Het vrijlaten van een terreurverdachte |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Terreurverdachte Almere vrijgelaten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat verdachten van terrorisme altijd in voorlopige hechtenis dienen te worden genomen en gehouden vanwege de ernst van het misdrijf waarvan ze verdacht worden en vanwege het vluchtgevaar dat in dergelijke situaties zeer groot is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid artikel 67a van het Wetboek van Strafvordening aan te passen door het toevoegen van een nieuwe grond voor voorlopige hechtenis inhoudende het verdacht worden van (betrokkenheid bij) een terroristisch misdrijf?
Deze mening deel ik niet. Bij het opleggen van voorlopige hechtenis is het van belang dat steeds per geval wordt beoordeeld of daartoe noodzaak bestaat. De factoren aan de hand waarvan de rechter die afweging maakt, zijn in de wet opgenomen. Ik acht het van belang dat de wet de rechter voldoende mogelijkheden geeft verdachten in voorlopige hechtenis te doen plaatsen en houden, indien dat in de desbetreffende zaak aangewezen is. Naar mijn mening biedt de wet daarvoor thans voldoende mogelijkheden. Hoe deze factoren in individuele gevallen worden gewogen, is aan de rechter.
Acquisitiefraude |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving over de aanhoudende en verergerde problematiek rondom acquisitiefraude?1
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de hierna volgende vragen.
Erkent u dat deze vorm van financieel-economische criminaliteit al jaren vrijwel ongemoeid door kan gaan? Klopt het dat de betreffende zwendelaars nooit zijn aangepakt door het Openbaar Ministerie (OM)?
Ik deel de opvattingen niet dat acquisitiefraude vrijwel ongemoeid wordt gelaten en er geen oplossingen zouden zijn om slachtofferschap van acquisitiefraude te voorkomen. Ik verwijs in dit verband onder meer naar de door de toenmalige Minister van Economische Zaken mede namens de toenmalige Minister van Justitie gegeven antwoorden op vragen van het lid Elias van uw Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, Aanhangsel Handelingen nr. 2350), en naar mijn antwoord op vragen 5 en 6.
Erkent u dat acquisitiefraude niet alleen voorkomt bij particulieren, maar ook bij ondernemers, overheidsinstellingen, ziekenhuizen en scholen?
Ja, beide zaken blijken uit de door het Steunpunt acquisitiefraude verzamelde gegevens.
Hoe kan het dat er al die jaren geen constructieve oplossing is gezocht danwel gevonden om acquisitiefraude een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u nog niet opgetreden tegen de Holland Internet Group (voorheen Website Services), die bovendien reeds een aantal rechtszaken heeft verloren, waar onder andere de Stichting Aanpak Financieel-Economische Criminaliteit in Nederland (hierna te noemen: SafeCin) u meerdere malen op heeft gewezen? Bent u bereid dit alsnog te doen, of in ieder geval het OM de opdracht te geven een strafrechtelijk onderzoek te starten naar dit bedrijf?
In het verleden is tegen Website Services BV, de gestelde voorganger van Holland Internet Group, de mogelijkheid van strafvervolging onderzocht. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs geseponeerd. Tegen deze beslissing is een klacht op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering ingesteld die door het Gerechtshof Leeuwarden ongegrond is verklaard.
Mochten zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen waarbij de genoemde bedrijven zich schuldig maken aan strafbare feiten, dan zal het Openbaar Ministerie de mogelijkheden van strafrechtelijk optreden wederom onderzoeken. Het enkele oordeel van de civiele rechter is hiervoor onvoldoende, omdat dit oordeel is gebaseerd op een ander wettelijk kader.
Overigens merk ik op dat de gevallen die hier worden aangeduid met acquisitiefraude vaak niet strafrechtelijk te sanctioneren zijn. Het handelen kan weliswaar betiteld worden als onbetamelijk en maatschappelijk ongewenst, maar is vaak geen oplichting in strafrechtelijke zin. Mede om deze reden wordt bij de aanpak van acquisitiefraude vooral ingezet op preventie.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar deze bedrijven indien de rechter in de rechtszaak die MKB Nederland ondertussen zelf heeft moeten opstarten tegen drie bedrijven die zich waarschijnlijk schuldig maken aan acquisitiefraude oordeelt dat inderdaad sprake is van frauduleus handelen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u, ondanks een uitspraak van de rechter hierover, bereid de Wet op de Oneerlijke Handelspraktijken ook van toepassing te verklaren op ondernemers en daarmee actief over te gaan tot aanpassing van deze wet?
De richtlijn oneerlijke handelspraktijken is tot stand gekomen ter bescherming van consumenten. De kern van de richtlijn is dat een consument in alle vrijheid en goed geïnformeerd een besluit over een aankoop kan nemen. Voor ondernemers gelden de algemene beschermingsbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, zoals ten aanzien van dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. De regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken leent zich niet om één op één te worden overgenomen ter bescherming van ondernemers. Ik heb al contact met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de vraag of de regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken als voorbeeld kan dienen voor een eventuele op ondernemers toe te snijden maatregel. Daarbij betrekken wij de uitspraak van de rechter in de zaak die MKB Nederland heeft aangespannen.
Erkent u dat met de oprichting van de fraude helpdesk in 2010 het probleem op zichzelf niet is opgelost en dat deze onvoldoende middelen heeft om preventief te werk te gaan?
De Stichting Aanpak Financiële- Economische Criminaliteit in Nederland (SafeCin) verzorgt naast het Steunpunt acquisitiefraude ook de fraudehelpdesk. Deze helpdesk is erop gericht burgers en kleine ondernemers te helpen een weg te vinden in het fraudeveld. De fraudehelpdesk geeft voorlichting en verstrekt bijvoorbeeld voorwaarschuwingen over gesignaleerde fraude- of oplichtingspraktijken om de doelgroep weerbaarder te maken en slachtofferschap te verminderen. Tevens heeft de helpdesk een doorverwijzende functie als het gaat om meldingen en vragen die op het werkterrein van andere netwerkpartners liggen zoals de politie, AFM en Consumentenautoriteit. Mij is niet gebleken dat de fraudehelpdesk over onvoldoende middelen zou beschikken. Er is een evaluatie van de helpdesk voorzien voor het einde van 2011.
Bent u bereid de fraudehelpdesk, en daarmee SafeCin, voldoende financiële middelen te verschaffen om preventief op te kunnen treden tegen acquisitiefraude?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat er meer moet worden gewerkt aan uitgebreide voorlichting over dit onderwerp, nu gezien de groei van deze vorm van financieel-economische criminaliteit duidelijk is geworden dat de door u in 2008 voldoende geachte informatieverschaffing2 via media en de Kamer van Koophandel onvoldoende is?
De mate waarin anno 2011 voorlichting wordt gegeven over fraudevormen, waaronder acquisitiefraude, is ten opzichte van 2008 al toegenomen door onder andere de komst van de in mijn antwoord op vragen 8 en 9 genoemde fraudehelpdesk.
Gaat u het idee van SafeCin, te weten het oprichten van een landelijk loket om digitaal aangifte te doen3, overnemen of in ieder geval de mogelijkheid hiervan onderzoeken?
Eenvoudig aangifte kunnen doen is van groot belang. De politie werkt momenteel aan de verbetering van het aangifteproces in brede zin. Bovendien onderzoekt mijn departement in samenwerking met de relevante ketenpartners of er bijzondere voorzieningen, waaronder een centraal loket, getroffen kunnen worden voor meldingen en aangiftes van landelijk georganiseerde private partijen zoals SAFECIN.
Erkent u dat deze frauduleuze praktijken steeds meer grensoverschrijdend zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze problematiek aan te kaarten in de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, teneinde middels internationale samenwerking alsnog te onderzoeken welke oplossing kan worden geboden tegen deze vorm van financieel-economische criminaliteit?
Gezien het grensoverschrijdende karakter van deze problematiek beraad ik mij op de wijze waarop deze problematiek effectief aangekaart kan worden op Europees niveau.
Het hoge aantal vrijspraken in zaken tegen (vermeende) loverboys |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Kent u het artikel «de bewijsproblematiek van loverboypraktijken»?1
Ja.
Deelt u de mening en kwantitatieve analyse dat verdachten van loverboypraktijken relatief vaak worden vrijgesproken? Zo nee, waarin is in deze mening en analyse dan niet waar?
Ja, zie verder ook het antwoord op vraag 7.
Hoe komt het dat het aantal vrijspraken bij het nieuwe artikel 273a/f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) relatief hoger ligt dan ten opzichte van het vorige oude artikel 250av Sr? Acht u het mogelijk dat doordat in het nieuwe artikel andere vormen van uitbuiting dan seksuele vormen van uitbuiting zijn opgenomen, het artikel te onoverzichtelijk is geworden en dat dit nadelig uitwerkt voor een correcte tenlastelegging?
Als een van de mogelijke redenen voor het relatief toegenomen aantal vrijspraken op basis van art. 273a/f Sr. in vergelijking met art. 250 av Sr. in loverboy-zaken noemt de auteur de complexiteit van het eerstgenoemde artikel. Uit haar onderzoek blijkt overigens niet dat er als zodanig iets mis is met de strafbaarstelling van art. 273a/f Sr. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) constateert in haar zevende rapportage (2009) dat het een complex artikel betreft. Zij stelt dat het onderscheid tussen de aard van verschillende soorten werk c.q. dienstverlening, en tussen meerderjarige en minderjarige slachtoffers, maakt dat er een groot aantal subonderdelen nodig was om alle strafbaar te stellen gedragingen te beschrijven. Derhalve meent de NRM dat het artikel niet eenvoudig te doorgronden is, hetgeen volgens haar mede het gevolg is van het gebruik van een aantal termen – afkomstig uit internationale regelingen die ten grondslag liggen aan de mensenhandelbepaling – die niet nader zijn uitgelegd.
Dit behoeft evenwel geen belemmering voor succesvolle vervolging te zijn. Wel vergt het bijzondere aandacht. Zo is het van belang dat mensenhandelzaken – niet alleen loverboy-zaken – worden behandeld door functionarissen met voldoende (specialistische) kennis en expertise. De toenmalige Minister van Justitie is daarop al ingegaan in zijn reactie op bovengenoemde 7de rapportage van de NRM (5630171/10). Bij het Openbaar Ministerie is in iedere regio een specialistische mensenhandelofficier aangesteld. Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht in cursussen ook specifieke aandacht te besteden aan het opstellen van tenlasteleggingen in mensenhandelzaken.
Juist vanwege de complexiteit van het artikel wordt door de specialistische officieren voortdurend gewerkt aan het verhogen van de kwaliteit van het requisitoir met het oog op het sorteren van maximaal rendement op de zitting. Belangrijk is het goed uiteenrafelen en interpreteren van het artikel, het maken van gerichte keuzes bij de opsporing en vervolging, mede met het oog op een goede en verantwoorde uitleg ter zitting.
De Raad voor de rechtspraak heeft mij bericht dat, zoals reeds is aangegeven in het (op rechtspraak.nl gepubliceerde) advies van de Raad over het wetsvoorstel Herziening gerechtelijke kaart van 18 februari 2011, de Raad van mening is dat, aangezien het gaat om ongeveer 150 zaken per jaar met een zeer specialistisch karakter, het voor de hand ligt dat zaken op het gebied van mensenhandel voorlopig ressortelijk geconcentreerd worden. Dat wil zeggen in eerste aanleg bij de rechtbanken Rotterdam, Oost-Nederland, Amsterdam en Oost-Brabant en in tweede aanleg bij de gerechtshoven 's-Gravenhage en Arnhem-Leeuwarden.
Is het waar dat er vrijspraken zijn geweest vanwege onjuiste, niet volledige en/of opmerkelijke tenlasteleggingen? Zo ja, hoe vaak hebben rechters vanwege een dergelijke tenlastelegging verdachten vrijgesproken en wat zegt dit over de kennis van de desbetreffende officier van justitie? Zo nee, wat is er op dit punt dan niet waar aan het in het artikel gestelde?
Het is lastig te zeggen in welke mate er sprake is geweest van fouten in tenlasteleggingen en in welke mate eventuele fouten en/of niet volledige tenlasteleggingen hebben geleid tot vrijspraken. Immers, soms waardeert een rechter een tenlastelegging anders dan het Openbaar Ministerie. Daarmee is niet perse sprake van een fout. Ook is niet altijd duidelijk of een andere waardering steeds de (enige) reden voor een vrijspraak is. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
Hoe oordeelt u over de in het artikel geconstateerde problemen bij het bewijzen dat slachtoffers zich daadwerkelijk onvrijwillig beschikbaar hebben moeten stellen voor prostitutie?
Uit de hiervoor genoemde rapportage van de NRM blijkt dat de aangiftes en belastende verklaringen ten aanzien van verdachte(n) van slachtoffers van mensenhandel in het algemeen een belangrijke rol als bewijsmiddel spelen in mensenhandelzaken. Gebleken is dat slachtoffers vaak tijdens het opsporingsonderzoek, in tegenstelling tot slachtoffers van andersoortige delicten, nog op één of andere manier onder invloed zijn van de vermeende daders waarbij liefdes- of angstgevoelens vaak nog lange tijd een rol spelen. De NRM meent dan ook dat dit problemen kan opleveren voor het vergaren van bewijs, aangezien het slachtoffers ervan kan weerhouden aangifte te doen of anderszins een belastende verklaring af te willen leggen.
Is het waar dat rechters de instemming van een slachtoffer met de prostitutie regelmatig als een serieuze instemming lijken aan te merken en daarmee voorbij lijken te gaan aan de listige werkwijzen van loverboys en de daarmee samenhangende problematiek van liefdes- en/of angstgevoelens van de slachtoffers? Zo ja, heeft dit te maken met een gebrek aan goede en volledige kennis omtrent de daarmee samenhangende problematiek van liefdes- en /of angstgevoelens van de slachtoffers? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat deze kennis wordt verbeterd? Zo nee, waarom niet?
Mij past geen oordeel over de wijze waarop rechters individuele zaken beoordelen en de beslissingen die daarin worden genomen. Wel constateer ik dat de auteur van het in vraag 1 genoemde artikel in enkele gevallen het oordeel van de rechter niet lijkt te delen. Onderbouwing voor die twijfel aan de beoordeling van de rechters in die zaken, wordt niet gegeven. Hierbij dient ook in ogenschouw te worden genomen dat de rechter bij de beoordeling van een zaak, in hoge mate afhankelijk is van de bewijsmiddelen die hem worden gepresenteerd. Die middelen zullen toegesneden dienen te zijn op het maken van een afweging op het lastige terrein van de relatie tussen het (vermoedelijke) slachtoffer en de verdachte. Dat vergt ook bij de politie en het Openbaar Ministerie een specialistische aanpak. Ik verwijs u daaromtrent naar het antwoord op vraag 3.
In hoeverre komen de bevindingen in het genoemde artikel overeen met de bevindingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in haar laatste rapportage en in hoeverre niet?
Als gezegd bevestigt de NRM de complexiteit van artikel 273f Sr. Daarnaast deelt de NRM het beeld dat het percentage volledige vrijspraken voor mensenhandel in het algemeen, in vergelijking met het percentage vrijspraken voor het delict verkrachting relatief hoog ligt. Tevensconstateert de NRM dat (zware) geweld- en zedendelicten het meest frequent naast mensenhandel ten laste zijn gelegd en deze zware delicten daarmee ook als dwangmiddelen van een mensenhandelfeit beschouwd kunnen worden. Voorts meent de NRM dat door de bewijsproblematiek (zie het antwoord op vraag 5), verklaringen van slachtoffers, en met name consistentie daarin, een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van het bewijs.
Een in Madrid gearresteerde radicale moslim |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat Hassan B. de Marokkaan die in de nacht van 21 op 22 juli 2011 werd gearresteerd in Madrid, sinds 2005 werkzaam was als docent op de Islamitische Universiteit van Europa in Rotterdam?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de artikelen in genoemde media.
Bent u ervan op de hoogte dat deze man tot twee keer toe in Marokko ter dood is veroordeeld als moslimterrorist?2
Ja. Zie antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat een moslimterrorist zoals Hassan B. die zich ten doel stelt om met moord en terreur Marokko om te vormen tot een islamitische staat, in Nederland nooit zou mogen werken als docent? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening in die zin dat medewerkers van onderwijsinstellingen en rechtspersonen voor hoger onderwijs geen gevaar mogen vormen voor de openbare orde, openbare rust of nationale veiligheid (zie verder het antwoord op vraag 5). Daarbij wijs ik erop dat vreemdelingen die zich in Nederland willen vestigen of in het bijzonder naar Nederland komen om arbeid in loondienst te verrichten voor een werkgever in Nederland, een verblijfsvergunning nodig hebben. Bij de aanvraag hiervoor wordt o.a. gekeken of de aanvrager een strafblad heeft in het land van herkomst en of hij een gevaar kan vormen voor de Nederlandse openbare orde, openbare rust of nationale veiligheid.
Verder wijs ik erop dat de betrokken instelling niet tot de erkende Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen behoort. Ik heb geen bemoeienis met deze instelling die zich «universiteit» noemt. Zoals eerder toegezegd (brief van toenmalig staatssecretaris Van Bijsterveldt van 6 april 2010 naar aanleiding van de motie van het lid Jan Jacob van Dijk) zijn maatregelen in voorbereiding om wettelijke begrippen, zoals de naam «universiteit» of «university», beter te beschermen. Doel is om het gebruik van wettelijke keurmerken (instellingsnaam, graden en titels) voor te behouden aan instellingen die daartoe op grond van de WHW zijn erkend. Een wetsontwerp van die strekking kan de Kamer in 2012 tegemoet zien.
Was het stichtingsbestuur van de zogenaamde Islamitische Universiteit van Europa ervan op de hoogte dat Hassan B. een veroordeelde moslimterrorist is? Zo nee, hoe verklaart u dat deze informatie onbekend was bij het bestuur?
Ik kan het eerste deel van uw vraag niet beantwoorden, omdat ik geen bemoeienis heb met de onderhavige instelling. Wat betreft het tweede deel van uw vraag kan ik melden dat een werkgever die een vreemdeling in dienst wil nemen die reeds in het bezit is van een verblijfsvergunning, een tewerkstellingsvergunning moet aanvragen, maar zich niet op de hoogte behoeft te stellen van de gronden bij de verblijfsvergunning of verdere specifieke achtergronden van die persoon.
Deelt u de mening dat een onderwijsinstelling die onze kernwaarden van vrijheid, gelijkwaardigheid en emancipatie niet deelt, onmiddellijk gesloten moet worden? Zo nee, betekent dat dan dat u de vrijheid van onderwijs gunt aan een onderwijsinstelling die zich baseert op een ideologie die diezelfde vrijheid actief en met geweld wil vernietigen?
Indien mij signalen zouden bereiken dat een instelling die opereert binnen het kader van de Nederlandse onderwijswetgeving, tekortschiet in de naleving van de wettelijke regels van onze democratische rechtsstaat, zal ik niet aarzelen om de nodige stappen te zetten. Ik wil overigens nogmaals benadrukken, dat de hier in het geding zijnde Islamitische Universiteit van Europa op geen enkele wijze door OCW wordt erkend en niet onder de Nederlandse onderwijswetgeving valt.
Op elke rechtspersoon, dus ook op de Islamitische Universiteit van Europa en de onderwijsinstellingen die opereren binnen het kader van de onderwijswetgeving, zijn de normale regels van het strafrecht en het burgerlijk recht van toepassing. Een rechtspersoon die werkzaam is in strijd met de openbare orde, kan door de rechtbank op vordering van het openbaar ministerie verboden worden verklaard en worden ontbonden (BW, Boek 2, artikel 20).
Het bedreigen en wegpesten van een lesbisch stel uit Haarlem |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Lesbisch stel uit Haarlem met dood bedreigd»1en «Lesbisch stel verlaat wijk na getreiter en doodsbedreiging»2 en herinnert u zich de vragen van de leden Marcouch en Kuiken over het wegpesten van homo’s?3
Ja.
Is het waar dat het genoemde stel sinds 2008 meer dan 20 keer aangifte of melding heeft gedaan bij de politie? Zo ja, wat zegt dit over de situatie waarin dit stel zich de afgelopen jaren zich heeft bevonden? Zo nee, hoe vaak is er dan wel aangifte of melding gedaan?
Er zijn in deze zaak vele contacten geweest tussen het betrokken stel en de politie. De politie is in gesprek gegaan met beide partijen en heeft afspraken gemaakt over de wederzijdse bejegening. Tegelijkertijd zijn betrokken agenten gebrieft over de situatie en hield de politie de situatie in de gaten zodat alert kon worden gereageerd. De politie heeft daarbij meldingen van het genoemde stel opgepakt en verwerkt. In tien gevallen is een melding opgenomen in het politieregistratiesysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH). Daar waar er vraag was om aangifte op te nemen is dit gedaan. In zes gevallen is er een aangifte opgemaakt. De twee aangiftes waarbij een opsporingsindicatie aanwezig was, zijn verder onderzocht en aan het openbaar ministerie aangeboden. De officier van justitie zal hierover een vervolgingsbeslissing nemen.
De gemeente Haarlem heeft getracht via buurtbemiddeling de zaak tot een goed einde te brengen. Dit heeft echter niet tot resultaat geleid. Ook is onderzocht of er bestuurlijk repressieve maatregelen konden worden getroffen tegen de mogelijke daders. Na een aanbod van de woningbouwcorporatie heeft het stel inmiddels een andere woning betrokken.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van deze aangiftes en meldingen? In hoeverre hebben die geleid tot concrete acties, waaronder vervolging van de mogelijke daders?
Zie antwoord vraag 2.
Wat hebben politie, justitie en andere (lokale) autoriteiten gedaan om deze vrouwen te beschermen? Acht u dit afdoende? Zo ja, hoe verklaart u dan dat het stel desondanks de wijk wil verlaten? Zo nee, wat had er meer moeten gebeuren?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u eerdere gevallen uit de afgelopen jaren waarbij lesbische vrouwen, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT’s), vanwege bedreigingen en/of pesterijen zich genoodzaakt gezien om te verhuizen? Weet u hoe vaak dit voorkomt of kunt u daar een schatting van geven? Is er sprake van een toename van het aantal van dit soort incidenten?
Het kabinet kent eerdere incidenten waarbij LHBT’s zich genoodzaakt zagen te verhuizen vanwege bedreigingen en pesterijen. Er zijn evenwel geen concrete cijfers beschikbaar waaruit blijkt hoe vaak dit voorkomt. Zoals is gemeld in de discriminatiebrief4 zijn na de publicatie van Poldis 2009 stappen gezet ter verbetering van de dataverzameling om registratie van discriminatie transparant en eenduidig op orde te krijgen.
Deelt u de mening dat slachtoffers die vanwege pesterijen gaan verhuizen dit niet vrijwillig doen, maar zich daartoe gedwongen voelen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het de daders van homo pesterijen en anti-LHBT geweld moeten zijn waartegen moet worden opgetreden? Gaat u maatregelen treffen om in de toekomst te voorkomen dat slachtoffers zich genoodzaakt zien om te moeten verhuizen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Gaat u maatregelen nemen ten aanzien van daders? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet veroordeelt (stelselmatige) pesterijen en discriminatie op welke grond dan ook. Pesterijen, discriminatie en uitsluiting vinden bij uitstek plaats tussen burgers onderling. De overheid heeft een belangrijke rol in het adequaat reageren op uitingen van discriminatie, in voorlichting en educatie en in het kanaliseren van klachten en aangiften over discriminatie. Het kabinet meent dat discriminatie tegen LHBT’s harder bestraft dient te worden. Om dit te bewerkstelligen is een aantal maatregelen genomen, waaronder een verhoging van de strafeis van het openbaar ministerie bij ingrijpende delicten met een discriminatoir karakter van +100%. Deze maatregelen staan genoemd in de discriminatiebrief4 die op 13 juli jl. aan uw Kamer is aangeboden.
Bent u bereid landelijk een specifieke aangiftecode voor anti-LHBT geweld in de politiedatabases te introduceren, opdat dit verschijnsel beter in beeld gebracht en aangepakt kan worden? Zo nee, waarom niet?
De maatregelen om te komen tot verbetering en afstemming van de politieregistratie zullen ook bijdragen aan een correct gebruik van de huidige meldcodes. Vanaf 27 april 2009 is bij de politie het nieuwe BVH in gebruik genomen. Dit systeem is momenteel verder in ontwikkeling. Vooralsnog kiest het kabinet daarom niet voor ict-aanpassingen van het huidige BVH als het introduceren van de mogelijkheid om een vinkje te kunnen plaatsen om LHBT-incidenten te kunnen registreren.
Bent u bereid tot het introduceren van een wetsartikel waarin het wettelijk strafmaximum bij discriminerend geweld wordt verhoogd (een zogenaamd «hate crimes» artikel)? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is vooralsnog geen voorstander van de introductie van een apart hatecrimes artikel in het Wetboek van Strafrecht. Er worden in Nederland reeds hogere straffen geëist wanneer er bij de dader discriminatoire motieven spelen. In de Aanwijzing Discriminatie is bepaald dat de officier van justitie bij discriminatiefeiten en bij commune delicten met een discriminatoir aspect de strafeis verzwaart en dat hij dit gemotiveerd aangeeft in het requisitoir. In de discriminatiebrief4 heeft de minister van Veiligheid en Justitie deze werkwijze nader toegelicht. Het kabinet is van mening dat deze aanpak effectiever is dan het introduceren van een separaat wetsartikel.
Wat is de stand van zaken rond de uitvoering van de motie-Marcouch over het bevorderen van de aangiftebereidheid van LHBT-personen?3
In de discriminatiebrief6 heeft de minister van Veiligheid en Justitie een groot aantal maatregelen opgesomd om de aangiftebereidheid in het algemeen en van LHBT’s in het bijzonder te bevorderen. Zo zal onder andere de campagne ter bestrijding van hatecrimes landelijk worden uitgerold, zal het eenvoudiger worden om aangifte van discriminatie te doen en zal het landelijk uitrollen van de werkwijze van Roze in Blauw naar verwachting een drempelverlagend effect hebben om aangifte te doen.
Karatelessen voor Marokkaanse probleemjongeren in Gouda |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen over Marokkaanse probleemjongeren die karatelessen krijgen welke gesubsidieerd worden door de gemeente Gouda?1
Ja.
Is het u bekend of dit project is aangemeld bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie?
Het project is niet aangemeld bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. Bij deze Commissie worden uitsluitend gedragsinterventies ingediend die in strafrechtelijk kader kunnen worden opgelegd, bijvoorbeeld als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke sanctie. Vanwege het feit dat deze interventies in een (strafrechtelijk) dwangkader plaatsvinden, worden hoge eisen gesteld aan de (wetenschappelijke) onderbouwing van de effectiviteit van de interventie op het terugdringen van recidive.
Het gemeentelijke project in Gouda wordt niet in een strafrechtelijk kader opgelegd en valt om die reden buiten het beoordelingsgebied van de Erkenningscommissie.
Worden deze karatelessen gefinancierd uit de extra gelden die zijn gecreëerd na afloop van de rellen in Gouda?
Het project wordt gefinancierd uit eenmalige specifieke middelen voor veiligheid die door het Rijk aan Gouda ter beschikking zijn gesteld. Hierbij is van belang te vermelden dat het hoofddoel van het project het investeren in deskundigheidsbevordering van de sportclubs is, zodat zij op een positieve manier bijdragen aan het maatschappelijke klimaat. Trainers/coaches bij deze verenigingen ontvangen een opleiding «docent agressieregulatie en weerbaarheid» en krijgen daarna ondersteuning bij de implementatie binnen de vereniging.
Is het mogelijk dat na de motie Çörüz (Kamerstuk 30 332, nr. 13) er nog steeds projecten worden gesubsidieerd waarvan niet is gebleken dat deze bijdragen een vermindering van overlast en criminaliteit?
De motie Çörüz had betrekking op rijksprogramma’s in het kader van het strafrecht. Voor de uitvoering van de in de vraag genoemde motie, verwijs ik u naar de voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen, TK 28 684, nr. 119.
Gouda baseert zich bij de keuze voor dit project op een onderzoek dat het Mulier Instituut in het kader van het door het Rijk gesubsidieerde programma «Meedoen alle jeugd door sport» heeft gedaan. Het onderzoek laat zien dat vechtsportdeelname een bijdrage kan leveren aan persoonlijke groei en het verminderen van probleemgedrag door onder meer disciplinering en agressieregulatie. De resultaten van dit onderzoek, gebaseerd op meerjarige praktijkervaring in meerdere gemeenten, geven de gemeente aanleiding om te verwachten dat de aangeboden activiteiten een bijdrage zullen leveren aan een positieve maatschappelijke betrokkenheid van de deelnemende jongeren.
Aanvullend daarop kan ik u melden dat het huidige kabinet geen nieuwe middelen heeft toegekend voor de aanpak van (Marokkaanse en Antilliaanse) risicojongeren. Specifieke problemen worden via reguliere instanties en reguliere maatregelen aangepakt. In 2011 en 2012 worden enkel nog middelen uitgekeerd die voortkomen uit eerder aangegane verplichtingen. Bestaande specifieke maatregelen gericht op de aanpak van problemen die zich in sommige groepen in versterkte mate voordoen, worden de komende periode ingebed in regulier beleid. In het verlengde daarvan worden de middelen voor de aanpak van Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse risicojongeren eind 2012 beëindigd. Er wordt voor doelgroepbeleid geen apart budget meer vrijgemaakt. De in de motie Cöruz gevraagde uitbreiding van het mandaat van de Erkenningscommissie gedragsinterventies (zie antwoord op vraag 2) is derhalve niet aan de orde.
Gratis vechtsportlessen voor overlastgevend tuig in Gouda |
|
Joram van Klaveren (PVV), Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gouda leert Marokkaanse probleemjongeren karate»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het belonen van agressief en overlastgevend gedrag door Marokkaans straattuig blijk geeft van totale gekte bij de gemeente Gouda?
Ik deel deze visie niet. Er is geen sprake van beloning van slecht gedrag. Bij dit project in Gouda gaat het om een preventieve aanpak voor jongeren die beginnend probleemgedrag laten zien. Het is niet bedoeld voor criminele of ernstig overlastgevende jongeren.
Welke maatregelen bent u van plan te treffen ten einde projecten stop te zetten die haaks staan op de afspraak uit het regeerakkoord geen doelgroepenbeleid meer te voeren?
Er is geen sprake van doelgroepenbeleid. Het project richt zich in eerste instantie op deskundigheidsbevordering bij de betrokken sportscholen. Deze zijn daarna in staat om jongeren die beginnend probleemgedrag vertonen te begeleiden in het sporten.
Het treffen van maatregelen is derhalve niet aan de orde.
De totale eenmalige kosten van het project bedragen € 36 618,00. De inzet van de middelen vindt plaats binnen het gemeentelijk programma gericht op de aanpak van overlast en onveiligheid.
Welke kosten zijn gemoeid met dit zoveelste nutteloze project? Bent u van mening dat de gemaakte kosten gekort dienen te worden op het gemeentefonds?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre deelt u de mening dat het beter is agressief en overlastgevend tuig keihard te straffen en waar mogelijk de Nederlandse nationaliteit af te nemen en uit te zetten in plaats van gratis vechtsportlessen aan te bieden?
Jongeren die overlast veroorzaken moeten worden aangepakt. Als daarbij bovendien sprake is van strafbare feiten dan is het aan het OM om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed.
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit wordt wel gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor de intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven in de toekomst aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit.
Het bericht "Maffia wortelt in de polder" |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De Maffia wortelt in de polder»?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse politie misgreep in de zaak tegen de «Ndrangheta» op 14 juli jl. waarbij twee verdachten op verzoek van Italië hadden moeten worden opgepakt en overgedragen aan Italië?
De verdachten zijn niet aangetroffen op de adressen waarvan werd vermoed dat zij daar verbleven. De verdachten hebben zich op een later tijdstip gemeld en zijn vervolgens aangehouden.
Wat vindt u van de opmerking in dit artikel dat de Nederlandse autoriteiten de aanwezigheid van bendes uit Reggo di Calabria op hun grondgebied zouden onderschatten? Kunt u aangeven welke maatregelen u neemt ten opzichte van dit soort bendes?
Bij de «Ndrangheta» is sprake van (zeer) gesloten criminele samenwerkingsverbanden. Daardoor is het lastig een accuraat beeld van deze groep in Nederland te krijgen. Het gevaar van ondermijnende criminaliteit voor de samenleving wordt door het huidige kabinet vanzelfsprekend onderkend.
Door middel van de geïntegreerde aanpak worden effectieve drempels opgeworpen en criminele gelegenheidsstructuren worden afgebroken. Criminele winsten worden afgepakt en het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden zal in deze kabinetsperiode worden verdubbeld.
Herkent u zich in de opmerking van Antonio Nicaso in dit artikel dat de Ndrangheta grote sommen geld heeft geïnvesteerd Nederland? Wat is het (eventuele) probleem om dit witwassen van geld aan te pakken?
In gevallen waarin politie of justitie de beschikking heeft of krijgt over informatie die aanleiding geeft tot het uitvoeren van onderzoek, zal dit uiteraard gebeuren. Ik kan in het belang van opsporing en vervolging geen mededeling doen over lopende en/of aanstaande onderzoeken.
Deelt u de opvatting dat Nederland niet een schuilplaats voor maffiosi moet zijn en dat dit soort criminele organisaties moeten worden aangepakt?
Ja. Dat is ook de reden dat dit kabinet sterk inzet op de aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Het bericht dat Greenpeace "bermbommen" dumpt in de Duitse Noordzee |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Greenpeace dumpt «bermbommen»?1
Ja.
Betreft het hier een Nederlandse, een Duitse of een internationale tak van Greenpeace?
Volgens mijn informatie gaat het om Greenpeace Duitsland.
Hoe staat het met de eerder gedumpte betonblokken bij de Sylt en de gedumpte rotsblokken met zeepaarden in de Klaverbank? Waarom zijn deze nog altijd niet opgeruimd op kosten van Greenpeace?
Wat betreft de eerder gedumpte betonblokken bij de Sylt: De Nederlandse overheid is niet bevoegd om deze blokken – die gedumpt zijn in de Duitse Exclusieve Economische Zone – te verwijderen. Het is aan de Duitse overheid om hier een besluit over te nemen. De blokken die in 2008 bij de Sylt zijn gedumpt zijn zover onze informatie strekt, ook nog niet verwijderd, evenals de recentelijk gestorte stenen.
Wat betreft de objecten die op de Klaverbank zijn gestort, verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 3 en 4 als gesteld door het lid Koppejan (CDA, (2011Z13584).
Deelt u de mening dat door uw reactie op het dumpen van de zeepaarden door Greenpeace, namelijk de uitspraak dat 10 tot 15% van de Noorzee zeereservaat moet worden, Greenpeace zich gesteund voelt om verder te gaan met deze gevaarlijke en verwerpelijke acties?
Nee. De eerdere uitspraak van de staatssecretaris van EL&I heeft betrekking op de uitvoering van het staande beleid dat sinds 2005 bekend is gemaakt. Sinds 2005 is het beleid van de Regering erop gericht om te komen tot de aanwijzing en de bescherming van een aantal mariene gebieden. Deze gebieden zijn beschreven in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (zie met name Hoofdstuk 7 p. 81 e.v.). Dit beleid is het gevolg van de Europese verplichting onder de Vogelrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 79/409/EEC van 2 april 1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 92/43/EEC van 21 mei 1992) om gebieden op zee aan te wijzen die een speciale bescherming zullen genieten.
In 2008 heeft de toenmalige minister van LNV deze gebieden aangemeld bij de Europese Commissie om te voldoen aan de verplichting van de Habitatrichtlijn. In 2009 heeft de Europese Commissie deze gebieden goedgekeurd door plaatsing op de lijst van gebieden van gemeenschapsbelang. Sinds 2009 loopt het proces dat tot doel heeft te komen tot de bescherming van deze gebieden onder de Natuurbeschermingswet 1998. Ook worden in dat verband beschermingsmaatregelen vastgesteld. Bij dit proces zijn zowel de wetenschap, het visserijbedrijfsleven als de natuurbeschermingsorganisaties betrokken. De staatssecretaris van EL&I heeft uw Kamer verschillende malen bericht over deze projecten (zgn. VIBEG-project dat ziet op de gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan; en internationale FIMPAS-project dat ziet op de gebieden Friese Front, Klaverbank en Doggersbank). De totale oppervlakte van de mariene Natura 2000 gebieden beslaat 19% van het Nederlandse deel van de Noordzee. Slechts een deel hiervan zal beperkende maatregelen kennen, de precieze inhoud en omvang hiervan wordt ingevuld in de lopende trajecten VIBEG (kust) en FIMPAS (visserijzone).
Deelt u de mening dat Greenpeace zich met deze actie volledig gediskwalificeerd heeft voor iedere vorm van debat en dat we het de sector niet kwalijk kunnen nemen als ze niet meer met deze eco-terroristen om tafel willen gaan zitten?
Het is aan Greenpeace te bepalen aan welk debat men deelneemt of niet. Evenzeer geldt dat het aan de visserijsector is om te bepalen met wie men in debat gaat of niet.
De kwaliteit van bewakingsbeelden |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kwaliteit bewakingsbeelden vaak slecht» ?1
Ja.
Hoe kan het dat nooit eerder is opgevallen dat beelden van bewakingscamera’s een te lage kwaliteit hebben, terwijl al jaren gebruik wordt gemaakt van sommige van deze camera’s?
Het bericht heeft betrekking op camerabeelden die door ondernemers aan de politie ter beschikking worden gesteld. Het is bekend dat bepaalde camera's die door ondernemers worden gebruikt onvoldoende beeldkwaliteit bieden om voor opsporingsdoeleinden bruikbaar te zijn. Het bedrijfsleven is hier door politie, Openbaar Ministerie en het ministerie van Veiligheid en Justitie meermalen op gewezen. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ondernemer of hij een camera aanschaft en zo ja van welke kwaliteit. Via de regeling Veiligheid Kleine Bedrijven (VKB) zijn al veel kleine ondernemers in de gelegenheid gesteld een onafhankelijk advies te krijgen over preventieve maatregelen, waaronder het gebruik van camera’s. De VKB subsidie kan ook een bijdrage betekenen in de aanschafkosten van goede camera’s.
Is er gedurende al deze jaren al eerder aan de bel getrokken en is er toen gepoogd de beeldkwaliteit te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Is de beeldkwaliteit de laatste jaren achteruit gegaan of is dit sinds de installatie al een probleem?
De beeldkwaliteit gaat niet achteruit. Doordat de techniek zich blijft ontwikkelen worden zelfs steeds betere camera’s op de markt aangeboden voor lagere prijzen. De prijs- kwaliteit verhouding is de laatste jaren dan ook sterk verbeterd.
In aansluiting op mijn antwoord hierboven is het de verantwoordelijkheid van de individuele ondernemers om camera’s te vervangen in geval van onvoldoende beeldkwaliteit.
Worden deze camera’s nog steeds gebruikt en aangeschaft of bent u inmiddels begonnen met het vervangen van deze camera’s?
Zie antwoord vraag 4.
Kan, nu deze camera’s niet leveren wat ervan verwacht mag worden, de leverancier aansprakelijk gesteld worden?
Of een leverancier aansprakelijk kan worden gesteld hangt af van de contractuele afspraken tussen de leverancier en de betreffende ondernemer.
Inbreuk op DigiD |
|
Helma Neppérus (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten dat een DigiD eenvoudig te kraken zou zijn voor criminelen en dat het om vele miljoenen gaat?1
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving in de media.
Hoe verhoudt zich dit nieuws zich tot uw antwoorden van 9 mei 2011 op Kamervragen dat het probleem maar beperkt voorkomt?2
Tot op heden is niet gebleken dat bij de huidige situatie sprake is van het ontvreemden van DigiD’s van de getroffen huishoudens. Het betreft hier wèl het frauduleus aanvragen van toeslagen met behulp van identiteitsgegevens van de getroffen huishoudens. Daarvoor waren de DigiD’s van de getroffen huishoudens niet nodig.
De Belastingdienst heeft inmiddels maatregelen getroffen waardoor dit niet meer mogelijk is. De desbetreffende burgers zijn inmiddels geïnformeerd. Ook zijn de invorderingsmaatregelen gestopt en krijgen de burgers die door deze fraude hun toeslagen niet hebben uitgekeerd gekregen, deze alsnog uitbetaald. Daarnaast is er bij de Belastingdienst/Toeslagen een fraudemeldpunt, waar burgers die vermoeden dat zij slachtoffer zijn van dit soort fraude zich kunnen melden.
De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer in de komende halfjaarsrapportage nader informeren over de maatregelen die de Belastingdienst in dit verband heeft genomen.
Bent u bereid alsnog naar de omvang van het genoemde probleem te kijken?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 2 bestaat de misbruikmogelijkheid die de aanleiding vormt voor de huidige vragen niet meer. Wat andere vormen van misbruik betreft, is het niet onmogelijk voor een kwaadwillende om een DigiD van een ander te bemachtigen (zoals ook aangegeven in de antwoorden op uw vragen uit april 2011 en de vragen van het lid Gerkens uit maart 20103).
De strekking van die antwoorden is dan ook niet gewijzigd. 100% fraudebestendigheid bestaat niet. Het aantal gevallen van het ontvreemden van DigiD, ten opzichte van het totaalgebruik van DigiD, is minimaal. DigiD wordt gebruikt door 9 miljoen mensen. Sinds de invoering van DigiD in 2005 zijn door de beheerder van DigiD enkele honderden DigiD’s onderzocht vanwege een vermoeden van misbruik. Daarnaast zijn bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten enkele tientallen gevallen van vermoeden van misbruik gemeld. Wanneer er meer aan de hand blijkt te zijn wordt een DigiD opgeheven. Dat is dit jaar acht maal gebeurd.
Het tegengaan van fraude is een continue wedloop tussen het nemen van beveiligingsmaatregelen en fraudeurs. In dat kader onderzoek ik momenteel de wenselijkheid en haalbaarheid van de invoering van een geheel nieuw (hoger) zekerheidsniveau binnen DigiD, de zogeheten eNIK. Daarover informeer ik uw Kamer medio september separaat.
Hoe komt het dat kennelijk in bepaalde straten en wijken meer DigiD wordt gekraakt, dan in andere buurten? Welke afspraken zijn er over screening van medewerkers van bedrijven die worden ingeschakeld?
De zaak waarop gewezen wordt in de berichtgeving is in onderzoek bij de FIOD en het Openbaar Ministerie. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 is tot op heden niet gebleken dat hierbij sprake is geweest van het ontvreemden van DigiD’s van de getroffen huishoudens. Vanwege het lopende onderzoek kan ik op dit moment geen nadere mededelingen doen.
Het terugdraaien van het besluit om de tegoeden van IHH-Nederland te bevriezen |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van het vonnis van de voorzieningsrechter inzake het bevriezen van de tegoeden van Internationale Humanitaire Hulporganisatie (IHH) Nederland wegens vermeende steun aan de terroristische organisatie Hamas?
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van Amsterdam, gepubliceerd op 21 juli (LJN: BR2619, AWB 11/3132 BESLU). De rechter heeft beslist dat de bevriezingsmaatregel wordt geschorst tot uiterlijk zes weken na mijn beslissing op het bezwaar dat IHH-Nederland tegen de maatregel heeft ingesteld. Het betreft hier dus een voorlopige voorziening en geen definitieve gerechtelijke uitspraak.
Bent u overtuigd van de redenering van de rechter, namelijk dat er voldoende waarborgen bestaan dat er geen enkel fonds via IHH bij Hamas terecht komen? Zo nee, bent u voornemens beroep aan te tekenen tegen dit vonnis? Kunt u uitsluiten dat er banden zijn, zowel direct als indirect, tussen IHH-Nederland en de Union of Good? Ziet u tevens andere mogelijkheden om te garanderen dat geen geldstromen terechtkomen bij organisaties als Hamas?
Tegenover de rechter is namens de Nederlandse Staat betoogd dat de bevriezing van de tegoeden van IHH-Nederland onverkort van kracht zou moeten blijven, omdat anders onvoldoende gewaarborgd is dat fondsen via IHH-Nederland niet bij Hamas terecht komen. Zolang er in Duitsland geen definitieve rechterlijke uitspraak is inzake het verbod op IHH-Duitsland, is immers ook de aanleiding voor de bevriezing van IHH-Nederland niet ontkracht. Bovendien dient de bevriezingsmaatregel er juist toe zeker te stellen dat IHH-Nederland, geconfronteerd met het verbod op IHH-Duitsland, geen alternatieve financieringskanalen kan aanwenden. Tegen de uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter is echter geen beroep mogelijk.
Het verzoek om een voorlopige voorziening was door IHH-Nederland ingediend, tijdens de op dat moment nog lopende bezwaarprocedure. Inmiddels heb ik in deze procedure, in overeenstemming met de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën, het bezwaar van IHH-Nederland afgewezen. Als IHH-Nederland zich niet met deze beslissing kan verenigen, bestaat voor de organisatie de mogelijkheid binnen 6 weken daartegen in beroep te gaan, en zal vervolgens de bestuursrechter zich in een bodemprocedure uitspreken over de rechtmatigheid van de bevriezingsmaatregel.
Tot zes weken na mijn beslissing op bezwaar blijft de bevriezingsmaatregel geschorst. Na afloop van de schorsingsperiode kan IHH-Nederland bij de voorzieningenrechter om verlenging van de schorsing verzoeken. Indien de rechtbank de verlenging van de voorlopige voorziening toekent, blijft deze van kracht tot de definitieve uitspraak van de bestuursrechter in de bodemprocedure. Wijst de rechter de verlenging af, dan wordt de bevriezing van de tegoeden met onmiddellijke ingang hersteld.
Voor zover nu bekend, onderhoudt IHH-Nederland geen banden met de Union of Good, maar ik kan niet uitsluiten dat dit wel het geval is.
Hoe kunt u garanderen dat fondsen niet alsnog, al dan niet via IHH-Duitsland, bij de Hamas terechtkomen? Bent u bereid maandelijks inzage te vragen in de geldstromen van IHH-Duitsland, aangezien deze organisatie door de Duitse rechter verplicht is deze informatie bij de Duitse overheid aan te leveren? Zo nee, waarom niet?
De Duitse rechter heeft bepaald dat IHH-Duitsland maandelijks een overzicht van de inkomsten en uitgaven moet overleggen aan het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken. Om beter zicht te krijgen op de wijze waarop dit door de rechter opgelegde toezicht wordt toegepast, heeft Nederland contact gehad met het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken. Uit deze contacten concludeer ik dat de Duitse autoriteiten scherp toezicht houden op de financiële huishouding van IHH-Duitsland. Ik zie dan ook geen aanleiding om in aanvulling daarop zelf om inzage in de stukken te vragen. Met het oog op de verwevenheid van het verbod op IHH-Duitsland en de Nederlandse bevriezingsmaatregel zal er uiteraard wel geregeld contact zijn over de (juridische) ontwikkelingen in beide zaken.
In hoeverre is de beperking dat IHH-Duitsland geen hulp mag verlenen of ondersteuning aan de Palestijnse gebieden in de Gazastrook en de Westbank mag bieden, ook van toepassing op IHH-Duitsland? Kan deze beperking omzeild worden door andere organisaties, zoals IHH-Nederland, te steunen, die wel dergelijke activiteiten mogen ontplooien in de Palestijnse gebieden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
De verminderde bereikbaarheid van alarmnummer 112 en het niet functioneren van C2000 in de regio Rotterdam |
|
Martijn van Dam (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Wat hebben of kunnen mensen gemerkt hebben van de verminderde bereikbaarheid van alarmnummer 112 in de vroege ochtend van 27 juli 2011?
Het alarmnummer 112 zelf was gedurende de KPN-storing bereikbaar. Mensen die zich in de Veiligheidsregio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland Zuid bevonden hebben echter niet kunnen bellen via het mobiele KPN-netwerk. Ook de vaste lijnverbindingen van een aantal zakelijke KPN-klanten in deze regio’s waren verstoord.
De verbindingen tussen de 112 centrale voor mobiele telefonie in Driebergen en de meldkamer van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland Zuid hebben gedurende de vroege ochtend gefunctioneerd. Voor een aantal doorverbindingen van de 112 centrale in Driebergen en de Ambulancezorg Rotterdam zijn negen gesprekken doorverbonden via een afwijkende procedure. Deze procedure heeft geen gevolgen gehad voor de snelheid van doorverbinden.
Was het alarmnummer 112 op bepaalde momenten helemaal niet bereikbaar of was het vanaf bepaalde aansluitingen helemaal niet bereikbaar?
Het alarmnummer 112 zelf was gedurende de storing bereikbaar. Tevens was het mogelijk om 112 te bereiken via de overige providers van mobiele netwerken en via het vaste netwerk van KPN. Dit laatste met uitzondering van een aantal zakelijke KPN-klanten.
Bestond het probleem alleen bij telefoontjes van KPN-abonnees of hadden ook abonnees van andere aanbieders last van verminderde bereikbaarheid?
Het probleem deed zich uitsluitend voor bij KPN-abonnees.
Beperkte het probleem zich alleen tot de regio Rotterdam? Zo nee, welke andere regio's hadden deze zelfde problemen voor korte of langere tijd?
Naast de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is gebleken dat ook in de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid het mobiele KPN-netwerk tijdelijk niet of slecht bereikbaar was.
Wat was de oorzaak van de verminderde bereikbaarheid?
De exacte oorzaak van de verstoring is nog niet bekend en wordt met de hoogste prioriteit onderzocht. Wel is bekend dat de storing is ontstaan als gevolg van geplande herstelwerkzaamheden aan een zgn. crossconnect van KPN in de regio Rotterdam.
Een crossconnect is een complex systeem dat bestaat uit rijen apparatuur die samen een «verkeersplein» vormen in het netwerk van KPN. De crossconnect bestaat uit twee delen, een actief deel en een back-up deel dat bij uitval de functie van het actieve deel overneemt. Er is dus een back-up systeem aanwezig, echter dat heeft niet naar behoren gefunctioneerd. Om de oorzaak van deze storing te kunnen onderzoeken moeten delen van de crossconnect uit het netwerk worden verwijderd. Daarvoor zullen de 6000 verbindingen worden omgezet maar een andere crossconnect. Volgens de huidige planning is de crossconnect eind augustus beschikbaar voor nader onderzoek.
Weet u of er mensen zijn geweest die 112 nodig hadden maar het alarmnummer niet of pas later dan gewenst hebben kunnen bereiken? Heeft dat gevolgen gehad voor betrokkenen? Zo ja, wat voor gevolgen?
Er is geen enkele aanwijzing dat er burgers zijn geweest die het alarmnummer 112 niet of later dan gewenst hebben kunnen bereiken. Tot op heden zijn over de betreffende periode bij de Veiligheidsregio’s en KPN geen klachten binnengekomen van burgers met betrekking tot de beschikbaarheid van het alarmnummer 112. En uit de managementcijfers is geen afwijking geconstateerd in de aantallen oproepen vanuit de vaste en mobiele netwerken.
Deelt u de mening dat de bereikbaarheid van het alarmnummer 112 voor honderd procent gegarandeerd moet zijn? Is dat technisch mogelijk? Zo ja, waarom kon het dan toch mis gaan?
Ja, het is van het grootste belang dat het alarmnummer 112 voor de burger 100% bereikbaar is. 100% garanties zijn daarvoor echter niet te geven, dat is technisch en organisatorisch onmogelijk. De Telecommunicatiewet verplicht aanbieders van openbare telefoondiensten en -netwerken om de bereikbaarheid van het alarmnummer te waarborgen in gevallen van congestie. Deze verplichting wordt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecomrichtlijnen uitgebreid. In het wetsvoorstel, dat momenteel voorligt in de Eerste Kamer (Kamerstukken 32 549), wordt een zware inspanningsverplichting opgelegd aan aanbieders van openbare telefoniediensten en openbare elektronische communicatienetwerkenom een «ononderbroken» toegang tot het alarmnummer te waarborgen. Niet alleen bij congestie maar in alle gevallen, dus ook bij technische storingen of uitval van elektriciteit. Aanbieders moeten op grond van het wetsvoorstel dan ook toereikende noodstroomvoorzieningen aanleggen en beschikken over middelen om in gevallen van congestie en technische storingen de installaties en verbindingen operationeel te houden. In het onderhavige geval had de provider wel gezorgd voor een backup-voorziening, die echter niet naar behoren heeft gewerkt. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5.
Ziet u in de opgetreden storing reden maatregelen te nemen om een storing in de toekomst te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ja, door middel van het wetsvoorstel dat momenteel voorligt in de Eerste Kamer wil het kabinet extra eisen opleggen aan de aanbieders van openbare telefoniediensten om «ononderbroken» toegang te verschaffen tot het alarmnummer 112. Daarnaast zal het onderzoek naar de storing moeten uitwijzen of KPN ook thans al aanvullende maatregelen dient te treffen om verdere uitval te voorkomen.
Hoe lang is de werking van C2000 en P2000 belemmerd geweest door storingen?
De storing binnen de KPN infrastructuur is opgetreden tussen 0.39 uur en 7.30 uur. De C2000 verbindingen waren om 6.52 weer operationeel. Gedurende deze periode is een wisselend aantal verbindingen niet beschikbaar geweest.
Is in de contracten voor C2000 en P2000 de mogelijkheid van aanvaardbare storingen opgenomen? Zo ja, hoe vaak mag een storing voorkomen en paste deze storing binnen de marges die zijn overeengekomen? Zo nee, hoe kan er dan toch een storing zijn opgetreden?
C2000 neemt een netwerkdienst af bij KPN waarbij eisen worden gesteld aan de beschikbaarheid en de duur van de storingsafhandeling. In de contracten voor de verbindingen voor C2000 en P2000 is bepaald dat een verbinding van KPN een minimale beschikbaarheid heeft van 99,9% per jaar per verbinding. Dat komt neer op een niet beschikbaar mogen zijn van 8 uur en 42 minuten. Pas na afloop van het jaar is duidelijk of de storing per verbinding past binnen de hiervoor overeengekomen marges. De storing is door KPN binnen de afgesproken (functieherstel)termijn verholpen. In het contract is een servicegarantie opgenomen: als verplichtingen niet worden nagekomen wordt een restitutiebedrag uitgekeerd.
Hoe kan het dat niet is overgeschakeld op een backup-systeem? Is het waar dat voor zogenoemde verbindingskastjes geen backup-systeem aanwezig is?
Het betreft hier geen »verbindingskastje». Een crossconnect is een complex systeem dat bestaat uit rijen apparatuur die samen een «verkeersplein» vormen in het netwerk van KPN. De crossconnect bestaat uit twee delen, een actief deel en een back-up deel dat bij uitval de functie van het actieve deel overneemt. Er is dus een back-up systeem aanwezig, echter dat heeft niet naar behoren gefunctioneerd. Om de oorzaak van deze storing te kunnen onderzoeken moeten delen van de crossconnect uit het netwerk worden verwijderd. Daarvoor zullen de ruim 6000 verbindingen worden omgezet maar een andere crossconnect. Volgens de huidige planning is de crossconnect eind augustus beschikbaar voor nader onderzoek.
Kunt u garanderen dat de veiligheid van burgers geen moment in gevaar is geweest door het slecht functioneren van C2000 en P2000? Zo ja, heeft communicatie met mobiele telefoons als achtervang voldoende gefunctioneerd om vanuit de meldkamer contact met hulpdiensten te kunnen onderhouden en om medewerkers onderling te kunnen laten communcieren?
Door het adequaat optreden van de betrokken regio’s en het KLPD zijn de risico’s voor de burger tijdens deze storing geminimaliseerd. De mobiele telefonie van KPN ondervond hinder van de storing. De mobiele telefonie van de overige providers functioneerde naar behoren. De getroffen regio’s geven aan alle meldingen doorgezet te hebben naar de betreffende eenheden. De communicatie via mobiele telefoons heeft dus als achtervang in deze situatie redelijk gefunctioneerd. Voor de communicatie tussen de eenheden onderling en tussen de eenheden en de kazernes en districtsbureaus konden de eenheden gebruik maken van C2000 zolang deze zich onder eenzelfde opstelpunt bevonden.
Ziet u in de storingen reden om maatregelen te nemen om dergelijke storingen in de toekomst te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Om de juiste maatregelen te kunnen nemen zal eerst door KPN en leverancier van de crossconnect Alcatel Lucent de oorzaak van de storing moeten worden vastgesteld. Ik zal KPN zodra de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn dringend verzoeken passende maatregelen te nemen die bijdragen aan het voorkomen van een dergelijke storing.
De storing in de infrastructuur van KPN heeft niet alleen een ongewenst effect gehad op het functioneren van C2000. In de regio Rotterdam-Rijnmond hebben het Havenbedrijf, het loodswezen, de luchthaven Rotterdam The Hague Airport en de RET eveneens hinder ondervonden van deze storing. Ook uit andere regio’s zijn storingen in de vaste lijnverbindingen gemeld. Het is tegen deze achtergrond dat ik de Inspectie OOV heb verzocht een grondig onderzoek te doen naar dit incident om zo inzicht te krijgen in de kwaliteit van de telecominfrastructuur voor deze vitale sectoren van onze samenleving. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden bepaald of, en zo ja, welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
De honderden eerwraken in de politieregio's Haaglanden, Zuid-Holland en Rotterdam Rijnmond |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Jaarlijks honderden eerwraken in regio»?1
Ja.
In hoeverre is de op dinsdag 26 juli 2011 in brand gestoken vrouw uit Delft slachtoffer van eerwraak geworden?
Ik kan hier geen uitspraak over doen, omdat het Openbaar Ministerie mij heeft medegedeeld dat het onderzoek nog niet is afgerond.
Is het waar dat de politiekorpsen Haaglanden, Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam Rijnmond honderden keren per jaar te maken krijgen met gevallen van eerwraak? Wat zijn de precieze cijfers, ook van de andere politiekorpsen?
Op 1 november 2008 is het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) opgericht. Daaraan voorafgaand is in de korpsen Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid een pilotproject uitgevoerd. Over de pilot zijn verschillende rapporten verschenen (die ook aan de Tweede Kamer beschikbaar zijn gesteld), waarin cijfers over binnengekomen zaken zijn genoemd. Die cijfers hadden betrekking op casuïstiek waarbij eer als motief voor (dreigend) geweld werd vermoed. Het ging dus niet om cijfers over eerwraak, maar over eer gerelateerd geweld. In het artikel in de Telegraaf van 28 juli 2011 wordt waarschijnlijk gerefereerd aan data uit rapporten uit de pilotperiode.
In het voorjaar van 2010 heeft het LEC EGG in samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het rapport «Inzicht in cijfers; Mogelijke eerzaken in 2007, 2008 en 2009 nader bekeken» uitgegeven2. In dit rapport is beschreven in hoeveel zaken in de jaren 2007, 2008 en 2009 uit het hele land door regiokorpsen en andere ketenpartners bij het LEC EGG om ondersteuning is gevraagd omdat het vermoeden gerezen was dat men met een eerzaak van doen had. In 2007 werd 493 maal een beroep op het LEC EGG gedaan, in 2008 553 maal en in 2009 445 maal. Twee tot drie procent van die zaken betrof moord of doodslag.
In bovengenoemd rapport is ook een beschrijving opgenomen voor een landelijk in te voeren registratie om tot eenduidige registratie van mogelijke eerzaken te komen. Deze registratgie is in januari 2011 ingevoerd en zal met ingang van volgend jaar leiden tot een eenduidig inzicht in de aard en omvang van mogelijke eerzaken die op enigerlei wijze ter kennis komen van de politie. Overigens heeft het Landelijk Experisecentrum in 2010 volgens eigen administratie 498 zaken operationeel ondersteund en of behandeld.
Ziet u een relatie tussen de enorme groei van de islamitische gemeenschap in Nederland de afgelopen decennia en het probleem van eerwraak? Zo nee, waarom niet?
Uit onderzoek naar eergerelateerd geweld blijkt dat eercodes cultureel zijn ingegeven en niet religieus3. Er bestaat een verband tussen traditionele familieculturen en eergerelateerd geweld. Dergelijke familieculturen bestaan in een groot deel van de wereld, ongeacht de aldaar voorkomende religie. De gemeenschappen in Nederland waar fenomenen als eergerelateerd geweld en eerwraak zich voordoen kenmerken zich niet zozeer door de islamitische achtergrond, maar door zeer schadelijke culturele tradities aangaande eer, verlies van eer en eerherstel.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om het probleem van import van eerwraak zo snel mogelijk op te lossen?
Voor de maatregelen die wij nemen om eergerelateerd geweld tegen te gaan verwijs ik u naar de brieven die onder het Programma Eergerelateerd Geweld naar uw Kamer zijn verzonden, met als laatste de slotrapportage van het Programma van 14 december 2010 (TK, 2010–2011, 30 388, nr. 40).
Het weigeren of intrekken van een wapenvergunning bij signalen van radicalisering |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Herinnert u zich de aangenomen motie-Çörüz over meewegen van signalen van radicalisering bij weigering van een wapenvergunning op grond van vrees voor misbruik?1
Ja.
Is er sindsdien een vergelijking gemaakt tussen lijsten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) waarop personen staan die in de gaten worden gehouden in verband met mogelijke radicalisering en/of extremisten en personen met een wapenvergunning?
Op 20 januari 2010 hebben de toenmalige ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de motie-Çoruz. In deze kabinetsreactie (TK 29 754, nr. 179) is vermeld dat het gebruik van AIVD-informatie voor de beoordeling van een aanvraag voor een wapenvergunning oneigenlijk zou zijn.
De AIVD kan, op grond van zijn huidige taakopvatting, slechts persoonsgegevens verwerken van personen die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid van de staat (artikel 13 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten). De AIVD is bevoegd om in het kader van zijn taakuitvoering zijn gegevens met anderen te delen (artikel 36 WIV). Indien de AIVD een geweldsdreiging die uitgaat van een bepaalde persoon waarneemt, of vermoedens daaromtrent heeft (bijvoorbeeld naar aanleiding van wapenbezit), wordt dit standaard via ambtsberichten gedeeld met betrokken partijen.
Voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding geldt dat deze, op grond van zijn huidige taakopvatting, zelf geen onderzoek doet en daarom ook niet over dergelijke «lijsten» van personen beschikt.
Het schietdrama in Alphen aan de Rijn is aanleiding geweest om het huidige Nederlandse systeem van wapenbeheersing door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV)te laten onderzoeken. Dit onderzoek omvat zowel de regelgeving als de uitvoering en handhaving daarvan. De resultaten hiervan verwacht ik in september met de Tweede Kamer te kunnen delen. In mijn brief van 12 april 2011 aan de voorzitter van uw Kamer (TK 32 739, nr. 1) heb ik medegedeeld dat ik aan de hand van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek, het onderzoek van de Rijksrecherche en het onderzoek van de OvV zal bezien welke conclusies zouden moeten worden getrokken ten aanzien van het beleid met betrekking tot legaal wapenbezit en het toezicht daarop.
Wat is er gebeurd met de mogelijke resultaten hiervan? Heeft dit ook geleid tot intrekking of weigering van wapenvergunningen?
Zie antwoord vraag 2.
Stroomstoring KPN en gevolgen voor de hulpdiensten |
|
Ronald van Raak |
|
Wat was de oorzaak van de storing bij KPN?1
Het betreft hier een storing in een zogenaamde crossconnect. Een crossconnect is een complex systeem dat bestaat uit rijen apparatuur die samen een «verkeersplein» vormen in het netwerk van KPN. KPN heeft circa 100 van deze crossconnects in haar infrastructuur in gebruik. Op de betreffende crossconnect in Rotterdam zijn ruim 6 000 verbindingen aangesloten. De crossconnect bestaat uit twee delen, een actief deel en een back-up deel dat bij uitval de functie van het actieve deel overneemt. Op 27 juli werden er onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan het back-up deel van de crossconnect. Dit heeft geleid tot een storing in het actieve deel. De analyse tot nu toe geeft aan dat de crossconnect defect raakte omdat bij het verwijderen van een al uitgeschakelde voeding in het back-up deel de klokken in beide delen van de crossconnect opnieuw werden gestart. Dit had niet mogen gebeuren omdat de continuïteit van het kloksignaal een randvoorwaarde is voor het functioneren van de crossconnect. KPN heeft in haar netwerk niet eerder te maken gehad met een dergelijke storing.
Om de oorzaak te kunnen onderzoeken moeten delen van de crossconnect uit het netwerk worden verwijderd. Daarvoor zullen de 6 000 verbindingen worden omgezet maar een andere crossconnect. Volgens de huidige planning is de crossconnect eind augustus beschikbaar voor nader onderzoek.
Wat was de oorzaak van de storing in de communicatiesystemen van P2000 en C2000? Hoe kan een storing bij KPN gevolgen hebben voor deze communicatiesystemen?
Voor het transport van de gedigitaliseerde radiosignalen tussen de schakelcentrales van C2000 en de antenneopstelpunten maakt het C2000 netwerk gebruik van KPN lijnverbindingen. 86 van deze verbindingen liepen via deze crossconnect.
Welke gevolgen heeft deze storing gehad voor de dienstverlening van de hulpdiensten? Hoe vaak heeft de meldkamer spoedmeldingen niet door kunnen geven aan de juiste hulpdiensten? Met welke gevolgen?
De 112 meldingen via mobiele telefonie die bij het KLPD binnenkomen konden een aantal keren niet op de gebruikelijke manier worden doorgezet naar de meldkamers van de betreffende regio’s. In een aantal gevallen is er doorgerouteerd via andere lijnen. De centralisten van het KLPD hebben bellers niet automatisch maar «warm doorverbonden». Dat wil zeggen dat de centralist aan de lijn bleef totdat de hulpdienst in de meldkamer de verbinding had aangenomen. Bij deze afwijkende procedure is geen vertraging in de afhandeling van 112 meldingen opgetreden.
De eenheden op straat konden niet vanuit de meldkamer in de regio’s Rotterdam Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en een deel van de regio Hollands Midden via C2000 worden bereikt. De meldkamers zijn daarom opgeschaald. Er is op straat extra personeel ingezet bij ambulance en politie. De brandweer is overgegaan tot kazernering. De communicatie tussen de meldkamers enerzijds en de kazernes, districtbureaus en de eenheden anderzijds verliep via mobiele telefonie.
In de regio Hollands Midden is de communicatie tussen meldkamer en de eenheden via mobiele telefonie goed verlopen. In de regio Zuid-Holland Zuid konden alle binnengekomen meldingen met behulp van mobiele telefonie worden doorgezet naar de juiste hulpdiensten. In de regio Rotterdam-Rijnmond deden zich bij het gebruik van mobiele telefonie (van KPN ) enige storingen voor maar konden de eenheden met uitzondering van éen automatische brandmelding wel worden bereikt. Bij deze automatische brandmelding is de betreffende kazerne door een politie-eenheid geïnformeerd. Mobiele telefonie via Vodafone functioneerde in Rotterdam-Rijnmond naar behoren.
Alle spoedmeldingen zijn dus doorgezet naar de betrokken eenheden op straat.
Omdat de C2000 opstelpunten normaal functioneerden konden de eenheden onder het bereik van een opstelpunt onderling wel met C2000 communiceren. Dit geldt ook voor het contact tussen de kazernes en districtsbureaus en de eenheden op straat voor zover deze zich onder hetzelfde opstelpunt bevonden.
Het alarmeren van functionarissen via het alarmeringssysteem P2000 en de zogenaamde communicator was niet mogelijk. De functionarissen zijn met behulp van mobiele telefonie gealarmeerd. De verbinding tussen de meldkamers Zuid-Holland Zuid en Rotterdam-Rijnmond en het nationale noodnet was verstoord. Het openbaar brandmeldsysteem (OMS) meldde lijnstoringen. In Hollands Midden zijn de meest risicovolle locaties telefonisch op de hoogte gesteld.
Deelt u de mening dat de hulpdiensten altijd bereikbaar dienen te zijn vanuit de meldkamer? Is er een back-up voor deze communicatiesystemen in noodgevallen als deze? Zo ja, waarom heeft dit niet gewerkt? Hoe gaat u zorgen dat dit in de toekomst wel werkt? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid te onderzoeken of een dergelijke oplossing in de toekomst mogelijk is, zodat uitval van noodzakelijke communicatiesystemen tot het verleden behoort?
Ik deel de mening dat de hulpdiensten in principe altijd bereikbaar moeten zijn vanuit de meldkamer. In C2000 zijn daarom diverse back-up voorzieningen aanwezig. Dit noodgeval heeft echter betrekking op een onderdeel van de infrastructuur van KPN. In de crossconnect is een back-up voorziening aanwezig.
KPN en leverancier Alcatel Lucent onderzoeken de defecte crossconnect. Aan de hand van de uitkomsten zal worden bepaald of en zo ja welke oplossingen mogelijk zijn om uitval van de crossconnect in de toekomst te voorkomen. Ik zal KPN aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek dringend verzoeken de maatregelen te nemen die bijdragen aan het voorkomen van een dergelijke storing.
De storing in de infrastructuur van KPN heeft niet alleen een ongewenst effect gehad op het functioneren van C2000. De regio Rotterdam-Rijnmond meldde mij dat ook het Havenbedrijf, het loodswezen, de luchthaven Rotterdam The Hague Airport en de RET eveneens hinder hebben ondervonden van deze storing. Ook vanuit andere regio’s zijn meldingen over niet functioneren van vaste telefoonlijnen ontvangen. Het is tegen deze achtergrond dat ik de Inspectie OOV heb verzocht een onderzoek te doen naar dit incident om zo inzicht te krijgen in het functioneren van de telecominfrastructuur voor deze vitale sectoren van onze samenleving.
De website www.crisis.nl |
|
Harry van Bommel |
|
Herinnert u zich uw antwoord op de Kamervragen over het onbereikbaar zijn van de website www.crisis.nl?1
Ja.
Is het juist dat de ontwikkeling van www.crisis.nl in 2005 en de eerste drie jaar hosting van www.crisis.nl bijna een half miljoen euro hebben gekost?2 Zo ja, hoe is dit relatief hoge bedrag te verklaren?
De ontwikkeling van www.crisis.nl in 2005 en de eerste drie jaar hosting van www.crisis.nl. hebben in totaal 373 122 euro gekost. Een groot deel van de kosten die voor de crisissite moeten worden gemaakt, worden gevormd door de hosting van de infrastructuur, omdat daar speciale eisen aan worden gesteld.
Kunt u inzicht verschaffen in de totale kosten van www.crisis.nl na de eerste drie jaar?
Ja.
De totale kosten van www.crisis.nl na de eerste drie jaar (2008, 2009, 2010) zijn in totaal 614 890 euro.
Kunt u de resultaten van de stresstests die zijn gehouden, waaruit zou blijken dat het systeem voldoende was geëquipeerd, aan de Kamer bekendmaken? Zo neen, waarom niet?
Ja.
In november 2006 is een stresstest uitgevoerd door de hostingpartij. Het resultaat van de stresstest bewijst dat de omgeving voor crisis.nl voldoet aan de gestelde randvoorwaarden.
In augustus wordt een nieuwe stresstest gehouden naar aanleiding van de aanpassingen die zijn gedaan op basis van de QuickScan (zie ook vraag 5).
Wat is volgens u het probleem met de huidige site?
In maart 2011 is door deskundigen binnen de rijksoverheid een QuickScan uitgevoerd naar de huidige versie van de website www.crisis.nl. Uit de QuickScan komt naar voren dat de hosting omgeving, de vormgeving van de website en de programmatuur (Content Management Systeem) inmiddels niet meer aansluiten bij de huidige eisen (denk ook aan social media). Tevens betekent de huidige constructie (twee marktpartijen, één voor de hosting en een voor de programmatuur) niet alleen een verhoogde kwetsbaarheid (verhoogd risico op technische fouten) maar betekent dit ook een verlies van kostbare tijd bij het herstellen van een eventuele fout. De genomen maatregelen op basis van de QuickScan zijn per 1 september a.s. afgerond. Kort voor de oplevering zal een stresstest worden gehouden. De genomen maatregelen bestaan uit één regie voerende partij (ter verbetering van de communicatie, snelheid, e.d.), 24*7 ondersteuning, vervanging hosting platform (gelijkblijvende beheerkosten) en vervanging maar ook vereenvoudiging van het Content Management Systeem.
Op grond waarvan is besloten dat er nu toch een nieuwe website moet worden gemaakt?3
Het Nationaal CrisisCentrum had al eerder de wens geuit voor vernieuwing van www.crisis.nl. Dit proces is versneld na de problemen met de website tijdens de brand in Moerdijk en de intensivering van het gebruik en het belang van sociale media.
Welke kosten zijn gemoeid met de nieuw te ontwikkelen website?
De kosten van het nieuwe crisis.nl zijn nog niet bekend. Pas wanneer de aanbesteding is afgerond en alle offertes binnen zijn kan hier een uitspraak gedaan worden.
Welke eisen worden er gesteld aan de nieuwe website en de organisatiestructuur erachter?
Voor de nieuwe website zijn de volgende kernwaarden vastgesteld: Toegankelijkheid, betrouwbaarheid, betaalbaarheid, intergratie van social media, goede inbedding in de middelenmix van crisiscommunicatiemiddelen en zeer stevige hosting.
Hoe gaat u voorkomen dat deze nieuwe website met dezelfde problemen wordt geconfronteerd als www.crisis.nl?
De lessons learned van de oude crisis website zijn meegenomen in het ontwerp van de nieuwe website. Het Nationaal CrisisCentrum laat zich gedurende het hele traject adviseren en begeleiden door ICT experts van de rijksoverheid.
De vorming van één ambulancedienst in Amsterdam |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de vorming van één ambulancedienst in Amsterdam met conflicten gepaard gaat?
Ja, waarbij ik wil opmerken dat het hier geen conflicten tussen de onderhandelende (vergunninghoudende) partijen betreft.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat er geen overleg met de vakbonden is geweest over een sociaal plan voor de werknemers in het geval van een fusie?
Voor mij is van belang dat er per veiligheidsregio één Regionale Ambulancevoorziening (RAV) komt die verantwoordelijk is voor het verlenen van de ambulancezorg in dat gebied. De wijze waarop de onderhandelingen plaatsvinden om te komen tot één RAV is een verantwoordelijkheid van de onderhandelende partijen. Overigens heb ik begrepen dat de vakbonden wel zijn en worden betrokken.
Klopt het dat de onderhandelingen voor de vorming van één ambulancedienst nog niet tot resultaat hebben geleid?
Als gezegd heb ik geen rol in de onderhandelingen en ik kan u hierover derhalve niet meer informatie geven dan wat reeds openbaar is. Uit deze openbare informatie blijkt dat het College van B&W voornemens is in te stemmen met overdracht van ambulancedienst GGD aan VZA. VZA heeft ingestemd. De Gemeenteraad is akkoord met het voornemen van het college van B&W, maar heeft hierover een motie aangenomen. Deze motie luidt als volgt: «Het college te verzoeken besprekingen te voeren met VZA om overeenstemming te bereiken over het oprichten van een nieuwe BV, waar beide organisaties GGD en VZA in zullen opgaan, en geen gebruik te maken van een bestaande BV van de VZA groep». Naar verwachting zal binnenkort definitief door het college van B&W worden besloten inzake het onderhandelingsresultaat.
Wat is uw reactie op de opstelling van de directeur van Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA), die laat weten niets te zien in het oprichten van een nieuwe onderneming of nieuwe onderhandelingen hierover?1
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 beschrijf worden er nog besprekingen gevoerd naar aanleiding van een aangenomen motie. Ik heb geen rol in deze besprekingen en laat me dan ook niet uit over standpunten van partijen die hierin wel deelnemen.
Hoe verhouden deze uitspraken zich met het besluit van de gemeenteraad van Amsterdam om de onderhandelingen juist wel opnieuw te openen?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer trekt u de conclusie dat de partijen er niet zelf uitkomen en gaat u zelf een Regionale Ambulance Voorziening (RAV) oprichten, zoals u voorganger heeft aangekondigd als beleidslijn in dergelijke omstandigheden in zijn brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2010?2
Zie mijn antwoord op vraag 3. Gezien de genoemde ontwikkelingen zie ik geen reden hierin actie te ondernemen.
Klokkenluiders bij de politie |
|
Ronald van Raak |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom deelt u het oordeel van politiebond ACP dat de bescherming van klokkenluiders bij de politie tekortschiet niet?1
In de tijd dat de casus speelde (2008) werd al gewerkt aan een uniforme regeling voor klokkenluiders bij de sectoren Rijk, Politie en Defensie, waarin een verbeterde bescherming is opgenomen. Dit heeft geleid tot het besluit van 15 december 2009, houdende een regeling voor het melden van een vermoeden van een misstand bij de sectoren Rijk en Politie (Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie).
Dit besluit had de instemming van de politievakorganisaties, waaronder de politiebond ACP.
In dit besluit is de procedure voor het melden van een misstand door een ambtenaar en de bescherming tegen een eventuele rechtspositionele benadeling, alsmede de tegemoetkoming in de kosten in verband met eventuele procedurekosten nader uitgewerkt.
Waarom hebt u ervoor gekozen de conclusie van de Commissie Integriteit Overheid, dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken ten onrechte heeft nagelaten een disciplinair of strafrechtelijk onderzoek te starten naar het handelen van politietopman Goudswaard, naast neer te leggen?
In mijn reactie aan de voorzitter van de Commissie van 17 juni jl. heb ik toegelicht dat er geen aanwijzingen waren die een disciplinair en of strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Zie hiervoor verder ook het antwoord op vraag 3.
Deelt u de opvatting dat noch de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), noch de commissie Staal onderzoek hebben gedaan naar strafrechtelijke overtredingen?
Het onderzoek van de AIVD is op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo) uitgevoerd om te bezien of de voormalige korpschef van Zeeland, uit een oogpunt van nationale veiligheid, een vertrouwensfunctie mocht uitoefenen. Het onderzoek van de commissie Staal bestond uit drie onderdelen: onderzoek naar mogelijke misstanden en de integriteitscultuur binnen het korps, onderzoek naar de rol en besluitvorming van eindverantwoordelijken en het doen van aanbevelingen voor herstel van vertrouwen tussen de korpsleiding en de ondernemingsraad en de korpsleiding en de rest van het korps. Beide onderzoeken hebben geen feiten opgeleverd waaruit ernstig plichtverzuim dan wel van strafrechtelijk relevant handelen zou kunnen worden afgeleid.
Waarom deelt u de kritiek van de Commissie Integriteit Overheid over de manier waarop de commissie Staal is omgegaan met de identiteit van de klokkenluiders niet? Waarom deelt u niet de conclusie van zowel de Commissie Integriteit Overheid als de politiebond ACP dat agenten door deze ontwikkelingen minder geneigd zullen zijn misstanden binnen de politie te melden?
Zoals in de reactie aan de Voorzitter van de Commissie Integriteit Overheid is aangegeven betreur ik het dat de naam van betrokkene in de openbaarheid is gekomen. Ik ben van mening dat dergelijke rapportages geanonimiseerd naar buiten moeten worden gebracht, zodat medewerkers die misstanden willen melden, zich niet geremd hoeven te voelen door de vrees dat hun identiteit eventueel in de openbaarheid zal komen.
Het onder vraag 1 genoemde besluit, regelt dat de identiteit van de melder niet bekend gemaakt mag worden zonder instemming van de melder.
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om agenten anoniem misstanden te laten melden en bij dit onderzoek de politievakbonden te betrekken?
Het onder vraag 1 genoemde besluit, dat betrekking heeft op de ambtelijke dienst, voorziet niet in anonieme meldingen door ambtenaren, omdat daarmee de transparantie van ambtelijke organisaties en daarmee de integriteit niet wordt vergroot.
Artikel 36 van het besluit bevat een evaluatiebepaling dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk. Ik acht het op dit moment niet nodig om onderzoek te verrichten om te bezien of agenten anoniem misstanden kunnen melden.
Het afluisteren van mobiele telefoons van ministers |
|
Ronald van Raak |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom is het tv-programma EenVandaag niet betrokken bij het onderzoek naar het afluisteren van mobiele telefoons bij de overheid?1
Ik zie niet wat de winst daarvan zou zijn. Zoals ik in mijn brief van 29 juni 2011 aan de Vaste Kamercommissie BZK heb aangegeven is het misbruik beperkt tot de zakelijke mobiele telefoonnummers van twee bewindslieden, zoals was te zien in de uitzending van Eén Vandaag van 23 maart 2011. Omdat ook niet was gebleken dat de staatsveiligheid in het geding zou kunnen zijn geweest, is EenVandaag niet betrokken bij het onderzoek.
Wat is uw reactie op de kritiek van de programmamakers dat het onderzoek «voicemailgate rammelt aan alle kanten» onvoldoende is en niet overeenkomt met de informatie die zij hebben?2
De uitzending heeft geen nieuwe feiten aan het licht gebracht, anders dan dat twee oude voicemailberichten die eerder door EenVandaag waren opgenomen, voor het eerst publiekelijk ten gehore zijn gebracht. Het betreft in deze uitzending de voicemailbox van de Minister van Buitenlandse zaken. Het gegeven dat zijn voicemailbox op afstand is beluisterd, heeft EenVandaag in de uitzendingen van 23 en 24 maart 2011 reeds laten horen. EenVandaag claimt de mailboxen van meer bewindslieden te hebben afgeluisterd, maar heeft dat in de uitzending niet aangetoond. Uit het onderzoek is gebleken dat slechts in de periode 21 tot en met 24 maart vanuit EenVandaag en het gebouw van de Tweede Kamer de voicemail van twee bewindspersonen is beluisterd. Ik deel de kritiek daarom niet.
Hoe kunt u concluderen dat de staatsveiligheid niet in gevaar is geweest als u niet over alle informatie beschikt?
Ik meen over voldoende informatie te beschikken om deze conclusie te kunnen trekken.
Kunt u uitsluiten dat buitenlandse veiligheidsdiensten gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om telefoons van ministers, staatssecretarissen en Kamerleden af te luisteren?
Geheel uitsluiten kan men zulks nooit maar uit het onderzoek dat is uitgevoerd is gebleken dat slechts in de periode 21 tot en met 24 maart vanuit EenVandaag en het gebouw van de Tweede Kamer de voicemail van twee bewindspersonen is beluisterd. Ik heb de mobiele telefoonnummers van de Kamerleden niet betrokken bij het onderzoek.
Bent u bereid een nieuw onderzoek te doen naar de afluisterpraktijken, waarbij ook de informatie van het tv-programma EenVandaag wordt betrokken?
Ik zie geen aanleiding voor een dergelijk nieuw onderzoek.