwbaar overzicht te geven van betreffende dergelijke strafbare activiteiten sinds mei 2018. De verklaring hiervoor is dat er geen specifieke classificering is met betrekking tot deze organisatie. Hierdoor kan uitsluitend op zoektermen gezocht worden naar misdrijven in de politiesystemen.
Hoeveel misdrijven worden sinds mei 2018 gelinkt aan deze organisatie?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het met het eens met de stelling dat het plegen van misdrijven met als doel een bevolking ernstig angst aan te jagen, de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen een handeling te verrichten of na te laten, de definitie van terreur is?
Nee. De NCTV gebruikt in haar dreigingsbeeld terrorisme de volgende definitie van terreur: «Schrikbewind van een staat tegen haar eigen onderdanen, veelal met als doel de macht van de heersende politieke, religieuze of etnische elite te handhaven; in media en elders vaak gebruikt in plaats van «terrorisme.»» Terrorisme noemt de NCTV: «Het uit ideologische motieven plegen van op mensenlevens gericht geweld, dan wel het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke ondermijning en destabilisatie te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.»3 Ik sluit mij aan bij deze definities.
Bent u bereid Extinction Rebellion aan te merken als een terroristische organisatie?
In Nederland hanteren we de lijst van terroristische organisaties die ook gehanteerd worden binnen de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN)4, Extinction Rebellion staat niet aangemerkt als terroristische organisatie. De lijst bevat personen, groepen en entiteiten die zowel in de EU als daarbuiten actief zijn en wordt ten minste om de zes maanden opnieuw bezien. In het Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB staan de criteria voor het op de lijst plaatsen van personen, groepen en entiteiten. Het Gemeenschappelijk Standpunt bepaalt dat de lijst wordt opgesteld op basis van nauwkeurige informatie waaruit blijkt dat een besluit is genomen door een rechterlijke of gelijkwaardige bevoegde instantie met betrekking tot de betrokken persoon, groep of entiteit. Dit besluit kan betrekking hebben op 1) het instellen van een onderzoek of van vervolging wegens een terroristische daad of een poging tot het plegen of faciliteren van een dergelijke daad of 2) veroordeling voor één van die daden. Personen, groepen en entiteiten die door de VN-Veiligheidsraad in verband worden gebracht met terrorisme en waartegen sancties zijn afgekondigd, kunnen ook op de lijst worden geplaatst.
Bent u het met mij eens dat alle mogelijke middelen ingezet moeten worden om verdere terreur van deze terroristische organisatie te voorkomen?
Ik ben het met u eens dat alle mogelijk middelen binnen de wettelijke kaders in moeten worden gezet om terroristische misdrijven te voorkomen.
Het bericht 'Onderzoek naar rol OR-voorzitter politie na uitreizen jihadistische broer' |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Onderzoek naar rol OR-voorzitter politie na uitreizen jihadistische broer»?1
Ja.
Klopt het dat er een onderzoek is gestart naar de voorzitter van de ondernemingsraad (OR) van de Landelijke Eenheid vanwege het feit dat haar broer een naar Syrië uitgereisde IS-terrorist is?
Het klopt dat een oriënterend onderzoek wordt ingesteld. Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de feiten en de mogelijke rol van een of meer politiemedewerkers, om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een redelijk vermoeden van plichtsverzuim.
Waarom is door de (toenmalige) politietop nagelaten een onderzoek te starten?
Uit het strafrechtelijk onderzoek naar de broer is gebleken dat er geen strafbare feiten zijn gepleegd door zijn zus, thans voorzitter van de OR LE. Er is daarom door de toenmalige eenheidsleiding van de LE niet gekozen voor een eigen onderzoek.
Hoe kan het dat gesteld wordt dat «haar screening voldoet» terwijl er sinds 2020 een wet geldt (Wet Screening ambtenaren van politie en politie-externen) die het verplicht om een onderzoek te starten naar gedrag, familiebanden en de directe omgeving van een politieambtenaar welke een verhoogd risico kunnen vormen voor de integriteit van de betreffende politieambtenaar?
Hoewel de wet Screening ambtenaren van politie en politie-externen is aangenomen, is die nog niet in werking getreden. Op grond van deze wet dienen de uitvoeringsregels bij AMvB te worden opgesteld. Momenteel ligt de AMvB voor adviesaanvraag bij de Raad van State. Ondanks dat deze wet en AMvB formeel nog niet in werking zijn getreden, wil dat niet zeggen dat de huidige screeningscriteria niet voldoen. De wet regelt de aanscherping en verruiming van het betrouwbaarheidsonderzoek.
Waarom is er niets gedaan met de al vijf jaar geleden binnen de Landelijke Eenheid gegeven signalen en het feit dat toen al alarm is geslagen over het feit dat de betreffende persoon een broer heeft die naar IS-gebied is afgereisd?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording bij vraag 3.
Hoe heeft deze persoon ondanks die signalen voorzitter van de OR van de Landelijke Eenheid kunnen worden, ofwel: waarom is er geen onderzoek gedaan voordat zij deze functie kreeg?
Een Ondernemingsraad bestaat uit democratisch gekozen leden die ten behoeve van de werknemers invulling geven aan het grondwettelijk verankerde recht op medezeggenschap (art. 19 lid 2 Grondwet). Het is de taak van een Ondernemingsraad zelf om uit haar midden een voorzitter te kiezen (art. 7 van de Wet op de Ondernemingsraden). Het voorzitterschap van de OR LE is een tijdelijke rol, geen functie. Er is geen beleid binnen de politie dat een dergelijke rol een P/A2 screening vereist. De screeningsniveaus binnen de politie hebben alleen betrekking op een formele functie die iemand bekleedt, niet op een tijdelijke rol, tenzij daar andere afspraken over worden gemaakt.
Klopt het dat deze persoon inzage heeft in personeelsdossiers, waaronder die van de agenten van Bewaken en Beveiligen en de afdeling Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER)? Zo ja, gaat u daar persoonlijk per direct een einde aan maken?
Nee, dat klopt niet.
Klopt het dat zij ook inzage heeft in personeelsbestanden van de agenten van de Dienst Koninklijke en diplomatieke Beveiliging (DKDB)? Zo ja, gaat u daar persoonlijk per direct een einde aan maken?
Nee, dat klopt niet.
Wat is de rol van het, inmiddels weggepromoveerde, voormalige hoofd van de Landelijke Eenheid, mevrouw van den Berg?
De politiechef Landelijke Eenheid kan, als bevoegd gezag, te allen tijde een intern oriënterend of disciplinair onderzoek kan instellen. Dit is destijds niet gebeurd, zie hiervoor de beantwoording van vraag 3.
Waarom onderzoekt de politie deze zaak intern, ofwel door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK), terwijl de rol van de politie in dezen zelf ook ter discussie staat en thans wordt onderzocht?
De politiechef Landelijke Eenheid kan, als bevoegd gezag, te allen tijde een intern oriënterend of disciplinair onderzoek instellen. Van deze bevoegdheid maakt de politiechef gebruik om inzicht in de feiten en omstandigheden te verkrijgen over de handelwijze destijds van zowel de politie als de voorzitter van de OR. In dit stadium is nog geen sprake van een vermoeden van plichtsverzuim. De aard van de aanleiding tot dit onderzoek maakt dat er voor de politiechef geen reden is om nu een extern onderzoek te gelasten.
Interne onderzoekers van de teams Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) voeren oriënterende en disciplinaire onderzoeken uit. Voor dit onderzoek zullen medewerkers van de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van andere eenheden dan de Landelijke Eenheid het oriënterende onderzoek uitvoeren, zo heeft de politiechef besloten.
Is onderdeel van dat onderzoek ook dat wordt nagegaan of zij informatie van of over medewerkers van de in vragen 7 en 8 genoemde onderdelen van de Landelijke Eenheid heeft gelekt? Zo nee, bent u bereid hier alsnog per direct onderzoek naar te (laten) doen? Zo nee, waarom niet?
Over de inhoud van het onderzoek worden geen uitspraken gedaan.
Deelt u de mening dat beide onderzoeken (naar de betreffende medewerker en naar de rol van de politie) onafhankelijk en door een externe partij onderzocht moeten worden en op de kortst mogelijke termijn?
Nee, dat ben ik niet met de PVV eens. Ik heb vertrouwen in de wijze waarop beide onderzoeken momenteel plaatsvinden.
Deelt u daarnaast de mening dat de betreffende persoon vanaf heden tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en een conclusie is getrokken, op non actief gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de korpschef als werkgever om hier een afweging in te maken. Het past niet bij mijn rol in het politiebestel mij hierin te mengen.
Het bericht 'Boze boeren kappen uit frustratie 100 oude bomen én hangen houten koe op aan trekker' |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Hoe beoordeelt u het omkappen van oude knotwilgen als manier van demonstreren?1
Ik betreur het dat een agrariër een deel van de wilgen op zijn land heeft omgezaagd uit frustratie over het voorgenomen stikstofbeleid.
Bent u het eens met de stelling dat protesten geen reden mogen zijn om permanente schade aan de natuur te berokkenen?
Protesteren mag, maar zonder geweld en zonder vernielingen aan te richten. Ik vind het vernielen van beschermde natuur als protestactie, zoals dat recent bij Stroe is gedaan, ontoelaatbaar. In dit geval, waarbij een boer zijn eigen wilgen heeft gekapt, die op grond van de Wet natuurbescherming zijn vrijgesteld van de meld- en herplantplicht, ligt dat anders. Ik betreur het kappen van de bomen, maar het betreft geen overtreding van de regels in de Wet natuurbescherming over houtopstanden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de beschadigde natuur hersteld wordt? Bent u het met de stelling eens dat de veroorzaker van de schade in dit soort gevallen hiervoor op moet draaien?
Op grond van de Wet natuurbescherming zijn populieren en wilgen die als rijbeplanting langs wegen of waterwegen staan of in een enkele rij langs landbouwgronden, uitgezonderd van de herplantplicht. Dat is hier ook het geval. Provincies en gemeenten zijn bevoegd om regels te stellen ter bescherming van houtopstanden in het landelijke gebied, maar in de betreffende provinciale en gemeentelijke verordeningen zijn geen regels gesteld ten aanzien van de wilgen. Er is dus geen grondslag waarop herstel of vervanging van de gekapte wilgen kan worden afgedwongen.
Kunt u aangeven hoe opgetreden wordt tegen het nodeloos kappen van oude bomen uit frustratie?
De provincie zal per situatie de zaak moeten beoordelen en daartegen passend optreden. In de huidige casus ziet de provincie geen aanleiding om op te treden aangezien niet is geconstateerd dat er regels zijn overtreden.
Kunt u aangeven of voor kappen zonder vergunning als protestwijze boetes opgelegd zijn?
Over die gegevens beschik ik niet. Op enkele uitzonderingen na ligt die bevoegdheid bij de provincies. Voor de casus in de Krimpenerwaard gold geen meldings- of vergunningsplicht.
Kunt u aangeven welke voorwaarden gesteld worden aan boeren die Europese subsidies ontvangen voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en op welke wijze dit gecontroleerd wordt?
Indien een agrariër gebruik wil maken van subsidie onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), moet deze zich ook houden aan de randvoorwaarden van het GLB. Dit zijn wetten en regels op het gebied van milieu, gezondheid en dierenwelzijn. Voor milieu zijn dit bijvoorbeeld het voorkomen dat gevaarlijke stoffen het grondwater vervuilen en het beschermen van de natuurlijke omgeving van vogels, planten en andere dieren. Daarnaast behoort een agrariër zijn land in goede landbouw- en milieucondities te houden. Op het gebied van gezondheid betreft het activiteiten die ziektes voorkomen bij mensen, dieren en planten. Bij dierenwelzijn gaat het er over dat landbouwhuisdieren een goed leven hebben en niet lijden. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert of agrariërs zich aan de randvoorwaarden houden, en maakt daarbij gebruik van controles uitgevoerd door andere instanties. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) legt bij een overtreding een terugvordering en sanctie op.
Kunt u aangeven of Europese subsidies voor milieubeheer bij schade berokkenen aan natuur teruggevorderd worden? Zo nee, waarom niet?
Ja, indien de randvoorwaarden zijn overtreden, zie het antwoord bij vraag 6.
Het hacken van windturbines |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de toename aan cyberaanvallen op windturbines op Europees grondgebied?1
Ja ik ben bekend met dit bericht.
Bent u ermee bekend dat als gevolg hiervan bijvoorbeeld vijf windturbines langs de Oude Maas al maandenlang stilstaan?2
Windpark Oude Maas is nog in aanbouw. In februari 2022 is er sprake geweest van stormschade, waardoor onderdelen op de locatie zijn beschadigd. In juli zijn twee windmolens gerepareerd. Deze stormschade staat los van de digitale aanval op de windmolenleverancier Nordex van april dit jaar. De andere drie windmolens konden niet proefdraaiden omdat Nordex problemen ervoer door een cyberaanval.
De digitale aanval op Nordex had betrekking op een IT-applicatie van de organisatie (kantoorautomatisering) en heeft geen impact gehad op de hardware die toegang heeft tot de besturing van de windmolens (continuïteit van de dienstverlening). Er is dus geen sprake van een directe succesvolle cyberaanval op windpark Oude Maas, Nordex is slechts een toeleverancier van het windpark.
Hoeveel (pogingen tot) cyberaanvallen op systemen en netwerken van Nederlandse windturbines zijn u bekend over het afgelopen jaar? Wie waren hiervoor verantwoordelijk?
Er bestaat geen algeheel overzicht van (pogingen tot) cyberaanvallen op specifieke sectoren zoals windenergie.
Het Cybersecuritybeeld Nederland 2022 (CSBN 2022)3 beschrijft in algemene zin dat de energietransitie verdere digitalisering stimuleert. Dit gaat gepaard met nieuwe risico’s. Zowel statelijke actoren als criminelen maken misbruik van onze afhankelijkheid van digitale technologie. Deze risico’s hebben de aandacht van het kabinet. Op dit moment wordt er onder coördinatie van de Minister van Justitie en Veiligheid gewerkt aan een nieuwe Nederlandse Cybersecurity Strategie (NLCS) met daarin een brede cybersecurityaanpak. Deze zal na de zomer aan de Kamer worden aangeboden.
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is verantwoordelijk voor de vitale processen binnen de energiesector. Onderdeel hiervan is elektriciteitsproductie-, distributie en transport. De Minister van Klimaat en Energie heeft zogenaamde Aanbieders van Essentiele Diensten (AED’s) aangewezen onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni). AED’s moeten voldoen aan de zorgplicht om hun netwerk- en informatiesystemen te beveiligen. Agentschap Telecom (AT) houdt toezicht op deze aanbieders.
Incidenten met aanzienlijke gevolgen voor de dienstverlening, moeten gemeld worden bij het AT en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Ook kunnen deze AED’s andere vrijwillige meldingen doen bij het AT en het NCSC. Het NCSC heeft als primaire taak om vitale aanbieders en Rijksoverheidsorganisaties in geval van dreigingen en incidenten met betrekking tot hun netwerk- en informatiesystemen te informeren, te adviseren en indien nodig bijstand te verlenen.
Daarnaast wordt er nu gewerkt aan de Netcode on Cybersecurity. Dit is specifiek Europese regelgeving waarbij (in aanvulling op de Wbni) extra cybersecuritymaatregelen worden opgelegd aan entiteiten, die een risico kunnen vormen voor het Europese elektriciteitsnet.
Het staat bedrijven echter altijd vrij om voor vragen op het gebied van cybersecurity contact op de nemen met de rijksoverheid. Ook kunnen vitale bedrijven of rijksoverheid partijen contact opnemen met het NCSC en niet-vitale bedrijven met het Digital Trust Centrum (DTC). Daarnaast kunnen bedrijven aangifte doen bij de politie als zij te maken krijgen met cybercrime. Het kabinet roept slachtoffers van ransomware of andere vormen van cybercrime ook op om dit te doen.
In hoeveel gevallen waren deze cyberaanvallen succesvol en was er daadwerkelijk sprake van hacks door ransomware zoals bij het windpark Oude Maas?
Zie antwoord vraag 3.
Om welke beheerders en windparken ging dit?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is met deze hacks omgegaan? Zijn ze verholpen en zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de (Rijks)overheid hierin een rol gespeeld? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel voorziene energie is hierdoor in totaal niet opgewekt?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre kunt u volhouden dat uw inzet op windenergie ons minder afhankelijk maakt van het buitenland, terwijl u tegelijkertijd via Tennet grote offshore windprojecten gunt aan Chinese staatsbedrijven en uw windturbines vanuit het buitenland gewoon lamgelegd kunnen worden?
Het net op zee en de daarop aangesloten windparken op zee zijn aangewezen als vitale energie-infrastructuur. Toeleverende partijen voor zowel het net op zee als voor de windparken, dienen daarom te voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Nationale Veiligheidsstrategie 2019 en de actualisering daarvan, zoals de midterm review 2021. Deze bepaling is opgenomen in het ontwikkelkader windenergie op zee, waarmee ik TenneT formeel opdracht geef voor de aanleg van het net op zee, en wordt ook opgenomen in de toekomstige tenderregelingen voor de windparken.
Zoals aangegeven in de set Kamervragen betreffende het gunnen van een groot offshore windproject aan Chinese staatsbedrijven van d.d. 23 februari jl. (kenmerk 2022Z03467), heeft TenneT daarnaast op grond van de Elektriciteitswet 1998 de verplichting de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Dit is een wettelijke taak van TenneT. In 2020 is er door het kabinet een nationale veiligheidsanalyse uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in een aantal aanbevelingen tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998. Deze wijzigingen maken het mogelijk om nog beter rekening te houden met eisen ten aanzien van de nationale veiligheid. Zo zal het voor bepaalde gevoelige opdrachten mogelijk worden dat netbeheerders gebruik kunnen maken van de Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid. Deze wijzigingen zijn meegenomen in de Energiewet die nu ter advisering ligt bij de Raad van State.
Het gebruik van dieren als actiemiddel bij boerendemonstraties. |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wist u dat boeren twee koeien hebben meegenomen naar een demonstratie voor het Tweede Kamergebouw op 28 juni jongstleden?
Ja.
Deelt u de inschatting dat bij de dieren angst en stress is veroorzaakt door het transport, de mensenmassa, het lawaai en het voorbijrijdende verkeer?
Wij delen uw inschatting dat transport, lawaai en andere omstandigheden angst en stress kunnen hebben veroorzaakt.
Vindt u dat de boeren al het redelijke hebben gedaan om angst en stress bij de dieren te vermijden?
De veehouder heeft zich ten aanzien van de zorg voor het welzijn van de koeien te houden aan de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De politie heeft laten weten dat de koeien ter plaatse zijn gecontroleerd en een gesprek met de houders is gevoerd. Daaruit kwamen geen zorgen met betrekking tot het welzijn van de dieren naar voren.
Vindt u dat de boeren hebben voldaan aan hun wettelijke plicht om hun dieren de nodige zorg en bescherming te bieden?
Wij verwijzen hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
Klopt het, dat het in het algemeen is toegestaan om dieren in te zetten als actiemiddel bij een demonstratie? Zo ja, hoe garandeert u het welzijn van de dieren? Zo nee, waarom heeft de politie dan niet ingegrepen?
Er is geen verbod op het inzetten van dieren als actiemiddel bij een demonstratie. Uiteraard dient daarbij wel voldaan te worden aan de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. Daarnaast geldt voor het transport van landbouwhuisdieren dat er voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Transportverordening.
Welke risico’s ziet u voor het welzijn van dieren wanneer zij worden ingezet als actiemiddel bij een demonstratie?
De risico’s voor dierenwelzijn kunnen per diersoort en per omstandigheid erg verschillen. Juist vanwege de onvoorspelbaarheid van de situatie ter plekke vinden wij het inzetten van dieren bij demonstraties dan ook onwenselijk.
Vindt u dat mensen die dieren als actiemiddel inzetten bij een demonstratie de intrinsieke waarde van het dier conform de Wet dieren, dat wil zeggen als wezens met een eigen waarde en gevoel, respecteren?
Over de intrinsieke waarde van het dier merken wij op dat de wettelijke bepaling hierover (artikel 1.3 van de Wet dieren) een instructienorm is, gericht aan de overheid, voor het stellen van regels en het nemen van besluiten waarbij de intrinsieke waarde van het dier moet worden afgewogen tegen andere gerechtvaardigde belangen. Het gaat hier dus niet om een aan de houder van dieren gericht voorschrift. Daarom moet het handelen van een houder niet direct worden beoordeeld in het licht van het respect voor de intrinsieke waarde van het dier. Wel vinden wij, zoals gemeld in het antwoord op vraag 6, het inzetten van dieren als actiemiddel bij een demonstratie onwenselijk.
Welke bestuurlijke en/of juridische mogelijkheden zijn er om aantasting van het welzijn van dieren bij demonstraties te voorkomen?
De houders van de dieren moeten voldoen aan de bepalingen in de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. Daarnaast geldt voor het transport van landbouwhuisdieren dat er voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Europese Transportverordening. Hierop kan gecontroleerd en gehandhaafd worden.
Welke bestuurlijke en/of juridische mogelijkheden heeft een burgemeester om het gebruik van dieren als actiemiddel bij een demonstratie vooraf of tijdens een demonstratie te verbieden?
Bij demonstraties is de Wet openbare manifestaties (Wom) het leidende wettelijke kader voor mogelijke maatregelen of beperkingen. Het grondrecht op demonstratie kan in beginsel dus alleen worden beperkt op grond van deze wet. Op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) heeft de burgemeester de bevoegdheid om een demonstratie te beperken of in het uiterste geval zelfs te verbieden. Dit mag alleen als dit noodzakelijk is in het kader van drie doelcriteria: (1) ter bescherming van de gezondheid, (2) in het belang van het verkeer of (3) ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Vindt u het onwenselijk dat dieren worden ingezet als actiemiddel bij een demonstratie? Zo ja, deelt u de mening dat het verboden zou moeten zijn om dieren in te zetten als actiemiddel bij een demonstratie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 6 vinden wij het inzetten van dieren als actiemiddel bij demonstraties onwenselijk. Het is de verantwoordelijkheid van de houder om te allen tijde het welzijn, met inbegrip van de gezondheid, van zijn of haar dieren niet te benadelen. Bestaande wet- en regelgeving geven voldoende mogelijkheden om op te treden als dierenwelzijn wordt geschaad.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de NPO Radio 1-uitzending van Argos op zaterdag 11 juni jl.: «Een onzichtbare muur»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het VPRO-artikel: «Een onzichtbare muur – verstrikt in het web van de terrorisme-aanpak?»2
Ja.
Kunt u een reactie geven op deze radiouitzending van Argos op zaterdag 11 juni: «Een onzichtbare muur», het VPRO-artikel: «Een onzichtbare muur – verstrikt in het web van de terrorisme-aanpak» en de geconstateerde problemen voor de benadeelde burgers? Zo nee, waarom niet?
De overheid doet er alles aan om te voorkomen dat Nederlanders onterecht gesignaleerd worden. Als er mensen zijn die bewezen ten onrechte op buitenlandse lijsten staan en hierdoor hinder ondervinden bij het reizen is dit zeer vervelend.
Een persoon die het vermoeden heeft onterecht te zijn gesignaleerd kan bij de daartoe bevoegde organisaties nagaan of er een signalering op diens naam is gezet. Indien er sprake is van een aantoonbare onterechte signalering kan Nederland een verzoek doen aan een derde land om deze signalering te verwijderen. Het is echter aan het derde land om te bepalen of zij aan dit verzoek willen voldoende. Mijn Ministerie staat in contact met de politie en Buitenlandse Zaken om te bezien hoe we deze mensen kunnen helpen. Op individuele zaken kan ik echter niet in gaan.
Kunt u aangeven wat het beleid is met betrekking tot het uitwisselen van informatie met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
Uitwisseling van informatie met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, vindt primair plaats tussen de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en hun buitenlandse tegenhangers. Internationale samenwerking is van essentieel belang voor het werk van de AIVD en de MIVD, en daarmee voor de nationale veiligheid. Het uitwisselen van gegevens met collegadiensten geschiedt altijd op grond van de Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2017). Dit houdt in dat gegevens die door de diensten zelf verwerkt zijn, verstrekt kunnen worden in het kader van de eigen goede taakuitvoering (artikel 62, Wiv 2017) of in het kader van de taakuitvoering van een collegadienst (artikel 89, eerste lid, Wiv 2017). De basis voor een samenwerking met een collegadienst is een wegingsnotitie. In de wegingsnotitie wordt aan de hand van een aantal wettelijke criteria vastgesteld of er risico’s kunnen zijn bij een samenwerking met de collegadienst en, zo ja, welke mitigerende maatregelen er dan gelden. De CTIVD houdt toezicht op deze gegevensuitwisseling.
Kunt u uitsluiten dat de Nederlandse autoriteiten gegevens van Nederlanders, die geen strafblad hebben en geen verdachte zijn, uitwisselt met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Kunt u aangeven waaruit dit blijkt? Zo nee, waarom niet?
Binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders mogen de verschillende onderdelen van de Nederlandse overheid informatie uitwisselen met buitenlandse autoriteiten. Daartoe hebben de verschillende onderdelen van de Nederlandse overheid eigen wettelijke mandaten die ook voorzien in waarborgen en toezicht.
Bent u het eens dat de Nederlandse autoriteiten gegevens van Nederlanders, die geen strafblad hebben en geen verdachte zijn, onder geen beding mogen uitwisselen met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) eens dat: «Je er blind op moet kunnen vertrouwen dat de overheid je persoonsgegevens niet onrechtmatig gebruikt.»? Zo nee, waarom niet?3
Ja, dat ben ik het met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) eens.
Klopt het dat alleen mensen, die veroordeeld zijn, opgenomen mogen worden in de database van Interpol of SIS (Schengen Informatie Systeem)? Zo nee, waarom niet?
Nee dat klopt niet, het gaat bij beide databases niet alleen om personen die veroordeeld zijn. Opname in de systemen van Interpol en SIS II geschiedt pas nadat is voldaan aan daarvoor gestelde eisen. Hiervoor verwijs ik naar de INTERPOL’s Rules on the processing of Data en voor het SIS II naar het Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni en de Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006.
De International Criminal Police Organisation INTERPOL (verder: Interpol) is er, met haar databanken en een informatiesysteem, op gericht om rechtshandhavingsautoriteiten van individuele landen te ondersteunen in het uitvoeren van hun respectievelijke taken. Zo kan via Interpol een notificatie verspreid worden waarmee de lokalisering en arrestatie van een persoon verzocht wordt omdat deze persoon gezocht wordt omwille van een strafrechtelijk onderzoek ofwel ter executie van een straf. Interpol biedt ook de mogelijkheid om landen over vermiste personen te notificeren en heeft databanken met informatie over bijvoorbeeld gestolen reis- en identiteitsdocumenten en ter voorkoming van seksuele uitbuiting van kinderen.
Het Schengen Informatiesysteem II (SIS II4) is een hit/no-hit informatiesysteem dat grenscontroles en samenwerking tussen rechtshandhavings- en migratieautoriteiten ondersteunt in en tussen de Schengenlidstaten. Hoofddoel van SIS II is het behouden van interne veiligheid binnen het Schengengebied bij het ontbreken van interne grenscontroles. Een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan signaleringen invoeren met als doel dat een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat de aan de signalering verbonden actie uitvoert. Het gaat hierbij onder meer om signaleringen van personen met het oog op bijvoorbeeld aanhouding, overlevering of uitlevering of het houden van toezicht op onderdanen van derde landen voor wie een verbod op binnenkomst of verblijf (inreisverbod) is genomen. Ook kunnen personen voor onopvallende of gerichte controle worden gesignaleerd om informatie te verkrijgen over die personen met het oog op het vervolgen van strafbare feiten en het voorkomen van dreigingen ten aanzien van de publieke of nationale veiligheid. Daarnaast bevat SIS II signaleringen op objecten zoals reis- en identiteitsdocumenten, vuurwapens, voertuigen of containers ten behoeve van opsporing en inbeslagname.
Kunt u aangeven welke procedure er is om inzage te krijgen in de opgenomen persoonsgegevens in het SIS of Interpol? Zo nee, waarom niet en is er de mogelijkheid bezwaar of beroep aan te tekenen?
Bij Interpol heeft iedereen de mogelijkheid om bij de Commission for the Control of INTERPOL Files (CCF) een schriftelijk verzoek in te dienen voor toegang tot of wijziging ofwel verwijdering van de gegevens in het Interpol informatiesysteem die hem aangaan. Deze onafhankelijke commissie functioneert op basis van een eigen statuut en neemt definitieve en bindende besluiten, bijvoorbeeld tot correctie van de gegevens en het toekennen van remedies. Bezwaar en beroep zijn dus niet mogelijk.
Voor het SIS II geldt dat iedereen recht heeft om kennis te nemen van gegevens (overeenkomstig de SIS II Verordening en het SIS II Besluit) die over hem zijn opgenomen. Iedere lidstaat heeft hiervoor zijn eigen procedure en het verzoek dient dan ook bij dat lidstaat te worden ingediend. Voor Nederland kan een verzoek hiertoe schriftelijk worden ingediend bij de Landelijke Eenheid van de politie, overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet Politiegegevens (Wpg). Het staat iemand ook vrij om in beroep te gaan bij de nationaal bevoegde rechter of instantie van elke lidstaat indien men het niet eens is met een signalering.
Kunt u uitsluiten dat persoonsgegevens van Nederlanders, die opgenomen zijn in het informatieknooppunt Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER) van de landelijke eenheid van de politie worden gedeeld met buitenlandse veiligheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er geen directe uitwisseling van persoonsgegevens is tussen het CTER-Cluster van de Landelijke Eenheid en buitenlandse veiligheidsdiensten, kunnen personen waaromtrent informatie wordt verwerkt door het CTER-Cluster van de Landelijke Eenheid binnen de wettelijke kaders die hiervoor gelden geplaatst wordenn in andere informatiesystemen zoals SIS II waarvan ook daartoe bevoegde instanties uit andere landen gebruikmaken.
Kunt u aangegeven wie verantwoordelijk is voor de data en meldingen, die zichtbaar zijn in het systeem van de CTER, en wie verantwoordelijk is voor de beheer hiervan? Zo nee, waarom niet?
De CTER teams van alle eenheden van de politie en de KMar verwerken informatie betreffende CTER registraties in de applicatie SummIT. Alle informatie heeft een label waaruit blijkt welke eenheid deze informatie heeft verwerkt. De verwerkende politie-eenheden en de KMar zijn zelf verantwoordelijk voor de door hen verwerkte informatie. In het kader van de Wpg zijn uiteindelijk de korpschef en de Minister van Defensie verwerkingsverantwoordelijken.
Hebben burgers recht op volledige inzage op alles wat het CTER (politie) qua persoonsgegevens heeft bijgehouden? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wpg heeft eenieder het recht om een schriftelijk verzoek in te dienen bij de politie tot inzage of wijziging ofwel verwijdering van de gegevens die de politie over hem heeft geregistreerd.5 Dit recht is echter geen absoluut recht De privacyfunctionaris van de politie beoordeelt het verzoek. Het recht op inzage kan worden beperkt als dit noodzakelijk is in het belang van onder andere de bescherming van de openbare veiligheid, de voorkoming, opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de bescherming van de nationale veiligheid. Indien er een reden is om het recht op inzage te beperken wordt een burger hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Indien men zich niet kan vinden in het besluit kan er een verzoek worden ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Heeft de Koninklijke Marechaussee (KMAR) toegang tot de persoonsgegevens en data in het CTER?
Aan de KMar is op grond van artikel 4 van de Politiewet 2012 (Pw 2012) de nader omschreven politietaken opgedragen. In het kader van de uitvoering van die taken kan de KMar voor zover dit nodig is persoons- en/of politiegegevens ten aanzien van CTER personen verwerken. De KMar en de politie werken, onder meer, op het gebied van CTER samen, binnen de kaders van de aan hen opgedragen taken en bevoegdheden, zoals deze uit respectievelijk artikel 4 en 3 van de Pw 2012 volgen. De personen waarvan het voor het uitvoeren van hun taak noodzakelijk is dat zij toegang hebben tot bepaalde gegevens en/of systemen, kunnen geautoriseerd worden om die toegang te verkrijgen.
De gegevensverwerking voor politietaken van zowel de politie als de KMar valt onder de Wpg. Voor persoonsgegevens die te maken hebben met grensbewaking en vreemdelingen geldt de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De KMar verwerkt politiegegevens in haar eigen systemen, maar kan deze politiegegevens ook ter beschikking stellen aan de politie op basis van de bovengenoemde artikelen. De KMar is ook bevoegd om deze gegevens zelf te registreren in de politiesystemen waarvoor zij geautoriseerd zijn.
De politie verwerkt deze gegevens vervolgens binnen de kaders van haar, bij artikel 3 van de Politiewet 2012, opgedragen politietaak in de politiesystemen.
Kunt uitsluiten dat persoonsgegevens uit het CTER worden gedeeld met buitenlandse veiligheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat de KMAR niet bevoegd is data in te voeren in de CTER?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u aangeven wie er verantwoordelijk is voor de Landelijke Opsporingslijsten (LOP)? Zo nee, waarom niet?
Het landelijke overzicht politie (LOP, ook wel LOP-lijst genoemd), bestaat niet meer. De LOP-lijst werd gebruikt om binnen de politie overzicht te houden van alle personen die betrokken waren bij uitreizen van personen naar het strijdgebied in o.a. Syrië en Irak. Dit overzicht werd tot 2018 bijgehouden door de landelijke eenheid, die ook verantwoordelijkheid droeg voor het beheer.
In 2018 is een landelijk uniform werkproces ingevoerd waarin alle politie-eenheden de informatie over personen die mogelijk betrokken zouden kunnen zijn bij het plegen of beramen van terroristische misdrijven worden verwerkt in een afstemmingslijst. De LOP lijst is opgegaan in de afstemmingslijst. Op basis hiervan worden personen, indien mogelijk en noodzakelijk, besproken worden in het lokale casusoverleg. Per individuele casus wordt door de politie afgewogen of internationale signalering noodzakelijk en proportioneel is. De KMar kan zelf geen personen op de afstemmingslijst plaatsen, maar kan de politie verzoeken om dit te doen en heeft tevens wel inzage in deze lijst.
Kunt aangeven of ID-controles of verkeerscontroles (Wegenverkeerswet), uitgevoerd door de politie, ook opgenomen worden in de database van het CTER of de LOP? Kunt u aangeven met welke overheidsinstanties de informatie uit de LOP en CTER wordt gedeeld? Kunt u uitsluiten dat deze informatie direct of indirect uitgewisseld wordt met buitenlandse veiligheidsdiensten?
Alle gegevens, en dus ook gegevens van ID-controles of verkeerscontroles kunnen worden opgenomen in de CTER-registratie in het kader van art 10 lid 1 onder b, Wpg6 als deze relevant zijn voor de uitvoering van de CTER-taak. Op de LOP-lijst stonden tot 2018 personen die betrokken waren bij het uitreizen van personen naar het strijdgebied (o.a. Irak en Syrië).
Informatie op de voormalige LOP-lijst of informatie die wordt beheerd door het CTER-cluster konden/kunnen binnen de wettelijke kaders worden gedeeld met andere overheidsinstanties. Zo kunnen personen in het kader van de samenwerking binnen de lokale persoonsgerichte aanpak eventueel worden besproken in het Zorg- en Veiligheidshuis.
Voor verdere beantwoording met betrekking tot de buitenlandse veiligheidsdiensten verwijs ik u naar het antwoord op vraag 14.
Kunt u aangeven hoeveel weekberichten van de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en overige signalerings- en duidingsberichten betrekking hebben op Nederlandse burgers, hoeveel burgers betreft dit en met wie is dit gedeeld en waarom? Zo nee, waarom niet?
De NCTV doet en deed geen onderzoek naar Nederlandse burgers. De NCTV doet onderzoek naar de algemene ontwikkelingen van dreigingen jegens de nationale veiligheid. Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 8 juli jl.7 heeft de NCTV geen persoonsdossiers of registers van personen of namen ter uitvoering van de coördinatie- en analysetaken. Dit betekent dat niet werd en wordt bijgehouden hoeveel persoonsgegevens er exact voorkomen in signalerings- en duidingsberichten van de NCTV. In de brief van 8 juli wordt ook aangegeven dat de verzendlijst voor het herstelbericht aan ontvangers van de Weekberichten Internetmonitoring op organisatieniveau ter inzage zal worden gelegd bij de Tweede Kamer.8 Op dit moment ligt er een wetsvoorstel in uw Kamer dat de grondslagen voor deze activiteiten van de NCTV verder zal inkaderen.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de NCTV en met wie zij in de afgelopen jaren data heeft uitgewisseld en over welke personen? Bent u bereid dit onderzoek te laten uitvoeren door een bedrijfsrecherchebureau? Zo nee, waarom niet?
Zoals in vraag 18 is gesteld doet de NCTV geen onderzoek naar personen en daarom is een onderzoek mijn inziens niet noodzakelijk. De NCTV kijkt naar de algemene ontwikkelingen van dreigingen jegens de nationale veiligheid. Aan het monitoren van uitingen ten behoeve van het duiden van trends en ontwikkelingen die in potentie de stabiliteit van Nederland kunnen ontwrichten is soms bepaalde informatie over personen verbonden; uitingen worden immers door personen gedaan. Zoals al eerder aan uw Kamer gemeld is de internetmonitoring is sinds februari 2021 opgeschort.
Kunt u garanderen dat data van de politie van onschuldige burgers, waar geen verdenking tegen is, niet belandt bij buitenlandse veiligheidsdiensten of in de systemen van Interpol en het SIS? Zo nee, waarom niet?
Het gaat bij de databases van Interpol en SIS II niet alleen om personen die verdacht worden van een strafbaar feit danwel veroordeeld zijn. Opname in de systemen van Interpol en SIS II geschiedt pas nadat is voldaan aan daarvoor gestelde eisen. Hiervoor verwijs ik naar de INTERPOL’s Rules on the processing of Data en voor het SIS II naar het Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni en de Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 8.
Bent u bereid de email-headers op te vragen en te laten analyseren door een onafhankelijk bureau, om zo tot een samenstelling van landen te komen, waarmee informatie is gedeeld? Bent u bereid een eventueel onderzoek te laten uitvoeren door FOX-IT? Zo nee, waarom niet?
Ik ga er vanuit dat u hier doelt op de verzendlijst van de Weekberichten Internetmonitoring. Zie ook de beantwoording van vraag 19 waarin ik aangeef dat aanvullend onderzoek in mijn ogen niet nodig is. Hierbij verwijs ik naar de Kamerbrief van 8 juli jl. waarin is opgenomen op welke wijze de verzendlijst voor het herstelbericht voor ontvangers van de Weekberichten Internetmonitoring tot stand is gekomen.9
Bent u op de hoogte van het feit dat email-headers teruggehaald kunnen worden via Microsoft, om te achterhalen naar wie de mails zijn verzonden? Bent u op de hoogte van het feit dat Microsoft dit niet verwijdert en dit dus te allen tijde opvraagbaar is?
Zie antwoord vraag 21.
Bent u bereid de NCTV de opdracht te geven mee te werken en mensen, die een verzoek indienen voor inzage in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), daadwerkelijk inzage te geven in hun verwerkte persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Het is verplicht om mee te werken aan AVG-verzoeken en dit doet de NCTV dan ook. Sinds het voorjaar van 2021 is door meer dan 270 mensen een inzageverzoek gedaan en deze verzoeken zijn allemaal in behandeling genomen.
Kunt u aangeven hoe kan het zijn, dat in mailwisselingen tussen de NCTV en de politie staat, dat de NCTV geen loket is waar burgers vrije inzage kunnen krijgen in hun verwerkte persoonsgegevens, hoewel dit in eerste instantie al niet mocht vanwege het ontbreken van een juridische grondslag?
Gelet op uw vraag vind ik het belangrijk om duidelijkheid te geven over hetgeen er gedeeld is tussen de politie en de NCTV.De mailwisseling tussen de NCTV en politie heb ik openbaar gemaakt. Zoals u kunt lezen in de mailwisseling is er door de NCTV niet gezegd dat de NCTV geen loket is waar burgers vrije inzage kunnen krijgen in hun verwerkte persoonsgegevens. De NCTV heeft aangegeven dat betrokkene zich niet tot de NCTV kan wenden omdat hij geen paspoortmaatregel heeft gehad. De NCTV heeft geen taak om op persoonsniveau, anders dan in haar eigen systeem, onderzoek te doen of een persoon gesignaleerd staat. In deze context wordt het woord «loket» gebruikt. Zoals u in de mailwisseling kunt lezen, heeft de NCTV actief meegedacht hoe betrokkene geholpen zou kunnen worden.
In algemene zin heeft iedereen het recht heeft om een inzageverzoek te doen bij de NCTV voor het inzien van eventueel opgeslagen persoonsgegevens. Een inzageverzoek wordt door de NCTV altijd uitgevoerd. Zie ook het antwoord op vraag 23.
Kunt u aangeven hoe kan het zijn dat de NCTV, los van de weekberichten, ook deelneemt aan de samenwerking tussen politie, Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) wat betreft het verwerken en bespreken van persoonsgegevens van het LOP?
De NCTV heeft nooit een rol gehad in het opstellen van de LOP-lijst. Zie ook het antwoord op vraag 16 en 17. Wel heeft de NCTV tot februari 2021 deelgenomen aan lokale casusoverleggen radicalisering, waarbij personen werden besproken die uitgereisd zijn naar strijdgebied. Deze personen stonden logischerwijs ook op de LOP-lijst.
Klopt het dat Landelijke Opsporingslijsten afkomstig zijn van de politie en zij als enige dit mogen beheren? Zo nee, wie mogen dit verder beheren?
Ja, deze lijst werd voor en door de politie beheerd. Zie ook het antwoord op vraag 16.
Kunt u aangeven waarom de NCTV persoonsgegevens van het LOP kan aanvullen, zonder dat de NCTV hier een juridische grondslag voor heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is deze grondslag?
De NCTV had op geen enkele manier toegang tot de voormalige LOP-lijst en kon deze dan ook niet aanvullen. Zie ook het antwoord op vraag 16, 17 en 25.
Kunt u uitsluiten dat burgers, die niet veroordeeld of verdachte zijn, worden opgenomen in het Register Paspoort Signalering (RPS)?
Er zijn verschillende gronden op basis waarvan een persoon kan worden opgenomen in het RPS, zoals meervoudige vermissingen, een vermoeden van het opzettelijk beschadigen van reisdocumenten, (vermoedens van) fraude met het reisdocument, de onttrekking aan een opgelegde straf, in het geval van een faillissement of indien een persoon een publiekrechtelijke schuld heeft en het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich aan zijn betalingsverplichtingen wil onttrekken. Ook indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon buiten het Koninkrijk handelingen zal verrichten die een bedreiging vormen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van (een of meerdere landen van) het Koninkrijk of de veiligheid van met het Koninkrijk bevriende mogendheden, danwel de intentie heeft om uit te reizen naar een strijdgebied, kan een verzoek worden gedaan voor opname in het RPS. Niet voor al deze gronden is vereist dat de betreffende burger veroordeeld of verdachte is.
Kunt u aangeven welke instanties burgers mogen opnemen in het RPS? Zo nee, waarom niet?
Het RPS wordt namens de Staatssecretaris van BZK beheerd door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG). Als beheerder van het RPS verwerkt RvIG persoonsgegevens van personen die worden voorgedragen om te worden opgenomen in het RPS. Onderstaande signalerende instanties kunnen een verzoek tot signalering van een persoon indienen, als de instantie van mening is dat er sprake is van een van de in de paspoortwet genoemde gronden (artikel 28 tot en met 24 en 47 en 49). RvIG neemt de signalering dan op in het RPS nadat is vastgesteld dat aan de formele voorwaarden van een dergelijk verzoek is voldaan.
Afhankelijk van de grond op basis waarvan het verzoek tot opname in het RPS wordt gedaan, zijn er verschillende instanties bevoegd tot het doen van een verzoek tot opname in het RPS. De volgende instanties zijn bevoegd:
Gemeenten;
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Openbaar Ministerie;
Dienst Uitvoering Onderwijs;
Belastingdienst;
Rechter-commissaris;
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;
(Gemeentelijke) sociale dienst;
Minister van Buitenlandse Zaken;
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid10.
Voor meer informatie over de signalerende instanties en de werking van en de gronden voor opname in het RPS verwijs ik u naar de website van het RvIG.11
Kunt u aangeven welke instanties, zowel nationaal als internationaal, data uit de database van het RPS mogen overnemen? Klopt het dat uitsluitend Interpol en SIS bevoegd zijn data uit het RPS over te nemen, indien burgers zijn veroordeeld?
Het RPS wordt namens de Staatssecretaris van BZK beheerd door de RvIG. Vanuit de RvIG wordt informatie uit het RPS alleen verstrekt aan de instanties aan wie op grond van artikel 25, vierde lid, van de Paspoortwet moet worden medegedeeld dat een persoon is opgenomen in het RPS. Het betreft de volgende instanties:
Burgemeesters (gemeenten);
Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;
Gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
De Minister van Buitenlandse Zaken;
De Koninklijke Marechaussee, belast met de uitgifte van nooddocumenten;
Politie.
Ook wordt informatie uit het RPS verstrekt aan de instanties die hebben verzocht om opname van een persoon in het RPS. Het gaat dan uitsluitend om informatie over de opnames in het RPS waar de betreffende instantie om heeft verzocht.
Interpol en SIS II zijn niet bevoegd om data uit het RPS over te nemen.
Kunt u uitsluiten dat data uit het RPS oneigenlijk worden overgenomen en gedeeld met het buitenland? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de RvIG wordt informatie uit het RPS alleen gedeeld met de in het antwoord op vraag 30 genoemde instanties in het kader van de uitvoering van de Paspoortwet. Het wettelijk kader dat van toepassing is op het RPS biedt geen ruimte om informatie uit het RPS te delen met partijen in het buitenland. Ook zijn er binnen de RvIG voorzieningen getroffen om te voorkomen dat het RPS oneigenlijk wordt gebruikt en de in het RPS opgenomen informatie onbevoegd wordt gedeeld. Hiertoe hebben slechts specifieke medewerkers rechtstreekse toegang tot het RPS. Ook zijn er vastgestelde en vastgelegde (werk-) processen met betrekking tot het RPS.
Begrijpt u dat data gekopieerd uit het RPS een eigen leven kunnen gaan leiden en dit verregaande gevolgen kan hebben voor burgers? Begrijpt u dat het voor gedupeerde burgers lastig is dit weer recht te trekken?
De instanties zoals genoemd in vraag 30 aan wie informatie uit het RPS wordt verstrekt, krijgen deze informatie in het kader van de uitvoering van de Paspoortwet en daarvan afgeleide regelgeving. Bij de verstrekking van deze informatie mogen de betreffende instanties deze informatie slechts gebruiken ter uitvoering van hun taken op grond van de Paspoortwet en daarvan afgeleide regelgeving. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 31.
Klopt het dat burgers, die problemen ondervinden doordat informatie over hen is gedeeld in het kader van terrorismebestrijding, zelfs als zij onschuldig blijken te zijn, nauwelijks kunnen worden geholpen? Kunt u aangeven wat u van plan bent te ondernemen om de lat te verlagen voor mensen, die onterecht zijn opgenomen in diverse systemen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3.
Kunt u aangeven van hoeveel burgers Nederland sinds 2015 internationaal informatie heeft uitgewisseld in het kader van internationale politie- en justitiesamenwerking met betrekking tot terrorismebestrijding? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen cijfers beschikbaar van het aantal burgers in Nederland waarvan informatie is uitgewisseld in het kader van internationale politie- en justitiesamenwerking met betrekking tot terrorismebestrijding. Het is niet mogelijk om binnen de huidige registratiesystemen voor de processen van in- en uitgaande verzoeken inzake rechtshulp in strafzaken dergelijke informatie op te vragen.
Kunt u aangeven hoeveel van de burgers het etiket opgeplakt hebben gekregen van terrorismeverdachte? Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze burgers daadwerkelijk veroordeeld zijn, dan wel strafrechtelijk zijn vervolgd?
Omwille van de vertrouwelijkheid van deze informatie is het niet mogelijk om hierop antwoord te geven.
Bent u het eens met Terrorisme-expert Jelle van Buuren van de Universiteit Leiden, die stelt dat: «wanneer blijkt dat je ten onrechte bent gelabeld, je erop moet kunnen vertrouwen dat je uit die databanken kunt komen. Als dan blijkt dat je nog steeds geregistreerd staat als gevaarlijk persoon en geen toegang krijgt tot een land dan is dat een directe schending van hele primaire burgerrechten.»? Zo nee, waarom niet?
Als blijkt dat een persoon vanwege een onterecht label op een of meer buitenlandse lijsten staat en hierdoor geen toegang heeft tot bepaalde derde landen is dit problematisch Indien registratie in een derde land, ondanks een onterechte label, blijft voortduren, vind ik dat zeer kwalijk. In voorkomende gevallen en afhankelijk van de specifieke situatie, kan dit op gespannen voet staan met primaire burgerrechten. Mijn Ministerie staat in contact met de politie en Buitenlandse Zaken om te bezien hoe we deze mensen kunnen helpen.
Kunt u aangeven hoeveel burgers in totaal op dit moment een signalement hebben in het RPS? Zo nee, waarom niet?
Op 13 juli 2022 stonden er in totaal 8284 personen in het RPS. Dit is het totaal van alle gronden voor opname in het RPS.
Kunt u aangeven welke criteria de NCTV hanteert c.q. hanteerde bij het (online) volgen van burgers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 18 en 19. De handelwijze van de NCTV is uitvoerig toegelicht in meerdere Kamerbrieven waarbij de eerste brief hierover dateert van 12 april 2021.
Daarbij was internetmonitoring niet gericht op het doen van onderzoek naar personen. Om trends en ontwikkelingen op het terrein van terrorismebestrijding en nationale veiligheid goed in te schatten is het bij internetmonitoring onvermijdelijk gebleken dat relevante openbare uitingen van personen in beeld komen.
Deelt u de mening dat het volgen van onschuldige burgers door de NCTV kan leiden tot afnemend vertrouwen in de overheid? Zo nee, waarom niet?
Zoals hiervoor ook aangegeven volgt de NCTV geen personen, helaas is dat beeld wel ontstaan en dat is in meerdere Kamerbrieven en debatten ook uitgelegd door mijn voorganger en door mij.
Op dit moment ligt een wetsvoorstel in uw Kamer. Het wetsvoorstel begrenst wat wel en niet mogelijk is ter uitvoering van de taken van de NCTV. Duidelijkheid en transparantie zijn een belangrijke stap voor het terugwinnen van vertrouwen in de overheid en de NCTV.
Kunt u aangeven wat u van plan bent te ondernemen, om het vertrouwen van gedupeerde burgers in de overheid en NCTV te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 39.
Deelt u de mening dat het niet de taak is van de NCTV allerlei stigmatiserende (voor)oordelen te plakken op onschuldige burgers? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening, zoals ik eerder heb aangegeven, dat als de NCTV ontwikkelingen analyseert of duidt, deze analyses of duidingen feitelijk van aard moeten zijn en gericht op relevante ontwikkelingen voor de nationale veiligheid. Hierin is geen ruimte voor persoonlijke meningen.
Kunt u aangeven wat u zult ondernemen teneinde ervoor te zorgen, dat de NCTV uitsluitend op basis van objectieve criteria haar werkzaamheden zal uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer aangegeven heeft de NCTV verschillende werkzaamheden opgeschort in afwachting van een stevigere juridische basis. Producten die in het verleden zijn gemaakt, zoals de Weekberichten Internetmonitoring komen niet meer in die vorm terug. Zoals reeds genoemd in de beantwoording van vraag 18 ligt er een wetsvoorstel in de Kamer dat de grondslagen voor de activiteiten van de NCTV verder zal inkaderen. De NCTV beziet voortdurend kritisch het proces van totstandkoming en de inhoud van zijn analyseproducten en brengt waar nodig verbeteringen aan.
Kunt u aangeven over hoeveel burgers in totaal de NCTV signalen heeft, dat zij een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid? Hoeveel van deze burgers hebben een strafblad of zijn verdachte in een strafrechtelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
De NCTV doet en deed geen onderzoek naar Nederlandse burgers. De NCTV ontvangt ten behoeve van de analysetaak geen signalen over personen, dit behoort niet tot zijn taken. Daarbij monitort de NCTV geen personen (burgers) en er zijn dan ook geen dossierhouders op «personen».
Naast de analysetaak heeft de NCTV coördinatietaken ten behoeve van de coördinatie op (beleidsvorming rond) de integrale aanpak van terrorisme en (gewelddadig) extremisme. Voor deze coördinatietaken ontvangt de NCTV nog in zeer beperkte mate persoonsgegevens, bijvoorbeeld voor de coördinatie op personen die terugkeren uit strijdgebied van Syrië.
Kunt u aangeven wat het kader is en welke criteria er zijn voor de NCTV, om over burgers te rapporteren in de weekberichten? Zo nee, waarom niet?
De weekberichten internetmonitoring hadden tot doel om vroegtijdig inzicht te bieden in ontwikkelingen met betrekking tot thema’s als (gewelddadig) extremisme, radicalisering en polarisatie. Zij hadden niet tot doel om te rapporteren over burgers.
Bij internetmonitoring is het onvermijdelijk gebleken dat personen die relevante openbare uitingen deden in beeld kwamen. Het criterium voor de Weekberichten Internetmonitoring was of de uiting een raakvlak had met de relevante trends en ontwikkelingen. De Weekberichten Internetmonitoring zijn na februari 2021 niet meer opgesteld.
Kunt u aangeven welke waarborgen er zijn om te voorkomen dat weekberichten van de NCTV een eigen leven zullen gaan leiden en verregaande consequenties kunnen hebben voor onschuldige burgers? Zo nee, waarom niet?
De NCTV is inmiddels gestopt met het maken en verzenden van deze Weekberichten Internetmonitoring en deze keren in deze vorm ook niet meer terug. Inmiddels heeft de NCTV aan de ontvangers van de meest recente verzendlijst (lijst van 1 maart 2021) van de Weekberichten Internetmonitoring een herstelbericht gestuurd. Om zoveel mogelijk ontvangers uit het verleden te bereiken en volledige transparantie te betrachten ten aanzien van zaken die in het verleden niet goed zijn gegaan, is een herstelbericht ook op de NCTV website geplaatst zodat deze informatie publiekelijk toegankelijk is voor een ieder. Op deze wijze is het al het mogelijke gedaan om eventuele consequenties van deze Weekberichten Internetmonitoring te voorkomen.
Klopt het dat burgers al meegenomen kunnen worden in weekberichten, als er sprake zou zijn van «een interessant netwerk»?
Voor de Weekberichten Internetmonitoring keek de NCTV naar trends en ontwikkelingen op het gebied van de nationale veiligheid. Om trends en ontwikkelingen op het terrein van terrorismebestrijding en nationale veiligheid goed in te schatten is het bij internetmonitoring onvermijdelijk gebleken dat relevante openbare uitingen van personen in beeld komen. Dat komt ook naar voren in de Weekberichten Internetmonitoring.
Deelt u de mening dat analyses en duidingen van de NCTV, over burgers feitelijk moeten zijn en dat er geen ruimte dient te zijn voor persoonlijke meningen dan wel (voor)oordelen en stigmatiserende kwalificaties? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Zoals ik in mijn brief van 31 mei jl. heb aangegeven moeten de analyses en duidingen van de NCTV feitelijk van aard zijn en gericht zijn op relevante ontwikkelingen voor de nationale veiligheid.12 Hierin is geen ruimte voor persoonlijke meningen.
Sluit u uit dat bij het opstellen van de weekberichten, naast het raadplegen van open bronnen, door de NCTV ook gebruik is gemaakt van andere bronnen? Kunt u tevens aangeven welke gesloten bronnen er zijn c.q. worden geraadpleegd? Zo nee, waarom niet?
Voor het opstellen van Weekberichten Internetmonitoring werd gebruik gemaakt van vrij toegankelijke bronnen als krantenberichten, wetenschappelijke verhandelingen en open online bronnen, zoals Twitterberichten.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat burgers die een inzage-verzoek indienen, naast de door de NCTV verzamelde informatie uit open bronnen waarin zij voorkomen, tevens inzage te geven in andersoortige persoonsgebonden informatie? Zo nee, waarom niet?
Elk verzoek tot inzage wordt behandeld via hetzelfde proces, zoals wettelijk vastgelegd. Er wordt gekeken naar welke persoonsgegevens van de verzoeker aanwezig zijn bij de NCTV. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt waar deze gegevens vandaan komen of wie deze heeft opgesteld. In het besluit wordt zoveel mogelijk inzicht gegeven in de bron waarin het betreffende gegeven is opgenomen en wordt ook de context waarin een gegeven wordt verwerkt weergegeven. Ik verwijs u ook graag naar het antwoord op vraag 23.
Kunt u aangeven of überhaupt toezicht wordt gehouden op de analysetak van de NCTV? Zo ja, door wie en op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De NCTV valt onder de AVG. Toezicht op de naleving van AVG is belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens in samenwerking met de functionaris voor de gegevensbescherming.
De Inspectie JenV kan daarnaast in haar onderzoeken de werkwijze van de NCTV betrekken als er een relatie is met de uitvoeringsorganisaties waarop de Inspectie JenV toeziet. Een voorbeeld is de analyse van de Inspectie JenV naar de tramaanslag in Utrecht in 2019. Hier keek de Inspectie JenV naar de samenwerking tussen de NCTV en de veiligheidsregio’s inzake de (tijdelijke) op-en afschaling van het dreigingsbeeld. Indien het wetsvoorstel met betrekking tot de werkzaamheden van de NCTV in werking treedt heeft de inspectie wel een wettelijke taak om toezicht te houden op de naleving ervan.
Kunt u aangeven of u bereid bent verantwoordelijkheid te nemen en excuses aan te bieden aan onschuldige burgers, die ten onrechte door de NCTV onder de loep zijn genomen en waarover informatie is gedeeld met buitenlandse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 31 mei jl. heb ik aangegeven op welke punten ik vind dat de NCTV anders had moeten handelen en dat ik betreur dat dit niet goed gegaan is13. Zie ook mijn beantwoording van vraag 19 waarin ik nader in ga op de genomen stappen.
Kunt u aangeven wat u zult doen om ervoor te zorgen, dat de informatie van onschuldige burgers die ten onrechte door de NCTV onder de loep zijn genomen en ten onrechte met buitenlandse inlichtingendiensten zijn gedeeld, wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 18 en 19 doet en deed de NCTV geen onderzoek naar Nederlandse burgers, maar naar de algemene ontwikkelingen van dreigingen jegens de nationale veiligheid. Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 8 juli jl.14 heeft de NCTV geen persoonsdossiers of registers van personen of namen ter uitvoering van de analysetaken.
In de Kamerbrief van 8 juli jl.is aangeven op welke wijze de verzendlijst voor het herstelbericht voor ontvangers van de Weekberichten Internetmonitoring tot stand is gekomen.15 Deze lijst is op organisatieniveau ter inzage gelegd bij de Tweede Kamer. Er is reeds een herstelbericht verzonden aan de ontvangers van de Weekberichten Internetmonitoring, dit bericht is ook op de website van de NCTV geplaatst. Daarnaast heb ik aangegeven dat deze berichten in deze vorm niet meer terug zullen keren. Tot slot is op de website van de NCTV aangegeven hoe personen die dit willen, middels een inzageverzoek, zich kunnen vergewissen of ze op één of andere wijze voorkomen in de interne documenten van de NCTV.
Kunt u aangeven op basis waarvan u stelt dat tot enkele jaren geleden de heersende opvatting was dat er voldoende juridische basis was voor internetmonitoring? Kunt u aangeven in welke wet die grondslag expliciet was vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de Kamerbrieven van 12 april en 21 mei 2021 is vermeld, is bij het gebruiken van internetmonitoring binnen de NCTV terugkerend gesproken over de juridische grondslag ervan, maar was de heersende opvatting dat deze er voldoende was op basis van het Organisatiebesluit.16 Als persoonsgegevens werden verwerkt bij de totstandkoming van fenomeenanalyses zoals het DTN, deed de NCTV dat ter uitoefening van een taak van algemeen belang: het versterken van de nationale veiligheid en het bevorderen van de identificatie en de analyse van dreigingen en risico's op het gebied van terrorisme en nationale veiligheid (artikel 50 Organisatiebesluit JenV).
Het Organisatiebesluit, waarin de publieke taak is vastgelegd, is gebaseerd op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst, dat weer zijn grondslag vindt in artikel 44 van de Grondwet (dat de instelling van Ministeries regelt). Tenslotte is de internationaalrechtelijk de taak voor de NCTV ook terug te voeren op de op de Nederlandse staat rustende verplichting om het recht op leven te beschermen.
Kunt u aangeven hoeveel burgers in totaal een signalement hebben in het RPS? Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze burgers geen strafblad hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 37 voor het aantal personen dat is opgenomen in het RPS.
Het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel van deze personen geen strafblad hebben, aangezien het al dan niet hebben van een strafblad niet wordt bijgehouden in het RPS en ook bij geen van de gronden voor opname in het RPS een toetsingscriterium is voor opname.
Kunt u aangeven of signaleringen in het RPS na een bepaalde periode opnieuw getoetst worden en indien nodig verwijderd worden? Zo nee, waarom niet?
De signalering komt te vervallen als de signalerende instantie vaststelt dat er geen gronden voor registratie meer bestaan. De signalerende instantie doet hiervan melding bij de RvIG, die het RPS beheert namens de Staatssecretaris van BZK. Deze zal vervolgens naar aanleiding van de melding de signalering uit het RPS verwijderen. Als een signalering twee jaar heeft geduurd, dan is de RvIG namens de Staatssecretaris van BZK verplicht om de signalering onverwijld te verwijderen uit het RPS op grond van artikel 25, vijfde lid van de Paspoortwet, tenzij er grond is voor een verlenging.
De signalerende instantie kan er voor kiezen, indien de instantie van oordeel is dat de grond voor signalering nog steeds bestaat, om tegen het aflopen van deze termijn van twee jaar opnieuw een verzoek tot opname in het RPS in te dienen (hernieuwing). Er vindt dan – evenals bij een nieuwe signalering – een marginale toetsing plaats door RvIG namens de Staatssecretaris van BZK. Hierbij wordt bekeken of het verzoek voldoet aan de procedurele voorwaarden van de grond voor opname in het RPS waar een beroep op wordt gedaan. Het gaat hier met name om een toetsing of aan de formele voorwaarden wordt voldaan. De marginale toetsing is, met andere woorden, geen inhoudelijke toetsing of er een (inhoudelijke) grond voor signalering is. Deze afweging wordt door de signalerende instantie gemaakt. De Staatssecretaris van BZK maakt deze inhoudelijke afweging niet. Als na deze marginale toetsing blijkt dat aan de formele voorwaarden is voldaan, wordt de betrokken persoon opgenomen in het RPS.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met «De Weekberichten zijn niet op basis van formele afspraken gedeeld met buitenlandse inlichtingendiensten, maar wel met enkele individuele medewerkers van veiligheidsorganisaties»? Kunt u aangeven welke informele afspraken er zijn c.q. waren? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 31 mei jl. ga ik hier op in17. Dit betrof persoonlijke contacten tussen analisten van de NCTV en medewerkers van veiligheidsorganisaties. In gesprekken die zij voerden, is in een aantal gevallen toegezegd om hen de Weekberichten Internetmonitoring toe te zenden.
Kunt u aangeven of de NCTV een juridische grondslag heeft, om informatie over Nederlanders te delen met individuele medewerkers van veiligheidsorganisaties, dan wel buitenlandse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
In de internationale samenwerking is de AVG van toepassing. De NCTV kan dan ook alleen persoonsgegevens delen met en ontvangen van organisaties buiten Nederland voor zover daarvoor een wettelijke grondslag toereikend is. Zoals bekend is die grondslag op dit moment niet voor alle taken toereikend. Vanwege het ontbreken van deze grondslag heb ik in mijn brief van 8 juli jl. toegelicht dat er een herstelbericht is verzonden aan de ontvangers van de Weekberichten Internetmonitoring, dit bericht is ook op de website van de NCTV geplaatst.
Het wetsvoorstel gegevensverwerking coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid bevat ook op dit punt een nadere inkadering voor de toekomstige situatie. Voor activiteiten van de NCTV waarvoor wel een wettelijke grondslag bestaat, zal per geval beoordeeld moeten worden of er ook een grondslag is voor verstrekking van dergelijke gegevens aan derden, waaronder internationale contacten.
Is volgens u de Tweede Kamereerder geïnformeerd over de wens van «buitenlandse partners die graag meer wilden weten over de jihadistische dreiging in Nederland»? Zo nee, waarom niet?
Mondiaal jihadisme is per definitie een internationale kwestie, waarbij internationale samenwerking niet alleen zeer gewenst maar ook onmisbaar is. Dit was zeker het geval in de periode waarin een reeks Europese partners te maken kregen met herhaaldelijke aanslagen op hun grondgebied. Internationale samenwerking en informatie-uitwisseling is ook speerpunt in opeenvolgende CT-strategieën. Uitwisseling van informatie met buitenlandse partners over deze dreiging lag en ligt dan ook voor de hand. Uw Kamer is geregeld geïnformeerd over de stappen genomen op het gebied van internationale samenwerking.
Kunt u aangeven of buitenlandse inlichtingendiensten in het kader van de internationale samenwerking ook hun informatie over hun burgers delen met de NCTV? Zo nee, waarom niet?
Ik wil benadrukken dat de NCTV geen inlichtingendienst is en dit ook niet wil worden.
Er zijn in het buitenland met de NCTV vergelijkbare organisaties. Deze organisaties delen hun analyses en duidingen van trends en ontwikkelingen met de NCTV, het gaat dan bijvoorbeeld om een analyse met betrekking tot rechts-extremisme of jihadisme in dat desbetreffende land. De NCTV gebruikt deze producten alleen ten behoeve van het in kaart brengen van trends en ontwikkelingen.
Kunt u aangeven of de NCTV een grondslag heeft om internationaal te opereren? Zo nee, waarom niet?
De NCTV werkt vanuit het belang van de Nederlandse nationale veiligheid. Daartoe is het ook van belang en noodzakelijk contact te onderhouden met internationale partners en dat er deel wordt genomen in internationale gremia zoals bijvoorbeeld het Global Counter Terrorism Forum. Ook in de internationale samenwerking is de AVG van toepassing zijn. De NCTV kan dan ook alleen persoonsgegevens delen met en ontvangen van organisaties buiten Nederland voor zover daarvoor een wettelijke grondslag toereikend is. Het wetsvoorstel gegevensverwerking coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid bevat ook op dit punt inkadering voor de toekomstige situatie.
Bent u het eens dat de NCTV, zoals de naam Nationaal Coördinator al stelt, uitsluitend binnen de Nederlandse grenzen dient te opereren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 60.
Kunt u toelichten waarom het laatste weekbericht van mei 2022 door de NCTV is gedeeld, met partners uit Spanje, België, Duitsland en Canada? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds behandeld in het debat van 2 juni jl. De NCTV maakte gebruik van een reguliere verzendlijst. Zodra een partij op deze verzendlijst stond, ontving deze partij de Weekberichten Internetmonitoring. De partners uit Spanje, België, Duitsland en Canada zijn in de loop van de tijd op de verzendlijst gekomen en ontvingen daarom het laatste Weekbericht Internetmonitoring, dat in maart 2022 is verzonden.
Kunt u toelichten waarom u stelt dat het niet mogelijk is, te achterhalen of buitenlandse partners actie hebben ondernomen op basis van informatie, afkomstig uit weekberichten van de NCTV? Zo nee, waarom niet?
De NCTV heeft geen onderzoek gedaan naar personen, maar naar ontwikkelingen van de dreiging. In producten van de NCTV komen echter wel in voorkomende gevallen persoonsgegevens voor in relatie tot die dreigingsonderwerpen. Zie ook de antwoorden op vraag 44 en 46. Om met absolute zekerheid te kunnen stellen, zou met terugwerkende kracht moeten worden vastgesteld in welke Weekberichten Internetmonitoring welke persoonsgegevens zijn opgenomen. Vervolgens zou moeten worden nagegaan bij de partners of er op basis van deze informatie is gehandeld. Dit zou betekenen dat er alsnog aandacht zou worden gevestigd op de personen, in plaats van op ontwikkelingen van de dreiging. Ik acht dit niet wenselijk.
Heeft u überhaupt een poging gewaagd en een formeel verzoek ingediend bij buitenlandse partners om te achterhalen of zij actie hebben ondernomen op basis van informatie, afkomstig uit weekberichten van de NCTV? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 63.
Bent u bereid alsnog een formeel verzoek in te dienen, bij buitenlandse partners om te achterhalen of zij actie hebben ondernomen op basis van informatie, afkomstig uit weekberichten van de NCTV? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 63.
Bent u op de hoogte dat Muslim Rights Watch Nederland (MRWN) sinds medio mei 2022 een meldpunt heeft geopend en inmiddels tientallen meldingen en klachten heeft ontvangen van gedupeerden? Bent u tevens op de hoogte dat de gedupeerden aangeven dat zij van het kastje naar de muur worden gestuurd en zich machteloos voelen? Zo nee, zou u hier contact over willen opnemen met MRWN?
Ik ben op de hoogte van het meldpunt dat MRWN heeft geopend. Indien burgers van mening zijn dat er sprake is van een misstand in de wijze waarop zij door een overheidsorganisatie zijn behandeld, is er altijd de mogelijkheid om bij de desbetreffende instantie een klacht in te dienen. Indien de afhandeling van de klacht niet afdoende wordt bevonden, staat het iedereen vrij om een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman.
Bent u bereid in gesprek te treden met MRWN om samen met hen naar een oplossing toe te kunnen werken voor alle gedupeerden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 66.
Bent u voornemens om de (onrechtmatige) gegevensverzameling over onschuldige burgers te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 18, 19 en 52 doet en deed de NCTV geen onderzoek naar Nederlandse burgers, maar naar de algemene ontwikkelingen van dreigingen jegens de nationale veiligheid. Om trends en ontwikkelingen op het terrein van terrorismebestrijding en nationale veiligheid goed in te schatten is het bij internetmonitoring onvermijdelijk gebleken dat relevante openbare uitingen van personen in beeld komen. Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 8 juli jl.18 heeft de NCTV geen persoonsdossiers of registers van personen of namen ter uitvoering van de analysetaken.
In afwachting van een stevigere juridische basis voor de werkzaamheden van de NCTV zijn deze persoonsgegevens verwijderd uit het primaire proces. Dit proces is echter tijdrovend en hier wordt nog steeds aan gewerkt. Dit geldt echter niet voor persoonsgegevens waar de NCTV, vanuit haar coördinatietaken, wel een juridische basis voor heeft, zoals de paspoortwet en de tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.
Bent u bereid de bovenstaande vragen afzonderlijk te beantwoorden en te voorzien van een toelichting? Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn zoveel mogelijk afzonderlijk beantwoord.
Het de vertrouwelijkheid van meldingen die binnenkomen bij de meldkamer |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de ouders van een schutter, die zich hebben gemeld bij de meldkamer van de politie, hebben aangegeven vlak daarna te zijn gebeld door een journalist, die ervan op de hoogte was dat de ouders contact hebben gezocht met de meldkamer?1
Ja.
Is er een onderzoek ingesteld naar aanleiding van het signaal dat er vertrouwelijke persoonsgegevens vanuit de meldkamer zouden zijn doorgespeeld aan een journalist? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen onderzoek ingesteld. De politie heeft geen aanwijzingen dat vertrouwelijke persoonsgegevens zouden zijn gedeeld met derden. Overigens heeft de politie mij gemeld dat gebleken is dat de ouders geen contact hebben gezocht met de meldkamer (via het alarmnummer 1-1-2), maar dat er contact is gezocht met het Regionale Service Centrum van de politie (via het niet-spoed-nummer 0900–8844).
Heeft u er begrip voor dat het afbreuk doet aan het vertrouwen van mensen in de politie en mensen kan ontmoedigen in dergelijke gevallen contact op te nemen met de meldkamer als er eventueel vertrouwelijke persoonsgegevens zijn doorgespeeld? Zo nee, waarom niet?
De reputatie van de politie en het vertrouwen dat burgers hebben in de politie zijn voor de legitimiteit van de politie essentieel. Politiemedewerkers dienen daarom zorgvuldig om te gaan met de persoonlijke gegevens van burgers. Mocht dit onverhoopt in situaties mis zijn gegaan, dan begrijp ik uiteraard dat dit effect heeft op de betreffende burgers en hun kijk op de politie. Als blijkt dat onzorgvuldig is omgegaan met vertrouwelijke persoonsgegevens, wat in deze casus volgens de politie niet is gebleken, zal de politie hier passend op reageren.
Hoe beoordeelt u in het licht van bovenstaande vraag de weigering van de politie om op deze kwestie te reageren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals gezegd heeft de politie geen aanwijzingen dat er vertrouwelijke persoonsgegevens zijn gedeeld met derden. Het is verder aan de politie om hierover al dan niet te communiceren.
Hoeveel meldingen over schending van het ambtsgeheim zijn er in de afgelopen vijf jaar geweest? Hoeveel van die meldingen zijn onderzocht? Bij hoeveel van dergelijke meldingen volgde een sanctie, door ofwel de eigen organisatie of de rechter?
Voor het beantwoorden van deze vraag heb ik gebruik gemaakt van de jaarverantwoordingen van de politie over de periode 2017–2022. De politie kent meerdere soorten onderzoeken:
In de jaarverantwoordingen van de politie wordt over de aantallen disciplinaire onderzoeken gerapporteerd. Voor het jaar 2021 heeft de politie gerapporteerd dat er landelijk 77 disciplinaire onderzoeken hebben plaatsgevonden aangaande het lekken, misbruiken en/of achterhouden van informatie. De sancties die daarop volgden betreffen bijvoorbeeld (onvoorwaardelijk/voorwaardelijk) ontslag, inhouden vakantie-uren, schriftelijke berisping of een waarschuwing. Voor een uitgebreider overzicht verwijs ik u naar de eerder genoemde jaarverantwoording.2 In 2020 zijn 81 integriteitsschendingen vastgesteld op het gebied van lekken, misbruiken en/of achterhouden van informatie. In 2019 betroffen dit 68 integriteitsschendingen. In de jaarverantwoordingen over 2018 en 2017 is hierover niet zo gedetailleerd gerapporteerd. Ook in de jaarverantwoordingen van het Openbaar Ministerie, voor de onderzoeken door de Rijksrecherche, wordt niet gedetailleerd gerapporteerd over de onderzochte integriteitsschendingen per organisatie en de daaropvolgende sancties.
Aanhoudende diefstal, intimidatie en agressie veroorzaakt door asielzoekers. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Woede om asieloverlast, ze fluiten mijn dochter van 14 na»?1
Ja.
Wat is de status van uw belofte op eerdere Kamervragen waarbij u heeft gesteld dat het uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland?2 Hoeveel mensen zijn op basis van een misdrijf vanaf 1 januari teruggestuurd naar het land van herkomst? Kunt u hier gedetailleerd antwoord op geven?
Zoals aangegeven in reactie op eerdere Kamervragen en u ook in uw vraag aangeeft, is uitgangspunt van het openbare-ordebeleid dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor een verblijf in Nederland.3 Dit is geen belofte, maar staand beleid dat wordt uitgevoerd.
De IND kan de vluchtelingenstatus of een subsidiaire beschermingsstatus alleen weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hiervoor moet voldaan zijn aan een aantal voorwaarden, waarvoor ik u verwijs naar de antwoorden op eerder genoemde Kamervragen.4
De Staat van Migratie, die uw Kamer op 7 juli jl. is toegezonden, laat het aantal verblijfsvergunningen asiel zien dat is ingetrokken en het aantal asielaanvragen dat is afgewezen op grond van de openbare orde. Dit kunnen zowel eerste als opvolgende asielaanvragen zijn.5
De IND bepaalt of om redenen van openbare orde een verblijfsvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken. In 2021 zijn op grond van openbare orde 20 verblijfsvergunningen asiel ingetrokken en 20 asielaanvragen afgewezen. In 2020 ging het om 40 intrekkingen en 30 afwijzingen. In 2019 ging het om 30 intrekkingen en 30 afwijzingen.6
Als een vreemdeling in aanraking komt met de strafrechtketen (als verdachte/pleger van een misdrijf) wordt zijn dossier overgedragen aan de DT&V. De DT&V houdt bij hoeveel vreemdelingen in de strafrechtketen aantoonbaar vertrokken zijn uit Nederland. In 2021 zijn er ca. 740 VRIS-ers aantoonbaar vertrokken uit Nederland. In 2022 t/m mei waren dit er ca. 270. Deze cijfers worden ook maandelijks openbaar gemaakt in de Kerncijfers Asiel en Migratie.
Wat vindt u van het feit dat bewoners stellen dat de asieloverlast alsmaar erger wordt? Kunt u in uw beantwoording concreet ingaan op de vraag hoe u deze mensen gaat helpen?
Dat overlast van asielzoekers ook impact heeft op bewoners in de gemeente Westerwolde, is mij bekend en neem ik uiterst serieus. De migratieketen staat onder grote druk en alle inspanningen van betrokken partijen zijn erop gericht om de huidige situatie in de asielopvang te verbeteren om zo ook verdere overlast in Ter Apel te voorkomen.
Met inzet van beveiligers en politie proberen we overlast als asociaal gedrag op straat en winkeldiefstal te voorkomen om zo het woonklimaat voor bewoners en de werkomstandigheden voor ondernemers te verbeteren. Naast de preventieve aanpak wordt ook ingezet op een breed palet aan vreemdelingenrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in de aanpak van overlast.
Voor het treffen van passende maatregelen kan de gemeente Westerwolde opnieuw een beroep doen op de specifieke uitkering ten behoeve van de lokale aanpak van overlastgevende asielzoekers (SPUK) waarmee een maximale bijdrage van € 150.000,– kan worden aangevraagd.
Om ondernemers verder tegemoet te komen, zijn in overleg met de gemeente Westerwolde de beschikbare middelen voor de SODA-regeling aangevuld en opgehoogd tot een bedrag van € 25.000,–, zodat de regeling verder doorgang kan vinden.
Voorts ben ik momenteel de mogelijkheden en haalbaarheid van een aparte opvang aan het onderzoeken voor vreemdelingen met een kansarme aanvraag. In deze opvanglocatie geldt een sober regime en het vereiste dat de bewoners op locatie beschikbaar dienen te zijn voor het snel kunnen doorlopen van de procedure. De verwachting is dat een dergelijke locatie zal bijdragen aan het verminderen van de overlast aangezien vreemdelingen met een kansarme asielaanvraag relatief vaak betrokken zijn bij een incident of misdrijf.7
Heeft u de bereidheid om bewoners en ondernemers financieel te compenseren voor de kosten die zij maken om zichzelf tegen geboefte te beveiligen? Kunt u hier gedetailleerd antwoord op geven?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is het voor u een keer genoeg voor wat betreft het opvangen van asielzoekers? Op welk momentum sluit u de grenzen? Kunt u hier gedetailleerd antwoord op geven?
Iedereen heeft recht op een eerlijke asielprocedure. Tijdens de asielprocedure hebben asielzoekers recht op opvang en begeleiding, dit gebeurt grotendeels in asielzoekerscentra. Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel en zet ik samen met onder meer partijen uit de migratieketen, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten in op het voorkomen van overlastgevend gedrag en een harde aanpak. Zoals u bekend is het kabinet van mening dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.
Het risico op een overval op tabaksspeciaalzaken. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de eigenaresse van een tabakswinkel zwaar getraumatiseerd is als gevolg van een gewapende overval?1
Ja.
Hebt u gezien dat zowel het raam als de voordeur van de betreffende winkel volledig zijn geblindeerd waardoor niemand van buiten kan zien wat er binnen gebeurt en andersom?
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van deze winkeliers eist dat zij ramen en voordeur volledig afplakken om aan de regel te voldoen dat rookwaren van buitenaf niet zichtbaar zijn?
Nee, dat klopt niet. De NVWA eist niet van winkeliers dat zij hun ramen en voordeur volledig afplakken.
Voor verkooppunten van tabaks- en aanverwante producten geldt een uitstalverbod. Het uitstalverbod geldt onder voorwaarden niet voor bepaalde uitgezonderde speciaalzaken2. De wetgeving eist van hen dat te koop aangeboden tabaks- en aanverwante producten van buiten de speciaalzaak niet zichtbaar zijn. Daar houdt de NVWA toezicht op.
Uitgezonderde speciaalzaken hebben een aantal opties om aan deze wetgeving te voldoen en het is aan hen om daar zelf keuzes in te maken. Zo kunnen ze bijvoorbeeld besluiten de producten zodanig af te schermen dat deze niet van buitenaf zichtbaar zijn, of de opstelling in hun winkel hieraan aanpassen.
Tijdens de controles beoordelen de inspecteurs van de NVWA of de producten van buitenaf zichtbaar zijn, door op een afstandje te kijken. De inspecteur van de NVWA verplicht niet tot het afdekken van de ramen, die keuze is aan de ondernemer zelf. Dit wordt ook zo gecommuniceerd via de website van de NVWA en door de inspecteurs die de controles uitvoeren.
Is het juist dat deze regel alleen geldt voor een beperkte groep tabaksspeciaalzaken die vanwege de strikte definitie van tabaksspeciaalzaak en de daaraan verbonden vereisten niet onder het uitstalverbod vallen?
Nee, er is geen regel die verplicht tot het afplakken van ramen en deuren. Uitgezonderde (tabaks)speciaalzaken hoeven niet te voldoen aan het uitstalverbod en zijn (onder voorwaarden) vrijgesteld van het verbod op reclame in de winkel mits tabaksproducten en aanverwante producten en reclame niet van buitenaf zichtbaar zijn.
Wat vindt u van de praktische vuistregel van brancheorganisatie NSO Retail dat het voor tabaksspeciaalzaken volstaat als voorbijgangers die op het trottoir langs de winkel lopen en een blik naar binnen werpen geen rookwaar zien?
Tijdens de controles beoordelen de inspecteurs of de producten van buitenaf zichtbaar zijn, door op een afstandje te kijken
Realiseert u zich dat, wanneer mensen met hun neus tegen de etalage staan of op de drempel van de ingang staan om naar binnen te gaan, het niet altijd te vermijden is dat tabaksproducten van buitenaf zichtbaar zijn?
Zie het antwoord op vraag 5.
Bent u bekend met het feit dat tabakswinkels behoren tot een risicosector als het gaat om gewapende overvallen?
Voor retail-winkels in algemene zin geldt dat de risico’s mede bepaald worden door de verkoop van aantrekkelijke en gemakkelijk te verhandelen buit, in combinatie met al dan niet genomen preventieve maatregelen, zoals het alleen cashless betalen of het hebben van camera’s in een winkel.
Weet u dat het Platform Criminaliteitsbestrijding (NPC) het advies geeft dat winkels in het kader van beperking van overvalrisico’s transparant moeten zijn?
Het NPC3 bespreekt op bestuurlijk niveau thema’s die landelijke, regionale en lokale aanpakken kan ondersteunen. Het NPC geeft geen dergelijke concrete adviezen.
Door de politie wordt in het algemeen aan retail-winkels het advies gegeven ervoor te zorgen dat er zichtlijnen zijn, ofwel wordt transparantie bepleit, zodat een eventuele overval zichtbaar is en omstanders, andere winkelmedewerkers of mensen die langs lopen zo spoedig mogelijk alarm kunnen slaan.
Op verzoek van het Ministerie Justitie en Veiligheid zal vanuit het Centrum voor Criminaliteitspreventie worden meegedacht met tabakswinkeliers hoe zij de tabakswaren zodanig kunnen opstellen dat zij voldoen aan voornoemde wetgeving en er tegelijkertijd zichtlijnen blijven houden voor de veiligheid van winkelier, medewerkers, klanten en andere omstanders.
Vindt u het gerechtvaardigd om van kleine winkeliers te eisen dat ze zichzelf en hun medewerkers in gevaar brengen vanwege de strikte afplakeis van de NVWA?
De NVWA stelt geen afplakeis aan kleine winkeliers.
Uitgezonderde speciaalzaken hebben een aantal opties om aan de wetgeving te voldoen en het is aan hen om daar zelf keuzes in te maken.
Zo kunnen ze bijvoorbeeld besluiten de producten toch af te schermen of de opstelling in hun winkel zodanig aan te passen dat de producten niet van buitenaf zichtbaar zijn. Als men dat ook niet wil of niet kan zal men iets met een andere afscherming moeten doen. Tijdens de controles beoordelen de inspecteurs of de producten van buitenaf zichtbaar zijn, door op een afstandje te kijken. Er wordt door de inspecteur van de NVWA niet verplicht tot het afdekken van de ramen, die keuze is aan de ondernemer zelf.
Weegt het volledige gebrek aan doeltreffendheid van deze eis van de NVWA wat u betreft op tegen de substantiële verhoging van het risico dat winkeliers en hun medewerkers lopen op een gewapende overval en het gevaar en potentiële trauma’s die hiermee gepaard gaan?
Zie het antwoord op vraag 9
Wilt u hierover snel met de branche in gesprek gaan?
Op verzoek van het Ministerie Justitie en Veiligheid zal vanuit het Centrum voor Criminaliteitspreventie worden meegedacht met tabakswinkeliers hoe zij de tabakswaren zodanig kunnen opstellen dat zij voldoen aan de wetgeving en er tegelijkertijd zichtlijnen blijven houden voor de veiligheid van winkelier, medewerkers, klanten en andere omstanders.