De aanpak van overlast bij coffeeshops |
|
Manon Fokke (PvdA), Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Verdeeldheid in driehoek Maastricht door drugs»?1
Ja.
Is het waar dat er binnen de driehoek in Maastricht verschil van mening bestaat over invallen bij coffeeshops? Zo ja, waaruit bestaat dit verschil van mening en welke verschillende opvattingen ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en veiligheid enerzijds en het vervolgen van wetsovertreders anderzijds liggen daaraan ten grondslag? Zo nee, hoe moeten de uitingen van de burgemeester van Maastricht worden opgevat? Zo nee, wat is er dan niet waar aan het in het bericht gestelde?
Ik deel de mening niet dat er in Maastricht sprake is van onduidelijk lokaal beleid. Ik constateer juist dat in Maastricht de partners in de driehoek eenduidig opereren en dat de verkoop aan drugstoeristen zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk voortvarend wordt aangepakt. Ik heb vertrouwen in de aanpak van de lokale driehoek van Maastricht.
In hoeverre is er in Maastricht bij de handhaving van het ingezetenencriterium sprake van lokaal maatwerk?
De burgemeester stelt het coffeeshopbeleid binnen het landelijke kader (Opiumwet en de Aanwijzing van het Openbaar Ministerie) vast. De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving. De handhaving geschiedt in overleg met de betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van lokaal maatwerk. De lokale driehoek in Maastricht heeft het beleid zodanig ingevuld dat het ingezetenencriterium wordt gehandhaafd. Over de actuele situatie in Maastricht heb ik uw Kamer reeds bij brief van 29 mei geïnformeerd (Kamerstukken II, 24 077, nr. 309).
Is maatwerk ten aanzien van het ingezetenencriterium nog wel mogelijk in het geval het lokale gezag van de burgemeester ter zijde wordt gesteld door het Openbaar Ministerie (OM)? Zo ja, hoe dan? Zo nee, wat vindt u hiervan, mede in het kader van het regeerakkoord?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er met betrekking tot de aanpak van coffeeshops sprake is van een onduidelijk lokaal beleid, nu de burgemeester en de lokale politiek een terughoudende aanpak voorstaan en het OM klaarblijkelijk niet? Zo ja, acht u dit ook onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen gelijktijdig met de op 22 mei 2013 gestelde vragen beantwoorden?
De antwoorden op de vragen van 22 mei 2013 zijn op 28 mei 2013 aan uw Kamer toegezonden.
De medische behandeling van vreemdelingen |
|
Joël Voordewind (CU), Gerard Schouw (D66), Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u aangeven op grond waarvan u tot de conclusie komt dat er geen enkele reden is om geloof te hechten aan de beweringen van de vertrouwensarts van de Guinese asielzoeker?
Zoals ik in mijn brief van 21 mei 2013 reeds heb aangegeven, wordt een Intern Bijstandsteam (hierna IBT) niet zomaar ingezet. Een intern bijstandsteam kan worden ingezet bij de handhaving van de orde en/of de veiligheid in de inrichting en het beheersbaar maken van incidenten met een verhoogd veiligheidsrisico waarbij de mogelijkheid bestaat dat geweld moet worden toegepast. Betrokkene heeft zich op meerdere momenten verbaal en fysiek intimiderend richting medewerkers van DJI uitgelaten. Dit is ook verschillende malen door het personeel gerapporteerd. Het karakter van de uitingen was dermate ordeverstorend en intimiderend dat het afdelingshoofd heeft besloten om het IBT-team in te schakelen bij de interne overbrenging van betrokkene. Bij deze beslissing is ook zijn gewelddadige en agressieve gedrag in het verleden betrokken, waarbij de betrokken ingeslotene herhaaldelijk medewerkers had beschadigd. Het afdelingshoofd heeft onder ambtseed een gedetailleerd verslag opgesteld van de gehele actie (aanleiding, uitvoering en afloop). Hierin is gemeld dat enkel dwang is gebruikt, zoals door de wet is toegestaan. Van schoppen en slaan was nadrukkelijk geen sprake.
Daarnaast hecht ik ook waarde aan het feit dat een IBT bestaat uit medewerkers uit de inrichting die volgens vastgestelde geweldsinstructies werken en hier speciaal toe zijn opgeleid en toegerust. De commandant van het interne bijstandsteam heeft conform de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen verslag uitgebracht aan de directeur van het Detentiecentrum Rotterdam (hierna DCR).
Zoals ik reeds in de kamerbrief van 21 mei 2013 heb aangegeven, wordt een ingeslotene normaliter na een actie van het IBT onderzocht door de medische staf om te bezien of sprake is van eventuele verwondingen, die immers gezien de aard van een optreden door een IBT niet zijn uit te sluiten. De betrokken ingeslotene is derhalve ook bezocht door de medische staf, maar heeft een onderzoek geweigerd. Daarom kon niet worden vastgesteld of sprake was enige verwondingen. Ook eventuele blauwe plekken waren zonder verder onderzoek visueel niet waarneembaar. Op een later moment heeft mevrouw Bonsen wel geconstateerd dat sprake was van (enkele) blauwe plekken en ik ga – mede gelet op het feit dat zij betrokkene wel heeft onderzocht – ook uit van de juistheid van haar constatering. Er bestaat voor het overige een discrepantie tussen het beeld dat mevrouw Bonsen schetst en het verhaal dat ik heb opgemaakt uit meerdere door medewerkers op ambtseed opgemaakte verslagen.
Medewerkers van diensten als Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) zijn opgeleid, getraind en geïnstrueerd om hun taken op professionele en humane wijze uit te voeren. Dit gevoegd bij hun grote betrokkenheid bij het werk, maakt dat beweringen als gedaan door mw Bonsen hard aankomen bij hen. Ik heb daar begrip voor. Dat laat onverlet dat dergelijke beweringen en «verhalen» wel worden bezien.
Het feit dat werkwijzen veelal geprotocolleerd zijn inclusief verantwoordingsmomenten, helpen mij bij het beoordelen van dergelijke bevindingen en het trekken van conclusies.
Zijn er camerabeelden beschikbaar die uitsluitsel geven over wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?
Nee, het observeren van ingeslotenen in een cel vindt slechts in een zeer beperkt aantal gevallen plaats. Op grond van artikel 24a Penitentiaire beginselenwet (hierna Pbw) kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de ingeslotene noodzakelijk is, bepalen dat een gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Camerabeelden worden normaliter 14 dagen bewaard. Aangezien de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene geen aanleiding gaf om hem onder observatie te stellen, zijn ook geen camerabeelden beschikbaar.
Bent u van mening dat een verdenking van mishandeling geuit door de vertrouwensarts die meerdere consulten heeft gehad met haar cliënt genoeg reden is om een onafhankelijk arts in te schakelen om deze zware aantijgingen te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven wat het standaard protocol is wanneer er dergelijke meldingen worden gedaan? Voorziet dit protocol ook in gevallen dat medisch onderzoek, bijvoorbeeld uit angst, wordt geweigerd? Zo ja, wat zijn dan de stappen die gevolgd worden?
Een goede procedure in geval van mishandeling of slechte behandeling van gedetineerden is van groot belang. Een dergelijke procedure bestaat ook. Bij circulaire van 20 juli 2012, kenmerk 5735467/12/DJI is bepaald dat het bevoegd gezag (de directeur van de inrichting), wanneer het kennis neemt van een (vermoedelijke) integriteitsschending, gepleegd door een medewerker van DJI, dit meldt aan het Bureau Integriteit en Veiligheid van DJI. Ook een medewerker die kennis draagt van een (vermoedelijke) integriteitsschending kan daarvan melding doen bij het voornoemde Bureau. Vervolgens kan dit bureau een feitenonderzoek of een disciplinair onderzoek instellen en zo nodig een aanvraag tot een strafrechtelijk onderzoek initiëren. Thans was er, op basis van de beschikbare informatie, geen reden om een dergelijke melding te doen.
Zoals ik op 22 mei 2013 ook reeds tijdens het debat aan uw Kamer heb gemeld, heeft betrokkene aangifte van mishandeling gedaan. In het kader van het opsporingsonderzoek naar aanleiding van deze aangifte, zal worden beoordeeld of het optreden van de bewaarders, gelet op alle omstandigheden, aangemerkt moet worden als disproportioneel. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek dan ook af. Indien de uitkomsten daartoe aanleiding geven, zal ik uw Kamer vertrouwelijk over deze individuele casus informeren. Vooralsnog lijkt mij dit prematuur.
Op welke gronden wordt een verzoek van een vreemdeling om in een isoleercel geplaatst te worden gehonoreerd? Is het gebruikelijk dat dergelijke verzoeken worden gedaan?
Op grond van artikel 24, juncto 23, van de Pbw kan de directeur de vreemdeling in afzondering plaatsen indien hij hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.
In de praktijk komt dit niet heel veel voor aangezien de afzonderingscellen minder faciliteiten bieden dan een reguliere cel of bijvoorbeeld een cel op een beheersafdeling. Voor uw beeld meld ik u dat in 2012 hierom 52 keer is verzocht.
Is het gebruikelijk dat een vertrouwensarts bij een consult geen gebruik kan maken van een medische onderzoekskamer? In hoeverre wordt de privacy van de vreemdeling tijdens een dergelijk consult gewaarborgd? Worden er tijdens dergelijke consulten, in het bijzonder bij honger- en/of dorststakers, ook primaire hulpmiddelen als een weegschaal ter beschikking gesteld? Is het gebruikelijk dat een overlegverzoek vanuit de vertrouwensarts gericht aan medische dienst wordt geweigerd? Zo ja, op welke gronden kan dit gebeuren? Deelt u de mening dat een dergelijk overleg in het belang van de gezondheid van de vreemdeling is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u, mede naar aanleiding van uw uitspraken in het dertigledendebat over de versoepeling van het vreemdelingenbeleid d.d. 22 mei 2013, de Kamer, zo nodig vertrouwelijk, informeren op welke wijze u de bovenstaande casus na hebt laten trekken door een onafhankelijk orgaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u reageren op de verklaring van de vertrouwensarts dat zij en haar medisch team herhaaldelijk de toegang werd geweigerd tot de patiënten die daartoe het verzoek hebben ingediend?
Zoals reeds is aangegeven, is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van een vertrouwensarts, dat de ingeslotene zijn vertrouwen aan deze arts wil geven. Bij deze keuze is daarom de voorkeur van de ingeslotene leidend en moet hij de keuze voor een arts ook zelf aangeven evenals wanneer (op welke dag en tijdstip) hij hem of haar wil zien. Dit laatste is met name ook van belang omdat een ingeslotene niet kan worden gedwongen om bezoek te ontvangen. Indien een ingeslotene niet heeft aangegeven dat hij een bepaalde vertrouwensarts wil spreken, dan wordt de betreffende arts ook niet toegelaten tot de inrichting.
Bij het plannen van een bezoek met de vertrouwensarts, dient natuurlijk wel rekening gehouden te worden met de situatie dat het consult dient plaats te vinden in een detentiecentrum. In beginsel gelden dan ook de reguliere «bezoektijden». Gelet op de precaire situatie waarin hongerstakers zich bevinden, wordt hier wel coulant mee omgegaan. Van de reguliere bezoekuren kan bovendien worden afgeweken indien een (medische) situatie deze afwijking rechtvaardigt. De directie van het DCR handelt conform deze regels. Van terugkomen op afspraken door de directie is geen sprake.
Kunt u aangeven hoe er wordt gehandeld indien een vertrouwensarts melding maakt van intimidatie, slaapdeprivatie en het plaatsen van vreemdelingen in een isoleercel zonder dat daar gegronde redenen voor zijn? Is het simpele feit dat de verantwoordelijke medewerker verklaart dat hiertoe wel gegronde redenen voor zijn voldoende om dergelijke meldingen als ongeloofwaardig te beschouwen? Zo nee, hoe worden dergelijke meldingen onderzocht?
In antwoord op de vragen 3 en 6, heb ik reeds beantwoord op welke wijze met signalen door derden wordt omgegaan. De ingeslotene kan zelf ook een klacht indienen indien hij of zij van oordeel is dat zijn rechten worden geschonden ofwel dat naar zijn oordeel sprake is van een onheuse bejegening. Dit kan allereerst door hiervan melding te maken in een gesprek met een leidinggevende, het afdelingshoofd of de directeur.
Daarnaast wordt conform artikel 62, lid 1 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bij een klacht ten aanzien van een door of namens de Directeur van de inrichting genomen beslissing een beklagschrift behandeld door een door de onafhankelijke Commissie van Toezicht benoemde beklagcommissie. Dit kan bijvoorbeeld indien een vreemdeling van oordeel is dat hij geplaatst wordt in een afzonderingscel of strafcel zonder dat hier gegronde redenen toe zijn of bij een vermeende schending van de eigen artsenkeuze. Dit geschiedt volgens het principe van hoor en wederhoor. In beklag kan klager kan zich doen bijstaan door een rechtsbijstandverlener of een andere vertrouwenspersoon die daartoe van de beklagcommissie toestemming heeft gekregen.
Tenslotte treedt een van de leden van de Commissie van Toezicht wisselend op als maandcommissaris. Deze houdt tenminste eenmaal per maand spreekuur in de inrichting. Ingesloten vreemdelingen kunnen door middel van een verzoekbriefje een gesprek aanvragen met de maandcommissaris of een brief schrijven aan de maandcommissaris.
Het kan dan bijvoorbeeld gaan over klachten over bejegening, intimidatie of vermeende slaapdeprivatie. Ingesloten vreemdelingen worden via de huisregels over de beklagprocedure op de hoogte gesteld. Naast het indienen van een klacht, kan een ingesloten vreemdeling, indien hij dit wenst, uiteraard aangifte doen bij de politie. Zoals ik reeds heb aangegeven, heeft de betreffende ingeslotene van deze laatste mogelijkheid gebruik gemaakt. Ten overvloede wijs ik erop dat in het onderhavige geval van nachtelijke controles leidend tot slaapdeprivatie geen sprake is geweest.
Is het waar dat de vertrouwensarts de toezegging kreeg dat zij toegang zou krijgen tot vreemdelingen die daartoe en verzoek hadden ingediend? Is het waar dat de medische dienst van het detentiecentrum Rotterdam vervolgens op last van de directie op deze afspraak terug moest komen? Zo nee, kunt u aangeven hoe de zaken dan wel zijn gegaan?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven hoe vreemdelingen, al dan niet in hongerstaking en/of in isolatiecel, het verzoek kunnen indienen een consult te krijgen met een vertrouwensarts? Kan dit slechts via de advocaat of ook namens familieleden?
Ik hecht veel waarde aan de begeleiding van mensen die aan mijn zorg zijn toevertrouwd. De medische verzorging vormt hier een zeer belangrijk onderdeel van deze begeleiding. Elke gedetineerde heeft op basis van artikel 42 van de Pbw recht op medische verzorging. Dit betekent niet alleen dat de gedetineerde recht heeft op een inrichtingsarts (die functioneert als huisarts), maar ook dat deze regelmatig beschikbaar is. (zoals dat ook in het huidige geval gebeurt). De aan de inrichting verbonden arts is verantwoordelijk voor de behandeling. Daarnaast is aan alle hongerstakers en/of vochtweigeraars aangeboden om te worden bezocht door een vertrouwensarts (een niet aan de inrichting verbonden, maar wel door DJI bekostigde arts). Enkelen onder hen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Een ingeslotene mag ook een arts van eigen keuze raadplegen als vertrouwensarts.
Een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van een vertrouwensarts, is dat de ingeslotene zijn vertrouwen aan deze arts wil geven. Er moet een zogenoemde vertrouwensrelatie kunnen ontstaan. Bij deze keuze is daarom de voorkeur van de ingeslotene leidend, maar hij moet de keuze voor een arts wel zelf kenbaar maken en ook aangeven wanneer hij hem of haar wil zien. Een verzoek om een vertrouwensarts is vormvrij en kan bij het personeel, een arts, een advocaat of andere gemachtigde worden gedaan.
Ten aanzien van ter beschikking gestelde ruimte en hulpmiddelen geldt het volgende. Uitgangspunt is dat de medische zorgverlening binnen de detentiecentra voor vreemdelingen gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Daarbij dient natuurlijk wel rekening te worden gehouden met de situatie van vrijheidsontneming. Indien betrokkene zelf om een vertrouwensarts heeft verzocht, dan stelt de directeur op basis van artikel 42 van de Pbw in overleg met de gekozen arts de plaats en het tijdstip van de raadpleging vast. Afhankelijk van de aard van het consult, kan het wenselijk zijn dat de vertrouwensarts beschikt over primaire hulpmiddelen. Bij de beoordeling van de vraag welke ruimte en hulpmiddelen ter beschikking worden gesteld, wordt rekening gehouden met de orde en veiligheid in de inrichting.
Ten behoeve van de ruimte merk ik op dat het inderdaad klopt dat consulten van een vertrouwensarts doorgaans worden gehouden in een zogeheten spreekkamer. Dit is in afwijking van het dagelijkse spraakgebruik een kamer die gebruikt wordt voor ambtelijke contacten met ingeslotenen, bijvoorbeeld van de advocaat). Het karakter doet recht aan de vertrouwelijkheid en de aard van het contact (anders dan de inrichtingsarts is een vertrouwensarts geen behandelend arts). Alhoewel de directeur bevoegd is toezicht uit te oefenen met het oog op de orde of de veiligheid in de inrichting, wordt de vertrouwelijkheid zoveel als mogelijk gerespecteerd en gewaarborgd.
Medische hulpmiddelen maken geen onderdeel uit van de standaardinrichting van een spreekkamer. Indien enigszins mogelijk (voor zover beschikbaar en het gebruik ervan verantwoord is), worden ze desgevraagd ter beschikking gesteld. In Vught is dan ook ten behoeve van het consult een weegschaal aan mevrouw Bonsen verstrekt.
Is het waar dat vertrouwensartsen niet/nauwelijks worden ingelicht over de medische nazorg bij honger- en/of dorststakers? Is het waar dat vreemdelingen die in honger- en/of dorststaking zijn gegaan binnenkort worden uitgezet terwijl volgens de vertrouwensarts de medische situatie zich daarvoor niet leent? Wordt er in dergelijke gevallen ook een second opinion van een onafhankelijk arts ingeschakeld? Zo nee, wat is dan wel de gebruikelijke procedure?
Kunt u deze vragen vanwege de urgentie die gepaard gaat met de verschillende honger- en/of dorststakers vóór aanstaande dinsdag 28 mei 2013 te 12.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De handhaving van het ingezetenencriterium |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving rond het onderzoek van de stichting Epicurus?1
Het onderzoek van Epicurus is mij bekend. Voor een reactie op de voornaamste conclusies verwijs ik naar het antwoord op de hierna volgende vragen.
Herkent u zich in de conclusies van het onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat in veel coffeeshops (volgens het onderzoek 92 procent) boven de rivieren softdrugs worden verkocht aan buitenlanders? Klopt het dat hier ook nauwelijks controles plaatsvinden en geen overtredingen zijn vastgesteld?
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 27 juni 2013 meldde heb ik de burgemeesters van de coffeeshopgemeenten verzocht om mij voor 1 mei 2013 een afgestemd handhavingsplan (inclusief handhavingsarrangement) of een stand van zaken te doen toekomen. Ruim 95% van de burgemeesters van coffeeshopgemeenten heeft aan mijn verzoek gehoor gegeven door middel van het toesturen van diverse documenten waaronder nieuw vastgesteld (coffeeshop- of Damocles-)beleid, handhavingsprotocollen en -matrices dan wel het kenbaar maken van een stand van zaken.
In ruim 70% van de coffeeshopgemeenten is of wordt het ingezetenencriterium onderdeel van het beleid. De controle op het ingezetenencriterium wordt doorgaans meegenomen in periodieke controles van de coffeeshop, waarbij tevens andere aspecten van het coffeeshopbeleid aan de orde komen. Uit de aangeleverde gegevens is mij gebleken dat de partners in de lokale driehoek op grond van de lokale situatie de prioriteit bepalen waarmee de aspecten van het coffeeshopbeleid (waaronder het ingezetenencriterium) worden gehandhaafd.
Klopt de visie van de geïnterviewde coffeeshophouders dat de straathandel is toegenomen?
Een toename van de illegale straathandel was als (tijdelijk) neveneffect voorzien in de aanloop naar de invoering en de handhaving van het aangescherpte coffeeshopbeleid. Om hierop in te spelen is tegelijkertijd met de verscherpte handhaving van het ingezette beleid extra focus gelegd op de aanpak van straatdealers en de daarmee gepaard gaande overlast en criminaliteit. Zoals ik uw Kamer meldde in mijn voornoemde brief van 27 juni 2013 is hierdoor in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland, na de aanvankelijke piek in mei 2012 van gemelde incidenten in handel en overlast, een dalende trend ingezet, mede door een forse afname van het aantal drugstoeristen in de zuidelijke regio’s.
Klopt het dat in sommige gemeenten formeel wordt gehandhaafd en informeel zou worden verzocht de maatregel te negeren uit angst voor straathandel? Hoe beoordeelt u die angst?
Uit de informatie die ik van gemeenten heb ontvangen blijkt niet van een onderscheid tussen het formele beleid en een informele praktijk.
Klopt het dat in Nijmegen en Hilversum de handhaving van het ingezetenencriterium werd gestaakt?
In reactie op mijn verzoek aan de burgemeesters van de coffeeshopgemeenten om mij voor 1 mei 2013 een afgestemd handhavingsplan (inclusief handhavingsarrangement) of een stand van zaken te doen toekomen heeft de burgemeester van Hilversum gemeld dat het afgestemde handhavingsplan (inclusief handhavingsarrangement) nog niet gereed was maar dat deze na vaststelling zal worden toegezonden.
De burgemeester van Nijmegen heeft mij een handhavingsplan toegestuurd waar het ingezetenencriterium onderdeel van uitmaakt. Daarnaast heeft hij gemeld dat hij op dit moment geen gebruik zal maken van zijn bevoegdheden om artikel 13b Opiumwet toe te passen bij overtreding van het ingezetenencriterium. De burgemeester merkt hierbij op dat dit besluit de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om strafrechtelijk op te treden tegen de Nijmeegse coffeeshops bij overtreding van het ingezetenencriterium onverlet laat.
De burgemeester geeft aan dat hij heeft besloten om de handhaving van het ingezetenencriterium op te schorten omdat er volgens hem onduidelijkheden zijn rondom de handhaving. Hij is van mening dat er gemeenten in de omgeving zijn die het ingezetenencriterium niet handhaven. Daarnaast merkt de burgemeester op dat in het kader van lokaal maatwerk geen einddatum is gesteld. Ik heb eerder aangegeven dat er zo nodig naar aanleiding van de door burgemeesters geleverde informatie in overleg zal worden getreden. Het standpunt van de burgemeester van Nijmegen is voor mij aanleiding voor een dergelijk gesprek.
Is dit onderzoek voor u aanleiding om maatregelen te treffen, zoals overleg met de betrokken burgemeesters?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de voorgaande vragen verloopt de implementatie van het coffeeshopbeleid conform de afspraken uit het regeerakkoord en zijn de resultaten in overeenstemming met de verwachtingen. Met gemeenten die in hun handhavingsbeleid het ingezetenencriterium niet hebben opgenomen of niet van plan zijn dit op te nemen wordt in gesprek gegaan.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het debat over de aanpak van straathandel en straatoverlast in zuid Nederland?
Ja.
Het bericht: ‘Discriminatie in cellen’ |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Discriminatie in cellen»?1
Ja.
Is het waar dat niet-islamitische gevangenen door gevangenen met een islamitische achtergrond worden gediscrimineerd en dat er een ware moslimterreur aan de gang is door moslimgevangenen?
Mij zijn geen gevallen bekend van (structurele) discriminatie van niet-islamitische gedetineerden door gedetineerden met een islamitische achtergrond. Ook zijn mij geen klachten bekend bij de commissies van toezicht over het feit dat moslimgedetineerden meer voor elkaar krijgen.
Is het waar dat moslimgevangenen ook meer voor elkaar krijgen en dat daarover is geklaagd bij de commissie van toezicht? Zo ja, is daar actie op ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel gevangenen (relatief en absoluut) hebben een dubbele nationaliteit en welke nationaliteiten zijn dat?
Het registratiesysteem van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) geeft aan dat van de aanwezige populatie in de penitentiaire inrichtingen ultimo mei 2013 5% een dubbele nationaliteit heeft (580 personen). Het betreft meer dan 70 verschillende nationaliteiten. 65% van de gedetineerden met een dubbele nationaliteit heeft een Nederlands paspoort in combinatie met een Turks, Marokkaans dan wel Surinaams paspoort.
Bent u van mening dat discriminatie door moslimgevangenen een groot probleem is daar zij in de meerderheid zijn binnen de gevangenismuren en zij daar blijkbaar de dienst uitmaken? Zo nee, waarom niet?
Het is de taak van de directeur om de orde, rust en veiligheid in de penitentiaire inrichting te bewaren en te bewaken. Wanneer sprake is van discriminatie zal dit niet worden getolereerd. De directeur kan grensoverschrijdend gedrag sanctioneren. Zo kan de directeur een verzoek indienen om een gedetineerde over te plaatsen naar een andere inrichting. Verder kan een directeur bij constatering van strafbare feiten ambtshalve hiervan aangifte doen bij de politie.
Ik zie de noodzaak tot het nemen van maatregelen niet in, nu niets bekend is over stelselmatige discriminatie van niet-islamitische gedetineerden door islamitische gedetineerden. De veronderstelling dat moslimgedetineerden veel te zeggen zouden hebben binnen de inrichtingen wordt op geen enkele wijze bevestigd.
Welke maatregelen gaat u per direct nemen om een eind te maken aan discriminatie door moslimgevangenen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke maatregelen gaat u direct nemen om ervoor te zorgen dat gevangenispersoneel niet naar de pijpen van moslimgevangenen hoeven te dansen?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt gestimuleerd dat gevangenen aangifte doen indien zij door moslimgevangenen worden gediscrimineerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Meer tips over gedwongen prostitutie’ |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Meer tips over gedwongen prostitutie»?1
Ja.
Bent u bereid die campagne te intensiveren nu blijkt dat de campagne om bezoekers van prostituees aan te moedigen dwang en mensenhandel te melden succesvol is? Zo ja, op welke manier?
De campagne van Stichting M., die in opdracht van mijn ministerie is uitgevoerd, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het beter in beeld krijgen van mensenhandel. Ik ben in overleg met Stichting M. om te bezien op welke wijze de campagne «Schijn bedriegt» wordt voortgezet. Ook de doelgroep van de campagne wordt hierbij betrokken.
Ziet u mogelijkheden om niet alleen klanten aan te moedigen dwang anoniem te melden, maar ook prostituees, zodat zij de signalen van dwang en uitbuiting in hun omgeving ook sneller melden? Bent u bereid om door middel van een campagne onder prostituees Meld Misdaad Anoniem verder bekend te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Is de genoemde stijging van het aantal meldingen, samen met de sterke groei van het aantal meldingen van mensenhandel bij Comensha, een indicatie van groei van gedwongen prostitutie of een indicatie van de jarenlange onwetendheid bij politie, justitie, hulpverleners, overheid en politiek over de omvang en ernst van gedwongen prostitutie in Nederland?
De bestrijding van mensenhandel is een prioriteit van dit kabinet. Door de inzet op een brede, integrale aanpak van – naast politie en Openbaar Ministerie – partijen als de KMar, ISZW, Kamers van Koophandel, CoMensha, de hotelbranche en Stichting M. is er meer zicht op mensenhandel en is er sprake van een toename van het aantal geregistreerde mogelijke slachtoffers van mensenhandel. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft recent nog aangegeven in het kader van haar rapportage «Mensenhandel in en uit beeld; cijfers vervolging en berechting 2008 – 2012» dat met name de prioriteit die mensenhandel de afgelopen jaren bij verschillende instanties heeft gekregen van invloed is geweest op het groeiend aantal geregistreerde zaken.
Kunt u nader inzicht geven in welke sectoren van prostitutie de meeste meldingen worden gedaan? Hoe is dit voor de meldingen ten aanzien van minderjarigen? Geven deze uitkomsten reden tot aanpassing/intensivering van het beleid? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Uit de meldingen bij Stichting M. kunnen geen aantallen meldingen per prostitutiesector worden afgeleid. Wel is bekend dat één op de vier meldingen (mogelijke) minderjarige slachtoffers van mensenhandel betreft. CoMensha registreert – voor zover bekend – wel de sectoren van prostitutie waarop meldingen betrekking hebben. Wanneer door de aanmelder niet wordt aangegeven om welke vorm van prostitutie het gaat, wordt «prostitutie» geregistreerd. Het overgrote deel van de meldingen van mogelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting in 2012 is geregistreerd onder deze algemene noemer.
De cijfers uit het jaaroverzicht van CoMensha van 2012 laten verder zien dat de meeste meldingen over een specifieke vorm van prostitutie betrekking hebben op prostitutie in particuliere huizen/woningen. Wanneer alleen minderjarigen in beschouwing worden genomen is eveneens de niet-gespecificeerde categorie «prostitutie» het grootst. Waar de vorm van prostitutie is gespecificeerd, is uitbuiting in particuliere huizen/woningen ook de grootste categorie bij minderjarige (mogelijke) slachtoffers van seksuele uitbuiting.
Ik acht de bescherming van minderjarigen in het bijzonder van belang, mede gezien de extra kwetsbare positie van deze groep. Om minderjarigen te beschermen tegen mensenhandel is de Rijksbrede aanpak loverboyproblematiek ontwikkeld. Ik zal in de Task Force Aanpak Mensenhandel voorstellen om hiernaast ook expliciet te focussen op minderjarige slachtoffers van mensenhandel.
Wat zijn uw voornemens na 2013, als deze campagne is afgelopen, om bezoekers te blijven stimuleren alert te zijn en melding te doen? Heeft u hiervoor middelen beschikbaar?
Bij het overleg met Stichting M. over de wijze waarop de campagne «Schijn bedriegt» wordt voortgezet, wordt ook de borging van deze campagne betrokken.
Het bericht ‘Werden Deutsche Autofahrer im Ausland abgezockt?’ |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Werden Deutsche Autofahrer im Ausland abgezockt»?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse politie regelmatig bekeuringen van € 200 uitdeelt aan inwoners van Duitsland aan de grens bij Denekamp, omdat in de autopapieren een streepje staat, terwijl op de kentekenplaten geen streepje staat?
Ik heb bij de Nationale Politie navraag gedaan. De Politie en het CJIB geven aan niet bekend te zijn met dergelijke bekeuringen. Vraag 3 is dan ook niet aan de orde.
Hoe beoordeelt u deze handhaving in het licht van de prioriteiten van de Nationale politie en het beeld dat zowel Nederlandse als Duitse burgers van het politiewerk hebben?
Zie antwoord vraag 2.
De privacybestendigheid van de anonieme ov-chipkaart |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Hoe verhouden uw antwoorden op eerdere vragen met betrekking tot de anonieme OV-chipkaart zich tot de uitspraak van het College Bescherming Persoonsgegevens dat het hier mogelijk toch om persoonsgegevens gaat?1
In mijn beantwoording van 14 mei 2013 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nummer 2229) heb ik aangegeven dat TLS geen persoonsgegevens heeft van de kaarthouder in de zin dat er door TLS een relatie gelegd kan worden tussen een persoon en het inzicht in waar een kaart is geweest. Bij het aanvragen van een account voor een anonieme OV-chipkaart registreert TLS geen gegevens van de houder, zoals naam, adres en woonplaats (NAW-gegevens). Zoals gesteld in de brief hoeft bovendien de houder van een anonieme kaart niet degene te zijn die gereisd heeft met de kaart.
In het artikel waarnaar u verwijst gaat het College bescherming persoonsgegevens (CBP) in op de vraag of transactiegegevens persoonsgegevens op kan leveren en op dit punt heeft TLS bevestigd dat ze het eens zijn met het standpunt van het CBP.
Bent u bekend met het artikel «Unique in the Crowd: The privacy bounds of human mobility»2, dat concludeert dat ook zeer ruwe locatiegegevens in een groot deel van de gevallen zijn te herleiden tot personen en daarmee persoonsgegevens zijn? Wat is uw reactie hierop?
Ik deel de mening van het CBP dat transacties van een anonieme kaart persoonsgegevens kunnen zijn. Omdat verschillende personen met dezelfde anonieme OV-chipkaart kunnen reizen, zijn de transacties echter niet per se herleidbaar naar één persoon.
Heeft u inzicht in het aantal anonieme kaarten dat door meerdere mensen wordt gebruikt? Zo ja, om welk percentage van het totaal aantal kaarten gaat het? Worden de meeste anonieme kaarten niet door één persoon gebruikt?
Op dit moment zijn 12,7 miljoen OV-chipkaarten actief in Nederland. Hiervan zijn 7,7 miljoen persoonlijke kaarten en 5 miljoen anonieme OV-chipkaarten. TLS weet hoe vaak een anonieme kaart wordt gebruikt, maar weet niet wie die anonieme kaarten aanschaffen. Daarmee is ook niet bekend of en hoe vaak anonieme kaarten door verschillende reizigers worden gebruikt. Wel is bekend dat het als een voordeel wordt gezien dat een anonieme kaart niet aan een bepaalde persoon is gebonden. Vooral voor reizigers die incidenteel reizen, voor gezinnen en voor het meenemen van bezoekers door reizigers is het handig.
Deelt u de mening dat de kaartgegevens van de anonieme OV-chipkaart die benodigd zijn om de reisgegevens in te zien, zeer eenvoudig zijn te achterhalen, door in een onbewaakt ogenblik deze gegevens van de kaart van een vriend(in), collega, kind, etc. te noteren?
De kaartgegevens die nodig zijn om een online transactieoverzicht voor een anonieme kaart aan te vragen, staan op de kaart vermeld. Dit zijn een 16-cijferig kaartnummer en een einddatum. Bij het ontwikkelen van deze dienstverlening, waarop door consumentenorganisaties is aangedrongen, heeft TLS het reizigersgemak voorop gesteld. Met het online transactieoverzicht zijn de reisgegevens van de kaart in te zien. Hiermee heeft de kaarthouder de mogelijkheid zijn transacties te controleren, kan de kaarthouder een overzicht maken voor declaratiedoeleinden of voor belastingaangifte.
Alleen het strikt noodzakelijke wordt gevraagd om een account aan te maken. Ik ben voorstander van een laagdrempelige manier van dienstverlening, zolang de privacyrichtlijnen maar niet worden overschreden.
TLS respecteert de anonimiteit van de kaarthouder, door niet de NAW-gegevens op te vragen. Het is bovendien de vraag of het wenselijk is om grote reizigersaantallen te belasten met extra handelingen of beperkingen om te voorkomen dat een enkeling ongeautoriseerd door de kaarthouder zich gegevens toe-eigent met het doel om de kaarthouder te bespioneren. Bovendien ontbreekt het deze derde, zoals eerder gesteld, aan de zekerheid dat de reizen door de houder zelf zijn gemaakt.
Bent u er mee bekend dat het vrij makkelijk is om lukraak kaartnummers en vervaldata van willekeurige anonieme kaarten te achterhalen, doordat er een bepaalde getallenreeks tussen de kaartnummers zit? Is het mogelijk dat een computer hiermee alle reisgegevens van anonieme kaarten kan achterhalen?
TLS heeft mij laten weten dat het alleen mogelijk is kaartnummers te achterhalen als bekend is hoe het kaartnummer opgebouwd is en op welke dag de kaart geproduceerd is. Dit is informatie die zeker niet algemeen beschikbaar en dus bekend is. Als deze gegevens bekend zijn, kan een online transactieoverzicht voor een anonieme kaart aangevraagd worden. De reistransacties van de kaart zijn dan zichtbaar, maar het is niet bekend wie met de betreffende kaart heeft gereisd.
Deelt u de mening dat juist mensen met een anonieme OV-chipkaart waarde hechten aan privacy en voor hen de persoonlijke OV-chipkaart geen alternatief is?
Zoals in antwoord 3 staat zijn er 5 miljoen anonieme OV-chipkaarten in omloop. Ik heb geen inzicht hoeveel van deze kaarten toebehoren aan mensen voor wie de persoonlijke OV-chipkaart geen alternatief is vanwege de privacy.
Maar juist omdat er mensen zijn met een anonieme kaart die veel waarde hechten aan privacy heeft TLS voor de optie gekozen om geen NAW-gegevens te vragen bij het registreren van een account om het online transactieoverzicht aan te vragen. TLS stelt de privacy van houders van persoonlijke kaarten te respecteren en zorgvuldig om te gaan met deze persoonlijke gegevens.
Deelt u de mening dat echt anoniem reizen met de OV-chipkaart hierdoor niet mogelijk is, omdat in het ene geval de reisgegevens aan persoonsgegevens verbonden worden en in het andere geval de reisgegevens zeer eenvoudig zijn na te gaan?
Met het online transactieoverzicht zijn bij een anonieme kaart de reisgegevens van een kaart in te zien. Deze functionaliteit is gerealiseerd op verzoek van consumentenorganisaties. Voor het aanvragen van een account zijn met het oog op het borgen van anonimiteit en het klantgemak geen NAW-gegevens vereist. Uit het online transactieoverzicht blijkt niet wie met de kaart gereisd heeft. Zie verder ook het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid alsnog stappen te nemen om de reisgegevens van een anonieme OV-chipkaart beter te beschermen?
Sinds de introductie van het transactieoverzicht van anonieme kaarten in december 2012 hebben bijna 60.000 mensen zich geregistreerd om een online transactieoverzicht voor een anonieme OV-chipkaart aan te vragen. Ook na publicatie van het artikel in NRC Next en het artikel op nu.nl ziet TLS geen terugval in het aantal aanmeldingen en zijn er geen klachten binnengekomen. Ook is er geen sprake van mensen die hun account weer verwijderen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er een duidelijke behoefte is aan deze dienstverlening van TLS.
Toezicht op de naleving van de privacywetgeving is niet bij mij belegd maar bij het CBP als onafhankelijke toezichthouder. Wel hecht ik eraan dat privacyrichtlijnen niet overschreden worden. Het is echter aan het CBP om te bepalen of en zo ja waarnaar het onderzoek wil doen. In vraag 1 verwijst u naar mijn brief van 14 mei 2013. Ik heb daarin aangegeven geen noodzaak te zien stappen te nemen om de privacybestendigheid van de anonieme OV-chipkaart te vergroten. Ik heb op dit moment geen aanleiding van standpunt te veranderen.
De aanbeveling van het VN-Comité tegen Marteling om af te zien van het gebruik van stroomstootwapens bij de Nederlandse politie |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de aanbeveling van het VN-Comité tegen Marteling op te houden met het gebruik van stroomstootwapens bij de arrestatieteams en af te zien van de pilot voor andere onderdelen van de nationale politie d.d. 14 mei 2013?1
Ja.
Wat is uw reactie op de suggestie van het Comitélid Nora Sveaass (Noorwegen) de uitvoering van een pilot te heroverwegen c.q. hiervan af te zien?
Het voornemen bestaat om in 2014 een pilot te starten met een stroomstootwapen in de basispolitiezorg. Het voornaamste doel hiervoor is om te bezien of dit middel er voor kan zorgen dat er minder gebruik hoeft te worden gemaakt van zwaardere geweldsmiddelen, zoals bijvoorbeeld de politiehond of het vuurwapen. Daarnaast heeft het tot doel ervoor te zorgen dat de kans op letsel bij politieambtenaren vermindert omdat ze beter uitgerust zijn om op te treden tegen zeer gewelddadige personen die een gevaar voor zichzelf en de omgeving vormen.
Met de commissie ben ik van mening dat een dergelijke pilot pas van start kan gaan als er duidelijke instructies zijn voor het gebruik van een stroomstootwapen en nadat de desbetreffende politieambtenaren hiervoor een adequate opleiding hebben gehad.
Ik ben echter niet van mening dat er reden is om de pilot te heroverwegen of hiervan af te zien.
Wat is uw reactie op het standpunt van het Comité, zoals uitgedrukt door het Comitélid Fernando Mariño Menéndez, dat stroomstootwapens helemaal niet gebruikt zouden mogen worden?
Uit het door de Politieacademie opgestelde evaluatierapport van de Taser pilot bij de arrestatieteams2 blijkt wat de (inter)nationale ervaringen zijn met het gebruik van stroomstootwapens bij de politie. Uit dit evaluatierapport, dat op 18 april 2011 aan uw Kamer is gezonden, blijkt onder meer dat een stroomstootwapen, zoals de Taser, een relatief veilig geweldsmiddel is mits het op de juiste wijze wordt gebruikt. Door de inzet van stroomstootwapens kan vaak het gebruik van zwaardere geweldsmiddelen, met soms blijvende schade, worden voorkomen.
Ik deel daarom niet het standpunt van het Comité dat dergelijk stroomstootwapens niet gebruikt zouden mogen worden.
Klopt het dat u voornemens bent vanaf 2014 een pilot met de Taser te starten in de basispolitiezorg? Waar wilt u de pilot gaan uitvoeren?
Naar verwachting zal er in 2014 worden gestart met een pilot met de Taser in de basispolitiezorg. Er heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden over welke eenheden deel zullen gaan nemen aan de pilot.
Klopt het dat de gemeente Amsterdam zich verzet tegen een proef met Tasers in de uitrusting van de reguliere politie van de hoofdstad? Welke andere gemeenten verzetten zich tegen deze proef?
De Burgemeester van Amsterdam heeft kenbaar gemaakt dat Amsterdam geen onderdeel wenst uit te maken van de pilot met de Taser. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij niet op voorhand tegen het gebruik van Tasers is, maar dat hij eerst uit praktijkervaring en evaluaties wil vernemen wat de voor- en nadelen en de risico’s zijn.
Ik heb geen geluiden uit andere gemeenten ontvangen.
Voor welk probleem is deTaser een oplossing en hoe wordt dit bewezen? Kunt u kwantitatief aantonen dat dit middel bijdraagt aan een effectieve taakuitvoering door de politie en aan een beperking van het geweld jegens de politie en van letsel bij burgers?
Onder andere uit het in 2012 verschenen WODC-rapport Politiële bewapening in perspectief blijkt dat de intensiteit van het geweldsgebruik tegen de politie is toegenomen (Kruize en Gruter, 2012). In veel gevallen blijkt (overmatig) alcohol en drugsgebruik als katalysator te werken voor agressie en geweld tegen politiemensen. De politie zoekt een legitieme, maar doortastende, manier om hier effectief tegen op te treden. Een stroomstootwapen zou hierbij in bepaalde situaties een uitkomst kunnen bieden. Dit wapen is namelijk – in tegenstelling tot de wapenstok en de pepperspray – wel effectief als mensen niet meer op pijnprikkels reageren (bijvoorbeeld als gevolg van overmatig gebruik van alcohol en drugs).
Het doel van de inzet van een stroomstootwapen is het verminderen van verwondingen, zowel van burgers als van politiemensen, in situaties waarbij politiemensen moeten omgaan met geweld of gewelddadige confrontaties.
Uit wetenschappelijk onderzoeken uit onder meer de Verenigde Staten, Canada, Groot Brittannië en Australië blijkt dat na de invoering van stroomstootwapens de kans op letsel daalt voor zowel de politie als de verdachten. Uit deze onderzoeken blijkt ook dat de aanwezigheid van een stroomstootwapen en / of het dreigen met dit wapen een grote preventieve werking heeft in gewelddadige situaties. Uit de pilot in de basispolitiezorg zal moeten blijken of dit ook in de Nederlandse situatie het geval zal zijn.
Wat zijn de ingeschatte kosten en opbrengsten van het gebruik van de Tasers bij de politie? Wat zijn de huidige kosten en opbrengsten bij de arrestatieteams?
De jaarlijkse kosten van de Taser voor de Aanhoudings- en Ondersteuningseenheden (AOE’s) bedragen op dit moment circa 100.000,– euro. De kosten van de invoering van een stroomstootwapen in de basispolitiezorg zijn op dit moment nog niet goed in te schatten omdat nog niet duidelijk is welk merk en type stroomstootwapen het beste aansluit op de wensen van de basispolitiezorg en hoeveel stroomstootwapens de politie wil aanschaffen.
De opbrengsten komen tot uiting in het feit dat politieagenten door het gebruik van een Taser niet over hoeven te gaan op zwaarder politiegeweld en zichzelf beter kunnen beschermen tegen gewelddadige personen, waardoor de kans op letsel daalt.
Kunt u inzet- en werkcijfers geven over hoe vaak, op welke manier en met welk doel Tasers worden gebruikt door de arrestatieteams? Staat dit in verhouding tot de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit?
In het evaluatierapport van de politieacademie over de pilot bij de AOE’s zijn uitgebreide gegevens opgenomen over de inzetcijfers en wijze van gebruik van de Taser gedurende de pilotperiode.
Vanaf 1 januari 2011 tot 1 mei 2013 is de Taser 20 maal ingezet.
Het doel is steeds geweest om de verdachte op een veilige manier en met zo min mogelijk geweld aan te houden. De Taser is in deze periode tevens drie maal ingezet tegen een agressieve hond.
Na de inzet van de Taser wordt, conform de ambtsinstructie, een geweldsmelding gedaan en wordt de inzet beoordeeld op proportionaliteit en subsidiariteit. Hieruit is naar voren gekomen dat de Taser in alle gevallen terecht is ingezet.
Op welke manier wordt aandacht gegeven aan de voorwaarden voor het gebruik van Tasers, training en nazorg?
Het lid van een AOE dat bevoegd is de Taser in te zetten is opgeleid, gecertificeerd en getraind. Er vindt jaarlijks een toetsing plaats.
Met betrekking tot het gebruik van en nazorg bij de inzet van de Taser door AOE's gelden uitgebreide regels. Zo is het gebruik van een stroomstootwapen slechts geoorloofd om een persoon aan te houden met een wapen die hij/zij tegen personen wil gebruiken, een persoon die zich verzet tegen zijn aanhouding of voor het beëindigen van een direct levensbedreigende situatie.
Na de inzet van de Taser wordt een geweldsmelding gedaan, wordt de inzet op naleving van de bestaande regels getoetst en wordt altijd nazorg verleend. Deze nazorg bestaat onder andere uit het geruststellen van de persoon, het wijzen op het tijdelijke effect van de stroomstoot en het verstrekken van een informatiepamflet. Ook wordt een persoon die is blootgesteld aan een stroomstoot zo spoedig mogelijk onderzocht door een arts.
Kunt u de risico’s van het gebruik van stroomstootwapens uiteenzetten? Kunt u inzicht geven in het letsel bij burgers door het gebruik van de Taser door de arrestatieteams?
Voor de risico’s in algemene zin verwijs ik u naar het eerdergenoemd evaluatierapport van 18 april 2011.
De personen die door AOE’s zijn aangehouden met behulp van de Taser (gegevens vanaf 1 januari 2011) hebben hier voor zover bekend geen blijvend letsel aan overgehouden.
Waarom vindt u het gebruik van stroomstootwapens nodig bij andere onderdelen van de politie dan de arrestatieteams?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer verwacht u het advies van de Adviescommissie bewapening en uitrusting over de aanpassing op de geweldsuitrusting van de politie?
Ik verwacht dit advies in oktober 2013.
Het ingezetenencriterium en de bestrijding van straathandel |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de invoering van het ingezetenencriterium in het coffeeshopbeleid?
Ja.
Hoe beoordeelt u de berichten waaruit zou blijken dat de straathandel en de straatoverlast ernstig zouden zijn toegenomen in de regio waarin het ingezetenencriterium wordt gehandhaafd?
Het algemene beeld uit de informatie waarover ik beschik van de coffeeshopgemeenten in het zuiden van het land is dat de overlast sinds de afschaffing van het besloten clubcriterium is afgenomen. Er is minder overlast en de illegale markt wordt aangepakt. Dit beeld is onlangs nog bevestigd in een onderzoek van de politie academie over Maastricht. Sinds in mei de coffeeshops in Maastricht weer zijn gaan verkopen aan niet-ingezetenen, is de overlast weer toegenomen. We moeten niet terug naar de oude situatie, waarin drugstoeristen de stad overspoelden en veel overlast met zich meebrachten.
Limburgse coffeeshopgemeenten hebben de behoefte aan extra capaciteit uitgesproken. Ik ben bereid te ondersteunen waar nodig. Van een enkele gemeente zoals Roermond en Venray heb ik het signaal dat zij overlast ervaren van illegale handel, met name door bestaande jeugdgroepen. Met deze gemeenten heb ik goed contact over de aanpak van jeugdgroepen en overlast. Waar nodig is en wordt concrete hulp gegeven.
Hoe beoordeelt u de berichten waaruit zou blijken dat er onvoldoende effectief wordt opgetreden tegen straathandel en straatoverlast? Wat doet u concreet om de betreffende gemeenten, zoals met name Maastricht, te ondersteunen bij de strijd tegen straathandel en straatoverlast?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de uitspraak van de bestuursrechter in Maastricht over de sluiting van coffeeshops? Wat zijn naar uw oordeel de gevolgen van deze uitspraak en hoe beoordeelt u die gevolgen? Wat gaat u doen om eventuele negatieve gevolgen te keren?
Zoals ik uw Kamer meldde in mijn brief van 19 november 2012 is de invoering van het ingezetenencriterium succesvol. De toestroom van drugstoeristen is afgenomen en coffeeshops zijn de facto kleiner en meer beheersbaar geworden. Dit beeld is onlangs nog bevestigd in een onderzoek van de Politieacademie over Maastricht. Ook in Zeeland en Brabant wordt dit beeld bevestigd door onderzoek van de Politieacademie.
Sinds in mei 2013 de coffeeshops in Maastricht – naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 25 april jongstleden – weer zijn gaan verkopen aan niet-ingezetenen is het succesvolle beeld ten aanzien van de invoering van het ingezetenencriterium verstoord. Tegen de uitspraak van de rechtbank wordt door de gemeente Maastricht hoger beroep ingesteld, mede in het licht van de uitspraken van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juni 2011 (LJN: BQ9684), de voorzieningenrechter te Den Haag van 27 april 2012 (LJN:BW4211) en het gerechtshof te Den Haag van 18 december 2012 (LJN: BY6073).
Is er voldoende capaciteit bij Openbaar Ministerie en de politie beschikbaar om in zuid-Nederland de straathandel en straatoverlast effectief te bestrijden? Wat hebt u concreet aan capaciteit beschikbaar gesteld en hoe is die ingezet? Welke maatregelen neemt u verder nog?
Ja, er is voldoende capaciteit in Zuid Nederland om de straathandel en straatoverlast effectief te bestrijden. De situatie wordt nauwlettend gevolgd. De gemeente Maastricht heeft nu extra capaciteit gekregen door een herschikking binnen de eenheid Limburg. Ik zal binnenkort naar Maastricht gaan waar ik ter plaatse de situatie zal bekijken en bespreken.
Klopt het dat het ingezetenencriterium landelijk is ingevoerd? In welke gemeenten wordt nu op handhaving daarvan ingezet? Wanneer voorziet u dat dit landelijk dekkend zal zijn, gegeven het afgesproken maatwerk in de betreffende gemeenten?
Ja, per 1 januari 2013 is het ingezetenencriterium landelijk ingevoerd. De handhaving geschiedt in overleg met de betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van lokaal maatwerk. Ik heb vertrouwen in de aanpak van het lokale gezag. De lokale driehoek weet het beste welke aanpak goed aansluit op het lokale veiligheid- en coffeeshopbeleid.
Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer kom ik voor het zomerreces met een tussenstand over de invulling van het lokaal maatwerk in de gemeenten in Nederland.
Kunt u de Kamer voorzien van de cijfers omtrent de aanpak van grootschalige illegale hennepteelt in Nederland, omtrent de aanpak van drugstoerisme en omtrent de overlast van straathandel?
Er worden meer dan 5.000 hennepplantages per jaar geruimd. Daarnaast is er sprake van een stijging in het aantal onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden op het gebied van hennepteelt. In 2009 waren er 46 projectmatige onderzoeken naar grootschalige hennepteelt, in 2012 waren dit er 77.
In de in antwoord op vraag 6 genoemde brief aan uw Kamer zal ik ook ingaan op het kwantitatieve beeld over 2013 met betrekking tot drugsgerelateerde overlast.
De aanpak van overlast bij coffeeshops |
|
Myrthe Hilkens (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «We kunnen geen oogje dichtknijpen»?1
Ja.
Mag de burgemeester van Maastricht bij de handhaving van het ingezetenencriterium op grond van het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid lokaal maatwerk leveren? Zo ja, betekent dat hij de keuze kan maken om niet op te laten treden tegen coffeeshops die niet-ingezetenen toelaten? Zo nee, waarom niet?
Bestrijding van overlast en criminaliteit rondom coffeeshops is en blijft een kabinetsdoelstelling, zoals afgesproken in het regeerakkoord. Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid binnen het landelijke kader (Opiumwet en de Aanwijzing van het Openbaar Ministerie) vast. De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving. In de lokale driehoek vindt onder meer afstemming plaats over de handhaving en eventuele fasering van het ingezetenencriterium en over de maatregelen die verder worden getroffen in het kader van het coffeeshopbeleid.
De lokale driehoek van Maastricht handhaaft het coffeeshopbeleid langs twee sporen: zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk. Langs deze twee sporen wordt dan ook politiecapaciteit ingezet om het coffeeshopbeleid, inclusief het ingezetenecriterium integraal aan te pakken. Dit betekent dat politiecapaciteit zowel wordt ingezet om de dealers op straat aan te pakken als het ingezetenencriterium te handhaven in de coffeeshops.
Bieden de passages in het regeerakkoord over enerzijds het lokale maatwerk bij de handhaving van het ingezetenencriterium en anderzijds de harde aanpak van illegale straathandel ruimte om coffeeshops die aan niet-ingezetenen verkopen open te laten blijven?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u in het in bericht genoemde telefoongesprek met de burgemeester van Maastricht extra agenten toegezegd? Zo ja, hoeveel agenten zijn dat en wanneer worden die vrijgemaakt? Zo nee, wat heeft u dan wel toegezegd?
Ik heb de burgemeester van Maastricht gezegd mijn steun te willen verlenen waar dat nodig is en dit zal ik ook doen. Dit betreft ook politiecapaciteit. Er zijn geen aantallen genoemd.
Hoe verhoudt het door de burgemeester van Maastricht in het genoemde bericht gestelde dat Den Haag extra agenten moet geven om de straten weer veilig te krijgen zich tot hetzelfde bericht gestelde dat er een paar straten zijn waar iets meer overlast is dan elders?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn de extra agenten nodig vanwege de toegenomen overlast van de handel van wiet op straat of vanwege overlast in en bij coffeeshops of beiden?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het mogelijk dat die overlast groter wordt naarmate de burgemeester het ingezetenencriterium strenger handhaaft door coffeeshops die aan niet-ingezetenen verkopen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Als drugstoeristen hun cannabisproducten niet meer in coffeeshops kunnen kopen is een toename van de overlast niet uit te sluiten. Mijn verwachting is echter dat deze overlast van tijdelijke aard zal zijn. Immers, als drugstoeristen voor cannabis in Nederland de illegale markt op moeten, kan dit evengoed in eigen land.
Deelt u de mening dat indien u extra agenten voor de handhaving van overlast in verband met de verkoop van wiet – op straat en/of vanuit coffeeshops – voor Maastricht vrijmaakt, daarmee capaciteit elders of voor andere doeleinden verdwijnt? Zo ja, kunt u duidelijk maken waar die capaciteit verdwijnt? Zo nee, waar om niet?
De politiecapaciteit wordt flexibel ingezet waar het nodig is. Dat is nu juist een van de winstpunten van de Nationale Politie. Het bevoegd gezag bepaalt de inzet van de operationele sterkte binnen de eenheid. Ik heb er vertrouwen in dat de regionale driehoek goed zicht heeft op het zo efficiënt mogelijk inzetten van de beschikbare capaciteit.
In hoeverre hebben burgemeesters in gemeenten in Limburg of Noord-Brabant in de praktijk te maken met gelijkaardige problemen met overlast ten gevolge van wietverkoop? Bent u voornemens om ook voor die gemeenten extra politiecapaciteit in te zetten? Zo ja, hoeveel capaciteit en voor welke gemeenten betreft dit?
Het algemene beeld uit de informatie waarover ik beschik van de coffeeshopgemeenten in het zuiden van het land is dat de overlast sinds de afschaffing van het besloten clubcriterium is afgenomen. Van een enkele Limburgse coffeeshopgemeente, zoals Roermond en Venray, heb ik het signaal gekregen dat zij overlast ervaren van illegale handel, met name door bestaande jeugdgroepen.
Limburgse coffeeshopgemeenten hebben de behoefte aan extra politiecapaciteit uitgesproken. Ik heb gezegd steun te verlenen waar dat nodig is en dit zal ik dan ook doen.
Acht u het mogelijk of beschikt u over aanwijzigingen dat in Maastricht illegale runners door coffeeshophouders op straat worden gestuurd, zoals genoemd door de burgemeester van Maastricht? Zo ja, waarom of waaruit bestaan die aanwijzingen?
De burgemeester van Maastricht geeft in het in vraag 1 aangehaalde krantenartikel zelf aan dat hij hiervoor geen bewijzen heeft en dit niet kan controleren. Ik ga hier dus verder niet op in.
Euthanasie bij dementie |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «artsen: beperk euthanasie op dementerende»?1
Ja.
Kunt u de Kamer een verslag sturen van het gesprek dat u vandaag heeft gehad over de aanscherping van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding?
Van deze bijeenkomst is geen verslag gemaakt. Over de uitkomsten van het gesprek heb ik u geïnformeerd in de brief die ik u 22 mei jl. heb gestuurd.
Deelt u de mening dat er onduidelijkheden zijn voor artsen en patiënten over de waarde van een schriftelijke euthanasieverklaring bij dementie? Op welke wijze kunt u deze onduidelijkheid wegnemen?
Ja, in het gesprek dat ik op 16 mei jl. heb gevoerd met de oud-minister mw. Borst en de KNMG is gesproken over de onduidelijkheden die patiënten en artsen ervaren met betrekking tot de betekenis van de schriftelijke wilsverklaring. Ik heb samen met de aanwezigen bij het overleg besloten om een werkgroep van onder meer VWS, V&J en KNMG dit vraagstuk snel verder te laten oppakken. Doel is tot een handreiking te komen waarmee gegeven de huidige wet en regelgeving meer duidelijkheid op dit punt wordt geboden.
Bent u bereid te kijken naar de Aanwijzing vervolgbeslissing levensbeëindiging niet op verzoek en late zwangerschapsafbreking en deze aan te passen, zodat een schriftelijke wilsverklaring niet voldoende is om te kunnen bepalen hoe artsen moeten handelen in geval van euthanasie bij patiënten die hun wil niet meer kunnen bepalen? Zo ja, wanneer wilt u dit doen?
Nee, ik zie op dit moment geen aanleiding om de Euthanasiewet of de Aanwijzing op dit punt te wijzigen.
Bent u bereid de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding zo aan te passen dat de onafhankelijke tweede arts die de patiënt heeft gezien ook met de patiënt heeft gecommuniceerd? Zo ja, wanneer wilt u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat communicatie tussen de patiënt en de arts van wezenlijk belang is om te kunnen verifiëren of iemand ondraaglijk en uitzichtloos lijden ervaart?
In mijn brief van 6 maart jl. heb ik uiteengezet dat ik het van groot belang vind dat de arts een goed beeld heeft van de patiënt, diens opvattingen en eerder geuite wensen om zodoende de ondraaglijkheid van het lijden en de weloverwogenheid van het verzoek te bepalen. De arts dient de overtuiging te hebben gekregen dat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan. Uitgangspunt hierbij is het mondelinge overleg vooraf tussen arts en patiënt. De schriftelijke wilsverklaring zal in de meeste gevallen slechts dienen om het mondelinge verzoek te ondersteunen en te verduidelijken.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie blijken er in de praktijk op het punt van de schriftelijke wilsverklaring vragen te zijn. Meer duidelijkheid voor patiënten en artsen is gewenst. Dit is de reden waarom ik besloten heb tot het instellen van de werkgroep.
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden voor het algemeen overleg op 30 mei a.s. over medische ethiek?
Dit is helaas niet gelukt.
Een bericht over een “wraakactie” van cipiers tegen een verdachte |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Cipiers dreigen verdachte met wraak op Facebook»?1
Ja.
Bevat het genoemde bericht feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke zijn dat? Kunt u een feitenrelaas geven van het in het bericht genoemde voorval?
Het klopt dat door medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna DJI) op internet uitlatingen zijn gedaan jegens de in het artikel aangehaalde verdachte S. Naar aanleiding van deze uitlatingen heeft de moeder van verdachte S. een klacht ingediend. De betreffende medewerkers zijn vervolgens door de directie van de inrichting waar zij werkzaam zijn aangesproken op hun gedrag. In het gesprek dat de medewerkers hebben gevoerd met de directie hebben zij direct bekend dat zij deze uitlatingen hebben gedaan. Hierop is hen te verstaan is gegeven dat dit soort uitlatingen ontoelaatbaar zijn. Van de uitlatingen is door de directie tevens melding gemaakt bij Bureau Integriteit. Bureau Integriteit heeft uiteindelijk in goed overleg met de directie besloten dat nader onderzoek in dit geval niet nodig was. Een belangrijke overweging daarbij was dat de medewerkers de uitlatingen direct hebben bekend en voorts niet van dien aard waren dat verder onderzoek noodzakelijk was.
De in het artikel genoemde verdachte S. is inmiddels veroordeeld tot een geldboete en overigens nooit gedetineerd geweest in penitentiaire inrichting De Schie in Rotterdam. De betrokken medewerker van de DJI is niet als verdachte, maar als slachtoffer aangemerkt in deze zaak en wordt niet door het openbaar ministerie vervolgd.
Deelt u de mening dat, als gevangenbewaarders inderdaad de in het bericht gedane uitingen hebben gedaan, dergelijke uitingen niet alleen «niet kunnen» maar ook aanleiding zouden kunnen zijn voor nader onderzoek? Wordt een dergelijk onderzoek al verricht naar aanleiding van een ontvangen klacht?
Zie antwoord vraag 2.
Wie is er binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen verantwoordelijk voor het bewaken van de integriteit van het personeel? Is die verantwoordelijke persoon of instantie ingeschakeld om de integriteit van de genoemde gevangenbewaarders te onderzoeken? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet? Kan dit alsnog gebeuren?
De Dienst Justitiële Inrichtingen beschikt over verschillende instrumenten, voorzieningen en middelen in het kader van integriteitsbeleid. Hieronder bevindt zich ook Bureau Integriteit dat zich inzet om de integriteit, veiligheid en betrouwbaarheid van medewerkers en werkprocessen te bevorderen. Bureau Integriteit maakt deel uit van Bureau Veiligheid en Integriteit (BV&I). Bureau Integriteit neemt binnen DJI een zelfstandige positie in. Indien er vermoedens van integriteitsschending bestaan, kunnen deze bij Bureau Veiligheid en Integriteit worden gemeld. Zoals ik reeds heb vermeld in mijn antwoord op vraag 3 achtte Bureau Integriteit nader onderzoek in dit geval niet nodig.
Kunnen genoemde uitingen strafbaar zijn? Zo ja, in welke zin en maakt het daarbij uit of die uitingen zijn gedaan door personen in de uitoefening van hun ambt? Zo nee, waarom niet?
Zoals voor elke Nederlander geldt kunnen uitlatingen, indien zij kunnen worden gekwalificeerd als een strafbaar feit, strafbaar zijn. Over een mogelijke aangifte tegen de betreffende bewaarder is op dit moment bij DJI niets bekend.
Betreffen de in het bericht genoemde uitlatingen van gevangenbewaarders een incident of staat de zaak niet op zichzelf? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Nederland wordt door DJI personeel zeer professioneel omgegaan met gedetineerden. Ongewenste verhoudingen worden zo veel mogelijk voorkomen. Indien sprake is van bekendheid tussen gedetineerde en medewerker die het functioneren van laatstgenoemde in de weg zou kunnen staan, dan wordt de gedetineerde in beginsel direct overgeplaatst naar een andere inrichting. Voor zover bekend zijn hierover nooit eerder klachten ontvangen. De zaak staat in dat opzicht op zichzelf.
Bent u bekend met meer onwenselijke uitingen van gevangenbewaarders richting verdachten of gedetineerden? Zo ja, wat zijn de aard en de omvang van die uitingen?
Zie antwoord vraag 6.
De verplaatsing van de teelt van cannabis naar andere Europese landen |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wietkwekers wijken uit»?1
Ja.
Is het waar dat er sprake is van verplaatsing van de wietteelt van Nederland naar andere Europese landen? Zo ja, heeft u inzicht in de aard en de omvang hiervan?
Zowel het Europol EU Drug Markets Report uit januari 2013 als het Nationaal Dreigingsbeeld (NDB) Georganiseerde Criminaliteit 2012 dat op 13 maart jl. aan uw Kamer is gestuurd geven aan dat er steeds meer kwekerijen worden ontdekt in het buitenland. In deze rapporten wordt tevens aangegeven dat Nederlandse misdaadondernemers betrokken zijn bij deze kwekerijen in het buitenland. Het NDB geeft echter ook aan de betrokkenheid van Nederlanders afneemt, bijvoorbeeld als het gaat om Duitse en Belgische kwekerijen. Indien Nederlandse misdaadondernemers nog betrokken zijn, zouden ze steeds minder een hoofdrol spelen. Nadat de buitenlandse kwekers het kunstje geleerd hebben, zouden ze als zelfstandig kweker verder gaan.
Een mogelijke reden die de Criminaliteitsbeeldanalyse Georganiseerde hennepteelt voor bovenstaande verschuivingseffecten noemt is dat deze het gevolg zijn van toegenomen aandacht van de politie in Nederland voor de bestrijding van de hennepteelt.
Wat is volgens u de reden van deze verplaatsing?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact gehad met Europol over de verplaatsing van de wietteelt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de aard en de uitkomst van dat contact?
Met de buurlanden wordt op meerdere niveaus regelmatig overlegd over het Nederlandse softdrugsbeleid. Zo heeft op 6 juni 2013 een overleg plaatsgevonden tussen de ministers van de Benelux-landen, waarbij ook gesproken is over de gevolgen van de meest recente aanpassingen van het coffeeshopbeleid. Politie en openbaar ministerie hebben contact met buurlanden in het kader van specifieke strafrechtelijke onderzoeken, maar bespreken bijvoorbeeld ook jaarlijks in bredere zin de te volgen strategie binnen het zogeheten Hazeldonkoverleg tussen Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. Het contact met Europol over dit onderwerp vindt met name op operationeel niveau plaats.
Nederland zal vanzelfsprekend een (ondersteunende) rol blijven spelen bij de strafrechtelijke handhaving in het buitenland, bijvoorbeeld door deelname aan Joint Investigation Teams of door het geven van opvolging aan rechtshulpverzoeken. Los van ieders eigen verantwoordelijkheid blijft het van onmiskenbaar belang dat we op Europees niveau waar mogelijk de handen ineen slaan.
Heeft u tevens contact gehad met uw collega’s in andere Europese landen waar de teelt van cannabis drastisch gestegen zou zijn en die dat wijten aan het softdrugsbeleid van Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de aard en de uitkomst van dat contact?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat andere landen de opsporing van de wiettelers niet aankunnen? Is het tevens waar dat u zich daar niet verantwoordelijk voor voelt gezien de volgende opmerking van uw woordvoerder: «(het) strenge beleid in ons land heeft effect. Het water stroomt naar het laagste punt. Elk land is verantwoordelijk voor de eigen opsporing»?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat, als zou blijken dat Nederlanders verantwoordelijk zijn voor de toename van de wietteelt in andere landen van de Europese Unie (EU), u dan ook een taak heeft bij het ondersteunen van de bestrijding daarvan? Zo ja, op welke wijze gaat u dit vorm geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom heeft u zich wel verantwoordelijk gevoeld voor klachten van andere EU-landen over de verkoop van cannabis en de wietpas maar voelt u die verantwoordelijkheid nu niet?
Zie antwoord vraag 4.
De inzet van onbemande vliegtuigjes (drones) zonder toestemming van de gemeente door de Koninklijke Marechaussee en de politie in Soesterberg |
|
Gerard Schouw (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft de Koninklijke Marechaussee op eigen initiatief met de politie in Soesterberg onbemande vliegtuigjes («drones») ingezet voor verkeerscontroles zonder dat het lokaal bestuur hiervan op de hoogte was gesteld?
Op 25 oktober 2012 is een geplande, multidisciplinaire, verkeerscontrole uitgevoerd op het Zeisterspoor te Soesterberg. Hiervoor is geen specifieke aanvraag ontvangen. Bij de controle werd de parkeerplaats van de «Soldaat Ketting Olivier» kazerne gebruikt als op- en afrit voor de te controleren voertuigen. Naast de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en het (toenmalige) Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) waren daar de Regiopolitie, de Douane en de Belastingdienst bij betrokken.
Op verzoek van de KMar is een onbemand vliegtuig van het type Raven van Defensie ingezet. De inzet van de Raven diende om de doorstroming van het verkeer op de autosnelweg A28 te monitoren. De eenheid die met de verkeerscontrole was belast kon zo snel de controledruk verminderen om te voorkomen dat het verkeer op de A28 werd gehinderd en er onveilige situaties zouden ontstaan.
Met Kamerstuk II 30 806, nr. 13 bent u geïnformeerd over de praktische inzet van de Raven. Het systeem kan op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten worden ingezet na het doorlopen van de bijstandprocedure. Bij deze verkeerscontrole is dit niet gebeurd. De aanvrager (Kmar) veronderstelde dat de procedure niet hoefde te worden gevolgd omdat de verkeerscontrole werd uitgevoerd op een militair terrein. De eenheid die de Raven opereert, het Joint Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance Commando, ging er wel van uit dat het een aanvraag voor militaire bijstand betrof en heeft vervolgens de vergunningen aangevraagd om ter plekke met de Ravente mogen vliegen. Doordat de bijstandprocedure niet is gevolgd, is het gezag niet toegekomen aan de subsidiariteit- en proportionaliteitsvraag.
Alle betrokkenen zijn inmiddels geïnstrueerd dat bij iedere inzet ten behoeve van civiele autoriteiten, dus ook bij een inzet zoals in Soesterberg, de bijstandsprocedure moet worden doorlopen.
Kunt u bevestigen dat het lokaal bevoegd gezag in Soest niet vooraf is geïnformeerd over de inzet van deze «drones» boven Soesterberg? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Hoe verhoudt dit zich tot de uitspraak in de brief aan de Kamer van 13 mei 2013, waarin gesteld wordt dat de inzet van militaire UAV’s («unmanned aerial vehicles») boven Nederland geschiedt op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten en dat het aan het bevoegd gezag is om te bepalen wanneer de inzet van de UAV proportioneel is?1
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u voorafgaande aan de inzet van deze «drones» een aanvraag voor verkeerscontroles ontvangen? Zo ja, van wie kwam dat verzoek? Is er een specifieke bijstandsaanvraag voor de inzet van «drones» opgesteld?
Zie antwoord vraag 1.
Wie heeft de inzet van «drones» voor verkeerscontroles binnen uw ministerie goedgekeurd? Zijn er alternatieve middelen overwogen? Op grond waarvan is beoordeeld of de inzet passend was, gelet op de aard en omvang van de activiteiten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe zijn de twee in uw eerdere brief omschreven uitgangspunten dat andere (reguliere) middelen tot nu toe niet tot de gewenste resultaten hebben geleid (subsidiariteit) en dat van de inzet van de Raven bepaalde resultaten kunnen worden verwacht (noodzakelijkheid/ doeltreffendheid) gewogen? Vindt u dat de weging ten aanzien van subsidiariteit en noodzakelijkheid bij de inzet van «drones» schriftelijk zou moeten worden vastgelegd?
Zie hiervoor ook het antwoord op de vragen 1, 2, 3, 4 en 8. De inzet van defensiemiddelen voor militaire bijstand ter ondersteuning van de civiele autoriteiten wordt schriftelijk aangevraagd namens de minister van Veiligheid en Justitie. In een dergelijke aanvraag wordt de noodzaak van de inzet van het gevraagde middel schriftelijk vastgelegd. Namens de minister van Defensie wordt schriftelijk bevestigd dat de gevraagde bijstand wordt verleend.
Zijn er beelden door de «drones» gemaakt? Zo ja, wat is daarmee gebeurd? Wat zijn de regels voor wie de beelden mag bekijken en wat mag ermee gedaan worden?
Het beeldmateriaal dat in het kader van militaire bijstand is verkregen of verwerkt, wordt uiterlijk bij beëindiging van de bijstand overgedragen aan het bevoegd gezag, met inachtneming van de regels ten aanzien van informatiebeveiliging. Indien de gegevens relevant zijn voor een onderzoek naar een ongeval of incident, moeten deze in overleg met het bevoegd gezag worden bewaard. Direct na overdracht van de gegevens aan het gezag vernietigt Defensie alle kopieën, tenzij er expliciet toestemming is verleend om de beelden voor opleidingsdoeleinden te gebruiken. In dit specifieke geval zijn de beelden niet overgedragen maar na beëindiging van de inzet vernietigd.
Zijn de weggebruikers geïnformeerd over de inzet van «drones»?
De weggebruikers zijn niet op de hoogte gesteld van het gebruik van de UAV bij de verkeerscontrole.
Hoe verhoudt deze inzet van «drones» zich tot artikel 58 van de Politiewet 2012, waarin is geregeld dat de inzet voor opsporing en openbare orde en veiligheid alleen kan plaatsvinden door middel van een aanvraag door de burgemeester dan wel door de officier van justitie bij de minister van Veiligheid en Justitie en in overeenstemming met de minister van Defensie?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het bevoegd gezag altijd vooraf geïnformeerd zou moeten worden over de beoogde inzet van drones door de marechaussee en de politie?
De inzet van defensiemiddelen zoals de Raven voor militaire bijstand geschiedt op verzoek van het bevoegd gezag. Voor de inzet van defensiemiddelen voor interne opleidingen en militaire oefeningen hoeft het bevoegd gezag niet altijd te worden geïnformeerd. In dit geval was er geen sprake van een oefening door Defensie en had de procedure voor militaire bijstand gevolgd moeten worden.
Maakt het voor de strekking van relevante bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet uit of «drones» boven de openbare weg of de bebouwde kom worden ingezet?
In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet is het niet van belang of de UAV wordt ingezet binnen of buiten de bebouwde kom.
Heeft de Koninklijke Marchaussee vaker «drones» ingezet voor verkeerscontroles of andere doeleinden zonder dat het bevoegd gezag ter plaatse vooraf geïnformeerd werd? Kunt u toelichten onder welke omstandigheden de inzet voor «drones» voor verkeerscontroles naar uw mening proportioneel is?
In 2011 is een aanvraag gedaan voor de inzet van een UAV ter ondersteuning van de uitvoering van een verkeerscontrole. Deze inzet kon niet doorgaan wegens de weersomstandigheden. Destijds is evenmin de vereiste bijstandsprocedure doorlopen.
Zoals in de beantwoording van de vragen met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2216) van de leden Schouw en Berndsen-Jansen is gemeld, wordt een politiebrede visie ontwikkeld op de inzet van onbemande vliegtuigen. De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zullen vanzelfsprekend bij deze visie worden betrokken2.
Wordt bij de inzet van zwaardere «drones» dan de in Soesterberg gebruikte Raven anders omgesprongen met de goedkeuring van de inzet, de weging van de proportionaliteit daarvan en de omgang met de verzamelde gegevens?
De Raven is momenteel de enige UAV die kan worden ingezet voor militaire bijstand op verzoek van het bevoegd gezag. Ik verwijs in dit verband tevens naar mijn brief van 26 maart jl. (Kamerstuk II 30 806, nr. 11).
Het bericht: ‘België: bijna 20 criminele illegalen per dag’ |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht: «België: bijna 20 criminele illegalen per dag»?1
Ja.
Wordt in Nederland bijgehouden hoeveel illegalen worden opgepakt wegens criminele feiten, welke nationaliteit de betreffende illegalen bezitten en hoeveel aanhoudingen daadwerkelijk tot een veroordeling en uitzetting hebben geleid? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit wel te gaan registreren?
De gevraagde informatie is nog niet voorhanden. Momenteel worden, in samenwerking met de ketenpartners, verbeteringen aangebracht op het terrein van managementinformatie waarbij een koppeling wordt gemaakt tussen de strafrechtsketen en de vreemdelingenketen. Naar verwachting zijn er in 2014 gegevens beschikbaar over vreemdelingen die verdacht worden van een misdrijf.
Het totaal aantal verdachte of veroordeelde vreemdelingen dat vanuit de «caseload» van de Dienst Terugkeer en Vertrek uit Nederland is verwijderd of zelfstandig uit Nederland is vertrokken wordt wel geregistreerd. In 2012 waren dat er circa 690.
Indien dit wordt geregistreerd, bent u bereid de betreffende cijfers aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De meldkamer van de veiligheidsregio Flevoland |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt de bewering van de voorzitter van de veiligheidsregio dat de meldkamer van veiligheidsregio Flevoland niet berekend is op een ramp? Zo nee, waarom niet?1
De voorzitter van de veiligheidsregio Flevoland heeft mij desgevraagd gemeld dat zij beweert heeft dat de meldkamer van de veiligheidsregio Flevoland niet berekend is op een ramp.
In de Staat van de Rampenbestrijding 2010 en 2013 constateert de Inspectie VenJ (IVenJ) dat de veiligheidsregio Flevoland in de meldkamer niet beschikt over eenhoofdige leiding noch over een calamiteitencoördinator die als leidinggevende optreedt. Men kent wel een achterwacht. De wet gaat echter uit van directe aanwezigheid. De veiligheidsregio werkt nu aan een oplossing van het knelpunt. Hiervoor verwijs ik naar de beantwoording van de onderstaande vragen.
Lopen inwoners van Flevoland in geval van een ramp gevaar, omdat de hulpverlening dan zou kunnen falen door het niet goed functioneren van de meldkamer? Zo ja, hoe gaat u zorgen dat dit verbetert?2
Het bestuur van de veiligheidsregio is conform artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor de instelling en instandhouding van een gemeenschappelijke meldkamer, en daaruit voortvloeiend onder andere ook voor de aanstelling van een eenhoofdige leiding. Het aanstellen van calamiteitencoördinatoren (CaCo’s) is een afgeleide van de wettelijke verplichting om een eenhoofdige leiding in te stellen.
In de Staat van de Rampenbestrijding heeft de IVenJ verbeterpunten genoemd. Deze betreffen onder andere de afwezigheid van een eenhoofdige leiding op de meldkamer. Om de noodzakelijke kwaliteit te kunnen leveren in geval van een ramp is in ieder geval een 24/7 dekkend rooster voor deze functie noodzakelijk.
Dit was een van de redenen voor de fusieplannen van de meldkamers van de regio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland. Deze fusieplannen zijn bemoeilijkt door bezwaren van de ondernemingsraad van de politie Flevoland. Een fusie tussen de meldkamer van de regio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland lijkt gezien de ontwikkelingen ten aanzien van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) een proces dat (wederom) tot bezwaren van betrokken ondernemingsraden kan leiden. Daarom hebben de voorzitters van de besturen van beide regio’s besloten om de extra benodigde capaciteit van de CaCo’s gezamenlijk te organiseren, zonder een fusie.
Naast het realiseren van de benodigde extra capaciteit CaCo’s, is er besloten om een technische doorschakeling met de meldkamer van de veiligheidsregio Utrecht te realiseren. Dit betekent dat tijdens opgeschaalde situaties er een mogelijkheid is om telefonie en intake (1-1-2 oproepen) over te laten nemen door meldkamer Utrecht. Hiermee wordt de kwaliteit van de meldkamer Flevoland (en van Gooi en Vechtstreek) verbeterd, zonder over te gaan tot een fusie en zonder het proces te doorkruisen om te komen tot een LMO met een meldkamerlocatie voor de drie regio’s Flevoland, Gooi en Vechtstreek en Utrecht. Conform de taakopdracht van de IVenJ zal de Inspectie toezien op de taakuitvoering.
Klopt het dat de meldkamer beschikt over slechts één calamiteitencoördinator en dat deze door ziekte al een tijd niet aan het werk is? Wat betekent dit voor de kwaliteit van de meldkamer?
De voorzitter van de veiligheidsregio Flevoland heeft mij desgevraagd gemeld dat de CaCo van de meldkamer Flevoland inderdaad door ziekte een tijd niet heeft gewerkt, maar dat deze inmiddels weer aan het werk is. De benodigde extra capaciteit van de CaCo’s wordt zoals gesteld in gezamenlijkheid met de veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek georganiseerd. Ik acht de instelling van een eenhoofdige leiding met een 24/7 dekkend rooster noodzakelijk voor de kwaliteit van de meldkamer. Een 24/7 dekkend rooster voorziet overigens in de vervanging van personeel dat door ziekte of andere omstandigheden niet kan werken.
Klopt het dat het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk is voor de aanstelling van calamiteitencoördinatoren? Over hoeveel van dergelijke coördinatoren zou deze veiligheidsregio moeten beschikken om de noodzakelijke kwaliteit te kunnen leveren in geval van een ramp? Is vanuit dat oogpunt één coördinator voldoende?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom de coördinator niet is vervangen toen duidelijk was dat deze door ziekte langere tijd niet zou kunnen functioneren? Acht u dit besluit verstandig?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de veiligheidsregio de Wet Veiligheidsregio’s overtreedt op het moment dat zij niet kan beschikken over voldoende calamiteitencoördinatoren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hier vanuit uw verantwoordelijkheid voor deze wet tegen op te treden?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de voorzitter van de veiligheidsregio dat een tijdelijke meldkamer voor de regio Gooi- en Vechtstreek en Flevoland in Naarden een oplossing zou kunnen bieden voor de geconstateerde problemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is dit volgens u de enig mogelijke oplossing? In hoeverre kan de kwaliteit van de meldkamer verbeterd worden zonder over te gaan tot een fusie?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt een tijdelijke meldkamer zich tot uw definitieve plannen met betrekking tot de meldkamers in Nederland? Acht u verschillende fusieprocessen achter elkaar wenselijk? Wat zou een dergelijke oplossing betekenen voor het personeel van de betrokken meldkamers?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk is voor het vinden van een oplossing bij eventuele problemen? Kunt u aangeven wat het bestuur, los van de fusieplannen die geen doorgang hebben gevonden, tot nu toe heeft gedaan om de geconstateerde problemen op te lossen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de voorzitter van de veiligheidsregio in een brief aan u heeft gesteld zich niet langer verantwoordelijk te voelen voor het functioneren van de meldkamer? Deelt u de mening dat zij als voorzitter van de veiligheidsregio deze verantwoordelijkheid niet naast zich neer kan leggen? Wat is uw antwoord richting de voorzitter?
Ik heb geen brief ontvangen waarin de voorzitter van de veiligheidsregio aangeeft zich niet langer verantwoordelijk te voelen voor het functioneren van de meldkamer.
Klopt het dat er een aanvullende bezuinigingsopdracht is neergelegd bij de veiligheidsregio? Acht u dit verstandig, gezien de problemen die volgens de voorzitter van de veiligheidsregio nu al aanwezig zijn?
Van een aanvullende bezuinigingsopdracht is mij niets bekend.
Bent u bereid met betrokkenen op korte termijn te zoeken naar een voor iedereen bevredigende oplossing? Kunt u de Kamer op de hoogte houden van de voortgang hierin?
De veiligheidsregio’s Flevoland, Gooi en Vechtstreek en Utrecht spannen zich, gesteund door mijn ministerie, in om de alternatieve oplossingen voor de geconstateerde problemen uit te voeren. Ik zal de stand van zaken hiervan kenbaar maken wanneer ik uw Kamer informeer over de voortgang van het proces omtrent de LMO.
De Nederlandse politie als islamitische huwelijksbemiddelaar |
|
Louis Bontes (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie hielp minderjarigen met islamitisch huwelijk»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat de politie en de subsidie-ontvangende organisatie Fier Fryslan hebben bemiddeld in de sluiting van een islamitisch huwelijk tussen minderjarigen? Hoeveel uren politie-inzet heeft dit gekost?
Dit klopt niet. Op basis van het bij Fier Fryslân opgevraagde feitenrelaas en het bij de politie opgevraagde ambtsbericht blijkt dat beide organisaties niet hebben meegewerkt aan een religieus huwelijk van een minderjarige. De politie heeft gezorgd voor de veiligheid van betrokkene. Zodra de veiligheid niet meer in het geding leek, heeft de politie zich teruggetrokken.
Zie verder ook het persbericht van Fier Fryslân in bijlage 1.
Hoeveel islamitische huwelijken worden er jaarlijks in Nederland gesloten? Kunt u aangeven wat de achtergrond is van vrouwen die in Nederland te maken hebben met gedwongen huwelijken?
Er zijn geen data beschikbaar over aantallen islamitische huwelijken in Nederland en over de achtergrond van vrouwen die in Nederland te maken hebben met gedwongen huwelijken.
Huwelijksdwang komt voor in verschillende – vooral gesloten – gemeenschappen. De slachtoffers van huwelijksdwang zijn meestal meisjes, maar hebben een divers profiel: jong, oud, man, vrouw, al dan niet met een lichamelijke of verstandelijke beperking, en een homoseksuele of heteroseksuele voorkeur.
Erkent u, gezien het feit dat 95% van de personen die in Nederland betrokken is bij eergereleteerd geweld een islamitische achtergrond heeft, de relatie tussen de islam en deze vorm van geweld? Zo nee, waarom niet?
Uit onderzoek naar eergerelateerd geweld blijkt dat eercodes cultureel zijn ingegeven en niet religieus. Daarentegen bestaat er eveneens een verband tussen traditionele familieculturen en het vóórkomen van eergerelateerd geweld. Dergelijke familieculturen bestaan in een groot deel van de wereld, ongeacht de aldaar overheersende religie. De gemeenschappen in Nederland waar fenomenen als eergerelateerd geweld en eerwraak zich voordoen kenmerken zich niet door een islamitische maar door een specifieke culturele achtergrond.
Op welke wijze gaat u zowel de politie als Fier Fryslan aanpakken voor het meewerken aan het illegale islamitische huwelijk? Hoe gaat u voorkomen dat organisaties in Nederland ooit nog buigen voor de islamitische dreiging met eergerelateerd geweld?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke termijn worden de personen die dreigden met eerwraak opgepakt en strafrechtelijk vervolgd?
Nadat aangifte is gedaan van bedreiging, is er tussen de politie en de officier van justitie mondeling overlegd. Er is besproken wat voor de potentiële slachtoffers een zo positief mogelijke uitkomst zou kunnen bieden. Mede gelet op de aard van de bedreiging, is gekozen voor bemiddeling. Om deze bemiddeling een gerede kans van slagen te bieden en niet in gevaar te brengen door de eventuele negatieve effecten die een strafrechtelijke vervolging met zich mee zou kunnen brengen, is daarbij vanuit het Openbaar Ministerie besloten strafrechtelijke vervolging aan te houden. Tijdens de bemiddeling werd overeenstemming bereikt tussen het meisje en de familie. Een minderjarig (islamitsich) huwelijk maakte daar geen deel van uit. Gezien de uitkomst van deze bemiddeling acht het Openbaar Ministerie het niet opportuun om het ingestelde strafrechtelijk onderzoek te vervolgen.
In hoeverre deelt u de visie dat daders van eergerelateerd geweld/eerwraak na hun straf, waar mogelijk, gedenaturaliseerd en uitgezet dienen te worden?
De doelstelling van het Nederlands sanctiebeleid is om daders een passende straf te geven. De Rijkswet op het Nederlanderschap bevat geen bepaling op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens de door u gestelde aspecten mogelijk is. Het is aan de rechter om per zaak de passende straf voor de dader te bepalen.
Het bericht ‘politie hielp minderjarigen met islamitisch huwelijk’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gesteld dat de politie Amsterdam-Zuidoost en Fier Fryslan betrokken zouden zijn geweest bij het sluiten van een islamitisch traditioneel huwelijk tussen minderjarigen om hiermee eergerelateerde problemen c.q. geweld te voorkomen?1
Ja.
Klopt de berichtgeving en in welke mate was zowel politie als Fier Fryslan hierbij betrokken? Waren er ook nog andere instanties hierbij betrokken, zo ja, welke?
De politie, Fier Fryslân, het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd geweld (LEC-EGG), Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming zijn betrokken geweest bij deze casus. Zij zijn echter niet betrokken geweest bij de bemiddeling in het sluiten van een islamitisch huwelijk tussen minderjarigen. De politie heeft slechts gezorgd voor de veiligheid van betrokkene. Zodra de veiligheid niet meer in het geding leek, heeft de politie zich teruggetrokken. Ik deel de opvatting dat hulpverlenende instanties en politie nimmer betrokken mogen zijn bij in de wet genoemde verboden feiten
Zie verder het persbericht van FierFryslân in bijlage 1.2
Deelt u de opvatting dat instanties als deze nimmer betrokken mogen zijn bij deze bij de wet verboden feiten? In hoeverre meent u dat hierbij de grenzen zijn overschreden door deze instanties en welke gevolgen zal dit volgens u moeten hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat ook Jeugdzorg bij deze zaak betrokken is geweest? Zo ja, wat was de rol van Jeugdzorg? Heeft Jeugdzorg ook ingestemd met de keuze voor deze, bij de wet verboden, oplossing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat nimmer tegemoet mag worden gekomen aan deze culturele en religieuze eisen die ver staan van de normen en waarden in de Nederlandse samenleving om hiermee familieconflicten te voorkomen?
Mensen hebben binnen de grenzen van de Nederlandse rechtstaat het recht om te leven naar eigen culturele inzichten. De principes van gelijkheid, vrijheid en ruimte voor verschil in religie, levensovertuiging of levensstijl gelden voor iedereen in gelijke mate. Het is bij de hulpverlening van belang om rekening te houden met de achtergrond van betrokkenen, maar altijd binnen de grenzen van de in Nederland geldende wet- en regelgeving. Het afsluiten van een religieus huwelijk zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk is verboden. Daders van eergerelateerd geweld moeten worden aangepakt en slachtoffers moeten worden beschermd. Dat laat onverlet dat daarnaast hulpverleners toekomstgericht vrouwen en meisjes terzijde staan indien zij enige vorm van contact met familie willen herstellen of behouden. Als het in belang is van het slachtoffer om volledig te breken met de familie omdat de familie niet voor rede vatbaar is, wordt echter ook altijd hulp geboden. Het is goed om te beseffen dat ook die situatie voor het slachtoffer zeer ingrijpend is; het gaat vaak om jonge vrouwen/meisjes die er dan alleen voorstaan.
Deelt u de opvatting dat wanneer dergelijke families in strijd met die normen en waarden druk uitoefenen op een familielid, dit consequenties voor hen zou moeten hebben in plaats van het slachtoffer, zoals eventuele gevolgen voor het verblijfsrecht?
De doelstelling van het Nederlands sanctiebeleid is om daders een passende straf te geven. De Rijkswet op het Nederlanderschap bevat geen bepaling op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens de door u gestelde aspecten mogelijk is. Het is aan de rechter om per zaak de passende straf voor de dader te bepalen.
Wat was de aanleiding om deze situatie te bespreken in een workshop georganiseerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Was u op de hoogte van de organisatie en de inhoud van deze workshop en wat waren de conclusies aan het einde van deze workshop?
De bijeenkomst op 11 april jongstleden, georganiseerd door het ministerie van SZW, is een landelijk platform bedoeld om de preventieve aanpak van huwelijksdwang te versterken door uitwisseling van kennis en expertise, en het stimuleren van samenwerking tussen instanties. In het middagprogramma waren er enkele rondetafelgesprekken met ieder een eigen thema. Deze rondetafelgesprekken hadden een open karakter, om het gesprek tussen verschillende partijen over een gewenste aanpak van huwelijksdwang te stimuleren.
De kritiek van de Nationale Ombudsman op de toepassing van het middel preventief fouilleren in de praktijk |
|
Jan de Wit , Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de stevige kritiek van de Nationale Ombudsman op de preventief fouilleeractie bij de A2 in oktober 2012 en de preventief fouilleeractie op de camping te Maasdriel in november 2012?1
Het instrument preventief fouilleren kan worden ingezet indien de openbare orde in een gebied is verstoord door de aanwezigheid van wapens of hiervoor ernstige vrees bestaat. Bij de beslissing over de inzet moeten de proportionaliteit en de subsidiariteit worden meegewogen. In de twee onderhavige casussen was er politie-informatie beschikbaar over recente wapenincidenten waaruit de betrokken instanties hebben geconcludeerd dat voldaan was aan het wettelijke criterium. De acties waren in tijd en plaats beperkt. De wet verzet zich er niet tegen dat het instrument wordt ingezet in combinatie met andere acties. Uiteraard geldt dat elke bevoegdheid van de overheid moet worden toegepast voor het doel waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Deelt u de mening van de Nationale Ombudsman dat het middel preventief fouilleren in deze twee situaties niet is toegepast zoals door de wetgever oorspronkelijk is beoogd en dat misbruik van bevoegdheid is gemaakt door preventief fouilleren als opsporingsmiddel te gebruiken? Hoe kan het dat door lokale bestuurders met een doelredenering is getracht om de mogelijkheid van preventief fouilleren aan de (opsporings- en handhavings)mogelijkheden van de politie toe te voegen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de bezorgdheid van de Nationale Ombudsman over het gemak waarmee de bestuurders en de officieren van justitie aan de waarborgen voor de burger voorbij zijn gegaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, de bezorgdheid van de Nationale ombudsman deel ik niet. Wel deel ik enkele van zijn kritiekpunten. De schriftelijke onderbouwing van de noodzaak van de gebiedsaanwijzing had beter gekund. Deze schriftelijke onderbouwing is belangrijk in het waarborgen van de rechtsbescherming van burgers. Verder had de gebiedsaanwijzing conform de wettelijke voorschriften tijdig bekend moeten worden gemaakt.
Hoe gaat u er voor zorgen dat oneigenlijk gebruik van het middel preventief fouilleren en misbruik van bevoegdheden in de toekomst voorkomen gaat worden? Wat is uw reactie op de aanbeveling van de Nationale Ombudsman om het middel preventief fouilleren niet meer in combinatie met andere controleacties in te zetten?
De wet bevat voldoende waarborgen om te voorkomen dat het middel preventief fouilleren oneigenlijk als opsporingsmiddel wordt gebruikt, zoals de voorafgaande bespreking van een voorgenomen gebiedsaanwijzing in de driehoek, de schriftelijke onderbouwing van het aanwijzingsbesluit en het aparte bevel door de officier van justitie voor een concrete fouilleeractie. Verder is de burgemeester aan de gemeenteraad verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur. Op de aanbeveling van de Nationale Ombudsman over gecombineerde acties zal ik nog richting de Nationale Ombudsman reageren. Ik zal uw Kamer een afschrift van deze reactie sturen.
Hoe gaat u er voor zorgen dat het middel preventief fouilleren weer gebruikt gaat worden op de door de wet voorgeschreven wijze en waar het voor bedoeld was, te weten voor de handhaving van de openbare orde?
Ik zie geen noodzaak voor aanvullende maatregelen. Zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 4 bevat de wet voldoende waarborgen om misbruik van het instrument te voorkomen. Daarnaast kan de rechtmatigheid van het preventief fouilleren aan de orde worden gesteld bij de rechter.
De overlast door criminele straatdealers en het handhaven van het ingezetenencriterium |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag «Politie in actie tegen coffeeshop Maastricht» d.d. 7 mei 2013?
Ja.
In hoeveel steden is de overlast door de wietpas en/of het ingezetenencriterium verplaatst van de coffeeshopomgeving naar de buurten?
Het algemene beeld uit de informatie waarover ik beschik van de coffeeshopgemeenten in het zuiden van het land is dat de overlast sinds de afschaffing van het besloten clubcriterium is afgenomen. Van een enkele gemeente, zoals Roermond en Venray, heb ik het signaal gekregen dat zij overlast ervaren van illegale handel, met name door bestaande jeugdgroepen. Met deze gemeenten heb ik goed contact over de aanpak van jeugdgroepen en overlast. Er is en wordt waar nodig concrete hulp gegeven.
Kunt u schetsen wat de verwachtingen waren van de introductie van de wietpas en later het behouden van het ingezetenencriterium? Is de toename aan straatoverlast en drugscriminaliteit conform de verwachtingen?
Ik zie geen aanleiding mijn beleid te wijzigen. Bestrijding van overlast en criminaliteit rondom coffeeshops is en blijft een kabinetsdoelstelling, zoals afgesproken in het regeerakkoord. Zoals ik eerder meldde in mijn brief van 19 november 2012 aan uw Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 24 077, nr. 293) bleek het besloten clubcriterium (de wietpas) niet noodzakelijk om de doelstellingen van het nieuwe coffeeshopbeleid te bereiken. Door het succes van het ingezetenencriterium is de toestroom van drugstoeristen afgenomen en zijn coffeeshops de facto kleiner en meer beheersbaar geworden. Dit beeld is onlangs nog bevestigd in een onderzoek van de Politieacademie over Maastricht en ook in Zeeland en Brabant wordt dit beeld bevestigd door onderzoek van de Politieacademie.
Illegale straathandel was als (tijdelijk) neveneffect voorzien in de aanloop naar de invoering en daarop wordt actief gehandhaafd door inzet van extra capaciteit. Ook nu ben ik bereid te ondersteunen waar nodig. Ik ga binnenkort op bezoek in Maastricht om mij persoonlijk op de hoogte te stellen van de situatie.
Zoals toegezegd aan uw Kamer kom ik voor het zomerreces met een tussenstand over de invulling van de handhaving (lokaal maatwerk) in de gemeenten in Nederland. In die brief zal ik ook ingaan op het kwantitatieve beeld over 2013 met betrekking tot drugsgerelateerde overlast.
Waarom houdt u vast aan ineffectieve maatregelen die ook nog averechts werken?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom wordt politiecapaciteit ingezet voor het handhaven van het ingezetenencriterium in coffeeshops in plaats van het tegengaan van straathandel?
Het coffeeshopbeleid wordt langs twee sporen gehandhaafd: zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk. Langs deze twee sporen wordt dan ook politiecapaciteit ingezet om het coffeeshopbeleid, inclusief het ingezetenecriterium, integraal aan te pakken. Dit betekent dat politiecapaciteit zowel wordt ingezet om de dealers op straat aan te pakken als het ingezetenencriterium te handhaven in de coffeeshops.
Hoe verhoudt zich het handhaven van het ingezetenencriterium in Limburg tot het gedogen in Amsterdam?
Wat in het algemeen en landelijk geldt, geldt ook voor Amsterdam. Het lokale bestuur van een gemeente stelt het coffeeshopbeleid binnen het landelijk kader vast en voert de regie. De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving. In de lokale driehoek zal afstemming plaatsvinden over het handhavingsarrangement, inclusief de handhaving van het ingezetenencriterium en de eventuele fasering daarvan, en de maatregelen die verder worden getroffen in het kader van het coffeeshopbeleid.
Het beste moment om de handhaving van het ingezetenencriterium in Amsterdam ter hand te nemen wordt bepaald door de lokale omstandigheden en de overige maatregelen die door de Amsterdamse driehoek getroffen worden om het lokale coffeeshopbeleid vorm te geven. De burgemeester van Amsterdam heeft in december 2012 namens de driehoek en het college van Burgemeester en Wethouders een brief aan de Raad gestuurd over het coffeeshopbeleid. De burgemeester steunt daarin de doelstellingen van het kabinet. Ik heb gezien dat de driehoek van Amsterdam inzet op een breed pakket aan maatregelen.
Hoe lang wilt u nog wachten tot het herzien van de huidige inefficiënte maatregelen in de strijd tegen drugshandel en straatoverlast? Kunt u met meetdoelen garanderen dat tot die tijd de huidige problemen effectief worden opgelost? Welke conclusies trekt u als deze doelen niet worden bereikt?
Zie antwoord vraag 3.