Tekortschieten van de wet Victoria bij de aanpak van ernstige overlast |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De wet Victoria volstaat niet»?1
Ja.
Herinnert u zich het antwoord op Kamervragen van 16 november 2009 over het inzetten van dwangsommen door gemeenten bij het bestrijden van overlast?2
Ja.
Deelt u de opvatting dat de aanpak van woonoverlast grote prioriteit verdient? Zo ja, op welke wijze gaat u gemeenten faciliteren en activeren om deze aanpak vorm te geven en hoe werkt u mee aan deskundigheidsbevordering? Deelt u de opvatting dat gemeentelijke slagkracht voor de aanpak van woonoverlast van cruciaal belang is, onder andere in het licht van de wijkaanpak?
De aanpak van woonoverlast verdient grote prioriteit, want dit draagt bij aan het verhogen van de leefbaarheid in wijken. De primaire verantwoordelijk voor handhavend optreden ligt bij gemeenten, en uiteraard is het van belang dat zij voldoende slagkracht hebben. Met het instrumentarium dat hen thans ter beschikking staat is dat naar mijn mening ook het geval, en gemeenten geven dat ook zelf aan. Wel is mij bekend dat gemeenten het soms lastig vinden om dit instrumentarium in de praktijk toe te passen. Om hierbij te helpen is in 2010 de handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering opgesteld.
Op welke schaal wordt de handreiking aanpak woonoverlast en verloedering op dit moment gebruikt en welke ervaringen heeft dit opgeleverd?
De VROM-Inspectie heeft afgelopen najaar 188 gemeenten bezocht, verspreid over heel Nederland. Daarbij is onder andere gevraagd naar de aanwezigheid van woonoverlast en het gebruik van de handreiking. Uit deze steekproef is gebleken dat in 92 van de 188 gemeenten woonoverlast aan de orde is. Ongeveer tweederde van deze gemeenten kent de handreiking en een groot deel gebruikt deze ook. De andere gemeenten melden geen woonoverlast, maar ook een groot deel van deze gemeenten kent de handreiking wel. In totaal gaven 19 gemeenten aan knelpunten te ervaren bij de uitvoering van de aanpak van woonoverlast. Met die gemeenten gaat de VROM-Inspectie verder in gesprek om deze knelpunten te analyseren en eventueel op te lossen.
Klopt het dat toepassing van de Wet Victoria (artikel 174a Gemeentewet) één van de laatste middelen is die een gemeente ter beschikking heeft om overlast te bestrijden als alle andere middelen niet toereikend zijn gebleken? Zo nee, hoe ziet u dit instrument dan? Zo ja, hecht u ook aan een goede toepasbaarheid van dit artikel voor gemeenten, zodat het op een effectieve manier ingezet kan worden?
De Wet Victoria is inderdaad bedoeld als ultimum remedium. Artikel 174a van de Gemeentewet kan worden ingezet als er sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde rondom de woning, die wordt veroorzaakt door gedragingen in de woning. De ordeverstoring moet gepaard gaan met ernstige overlast die nadelig is voor de veiligheid en de gezondheid van de woonomgeving. Ik hecht zeker aan een goede toepasbaarheid van de Wet Victoria. Daarom hebben alle gemeenten de handreiking woonoverlast en verloedering ontvangen. In de handreiking komen naast de Wet Victoria ook de vele andere instrumenten die gemeenten ter beschikking staan om woonoverlast aan te pakken en te voorkomen aan de orde.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak van de Raad van State blijkt dat de Wet Victoria voor gemeenten en politie te lastig is om toe te passen tegen ernstige woonoverlast? Zo nee, waarom niet? Wat wilt u doen om de voorwaarden voor toepassing van dit instrument aan gemeenten te verduidelijken? Zo ja, hoe wilt u de inzetbaarheid van de Wet Victoria verbeteren? Bent u bereid hiervoor de wet aan te passen?
De Wet Victoria is een zwaar middel: het gaat om sluiting van een pand, waardoor de bewoners in ieder geval voor bepaalde tijd niet meer in het pand kunnen wonen. Vanwege de zwaarte van dit instrument is het noodzakelijk dit met waarborgen te omgeven. Ik begrijp dat gemeenten dit soms als lastig ervaren, zeker omdat de Wet Victoria niet met grote regelmaat wordt toegepast. Dat is ook de reden dat in de handreiking voor gemeenten ruim aandacht wordt besteed aan zaken als dossieropbouw en de te volgen procedures. Ook zijn in de handreiking voorbeeldbrieven en –besluiten opgenomen. Ik zie op dit moment geen reden om de wet aan te passen.
Is er sinds de evaluatie van de wetten Victor en Victoria door andere gemeenten dan Tilburg meer ervaring opgedaan met de toepassing van artikel 174a Gemeentewet tegen ernstige overlast die niet voortkomt uit drugsgerelateerde activiteiten? Zo ja, welke ervaring is dit? Zo nee, wat zegt dit voor u over de toepasbaarheid van dit instrument?
Er is geen overzicht van zaken waarbij artikel 174a van de Gemeentewet tegen ernstige overlast is ingezet door gemeenten. Wel is sinds de evaluatie meer jurisprudentie verschenen over de toepassing van de Wet Victoria. In meerdere gevallen is de gemeente door de Rechtbank of de Raad van State in het gelijk gesteld wat betreft het inzetten van dit instrument. In enkele van deze zaken ging het om ernstige overlast in combinatie met drugsgerelateerde activiteiten. Hieruit blijkt dat de Wet Victoria wel degelijk goed toepasbaar is om ernstige overlast te bestrijden. Overigens leidt een procedure in het kader van artikel 174a Gemeentewet niet altijd tot sluiting van een woning. Er zijn ook gevallen bekend waarbij tijdens het inzetten van de procedure de overlast werd beëindigd en sluiting van de woning niet meer nodig bleek.
Begrijpt u dat omwonenden die zich bedreigd voelen niet altijd met naam en toenaam hun klachten in de dossiers vastgelegd willen zien? Heeft dit meegespeeld in de zaak in Berkel-Enschot, waar de uitspraak van de Raad van State betrekking op heeft? Zo ja, hoe wilt u ervoor zorgen dat serieuze en onderbouwde klachten wel anoniem gemeld kunnen worden en gebruikt worden voor toepassing van de Wet Victoria?
Om ingrijpende maatregelen zoals sluiting van een woning te kunnen inzetten dient een dossier gebaseerd te zijn op concrete, verifieerbare feiten. De Raad van State heeft in deze zaak geoordeeld dat het dossier onvoldoende concreet en verifieerbaar was. Anonieme meldingen kunnen wel tot steun zijn in het dossier, maar toepassing van de Wet Victoria kan niet gebaseerd zijn op uitsluitend anonieme meldingen.
Is het door de uitspraak van de Raad van State onmogelijk om gemeentelijke dossiers en sfeerverslagen van de politie te gebruiken te gebruiken voor toepassing van de Wet Victoria? Vindt u dit ook onwenselijk? Zo ja, wat wilt u hieraan doen?
Gemeentelijke dossiers en sfeerverslagen van de politie zijn en blijven bruikbaar voor toepassing in het kader van de Wet Victoria. Het dossier dat aan de rechter wordt voorgelegd dient evenwel voldoende concreet en verifieerbaar te zijn om te kunnen onderbouwen dat de openbare orde is verstoord.
Is het voor huurders die geconfronteerd worden met ernstige woonoverlast toegestaan om de betaling van hun huur op te schorten als zij door de woningbouwcorporatie en de gemeente niet voldoende ondersteund worden? Zo ja, op welke voorwaarden mag de huurbetaling opgeschort worden en wilt u dit consumentenrecht onder de aandacht van huurders brengen? Zo nee, wilt u dit mogelijk maken?
Ernstige woonoverlast kan gezien worden als een gebrek, waar een huurder zijn verhuurder op kan aanspreken. Als de overlastgever eveneens huurder is van deze verhuurder, mag verwacht worden dat de verhuurder stappen onderneemt om de overlast te beëindigen, eventueel door beëindiging van de huurovereenkomst van de overlastgevende huurder. Een huurder kan zijn verhuurder niet aanspreken op een eventueel nalaten door de gemeente.
In geval van vermindering van het huurgenot ten gevolge van een gebrek kan een huurder een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs vorderen, zolang het gebrek voortduurt. Hij moet de verhuurder dan wel gemeld hebben dat er sprake is van een gebrek, voor zover die daarvan nog niet op de hoogte was, zodat de verhuurder in staat wordt gesteld om het gebrek te verhelpen. Op grond van het algemene overeenkomstenrecht kan een huurder de huurbetaling in een dergelijk geval ook opschorten. Daarbij moet wel worden aangetekend dat opschorting niet betekent dat de opgeschorte huurbetalingen vervallen. Opschorting is een pressiemiddel om de verhuurder te bewegen zijn verplichting na te komen om het rustig woongenot te verschaffen.
Voor opschorting van de huurbetaling is in beginsel voldoende, dat de verhuurder zijn verplichting niet nakomt om de huurder het rustig woongenot te verschaffen. De opschorting moet echter wel in verhouding staan tot de mate van het niet verschaffen van het rustig woongenot door de verhuurder. De huurder doet er dan ook goed aan zich er bij voorbaat van te vergewissen of opschorting van de huurbetaling niet disproportioneel is, om te voorkomen dat de verhuurder hem aanspreekt op wanbetaling.
Aangezien het om situaties gaat die telkens verschillend zijn, en het van de omstandigheden van het geval afhangt welke maatregelen genomen moeten worden, acht ik brede publieksvoorlichting geen geschikte methode om dit onder de aandacht te brengen. Dit soort zaken vereist een individuele aanpak.
Hoe oordeelt u over het plan dat in West Brabant uitgewerkt wordt om drugsteelt als ontbindende voorwaarde op te nemen in hypotheekcontracten? Acht u deze aanpak ook te gebruiken voor plegers van bewezen ernstige overlast? Zo ja, hoe wilt u de ontwikkeling ondersteunen van plannen om hypotheken onder deze voorwaarde te ontbinden?
De landelijke Taskforce aanpak georganiseerde hennepteelt bekijkt hoe door diverse partners, waaronder private partijen, drempels opgeworpen kunnen worden tegen de georganiseerde hennepteelt. Op dit moment loopt een pilot in de vijf zuidelijke politieregio's waarin, op basis van een convenant en binnen de wettelijke kaders, de politie bij de ontmanteling van een hennepkwekerij informatie uitwisselt met het Verbond van Verzekeraars (waarvan sommige leden tevenshypotheekverstrekker zijn) en Netbeheer Nederland. De toenmalige Minister van Justitie heeft dit convenant ter instemming mede ondertekend. Deze aanpak stelt deze private partijen in staat de maatregelen te treffen die zij nodig vinden om fraude tegen te gaan.De uiterste consequentie van deze aanpak kan zijn dat in een individueel geval een hypotheek wordt aangepast of opgezegd.Het is nog te vroeg om een uitbreiding van deze aanpak naar andere vormen van overlast te overwegen.
Welke inzet kan de Kamer van u verwachten om ervoor te zorgen dat gemeenten voldoende instrumenten hebben om woonoverlast door huurders en woningeigenaren op een doeltreffende wijze te bestrijden? Op welke termijn wilt u het instrumentarium op orde hebben?
Gemeenten hebben aangegeven dat het huidige instrumentarium in principe voldoende is voor de handhaving van woonoverlast. Wel vinden gemeenten het soms lastig om dit instrumentarium toe te passen. Om die reden is in 2010 de handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering opgesteld. Deze handreiking wordt momenteel geüpdatet met onder andere de onderwerpen woonschepen, verkamering en interventieteams. Deze update is in april beschikbaar.
Mogelijke fraude en corruptie bij de aanschaf van het nieuwe dienstpistool |
|
Ronald van Raak |
|
Klopt het dat de rijksrecherche onderzoek doet naar mogelijke fraude en corruptie bij de aankoop van een nieuw politiepistool?1
De Rijksrecherche doet onderzoek naar de mogelijke omkoping bij de aanbesteding van de pepperspray door de Nederlandse politie in 2002. Een bedrijf en een politieagent die voorwerp van onderzoek zijn spelen een rol bij de aanbesteding van het nieuwe pistool. Dit was voor mij de aanleiding om de Rijksrecherche en de Rijksauditdienst te verzoeken om preventief een onderzoek in te stellen naar de aanbesteding van het nieuwe dienstpistool. Dit om inzichtelijk te krijgen of er al dan niet sprake was van onrechtmatigheden bij de aanbesteding van het nieuwe dienstpistool. Op basis van het onderzoek van de Rijksauditdienst en de Rijksrecherche, die onafhankelijk van elkaar onderzoek hebben verricht, heb ik geconcludeerd dat er gedurende het gehele aanbestedingsproces van het nieuwe pistool niet gebleken is van onregelmatigheden bij de totstandkoming van de keuze van het nieuwe pistool. Op dit moment beschik ik dan ook niet over informatie die een uitsluiting van de desbetreffende tussenpersoon bij de aanbesteding van het pistool rechtvaardigt, hetgeen wordt bevestigd door een advies van de Landsadvocaat dat op mijn verzoek hierover is opgesteld.
Gaat het hier om dezelfde bedrijven en personen die eerder onderwerp van onderzoek waren bij de aankoop van pepperspray? Waarom is Technisch Bureau Müller (TBM) alsnog bij de aanschaf van het politiepistool betrokken?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat nog twee andere wapens in de race waren en dat testgebruikers niet de voorkeur gaven aan het uiteindelijk gekozen wapen?2
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Raad van Korpschefs (RKC) de opdracht gegeven om een aanbesteding te starten voor de vervanging van het huidige dienstpistool, de Walther P5. De RKC heeft hiervoor het project NPNP (Nieuw Pistool Nederlands Politie) in het leven geroepen. De korpschef van Gelderland-Zuid is voorzitter van de stuurgroep NPNP.
Uitgangspunt bij de aanbesteding van het pistool is dat de Nederlandse politie het best beschikbare dienstwapen moet krijgen. Dit is het pistool dat in zijn totaliteit het beste aan de eisen van de politie voldoet. Hiertoe zijn in nauwe samenwerking met de politie en politievakbonden criteria opgesteld waaraan het pistool moet voldoen. De wijze van testen en de wijze van beoordelen ligt van te voren vast en is bekend bij de inschrijvers. Daarvan kan na aanvang van de aanbesteding niet meer worden afgeweken. Via een Europese aanbestedingsprocedure, op basis van deze criteria, is vervolgens het wapen geselecteerd dat het beste scoort.
De pistolen zijn op drie onderdelen getest: een visuele test, een technische test en een operationele test. Bij de eerste twee testen werden eisen gesteld waaraan het pistool in ieder geval moest voldoen, indien een pistool op één of meer onderdelen niet voldeed dan viel hij hierdoor af. Er waren in totaal tien inschrijvingen, hiervan zijn zes pistolen, van vier verschillende fabrikanten (Beretta, Heckler & Koch, SIG-Sauer en Walther) uiteindelijk visueel en technisch goedgekeurd.
Deze zes pistolen zijn doorgegaan naar de operationele test. De operationele test is uitgevoerd door 61 testers (waaronder ook vertegenwoordigers van de politievakbonden) die zijn geselecteerd uit een groot aantal verschillende onderdelen van de Nederlandse politie. De testers hebben deze zes pistolen onder de meest uiteenlopende omstandigheden getest. De scores die in deze operationele test zijn behaald tellen voor 70% mee in de eindscore, bij de visuele test konden punten gescoord worden die voor 5% hebben meegeteld en de prijs telde tot slot voor 25% mee in de eindscore. Het pistool van het merk SIG-Sauer heeft de hoogste totaalscore behaald en op basis hiervan heeft de voorlopige gunning plaatsgevonden aan de firma SIG-Sauer die in Nederland wordt vertegenwoordigd door Technisch Bureau Muller. Tegen deze voorlopige gunning aan SIG-Sauer is door twee fabrikanten (Heckler & Koch en Walther) bezwaar gemaakt en zij hebben hiertoe een kort geding procedure aanhangig gemaakt bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage.
Zodra de uitkomsten van deze juridische procedures bekend zijn zal ik de kamer hierover per brief informeren alsmede over het vervolgtraject met betrekking tot de aanschaf van het nieuwe dienstpistool.
Wie heeft uiteindelijk de beslissing genomen om met TBM in zee te gaan? Hoe zijn de politiebonden en de ondernemingsraden bij die uiteindelijke beslissing betrokken? Welke verantwoordelijkheid hebben de korpschefs voor de aanschaf van het nieuwe politiewapen en hoe hebben zij naar uw opvatting vorm gegeven aan die verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat er bij de aankoop van een nieuw politiepistool geen sprake is geweest van omkoping of andere beïnvloeding van de besluitvorming? Zo nee, hoe gaat u dit onderzoeken?
Het aanbestedingsproces is zodanig ingericht dat een onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming vrijwel geen kans heeft. Dit wordt ook bevestigd door het rapport van de Rijksauditdienst die per processtap hebben onderzocht wat de risico’s zijn en welke waarborgen zijn genomen om onrechtmatig beïnvloeding te voorkomen. Ook uit het Rijksrecherche onderzoek is geen informatie naar voren gekomen die wijst op omkoping of op onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming bij de aanbesteding van het nieuwe pistool.
Het kansspelbeleid |
|
|
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u op korte termijn al licenties voor internetgokken gaat veilen?1 Zo nee, op welke termijn dan wel?
Bij brief van 19 maart 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 24 557, nr. 124) heb ik de Tweede Kamer, mede namens de staatssecretaris van Financiën, mijn visie op het kansspelbeleid doen toekomen. In die brief heb ik de verwachting uitgesproken dit najaar een voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen ter advies voor te leggen aan de Raad van State, dat voorziet in de invoering van een vergunningstelsel voor kansspelen via internet. Uit dat voorstel zal blijken op welke wijze dergelijke vergunningen zullen worden verleend. Voorts heb ik in die brief aangegeven een onderzoek te zullen instellen naar de mogelijkheden meer marktwerking in te voeren bij (onder andere) speelcasino’s. Bij Holland Casino zal ook het pseudo-staatsaandeelhouderschap onderwerp van onderzoek zijn.
Zijn er door u, of namens u, gesprekken gevoerd over het vrijgeven van internetgokken met de lobbyorganisatie Stichting Online Gaming Nederland onder leiding van de heer Linschoten? Zo ja, wanneer en hoe vaak? Zo nee, met wie zijn er wel gesprekken gevoerd over dit onderwerp?
Ten behoeve van de voorbereiding van nieuw beleid, onder andere op het gebied van kansspelen via internet, hebben ambtenaren van mijn ministerie de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met verschillende stakeholders op het gebied van kansspelen. In dat kader is ook gesproken met vertegenwoordigers van genoemde organisatie.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot aangiftes die door het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn gedaan tegen de aanbieders van illegale goksites?
In dit soort zaken is bijna altijd sprake van een internationale component waardoor het Openbaar Ministerie (OM) afhankelijk is van internationale rechtshulp. Het ontbreken van rechtshulpverdragen en/of de dubbele strafbaarheid staat succesvolle vervolging echter veelal in de weg. Het OM heeft de toenmalige minister van Justitie daarom eind 2009 laten weten de aangiften, mede gelet op de beperkt beschikbare opsporingscapaciteit, niet verder in behandeling te nemen.
Wat is de stand van zaken in de gesprekken met in Nederland opererende banken om te stoppen met het faciliteren van illegale kansspelen via internet en het daarmee overtreden van de Wet op de kansspelen?
Het overleg over het beëindigen van het faciliteren van illegale kansspelen via internet wordt niet met individuele banken maar met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) gevoerd. Vorig jaar heeft de toenmalige minister van Justitie de NVB een zwarte lijst verstrekt waarop illegale aanbieders van kansspelen via internet staan vermeld. Met de NVB was afgesproken dat zij deze lijst zou verspreiden onder haar leden, opdat dezen vervolgens geen betalingen meer laten plaatsvinden – al dan niet via iDEAL – aan illegale kansspelaanbieders. Bij de NVB bestond echter nog enige twijfel over de legitimiteit van deze lijst. Deze twijfel is inmiddels weggenomen. Met de NVB is onlangs afgesproken dat zij de zwarte lijst binnenkort alsnog aan haar leden stuurt. Ik heb geen reden aan te nemen dat individuele banken – waaronder ABN AMRO Bank – of iDEAL – dat bestaat uit een samenwerkingsverband van verschillende banken – zich niet zullen houden aan de met de NVB gemaakte spraken. Overigens nemen banken waarvan de Staat in het kapitaal deelneemt geen bijzondere positie in ten opzichte van andere banken; wet- en regelgeving gelden in gelijke mate voor alle ondernemingen.
Heeft de ABN AMRO-bank inmiddels alle medewerking aan het faciliteren van illegale kansspelen op internet beëindigd, zowel van aanbieders als van spelers? Zo nee, hoe is het mogelijk dat een bank die volledig in handen is van de Nederlandse Staat de Wet op de kansspelen blijft overtreden?
Zie antwoord vraag 4.
Is het nog steeds mogelijk om via Ideal deel te nemen aan illegale kansspelen via internet? Zo ja, welke maatregelen zijn er genomen door het vorige kabinet om hier een eind aan te maken en wat is de stand van zaken in dezen?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn zal u duidelijkheid geven over de mogelijke verkoop van Holland Casino?2
Zie antwoord vraag 1.
Drugshandel en diefstal bij DMO |
|
Jasper van Dijk , Angelien Eijsink (PvdA), Wassila Hachchi (D66) |
|
|
|
Kent u het artikel «Bij materieeltak van defensie is drugshandel en diefstal de norm»?1
Kunt u de rapportage huishoudelijk onderzoek van 13 februari 2009 aangaande mogelijke integriteitsschendingen bij de Defensie Materieel Organisatie (DMO)/Ressort Bedrijfsondersteuning (RBO), die werd uitgevoerd door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), naar de Kamer sturen?
Is het waar dat de problemen bij DMO, waaronder het niet ingrijpen bij integriteitsschendingen en onderling wantrouwen, nog altijd voortduren? Zo ja, was u hier van op de hoogte? Welke nadere maatregelen worden er nu of op korte termijn genomen om de problemen alsnog op te lossen?
Op welke wijze zijn de aanbevelingen van de COID opgevolgd? Welke nadere stappen en maatregelen zijn er genomen ten aanzien van de gehele defensieorganisatie, en DMO in het bijzonder, naar aanleiding van de bevindingen van de COID inzake integriteitsschendingen bij DMO?
Zijn de medewerkers die betrokken waren bij de integriteitsschendingen, en die genoemd worden in de officiële en vertrouwelijke verklaringen over deze integriteitsschendingen, nog altijd werkzaam bij DMO? Zo niet, zijn zij nog werkzaam bij de defensieorganisatie? Welke maatregelen zijn er genomen tegen deze medewerkers van DMO?
Wat was de reactie tot op heden van de directeur DMO op alle afzonderlijke aanbevelingen (a t/m g) van de COID ten aanzien van de organisatie? Wat was de reactie tot op heden van de directeur DMO op alle afzonderlijke aanbevelingen (a t/m h) van de COID ten aanzien van het personeel?
Is het Openbaar Ministerie ooit geïnformeerd over mogelijke integriteitsschendingen bij DMO/RBO? Zo ja, wanneer?
Is de Algemene Rekenkamer geïnformeerd over de integriteitonderzoeken van de COID bij DMO/RBO? Zo ja, wanneer?
Klopt het dat door het ontbreken van een stabiele leidinggevende factor, er door het personeel van DMO/RBO een «attractieve dienstverlening» wordt gehanteerd? Wat wordt verstaan onder «attractieve dienstverlening»?
Kunt u de conclusie van de COID onderschrijven dat «opportunistisch beheer van dienstvervoer bestaat en het materieel- en voorraadbeheer niet op orde is»? Wat wordt hier verstaan onder «opportunistisch beheer van dienstvervoer»? Is het waar, dat het materieel- en voorraadbeheer niet op orde is?
Kunt u de conclusie van de COID onderschrijven dat door opportunistisch beheer van dienstvervoer en het niet op orde zijn van materieel- en voorraadbeheer er een «risicovolle bedrijfsvoering» is ontstaan waarmee mogelijkheden worden geboden tot «onoorbaar gedrag»? Wat wordt hier verstaan onder «onoorbaar gedrag» en kunnen daarvan voorbeelden worden gegeven?
Deelt u de bevinding van de COID dat er sprake is van «een open winkel» bij Defensie? Welke elementen van de bedrijfsvoering hebben geleid tot het ontstaan van een «open winkel»? Van welke concrete integriteitsschendingen is in dit kader sprake geweest?
In hoeverre betreffen de al dan niet vermeende integriteitsschendingen uit de rapportages van de COID het ontvreemden van (onderdelen van) staatseigendommen, dan wel (onderdelen van) zaken die door de overheid geleased en/of in bruikleen zijn?
Het bericht dat de Nederlandse afgeschreven detentieboten mogelijk in Griekenland worden ingezet |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Bent u bekend met het bericht «Greece May Use Dutch Ships to Detain Migrants»?1
Ja.
Is het waar dat er plannen bestaan om de afgeschreven detentieboten van Nederland beschikbaar te stellen aan Griekenland voor de problemen met migranten aldaar? Zo ja, bent u van plan om dit voornemen daadwerkelijk uit te voeren?
Nee. De Griekse autoriteiten hebben belangstelling getoond voor de wijze waarop vreemdelingenbewaring in Nederland ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij hebben zij zich tevens georiënteerd op de boten die voorheen in Nederland als detentiefaciliteit in gebruik waren. Van concrete plannen van Griekse zijde is mij niets bekend. Mocht de belangstelling van Griekenland voor het gebruik van de boten op enig moment concreet worden, dan ben ik bereid om in Nederland opgedane kennis over het gebruik van de boten over te dragen aan de Griekse autoriteiten. De boten zijn overigens eigendom van een particulier bedrijf en van ter beschikking stelling door Nederland is dus geen sprake.
Staat u achter het genomen besluit om de detentieboten in Nederland te sluiten als verblijfplaats voor vreemdelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u dan de mening dat een vreemdeling in Griekenland ook niet moet worden opgevangen in een detentieboot?
De detentieboten zijn in Nederland buiten gebruik genomen omdat met de ingebruikname van permanente capaciteit geen behoefte meer bestond aan deze tijdelijke faciliteiten. Ik sta achter dit besluit. De detentieboten boden een naar Nederlandse maatstaven volwaardige detentiecapaciteit. Ik zie geen aanleiding te veronderstellen dat dit in Griekenland anders zou zijn.
Is het weggeven van de Nederlandse afgeschreven detentieboten aan Griekenland één van de praktische maatregelen die u aan Griekenland hebt beloofd bij de oplossing van het migrantenprobleem aldaar?
Nee. De boten zijn geen eigendom van de Nederlandse Staat, maar door de Staat gehuurd van particuliere eigenaren. Inmiddels is het huurcontract beëindigd. Van weggeven door de Staat kan derhalve geen sprake zijn. Indien de Griekse overheid gebruik van de boten wenst te maken, zal zij dit moeten afhandelen met de eigenaar. De Nederlandse overheid heeft daarin geen rol.
Ziet u geen alternatieve praktische oplossingen die u aan Griekenland kan bieden?
Zoals gemeld in eerdere antwoorden op soortgelijke vragen (Kamervragen (Aanhangsel) 2010–2011, 732 en 739), hecht ik er aan dat wij ons, in onze ondersteuning van Griekenland, richten op het Griekse actieplan («Greek Action Plan on Migration Management and Asylum Reform»), omdat dit bij een goede implementatie de asiel- en migratiesituatie in Griekenland structureel kan verbeteren. Daarbij heeft het plan brede Europese en UNHCR ondersteuning. Het ligt voor de hand dat de op Griekenland toegesneden operationele steun via het nieuwe Europees Asielagentschap (EASO) wordt verleend. Langs deze weg kan de inzet van de EU-lidstaten, de Europese Commissie en de UNHCR worden gebundeld. Indien de Griekse regering een verzoek indient bij het EASO, kunnen via het EASO asiel-ondersteuningsteams worden ingezet op het Griekse grondgebied. Deze teams bestaan uit asiel- en opvangdeskundigen uit de verschillende lidstaten. Ik heb de Commissie en EASO aangeven dat wij als Nederland een substantiële bijdrage willen leveren aan deze asiel-ondersteuningsteams en heb een «nationale expert-pool» aangeboden. Dit betreft een lijst met daarop Nederlandse experts op het gebied van asiel en migratie, variërend van experts op het gebied van horen en beslissen in asielzaken en informatie over landen van herkomst tot experts op het gebied van opvang en projectmanagement. Deze experts kunnen naar behoefte worden ingezet. Het is uiteindelijk aan het EASO om aan te geven aan welke expert op welk moment behoefte is.
Om bij te dragen aan een snelle en goed op de Griekse noden toegesneden inzet van deze teams, zal na de ontvangst van een procedureel correct ingediend Grieks verzoek om ondersteuning via het EASO een coördinatieteam naar Griekenland afreizen. Dit team zal bestaan uit vijf à zeven asiel- en opvangexperts. Ook Nederland is bereid een expert voor dit team beschikbaar te stellen. Het team zal de Griekse autoriteiten ondersteunen bij het in kaart brengen van de specifieke behoeftes en mogelijkheden bij de implementatie van het actieplan. Nadrukkelijk merk ik hierbij op dat Griekenland zelf verantwoordelijk blijft voor het oplossen van de problemen en het ontwikkelen van een deugdelijke procedure, waarbij het Kabinet bereid is uit solidariteit (praktische) ondersteuning aan Griekenland te bieden.
De schade die is veroorzaakt door vuurwerkvandalisme |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Gemeenten lijden meer schade door vuurwerk»?1
Ja.
Deelt u de conclusies van het in het bericht genoemde onderzoek waaruit blijkt dat gemeenten gemiddeld ruim een derde meer schade door vuurwerkvandalisme hebben opgelopen dan in het voorgaande jaar? Zo ja, hoe verklaart u deze toename? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan wel de juiste gegevens?
Cijfers over schade geleden door gemeenten door vuurwerkvandalisme zijn mij niet bekend. Ik kan daarom geen oordeel geven over het in het bericht in het Reformatorisch Dagblad (28 januari 2011) genoemde onderzoek. Uit een schatting van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek van het Verbond van Verzekeraars blijkt dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling voor een bedrag van circa 10 miljoen Euro schade is geleden door particulieren. Het gaat daarbij om schade aan woningen en auto’s door brand. Het jaar ervoor werd de door particulieren geleden schade tijdens de jaarwisseling vastgesteld op 12 miljoen Euro. Het Verbond van Verzekeraars ziet deze daling als een resultaat van het zero-tolerance beleid van de overheid tegen vandalen en andere raddraaiers.
Hoe verklaart u het gegeven dat in de Biblebelt relatief meer schade, zowel ten opzichte van het vorig jaar als ten opzichte van andere gemeenten, door vuurwerk wordt veroorzaakt?
In het Politieacademie-onderzoek naar het verloop van de jaarwisselingen in Nederland, uitgebracht in 2007 na de jaarwisseling 2006–2007, werd geconstateerd dat er tijdens de jaarwisseling opvallend veel problemen in kleine gemeenten en dorpskernen in de zogeheten «biblebelt» waren. Volgens de onderzoekers wortelen de ongeregeldheden bij de jaarwisseling in dat gebied meer in structurele problemen – zoals overlast, criminaliteit, regelontduiking en alcoholgebruik – dan dat het incidentele uitingen zijn (Adang & Van der Torre, 2007).
Deelt u de mening dat het onbevredigend is dat er al jarenlang geen sprake is van een substantiële vermindering van schade in de openbare ruimte rond Oud en Nieuw? Zo ja, wat gaat u doen om dit tij te keren? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kan ik geen uitspraken doen over de omvang van de schade in de openbare ruimte.
Ofschoon tijdens de laatste jaarwisseling sprake was van een afname van het totale aantal incidenten (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 VI, nr. 76 en de geschatte schade geleden door particulieren met bijna 20 procent gedaald is, kan het nog beter. Daarom ga ik onverminderd door met het aandacht vragen bij gemeenten voor dit onderwerp. Ieder jaar in september wordt een brief met aandachtspunten met betrekking tot de jaarwisseling verstuurd aan alle korpsbeheerders, korpschefs, burgemeesters, hulpdiensten en andere betrokken partijen. Daarin wordt ook aandacht geschonken aan het verhalen van schade op vandalen. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid heeft in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gemeenten een toolkit ontwikkeld. Daarin zijn onder andere de juridische mogelijkheden voor het verhalen van schade en de bijbehorende richtlijnen en procedures te vinden. Het initiatief om dit instrument toe te passen ligt bij de gemeenten.
Kunt u aan de hand van evaluaties van eerdere ongeregeldheden rondom Oud en Nieuw een beeld schetsen van de groep vandalen die dan actief zijn? Zo ja, waarom slaagt u er niet in deze groep beter in de greep te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Uit het Rapport Commissie overlast jaarwisseling (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 VII, nr. 47) blijkt dat het voornamelijk om mannen gaat van 18–30 jaar. Op gemeentelijk niveau bestaat een meer gedetailleerd beeld van de vandalen en dienen maatregelen te worden genomen. Zo heeft een aantal gemeenten de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast toegepast op personen die in beeld waren. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw mening over het pleidooi van zes burgemeesters van gemeenten in de Betuwe en de Liemers om een schadetaks op vuurwerk in te stellen waardoor de koper van vuurwerk standaard een heffing moet betalen die kan dienen voor het betalen van het herstel van vuurwerkschade?2
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft mij bericht dat de consequenties van het invoeren van een heffing op vuurwerk al in 2002 in kaart zijn gebracht door het Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf (EIM; het onderzoeksrapport is op 12 november 2002 aan uw Kamer aangeboden). Een heffing op vuurwerk om schade als gevolg van vuurwerkvandalisme te bekostigen kan leiden tot een toename van de hoeveelheid illegaal vuurwerk, waarvoor geldt dat zowel geen heffing wordt betaald als de kwaliteit niet wordt gecontroleerd. Een toename van het aantal letselgevallen is te verwachten. Een dergelijke heffing kan gelijkertijd leiden tot een toename van de aanschaf van het goedkopere knalvuurwerk waarmee het merendeel van het vandalisme wordt gepleegd. Volgens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de situatie sinds die tijd niet zodanig gewijzigd dat het rapport zijn geldigheid heeft verloren.
Het bericht dat geprivatiseerde gevangenissen niet goedkoper zijn |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het krantenartikel «Geprivatiseerde gevangenis is niet goedkoper»?1
Ja.
Deelt u de stelling van de auteurs dat de besparingen door privatisering zullen tegenvallen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
De auteurs van het krantenartikel zijn van mening dat een geprivatiseerde gevangenis niet goedkoper is dan een publieke gevangenis. Zij baseren zich daarbij onder meer op de analyse van Hart, Shleifer en Vishny, waarin erop wordt gewezen dat het juist in een sector als het gevangeniswezen erg lastig is om in contracten vast te leggen aan welke kwaliteitseisen moet worden voldaan. Ook de monitorkosten om de naleving van de contracteisen te controleren zouden hoog zijn. De auteurs raken met hun opmerkingen over het opstellen van contractuele eisen en het monitoren van de naleving van deze eisen aan een belangrijk punt. Aan het WODC is gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de voor- en nadelen van privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken. Het WODC zal de wijze waarop in andere landen wordt omgegaan met het opstellen van contracteisen en het monitoren van de naleving meenemen in zijn onderzoek. Het WODC zal op basis van dit onderzoek ook inzicht verschaffen in de financiële kosten en baten van privatisering van het gevangeniswezen in andere landen, voor zover de bestaande evaluatieonderzoeken daarover gegevens bevatten.
Bent u van plan om de lonen van het gevangenispersoneel te verlagen, omdat uit ervaringen in het buitenland is gebleken dat het een manier is om besparingen te realiseren?
Medewerkers van DJI vallen net als alle ambtenaren onder de CAO-Rijk en het ARAR. Daarmee worden medewerkers Beveiliging beloond conform de CAO-Rijk en zijn de functies gewaardeerd conform de rijksbrede functiewaarderingssystematiek. Onderhandelingen over de CAO worden gevoerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Is het waar dat de kosten van privatisering hoog zijn, omdat ambtenaren zullen moeten vastleggen, controleren en rapporteren of de beveiligingsbedrijven hun verplichtingen nakomen?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de analyse van de Amerikaanse (en bepaald niet linkse) academici Hart, Shleifer en Vishny dat juist het gevangeniswezen een sector is waarbij de contractuele problemen van privatisering het grootst zijn en de winst het kleinst? Zo ja, waarom houdt u dan nog steeds de mogelijkheid open om het Nederlandse gevangeniswezen te privatiseren? Zo nee, waarom niet en kunt u dan een cijfermatig overzicht verschaffen van de financiële voordelen van privatisering van het gevangeniswezen in andere landen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de conclusie dat het privatiseren van gevangenissen leidt tot lagere lonen en slechtere arbeidsomstandigheden voor gevangenispersoneel en tot onveiliger gevangenissen? Zo ja, vindt u dit ook onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 2, 4 en 5 heb aangegeven, zal het WODC in zijn literatuuronderzoek inzicht verschaffen in de financiële kosten en baten van privatisering van het gevangeniswezen in andere landen, voor zover de bestaande evaluatieonderzoeken daarover gegevens bevatten. De loonkosten vormen een belangrijk onderdeel van de kosten en zullen dan ook door het WODC in beeld worden gebracht. Op de uitkomsten van dit onderzoek wil ik niet vooruitlopen.
Is het waar dat besparing door gevangenissen goedkoper in te richten in Nederland niet te realiseren is omdat er gezien de overcapaciteit in cellen geen nieuwe gevangenissen gebouwd zullen gaan worden? Zo nee, hoe denkt u dan concreet dat er wel bezuinigd kan gaan worden op de inrichtingskosten van gevangenissen?
Op dit moment is er geen sprake van overcapaciteit bij het gevangeniswezen. In het Verenigd Koninkrijk, waarnaar in het Regeerakkoord met name wordt verwezen, is alleen ervaring opgedaan met de privatisering van nieuw te bouwen gevangenissen. Het is juist dat bij nieuw te bouwen gevangenissen de mogelijkheden om te privatiseren gunstiger zijn, omdat dan al bij het ontwerp van het gebouw optimaal rekening kan worden gehouden met de uit te voeren detentietaak. Op voorhand sluit ik overigens niet uit dat er ook mogelijkheden zijn om (deel)taken te privatiseren dan wel uit te besteden bij bestaande gevangenissen. Het WODC zal onderzoeken welke vormen van privatisering in de praktijk nog meer worden toegepast.
Het toegenomen gebruik van de populaire drug GHB |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het toegenomen gebruik van de partydrug Gamma-Hydroxy-Butyraat (GHB)?1
Uit beschikbare gegevens van hulpverleningsinstellingen blijkt dat het aantal GHB-verslaafden dat een beroep doet op hulpverlening de afgelopen jaren is toegenomen.
Deelt u de mening dat het gebruik en de gevolgen van GHB zouden moeten worden gemonitord, zoals bijvoorbeeld bij alcohol en drugs? Zo nee, waarom niet?
GHB wordt al als drug gemonitord, sinds 2008 als apart middel, onder andere via de Nationale Drug Monitor. Via het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC), het Letsel Informatie Systeem (LIS) en de Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ) worden ook de gevolgen van problematisch GHB-gebruik gemonitord.
Is het waar dat kennis over het gebruik en verslavingsgevaar van GHB bij de gebruikers erg laag is? Vindt u dit gewenst en zo nee, welke middelen heeft u om deze kennis bij (potentiële)gebruikers te vergroten en welke van deze middelen gaat u daadwerkelijk inzetten?
Ondanks de voorlichting en informatievoorziening zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 is niet geheel uit te sluiten dat er gebruikers zijn die zich niet goed realiseren aan welke risico’s zij zich bloot stellen door GHB te gebruiken. Uit internetfora is af te leiden dat er gebruikers zijn die willens en wetens de risico’s die aan het gebruik van GHB verbonden zijn op de koop toe nemen. Ik ben van mening dat via de gebruikelijke kanalen voldoende informatie over de gevaren en risico’s van GHB-gebruik voorhanden is.
Deelt u de mening dat gebruik van «nieuwe en/of populaire» drugs, zoals GHB, moet worden gemonitord, zodat preventie en behandeling hierop tijdig kunnen worden aangepast? Welke drugs zouden hier naar uw mening voor in aanmerking komen?
Via het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) wordt inzicht verkregen in de markt van de recreatieve drugs en de ontwikkelingen die zich op die markt voordoen. De Stichting Informatievoorziening Zorg inventariseert de hulpvraag van mensen die vanwege problematisch gebruik van GHB een beroep doen op hulpverlening. Naar aanleiding van berichten uit het Verenigd Koninkrijk is vorig jaar enige tijd bijzondere aandacht uitgegaan naar het middel mefedron. Het DIMS is een belangrijke informatiebron voor preventiewerkers bij de instellingen voor verslavingszorg en voor preventiewerkers die het uitgaansleven als werkterrein hebben.
Op welke wijze vindt op dit moment preventie van GHB gebruik plaats? Vindt u het gewenst dat jongeren nadrukkelijk worden gewezen op de gevaren van GHB? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
De voorlichting over drugs van het Trimbos Instituut en de instellingen voor verslavingszorg gaat specifiek in op GHB en waarschuwt voor de gevaren van dit middel. Zo heeft Trimbos de site www.drugsenuitgaan.nl voor jongeren die uitgaan en de site www.drugsinfo.nl voor het algemene publiek. Ook de instellingen voor verslavingszorg waarschuwen voor de gevaren met folders en sites, zoals bijv. www.drugsinfoteam.nl van Brijder verslavingszorg. Voor persoonlijke informatie en advies kunnen de jongeren direct vragen stellen aan professionals via de drugsinfolijn en via de chatservice. Daarnaast bevat het voorlichtingsprogramma De Gezonde School en Genotmiddelen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (+MBO) een lespakket over uitgaansdrugs. In dat pakket wordt GHB ook meegenomen. Ik ben van mening dat deze preventieve activiteiten op dit moment voldoende zijn, mede gezien de omvang van de GHB problematiek.
Op welke manier wilt u gebruik van GHB voorkomen, aangezien de gebruikers deze met behulp van reinigingsstoffen en aan de hand van Youtube-filmpjes zelf kunnen vervaardigen?
De belangrijkste stof bij het vervaardigen van GHB is Gamma-Butyro-Lactone (GBL). Deze stof zit in tal van schoonmaakmiddelen (gootsteenontstopper, velgreiniger) die vrij verkrijgbaar zijn. Zoals in september 2010 ook al is aangegeven wordt GBL grootschalig toegepast voor industriële doeleinden. Een verbod van GBL is alleen al om die reden onwenselijk.2
Vindt u dat er meer behandelplekken met terugvalpreventie voor de GHB gebruikers in Nederland zouden moeten zijn, omdat de huidige instellingen de toestroom van mensen niet aan kunnen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Vanaf 2008 hebben steeds meer problematisch GHB-gebruikers hulp gezocht bij de instellingen voor verslavingszorg. Inmiddels is vastgesteld dat het onmiddellijk stoppen met gebruik tot grote gezondheidsrisico’s kan leiden. Ook de behandeling waarbij benzodiazepines werden voorgeschreven is niet voor iedere patiënt succesvol. De door verslavingszorginstelling Novadic-Kentron ontwikkelde behandeling met gebruik van GHB in een afbouwschema heeft vooralsnog het beste behandelresultaat. Ik stimuleer een project waarbij verslavingszorginstellingen participeren in het onder wetenschappelijke begeleiding uitvoeren van een nieuwe behandelmethode voor GHB-verslaving. Doel daarvan is een adequaat behandelprotocol te realiseren waarmee elke verslavingszorginstelling met succes GHB-verslaving kan behandelen. Daardoor zal ook de behandelcapaciteit sterk kunnen worden uitgebreid.
Wat is de invloed van GHB op de verkeersdeelname, aangezien de werking vergelijkbaar is met overmatig alcoholgebruik? Is er een reëel hoger gevaar op verkeersdoden door het toegenomen gebruik van GHB?
Het besturen van voertuig onder invloed van GHB kan gevaarlijk zijn, omdat het feitelijk een slaapmiddel is en gebruikers bewusteloos kunnen raken.
Over het aantal verkeersdoden en -gewonden die het direct gevolg is van het gebruik van GHB, is geen informatie voorhanden.
Is het mogelijk het GHB gehalte in het lichaam te meten? Vindt u dat de verkeerstesten op alcohol op basis hiervan uitgebreid moeten worden?
De aanwezigheid van GHB in het lichaam kan worden gemeten door middel van een bloedtest, als die binnen 24 uur na inname van GHB wordt uitgevoerd. Via een speekseltest kan GHB niet worden waargenomen. Op dit moment bereidt mijn collega van Veiligheid en Justitie in samenwerking met mijn collega van Infrastructuur en Milieu en met mij een wijzigingsvoorstel van de Wegenverkeerswet 1994 voor om de aanpak van rijden onder invloed van drugs te verbeteren. Deze aanpak zal ook betrekking hebben op het rijden onder invloed van GHB.
Het bericht 'Gevangenis huurt meer imams in en minder pastors en humanisten' |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gevangenis huurt meer imams in en minder pastors en humanisten»?1
Ja.
Is het waar dat het aantal gevangenisimams stijgt ten opzichte van andere (geestelijke) verzorgers?
Ja. Dit is het gevolg van de uitkomsten van een voorkeurspeiling die is uitgevoerd in 2008, 2009 en 2010. De voorkeurspeiling betreft een onderzoek dat gedurende de hierboven vermelde drie opeenvolgende jaren is uitgevoerd onder een representatief deel van de ingeslotenen naar hun voorkeur voor de verschillende denominaties. Daaruit blijkt dat de vraag naar sommige denominaties is gegroeid en naar andere is gedaald.
Hoe beoordeelt u het commentaar van de voorzitter van het Humanistisch Verbond, die de wijze waarop Justitie de wensen van gedetineerden heeft gepeild «misleidend» noemt?
Het Nederlands strafrecht en gevangeniswezen berusten op de gedachte dat de gevangenisstraf dient als reactie op een misdrijf en in de hoop dat dit herhaling voorkomt. De gevangenisstraf strekt echter niet tot verandering van personen en de diepste overtuiging van mensen die door grondrechten worden beschermd. Het zou leiden tot een vorm van «brainwashing». Daarom volgt de geestelijke verzorging de overtuiging van personen en beoogt niet deze te hervormen.
In hoeverre deelt u de visie dat de integratie nog verder onder druk komt te staan bij een toename van het aantal imams in het gevangeniswezen?
Het Nederlands strafrecht en gevangeniswezen berusten op de gedachte dat de gevangenisstraf dient als reactie op een misdrijf en in de hoop dat dit herhaling voorkomt. De gevangenisstraf strekt echter niet tot verandering van personen en de diepste overtuiging van mensen die door grondrechten worden beschermd. Het zou leiden tot een vorm van «brainwashing». Daarom volgt de geestelijke verzorging de overtuiging van personen en beoogt niet deze te hervormen.
Op grond van de hierboven reeds toegelichte voorkeurspeiling is vast komen te staan dat het aantal formatieplaatsen voor islamitisch geestelijke verzorging diende te worden uitgebreid om te kunnen voldoen aan het wettelijke vereiste dat de geestelijke verzorging zoveel mogelijk dient aan te sluiten bij de godsdienst of levensovertuiging van de ingeslotenen. Ik zie geen relatie tussen de taakuitoefening door de bij DJI aangestelde islamitisch geestelijk verzorgers en de integratie van ingeslotenen in de Nederlandse maatschappij. Ik deel de visie dan ook niet dat de integratie onder druk komt te staan bij een toename van het aantal imams in het gevangeniswezen.
Deelt u de mening dat onze samenleving grotendeels is gevormd door de joods/christelijk/humanistische cultuur, dat deze in Nederland dominant moet blijven en dat het stijgende aantal imams in gevangenissen dit niet bevordert? Zo nee, waarom niet?
Onze samenleving heeft gedurende vele eeuwen de invloed van allerlei culturen ondergaan. De cultuur van de samenleving wordt gevormd door allen die daaraan volgens hun eigen overtuiging deelnemen. In de samenleving zoals wij die kennen is de Joods/christelijk/humanistische cultuur dominant. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, zoals geregeld in artikel 6 van de Grondwet en in internationale verdragen omvat mede het recht om naar die overtuiging te leven, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Met de geestelijke verzorging in de penitentiaire inrichtingen geeft de overheid uitvoering aan zijn verantwoordelijkheid om voorwaarden te scheppen die het uitoefenen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging mogelijk maken voor hen aan wie de fysieke vrijheid is ontnomen.
Hoe groot is het percentage moslims onder de gedetineerden in Nederlandse gevangenissen?
In de registratiesystemen van DJI wordt niet bijgehouden of iemand moslim is. Door middel van eerdergenoemde voorkeurspeilingen is wel onderzoek verricht naar de voorkeur op het gebied van geestelijke verzorging van de ingeslotenen, niet naar hun godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond. Uit de voorkeurspeiling volgt dat 21 van de ingeslotenen aangeeft gebruik te willen maken van islamitisch geestelijke verzorging.
Op basis van welke berekening bent u op het specifieke aantal van 43 fte’s voor imams uitgekomen?
Het budget voor geestelijke verzorging binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen is gebaseerd op het totale aantal ingeslotenen. Hierbij wordt een norm gehanteerd van één geestelijk verzorger op 90 ingeslotenen. Toepassing van deze norm, in combinatie met de uitkomsten van de voorkeurspeiling, heeft geleid tot de vaststelling dat er 43 fte nodig zijn voor de islamitisch geestelijke verzorging.
Welke gevolgen heeft de (gedeeltelijke) privatisering van het gevangeniswezen voor deze (geestelijke) verzorgers?
De privatisering van de tenuitvoerlegging van straffen kan geen invloed hebben op de verantwoordelijkheid van de regering om personen die gedwongen hun vrijheid wordt ontnomen in staat te stellen hun vrijheid van godsdienst uit te oefenen.
Bent u bereid onmiddellijk een imamstop (als geestelijk verzorger) in te voeren bij gevangenissen?
De Penitentiaire beginselenwetten bepalen dat elke ingeslotene recht heeft op geestelijke verzorging die zo veel mogelijk aansluit bij zijn/haar godsdienst of levensovertuiging. Nu een deel van de ingeslotenen aangeeft een voorkeur te hebben voor islamitisch geestelijke verzorging, is de overheid verplicht te zorgen voor voldoende islamitisch geestelijk verzorgers in de justitiële inrichtingen. Ik zie dan ook geen enkele aanleiding om een imamstop (als geestelijk verzorger) in te voeren bij DJI.
De passagier die na een valse bommelding gewoon werd vrijgelaten |
|
André Elissen (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Onrust Schiphol na bommelding passagier tijdens controle»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie dat iemand die doelbewust grote wanorde op een luchthaven veroorzaakt en daarbij inspeelt op de angst voor een aanslag, na verhoor direct wordt vrijgelaten?
Uiteraard vind ik het onaanvaardbaar dat mensen dreiging en wanorde veroorzaken met valse bommeldingen. Het Openbaar Ministerie treedt hier in voorkomende gevallen dan ook consequent tegen op, waarbij de zwaarte van de sanctie afhangt van de overlast die door de valse bommelding is veroorzaakt. In dit geval was er overigens geen sprake van «grote wanorde» op de luchthaven. Deze valse bommelding heeft ongeveer 15 minuten vertraging veroorzaakt bij het inchecken van de passagiers, en geen vertraging voor de vlucht zelf ten gevolge gehad.
Waarom is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot inverzekeringstelling, voorlopige hechtenis, voorgeleiding of snelrecht?
Op 25 januari 2011 is een persoon als verdachte verhoord door de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast zijn twee getuigen gehoord. Nadat het onderzoek was afgerond is de verdachte conform artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering op last van de hulpofficier van justitie binnen 6 uur heengezonden. Verdere vrijheidsbeneming van de verdachte was niet gerechtvaardigd, omdat er geen verder onderzoek nodig was. Evenmin was er aanleiding om snelrecht toe te passen. De Koninklijke Marechaussee heeft een proces-verbaal opgemaakt en ingestuurd naar het Openbaar Ministerie, alwaar de zaak is beoordeeld. De verdachte is een transactie van 750 euro aangeboden. Dat is het gebruikelijke bedrag bij een valse bommelding die een vertraging bij het inchecken veroorzaakt, maar geen vertraging van de vlucht zelf. Indien de transactie niet wordt betaald zal hij worden gedagvaard.
Hoe gaat u de beeldvorming bestrijden dat het verstoren van de openbare orde met een valse bomdreiging vrijwel straffeloos kan gebeuren?
Ik deel niet de indruk dat er in de beeldvorming sprake van is dat men straffeloos valse bommeldingen op Schiphol kan doen. Het Openbaar Ministerie treedt consequent op in voorkomende gevallen, en daders krijgen een aanzienlijke transactie voorgesteld. Indien de transactie niet wordt betaald, of indien sprake is van ernstige verstoring of recidive, worden verdachten standaard gedagvaard.
Bent u van plan de kosten voor de inzet van orde- en veiligheidsdiensten te verhalen op de dader? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 heeft het onderhavige incident geen grote wanorde, maar slechts een geringe vertraging bij het inchecken veroorzaakt. Door de Koninklijke Marechaussee kon het incident op reguliere wijze met de reeds beschikbare mensen worden afgehandeld. De Koninklijke Marechaussee acht deze zaak daarom niet geschikt voor een poging om schade op de dader te verhalen.
Criminele activiteiten in de taxi wereld |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Coke koop je in de taxi»?1
Ja, met de kanttekening dat het artikel mij bekend is onder de titel «Taxi’s Cocaïne Amsterdam».
Wat vindt u ervan dat door een kleinschalige steekproef al zoveel criminele activiteiten aan het licht zijn gebracht? Deelt u de mening dat dit doet vermoeden op grote schaal taxichauffeurs wat extra’s bijverdienen?
Een betrouwbaar beeld over de omvang van handel in drugs door taxichauffeurs is naar mijn oordeel, mede vanwege de beperkte schaal van de steekproef, niet af te leiden uit het artikel. Handel in cocaïne is strafbaar en niet acceptabel.
Zijn er bij u meer cijfers bekend over dergelijke criminele activiteiten in de taxiwereld en is bij u bekend of het hier gaat om de zogenaamde «vrije rijders» of komt dit ook voor onder taxi chauffeurs die aangesloten zijn bij een erkende taxiorganisatie?
Voor een algemeen beeld over aanwezigheid van criminaliteit in de taxisector verwijs ik naar het rapport «Preventieve doorlichting van de taxibranche», dat de toenmalige Minister van Justitie per brief van 20 maart 2009 aan de Tweede Kamer gezonden heeft (Kamerstuk 29 911, nr. 25). Het rapport gaat overigens niet in op specifieke groepen taxichauffeurs en de verschillen tussen «vrije rijders» en taxichauffeurs die aangesloten zijn bij een erkende taxiorganisatie.
Welke maatregelen gaat u nemen om de criminelen tussen de goedwillende taxi chauffeurs uit te pikken? Bent u bereid deze maatregelen aan te scherpen?
Zoals bekend zijn de politie en het Openbaar Ministerie verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van overtredingen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor veilig en betrouwbaar taxivervoer met het oog op het belang van de consument, wijs ik erop dat recent meerdere maatregelen genomen zijn om de integriteit van de taxichauffeur beter te borgen.
Sinds medio 2010 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) de bevoegdheid om een chauffeurspas te schorsen bij ernstige delicten of het vermoeden hiervan. Deze bevoegdheid maakt onderdeel uit van de wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 d.d. 4 mei 2010.
Voorts is door het Ministerie van Veiligheid en Justitie de implementatie voorbereid van een systeem van continue screening van de integriteit van taxichauffeurs, dat volgens planning medio 2011 in werking treedt (31 521, nr. 57). Dit systeem houdt in dat in het geval een taxichauffeur strafrechtelijk wordt vervolgd dan wel veroordeeld voor het plegen van een ernstig delict, het Ministerie van Veiligheid en Justitie daarvan melding doet aan IVW. Op grond van het Besluit personenvervoer 2000 zal IVW in dat geval de betrokkene verzoeken om een nieuwe Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) aan te vragen, en kan IVW hangende de procedure de chauffeurspas schorsen. Indien vervolgens aan de taxichauffeur geen nieuwe VOG wordt verstrekt, trekt IVW de chauffeurspas in.
De verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer staat voorts centraal in het bij de Tweede Kamer aanhangige wetvoorstel waarop in vraag 5 wordt gedoeld.
In hoeverre biedt het voorstel voor de taxiwet2, dat nu bij de Kamer voorligt, mogelijkheden om bij dergelijke overtredingen de desbetreffende taxichauffeurs en taxiorganisaties op te sporen en aan te pakken?
Het bedoelde wetsvoorstel biedt voor gemeenten bevoegdheden om aanvullende regels te stellen en voorzieningen te treffen in het belang van de kwaliteit van taxivervoer. Op grond van de voorgestelde artikelen 82a en 82b kunnen gemeenten aan taxichauffeurs aanvullende kwaliteitseisen stellen respectievelijk groepsvorming opleggen. Veilig en betrouwbaar taxivervoer met het oog op het belang van de consument staat in het wetsvoorstel centraal. Dit nieuwe wettelijke regiem ondersteunt de inzet om overtredingen zoals in de vraag bedoeld, tegen te gaan.
Bent u bereid de bevoegdheden van de «mystery guests», zoals genoemd in de aangenomen motie De Mos3, hiervoor aan te wenden en deze op een grotere schaal in te zetten?
Over de inzet van «mystery guests» in het toezicht op en de kwaliteitsbeoordeling van taxichauffeurs heeft mijn voorganger de Kamer naar aanleiding van de motie De Mos geïnformeerd per brief van 9 maart 2010 (Kamerstuk 31 521, nr. 45). De inzet van «mystery guests» door IVW is niet gericht op opsporing van criminele activiteiten, maar op de naleving van wet- en regelgeving waarop IVW toeziet. Dit laat onverlet dat geconstateerde criminele activiteiten door IVW worden gemeld aan de politie.
Het bericht dat bij een grootschalige actie in de Randstad en het zuiden van het land uitkeringsfraudeurs zijn opgepakt |
|
|
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Vier aanhoudingen wegens uitkeringsfraude»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe lang deze grootschalige fraudegevallen al aan de gang zijn, en welke bedragen hiermee gemoeid zijn?
Nee, hierover kunnen in dit stadium van het onderzoek nog geen mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat de hardwerkende belastingbetaler nooit de dupe mag zijn van asociale fraudeplegers, en dat derhalve het totale fraudebedrag met rente moet worden teruggevorderd? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken en binnen welke termijn verwacht u het bedrag inclusief rente terug ? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van oordeel dat deze fraude hard moet worden aangepakt om het maatschappelijke draagvlak voor de collectieve voorzieningen te behouden. Uitgangspunt is dat fraude nooit mag lonen.
Het OM leidt het strafrechtelijk onderzoek naar deze fraudegevallen. De omvang van de schade kan op dit moment nog niet worden bepaald. Dit is afhankelijk van het lopende onderzoek van het OM en de uitkomsten van de heronderzoeken door UWV en zorgkantoren. De heronderzoeken door het UWV starten op het moment dat door het OM toestemming is verleend voor het gebruik van gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek.
De mensen die bij UWV in deze zaak in beeld zijn, worden herbeoordeeld. Daarbij worden de arbeidsmogelijkheden opnieuw beoordeeld. Indien uit de keuring door het UWV blijkt dat de uitkering ten onrechte is verstrekt, wordt de uitkering verlaagd of beëindigd en teruggevorderd. Als bewezen wordt dat er sprake is geweest van misleiding van de verzekeringsarts, zal daarbovenop een maximale boete worden opgelegd, of er is sprake van strafrechtelijke vervolging door het OM. Indien iemand zich niet aan de betalingstermijn houdt, wordt tevens wettelijke rente in rekening gebracht. Op welke termijn de schade zal worden teruggevorderd in het lopende onderzoek is afhankelijk van de voortgang en de uitkomst van het onderzoek.
Ook de zorgkantoren doen in deze zaak onderzoek naar onterecht uitgekeerde persoonsgebonden budgetten. Ook hier geldt dat in gevallen van fraude de budgetten stop gezet zullen worden en het onterecht betaalde bedrag zal worden teruggevorderd. Zorgkantoren kunnen daarbij de onderzoekskosten in de vordering betrekken. Het tegengaan van fraude met pgb’s heeft bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport prioriteit. Momenteel worden in overleg met alle bij het pgb en de fraudebestrijding betrokken partijen maatregelen uitgewerkt om fraude met pgb’s terug te dringen. Deze maatregelen richten zich op de gehele pgb-keten. Het gaat dus niet alleen om mogelijke aanpassingen in de subsidieregeling, maar ook om verbeteringen in de voorlichting (preventie), de controle (detectie) en de sanctiemogelijkheden (repressie). Een advies is in maart gereed. (Zie ook antwoorden op kamervragen van Venrooy-van Ark over fraude met pgb’s, kenmerk 2011Z01606).
Deelt u de mening dat uitkeringsfraude keihard moet worden aangepakt, dat bij fraude en ten onrechte uitgekeerde uitkeringen het bedrag altijd moet worden teruggevorderd, en het recht op een uitkering waarmee is gefraudeerd voor het leven moet komen te vervallen? Zo nee, waarom niet ?
Het kabinet is van mening dat fraude met uitkeringen de solidariteit onder ons stelsel van sociale zekerheid ondermijnt. Het kabinet wil uitkeringsfraude daarom harder aanpakken. Onterecht verstrekte uitkeringen worden daadwerkelijk teruggevorderd, ongeacht de hoogte van de fraude. Een boete komt bovenop de beëindiging en terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde uitkering. De maatregelen uit het Regeerakkoord worden uitgewerkt in een plan van aanpak. Het kabinet zal de brief over de aanpak fraude zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer toezenden.
Deelt u de mening dat fraude en bedrog grote bedreigingen vormen voor het draagvlak van de verzorgingsstaat, en dat derhalve de interventieteams nog intensiever en nog meer landelijke controles moeten uitvoeren dan nu het geval is? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard ben ik met u van mening dat fraude en bedrog het draagvlak van onze verzorgingsstaat aantasten en daarom hard moeten worden bestreden. Burgers en bedrijven die zich niet aan de regels houden, moeten worden aangepakt en het onrechtmatig genoten voordeel moet worden ontnomen.
Het kabinet voert een actief handhavingsbeleid om het plegen van fraude op de terreinen van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid te ontmoedigen en overtredingen die toch worden gepleegd, te bestraffen. De maatregelen op het terrein van handhaving die het Kabinet neemt, zijn opgenomen in het Handhavingsprogramma 2011–2014, dat ik op 21 december jl. aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 17 050, nr. 402). Verder zal ik u binnenkort een plan van aanpak toesturen waarin ik uiteenzet hoe ik het fraudebeleid wil aanscherpen.
De interventieteams zijn al sinds 2003 een belangrijk instrument in het detecteren van mogelijke fraude op de terreinen van de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en de belastingen. De teams controleren zowel ondernemers als burgers die een uitkering genieten. De jarenlange ervaring leert dat de teams steeds beter in staat zijn om op basis van risicoanalyse in die branches en wijken te controleren op fraude en aanverwante misstanden waar de problemen het grootst zijn. In de periode 2011–2014 zullen de teams nog meer gericht worden ingezet.
Wat gaat u eraan doen om dit soort grootschalige fraudes, ter bescherming en behoud van de sociale voorzieningen voor de mensen die het echt nodig hebben, in de toekomst te voorkomen?
Het kabinet is van mening dat fraude met uitkeringen ontoelaatbaar is. Fraude moet daarom hard bestreden worden. Het kabinet werkt de maatregelen uit het Regeerakkoord uit in een plan van aanpak. De brief over de aanpak fraude zal het kabinet zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer toezenden.
Mochten de lopende onderzoeken naar de fraudegevallen daartoe aanleiding geven, dan betrekt het kabinet de resultaten daarvan bij de uitwerking van de aanpak fraude.
De hulp en ondersteuning aan mensen die na langdurige detentie worden vrijgesproken |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Sharon Gesthuizen (GL), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending over een man die 28 maanden gedetineerd is geweest en uiteindelijk (in hoger beroep) definitief is vrijgesproken?1 Vindt u het eveneens schrijnend om te horen tot welke problemen deze langdurige detentie heeft geleid, bijvoorbeeld op het gebied van inkomen, huisvesting, verzekeringen en schuldenproblematiek?
Hoeveel mensen zitten in een vergelijkbare positie? Zijn hierover cijfers bekend, bijvoorbeeld hoeveel mensen al langer dan 6, 12, 18, 24 of 30 maanden in hechtenis zitten waarna onherroepelijke vrijspraak volgt?
Welke nazorg is beschikbaar voor mensen die worden vrijgesproken en van de ene op de andere dag, soms na langdurige detentie, weer op straat staan? Bent u van mening dat ook mensen die ten onrechte gedetineerd zijn geweest bij het weer oppakken van het dagelijks leven worden geconfronteerd met de nadelige gevolgen van hun detentie? Is voor hen minimaal dezelfde gemeentelijke nazorg beschikbaar als voor andere ex-gedetineerden die hun gevangenisstraf hebben uitgezeten? Zo nee, waarom niet?
Welke actie onderneemt uw ministerie jegens mensen die achteraf ten onrechte gedetineerd hebben gezeten, los van de uit te keren schadevergoeding?
Waarom zijn in dit geval geen excuses aangeboden? Welke keuze ligt hieraan ten grondslag?
Bent u bereid actie te ondernemen ten aanzien van woningcorporaties die betrokkene geen woning meer verhuren, omdat deze nu als «wanbetaler» te boek staat? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid verzekeringsmaatschappijen, die betrokkene vanwege zijn/haar contact met justitie een polis weigeren, duidelijk te maken dat hiertoe geen enkele reden is nu betrokkene is vrijgesproken?
Deelt u de mening dat het niet alleen geld is dat telt, maar dat van uw ministerie ook mag worden verwacht dat praktische hulp en ondersteuning wordt geboden om het leed te verzachten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke hulp en ondersteuning kunt u bieden?
Het kunnen sluiten van mechanische ventilatie bij rampen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Ventilatie in één klap dicht»?1 Herinnert u zich de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van 19 december 2008 betreffende het gebruik van mechanische ventilatie bij rampen en incidenten?2
Ja, wij hebben kennis genomen van het bericht «ventilatie in één klap dicht» en herinneren ons de genoemde brief van de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Deelt u de mening dat het nodig is dat in geval van een ramp waarbij gevaarlijke stoffen in de lucht komen in woningen en wooncomplexen, de mechanische (balans-)ventilatie op eenvoudige wijze tijdelijk moet kunnen worden uitgeschakeld? Zo ja, heeft overleg met de branche en betrokken partijen sinds 2008 daadwerkelijk geleid tot verbetering op dit vlak? Zo ja, waar blijkt dat concreet uit? Zo nee, acht u nu dan wel regelgeving nodig en hoe gaat u dit dan bewerkstelligen?
Ja, ik deel de mening dat het wenselijk is dat in geval van een ramp waarbij gevaarlijke stoffen in de lucht komen in woningen en wooncomplexen, de mechanische (balans-)ventilatie op eenvoudige wijze tijdelijk moet kunnen worden uitgeschakeld.
Overleg in de branche heeft er toe geleid dat nu de informatie over de technische mogelijkheden om voorzieningen te realiseren voor het tijdelijk uitschakelen van mechanische ventilatiesystemen is ontwikkeld, algemeen beschikbaar is en door brancheorganisatie bij hun leden onder de aandacht wordt gebracht. Zie bijvoorbeeld het digitale platform woninginstallaties, waarin met betrekking tot het kunnen uitschakelen van ventilatiesystemen specifieke informatie is opgenomen, zie hiervoor http://www.platform-woninginstallaties.nl/professional/expert/ventilatie/leverancier/uitvoeringsfase/calamiteiten-voorziening/
Ongeveer hoeveel zogenoemde calamiteitenschakelaars zijn er sinds de brief van de minister van VROM op vrijwillige basis aangebracht?
Het is ons niet bekend hoeveel calamiteitenschakelaars er sinds december 2008 zijn aangebracht. De signalen die ons bereiken, wijzen er op dat aan het aanbrengen van een «calamiteiten schakelaar» naast de technische ruimte (veelal op de hoogste verdieping) en calamiteiten schakelaar(s) bij de centrale lift cq. het centrale trappenhuis, zoals op www.platform-woninginstallaties.nl is aanbevolen, nog weinig opvolging wordt gegeven.
Bij eengezinshuizen speelt dit onderwerp niet, omdat daar het mechanische ventilatiesysteem individueel van de elektriciteit kan worden afgesloten.
Heeft de brand in Moerdijk en de ervaringen met het uitschakelen van mechanische ventilatiesystemen de problematiek van het uit kunnen schakelen van deze systemen bij u tot andere inzichten geleid over te nemen maatregelen of regelgeving? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De brand in Moerdijk en de ervaringen met het kunnen uitschakelen van mechanische ventilatiesystemen heeft niet tot andere inzichten geleid. Er zijn geen nieuwe elementen aan het licht gekomen.
Uit informatie bij corporaties blijkt dat zij tijdens de brand in Moerdijk preventief de mechanische afzuiginstallaties in hun complexen hebben uitgezet. Waar noodzakelijk hebben ze de bewoners doorverwezen naar het algemene alarmnummer voor de regio. Informatie van andere verhuurders is niet verkregen. De brand heeft voor zover nu bekend geen direct gevaar opgeleverd voor de huurders. De situatie heeft ook geleid tot het inzicht dat aan het aanbrengen van «calamiteiten schakelaar» naast de technische ruimte of de lift c.q. het centrale trappenhuis nog te weinig aandacht is gegeven door woningeigenaren. Zo zien de betrokken corporaties voldoende reden om weer eens extra naar hun rampenplan te kijken. Voorts is Aedes voornemens dit aspect nader bij hun leden onder de aandacht te brengen.
De Staatssecretaris van I&M heeft op 28 maart jl. aan de Tweede Kamer toegezegde onderzoeken gestuurd over het functioneren van mechanische ventilatiesystemen. De Staatsecretaris heeft toegezegd dat hij hierop een beleidsreactie zal geven in de voortgangsrapportage Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid. In die beleidsreactie zal ook worden verwoord welke acties ondernomen zullen worden om vooralsnog zonder extra regelgeving, een bredere toepassing van calamiteitenschakelaar te kunnen realiseren.
In ongeveer hoeveel woningen of wooncomplexen is het nog steeds niet mogelijk om in het geval van een ramp met gevaarlijke stoffen in de lucht de mechanische ventilatie op eenvoudige wijze tijdelijk uit te zetten? Hoe groot acht u het risico dat hierdoor gevaarlijke stoffen een woning kunnen binnendringen?
In principe kan elk mechanisch systeem worden uitgezet door de elektrische stroom uit te schakelen. De essentie is evenwel de bereikbaarheid van de mogelijkheid daarvoor. Uitgaande van de stand van de geïnstalleerde techniek kan bij het complexgewijs niet kunnen uitschakelen van de elektrische stroom én dan bij instelling van het systeem op de laagste stand, rekening worden gehouden met een toestroom van buitenlucht van ca. 10% van binnenstromende lucht bij opening van de vereiste ventilatievoorzieningen. Dit is in het licht van het gezondheidsrisico bij het mogelijk indringen van gevaarlijke stoffen in een woning in de regel acceptabel.
Is er kort na een ramp in de communicatie met bewoners standaard voldoende aandacht voor het belang dat behalve ramen en deuren ook de mechanische ventilatie wordt afgesloten? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen?
Communicatie met bewoners kort na een ramp is nooit standaard en altijd afhankelijk van de aard van de ramp. In de informatie van de rijksoverheid op www.nederlandveilig.nl is het volgende over mechanische ventilatie opgenomen: «... indien mogelijk schakel de ventilatie uit of op de laagste stand». De meeste gemeenten hebben dit in hun rampeninformatie (folder, gemeentelijke website, gemeentegids) opgenomen. Mocht een ramp aanleiding geven tot het laten afgaan van de sirenes, dan geldt de basisinformatie zoals die ook is te vinden op www.nederlandveilig.nl: «ga naar binnen, sluit ramen en deuren en stem af op de calamiteitenzender en volg de instructies die je daar van de overheid krijgt». Het is afhankelijk van de aard van de ramp aan welke vervolgberichtgeving wordt gedaan; welke instructies worden gegeven.
Het bericht dat Breda EU-subsidie wil voor achterstandswijken |
|
Harry van Bommel |
|
Bent u bekend met het voornemen van de gemeente Breda om EU-subsidie aan te vragen voor de aanpak van jongerenoverlast?1
Ja.
Deelt u de mening dat het tegengaan van jongerenoverlast primair een taak is voor de lidstaten? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Dat wil echter niet zeggen dat er op dit terrein geen goede projectvoorstellen denkbaar zijn die in aanmerking kunnen komen voor subsidies vanuit een Europees fonds als daarbij sprake is van grensoverschrijdende samenwerking.
Is het waar dat de gemeente Breda deze EU-subsidies gaat aanwenden voor lopende projecten zonder zelf extra geld aan de projecten te spenderen? Zo ja, deelt u de mening dat hiermee een mogelijk positief effect van cofinanciering, namelijk betrokkenheid en zorgvuldigheid bij het uitgeven van EU-geld, teniet wordt gedaan?
Het artikel in BN DeStem spreekt van «(...) lopende projecten waar toch al geld heen ging». De situatie is echter als volgt: het projectvoorstel uit Breda betreft drie nieuwe (deel)projecten: één op het gebied van onderzoek naar gezondheidsachterstanden in achterstandwijken, één op het gebied van regionale economie en één op het gebied van het tegengaan van overlast door jongeren. Er is hierbij wel degelijk sprake van cofinanciering: volgens de gemeente Breda bestaat die cofinanciering deels uit geld van woningcorporaties en deels uit gelden uit het gemeentebudget.
Deelt u de mening dat alleen het uitwisselen van ervaringen tussen ambtenaren van de gemeenten Breda en Antwerpen een te magere basis is om de tussenkomst van de Europese Unie door middel van subsidies te rechtvaardigen? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Breda probeert aanspraak te maken op een subsidie uit het Interreg-programma dat onderdeel uitmaakt van cohesiedoelstelling 3, Europese territoriale samenwerking. De beoordeling van de projectvoorstellen geschiedt door een speciaal hiervoor opgerichte stuurgroep. Daarbij gelden strikte criteria. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van een toegevoegde waarde en voordelen die bij enkel een nationale aanpak niet mogelijk zouden zijn en de te verwachten resultaten dienen helder gedefinieerd en gekwantificeerd te worden. In de praktijk blijkt dat meer dan de helft van de projectvoorstellen uiteindelijk wordt afgewezen omdat ze niet aan de strikte voorwaarden voldoen.
Bent u bereid bij de onderhandelingen over de financiële perspectieven na 2013 er op in te zetten dat dit soort «grensoverschrijdende samenwerking» wordt uitgesloten van toekomstige EU-subsidies? Zo nee, waarom niet?
Nederland is tegen het rondpompen van geld. Subsidies uit het cohesiebeleid dienen enkel gericht te worden op de armste regio’s in de armste lidstaten. Daarnaast is er een rol voor de EU weggelegd bij het realiseren van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale projecten die niet tot stand zouden komen wanneer nationale kosten-batenanalyses negatief uitpakken, terwijl de grensoverschrijdende kosten/batenafweging positief is.
De afwikkeling van de brand in Moerdijk |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het u bekend dat ruim twee weken na de brand in Moerdijk voor boeren en bewoners binnen een zone van 10 km van de grote chemiebrand nog steeds niet duidelijk wat de resultaten van metingen zijn?
Het is mij bekend dat de resultaten van de metingen binnen de 10-kilometer zone drie weken na de brand, namelijk op 23 januari jl., beschikbaar zijn gekomen.
Deze termijn was nodig om op wetenschappelijk verantwoorde wijze metingen te kunnen doen en de resultaten te verwerken in wetenschappelijk onderbouwd BOT-mi advies.
Voor de betrokkenen in het gebied was dit een onzekere periode en ik begrijp hoe vervelend dat is geweest. Ik ben dan ook blij dat er nu wel duidelijkheid is voor boeren en bewoners in de 10-kilometer zone.
De afgelopen weken bent u geïnformeerd over het intrekken van de adviezen.
Wanneer worden de uitslagen van de metingen in de 10 km-zone vrijgegeven?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom duurt dit zo lang?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe komen (biologische) boeren te weten wanneer ze hun bedrijf kunnen hervatten?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer komen er regels met betrekking tot vee, gewassen, beregenen en ploegen?
De adviezen die van overheidswege zijn gegeven, zijn voldoende richtinggevend voor marktpartijen om hun verantwoordelijkheid in de voedselketen te nemen.
Ik zie geen aanleiding om aanvullende regels te stellen.
Is, zoals eerder door de Kamer bepleit, het noodfonds al ingesteld? Zo nee, waarom niet? Wanneer gaat u dit wel doen?
Het noodfonds is niet ingesteld. Kortheidshalve verwijs ik u naar de brief van de minister van V&J over de financiële gevolgen van de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk (d.d. 8 februari jl.) en de brief van de staatssecretaris van EL&I over een tegemoetkoming in inkomstenderving voor telers van vollegrondsgroenten (d.d. 8 februari jl.).
Het korps friesland dat agenten wil verhuren |
|
Ronald van Raak |
|
Wanneer was u op de hoogte van het voornemen van het politiekorps Friesland om agenten te gaan verhuren aan gemeenten?1 Waarom hebt u dit niet gemeld tijdens het recente algemeen overleg in de Tweede Kamer over de nationale politie, toen ik u nadrukkelijk vragen over dit onderwerp heb gesteld?
Zoals ik in antwoord op de vragen van het lid Brinkman over dit bericht (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2030) heb aangegeven is er geen voornemen van het korps om agenten te verhuren.
Klopt het dat het korps Friesland de verhuur van agenten nodig acht om de financiële problemen op te lossen? Zijn ook andere politiekorpsen van plan agenten te verhuren?
Zie het antwoord op de vraag 2 van het lid Brinkman over dit bericht (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2030).
Klopt het dat deze aan gemeenten te verhuren agenten niet door de politie zullen worden aangestuurd, maar door de betalende gemeente? Als onenigheid ontstaat over het optreden van de reguliere politie en deze verhuurde politie, wie heeft dan de verantwoordelijkheid?
Zoals ik in het antwoord op de vragen van het lid Brinkman over dit bericht (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2030) heb aangegeven is er geen voornemen van het korps om agenten te verhuren
Ziet u het gevaar dat op deze manier naast de reguliere politie ook een gemeentepolitie ontstaat, die werkt in opdracht van gemeenten, wordt betaald door gemeenten en wordt aangestuurd door gemeenten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe past de ontwikkeling dat gemeenten op eigen kosten en op eigen gezag agenten inhuren in uw plannen voor een nationale politie?
Zie antwoord vraag 3.
De problemen voor jongeren om een Verklaring Omtrent het Gedrag te verkrijgen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ruim 1200 jongeren tot 25 jaar ieder jaar worden uitgesloten van een opleiding, stage, baan of vrijwilligerswerk omdat ze geen Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) krijgen?1
In 2010 zijn 149 890 VOG-aanvragen ontvangen van jongeren onder de 25 jaar. Daarvan zijn er 1 204 geweigerd. Dat is minder dan 1 % van de aanvragen. In de overige 99% van de gevallen is wel een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) verstrekt.
Jongeren die ooit een klein delict hebben begaan, dienen hiervan geen onnodige hinder te ondervinden bij het vinden van een stageplek of baan. Daarom wordt bij de beoordeling van VOG-aanvragen een zorgvuldige afweging geweest. Bij VOG-aanvragen die door jongeren worden ingediend, zal de belangenafweging eerder in het voordeel van de jongere uitvallen, omdat ik van mening ben dat het van groot belang is dat zij een opleiding volgen.
In geval van weigering is de ernst van de gepleegde strafbare feiten zodanig dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van een individu bij het vinden van een opleiding of een baan. In dergelijke gevallen is het weigeren van de afgifte van de VOG niet disproportioneel.
Tevens merk ik op dat de weigering van de afgifte van de VOG, geen sanctie is. De VOG is een preventief bestuursrechtelijk instrument dat tot doel heeft om te voorkomen dat personen (ook jongeren) met een voor die functie relevant strafrechtelijk verleden gedurende een vastgestelde periode werkzaam kunnen zijn in die functie. De VOG heeft tot doel om de veiligheid in de samenleving te bevorderen.
Hoe beoordeelt u het feit dat het in lang niet al deze gevallen gaat om ernstige strafbare feiten, maar dat ook relatief kleine delicten en verdenkingen leiden tot afwijzing van een VOG? Deelt u de mening dat lang niet al deze strafbare feiten zo ernstig zijn dat dit rechtvaardigt dat zoveel jongeren zo lang zijn uitgesloten van opleiding of werk?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom vindt u het nodig dat jongeren zo lang last hebben van strafbare feiten gepleegd tijdens de minderjarige leeftijd, waaronder ook «jeugdzondes» en kattenkwaad? Vindt u het niet verstrekken van een VOG gedurende vier jaar geen disproportionele sanctie?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van de geïnterviewde criminologe dat het hebben van een baan een hele goede beschermende factor is om te voorkomen dat mensen weer strafbare feiten zullen plegen? Zo niet, waarom niet?
Ja.
Wat is uw reactie op het verwijt1 dat Justitie met de strenge regels in haar eigen voet schiet, omdat mensen zonder uitzicht op opleiding of werk eerder zullen kiezen voor de criminaliteit en dat het daardoor onveiliger wordt?
In elk individueel geval wordt het belang dat een jongere heeft bij afgifte van de VOG afgewogen tegen het risico voor de samenleving. Het weigeren van de VOG voor een bepaalde functie betekent niet dat deze personen zijn uitgesloten van de arbeidsmarkt of geen uitzicht meer hebben op werk. Het laat namelijk onverlet dat deze personen werkzaam kunnen zijn in vele andere functies waarvoor de geconstateerde strafbare feiten geen belemmering vormen, ofwel waarvoor een werkgever geen VOG verlangt.
Bent u bereid te overwegen de regels voor het verstrekken van een VOG aan jongeren en jong-volwassenen te versoepelen, omdat juist zij nog een leven voor zich hebben en opleiding en werk juist voor hen zo belangrijk is?
Om te onderzoeken of een beter evenwicht kan worden gevonden tussen het belang van resocialisatie van de jongere en het belang van het beperken van de risico’s voor de samenleving, heeft de toenmalige Minister van Justitie in Rotterdam de pilot «VOG onder voorwaarden» gestart. Op basis van de ervaringen met de pilot zie ik geen noodzaak om het beoordelingskader voor het verstrekken van een VOG aan jongeren te versoepelen. Het reguliere beoordelingskader voor VOG-aanvragen biedt ruimte om rekening te houden met de belangen die een jongere met een strafrechtelijk verleden heeft bij afgifte van de VOG. Ik verwijs u in dit verband naar mijn antwoorden op de vragen van de leden Marcouch en Recourt (beiden PvdA) (2011Z00612).
Het opstappen van een groot aantal brandweervrijwilligers in Almere |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onvrede vrijwillige brandweer nog niet weg»?1
Ja.
Klopt het dat er brandweervrijwilligers in Almere opgestapt zijn uit onvrede met de plannen van de regionale brandweer ten aanzien van het slapen op de kazerne en voertuigbezetting? Zo ja, hoeveel mensen zijn opgestapt en hoeveel mensen overwegen te stoppen met hun brandweerwerk?
In totaal zijn sinds de aankondiging van de veranderingen binnen het korps in Almere in 2009 9 brandweerlieden gestopt. Het is moeilijk na te gaan voor hoeveel van die mensen de veranderingen binnen het korps aanleiding zijn geweest om op te zeggen. De veiligheidsregio Flevoland vermoedt dat het vertrek van circa 5 vrijwilligers een relatie heeft met de nieuwe werkwijze.
Daarbij merkt de veiligheidsregio op dat het natuurlijke personeelsverloop in Almere historisch gezien 10% per jaar is (op negentig formatieplaatsen). In de maand januari 2011 zijn 7 nieuwe vrijwilligers aan het korps toegevoegd. Daarnaast heeft het brandweerkorps 11 nieuwe vrijwilligers geselecteerd die kunnen worden opgeleid.
Het is niet in te schatten hoeveel mensen de komende tijd overwegen om te gaan stoppen.
Vallen de plannen in Flevoland om te werken met een basisbezetting van de tankautospuit van vier personen onder de landelijke regie van experimenten met een flexibele bezetting? Zo ja, hoe wordt in deze bezetting de veiligheid van de brandweerlieden gegarandeerd?
Het experiment zoals dat in Almere wordt uitgevoerd, valt onder de landelijke paraplu van het project «Variabele Voertuigbezetting».
Veiligheidsregio Flevoland borgt de veiligheid van de brandweermensen doordat te allen tijde van twee zijden (in plaats van eenzijdig) wordt aangereden met een voertuig naar een incident wanneer het een binnenbrand of spoedeisende hulpverlening betreft. Een van de twee voertuigen is nu nog altijd een tankautospuit met 6 personen, het andere voertuig kan een tankautospuit met 4 personen zijn. De procedures die standaard gelden bij een uitruk zijn op deze experimentele uitrukwijze aangepast. Na de pilot zal de variabele bezetting in relatie tot het risicoprofiel, de opkomsttijden en het dekkingsplan van het gebied worden voorgelegd aan het Veiligheidsbestuur.
Klopt het dat het huidige aantal brandweerlieden te laag is om volgens de nieuwe werkwijze te werken? Zo nee, op basis waarvan trekken de media deze conclusie? Zo ja, wat wordt er gedaan om nieuwe medewerkers te werven en hoe garandeert u de brandweerzorg in Almere?
Voor de huidige situatie (dus met een aangepaste uitruk) is het aantal vrijwilligers voldoende en is de brandweerzorg in Almere gewaarborgd. Wanneer de gemeente Almere verder groeit, zijn ongeveer 25 vrijwilligers extra nodig om de brandweerzorg te kunnen blijven borgen. Die 25 extra vrijwilligers zullen door een (interregionale) wervingscampagne die maart 2011 start, geworven worden. Zoals eerder opgemerkt heeft de invoering van het nieuwe kazerneringsmodel ook een wervend effect, waardoor een deel van de instroom zonder specifieke inspanning gerealiseerd wordt. Er hebben zich al enkele vrijwilligers van buiten Almere (die voorheen te ver van de kazerne woonden) aangemeld bij het korps.
Staat de weerstand tegen de plannen om op de kazerne te slapen en te werken met een kleinere standaardbezetting op zichzelf of zijn er meer korpsen waar er verzet is tegen dergelijke plannen? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de korpsen waar dergelijke plannen bestaan en hoe die plannen door de medewerkers ontvangen worden?
Voor wat betreft de veiligheidsregio Flevoland is Almere de enige gemeente waarbinnen sprake is van kazernering van vrijwilligers als nieuw geïntroduceerde werkwijze. In Lelystad wordt al langer volgens ditzelfde model gewerkt. In de overige gemeenten in Flevoland is hiervan vooralsnog geen sprake.
Momenteel ben ik niet in staat om een overzicht te geven van de korpsen waar plannen bestaan om de kazernering te wijzigen en de mate van acceptatie of verzet.
In hoeverre sprake is van weerstand tegen lokale of regionale plannen voor variabele voertuigbezetting in andere regio’s zal duidelijk worden aan de hand van de bevindingen rondom de pilots onder de landelijke paraplu van het project «Variabele Voertuigbezetting».
Heeft u de indruk dat er serieuze problemen zijn in de communicatie tussen korpsleiding en de brandweerlieden aan de basis over veranderingen in de werkwijze? Maakt u zich zorgen over de gevolgen die dit kan hebben voor de continuïteit van de brandweerzorg en het aantrekken en behouden van brandweervrijwilligers?
Hoewel het veranderingsproces binnen het korps niet gemakkelijk is, maakt de leiding van Brandweer Flevoland zich geen zorgen over de communicatie en continuïteit. Wel dringt steeds meer het besef door dat «brandweervrijwilliger zijn» niet gelijk is aan vrijwilligerswerk maar dat het veel meer een «(bij)baan» tegen betaling betreft met stevige verplichtingen.
Wilt u hulp bieden ter vermindering van de oplopende spanning tussen de brandweerleiding en de medewerkers aan de basis en om te werken aan een breed gedragen visie op de toekomst van de brandweerzorg? Zo ja, wat voor rol ziet u hierin voor de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), de vakbonden en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV)? Zo nee, hoe waarborgt u dan de brandweerzorg in Nederland?
Ik benadruk het belang van de vrijwilligers bij de brandweer. Dat belang wordt ook onderschreven door de korpsen zelf, de beperkte beschikbaarheid van vrijwilligers is een belangrijk thema. De NVBR als branchevereniging voor de brandweer zal in het landelijke project «Variabele voertuigbezetting» aan dit thema in het bijzonder aandacht besteden. Ook heb ik gevraagd om de VBV een rol te geven bij het project. Bovendien start de NVBR in 2011 met het landelijke «Programma Vrijwilligheid» waarin het behoud en de verbreding van de inzet van vrijwilligers centraal staat.
Het is van het grootste belang dat in geval van een veranderde samenstelling van een basisbrandweereenheid de korpsen het brandweerpersoneel zorgvuldig worden meegenomen in de gevolgen hiervan, bijvoorbeeld door middel van training en instructie, aangepaste procedures en continue monitoring en evaluatie gedurende de pilot. In het project «Variabele Voertuigbezetting» van de NVBR zullen deze aspecten samen met de veiligheidsregio’s onder de loep worden genomen. De projectorganisatie hecht daarbij groot belang aan het nadrukkelijk en in de breedte betrekken van de werkvloer en aan de bestuurlijke steun voor de trajecten die regio’s in gang zetten op het terrein van flexibele voertuigbezetting.
Ik wil benadrukken dat ik het belangrijk vind dat de gezamenlijke organisaties (waaronder de VBV) binnen de brandweersector nauw betrokken zijn. De vakorganisaties zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de begeleidingscommissie van de projecten van de NVBR. Op die manier kunnen vakorganisaties hun bijdrage leveren waar het gaat om de arbeidsvoorwaardelijke- en arbeidsveiligheidsaspecten van dit traject.
Ik heb de VBV dit ook op het hart gedrukt bij gelegenheid van ons kennismakingsgesprek op 15 februari jongstleden. Vrijwilligers zijn zeer belangrijk, ook voor de brandweer en daar moet dan ook met alle zorgvuldigheid mee worden omgegaan. Het VBV, de NVBR en mijn ministerie gaan op korte termijn gezamenlijk om de tafel om verder te spreken over de samenwerking.
Het bericht dat de Friese politie agenten wil verhuren aan gemeenten |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
Bent u bekend met de berichten dat de politie in Friesland agenten wil gaan verhuren aan gemeenten?1
Ja.
Vind het u ook ongewenst dat de politie vanwege vermeende financiële problemen zich gaat verhuren aan gemeenten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u deze ontwikkeling stopzetten?
Er is geen besluit dan wel voornemen van het korps Fryslân om agenten te verhuren aan gemeenten. Het korps heeft de mogelijkheden verkend om bovenformatief personeel te detacheren. Het verhuren van politieagenten aan gemeenten vind ik onwenselijk. De financiering van de politie is een verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid. De intensivering uit het regeerakkoord van € 300 miljoen oplopend tot € 370 miljoen in 2015, die dit Kabinet in het regeerakkoord heeft vastgelegd zorgt er voor dat de operationele sterkte bij de politie van 49 500 betaalbaar is en blijft. Er hoeven dan ook geen agenten uit de operationele sterkte om budgettaire redenen ontslagen te worden. Inmiddels heb ik op 24 maart een brief over de herijking van het budgetverdeelsysteem aan de Kamer gezonden, waarin staat hoe de intensivering wordt ingezet en hoe de betere verdeling van de politie over Nederland zijn beslag krijgt.
Deelt u de mening dat via de achterdeur nu een soort gemeentepolitie wordt gecreëerd? Vindt u ook dat dit de ontwikkeling van een nationale politie in de weg kan staan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u voorkomen dat gemeenten een eigen politie gaan creëren?
Neen, ik ben niet van mening dat er via de achterdeur een soort gemeentepolitie wordt gecreëerd. Toezicht en handhaving door gemeenten zijn duidelijk onderscheiden van de taken van de politie. Gemeenten mogen en kunnen wel buitengewone opsporingsambtenaren aanstellen, maar zij mogen geen politiecapaciteit inhuren. De politie wordt uitsluitend bekostigd door de Rijksoverheid en aangestuurd op grond van de Politiewet. Er mag en zal geen (schijn van) nieuwe gemeentepolitie ontstaan. De huidige politiewet en het wetsontwerp nationale politie, laat hiervoor dan ook geen enkele ruimte.