Juwelier Kamerbeek in Nijmegen |
|
Hero Brinkman (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van de vele berichten over juwelier Kamerbeek in Nijmegen, die herhaaldelijk op zeer gewelddadige wijze door allochtone daders is overvallen en daar zwaar lichamelijk letsel aan heeft overgehouden?
Ja.
Welke acties hebben politie en Justitie ondernomen om betrokken juwelier bij te staan, de daders te achterhalen en te laten vervolgen en de veiligheid van deze juwelierszaak en andere (juweliers)zaken beter te waarborgen?
Direct na de melding van de overval op de juwelier in Nijmegen is er een strafrechtelijk onderzoek gestart om de daders te achterhalen. In het belang van het opsporingsonderzoek kan ik daarover geen verdere mededelingen doen. Aan de betrokken juwelier is slachtofferhulp en ondersteuning aangeboden. De lokale driehoek heeft eerder besloten om over te gaan tot een intensieve, dadergerichte en persoonsgebonden aanpak van overvalcriminaliteit.
Deelt u de mening dat als een winkelier vele malen door allochtonen is overvallen en is bent neergeschoten en een dwarsleasie heeft opgelopen na door allochtone overvallers in een bouwput te zijn gegooid, diens veiligheid en zijn winkel en niets anders voorop staat?
Ja, de veiligheid van de winkelier staat wat mij betreft voorop.
Deelt u de mening dat het in die context te gemakkelijk is om het besluit van de juwelier niet meer iedereen zijn winkel binnen te laten (bijvoorbeeld Marokkaanse jongens van 16 jaar uit zijn winkel te weren) als discriminatoir af te doen, nu hij steeds door personen uit deze groep gewelddadig overvallen is? Wat zou u zelf doen als u de betreffende juwelier zou zijn en er kort nadat u door een Marokkaanse jongere gewelddadig bent overvallen een Marokkaanse jongere de winkel binnenloopt?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en (herhaling van) slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Deelt u de mening dat het de wereld op zijn kop is om het slachtoffer hier als dader neer te laten zetten, zoals de Commissie Gelijke Behandeling doet, terwijl de oorzaak ligt in de oververtegenwoordiging van (Marokkaans)straattuig in de criminaliteit? Wanneer gaat u deze criminaliteit eindelijk eens genadeloos hard aanpakken? Wanneer wordt bijvoorbeeld het wetsvoorstel minimumstraffen en het wetsvoorstel denaturalisatie criminelen eindelijk ingediend?
Voorop staat dat betrokkene slachtoffer is van een ernstig misdrijf en als zodanig behandeld moet worden en steun verdient. Tegelijkertijd dient iedereen zich aan de wet te houden. Samen met het bedrijfsleven, gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie zet ik, via het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, fors in op de aanpak van overvallen.1
Met betrekking tot de stand van zaken betreffende het wetsvoorstel minimumstraffen kan ik meedelen dat dit wetsvoorstel is aangeboden aan de Raad van State voor advies.
Wat het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit wegens ernstige commune misdrijven betreft is – conform het Regeerakkoord – met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit in het afgelopen jaar gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit. In het licht van deze gesprekken wordt thans een wetsvoorstel voorbereid.
De voortdurende detentie van de waxinelichtgooier |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Kent u het bericht dat de verdachte van het werpen van een waxinelichthouder naar de Gouden Koets tijdens Prinsjesdag 2010 nog steeds is gedetineerd?1 Zo ja, klopt dit bericht?
De rechtbank in Den Haag heeft besloten de voorlopige hechtenis te verlengen tot 21 augustus. Het is niet mogelijk een gebruikelijke termijn aan te geven omdat de duur van het voorarrest steeds afhangt van de omstandigheden van het geval. De duur ervan wordt bepaald door de rechter.
De verdachte is niet gedetineerd in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). In het kader van de privacy van de verdachte kan het Openbaar Ministerie geen verdere mededelingen doen over de detentieomstandigheden van de verdachte en de plaats waar gedetineerd zit. De rapportage over de psychische gesteldheid van de verdachte, door het Pieter Baan Centrum, is inmiddels gereed.
De inhoudelijke zitting staat gepland op 6 september 2011.
Wat is de gebruikelijke termijn van voorarrest bij delicten waarvan betrokkene verdacht wordt? Wat is, indien de duur van het voorarrest afwijkt van vergelijkbare gevallen, de precieze reden van dit voorarrest?
Zie antwoord vraag 1.
Onder welke omstandigheden en waar is deze verdachte gedetineerd? Klopt het bericht dat deze verdachte gedetineerd is in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van Penitentiaire Inrichting (PI) te Vught? Heeft het Pieter Baan Centrum inmiddels gerapporteerd over de psychische gesteldheid van deze verdachte? Zo nee, wat is de reden waarom hier het wachten op is?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke termijn is de behandeling ter strafzitting te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat een Nederlandse vrouw onder onmenselijke gevangenisomstandigheden in detentie verblijft in Marokko |
|
Frans Timmermans (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een Nederlandse vrouw onder onmenselijke omstandigheden in detentie verblijft in Marokko?1
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Betrokkene heeft overigens naast de Nederlandse, ook de Marokkaanse nationaliteit.
Hoe actief stellen de Nederlandse autoriteiten zich op bij de uitvoering van het verdrag tussen Nederland en Marokko waarin is geregeld dat Nederlanders die in Marokko zijn veroordeeld tot gevangenisstraf onder bepaalde voorwaarden hun straf in Nederland mogen uitzitten?
De Nederlandse Ambassade informeert en adviseert gedetineerden actief over het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake de overbrenging van gevonniste personen (Trb. 1999, nr. 198 en Trb. 2001, nr. 79) en de wijze waarop een verzoek moet worden ingediend. Verzoeken worden door Nederland welwillend beoordeeld. Sinds de inwerkingtreding van het verdrag zijn tientallen veroordeelden overgebracht naar Nederland.
Welke rol heeft de Nederlandse ambassade in Marokko bij de uitvoering van het WOTS-verdrag en wat mogen Nederlandse gedetineerden precies verwachten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben de Nederlandse autoriteiten zich voldoende ingespannen voor de situatie van de Nederlandse vrouw die ernstig ziek is en al maanden wordt gescheiden van haar vier kinderen?
Betrokkene wordt regelmatig bezocht in het ziekenhuis door medewerkers van de ambassade. Daarnaast heeft een medewerkster van het ministerie van Buitenlandse Zaken deze mevrouw in april jl. tijdens een dienstreis bezocht om zich persoonlijk van de situatie op de hoogte te stellen.
De ambassade heeft ook aandacht gevraagd voor haar situatie bij de Marokkaanse autoriteiten.
Deelt u de mening dat de Nederlandse vrouw recht heeft op de medische behandelingen die zij nodig heeft? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om haar die passende medische hulp te geven? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Marokkaanse autoriteiten delen mee dat medisch gezien wordt gedaan wat binnen de mogelijkheden ligt. Haar is aangeboden om naar Rabat te worden overgebracht vanwege de betere voorzieningen.
Bent u bereid actief contact te zoeken met de Marokkaanse autoriteiten en te bewerkstelligen dat de zieke vrouw in kwestie haar straf verder in Nederland mag uitzitten? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over uw inspanningen ter zake? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zodra deze mevrouw onherroepelijk is veroordeeld, is het mogelijk dat zij haar straf in Nederland ondergaat, als zij voldoet aan de voorwaarden van het WOTS-verdrag.
Zodra een WOTS-verzoek ten bate van betrokkene in Nederland door het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt ontvangen, zal dit met welwillendheid in behandeling worden genomen. Mocht in deze zaak een verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van Marokkaanse zijde uitblijven, dan is Nederland bereid een formeel verzoek om overname van de straf te doen aan de Marokkaanse autoriteiten.
Hoeveel Nederlanders zitten momenteel hun straf uit in Marokkaanse gevangenissen?
Op 1 augustus 2011 verbleven er 59 Nederlanders in detentie in Marokko. Het merendeel van hen heeft ook de Marokkaanse nationaliteit.
Het bericht dat de politie op straat vingerafdrukken afneemt en controleert |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat de politie vingerafdrukken op straat kan afnemen en meteen online kan controleren?1
Nee. De minister voor Immigratie en Asiel en de minister van Veiligheid en Justitie hebben goedkeuring gegeven aan enkele proefprojecten («leertuinen»; zie ook het antwoord op vraag 5) om agenten en marechaussees in staat te stellen hun werk – binnen de grenzen van de wetgeving – efficiënter en sneller uit te voeren. Daarin wordt onderzocht of een aantal activiteiten dat tot dusver alleen op het bureau kan worden uitgevoerd, ook op straat kan worden uitgevoerd. Het gaat om drie soorten activiteiten: het verifiëren van de identiteit, het inwinnen van informatie, zoals openstaande straffen en de verblijfsstatus, en het digitaal uitschrijven van bekeuringen.
Wie kan onder welke omstandigheden worden gevraagd zijn of haar vingerafdrukken te geven ten behoeve van controle?
In het kader van het vreemdelingentoezicht is het geoorloofd op straat vingerafdrukken af te nemen (zie verder het antwoord op de vragen 6 en 7).
Welke database dan wel databases worden gebruikt om de vingerafdrukken te verifiëren?
Voor het uitvoeren van het toezicht op vreemdelingen kunnen op straat genomen vingerafdrukken van vreemdelingen worden geverifieerd in de Basisvoorziening vreemdelingen (BVV) en in het Visum Informatiesysteem (VIS), nadat dit door de Europese Commissie in gebruik is genomen.
Waarvoor worden de ingescande vingerafdrukken gebruikt? Wat gebeurt er na controle met de ingescande vingerafdrukken?
Vingerafdrukken van vreemdelingen die op straat zijn genomen, worden gebruiktvoorhet verifiëren van de identiteit. Dat wil zeggen: online wordt nagegaan of de persoon van wie de vingerafdrukken genomen zijn, reeds bekend is in de BVV. Als het antwoord positief is, worden de gegevens van betrokkene getoond en kan de toezichthoudende ambtenaar op basis van die informatie besluiten hoe verder te handelen. Indien het antwoord negatief is (betrokkene is nog niet bekend in de BVV), zal de toezichthoudende ambtenaar eveneens, maar dan zonder te beschikken over nadere gegevens van betrokkene, moeten besluiten hoe verder te handelen. In beide gevallen zullen de vingerafdrukken die voor de verificatie op straat genomen zijn, niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij genomen zijn, dat is: de verificatie op dat moment. Wel zal het noodzakelijk zijn informatie vast te leggen over het feit dat de desbetreffende handelingen uitgevoerd zijn. Deze informatie zal worden bewaard zolang dit noodzakelijk is voor een eventuele verantwoording achteraf (bv. in een gerechtelijke procedure). In de proeftuinen zal worden nagegaan of in de gebruikte systemen – onbedoeld – sporen van vingerafdrukken achterblijven.
Hoeveel agenten, en van welke korpsen, beschikken op dit moment over een apparaat waarmee vingerafdrukken kunnen worden afgenomen en gecontroleerd? Op basis van welke wet- of regelgeving kan de politie om vingerafdrukken vragen ten behoeve van controle?
Op dit moment worden nog geen vingerafdrukken op straat genomen. Hiermee wordt naar verwachting gestart in november 2011. Voor de «leertuinen» worden in totaal 115 Blackberry's aangeschaft en 50 randapparaten. De randapparaten maken – in combinatie met de Blackberry's – het scannen van documenten en van vingerafdrukken mogelijk. De «leertuinen» worden komend najaar en komende winter gehouden in de korpsen Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond, Hollands Midden en Noord-Oost-Gelderland, het laatstgenoemde korps in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee. Voor het antwoord op het tweede deel van de vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2 en 6.
Op basis van welke wet- of regelgeving en onder welke voorwaarden mogen vreemdelingen worden gevraagd om vingerafdrukken te geven ten behoeve van controle op illegaal verblijf?
Artikel 54, eerste lid onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van vreemdelingen kan worden voorzien in een verplichting tot het verlenen van medewerking aan het vastleggen van gegevens met het oog op identificatie.
Dit is nader uitgewerkt in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). In artikel 4.45, onder b, is bepaald dat de medewerking van de vreemdeling, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel c, bestaat uit: «het zich laten fotograferen en het laten afnemen van vingerafdrukken, indien daartoe naar het oordeel van de ambtenaar, belast met de grensbewaking of een ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen, gegronde reden bestaat». Het niet kunnen tonen van een geldig identiteitsbewijs is een gegronde reden. Artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 2725/2000 van 11 december 2000 betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken, verplicht de lidstaten om vingerafdrukken te nemen van vreemdelingen die illegaal in de lidstaat verblijven. De vingerafdrukken mogen alleen worden gebruikt om na te gaan of betrokkene reeds eerder een asielverzoek in een andere lidstaat heeft ingediend. Indien blijkt dat een illegale vreemdeling in een andere EU-lidstaat een asielverzoek heeft ingediend dan is die lidstaat verplicht de illegle vreemdeling over te nemen.
Artikel 20 van Verordening (EG) Nr. 767/2008 van 9 juli 2008 geeft mogelijkheden tot het gebruik van het Visuminformatiesysteem (VIS) ten behoeve van het vreemdelingentoezicht voor de houders van visa kort verblijf. Dat betekent dat bij illegaal verblijf het VIS kan worden geraadpleegd.
Met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens zijn Richtlijn 95/46/EG en de Wet bescherming persoonsgegevens kaderstellend.
Is deze vorm van controle, waarbij biometrische gegevens worden afgenomen en gecontroleerd, getoetst aan de Wet bescherming persoonsgegevens? Zo ja, op grond waarvan is geconcludeerd dat deze afname en controle bij wet toelaatbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven dat de opslag van vingerafdrukken op dit moment vanwege de stand van de techniek niet geschikt is om te gebruiken voor verificatie en om dezelfde reden opslag niet bruikbaar is voor identificatie?2 Zo ja, hoe verhoudt deze constatering van uw ambtsgenoot zich tot de toestemming die u heeft verleend aan de politie om op straat vingerafdrukken af te nemen en te controleren?
Ja. De beslissing die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangekondigd in zijn brief van 26 april 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 25 764, nr. 46) betreft de vingerafdrukken die worden opgenomen bij de aanvraag van een Nederlands reisdocument (paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten). De proef in de «leertuinen» staat daar helemaal los van. De vingerafdrukken die van vreemdelingen genomen gaan worden, zullen immers niet worden vergeleken met de vingerafdrukken die zijn genomen bij de aanvraag van een Nederlands reisdocument, maar met de vingerafdrukken van vreemdelingen die reeds zijn opgeslagen in de BVV. Ook worden de vingerafdrukken die van vreemdelingen op straat genomen gaan worden, niet vastgelegd of geregistreerd, maar enkel gebruikt om een snelle check uit te voeren of betrokkene reeds bekend is. In tegenstelling tot de reisdocumenten is er dus sprake van een reeds bestaande verzameling vingerafdrukken van vreemdelingen. Als het gaat om de stand van de techniek in relatie tot de kwaliteit van de vingerafdrukken is een van de doelen van de «leertuinen» nu juist om te onderzoeken of mobiele toepassingen met betrekking tot de vingerafdrukken überhaupt mogelijk zijn, ook gelet op de kwaliteit.
Bent u ervan op de hoogte dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft toegezegd dat de opslag van vingerafdrukken nog deze zomer wordt stopgezet?3 Zo ja, bent u op grond van de genoemde constateringen en beslissing bereid om de proef van de politie per direct stil te leggen en de Kamer hierover nader te informeren?
Ja. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, staat dat echter los van de «leertuinen» die met onze toestemming worden voorbereid zoals geschetst in het antwoord op vraag 1. Er is geen reden om die nu stop te zetten.
Het niet functioneren van calamiteitenzenders ten tijde van een ramp |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Noodmast Assen eind van de week in gebruik»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat het waarschijnlijk meer dan 160 uur duurt voordat er via de ether weer volledige dekking is van RTV Drenthe, terwijl deze zender in geval van een calamiteit de functie van calamiteitenzender heeft?
De brand in de zendmast ontstond vrijdag 15 juli omstreeks 14.00 uur. Radio 1, in de functie van landelijke calamiteitenzender, was vanaf 15 juli rond 17.00 uur weer te ontvangen. In het geval zich in de tussenliggende periode in het betreffende gebied een crisissituatie zou hebben voorgedaan, beschikte de overheid over voldoende crisiscommunicatiemiddelen om op adequate wijze ook het publiek te kunnen informeren dat aangewezen zou zijn op verslaggeving via de ether. Zo had men gebruik kunnen maken van de langs en boven de wegen aanwezige matrixborden of van vaste en mobiele omroepinstallaties.
Het Agentschap Telecom – dat zich hierbij baseert op gegevens van KPN – meldt dat RTV Drenthe op 15 juli om 21.00 uur in het noorden van Drenthe weer in de lucht was door inzet van een tijdelijke locatie in Groningen. Op 16 juli is om 19.00 uur een extra zender te Meppel in gebruik genomen, waardoor ook zuidwest Drenthe weer ontvangst had. Hetzelfde is gebeurd voor zuidoost Drenthe door middel van een extra zender in Klazienaveen. De zender in Assen is donderdagmiddag 28 juli aangezet. Sinds dat moment dekt de verzorging van RTV Drenthe weer grotendeels de provincie Drenthe.
Overigens is de ontvangst van RTV Drenthe via kabel, satelliet en internet niet onderbroken geweest.
Welke initiatieven zijn er genomen om ervoor te zorgen dat de onderbreking van de informatievoorziening aan de inwoners van Noordoost-Nederland via de ether, juist tijdens deze calamiteit waarbij de zendmast van Smilde in de brand vloog, zo kort mogelijk was? Hoe beoordeelt u de genomen initiatieven? Wat zou u met de kennis van nu anders doen?
Agentschap Telecom heeft vrijdagmiddag 15 juli in samenwerking met de operators (Broadcast Partners voor de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en KPN voor RTV Drenthe) alternatieve opstellocaties beschikbaar gesteld voor specifiek deze twee omroepen, met name vanuit hun functie als calamiteitenzender. Ook is contact opgenomen met de NPO. De NPO heeft reeds vrijdag 15 juli laten weten de zender Radio 5 op de 747 AM te willen inzetten voor Radio 1. Dit is in afstemming met het Agentschap Telecom gebeurd. Radio 1 was op 15 juli om 17.00 weer in geheel Nederland te ontvangen op deze middengolffrequentie.
De operationele leider van de veiligheidsregio Drenthe heeft omtrent de regionale calamiteitenzender direct contact gelegd en gehouden met de directeur van KPN Noord Oost. De veiligheidsregio Drenthe heeft mij geïnformeerd dat de contacten met alle betrokkenen vanaf het begin goed is geweest en naar tevredenheid verliepen: de veiligheidsregio meldde mij dat sprake is geweest van de juiste prioritering en dat alle partijen zo snel als mogelijk was alles in het werk hebben gesteld om de calamiteitenzender weer optimaal in de lucht te krijgen.
Ik ben van oordeel dat hiermee door alle betrokkenen adequaat is gehandeld en zie geen aanleiding, voor het geval deze hoogst uitzonderlijke situatie zich nogmaals zou voordoen, aan te sturen op een andere handelwijze.
Op welke wijze heeft u de inwoners bij het ontbreken van informatie via de ether wel op de hoogte gehouden? Hoe wist men dat via deze kanalen de informatie te verkrijgen was temeer daar in de voorlichting geadviseerd wordt af te stemmen op de regionale zenders?
Radio en televisie waren nog beschikbaar via kabel, satelliet en internet. Via deze ontvangstmogelijkheden heeft de berichtgeving geen hinder ondervonden. Burgers zijn daarnaast geïnformeerd over de uitval van de publieke omroepen via onder meer:
Zoals ik in de beantwoording van vraag 2 al heb toegelicht, had de overheid de beschikking over voldoende alternatieven om het publiek adequaat te informeren, in het geval zich in de genoemde tijdspanne in het betreffende gebied een crisissituatie zou hebben voorgedaan.
Hoe was de situatie met betrekking tot de informatievoorziening in Midden-Nederland? Hoelang was er daar geen informatie via de ether?
Ik ga er vanuit dat hier de uitval van de toren in Lopik wordt bedoeld. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 3 heeft de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) al op vrijdag 15 juli laten weten de zender Radio 5 op 747 AM te willen inzetten voor Radio 1. Dit is in afstemming met het Agentschap Telecom gebeurd. Radio 1 was op 15 juli om 17.00 weer in heel Nederland te ontvangen op deze middengolffrequentie. In de loop van zaterdagnacht is Radio 1 in gebruik genomen vanuit Tjerkgaast. Om het verlies aan verzorging wat betreft FM in midden Nederland door uitval van Lopik te compenseren, zijn daarnaast zaterdag twee tijdelijke extra zenders in Lelystad en Hilversum in gebruik genomen. In Midden-Nederland was Radio 1 vanaf dat moment zowel op AM als op FM weer te ontvangen.
Is er ook in andere regio’s een onderbreking van de calamiteitenzenders geweest? Zo ja, in welke regio’s speelde dit en hoe lang heeft deze onderbreking geduurd? Wat heeft u gedaan om de informatie voorziening ten tijde van de onderbreking te continueren en de zenders zo snel mogelijk weer in de lucht te krijgen?
Alleen RTV Drenthe is uit de lucht geweest door de verwoesting van de mast te Hoogersmilde. In de beantwoording van vraag 3 is reeds aangegeven op welke wijze betrokken partijen hebben gehandeld om de situatie zo snel mogelijk te normaliseren.
Welke lessen trekt u uit het feit dat een dergelijke situatie zich kan voordoen waarbij de informatievoorziening via de ether niet mogelijk blijkt?
Het betreft hier een hoogst uitzonderlijke situatie. Toch beschikte de overheid ook in deze situatie over voldoende reguliere en crisiscommunicatiemiddelen om het publiek adequaat te kunnen informeren in het geval zich in het betreffende gebied een crisis had voorgedaan (zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 4).
Heeft op enig moment de informatievoorziening aan de bevolking in uw ogen tekortgeschoten? Zo ja, op welke moment en wat zou in de toekomst anders moeten? Zo nee, waar baseert u dat op?
Het betrof een brand in een zendmast. Van verdere dreiging of een gevaarlijke situatie, anders dan in de directe omgeving van de mast, is geen sprake geweest. Hoewel ik begrijp dat mensen het als onplezierig ervaren, als zij bijvoorbeeld in de auto geen volledige radio-ontvangst hebben, ben ik van mening dat het publiek op geen enkel moment in de problemen is geweest door een gebrek aan informatievoorziening. Ook in het geval zich een crisis had voorgedaan, had de overheid nog voldoende alternatieven om het publiek adequaat te kunnen informeren (zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 4).
Is er met het uitvallen van de zenders ook een hiaat ontstaan in de communicatie van de hulpdiensten? Zo ja, waar en wanneer? Welke maatregelen gaat u treffen om dit in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waar baseert u dat op?
Agentschap Telecom heeft dit op vrijdag 15 juli direct gecheckt. Het eerste wat het Agentschap Telecom gedaan heeft, is inventariseren welke vergunningen zijn uitgegeven op Hoogersmilde en dus uit de lucht waren. Dat bleken omroepzenders (FM Radio en DVB-T), vaste verbindingen en semafonie te zijn. Vervolgens heeft het Agentschap Telecom met de mobiele operators contact opgenomen om te vragen of er nog vitale diensten getroffen waren door het uitvallen van Hoogersmilde. De operators hebben aangegeven dat dat niet het geval was.
Omdat alle verbindingen naar behoren hebben gefunctioneerd, behoeven in dit kader geen maatregelen te worden getroffen.
De Gemeenschappelijke Meldkamer Midden- en West-Brabant |
|
Ronald van Raak |
|
Herkent u de problemen die geschetst worden met betrekking tot de Gemeenschappelijke Meldkamer Midden- en West-Brabant?1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving. Het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio is primair verantwoordelijk voor het in stand houden van de meldkamer (op basis van de Wet veiligheidsregio’s) en de korpsbeheerder voor het functioneren van het politiepersoneel binnen de meldkamer. De voorzitter van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, tevens de korpsbeheerder, heeft aangegeven zich niet te herkennen in de problemen die worden geschetst.
Klopt het dat er bijna dagelijks incidenten plaatsvinden? Waaruit bestaan deze incidenten? Wat wordt er gedaan om het aantal incidenten terug te dringen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat personeel niet voldoende gekwalificeerd is? Wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Nee, dat klopt niet aldus de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. De regio geeft aan dat het personeel voldoet aan de gestelde functiekwalificaties. In het antwoord op vraag 4 wordt nader ingegaan op de eisen die door de regio worden gesteld aan het personeel in de meldkamer.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat medewerkers van de meldkamer affiniteit hebben met de politie en het werken op straat? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het huidige personeelsbestand? Is er gebrek aan kennis op dit vlak? Hoe gaat u zorgen dat dit verbeterd?
Ik vind het vanzelfsprekend dat affiniteit met het werk van de operationele kolommen een voorwaarde is. Dat geldt voor politie, maar ook voor de overige operationele diensten die in de meldkamer werkzaam zijn. De veiligheidsregio Midden- en West Brabant onderschrijft het belang dat de politiecentralisten van de Gemeenschappelijke Meldkamer (hierna te noemen «GMK») affiniteit met de politiecollega’s op straat en hun werkgebied hebben. Voordat iemand wordt aangesteld tot politiecentralist vindt in Midden- en West-Brabant een selectie plaats, inclusief extern assessment. De politie medewerkers van de GMK hebben minimaal MBO-3 niveau. Na aanstelling volgt de specifieke centralistenopleiding aan de Politieacademie. Aan het eind van het eerste jaar van aanstelling (proeftijd) volgt een kwalitatieve beoordeling en wordt besloten of iemand definitief in de functie kan worden benoemd.
Klopt het dat meldingen niet goed ingeschat worden en dat daardoor informatie niet tijdig of niet goed bij de politie op straat terecht komt? Wat betekent dit voor de veiligheid van de burger en van de agenten? Wat gaat u doen om ook dit te verbeteren?
De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant geeft aan dat zij zich niet herkennen in het beeld dat meldingen niet goed worden ingeschat. Er zijn dan ook geen gevolgen voor de veiligheid van de burger en van de agenten. De veiligheidsregio geeft aan dat binnen de meldkamer structureel gesprekken worden teruggehoord en besproken met de medewerkers.
Verder vindt structureel overleg plaats tussen vertegenwoordigers van de GMK en de verantwoordelijke portefeuillehouders binnen de politie Midden en West Brabant. Daarnaast is een structureel overleg (1x per maand) tussen de directeur GMK en de korpschef van politie. Verder maakt de korpschef deel uit van de directie van de veiligheidsregio (onder voorzitterschap van de algemeen directeur van de veiligheidsregio). De directeur GMK legt verantwoording af aan de algemeen directeur veiligheidsregio. In geen van deze gremia c.q. langs geen van deze kanalen is de problematiek, die in de vraagstelling wordt bedoeld, aan de orde geweest. Mij hebben geen andere signalen bereikt, die zouden kunnen duiden op het bestaan hiervan.
Hoe worden problemen die intern gemeld worden, opgepakt en afgehandeld? Herkent u zich in de uitspraak dat problemen gebagatelliseerd zouden worden?
Problemen die intern worden gemeld, worden serieus genomen, door de leiding van de GMK opgepakt, onderzocht en afgehandeld, waarbij uiteraard ook terugkoppeling naar de melder plaatsvindt. De GMK Midden- en West-Brabant herkent zich niet in de uitspraak dat problemen worden gebagatelliseerd. Via de interne klachtenprocedure en met behulp van kwaliteitsfunctionarissen worden klachten door de regio serieus in behandeling genomen. De GMK Midden- en West- Brabant geeft aan dat genoemde klachten niet zijn gemeld via de reguliere kanalen voor klachten, zijnde leidinggevenden, vertrouwenspersoon en ondernemingsraad.
Ook uit de externe klachtenregistratie komen dit soort signalen niet naar voren. In het jaar 2010 zijn aan politiezijde binnen de GMK ruim 111 000 meldingen verwerkt (waarvan ruim 7 000 prio-1 meldingen). In totaal zijn er in dat jaar 7 klachten ontvangen, waarvan er – na onderzoek volgens de klachtenprocedure – 3 terecht zijn bevonden.
Komen deze problemen ook bij andere Gemeenschappelijke Meldkamers in het land voor? Bent u bereid ook daar te werken aan een verbetering van de kwaliteit en de dienstverlening?
Mij hebben geen berichten bereikt van vergelijkbare situaties in andere meldkamers in de andere veiligheidsregio’s. Het in stand houden van de meldkamer is een regionale bestuurlijke verantwoordelijkheid. Dat betekent dat kwaliteitsverschillen in de 25 verschillende meldkamer zich voor zouden kunnen doen. In bredere zin ben ik bezig met de toekomst van de meldkamers in Nederland, in gezamenlijkheid met alle (bestuurlijke en operationele) partners die in de meldkamers werkzaam zijn. We richten ons daarbij op standaardisatie, uniformering en schaalvergroting met als voornaamste doelstelling kwaliteitsverbetering (meer adequate hulpverlening richting de burgers) en efficiencywinst. Daartoe verwacht ik in het najaar van 2011 een voorstel aan uw Kamer te doen. U wordt daar nader over geïnformeerd.
Klopt het dat in 30% van de gevallen de aanrijtijden van prioriteit-1 meldingen niet gehaald worden? Bent u bereid de cijfers met betrekking tot de responsetijd, voorzien van uw commentaar, naar de Kamer te doen toekomen?
Het al dan niet binnen de norm van 15 minuten ter plaatse zijn bij een prio-1 melding is van veel factoren afhankelijk, waaronder het goed functioneren van de meldkamer.
De vragen richten zich op het (blauwe) politieproces. Daarom wordt met dit antwoord inzicht gegeven in de prioriteit-1 meldingen voor de politie. In het jaar 2010 zijn er in het korps Midden- en West-Brabant 7 355 prioriteit-1 meldingen geweest. In ruim 84% van deze meldingen was de politie binnen 15 minuten ter plaatse (de brancherichtlijn hiervoor stelt een norm van 80%). Het klopt niet dat in 30% van de gevallen de aanrijtijden van prioriteit-1 meldingen worden overschreden.
De wapenvergunning van Tristan van der V. |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie delete bewijs over wapenvergunning Tristan»?1
Ja.
Klopt het dat er informatie over het verstrekken van de wapenvergunning aan T. van der V. is verwijderd? Zo ja, wanneer is dit (ongeveer) gebeurd? Had deze informatie verwijderd mogen worden? Is het verwijderen van dit soort informatie strafbaar?
Zoals aangegeven in mijn eerdere reactie op de schriftelijke vragen van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur en het lid Dibi (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nrs. 3588 en 3589) hebben de Rijksrecherche en het NFI aanvullend onderzoek gedaan naar het onvindbare pdf-bestand dat naar voren kwam in het onderzoek naar de wapenvergunning van betrokkene. Beide onderzoeken zijn onlangs afgerond.
Gebleken is dat door de infodesk een pdf-bestand aan de afdeling Bijzondere Wetten is gemaild. Bij de infodesk is deze mail na verzending omgezet in een word-bestand. Bij die omzetting is de pdf-bijlage verloren gegaan. De mail zelf is vervolgens bij de infodesk verwijderd vanwege de beperkte opslagcapaciteit. Bij de afdeling Bijzondere Wetten, die de mail ontving, is alleen de mail en niet de pdf-bijlage uitgeprint. Ten aanzien van de ontvangen email is het niet duidelijk op welk moment deze verloren is gegaan.
Het onderzoek van het NFI was erop gericht het pdf-bestand te vinden. Alle IT- systemen die het pdf-bestand volgens de procedures gepasseerd moet hebben zijn veiliggesteld en doorzocht, maar het pdf-document is niet aangetroffen. Het NFI en het OM hebben in het kader van dit onderzoek ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd, om er zeker van te zijn dat er in het onderzoek niets over het hoofd zou worden gezien. Met dit bedrijf zijn de onderzoeksaanpak die het NFI heeft gekozen en de eerste resultaten besproken.Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Voor de vereisten ten aanzien van het bewaren en vernietigen van bestanden verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat de infodesk een pdf-bestand aan de behandelaar van de wapenvergunning heeft gestuurd? Zo ja, is dat bestand bijgevoegd aan het fysieke dossier (papier)? Zo nee, waarom niet? Dienen dit soort bestanden ook digitaal bewaard te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er een wettelijke bewaartermijn voor documenten/informatie met betrekking tot wapenverloven en/of jachtaktes? Zo ja, welke termijn is hierop van toepassing?
De Wet Politiegegevens is van toepassing op gegevensverwerkingen met betrekking tot wapenverloven en jachtaktes. Het gaat om het uitvoeren van een «taak ten dienste van justitie». Het verwerken van gegevens ter uitvoering van de vergunningverlening en de handhaving van de Wet Wapens en Munitie vindt plaats op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet Politiegegevens. Inzake het beheer van deze gegevens bepaalt deze wet dat relevante gegevens moeten worden bewaard gedurende een termijn die door de korpschef wordt vastgesteld. Toegepast op de onderhavige casus betekent dit dat indien het pdf-bestand relevant was voor het verlenen van de wapenvergunning het toegevoegd had moeten worden aan het fysieke dossier en bewaard had moeten worden.
Indien documenten ten onrechte zijn vernietigd dan kan een disciplinaire sanctie voor de betrokken medewerkers volgen. Het levert in beginsel geen strafbaar feit op.
Wordt in- en externe correspondentie van vertrekkende politiemedewerkers bewaard? Zo ja, hoe lang? Zo nee, waarom niet?
Bij het politiekorps Hollands Midden is de procedure als volgt:
Een e-mailaccount met de daarin voorkomende in- en exteme correspondentie wordt vier weken na de ontslagdatum afgesloten. De gegevens zijn raadpleegbaar gedurende de termijn dat ze voorkomen in het digitale archief. Dit archief kent bewaar- en schoningsregels die door de VtsPN worden uitgevoerd en nageleefd. De procedure bij een vertrekkend medewerker is dat deze met zijn chef de eventuele overdracht van documenten uit de persoonlijke omgeving bespreekt. Deze persoonlijke omgeving blijft een maand na ontslag beschikbaar en wordt daarna afgesloten
Correspondentie wordt in sommige gevallen als fysiek document in een dossier opgenomen. Hierbij valt te denken aan beleidsstukken, verslagen en sommige briefwisselingen. Zo is in deze casus de mail van de infodesk naar de medewerkers van de afdeling Bijzondere Wetten opgenomen in het fysieke dossier rond wapenverloven. Deze correspondentie blijft dus na vertrek beschikbaar. Overigens zijn de bijlagen van de mail in de onderhavige casus niet in het dossier opgenomen.
Vele registraties van politiemensen vinden plaats in bedrijfssystemen zoals de Basisvoorziening Handhaving (BVH) en de Vergunningen Ontheffingen Applicatie (VERONA). Deze gegevens blijven gedurende de daar voor geldende bewaartermijnen beschikbaar.
Brute overvallen op juwelierszaken |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Bent u bekend met de vele berichten over brute overvallen op juweliers, in het bijzonder het bericht «Juwelier snakt naar veilige zaak»?1
Ja.
Klopt het dat het aantal overvallen op juweliers toeneemt? Hoeveel overvallen op juweliers zijn de afgelopen vijf jaar en tot op heden gepleegd? Welke tendens wordt daarbij door u geconstateerd?
In onderstaande tabel wordt het aantal overvallen op juweliers en het oplossingpercentage in de afgelopen vijf jaar weergegeven (voor 2011 staan de cijfers tot en met juli 2011 opgenomen).
2006
41 overvallen, waarvan 11 opgelost (26,8%)
2007
49 overvallen, waarvan 13 opgelost (26,5%)
2008
63 overvallen, waarvan 28 opgelost (44,4%)
2009
67 overvallen, waarvan 33 opgelost (49,3%)
2010
74 overvallen, waarvan 28 opgelost (37,8%)
2011
61 overvallen (tot en met juli 2011), waarvan 23 opgelost (37,7%)
Wat is uw reactie op de oproep van de brancheorganisatie voor juweliers dat er hard ingegrepen moet worden? Op welke wijze is in afgelopen jaren reeds ingegrepen en met welk gevolg? Bent u voornemens maatregelen ter preventie van overvallen op deze sector aan te scherpen? Zo ja, op welke wijze?
Overvallen hebben een enorme impact op slachtoffers en de omgeving. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 9 februari 20112 heb aangegeven heeft de aanpak van overvallen voor mij de hoogste prioriteit. Samen met de Taskforce Overvallen, onder voorzitterschap van de heer Aboutaleb, pak ik overvalcriminaliteit keihard aan. Mijn doelstelling is om het aantal overvallen in de komende vier jaar drastisch te verminderen, tot onder de 1 900 per jaar.
In het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, dat ik uw Kamer als bijlage bij bovengenoemde brief heb toegestuurd, staan in de paragraaf «Preventie» diverse maatregelen opgenomen. Met name in deze preventieve aanpak wordt de uitvoering van de maatregelen gedifferentieerd naar de verschillende sectoren die slachtoffer zijn van overvalcriminaliteit. Zo wordt – in overleg met de Federatie Goud & Zilver – een aantal maatregelen uitgevoerd dat specifiek gericht is op de aanpak van overvallen op juweliers, zoals bijvoorbeeld de pilot «track en trace» die binnenkort in een aantal gemeenten start en de pilot Fotoswitch (met een gezichtsscanner) die in Rotterdam loopt. Daarnaast zal de Federatie Goud & Zilver zorgdragen voor individuele overval- en agressietrainingen, individuele preventieadviezen en het bezoeken van alle track&trace locaties waarbij de gebruikers van track&trace worden geïnstrueerd over het gebruik en onderhoud van de GPS zenders.
Bent u van mening dat in het Actieprogramma ketenaanpak overvallen specifiek moet worden ingegaan op preventie en aanpak van overvallen op juweliers? Bent u voornemens om daarvoor met de brancheorganisatie voor juweliers in gesprek te gaan over verdergaande maatregelen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke verwachtingen heeft u van de in Rotterdam als proef geïntroduceerde gezichtsscanner?2 Wat is uw reactie op de kritiek dat de scanner onbekenden van de politie niet tegenhoudt en handlangers die zich uit het zicht opstellen alsnog met behulp van een derde persoon kunnen binnendringen? Welke waarborgen zijn er om ervoor te zorgen dat de scan niet in strijd is met privacywetgeving?
Op dit moment wordt in Rotterdam een proef gedaan met Fotoswitch (gezichtsscanner). Deze proef loopt tot begin 2012. In het kader van deze proef worden de effectiviteit en (technische) haalbaarheid van het instrument onderzocht. Ook de privacyaspecten worden daarbij bezien. Ik wacht graag de uitkomsten van de proef af alvorens hierover een oordeel uit te spreken.
Wat is uw reactie op juweliers die naar aanleiding van brute overvallen overwegen dan wel ertoe overgaan hun zaak voor bepaalde bevolkingsgroepen gesloten te houden?3 Bent u voornemens daarover met de branche in gesprek te gaan en met haar maatregelen te treffen, zodat juweliers zich veiliger voelen en bevolkingsgroepen niet als zodanig preventief worden geweerd vanwege een brute daad van criminele individuen?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Overigens zijn er voor juweliers verschillende maatregelen voorhanden om overvallen zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 ben ik hierover met de branche in gesprek.
Het verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Kent u het bericht1 dat de politie de Archiefwet heeft overtreden door een bestand te verwijderen over de wapenvergunningverlening aan T. van der V. en het bericht2 dat politie en Justitie geen behoefte hebben aan hulp bij het vinden van een verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak? Zo ja, kloppen deze berichten? Deelt u de mening dat hierdoor door politie en Justitie de schijn wordt gewekt van een doofpot?
Ik ben niet van mening dat de schijn wordt gewekt van een doofpot. Het Openbaar Ministerie heeft maximale zorgvuldigheid en transparantie betracht, onder andere door het NFI nogmaals onderzoek te laten doen naar het onvindbare pdf-bestand. Het OM en het NFI hebben vervolgens het bedrijf Fox-IT geconsulteerd over de gevolgde aanpak. Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Kunt u precies reconstrueren wat er is gebeurd met dit cruciale document? Op wiens gezag is besloten dit document te verwijderen? Door wie is het document verwijderd? Was dit in strijd met een wettelijke bewaarplicht? Wanneer is besloten tot verwijdering en realiseerden betrokkenen op dat moment wel de consequenties van daadwerkelijke verwijdering?
Zie voor een antwoord op deze vraag het antwoord op de vragen 2 en 3 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr.1579).
Klopt het dat de politie dit soort gegevens krachtens de Archiefwet 20 jaar dient te bewaren? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Is dit een gebruikelijke praktijk?
De werkzaamheden van de politie ter uitvoering en handhaving van de Wet Wapens en Munitie betreffen een taak ten dienste van justitie. Op deze gegevensverwerkingen is de Wet Politiegegevens van toepassing. Zie hierover ook mijn antwoord op vraag 4 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1579). De Archiefwet is volgens de Wet Politiegegevens (artikel 14, vierde lid juncto eerste lid) in limitatief omschreven gevallen van toepassing op de verwerkingen van politiegegevens, namelijk voor zover die plaatsvinden op grond van de artikelen 8, 9 en 10 van deze wet. Dit geldt echter niet voor gegevensverwerkingen die plaatsvinden op grond van artikel 13 van deze wet, zoals in casu het geval is.
Waarom is het aanbod van hooggekwalificeerde deskundigen, waaronder een hoogleraar Informatica, om dit cruciale pdf-document te achterhalen, simpelweg afgewezen?
Het OM heeft het NFI gevraagd de second opion te geven omdat het onderzoeksgebied digitale technologie van het NFI is gespecialiseerd in het terughalen van gegevens. Zoals hiervoor aangegeven is daarbij ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd.
Bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de vraag of politie en justitie zich wel aan wettelijke bewaarplichten houden? Bent u tevens bereid te vragen hoe deskundigen advies over digitale documentenadministraties beter op orde kunnen worden gebracht? En bent u bereid om in dit specifieke geval de Rijksrecherche de gang van zaken te laten onderzoeken?
Begin 2012 zullen de externe audits op de gegevensverwerking bij de politiekorpsen zijn afgerond. De mate waarin korpsen voldoen aan de wettelijke bewaartermijnen maakt onderdeel uit van deze onderzoeken. Daarnaast werkt de politieorganisatie aan het uniformeren van processen rond haar taken in het kader van de Wet Wapens en Munitie. Eenduidige verwerking van informatie en registratie zijn hier een belangrijk onderdeel van. Ik zie daarom op dit moment geen reden voor nader onderzoek op dit punt.
Wat de onderhavige casus betreft is, zoals hiervoor uiteen gezet, de gang van zaken door de Rijksrecherche en het NFI onderzocht.
De bescherming van juweliers en andere middenstanders |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Winkelverbod voor allochtonen» in De Telegraaf van maandag 11 juli 2011 en het vervolg daarop op dinsdag 12 juli 2011?
Ja.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Nijmeegse juwelier om een juridische procedure tegen de Staat aan te spannen, omdat juweliers te weinig beschermd worden? Heeft u hierover al contact gehad met de Nijmeegse juwelier? Hoe kunt u tegemoet komen aan zijn klachten over een tekortschietende bescherming? Bent u bereid de juwelier tegemoet te komen in de extra kosten die hij nu maakt voor beveiliging?
Onlangs heb ik de heer Kamerbeek bezocht. Bij die gelegenheid heb ik hem persoonlijk geïnformeerd over de inspanningen die worden verricht om het aantal overvallen terug te dringen en de overval op zijn zaak op te lossen. Afgesproken is dat de hoofdofficier van justitie de heer Kamerbeek zal informeren over de laatste stand van het onderzoek.
Tevens heb ik de heer Kamerbeek aangegeven dat er een aantal regelingen en voorzieningen bestaan waar hij als slachtoffer van een overval gebruik kan maken. Enerzijds betreft dit de regeling voor kleine ondernemers ter vergoeding van getroffen preventieve maatregelen. Anderzijds zijn er regelingen ter vergoeding van door hem geleden schade. Vanuit mijn ministerie wordt aan de heer Kamerbeek op bovengenoemde terreinen nadere ondersteuning aangeboden.
Deelt u de mening dat de burgemeester na een overval op een winkel persoonlijk contact op moet nemen met de winkelier om zijn betrokkenheid te tonen, maar ook om te overleggen over de mogelijkheden om de veiligheid te verbeteren? Heeft dat contact in dit geval ook plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De Burgemeester van Nijmegen heeft op de dag van de overval de winkel bezocht en met de mede eigenaresse/echtgenote van de juwelier gesproken om zijn betrokkenheid te tonen en tevens over de veiligheid in en om de winkel te spreken. In diverse schriftelijke contacten en via de politie heeft de burgemeester ook aan de juwelier zelf aangeboden om met elkaar in gesprek te gaan. Ik treed overigens niet in de werkwijze van een burgemeester.
Welke ruimte heeft een winkelier om groepen mensen de toegang tot zijn winkel te ontzeggen? Acht u het deurbeleid van de juwelier, die zich hiertoe genoodzaakt voelt om zijn veiligheid te garanderen, in overeenstemming met de wetgeving over gelijke behandeling? Zo nee, welke alternatieven, zoals een gezichtsscan, heeft hij dan om criminelen uit zijn zaak te weren?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Hoe verloopt de uitvoering van het actieplan ketenaanpak overvalcriminaliteit, waarin doelstellingen staan over het aantal overvallen, het oplossingspercentage en het aantal veroordelingen?
De aanpak van overvallen en heeft voor mij de hoogste prioriteit. In samenwerking met de Taskforce Overvallen, onder voorzitterschap van de heer Aboutaleb, worden de ruim 100 maatregelen uit het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 684, nr. 305) momenteel uitgevoerd. In de maanden januari tot en met juli 2011 hebben er in totaal 1 244 overvallen plaatsgevonden. Dit betekent een daling van 16% ten opzichte van dezelfde periode in 2010 en 22% ten opzichte van 2009. Van de 1 244 in 2011 (tot en met juli 2011) gepleegde overvallen is 28% opgelost (in 2010 was dat, gemeten over dezelfde periode, 22% en in 2009 21%).
Uit een voorlopige analyse met betrekking tot de overvalzaken uit de registratie van het Openbaar Ministerie voor 2010 blijkt dat 93% van de door de politie aangeleverde verdachten door het Openbaar Ministerie voor de rechter is gebracht en daarvan vervolgens 95% is bestraft.
Wat betreft overvallen op juweliers die in 2010 bij het Openbaar Ministerie zijn geregistreerd geldt dat 97% voor de rechter is gebracht en dat deze in alle gevallen de verdachte(n) schuldig heeft bevonden. 96% is bestraft met een vrijheidsstraf; 4% kreeg een vrijheidsbenemende maatregel.
Hoeveel overvallen op juweliers hebben de afgelopen vijf jaar plaats gevonden? Valt in deze overvallen een trend te ontdekken? Hoe verhoudt de trend zich tot de doelstelling om in 2014 maximaal 1900 overvallen te hebben?
In onderstaande tabel wordt het aantal overvallen op juweliers en het oplossingpercentage in de afgelopen vijf jaar weergegeven. Voor 2011 staan de cijfers tot en met juli 2011 opgenomen. Aangezien er nog opsporingsonderzoeken in deze zaken doorlopen, kunnen de oplossingspercentage in de loop van 2011 nog stijgen.
2006 41 overvallen, waarvan 11 opgelost (26,8%)
2007 49 overvallen, waarvan 13 opgelost (26,5%)
2008 63 overvallen, waarvan 28 opgelost (44,4%)
2009 67 overvallen, waarvan 33 opgelost (49,3%)
2010 74 overvallen, waarvan 28 opgelost (37,8%)
2011 61 overvallen (tot en met juli 2011), waarvan 23 opgelost (37,7%)
Wat is het oplossingspercentage van overvallen op juweliers in de afgelopen vijf jaar? Acht u speciale maatregelen nodig om dit percentage op de beoogde 40 procent te krijgen?
Zie antwoord vraag 6.
Welk percentage overvallers van juweliers wordt veroordeeld? Zit hier een stijgende of dalende tendens in?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoeveel politiecapaciteit maakt u vrij voor de aanpak van overvalcriminaliteit ter uitvoering van het actieplan?
De aanpak van overvallen is niet een kwestie van capaciteit maar van prioriteit. De aanpak van overvallen heeft in alle regio’s en landelijk zeer hoge prioriteit.
Kunt u van een aantal gewelddadige overvallen op juwelierszaken van de afgelopen tijd, zoals de overval met dodelijke afloop op juwelier H. te Amsterdam , de stand van zaken van de opsporing en vervolging geven?
Het strafrechtelijk onderzoek in de zaak van de Amsterdamse juwelier is nog in volle gang. In het belang van het onderzoek kan ik daarover op dit moment geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat criminaliteit beter bestreden wordt door een grote pakkans dan door het uitsluiten van groepen mensen uit delen van het maatschappelijk verkeer? Welke maatregelen neemt u om de pakkans van overvallen te verhogen, zodat juweliers zonder angst kunnen werken en onschuldige burgers niet de dupe worden van criminelen?
Om de pakkans bij overvallen te vergroten wordt in het kader van de verbetering van de werkwijze van de politie in het algemeen en het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit in het bijzonder een groot aantal maatregelen genomen. Zo worden in de politieregio’s en bij de parketten van het Openbaar Ministerie vaste overvallenteams ingesteld en wordt de expertise geborgd. Ook wordt de heterdaadkracht verstrekt door verbetering en protocollering van het plaats-delict-management, toepassing van het drie-ringenmodel en de inzet van helikopters. Door technische en innovatieve maatregelen die ondernemers (waaronder juweliers) treffen, zoals track&trace, fotoswitch en DNA-spray, wordt de pakkans verder vergroot. Ook voorlichting kan daaraan bijdragen. In het kader van het Donkere Dagen Offensief zal daarop worden ingezet via een landelijke Postbus 51 campagne «Pak overvallers, Pak je mobiel» en via een campagne van Meld Misdaad Anoniem. Gemeenten worden gestimuleerd om het toezicht in risicogebieden goed te organiseren. Daarbij kunnen gemeenten mede gebruik maken van het toezichtsmodel en stappenplan dat ik in het vierde kwartaal van dit jaar beschikbaar zal stellen.
Het bericht dat in Rotterdam een gezichtsscanner is geïnstalleerd bij een juwelier |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gezichtsscanner herkent je feilloos»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de installatie van een gezichtsscanner bij een juwelier in Rotterdam?
Ik ben groot voorstander van de pilot zoals die in Rotterdam loopt. Het is van belang om in de aanpak van overvalcriminaliteit nieuwe instrumenten te testen die een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen en bestrijden van overvallen.
Wie hebben op welke wijze inzicht in de door de camera geregistreerde gegevens?
Op dit moment wordt in Rotterdam een pilot gedaan met Fotoswitch. Deze pilot loopt tot begin 2012. In het kader van deze pilot worden de effectiviteit en (technische) haalbaarheid van het instrument onderzocht. Ook de privacyaspecten worden daarbij bezien. Hoewel ik hoopvolle verwachtingen heb van het instrument, wacht ik graag de uitkomsten van de pilot af alvorens hierover een oordeel uit te spreken.
Zijn de geregistreerde biometrische gegevens van zowel de camera als de politiedatabase voldoende beschermd? Waaruit blijkt dat?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de privacy van het winkelend publiek voldoende is gewaarborgd? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u van plan stappen te ondernemen om de privacy te beschermen?
Zie antwoord vraag 3.
Is materiaal van de gezichtsscan bruikbaar als bewijsmateriaal in de rechtszaal? Zo ja, op welke gronden? Zo nee, bent u van plan wetgeving op dit terrein te introduceren?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat de UZI-pas (Unieke Zorgverlener Identificatie) voor het grijpen ligt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «UZI-pas ligt vaak voor het grijpen»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de conclusies van het door Collis uitgevoerde onderzoek?
Hoewel er slechts een beperkte populatie (32 gebruikers in 7 apotheken) is onderzocht, blijkt uit dit onderzoek onder meer dat het gebruik van de UZI-pas door de pashouder aandacht behoeft. Met de bij het onderzoek gedane aanbevelingen kunnen de apotheken en gebruikers, de ICT-leveranciers en overkoepelende instanties hun voordeel doen.
Bent u nog steeds van mening dat het gebruik van de UZI-pas veilig is voor het uitwisselen van medische gegevens en geen risico’s met zich brengt?
De UZI-pas voldoet aan de strenge eisen van de PKI-O-certificering en kent een zeer hoog beveiligingsniveau. Dit onderzoek geeft geen aanleiding om aan de veiligheid van de pas zelf te twijfelen. Uiteraard is het – naast de technische beveiligingsmaatregelen van de pas – ook van belang dat de gebruikers de pas verantwoord gebruiken.
Kunt u garanderen dat de UZI-pas in het vervolg werkelijk volgens de procedures gebruikt wordt?
Het is de verantwoordelijkheid van een zorginstelling om er voor te zorgen dat zijn informatiebeveiliging, inclusief het juiste gebruik van de UZI-pas op orde is. De IGZ is toezichthouder op dit gebied.
Het Certificate Practice Statement (CPS) van het UZI-register van het CIBG beschrijft op welke wijze invulling wordt gegeven aan de dienstverlening. Paragraaf 9.6.2. van het CPS stelt dat de abonnee (in casu de apotheek) de pashouder op de hoogte dient te stellen van de precieze voorwaarden rondom het gebruik van de UZI-pas, bijvoorbeeld over het voorkomen van misbruik. Het UZI-register voorziet voorts elke pasgebruiker van een brochure over juist gebruik van de pas.
Over het voorkomen van misbruik staat in de brochure:
Welke sancties bestaan er op het niet navolgen van de procedures die gelden voor de UZI-pas?
Op basis van artikel 23 Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg kan een UZI-pas onder meer worden ingetrokken indien het toegangsmiddel onrechtmatig gebruikt is of indien de geregistreerde niet voldoet aan de aanwijzingen of regels met betrekking tot het beheer, de beveiliging, het gebruik en de intrekking van het toegangsmiddel.
Voorts kan tegen het niet navolgen van de procedures die gelden voor de UZI-pas op basis van verschillende wettelijke bepalingen worden opgetreden. De verplichting om de UZI-pas op een verantwoorde manier te gebruiken maakt onderdeel uit van de verplichting verantwoorde zorg te verlenen als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kzi). Toezicht op de naleving van beide wetten is in handen van de IGZ. Handhaving vindt plaats door middel van een schriftelijk bevel door de IGZ of een schriftelijke aanwijzing door de Minister. De verplichtingen opgenomen in het bevel en de aanwijzing kunnen gehandhaafd worden door middel van bestuursdwang of een last onder dwangsom. Daarnaast kent de Wet BIG nog de mogelijkheid om een geregistreerde beroepsbeoefenaar tuchtrechtelijk te vervolgen als deze de tuchtnormen genoemd in artikel 47, eerste lid, van de Wet BIG, overtreedt. Het niet volgen van de procedures die gelden voor het juiste gebruik van de UZI-pas en het niet op een verantwoorde manier omgaan met elektronische gegevensuitwisseling valt onder deze tuchtnormen.
De dood van een Turkse man na zijn aanhouding door de politie |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht over de dood van een Turkse man uit Beverwijk na zijn aanhouding door de politie?1
Ja.
Bent u bereid de resultaten van het onderzoek, in ieder geval het Rijksrechercheonderzoek, naar dit incident naar de Kamer te sturen?
Het onderzoek is drieledig, twee delen zijn thans afgerond. Er is door de rijksrecherche onderzoek gedaan naar het optreden van de politie tijdens de aanhouding en overbrenging naar het bureau. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak. Verder loopt er op dit moment nog een onderzoek naar de medische zorg die is verleend voorafgaand aan het overlijden. Als het onderzoek is afgerond en beoordeeld, zal het OM zijn conclusies openbaar maken.
De bevindingen van de rijksrecherche en het NFI en de daaruit getrokken conclusies door het OM ten aanzien van de eerste twee deelvragen zijn reeds openbaar gemaakt. De persverklaring van het OM bevat meer informatie over hetgeen zich heeft voorgedaan op 3 juli jl.2
Onderzoek van het NFI heeft uitgewezen dat betrokkene aan hartfalen is overleden. Voor dit hartfalen zijn twee mogelijke oorzaken geïdentificeerd, te weten een hartafwijking of invloed van cocaïne. Het OM is van oordeel dat de handelingen die zijn verricht om de man onder controle te brengen en te houden, waaronder het gebruik van geweld, noodzakelijk waren om de man aan te houden en op een veilige manier over te brengen naar het bureau.
Weggepeste buurtbewoners wegens hun seksuele voorkeur |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Herinnert u zich eerder gestelde vragen?1
Ja.
Hoe verhoudt zich uw antwoord dat het kabinet stevig inzet op maatregelen om discriminatie te bestrijden en de meldingsbereidheid te vergroten tot de constatering van het Gerechtshof Arnhem2 dat in het geval van een weggepest homostel te Utrecht niet in alle opzichten adequaat en voortvarend is opgetreden door politie en justitie?
Het gerechtshof in Arnhem constateert in zijn uitspraak dat uit het dossier zoals dat aan het hof is voorgelegd naar voren komt dat op de meldingen niet in alle opzichten adequaat en voortvarend is opgetreden door politie en justitie. Naar aanleiding van de constatering van het Hof vindt momenteel een inventarisatie plaats naar de handelingen die door de politie en het Openbaar Ministerie zijn verricht naar aanleiding van de aangiften. Nu dit onderzoek nog niet is afgerond, kan ik daar op dit moment verder geen mededelingen over doen. Na afronding van het onderzoek zullen de resultaten daarvan door het Openbaar Ministerie openbaar worden gemaakt.
Deelt u de constatering van het Gerechtshof Arnhem dat uit dit dossier naar voren komt dat door de politie en het openbaar ministerie kansen zijn gemist om de gepleegde feiten jegens de betrokken klagers tot opheldering te brengen? Bent u bereid om te onderzoeken wat er in de aanpak van deze casus is misgegaan en welke lessen te leren vallen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is deze casus symptomatisch voor de aanpak van homodiscriminatie en geweld tegen homo’s en andere minderheden?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen neemt u zich voor om, indachtig de voorgenomen kabinetsinzet, dit soort betreurenswaardige incidenten in het vervolg te voorkomen? Bent u bereid om deze vragen zo snel mogelijk, liefst binnen een week, te beantwoorden?
Het kabinet zet stevig in op maatregelen om discriminatie te bestrijden en tegelijkertijd de bewustwording over discriminatie en de meldingsbereidheid van discriminatie te vergroten. Uw Kamer is op 15 juli jongstleden per brief3 geïnformeerd over de aanscherpingsmaatregelen die het kabinet zal nemen om discriminatie tegen te gaan.
De vereniging Martijn |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van het Openbaar Ministerie d.d. 18 juni j.l. «Vereniging Martijn niet vervolgd»?
Ja.
Op welke wijze heeft Nederland invulling gegeven aan artikelen 4 en 8 van het verdrag van Lanzarote dat als doelstellingen heeft
Het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (hierna: het verdrag) is niet alleen strafrechtelijk georiënteerd, maar ook multidisciplinair van aard. Naast straf- en sanctiebepalingen gaat het om preventieve en beschermende maatregelen die betrekking hebben op nationale coördinatie en internationale samenwerking. Het Verdrag legt statenpartijen op deze terreinen verplichtingen op tot het nemen van wetgevende of andere maatregelen.
Nederland heeft het Verdrag op 1 maart 2010 geratificeerd, waarna het verdrag met ingang van 1 juli 2010 voor Nederland in werking is getreden. Voor zover de uitvoering van het verdrag noopte tot wetswijziging is daarin voorzien door de Wet van 26 november 2009 (Stb. 544). Deze wet is op op 1 januari 2010 in werking getreden. Nederland voldoet aan de verplichtingen die in het verdrag zijn opgenomen.
Nederland heeft het verdrag ruimhartig geïmplementeerd en geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het maken van voorbehouden.
Voor een uitvoerige beschrijving van de wijze waarop Nederland uitvoering geeft aan de verplichtingen die in het Verdrag zijn opgenomen verwijs ik graag naar de memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het verdrag (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 808, nr. 3).
Met betrekking tot de wijze waarop Nederland voldoet aan de verplichtingen zoals omschreven in de artikelen 8, 26, 27 en 28 van het verdrag breng ik graag het volgende naar voren.
Artikel 8, tweede lid, van het verdrag verplicht de statenpartijen de verspreiding van materiaal waarin de in het verdrag strafbaar gestelde feiten worden gepromoot, te voorkomen of te verbieden. De bepaling is geplaatst in het hoofdstuk dat statenpartijen verplicht tot het nemen van preventieve maatregelen gericht op het algemene publiek. De bepaling beoogt de bevordering van het plegen van seksuele uitbuiting van kinderen bijvoorbeeld via advertenties te voorkomen. Nederland heeft via beleidsmaatregelen uitvoering gegeven aan deze bepaling. Tegen het verspreiden van het door het verdrag bedoelde materiaal kan onder omstandigheden ook strafrechtelijk worden opgetreden op grond van strafbare uitlokking (artikel 47 Wetboek van Strafrecht) of de strafbaarstelling van aanbod van medeplichtigheid (artikel 133 Sr).
Artikel 26 van het verdrag verplicht tot vestiging van de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor de in het verdrag omschreven strafbare feiten. Het betreft een min of meer standaardbepaling die in meer internationale rechtsinstrumenten wordt gehanteerd. Daarbij is voor de aansprakelijkheid vereist dat sprake is van een gedraging gepleegd door een leidinggevende binnen de rechtspersoon «ten voordele» van de rechtspersoon. Artikel 51 Sr voorziet in mogelijkheden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen. Deze regeling kan worden gekenschetst als ruimer dan waartoe Nederland op grond van artikel 26 van het verdrag wordt verplicht. Graag verwijs ik in dit verband op mijn antwoorden op Kamervragen van het lid Arib (PvdA) van 11 mei 2011 (Handelingen II 2010/11, Aanhangsel 2467).
Op grond van artikel 27 van het verdrag moet worden voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende straffen voor rechtspersonen wier aansprakelijkheid is vastgesteld, met inbegrip van strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke boetes. In aanvulling daarop somt dit artikel een aantal mogelijke maatregelen op. De Nederlandse wetgeving voorziet in deze straffen, sancties en maatregelen.
Artikel 28 van het verdrag noemt een aantal strafverzwarende omstandigheden waarmee door de rechter rekening moet kunnen worden gehouden bij het bepalen van de op te leggen straf voor de in het Verdrag omschreven strafbare feiten. In het Nederlandse stelsel van wettelijke strafmaxima is de gedachte dat deze maxima de rechter ruimte bieden om rekening te houden met strafverzwarende omstandigheden. Voorts voorzien artikel 273f, derde tot en met zevende lid, artikel 248 en artikel 43 Sr expliciet in strafverzwaring voor de meeste van de in artikel 28 genoemde omstandigheden.
Op welke wijze heeft Nederland invulling gegeven aan artikelen 26, 27 en 28 van het verdrag van Lanzarote, waarin een rechtspersoon strafbaar gesteld wordt op basis van de overtreding van de leidende personen in die rechtspersoon en uitdrukkelijk ook ontbinding van die rechtspersoon als straf is opgenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het in overeenstemming met het verdrag van Lanzarote dat Nederland de vereniging Martijn vrijelijk haar werk laat doen, terwijl:
Zoals ik ook al in het antwoord op vraag 2 en vraag 3 naar voren heb gebracht, voldoet Nederland aan de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien. De Nederlandse wetgeving biedt de bescherming die het verdrag beoogt te bieden. Dat geldt eveneens voor de bepalingen in het verdrag die raken aan de vragen die in het kader van de vereniging Martijn aan de orde zijn, zoals de mogelijkheden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen. Hetgeen ter zake het optreden tegen de vereniging Martijn naar voren is gebracht, staat naar mijn mening niet op gespannen voet met de verplichtingen die uit het verdrag voortvloeien. Verder verwijs ik naar mijn brief aan de Kamer van heden.
Als september a.s. de verdragspartijen van het verdrag van Lanzarote bij elkaar komen in Straatsburg om de naleving van het verdrag te toetsen, bent u dan bereid om daar de casus van de vereniging Martijn voor te leggen aan de andere staten die het verdrag geratificeerd hebben en hen te vragen of het handelen van Nederland in overeenstemming met het verdrag is?
Het verdrag voorziet in een Comité van de Partijen dat toeziet op de uitvoering van ervan (Hoofdstuk X van het verdrag). Het Comité heeft een faciliterende rol waar het betreft het uitwisselen van informatie, het identificeren van «best practices» en het volgen van relevante juridische, beleidsmatige en technologische ontwikkelingen. Op grond van artikel 39 van het verdrag komt het Comité voor de eerste keer bijeen binnen een jaar na de tiende ratificatie van het verdrag. Aangezien Nederland behoort tot de eerst tien lidstaten die het verdrag hebben geratificeerd, is Nederland voor deze eerste bijeenkomst van de statenpartijen in september uitgenodigd. Deze oprichtingsbijeenkomst zal hoofdzakelijk een procedureel karakter dragen. Ook overigens behoort het bespreken van casusposities naar mijn mening niet tot de taken van het Comité. Ten slotte merk ik nog op dat, zoals hierboven uiteengezet, Nederland naar mijn overtuiging voldoet aan de verplichtingen van het Verdrag.
Is bij het vooronderzoek dat het OM gedaan heeft, en in het advies van de landsadvocaat, ook rechtstreeks getoetst aan het verdrag van Lanzarote en andere internationale verdragen? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid het OM opdracht te geven om de vereniging Martijn strafrechtelijk te vervolgen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is geen sprake van een verdenking van een concreet strafbaar feit die een strafrechtelijke vervolging kan rechtvaardigen. Ten aanzien van de verbodenverklaring en ontbinding van de rechtspersoon geldt dat verder wordt onderzocht of er binnen het huidige wettelijke kader toch ruimte bestaat om op te treden alsmede of er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die een dergelijk optreden mogelijk maken.
Ik verwijs hieromtrent verder naar mijn brief aan Uw Kamer van heden.
Bent u bereid om het OM opdracht te geven tot civiele vordering tot ontbinding en verboden verklaring van de vereniging Martijn op basis van artikel 2:20 BW? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt de antwoorden op de gestelde vragen zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 september naar de Kamer zenden in verband met het geagendeerde debat inzake de niet-vervolging van de vereniging Martijn en de bijeenkomst van de verdragspartijen?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De brandweer Gelderland-Zuid |
|
Jan van Bochove (SGP) |
|
Bent u bekend met de brief die door de brandweer Gelderland-Zuid is verspreid, waaruit blijkt dat de duiktaak van de brandweer per 1 juli 2011 wordt beëindigd?
Ja.
Is het waar dat de meldkamer de opdracht heeft gekregen om bij de melding van mensen die te water zijn geraakt geen externe duikeenheden te alarmeren?
Bij de melding dat mensen te water zijn geraakt worden specialistische eenheden gealarmeerd van de brandweer die gebruik maken van de zogenaamde grijpredding en oppervlakteredding. Gelderland Zuid kent zestien van dergelijke specialistische eenheden. De grijpredding behoort tot de maatregelen die zonder duikers mogelijk zijn. Deze eenheden zijn ook uitgerust met apparatuur voor redding op groot buitenwater.
Betekent dit dat mensen die te water raken en nog een overlevingskans hebben aan hun lot worden overgelaten en dus mogelijk verdrinken terwijl de uitgerukte brandweermensen staan toe te kijken?
Voor mensen die te water raken en waarbij redding mogelijk is, heeft de regio Gelderland-Zuid gekozen voor redding door eenheden die zijn geïnstrueerd en uitgerust voor grijpredding en oppervlakteredding. Dit sluit aan bij een onderzoek van de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR) naar waterongevallenbestrijding. Gelderland-Zuid werkt al sinds 2009 met deze eenheden. Door de fijnmazige verspreiding van de waterreddingseenheden over het grondgebied van Gelderland-Zuid is een snelle opkomst gewaarborgd en worden mensen dus niet aan hun lot overgelaten wanneer ze te water raken.
Wat is uw oordeel over de genomen maatregelen?
De wijze waarop de kerntaken van de brandweer worden uitgevoerd is een regionale verantwoordelijkheid. Het is aan de gemeenten dan wel de veiligheidsregio’s om hierin een keuze te maken. Ik constateer dat er gedegen onderzoek is gedaan naar de waterongevallenbestrijding en dat daar in de regio Gelderland- Zuid ook bij is aangesloten.
Op grond van het risicoprofiel van de veiligheidsregio en de (beschikbare) middelen bij de brandweer is besloten dat het hebben van teams voor grijpredding en oppervlakteredding de wijze is waarop de brandweer haar taak tot het redden van mens en dier kan en ook dient uit te voeren.
Acht u de per 1 juli 2011 ingevoerde maatregelen verantwoord zowel in algemene zin naar de mogelijke slachtoffers als naar de brandweermensen die zijn uitgerukt en niets meer mogen doen dan toekijken?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 4.
Is de kans niet groot dat brandweermensen ondanks dat het hun taak niet meer is toch zullen willen ingrijpen en hierbij het gevaar voor eigen leven disproportioneel vergroten?
Het is de taak van de brandweer levensreddend op te treden voor mens en dier. De brandweer is hiervoor getraind en geoefend. Ik heb er vertrouwen in dat de betrokken brandweermensen en hun leidinggevenden professioneel handelen conform hun opleiding en training met oog voor hun eigen arbeidsveiligheid.
Klopt het dat de politie nu voor deze taak is aangewezen?
Nee, wel is in de regio Gelderland-Zuid de afspraak met de regiopolitie gemaakt dat zij voor de bergingstaak (berging van overleden waterslachtoffers door duikers in water dieper dan 1,5 meter) gebruik maken van het landelijke dregteam van het KLPD. Dit betreft een afspraak met dit regiokorps en geldt niet voor de Politie in geheel Nederland.
Kloppen de berichten dat de politie onvoldoende capaciteit heeft en tegelijkertijd aangeeft andere prioriteiten te hebben om deze taak op zich te nemen?
Nee, wat betreft de bergingstaak kan het landelijke dregteam op dit moment voldoen aan alle aanvragen van de regio Gelderland-Zuid.
Welke stappen gaat u zetten om in Gelderland-Zuid te komen tot een voor alle betrokken hulpdiensten en de daarbij in dienst zijnde hulpverleners (waaronder brandweermensen) acceptabele werkwijze bij het redden van mensen die te water zijn geraakt?
Gezien mijn antwoorden op de eerdere vragen acht ik het niet noodzakelijk hiertoe stappen te nemen.
De aanhoudende ellende door Marokkaanse straatterroristen |
|
Fleur Agema (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Politie rukt uit voor strandtuig in Zandvoort»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de visie dat de ouders van minderjarige daders eventuele bijstand, zorgtoeslag en huurtoeslag dienen te verliezen bij herhaald straatterrorisme?
Die visie deel ik niet. Het intrekken van een bijstandsuitkering of toeslagen draagt niet bij aan de oplossing van de problematiek.
Schade die opzettelijk wordt toegebracht dient vergoed te worden door de daders. In het geval de schade is toegebracht door kinderen kunnen de ouders worden aangesproken op het gedrag van hun kinderen, ook in financiële zin.
In hoeverre deelt u de conclusie van het onderzoek van het criminologisch instituut NederSaksen, uitgevoerd door de heer Pfeiffer, dat jeugd met een islamitische achtergrond gewelddadiger is dan jeugd met een niet-islamitische achtergrond?
De heer Pfeiffer ondervroeg voor dit onderzoek 45 000 tieners uit 61 steden en regio’s in Duitsland. Volgens de onderzoeker is er geen sprake van een rechtstreeks verband tussen het islamitisch geloof en geweld – maar mogelijk wel een indirect verband. De onderzoeker legt onder meer een relatie met de integratie van deze jongeren in de Duitse samenleving. Zover mij bekend is er geen vergelijkbaar onderzoek gedaan in Nederland. Ik kan dan ook niet aangeven in welke mate de conclusies ook voor de Nederlandse situatie gelden.
Welke mogelijkheden ziet u om straatterroristen de inzet van politie op zichzelf mee te laten betalen?
Meebetalen aan de inzet van politie acht ik in dergelijke gevallen ongewenst.
Kunt u garanderen dat hier snelrecht wordt toegepast?
Al voor de komst van de politie ter plaatse, is de telefoon aan de rechtmatige eigenaar teruggeven. De politie heeft de gebeurtenissen wel onderzocht en daarbij bleek dat er geen aangifte werd gedaan van diefstal (noch van een ander strafbaar feit). Derhalve is in deze zaak geen proces-verbaal opgemaakt en is vervolging c.q. toepassing van het snelrecht niet aan de orde.
Onvoldoende aandacht voor seksuele diversiteit in de aanpak van eergerelateerd geweld |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er binnen de aanpak van eergerelateerd geweld nog onvoldoende aandacht is voor seksuele diversiteit?
Ja.
Klopt het dat de aandacht voor seksuele diversiteit in de aanpak van eergerelateerd geweld nog onvoldoende is? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Het uiten van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgendergevoelens kan voor daders helaas reden zijn voor het dreigen met of plegen van eergelerateerd geweld. Ik vind het belangrijk dat iedereen in alle vrijheid voor zijn of haar seksuele identiteit uit kan komen. Het kabinet zet daar ook op in (zie tevens antwoord 6 «hoofdlijnen emancipatiebeleid: vrouwen- en homo-emancipatie 2015» TK, vergaderjaar 2010–2011, 27 017, nr. 74).
Wanneer er sprake is van eergerelateerd geweld omdat iemand uitkomt voor zijn of haar seksuele identiteit (en opvang is nodig) dan heb ik daarvoor specifieke opvang geregeld (zie antwoord 6).
Zoals u weet heb ik in mijn planningsbrief «Vertrouwen in de Zorg» (TK, vergaderjaar 2010–2011, 32 620, nr. 2) aangekondigd geweld in afhankelijkheidsrelaties in de breedte aan te pakken. Het is één van de prioriteiten van mijn beleid. Seksuele diversiteit hoort daarbij.
Verder ligt de regie voor de aanpak van huiselijk en eergerelateerd geweld bij de gemeenten, die met de lokale ketenpartners hierover afspraken maken. Aandacht voor seksuele diversiteit maakte daarnaast onderdeel uit van het brede pakket van rijksmaatregelen die – in het kader van het programma eergerelateerd geweld (2006 – 2010) – bij gemeenten zijn geïmplementeerd. Ik spreek binnenkort de vier grote steden en dan zal ik dit thema extra onder de aandacht brengen. Ook met de Federatie Opvang en in het overleg over de Steunpunten Huiselijk Geweld zal ik dit onderwerp bespreken.
Deelt u de mening dat het feit dat ongeveer een kwart van de jongeren die bij het Schorer opvangproject Veilige Haven voor homojongeren in Amsterdam aanklopt te maken heeft met eergerelateerd geweld en dat dit te hoog is? Zo ja, voldoen de bestaande voorzieningen zowel in kwantiteit als expertise om aan deze vraag te voldoen? Zo nee, waarom niet?
Homoseksuele jongens en jonge mannen kunnen wanneer ze geconfronteerd worden met eergerelateerd geweld als gevolg van seksuele diversiteit, en opvang noodzakelijk is, terecht in één van de opvangvoorzieningen van de pilot mannenopvang. Lesbische meisjes en jonge vrouwen kunnen verwezen worden naar de opvangvoorzieningen van de pilots Zahir of EVA, de reguliere vrouwenopvangvoorzieningen of (gesloten)jeugdzorg. Eergerelateerd geweld dient uiteraard met kracht bestreden te worden. Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 5 al heb gezegd, vormt geweld in afhankelijkheidsrelaties (zoals eergerelateerd geweld) één van mijn prioriteiten. Deze opvangvoorzieningen zijn specifiek opgezet in het kader van het programma eergerelateerd geweld.
Over de structurele vormgeving van de opvang van specifieke groepen slachtoffers, zoals slachtoffers van eergerelateerd geweld, heeft de Commissie De Jong een advies uitgebracht. De kabinetsreactie op dit advies wordt binnenkort naar de Kamer verzonden.
In de fact sheet van Movisie over dit onderwerp (www.movisie.nl) staat inderdaad dat De Veilige Haven aangeeft dat ongeveer een kwart van de jongeren die het steunpunt jaarlijks bezoeken te maken heeft of heeft gehad met (dreiging van) eergerelateerd geweld. Of dit een hoog percentage is, kan ik op basis van deze informatie niet beoordelen.
Deelt u de verwachting van de projectleider van MOVISIE dat het geweld zal toenemen wanneer jongeren uitkomen voor hun homoseksuele, lesbische, biseksuele of transgendergevoelens? Zo ja, welke middelen staan er ter beschikking om een eventuele toename van geweld te voorkomen? Zo nee,waarom niet?
Eén van de hoofdlijnen van het vrouwen- en homo-emancipatiebeleid van dit kabinet is het vergroten van de veiligheid van vrouwen, homoseksuelen en transgenders. We willen dan ook de sociale acceptatie van homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgender personen verder vergroten en verdiepen.
Er is de laatste jaren geïnvesteerd in het bespreekbaar maken van onderwerpen als homoseksualiteit, huwelijksdwang en incest, al dan niet in het kader van eergerelateerd geweld. Uit de eindevaluatie van het meerjaren programma «Aan de goede kant van de eer» is gebleken dat het programma de afgelopen jaren heeft bijgedragen aan de versnelling van een brede emancipatiebeweging in de migrantengemeenschappen rondom het thema eergerelateerd geweld waardoor ook aanverwante thema’s als incest, homoseksualiteit en huwelijksdwang gemakkelijker besproken kunnen worden. Door de inzet van een veelheid van middelen, zoals voorlichtingsbijeenkomsten, trainingsmethodieken, sociale media etc. kon een grote groep worden bereikt zowel direct als indirect. In het najaar van 2011 zal een slotconferentie plaatsvinden die een bijdrage zal leveren aan het verbeteren van de lokale samenwerking door het uitwisselen van succes- en faalfactoren. Het oppakken van de ontwikkelde aanpak of voortzetting en het structureel borgen dient vooral op lokaal niveau plaats te vinden. De eindevaluatie is op 25 mei 2011 naar de Kamer gezonden (TK, vergaderjaar 2010–2011, 30 388, nr. 50).
Ook in het kader van het homo-emancipatiebeleid wordt aandacht besteed aan sociale acceptatie van LHBT-ers (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders) in migrantenkringen. Er is een meerjarig project van het COC samen met de organisaties van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM), ondersteund door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor de komende jaren is het de intentie hierop voort te bouwen via gay-straightallianties in deze kringen (Turks, Antilliaans, Marokkaans, christelijk)1. De «emancipatieparadox» krijgt daarbij zeker aandacht: door het vergroten van de bespreekbaarheid en zichtbaarheid kunnen de fricties (tijdelijk) groter worden; goede hulpverlening aan slachtoffers van eergerelateerd geweld in deze kringen, is daarom essentieel. De verwachting is dat het vergroten van bespreekbaarheid en zichtbaarheid op de langere termijn wel het gewenste effect zal hebben.
Bent u van mening dat seksuele diversiteit als aandachtspunt opgenomen dient te worden binnen de ketenaanpak van huiselijk geweld en/of eergerelateerd geweld? Zo ja, kan ervan worden uitgegaan dat de ketenpartners die hiervoor verantwoordelijk zijn hier voldoende aandacht aan gaan besteden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het nodig om de opvang van homo’s, lesbo’s, bi’s en transgenders die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld structureel te organiseren? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstellingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De extreme mishandeling van feestgangers door straatterroristen |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Slachtoffer kapotgetrapt door kickboksende reljeugd»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het straattuig dat schuldig is aan deze walgelijke mishandeling, de allerzwaarste straf opgelegd dient te krijgen die er staat op deze wandaad? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij maar aan de rechter om te oordelen over de straf die de daders verdienen. Uiteraard moeten de daders van deze mishandeling ter verantwoording worden geroepen. De raadkamer heeft ten aanzien van alle vier de verdachten de bewaring bevolen.
Op welke wijze kunt u de slachtoffers garanderen dat de plaatselijke politie alles op alles zal zetten om de straatterroristen op te pakken, veroordeeld te krijgen en in het gevang te gooien?
De politie neemt alle gevallen van mishandeling zeer serieus, en dus ook de onderhavige zaak. Momenteel is de politie bezig met het onderzoek.
Hoe wordt uw belofte de samenleving binnen twee jaar te verlossen van criminele jeugdgroepen zichtbaar in de aanpak van deze groep?
In mijn brief van 18 mei jongstleden heb ik aangegeven dat alle 89 criminele jeugdgroepen die eind 2010 in beeld zijn gebracht binnen twee jaar zullen zijn aangepakt. Alhoewel de daders het onderhavige delict in een groep hebben gepleegd, is nog niet bekend of deze jongeren tot één van deze 89 criminele jeugdgroepen behoren. Het onderzoek van de politie zal dit moeten uitwijzen.
Bent u van mening dat de daders uit de samenleving verwijderd dienen te worden door ze te huisvesten in een tuigdorp? Zo nee, waaroom niet?
Mijn mening over de zogenaamde tuigdorpen heb ik eerder gegeven in reactie op Kamervragen die op 11 februari 2011 naar aanleiding van het artikel «Aso’s isoleren in tuigdorpen» zijn ingezonden (Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel 1757).
Welke mogelijkheden hebben de slachtoffers om de geleden schade te verhalen op de daders?
Kortheidshalve verwijs ik naar mijn brief van 6 juli jongstleden aan uw Kamer over «Incasso schade slachtoffers», waarin alle mogelijkheden voor slachtoffers om de geleden schade vergoed te krijgen worden beschreven (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 32 500-VI, nr. 118).
De uitlatingen van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) over Nederlandse politici en de intimiderende verklaring van de OIC - secretaris generaal over mijn persoon |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
|
|
Bent u bekend met de intimiderende verklaring van de secretaris generaal van de OIC, Ekmeleddin Ihsanoglu, over mij en het OIC rapport «fourth OIC observatory report on islamophobia» over uitspraken gedaan door diverse Nederlandse politici?1
Deelt u de mening dat de OIC haar boekje ver te buiten is gegaan met deze intimiderende verklaringen en deelt u de mening dat een Nederlandse politicus kritiek moet kunnen leveren, ten behoeve van het maatschappelijke debat, op de islam en de multiculturele samenleving zoals overigens ook de rechtbank in het tegen mij aangespannen politieke proces heeft geoordeeld op 23 juni jl.? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de landen die lid zijn van de OIC uit te leggen dat islamkritiek en vrijheid van meningsuiting bij een democratische rechtsstaat horen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat dergelijke kritiek van een orgaan als de OIC hypocriet en abject is nu de OIC in haar eigen Cairo-verklaring over mensenrechten in de islam in artikel 24 stelt dat alle rechten en vrijheden van mensen onderworpen zijn aan de sharia? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid op korte termijn en met kracht publiekelijk afstand te nemen van dit rapport en deze intimiderende verklaring van de secretaris generaal van de OIC? Zo nee, waarom niet?
Zult u de OIC ook voor eens en altijd duidelijk maken dat Nederland zich door een orgaan als de OIC dat de barbaarse sharia als leidraad hanteert voor mensenrechten, de les niet laat lezen en onze fundamentele vrijheden niet laat beperken en ons de mond evenmin laat snoeren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden?