De schorsing van Sabra over een hernieuwd MIVD- onderzoek |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Hoe gevaarlijk is Sabra?»1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat Sabra R. vanaf 2007 bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) werkte als beveiliger bij de koninklijke familie, bij de ambtswoning van de premier en lid was van de Unit High Risk Security, terwijl haar partner toen al een huis deelde met de zus van een in 2008 veroordeeld Hofstadgroepslid zonder dat er direct een veiligheidsonderzoek naar haar werd ingesteld?
De betrokken medewerker beschikte over een geldige «verklaring van geen bezwaar» (VGB) om de desbetreffende vertrouwensfuncties te kunnen uitoefenen. In juli 2011 is door de KMar een aanvraag voor een hernieuwd veiligheidsonderzoek ingediend dat door de MIVD in augustus 2011 is gestart. Door de complexiteit werd dit onderzoek pas begin april 2013 afgesloten. Dit onderzoek resulteerde in een voornemen tot de intrekking van de VGB.
Over de inhoudelijke redenen en afwegingen die geleid hebben tot het voornemen tot intrekking van de VGB worden in het openbaar geen mededelingen gedaan. Na een besluit tot intrekking kan de betrokken medewerker door diens commandant worden geschorst. Dat is in dit geval gebeurd.
Hoe is het voorts mogelijk dat in een periode waarin de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst het dreigingsniveau naar «substantieel» verhoogde vanwege razendsnelle toename van islamitische radicalisering (waarvoor met name ook bekeerlingen gevoelig zijn) de tot de islam bekeerde en dawah-uitvoerende Sabra R. vanaf december 2012 heeft kunnen werken in een zenuwcentrum van de marechaussee, zonder een daaraan voorafgaand en afgerond veiligheidsonderzoek door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat Sabra R. na het laatste gesprek met de MIVD nog ruim een jaar ongehinderd op Schiphol bij High Risk Security en tijdelijk op Paleis Noordeinde heeft kunnen werken?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er momenteel meer personen werkzaam bij de KMar naar wie nog geen MIVD-veiligheidsonderzoek is gedaan of naar wie nog een MIVD-veiligheidsonderzoek loopt en die een vertrouwensfunctie bekleden?
Een persoon mag pas een vertrouwensfunctie uitoefenen nadat een VGB is afgegeven. Voor vertrouwensfuncties bij de KMar wordt na vijf jaar een hernieuwd veiligheidsonderzoek aangevraagd. Een nieuw onderzoek is eerder dan na vijf jaar aan de orde bij overplaatsing naar een functie waarvoor een hogere veiligheidsmachtiging is vereist, of indien feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer over het jaarverslag MIVD van 3 juli jl. heb ik al gemeld dat de achterstanden voor veiligheidsonderzoeken bij de MIVD inmiddels zijn weggewerkt.
Deelt u de mening dat het nu echt afgelopen moet zijn dat vanwege capaciteitsgebrek dergelijke veiligheidsgevoelige functies worden bekleed zonder een daaraan voorafgaand afgerond veiligheidsonderzoek? Zo ja, hoe gaat u dit per direct realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht 'Seks, drugs en telefoons in jeugdgevangenis' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Seks, drugs en telefoons in jeugdgevangenis»?1
Ja.
Klopt het dat één van de daders, veroordeeld voor de dood van grensrechter Nieuwenhuizen die in jeugdgevangenis Teylingereind is gedetineerd, in het bezit is van drugs, een mobiele telefoon en een sleutel waarmee hij vrij door de instelling kan wandelen?
Het klopt dat de betrokken jeugdige in het bezit is geweest van een mobiele telefoon en drugs. Ik acht dat zeer kwalijk. Zoals ik bij verschillende gelegenheden2 heb uiteengezet, is het bezit en gebruik van mobiele telefoons en drugs absoluut verboden in de JJI’s. Maar zoals eerder aangegeven is zelfs met strenge controles (onder meer via kamer- en urinecontroles, inzet van drugshonden en van een zogenaamde Mobifinder) helaas niet uit te sluiten dat jeugdigen in de JJI’s aan dergelijke verboden middelen komen. Thans wordt bezien hoe andere systemen kunnen worden ingezet om dit te voorkomen.
Dat betrokken jeugdige zich met behulp van een sleutel vrij door de inrichting kan bewegen, klopt niet. Een zogenaamde druppel is persoonsgebonden (op naam van een medewerker) en wordt bij vermissing direct gedeactiveerd. Bovendien geeft enkel een druppel geen vrije doorgang door de inrichting. Alleen de combinatie van een druppel, sleutels en het openen van deuren door de Centrale Post maakt het bewegen tussen verschillende ruimten in een JJI mogelijk.
De druppel die in de uitzending van PowNews is getoond, betreft waarschijnlijk een druppel die in juni direct na verlies als vermist is opgegeven. Deze druppel is destijds direct geblokkeerd en was derhalve niet meer te gebruiken om toegang te krijgen tot ruimten in de inrichting.
Klopt de bewering dat hij seks heeft gehad met (drie) bewaarders? Bent u bereid deze bewering te onderzoeken en indien de bewering klopt deze bewaarders per direct te ontslaan? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de uitzending van PowNews heeft de directie van Teylingereind direct een intern onderzoek ingesteld naar het waarheidsgehalte van deze bewering. Voor zover nu bekend, is er geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er sprake is (geweest) van seksueel contact tussen medewerkers en jeugdigen. Ik zie geen grond voor verder onderzoek.
Hoe is het mogelijk dat deze crimineel al deze middelen tot zijn beschikking heeft in een jeugdgevangenis?
Hoewel het absoluut verboden is om over de genoemde middelen te beschikken in een inrichting zullen er altijd jeugdigen zijn die er in slagen om de intensieve controle en het toezicht op het gebruik en bezit van contrabande te omzeilen. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven3, huisvesten de JJI’s de zwaarste categorie probleemjongeren die geneigd zijn de regelgeving in de inrichting hieromtrent te overtreden, te meer daar hun levensstijl in de periode voorafgaand aan het verblijf in een jeugdinrichting zich veelal kenmerkte door zeer frequent gebruik van softdrugs.
Bovenstaande neemt niet weg dat de inrichtingen continu alert zijn als het gaat om het tegengaan van verboden middelen en de verschillende controlemiddelen met volharding blijven toepassen. Jeugdigen die de regels hieromtrent overtreden worden gesanctioneerd, onder meer door het intrekken van bijvoorbeeld verlof- en/of recreatiemogelijkheden.
Deelt u de mening dat de maximale duur van de jeugddetentie al belachelijk kort is en dat die korte gevangenisstraf dan ten minste als straf moet worden ervaren door jeugdige criminelen en niet zoals een medegedetineerde aangeeft als een groot feest, nog net geen nieuwjaar? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening niet dat de maximale duur van de jeugddetentie belachelijk kort is. Uiteraard moet jeugddetentie als straf worden ervaren. De bewering van een van de betrokken jeugdigen dat het «als een groot feest, nog net geen nieuwjaar» is, kwalificeer ik als «stoere praatjes». U kunt ervan verzekerd zijn dat jeugdigen een verblijf in een jeugdinrichting absoluut niet als een feest ervaren. Ik verwijs daarbij naar recent onderzoek naar de strafbeleving van jongeren in JJI’s4.
Kunt u aan de nabestaanden van grensrechter Nieuwenhuizen uitleggen dat de crimineel, die hun man en vader heeft doodgeschopt, volgens een getuige blijkbaar porno, een telefoon, hasj en een sleutel in zijn cel heeft (kortom eigenlijk alles wat niet mag) en zijn straf als een feestje beschouwt?
Ik vind het zeer betreurenswaardig dat nabestaanden met dergelijke beeldmateriaal worden geconfronteerd. De betreffende jeugdige is direct door de directie van Teylingereind geconfronteerd met de ernst van zijn gedrag, onafhankelijk van het waarheidsgehalte van zijn beweringen en die van de anderen in het filmpje. Hij is direct in afzondering van zijn groepsgenoten geplaatst.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat jeugddetentie als een straf wordt ervaren en niet als een soort nieuwjaarsfeest?
Zoals gezegd wordt het verblijf in een jeugdinrichting zeker niet als een feest ervaren. Stoere beweringen van enkele jeugdigen doen daar niets aan af.
De beleving van vrijheidsbeneming verschilt natuurlijk per individuele jeugdige. Dit kan worden toegeschreven aan factoren zoals persoonlijke kenmerken van de jeugdige en de detentiesituatie. Ook het verwachtingspatroon over het verblijf in een JJI kan per individu verschillen.
Bent u bereid de maximale duur van de jeugddetentie te verlengen zoals in het oorspronkelijke wetsvoorstel adolescentenstrafrecht was geregeld voordat die verlenging is teruggedraaid? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben daar niet toe bereid. Ik breng in herinnering dat het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht waarin de maximale duur van de jeugddetentie expliciet op twee jaar is gelaten, in juni met grote meerderheid van stemmen is aanvaard door de Tweede Kamer. Bij de behandeling van het wetsvoorstel5 heb ik toegezegd de maximale duur van de jeugddetentie expliciet mee te nemen in de geplande wetsevaluatie over vijf jaar.
Bent u bereid om elke bezoeker en gedetineerde, maar ook elk personeelslid te fouilleren wanneer zij de inrichting binnengaan om zo uit te sluiten dat dit soort middelen de jeugdgevangenis binnenkomen? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen gaat u dan wel nemen om ervoor te zorgen dat dit soort middelen nooit meer een jeugdinrichting binnen komen?
Artikel 34 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen bepaalt dat de directeur van de inrichting bevoegd is om gedetineerde jeugdigen te onderzoeken aan lichaam en kleding bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan en na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting. Standaard in plaats van incidenteel en steekproefsgewijs visiteren van jeugdigen na bezoek en verlof stuit met regelmaat op kritiek van onder meer de Inspectie Veiligheid en Justitie en de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.
Wat betreft personeel en bezoek, dienen zij zich bij binnenkomst van de inrichting «piepvrij» door de detectiepoort te bewegen en worden tassen op een lopende band door een scanner gecontroleerd op verboden middelen. Op de invoer van privételefoons geldt in alle JJI’s een verbod. Deze dienen te worden opgeborgen in een kluis bij binnenkomst van de inrichting.
Extra maatregelen zijn mijns inziens niet nodig. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb toegelicht, zijn risico’s helaas niet volledig uit te sluiten. Door toepassing van bovenstaande regelgeving wordt de invoer van verboden middelen zoveel mogelijk geminimaliseerd. Ik heb de sectordirectie JJI van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) nadrukkelijk verzocht hier blijvend alert op te zijn.
Verboden voorwerpen in de cel van een van de voor het dood schoppen van Richard Nieuwenhuizen veroordeelde |
|
Ard van der Steur (VVD), Brigitte van der Burg (VVD), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitzending van Pownews waarin een schokkend filmpje te zien is dat opgenomen lijkt te zijn in de cel van één van de veroordeelden in de zaak van het doodschoppen van grensrechter Richard Nieuwenhuizen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de betrokkenen in de rapportage kennelijk over een mobiele telefoon of videocamera in de cel beschikken? Hoe zijn zij daaraan gekomen? Wat is er terecht gekomen van eerdere maatregelen om het bezit van mobiele telefoons in dit soort instellingen te voorkomen? Welke maatregelen treft u en welke maatregelen treft de betreffende instelling in dit geval?
Ik deel de mening dat het onacceptabel is dat jongeren in een jeugdinrichting de beschikking hebben over een mobiele telefoon. Het filmpje is enkele maanden geleden opgenomen. In die periode zijn na verscherpte controle door Teylingereind enkele mobiele telefoons gevonden en in beslag genomen.
Door de inrichting wordt met behulp van diverse methoden gecontroleerd op het bezit van mobiele telefoons:
Genoemde controlemiddelen zullen onverkort en blijvend worden ingezet. Ik heb de Dienst Justitiële Inrichtingen de opdracht gegeven om sectorbreed te inventariseren hoe de illegale invoer en het gebruik van mobiele telefoons nog verder kan worden teruggedrongen. Daartoe wordt ook bezien of andere systemen kunnen worden ingezet om dit te voorkomen.
Hebt u ook gezien dat de betrokkenen beschikken over softdrugs in de justitiële jeugdinrichting Teylingereind? Wat vindt u ervan dat het kennelijk nog steeds mogelijk is verdovende middelen in deze jeugdinrichting binnen te smokkelen? Wat gaat u doen om hier een einde aan te maken? Waarom heeft het beleid om dit te voorkomen tot nu toe kennelijk niets opgeleverd?
Ja, dat heb ik gezien. Ik vind het zeer kwalijk dat het sommige jeugdigen nog steeds lukt om verboden middelen in te voeren en te gebruiken, ondanks het feit dat de afgelopen jaren de controle daarop op verschillende punten is aangescherpt. Ik bestrijd echter dat die intensivering niets heeft opgeleverd. Iedere keer dat de inrichtingen er – mede door een intensivering van de controle – in slagen om verboden middelen te onderscheppen is van belang.
Hoewel het absoluut verboden is om over de genoemde middelen te beschikken in een inrichting zullen er altijd jeugdigen zijn die er in slagen om de intensieve controle en het toezicht op het gebruik en bezit van contrabande te omzeilen. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven, huisvesten de JJI’s de zwaarste categorie probleemjongeren die geneigd zijn de regelgeving in de inrichting hieromtrent te overtreden, te meer daar hun levensstijl in de periode voorafgaand aan het verblijf in een jeugdinrichting zich veelal kenmerkte door zeer frequent gebruik van softdrugs.
Bovenstaande neemt niet weg dat de inrichtingen continu alert zijn als het gaat om het tegengaan van verboden middelen en de verschillende controlemiddelen met volharding blijven uitvoeren. Jeugdigen die de regels hieromtrent overtreden worden gesanctioneerd, onder meer door het intrekken van bijvoorbeeld verlof- en/of recreatiemogelijkheden.
Is het waar dat betrokkenen over een sleutel of zogenaamde druppel beschikken waarmee vrijelijk door de inrichting kan worden bewogen? Zo ja, hoe is dit mogelijk? Wat gaat u eraan doen om hier een eind aan te maken? Wat doet de inrichting om dit in het vervolg te voorkomen?
Er is absoluut geen sprake van dat de jeugdige in het bezit is van een sleutel waarmee hij vrij kan rondlopen door de inrichting. Een zogenaamde druppel is persoonsgebonden (op naam van een medewerker) en wordt bij vermissing direct gedeactiveerd. Bovendien geeft enkel een druppel geen vrije doorgang door de inrichting. Alleen de combinatie van een druppel, sleutels en het openen van deuren door de Centrale Post maakt het bewegen tussen verschillende ruimten in een JJI mogelijk.
De druppel die in de uitzending van PowNews is getoond, betreft waarschijnlijk een druppel die in juni direct na verlies als vermist is opgegeven. Deze druppel is destijds direct geblokkeerd en derhalve niet meer te gebruiken om toegang te krijgen tot ruimten in de inrichting.
Acht u het mogelijk dat, zoals in voornoemde uitzending was te zien, een gedetineerde en een geïnterviewde derde persoon een seksuele relatie hebben gehad met een of meerdere medewerker(s)? Gaat u onderzoeken of hier daadwerkelijk sprake van is? Als dit het geval is, deelt u dan de mening dat dit consequenties moet hebben voor de betrokken medewerker(s)? Kunt u de Kamer informeren welke maatregelen u en de inrichting op dit vlak zullen treffen?
Naar aanleiding van de uitzending van PowNews heeft de directie van Teylingereind direct een intern onderzoek ingesteld naar het waarheidsgehalte van deze bewering. Voor zover nu bekend, is er geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er sprake is (geweest) van seksueel contact tussen medewerkers en jeugdigen. Ik zie geen grond voor verder onderzoek.
Erkent u dat dit niet het eerste (ernstige) incident is in deze justitiële jeugdinrichting? Hoe beoordeelt u de kwaliteit van deze inrichting? Kunt u de bezorgdheid over de (leiding over) deze inrichting wegnemen? Zo ja, op welke wijze? Wat zijn de uiteindelijke consequenties voor deze inrichting als de situatie niet verbetert en hoeveel tijd krijgt de inrichting nog voor verbeteringen?
Ja, dit erken ik. Eind 2011 hebben de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) en de Inspectie Jeugdzorg Teylingereind doorgelicht, mede naar aanleiding van incidenten in 20112. Uit de bevindingen van de IVenJ tijdens het tussentijds toezicht op 29 november 2012 blijkt dat Teylingereind de verbeterpunten uit het inspectierapport merendeels voortvarend heeft opgepakt. Ook op basis van de reguliere voortgangsgesprekken tussen de sectordirectie en de directie van Teylingereind zie ik geen reden tot zorg over de kwaliteit dan wel over de leiding van deze inrichting. Van belang is om continu te beoordelen of een incident het gevolg is van structurele tekortkomingen in een inrichting. Er zijn geen signalen dat dit in Teylingereind thans het geval is.
Gewetensbezwaren bij het verstrekken van biometrische gegevens |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de brief van de Nationale ombudsman d.d. 4 september 2013 over de groep gewetensbezwaarden die geen biometrische gegevens willen afstaan aan de overheid bij de aanvraag van een nieuw paspoort of ID-Kaart1?
Ja.
Kunt u aangeven hoe groot de betreffende groep gewetensbezwaarden is?
Nee. Voor zo ver mij bekend is, voeren 9 personen op dit moment een rechtszaak tegen de burgemeester van hun gemeente. Dit omdat hun aanvraag voor een paspoort of Nederlandse identiteitskaart niet in behandeling is genomen omdat zij weigerden hun vingerafdrukken te laten opnemen. De totale omvang van de groep gewetensbezwaarden is mij echter niet bekend.
Deelt u de mening dat de consequenties voor deze groep, zoals het niet of heel moeilijk gebruik kunnen maken van voorzieningen zoals ziekenhuizen, legitimatie bij postdiensten, het openen van een bankrekening, reizen naar het buitenland en het risico om te worden opgepakt niet proportioneel zijn?
Binnen de huidige wet- en regelgeving is het niet mogelijk om aan gewetensbezwaarden paspoorten of Nederlandse identiteitskaarten zonder vingerafdrukken uit te geven. Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel tot wijziging van de Paspoortwet2 aanhangig waarin onder meer wordt geregeld dat bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart geen vingerafdrukken meer worden opgenomen. Er kan niet vooruitlopend op de aanstaande wetswijziging nu al gestopt worden met het opnemen van vingerafdrukken bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart. Op verzoek van de Tweede Kamer is dit destijds aan de afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd. De Raad van State oordeelde dat de Paspoortwet de verplichting bevat om vingerafdrukken bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart op te nemen. De paspoortuitgevende instanties zijn aan die wettelijk verplichting gebonden tot het moment dat de wet op dat punt is gewijzigd en de verplichting tot het opnemen van vingerafdrukken vervalt.
De behandeling van het genoemde wetsvoorstel is door de Tweede Kamer geagendeerd voor plenaire behandeling op woensdag 18 september 2013. Indien de Tweede Kamer en daarna ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemt, hopelijk nog dit jaar, dan kan kort daarna gestopt worden met het opnemen van de vingerafdrukken bij de aanvraag van een identiteitskaart.
Binnen afzienbare termijn kan er dus een blijvende voorziening zijn getroffen voor personen die weigeren hun vingerafdrukken te laten opnemen.
Bent u bereid te komen met een alternatieve voorziening voor deze gewetensbezwaarden zeker nu de overheid zelf heeft geconstateerd dat er diverse haken en ogen aan de opname en opslag van biometrische gegevens zitten? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat financiële data-analyse nauwelijks terreur voorkomt |
|
Wouter Koolmees (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Het speuren in bankdata maakt ons niet veiliger»?1
Ja.
Deelt u de conclusie uit het onderzoek dat door financiële data-analyse terroristen niet worden opgespoord omdat zij geen afwijkend financieel gedrag vertonen? Zo nee, waarom niet?
De conclusie in het in vraag 1 aangehaalde bericht dat terroristen vaak geen afwijkend financieel gedrag vertonen kan ik ten dele onderschrijven. De afgelopen jaren hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden naar de bruikbaarheid van financiële signalen voor de preventieve kant van de bestrijding van terrorisme. Uit deze onderzoeken blijkt onder andere dat voor het plegen van aanslagen niet altijd grote bedragen nodig zijn en daardoor de voorbereidingen van terroristische aanslagen moeilijk te ontdekken zijn met behulp van alleen financiële signalen. Daarnaast is gebleken dat financiële patronen ten aanzien van terrorisme veelal weinig afwijken van reguliere financiële patronen, zodat het lastig blijft om met een preventief oogmerk gericht te zoeken in grote databestanden. Daarentegen kunnen financiële gegevens wel bijdragen aan een opsporingsonderzoek tegen bekende verdachten en hun handlangers en bijdragen aan de bewijsvoering.
Klopt het dat grootscheepse analyses van de SWIFT-transactiegegevens om terrorisme te voorkomen en de Europese derde richtlijn bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT), die banken verplicht een risicoanalyse uit te voeren op hun klanten, tot nog toe weinig resultaten hebben opgeleverd?
Gezien de korte periode waarin de TFTP-overeenkomst werkzaam is, is het nog te vroeg om op basis daarvan nu reeds goed te kunnen beoordelen hoe effectief de uitwisseling van gegevens op basis van de TFTP-overeenkomst in de praktijk is geweest. Inmiddels bereidt de Europese Commissie in nauwe samenwerking met de Amerikaanse autoriteiten een gezamenlijk rapport voor over de resultaten van de TFTP-overeenkomst als bedoeld in artikel 6 sub 6 van die overeenkomst. Dat rapport bestrijkt de 3 jaar die zijn verstreken sinds de inwerkingtreding van de TFTP-overeenkomst op 1 augustus 2010. De resultaten van deze exercitie zullen naar verwachting in de loop van dit najaar beschikbaar komen. Zonder op de publicatie van het gezamenlijke rapport te willen vooruitlopen wil ik wel opmerken dat de Europese Commissie naar aanleiding van de tweede gezamenlijke «review» van de TFTP-overeenkomst, die in oktober 2012 is afgerond, op 18 december 2012 tegenover het Europees Parlement heeft verklaard dat het TFTP-programma toegevoegde waarde heeft en dat de EU daar in toenemende mate profijt van trekt. Gezien de zeer vertrouwelijke aard van dit type zaken, kan ik overigens niet uitsluiten dat de resultaten eveneens deels vertrouwelijk zullen moeten blijven.
De Derde Europese richtlijn tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (derde anti-witwasrichtlijn) heeft, zo blijkt ook uit de naamgeving, naast de opsporing in het kader van witwassen vooral preventie tot doel. Juist die preventieve functie van de richtlijn is moeilijk kwantificeerbaar; het is immers moeilijk vast te stellen dat iemand door de preventieregels besluit voor zijn terroristische activiteiten geen gebruik te maken van het financiële stelsel of op andere, veelal minder eenvoudige en mogelijk kwetsbaardere, wijze. Het is echter aannemelijk dat terroristen andere kanalen zoeken dan het reguliere financiële stelsel als zij weten dat in het reguliere financiële stelsel, op grond van de derde anti-witwasrichtlijn, onder andere een meldplicht en een plicht tot cliëntenonderzoek geldt.
De Europese derde richtlijn bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT), die banken verplicht een risicoanalyse uit te voeren op hun klanten, heeft tot nog toe reeds veel resultaten opgeleverd. Dat blijkt ook uit de cases die FIU op haar website publiceert.
In hoeveel gevallen heeft informatie uit financiële data-analyse bijgedragen aan de opsporing en veroordeling van een terrorist? Hoe vaak zijn mensen na opsporing met behulp van financiële data-analyse ten onrechte als verdachte aangemerkt?
Bij onderzoeken gerelateerd aan terrorisme wordt doorgaans van veel verschillende onderzoeksmethoden en opsporingstechnieken gebruik gemaakt. Een van de mogelijke methodes is financiële data-analyse. Het is de combinatie van onderzoeksmethoden die resultaat oplevert. Daardoor is niet te zeggen in hoeverre specifiek financiële data-analyse geleid heeft tot het opsporen of voorkomen van terrorisme, nog afgezien van het zeer vertrouwelijke karakter van dergelijke informatie. Om dezelfde reden is niet te zeggen of, en zo ja in hoeveel gevallen, iemand specifiek op grond van financiële data-analyse ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
Hoe vaak heeft financiële data-analyse geleid tot het voorkomen van terreur? Kunt u hier voorbeelden van geven?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe groot zijn de lasten voor de financiële sector om mee te werken aan deze opsporingsmethoden?
Een globale raming door de Nederlandse Vereniging van Banken van de kosten voor banken in Nederland in verband met het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering en sanctiemaatregelen komt uit op ongeveer 40 miljoen euro per jaar. In dit bedrag zijn onder meer opgenomen de kosten van de benodigde ICT-systemen, van medewerkers belast met afhandeling van alerts en signalen, van compliance en van beleid. Het is voor financiële instellingen niet mogelijk om apart te becijferen wat de kosten zijn die zijn gemoeid met het tegengaan van terrorismefinanciering, omdat hiervoor gebruik wordt gemaakt van dezelfde systemen en procedures als die voor witwassen en sanctiemaatregelen.
Welke feiten maken het noodzakelijk voor banken om nationale veiligheidstaken uit te voeren, gelet op de uitkomsten van dit onderzoek?
Eén van de uitgangspunten van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) is dat voorkomen moet worden dat terroristen gebruik kunnen maken van ons financiële stelsel. Banken spelen een sleutelrol in het financiële stelsel en om die reden is het dan ook van belang dat zij taken uitvoeren in het kader van de Wwft. Daardoor wordt ook de integriteit van het financiële stelsel bewaakt. Het bemoeilijkt terrorismefinanciering en hiervan gaat een preventieve werking uit (zie ook het antwoord op vraag3 en het kan bovendien bijdragen aan de bewijsvoering tegen verdachten.
Deelt u het oordeel van de onderzoekster dat risico- en linkgebaseerde analyses deels gebaseerd zijn op intuïtie, interpretatie en zelfregulering van medewerkers bij banken en veiligheidsdiensten? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt discriminatie in dit opsporingsproces voorkomen?
Het opstellen van risico’s- en linkgebaseerde analyses vindt niet plaats op grond van sentimenten, maar op basis van ervaringen, kennis, trends en geïdentificeerde typologieën. Waar mensen betrokken zijn bij de toepassing van die analyses speelt menselijk denken echter ook een rol. Een bepaalde mate van subjectiviteit is daarmee onontkoombaar, maar ook wenselijk. Het is immers een gegeven dat systemen nooit geheel het menselijk denken kunnen vervangen. Om het aandeel menselijk denken te structureren, werken zowel veiligheidsdiensten als banken op basis van een gedragscode.
Wat gebeurt er met de informatie die op deze manier verzameld wordt? Hoe en hoe lang wordt deze informatie bewaard en wie heeft er toegang toe? Kan de verzamelde informatie door banken ook voor andere doeleinden en analyses gebruikt worden?
De gegevens die ten grondslag liggen aan een melding van een ongebruikelijke transactie worden door een bank of andere meldplichtige instelling zodanig vastgelegd dat die gegevens opvraagbaar zijn door FIU-Nederland en de opsporingsdiensten en de gemelde transactie reconstrueerbaar is gedurende vijf jaar na het tijdstip van het doen van de melding. De analyses van FIU-Nederland op basis waarvan een ongebruikelijke transactie als verdacht wordt doorgegeven aan de opsporing wordt niet met de melder gedeeld. Voor banken en andere instellingen die op grond van de Wwft bepaalde taken vervullen geldt bovendien dat zij de gegevens of inlichtingen die zij ingevolge de Wwft hebben verstrekt of ontvangen, niet verder of anders mogen gebruiken of bekendmaken dan nodig is voor de uitoefening van hun wettelijke taak.
De ongebruikelijke transacties die bij FIU-Nederland worden gemeld, worden maximaal vijf jaar door FIU-Nederland bewaard. De als verdacht aan het OM en de opsporingsdiensten doorgegeven transacties worden maximaal tien jaar bewaard. Wanneer een ongebruikelijke transactie niet binnen die vijf jaar als verdacht wordt doorgegeven, wordt deze uit het databestand verwijderd. Alleen de doorgegeven transacties zijn beschikbaar voor de opsporingsdiensten.
Zijn de conclusies van dit onderzoek aanleiding om het EU-US Terrorist Finance Tracking Programme akkoord (EU-US TFTP Agreement) op te schorten totdat er meer duidelijkheid is over de resultaten en over de tekortkomingen in de uitvoering? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op uw vragen over het bericht dat de servers van Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication (SWIFT) mogelijk zijn afgetapt door de NSA (vraagnummer 2013Z16985, ingezonden 10 september 2013), geef ik er de voorkeur aan de uitkomsten van het naar aanleiding van de recente nieuwsberichten gestarte overleg tussen de Amerikaanse autoriteiten en Commissaris Malmström af te wachten. Vooralsnog zie ik geen aanleiding voor tijdelijke opschorting van de TFTP-overeenkomst.
Welke gevolgen hebben de conclusies van het onderzoek voor het Nederlandse standpunt inzake de herziening van de EU Richtlijn tegen Witwassen en Financiering van Terrorisme?
Ik zie geen aanleiding om aan de conclusies, zoals vermeld in het in vraag 1 aangehaalde bericht gevolgen te verbinden voor de herziening van de EU-Richtlijn tegen Witwassen en Financiering van Terrorisme. Met de vierde anti-witwasrichtlijn zullen aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF), een internationaal kader waar Nederland zich met 35 andere landen aan gecommitteerd heeft, worden omgezet naar de Europese situatie. Nederland is voorstander van een nauwkeurige omzetting van die aanbevelingen in Europees recht. Daarnaast is van belang, zoals opgemerkt in antwoord op vraag 3, dat de richtlijn zowel betrekking heeft op terrorismefinanciering als op witwassen terwijl de conclusies uit het onderzoek, zoals die zijn beschreven in eerdergenoemd bericht, geen betrekking hebben op witwassen. Bovendien richt de richtlijn zich in belangrijke mate op generieke preventie en wordt in het onderzoek, zoals dat is beschreven in genoemd bericht, voornamelijk naar de repressieve kant gekeken.
Het bericht dat de politie op grote schaal misbruik maakt van internet- en telefoongegevens |
|
Magda Berndsen (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het nieuwsitem «Ongerustheid over CIOT-systeem politie» van EenVandaag?1
Ja.
In hoeverre deelt u de bezorgdheid over het gebruik van het systeem buiten de toegestane kaders van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering door de opsporingsdiensten?
In november 2012 heeft de Inspectie Veiligheid en Justitie (VenJ) een onderzoeksrapport opgeleverd inzake de naleving van de voorschriften voor CIOT-bevragingen door toenmalige politiekorpsen. Voor een aantal van uw bovenstaande vragen verwijs ik u naar dit rapport dat ik, vergezeld van mijn beleidsreactie (kenmerk 322565), op 22 november 2012 aan de Kamer heb gestuurd. In deze reactie heb ik aangegeven de zorg van de Inspectie VenJ te delen. Daarom heb ik gemeld alle aanbevelingen over te nemen. Bij deze informeer ik u over de stand van zaken van de verschillende maatregelen die ik heb getroffen om hieraan gestalte te geven:
De door mij aangekondigde maatregelen zijn derhalve ofwel afgerond ofwel lopen op schema. Er is op dit moment geen sprake van het doorschuiven van verbeteringen. Bovendien zie ik geen verband tussen CIOT-bevragingen door de politie en een eventuele uitbreiding van de opsporingsbevoegdheden van de politie. Daarnaast bevat het door u genoemde nieuwsitem van EenVandaag naar mijn weten geen nieuwe informatie uit onderzoeken die recenter zijn dan het onderzoek van de Inspectie VenJ.
Klopt het dat het aantal informatieverzoeken aan het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) tweemaal zo groot is als het aantal misdrijven in Nederland? Zo Ja, hoe verklaart u dit?
In het Jaarverslag 2012 meldt CIOT dat in 2012 er 2,75 miljoen CIOT-bevragingen door de opsporingsdiensten zijn gedaan, exclusief de bevragingen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Dat het aantal bevragingen hoger is dan het aantal geregistreerde misdrijven is te verklaren doordat in een onderzoek meerdere bevragingen nodig kunnen zijn, waarbij soms zendmastgegevens worden bevraagd.
Klopt het dat slechts in een kwart van de aanvragen alle noodzakelijke documentatie aanwezig is en dat dus de overgrote meerderheid van aanvragen onrechtmatig zijn? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat pincodes om toegang te krijgen tot het systeem gedeeld worden onder medewerkers van de diensten en dat er daardoor gebrekkige controle is op wie er toegang heeft tot de informatie in het CIOT-informatiesysteem? Zo ja, hoe vaak is dit voorgekomen, hoe heeft dit kunnen gebeuren en welke maatregelen worden getroffen om deze toegang niet langer te laten plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat er herhaaldelijk is geconstateerd dat er gebrekkige controle is op verschaffing van toegang tot het informatiesysteem, bijvoorbeeld in het Eindrapport audit CIOT 2008 en recentelijk nog in het rapport CIOT bevraging Proces en rechtmatigheid uit 2012? Hoe kan het dat de problemen, waarvan al jaren wordt beloofd ze op te lossen, dan nog steeds voorkomen? Klopt het dat verbeteringen nu verder doorgeschoven zijn naar eind 2013? Zo ja, waarom zijn deze verbeteringen weer verder vooruitgeschoven?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw uitspraak dat het nodig lijkt om de stok achter de deur te handhaven, namelijk eventuele afsluiting van het CIOT, indien en zolang de opsporingsdienst niet aan de normen voldoet2? Zijn er, sinds u deze uitspraak heeft gedaan, ook diensten afgesloten (geweest) van het CIOT-informatiesysteem? Als een dienst bij de komende rapportage niet aan alle normen voldoet, bent u dan bereid de consequenties uit te voeren?
De door u aangehaalde uitspraak heb ik gedaan in mijn schriftelijke reactie aan de Kamer naar aanleiding van een quick scan bij zes gebruikers van het CIOT in oktober 2011. Er zijn sindsdien geen diensten afgesloten van toegang tot het CIOT. Eventuele afsluiting in de toekomst blijft een optie, waarbij de proportionaliteit van deze afsluiting vanzelfsprekend moet worden gewogen.
Deelt u de mening dat het niet verstandig is om de opsporingsbevoegdheden van de politie uit te breiden als duidelijk is dat zij structureel slordig omgaat met de gegevens van zowel verdachte als onverdachte burgers?
Zie antwoord vraag 2.
30 km zones |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat handhaving van de snelheid in 30 km zones geen prioriteit heeft bij de politie?
Het lokale gezag beslist over de lokale prioriteitstelling. Als het lokale gezag aanleiding ziet om te handhaven in 30 km zones, dan kan het daartoe de politie inzetten. Overigens dienen 30 km zones zoveel mogelijk zelfhandhavend te zijn. Dat betekent dat de weg zo ingericht dient te zijn dat te hard rijden zo goed als onmogelijk is (denk aan bloembakken, drempels, wegversmallingen enzovoort).
Klopt het dat dit voortvloeit uit gebrek aan politiecapaciteit voor verkeershandhaving?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1.
Hebt u kennisgenomen van de wens van de gemeente Molenwaard om bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s) in te zetten voor de handhaving op te hard rijden in 30 km zones?1
Binnen de gemeente Molenwaard heeft het CDA inderdaad deze wens kenbaar gemaakt.
Leeft bij meer gemeenten de wens om BOA’s in te zetten voor handhaving van de snelheid in 30 km zones? Zo ja, in welke mate?
Enkele gemeenten hebben bij mij kenbaar gemaakt de gemeentelijke boa in te willen zetten voor het optreden tegen het negeren van rood licht en snelheidsovertredingen. Een groot deel van de gemeenten geeft echter aan dat verkeershandhaving een primaire taak van de politie is en dient te blijven.
Bent u bekend met het VNG-document, waarin wordt gepleit voor het inzetten van BOA’s ter handhaving van de snelheid in 30 km zones?2
Ja. Overigens heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in het rondetafelgesprek van uw Kamer op 5 september jongstleden aangegeven, na overleg met haar achterban, uitbreiding van de bevoegdheden van gemeentelijke boa’s op het gebied van verkeershandhaving niet langer wenselijk te achten. Verkeershandhaving vereist specialistische kennis en apparatuur. Tevens past het volgens de VNG niet binnen de dagelijkse surveillance van de boa’s.
Valt het kunnen inzetten van BOA’s voor handhaving van de snelheid in 30 km zones onder de verruiming van de bevoegdheden voor BOA’s in de openbare ruimte, zoals u die heeft geschetst in uw brief van 1 juli 2013?3 Zo nee, waarom niet en bent u dan bereid die mogelijkheid wel te creëren?
Nee, verkeershandhaving is een primaire taak van de politie. Gemeentelijke boa’s openbare ruimte zijn bevoegd om op te treden tegen dagelijkse ergernissen en overlast en tegen overtredingen gerelateerd aan onder meer evenementen en horeca. Het zou tot verwarring bij burgers kunnen leiden als gemeentelijke boa’s ook bevoegd worden voor verkeershandhaving. Bovendien zouden boa’s tijdens een snelheidscontrole nergens anders voor ingezet kunnen worden, terwijl ze tijdens een reguliere surveillance allerlei soorten misstanden kunnen aanpakken. Boa’s dienen op verschillende plaatsen in de wijk nadrukkelijk aanwezig te zijn en zich te concentreren op die zaken die zij tijdens hun surveillance tegenkomen.
Tijdens het eerder genoemde rondetafelgesprek is gebleken dat, mede om de hiervoor genoemde redenen, noch bij de VNG noch bij de politie en het openbaar ministerie draagvlak bestaat voor dit voorstel. Uitbreiding van de bevoegdheid van gemeentelijke boa’s in het kader van de verkeershandhaving vind ik dan ook niet wenselijk.
Het bericht dat de nieuwe PI Zaanstad geschikt is voor vreemdelingenbewaring |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitspraak van de hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) dat de nieuwe penitentiaire inrichting (PI) Zaanstad ook geschikt is voor vreemdelingenbewaring?1
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) streeft ernaar om gebouwen zo efficiënt en flexibel mogelijk in te zetten. De nieuwbouw wordt daarom zo vormgegeven dat sprake is van een multifunctioneel gebouw, waarbij rekening is gehouden met de verschillende regimes die binnen DJI ten uitvoer worden gelegd. Op die wijze werkt DJI aan justitiële inrichtingen die ook voor de toekomst bruikbaar zijn.
PI Zaanstad zal, zoals ook in het Masterplan DJI 2013–2018 is beschreven, in gebruik worden genomen door de sector Gevangeniswezen. Vreemdelingen die in bewaring worden gesteld, zullen worden ondergebracht in de drie detentiecentra Rotterdam, Schiphol en Zeist. DJI zal altijd rekening moeten houden met capacitaire ontwikkelingen.
Op welke wijze is de nieuwe PI Zaanstad geschikt voor vreemdelingenbewaring? Waarom is hiervoor gekozen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot acht u de kans dat deze nieuwe PI daadwerkelijk vreemdelingen zal detineren?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is eerder dit jaar besloten om bijna de helft van alle beschikbare plaatsen voor vreemdelingendetentie te sluiten en de nieuwe PI Zaanstad toch geschikt te maken voor vreemdelingenbewaring?2
Binnen de vreemdelingenbewaring is de afgelopen jaren sprake van een dalende instroom. Zoals in het Masterplan DJI is toegelicht maakt de dalende behoefte aan capaciteit een verantwoorde capaciteitsreductie in de vreemdelingenbewaring mogelijk. Rekening houdend met de benodigde capaciteitsmarge en de ontwikkeling en inzet van toezichtmaatregelen bij terugkeer, is besloten tot een afbouw naar een beschikbare capaciteit van 933 plaatsen.
Zoals reeds is vermeld in het antwoord op de vragen 1, 2 en 3, wordt de PI Zaanstad een multifunctioneel gebouw. Dat maakt het mogelijk om dit gebouw al naar gelang de behoefte aan detentiecapaciteit voor de ene of de andere sector van DJI in te zetten.
Hoe verhoudt dit nieuws zich tot uw voornemen om het regime voor vreemdelingendetentie los te koppelen van de Penitentiaire Beginselenwet?
Er is geen relatie tussen de vormgeving van de PI Zaanstad en mijn voornemen om het regime voor vreemdelingenbewaring uit de Penitentiaire beginselenwet te halen en te regelen binnen een bestuursrechtelijk kader. Het nieuwe regime van vreemdelingenbewaring zal worden uitgevoerd in de eerder in deze antwoorden genoemde locaties, te weten Rotterdam, Schiphol en Zeist.
Hoe verhoudt dit nieuws zich tot het inzetten van meer alternatieven voor vreemdelingendetentie?
In heb uw Kamer in mijn brief van 13 september jl.3, geïnformeerd over mijn plannen om meer in te zetten op toezichtmaatregelen bij terugkeer en minder op vreemdelingenbewaring. De vreemdelingen die niet meewerken aan terugkeer, waar een reëel risico op onttrekking is en daadwerkelijk zicht is op uitzetting, kunnen als ultimum remedium in bewaring worden gesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1, 2 en 3 reeds is vermeld, zal de PI Zaanstad in gebruik worden genomen door de sector Gevangeniswezen. Er is geen verband met de inzet van toezichtmaatregelen bij terugkeer.
Jurisprudentie ten aanzien van de handhaving van het ingezetenencriterium voor coffeeshops |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Rechter verklaart OM niet-ontvankelijk in zaak coffeeshops Maastricht»?1
Ja.
Kunt u een overzicht en een inhoudelijke samenvatting geven van de rechterlijke uitspraken ten aanzien van het ingezetenencriterium vanaf mei 2012 tot heden?
De regering heeft immers zelf al gezegd dat de beperking van cannabisverkoop aan alleen Nederlanders heeft geleid tot een sterke afname van het drugstoerisme. De Staat moet nu een schadevergoeding betalen aan een aantal coffeeshophouders in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. De hoogte van de schadevergoeding zal nog nader bepaald moeten worden. De beperking van verkoop aan alleen Nederlanders (het «ingezetenen-criterium») is volgens de rechtbank wel geoorloofd, omdat hiermee doelgericht het drugstoerisme uit het buitenland tegengegaan wordt. Dit beleid is volgens de rechtbank vanwege deze doeltreffendheid niet in strijd met Europese regelgeving.»
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, in het kader van het motiveringsbeginsel, in onderhavige zaak niet kan volstaan met een verwijzing naar de (openbare orde) situatie in Maastricht in 2008 (waar de uitspraak van de Afdeling betrekking op heeft), maar dient te motiveren waarom ook thans een minder vergaande maatregel (dan het i-criterium) niet mogelijk zou zijn. (...) De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt in strijd is met het motiveringsbeginsel.»
Vormen bovenstaande uitspraken gezamenlijk een eenduidige jurisprudentie ten aanzien van het ingezetenencriterium? Zo ja, waaruit blijkt die eenduidigheid? Zo nee, waarom niet?
Uit de jurisprudentie tot nu toe blijkt dat het ingezetenencriterium zowel bij de strafrechter als de civiele rechter als de bestuursrechter de toets der kritiek doorstaat.
Deelt u in zijn algemeenheid de mening dat, indien jurisprudentie geen eenduidige rechtsbron oplevert, de wetgever daar zelf door middel van wetgeving voor moet zorgen?
Deze vragen zijn gelet op het antwoord op vraag 3 niet van toepassing.
Deelt u de mening dat in het geval de jurisprudentie met betrekking tot het ingezetenencriterium geen eenduidige rechtsbron oplevert, u voor wetgeving over dit onderwerp dient te zorgen? Zo ja, gaat u binnen de in het Regeerakkoord geschetste kaders rondom het ingezetenencriterium en de handhaving daarvan, wetgeving aanhangig maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De rechtsgronden voor bewapening |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Politievrijwilligers hadden onterecht pistool»?1
Ja.
Klopt het dat politievrijwilligers op grond van het Besluit bewapening en uitrusting politie niet bewapend mogen zijn met de lange wapenstok, maar dat politievrijwilligers hier wel mee bewapend zijn en hierop getraind zijn?
De lange wapenstok behoort standaard tot de bewapening van de ambtenaar van politie die behoort tot de mobiele eenheid, de ambtenaar die dienst doet met een surveillancehond en de ambtenaar die behoort tot een bereden onderdeel. De korpschef kan bepalen dat ook andere categorieën ambtenaren van politie worden uitgerust met de lange wapenstok. De bewapening van politievrijwilligers is in beginsel beperkt tot de korte wapenstok en de pepperspray maar op verzoek van de korpschef kan ik toestemming verlenen tot bewapening met het pistool en/of de lange wapenstok. Deze lange wapenstok wordt dan overigens in de praktijk incidenteel ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld bij de uitvoering van specifieke openbare orde taken.
Het is gebleken dat na de inwerkingtreding van het Besluit Bewapening en Uitrusting Politie per 1-1-2013 voor een aantal vrijwillig ambtenaren van politie mij niet was verzocht hen een lange wapenstok toe te kennen op basis van dit nieuwe besluit. Direct na constatering van deze omissie zijn door de nationale politie maatregelen genomen om te voorkomen dat de vrijwillige ambtenaren van politie, aan wie de lange wapenstok na 1-1-2013 nog niet was toegekend, belast worden met taken op het gebied van openbare orde waarbij een lange wapenstok in verband met een goede uitvoering van die taken noodzakelijk zou kunnen zijn. Van een eventuele additionele gevaarzetting voor de politievrijwilligers is in dit verband dan ook geen sprake.
Het verzoek van de korpschef tot toekenning van de lange wapenstok aan vrijwillige politieambtenaren, na gebleken bekwaamheid, heb ik inmiddels in goede orde ontvangen en de toestemming is verleend.
Klopt het dat hierop recent is ingegrepen binnen de Nationale Politie en de lange wapenstokken zijn of op korte termijn zullen worden afgenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het innemen van de lange wapenstok gevaarlijk kan zijn voor deze vrijwilligers die veilig en effectief moeten kunnen optreden bij grote openbare orde verstoringen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat in een interne evaluatie naar de rellen bij het Project X feest in Haren is geconcludeerd dat de beschikbaarheid van de lange wapenstok juist moet worden vergroot? Gaat u de regelgeving hierop aanpassen?
In Haren ging het om een logistiek vraagstuk waarbij duidelijk werd dat gecertificeerde medewerkers van politie tijdens het incident de beschikking hadden willen hebben over de lange wapenstok. Naar aanleiding daarvan is door de eenheid actie ondernomen voor de feitelijke beschikbaarheid van de lange wapenstok ten behoeve van medewerkers in de basispolitiezorg. Het Besluit bewapening en uitrusting politie biedt de mogelijkheid om alle executieve politieambtenaren, zowel beroeps als vrijwilliger, uit te rusten met een lange wapenstok. Aanpassing van regelgeving is hiervoor niet noodzakelijk.
Klopt het dat een politievrijwilliger wel uitgerust mag zijn met een bijthond, maar niet met andere hondengeleidersuitrusting? Gaat u de regelgeving hierop aanpassen?
De politievrijwilliger kan, na toestemming van de korpschef, worden uitgerust met een politiesurveillancehond. Op verzoek van de korpschef kan door mij toestemming worden verleend om de politievrijwilliger uit te rusten met de lange wapenstok en de elektrische wapenstok die opgenomen zijn in standaarduitrusting van de beroeps-hondengeleiders. Aanpassing van de regelgeving is hiervoor dus niet noodzakelijk.
Deelt u de mening dat politievrijwilligers, mits zij hiervoor voldoende getraind zijn, in dezelfde situaties over dezelfde bewapening moeten kunnen beschikken als de beroepscollega's die naast hen staan?
Ja, mits zij hiervoor de benodigde toestemming hebben. Zie daarvoor het antwoord op vraag 2 en vraag 6.
Is inmiddels in verband met genoemde incidenten nagegaan of er nog meer personen vanwege de overheid zijn uitgerust met geweldsmiddelen, zonder dat hier een rechtsgrond voor is? Is dit aanleiding om regelgeving ten aanzien van bewapening aan te passen?
De ontstane situatie met betrekking tot de toekenning van geweldsmiddelen aan politievrijwilligers is het gevolg van een wijziging in de toestemmingsprocedure zoals opgenomen in het Besluit bewapening en uitrusting politie dat op 1 januari 2013 inwerking is getreden. Inmiddels is de benodigde toestemming verleend en hiermee zijn de bevoegdheidsproblemen opgelost. De wijziging in de procedure is niet van invloed op andere (buitengewone) opsporingsambtenaren en er is dan ook geen aanleiding om op dit moment de regelgeving ten aanzien van bewapening aan te passen.
Wanneer verwacht u de aangekondigde pilot met een stroomstootwapen in de basispolitiezorg af te ronden?
Er heeft nog geen besluitvorming over de start noch de duur van de pilot plaatsgevonden. Deze wordt op korte termijn, tenminste voor 2014, voorzien. Hiervoor worden allereerst de integrale consequenties van de pilot op de bedrijfsvoering, operatie en realisatie nationale politie in beeld gebracht. De noodzaak van een zorgvuldige voorbereiding, de beperkingen op het gebied van (financiële) middelen en scholingscapaciteit en de focus op het inrichten en in werking brengen van de nationale politie zullen bij de besluitvorming zorgvuldig worden meegewogen.
Het ontkennen van het Marokkanenprobleem door de politie |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Politie ontkent Marokkanenprobleem»?1
Ja.
Klopt het dat de politie in Assen toe heeft staan te kijken bij ernstige ongeregeldheden in het uitgaansleven door Marokkanen? Zo ja, deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat de politie niet ingrijpt in dit soort situaties? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Het lokaal gezag heeft mij desgevraagd laten weten dat de politie ten tijde van het incident niet ter plaatse was. Zowel het slachtoffer als getuigen hebben de politie ten tijde van het incident en direct na het incident niet ingeschakeld. Na thuiskomst heeft het slachtoffer melding gemaakt van het incident, heeft de politie de aangifte opgenomen en is het opsporingsonderzoek direct gestart.
Neemt u als, verantwoordelijke voor de Nationale Politie, afstand van deze uitspraak van de politiewoordvoerder dat er geen Marokkanenprobleem is in Assen en erkent u dat er een Marokkanenprobleem in Nederland is? Zo nee, wat is dan volgens u de reden dat Marokkanen maar liefst vijf keer vaker verdachte zijn van geweldsdelicten dan autochtonen?
Door het lokale gezag wordt de inzet van het politieoptreden bepaald. Ook de verantwoording over het handelen van de politie in deze specifieke lokale situaties vindt plaats op lokaal niveau.
Op de criminaliteitscijfers onder Marokkaanse Nederlanders, de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen en de wijze waarop het kabinet daarop reageert ben ik in antwoord op eerdere schriftelijke vragen uit uw Kamer reeds uitgebreid ingegaan (zie bijvoorbeeld: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nrs. 2978 en 3062). Ik verwijs u naar deze antwoorden.
Kunt u aangeven in hoeverre de Nationale Politie het criminaliteitsprobleem onder Marokkanen serieus neemt als zij het beestje niet eens bij de naam durft te noemen?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u ervoor zorgen dat de politie in Assen, maar ook in de rest van Nederland, elke vorm van Marokkaanse straatterreur serieus neemt en aanpakt?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Samir A. begin september vrijkomt |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Samir A. komt begin september vrij» en klopt het wat hierin vermeld wordt?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze levensgevaarlijke terrorist, van wie de kans op herhaling enorm is en om die reden een groot gevaar vormt voor alle Nederlanders, niet voorwaardelijk in vrijheid gesteld mag worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze beslissing van de Rechtbank Rotterdam terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Zorgen over het recidiverisico lagen mede ten grondslag aan de vordering van uitstel/afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling die het OM bij de rechtbank heeft ingediend. Ik heb deze inzet van het OM nadrukkelijk gesteund. De rechtbank heeft evenwel anders beslist en daartegen staan mij geen rechtsmiddelen open.
Nu de rechter de vordering tot uitstel/afstel van de voorlopige invrijheidstelling heeft afgewezen heeft het OM strikte voorwaarden geformuleerd die aan de voorlopige invrijheidstelling zijn verbonden te weten een meldingsgebod, een locatieverbod voor een aantal gemeenten, een contactverbod met een aantal relevante personen, een mediaverbod en een emigratieverbod/uitreisverbod. Betrokkene zal onder het zwaarste toezicht van de reclassering staan en zijn paspoort is ingehouden.
Bent u bereid er alles aan te doen om te voorkomen dat deze terrorist met een potje geld van de staat naar het buitenland vertrekt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat u als staatssecretaris van Veiligheid en Justitie nu eens een keer kleur moet bekennen en de Nederlandse bevolking moet laten weten of u zich achter een uitspraak van de rechter gaat verschuilen of dat u laat zien dat u een vent bent en er alles aan gaat doen om de terrorist Samir A. achter slot en grendel te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen zodat in de toekomst dergelijke gevaarlijke terroristen nooit meer op vrije voeten kunnen komen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het voorkomen dat een veroordeelde ooit nog op vrije voeten komt impliceert een levenslange gevangenisstraf. Als de feiten waarvan iemand wordt verdacht daartoe aanleiding geven zal het OM deze zware straf vanzelfsprekend eisen.
Het bericht ‘Tbs’er op verlof aangehouden voor belagen 13-jarig meisje’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Tbs’er op verlof aangehouden voor belagen 13-jarig meisje»? Klopt de inhoud van dit bericht? Zo nee, waarom niet?1
Ja, de inhoud daarvan klopt.
Bent u bereid de Kamer te informeren over het verlof van deze tbs’er? Zo nee, waarom niet?
Voor betrokkene is door FPC de Rooyse Wissel op 24 mei 2013 een machtiging aangevraagd voor transmuraal verlof, nadat de fasen van begeleid en onbegeleid verlof waren doorlopen. Betrokkene is in 2005 gestart met begeleid verlof. Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVt) heeft op 5 juli 2013 positief geadviseerd over de aanvraag om transmuraal verlof. Uit het advies blijken geen bijzonderheden. Op 12 juli 2013 is de machtiging transmuraal verlof verleend. In het kader van het transmuraal verlof woonde betrokkene op de resocialisatieafdeling van de kliniek. Er werd toegewerkt naar plaatsing in een appartement nabij de kliniek, met 24-uurs toezicht en begeleiding verzorgd door de kliniek.
Deelt u de mening dat de privacy van deze tbs’er ondergeschikt is aan de veiligheid van de samenleving als geheel en potentiële slachtoffers in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
Ik kan hier niet in algemene zin uitspraken over doen. Het recht op privéleven wordt in nationale en internationale wet- en regelgeving beschermd. In elke individuele situatie zal op basis van deze wet- en regelgeving een zorgvuldige afweging moeten worden gemaakt tussen het belang van het beschermen van de privacy van betrokkene en andere belangen, zoals het belang van de veiligheid van de samenleving en het belang van (potentiële) slachtoffers.
Deelt u de mening, en de PVV heeft dit al honderd keer aangegeven, dat ook in dit geval blijkt dat de samenleving als proeftuin wordt gebruikt doordat er onschuldige slachtoffers worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Om tbs-gestelden op een veilige en verantwoorde manier te laten resocialiseren is het noodzakelijk dat de toe te kennen vrijheden gefaseerd vorm krijgen in de vorm van verlof, dat stapsgewijs en zorgvuldig verloopt via de verschillende verlofmarges.
Tbs-verlof wordt nooit toegekend zonder dat daar een uitvoerige beoordeling op meerdere niveaus aan vooraf is gegaan. Het AVt adviseert mij bij elke aanvraag voor een verlofmachtiging bij tbs met dwangverpleging. Helaas kan nooit volledig worden uitgesloten dat zich toch een (ernstig) incident voordoet. Wel is de procedure die wordt gevolgd zo ingericht dat dergelijke risico’s tot het absolute minimum worden beperkt. Overigens zullen dergelijke risico’s zich evenzeer, zo niet meer, voordoen bij ieder alternatief voor het huidige tbs-stelsel waarbij betrokkene op enig moment in vrijheid moet worden gesteld. Voorts wijs ik erop dat het gevolgen heeft voor de verlofmachtiging als de tbs-gestelde zich niet aan de afspraken houdt. De verlofmachtiging vervalt van rechtswege zodra de ter beschikking gestelde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is (tenzij sprake is van overmacht), of zodra het openbaar ministerie aan het hoofd van de tbs-inrichting meldt dat de terbeschikkinggestelde wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Voorts is op 1 januari 2011 de regeling ingegaan om gedurende tenminste één jaar in beginsel geen nieuwe verlofmachtiging te verlenen indien betrokkene een strafbaar feit heeft gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten of tijdens het verlof langer dan 24 uur ongeoorloofd afwezig is geweest.
Bent u door dit geval eindelijk tot het heldere inzicht gekomen dat een tbs’er op verlof altijd onder toezicht moet staan van minimaal twee bewapende begeleiders en dat de politie een signalement van een tbs’er moet hebben alvorens hij op verlof gaat? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven, worden de vrijheden van tbs-gestelden zorgvuldig en geleidelijk opgebouwd. Wanneer na uitvoerige toetsing door het FPC, het AVt en het ministerie van Veiligheid en Justitie begeleid verlof wordt verleend, wordt dit de eerste vijf maal onder dubbele begeleiding van een sociotherapeut en een beveiliger van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) uitgevoerd.
Het enkele feit dat een tbs-gestelde met verlof gaat, is geen basis voor het verstrekken van informatie over de tbs-gestelde aan de politie. Gaat het om opsporing van ongeoorloofd afwezige tbs-gestelden dan werken politie en FPC’s nauw samen en worden de gegevens die de opsporing kunnen bevorderen uitgewisseld. Deze manier van werken voldoet in de praktijk: de politie kan adequaat reageren wanneer zich een ongeoorloofde afwezigheid voordoet.
Bent u bereid persoonlijk aan de slachtoffers van tbs’ers die op verlof toeslaan mede te delen dat de verlofregeling van tbs’ers bedoeld is als gecontroleerde toets om te kijken welke vaardigheden een tbs'er heeft, zoals u altijd in uw brieven aan de Kamer aangeeft?2 Zo nee, waarom niet?
Ik sta voor slachtoffers en voor het slachtofferbeleid. Ik spreek met grote regelmaat persoonlijk met slachtoffers en nabestaanden. Ik sta ook voor mijn tbs-beleid en neem de verantwoordelijkheid om dat uit te leggen, ook als dat een moeilijk gesprek is. De bij de verloftoekenning betrokken medewerkers, zowel in het gevangeniswezen als bij de FPC’s en de verlofunit TBS, hebben als taak om bij beslissingen rondom het toekennen en begeleiden van verlof de slachtofferbelangen nadrukkelijk mee te wegen. Het format dat vorig jaar is ontwikkeld ten behoeve van het slachtofferonderzoek bij een verlofaanvraag, helpt daarbij. Bij de beoordeling van een verlofaanvraag is de aanwezigheid van een actueel slachtofferonderzoek vereist. In dit slachtofferonderzoek wordt aan de slachtoffers gevraagd of zij geïnformeerd willen worden over verlof van een tbs-gestelde.
Daarnaast kunnen voorwaarden aan het verlof worden gesteld waarbij rekening wordt gehouden met slachtoffers, bijvoorbeeld door het verlof niet te praktiseren in de buurt van de woonplaats van het slachtoffer.
Beseft u dat, indien u niets aan het huidige tbs systeem verandert, u persoonlijk verantwoordelijk bent voor de levenslange trauma's van onschuldige slachtoffers, veroorzaakt door deze onverbeterlijke en ongeneeslijke tbs’ers die zo nodig naar buiten moeten? Zo nee, waarom niet?
De recidivecijfers over een langere periode tonen aan dat het tbs-stelsel goed werkt. Ook recent zijn de recidivecijfers van tbs-gestelden over de gehele linie, van algemene tot tbs-waardige recidive, nog gedaald. Waar mogelijk wordt hard gewerkt aan verbetering. Met de sector zijn duidelijke afspraken gemaakt over onder meer maatregelen op het gebied van de doorstroming van patiënten, over transparantie in de verantwoording en over kwaliteitsmeting.
Zie voorts ook het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid de verlofregeling van tbs’ers per direct te wijzigen om te voorkomen dat tbs’ers op verlof nieuwe slachtoffers maken? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee. Onder vraag 4 heb ik dit punt toegelicht.
Het bericht 'Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan' |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan»?1 Zo ja, wat is uw reactie op het artikel?
Het aangehaalde artikel suggereert dat de Roemeense overheid actief beleid voert om bepaalde mensen naar de rijkere delen van de Europese Unie te sturen. Dergelijke signalen heb ik niet ontvangen.
In het artikel wordt ook gesproken over uitzendbureaus die met schijncontracten mensen uit Roemenië en Bulgarije naar West-Europa halen en voor laag loon laten werken. Het is onwenselijk dat door de komst van migranten de Nederlandse arbeidsvoorwaarden onder neerwaartse druk komen te staan. Dat leidt onder andere tot oneerlijke concurrentie voor bonafide werkgevers en opent de deur voor arbeidsuitbuiting. In navolging van het project EU-arbeidsmigratie (2010) is in 2012 gestart met het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus. Tevens heeft het kabinet in april van dit jaar het actieplan schijnconstructies aangekondigd2 met tal van maatregelen om schijnconstructies aan te pakken. Zoals ik eerder heb aangegeven hecht ik een groot belang aan internationale samenwerking. En marge van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 20 juni jl. in Luxemburg heb ik afspraken bekrachtigd met mijn Roemeense en Bulgaarse ambtsgenoten. Deze afspraken gaan behalve over gegevensuitwisseling ook over voorlichting over rechten en plichten van werknemers in Nederland om zo bij te dragen aan het voorkomen dat mensen in zee gaan met malafide werkgevers. De onderhandelingen met Polen over vergelijkbare afspraken, boven op de bestaande bilaterale samenwerking met Polen, hoop ik dit najaar af te ronden. Mijn Roemeense en Bulgaarse collega’s hebben daarnaast ook deelgenomen aan de bestuurlijke top op 9 september jl. Bij die gelegenheid hebben we gezamenlijk geconstateerd dat het vrij verkeer van werknemers in de EU ook schaduwkanten heeft en dat bilaterale samenwerking in het licht van de openstelling van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Bulgaren en Roemenen (met ingang van 1 januari 2014) van belang is. We hebben afgesproken dat we ons gaan inspannen om excessen, zoals onderbetaling, uitbuiting en schijnconstructies, tegen te gaan. De eerder overeengekomen bilaterale samenwerkingsafspraken gaan we nu uitwerken in concrete acties.
Wat is uw reactie op de uitlatingen van inspecteurs van de Rapid Intervention Police Service in Boekarest dat «kanslozen» met bijvoorbeeld een strafblad hun heil vooral elders moeten zoeken» en dat «draaideurcriminelen niet zullen worden tegengehouden als ze naar rijke delen van de Europese Unie willen»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het vrije verkeer van personen een groot goed is, maar niet bedoeld is voor het herplaatsen van criminelen, dat de uitlatingen van de inspecteurs ongepast zijn en dat de Roemeense autoriteiten zelf verantwoordelijk zijn voor de aanpak van hun criminelen?
Dat Nederland met zijn open en internationaal georiënteerde economie profiteert van de Europese Unie en de bijbehorende verworvenheden staat buiten kijf. We moeten echter ook oog hebben voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van personen. De vaak slechtere sociaaleconomische positie van migranten uit Midden- en Oost-Europa kan leiden tot onwenselijke sociale situaties en maatschappelijke overlast. Het is daarom van groot belang de hierboven beschreven initiatieven ten aanzien van EU-arbeidsmigratie voort te zetten.
Uiteraard betekent het recht op vrij verkeer van personen niet dat de lidstaten van herkomst niet langer zelf verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor hun eigen onderdanen. Maar zoals eerder aangegeven, ik heb geen aanwijzingen dat de Roemeense overheid dit anders ziet.
Bent u bereid om contact te leggen met uw Roemeense collega om de uitlatingen van de inspecteurs aan de kaak te stellen en het aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie te stoppen?
Ik kan mijn Roemeense collega alleen ergens op aan spreken als ik daarvan duidelijke signalen heb. Dat is hier niet het geval. Overigens heb ik tijdens de Top EU-arbeidsmigratie van mijn Roemeense collega de indruk gekregen dat zij zich wil inzetten om te voorkomen dat Roemenen naar andere landen migreren, vanwege groeiende schaarste aan werknemers in eigen land.
Heeft u signalen dat andere EU-landen ook gebruik maken van dit aanmoedigingsbeleid om «kanslozen» hun heil te laten zoeken in rijkere EU-landen? Zo ja, bent u bereid om ook met uw collega's van deze landen contact te leggen en dit aanmoedigingsbeleid te stoppen?
Net zo min als ik signalen heb over een aanmoedigingsbeleid van de Roemeense overheid heb ik signalen dat andere lidstaten een aanmoedigingsbeleid voeren. Het is derhalve niet opportuun om specifiek dit onderwerp bij de Roemeense overheid, bij andere EU-lidstaten, dan wel in Europees verband aan de orde te stellen.
Uiteraard zijn de negatieve gevolgen van het vrij verkeer van werknemers onderwerp van gesprek in Europa. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 september jl, blijft het kabinet zich inspannen om in Europees verband aandacht te vragen voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van werknemers. In de brief is ook aangekondigd dat het kabinet zich wil richten op het voorlichten van EU-burgers in de landen van herkomst over hun kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt, gericht op het werven van hoogopgeleide arbeidsmigranten en het ontmoedigen van arbeidsmigranten voor de onderkant van de arbeidsmarkt.
Meerdere landen binnen de EU kunnen geconfronteerd worden met dit aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie; bent u bereid dit op Europees niveau onder de aandacht te brengen om gezamenlijk dit beleid een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen in uw gesprekken en de reactie van uw Roemeense collega?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om Roemeense veroordeelde criminelen te weren dan wel uit te zetten naar Roemenië?
Een in Nederland tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerde Roemeen kan op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) worden overgebracht naar Roemenië om daar zijn straf uit te zitten.
Wanneer Roemenië het Kaderbesluit3 implementeert, zal de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafvonnissen (WETS) waar mogelijk worden toegepast. Op dat moment wordt het mogelijk dat in Nederland veroordeelde Roemenen hun straf in Roemenië uitzitten, zonder dat hun instemming nodig is.4
Daarnaast komen strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder verblijfstatus sinds 2011 niet meer in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling na twee-derde van de straf. In plaats daarvan bestaat de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf tussentijds te beëindigen indien de vreemdeling kan worden uitgezet. Dat betekent dat als de illegaal niet meewerkt aan de uitzetting, hij de volledige straf moet uitzitten. Als hij wel Nederland verlaat, dan kan de straf worden bekort. Hierdoor wordt voor de strafrechtelijk veroordeelde vreemdeling gedurende de tenuitvoerlegging van zijn straf een prikkel tot vertrek gecreëerd. Keert de vreemdeling terug naar Nederland en heeft hij geen verblijfstitel, dan «herleeft» het strafrestant en wordt door het OM een tenuitvoerlegging gevorderd.
Het verblijfsrecht van een EU-burger en zijn familieleden, ongeacht hun nationaliteit, kan worden ontzegd of beëindigd. De vreemdeling kan ook ongewenst verklaard worden om redenen van openbare orde of openbare veiligheid.5 Ook kunnen sinds 2011 zogenaamde «veelplegers» ongewenst worden verklaard en worden uitgezet. Hierover bent u onlangs geïnformeerd in mijn brief over EU-arbeidsmigratie.
De berichten ‘Crimineel Martha op vrije voeten’ en ‘Topcrimineel vrijgelaten door Hof van Amsterdam’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Crimineel Martha op vrije voeten» en «Topcrimineel vrijgelaten door Hof van Amsterdam»?1 2 Klopt het wat hierin vermeld wordt?
De strafzaak tegen betrokkene waarin hij door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar is door de Hoge Raad teruggewezen naar het gerechtshof. Betrokkene is na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak aangehouden op verdenking van nieuwe feiten. Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor deze nieuwe feiten is hij aansluitend opnieuw in voorlopige hechtenis genomen vanwege de eerste zaak.
Bij de tussentijdse toetsing van de voorlopige hechtenis wegens de eerste zaak is deze door het gerechtshof recent opnieuw geschorst op verzoek van betrokkene. Het gerechtshof heeft, naast de gebruikelijke voorwaarden zoals het zich niet schuldig maken aan nieuwe strafbare feiten, wel aanleiding gezien om bijzondere voorwaarden op te leggen die ondermeer zijn gericht op het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene.
Deelt u de mening dat deze crimineel, ten aanzien waarvan de kans op herhaling levensgroot is en die tevens een groot gevaar vormt voor de samenleving, nooit vrijgelaten had mogen worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze beslissing van het Hof van Amsterdam terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Een voorlopige hechtenis kan worden geschorst wanneer de persoonlijke belangen van de betrokkene om in vrijheid de behandeling van diens zaak af te wachten prevaleren boven de belangen van de samenleving bij het voortduren van de voorlopige hechtenis. Ik kan niet treden in de beoordelingen door de rechtbank en het gerechtshof in verband met de schorsingen in de in antwoord 1 genoemde strafzaken. Het Openbaar Ministerie heeft bij het laatstgenoemde verzoek tot schorsing voor voortduring van de voorlopige hechtenis gepleit. Er staan voor het Openbaar Ministerie geen rechtsmiddelen open tegen het besluit van het gerechtshof.
Deelt u de mening dat levensgevaarlijke criminelen nooit zomaar vrijgelaten mogen worden alleen maar vanwege het feit dat zij in hoger beroep gaan? Zo nee, waarom niet?
Het enkele feit dat een verdachte in hoger beroep gaat tegen een vonnis is geen grond voor het schorsen van diens voorlopige hechtenis. Het is dan ook niet aan de orde om in verband daarmee maatregelen te nemen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de overige vragen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de doelstelling uit het Regeerakkoord «Executie direct na veroordeling in eerste aanleg»? Bent u bereid met de grootst mogelijke spoed deze doelstelling te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Een wetsvoorstel dat strekt tot het regelen van de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van ten minste één jaar, zoals voorzien in het Regeerakkoord, zal nog deze maand ter consultatie worden aangeboden aan de gebruikelijke adviesinstanties.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen zodat in de toekomst dergelijke onverbeterlijke misdadigers nooit meer zomaar vrijgelaten worden alleen maar vanwege het feit dat zij in hoger beroep gaan? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Moordenaar niet teruggekeerd van verlof’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Moordenaar niet teruggekeerd van verlof»?1
Ja.
Klopt het dat de Bredase moordenaar Ron N. (45) in juli 2013 niet is teruggekeerd van verlof uit de gevangenis en sindsdien spoorloos is?
Op 26 juli 2013 heeft de gedetineerde N. regimair verlof gekregen. Hij diende zich weer te melden bij de penitentiaire inrichting op 28 juli 2013, hetgeen niet is gebeurd. Vervolgens is gedetineerde N. op maandag 26 augustus 2013 aangehouden in Oostenrijk.
Was dit het eerste verlof van de crimineel?
Nee. Gedetineerde N. was sinds 20 juni 2013 geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting (ZBBI) en daarbij hoort (in de regel) weekendverlof.
Deelt u de mening dat het bizar is dat een crimineel al na twee derde van de aan hem opgelegde straf voorwaardelijk vrij komt en dat hij dan ook nog eens voor die tijd mag «resocialiseren»? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Een goede voorbereiding en een gecontroleerde terugkeer van gedetineerden in de samenleving dragen bij aan het terugdringen van recidive. Wel ben ik van mening dat het huidige verblijf buiten een penitentiaire inrichting door de deelname aan een penitentiair programma of het verlenen van (algemeen of regimair) verlof moet worden afgeschaft. In het Regeerakkoord is daarom in de afschaffing van de huidige detentiefasering voorzien. Bij de terugkeer in de samenleving dienen we meer dan nu het geval is, rekening te houden met de veiligheid van die samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden. Naar mijn mening is daarom in het belang van de samenleving toezicht nodig op veroordeelden aan wie het verblijf buiten de penitentiaire inrichting is toegestaan. De toepassing van elektronische detentie voorziet in aanvullende waarborgen voor een veilige en op beperking van de recidive gerichte executie van vrijheidsstraffen.
Het wetsvoorstel dat voorziet in de afschaffing van de bestaande detentiefasering en in de invoering van elektronische detentie is onlangs bij uw Kamer ingediend.
Deelt u de mening dat het resocialiseren van gevangenen de Nederlandse belastingbetaler een hoop geld kost zonder dat duidelijk is of het wel werkt en het daarom niet meer dan logisch is dat een veroordeelde crimineel daar zelf een geldelijke bijdrage aan moet leveren? Zo nee, waarom niet?
Resocialisatie van gedetineerden is van groot belang in de bestrijding van recidive en het zo veel als mogelijk proberen te voorkomen van nieuwe slachtoffers. Met zijn gedrag en inspanningen tijdens de detentieperiode moet de gedetineerde laten zien dat hij bereid is te investeren in zichzelf. In dat geval ben ik bereid te investeren in de gedetineerde. Met de aanstaande invoering van promoveren en degraderen in het gevangeniswezen kan de gedetineerde door middel van het laten zien van goed gedrag extra activiteiten ten behoeve van de resocialisatie verdienen. Ook de toepassing van elektronische detentie moet worden verdiend.
Zoals eerder toegezegd (Kamerstukken II 2012–2013, 33 552, nr. 5) wordt uw Kamer op korte termijn geïnformeerd over de uitwerking van de eigen bijdrage voor gedetineerden.
Bent u bereid het verlof van gevangenen af te schaffen, daar zij gewoon hun straf dienen uit te zitten en gevangenen maar in hun «vrije» tijd (dus na het uitzitten van (twee derde van) de opgelegde gevangenisstraf) moeten gaan resocialiseren? Zo nee, waarom niet en bent u dan bereid om tenminste voorafgaand aan een verlof de politie hierover te informeren en te voorzien van een signalement? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4. Verder is het enkele feit dat een gedetineerde met verlof gaat geen basis voor het verstrekken van informatie over de gedetineerde aan de politie. Wel wordt de burgemeester (indien hij zich hiervoor heeft aangemeld) op de hoogte gesteld van algemeen verlof van ernstige gewelds- en zedendelinquenten in het kader van openbare orde en veiligheid.
Is de maatschappij geïnformeerd over deze loslopende moordenaar? Bent u bereid burgers altijd direct te informeren als een crimineel de benen neemt? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie informeert de maatschappij in dergelijke gevallen doorgaans alleen actief in het kader van opsporingsberichtgeving. Gedurende het opsporingsonderzoek was er geen aanleiding voor de inzet van opsporings-berichtgeving. Rond 22 en 23 augustus 2013 heeft de pers vragen gesteld aan het OM naar aanleiding van de geplande zitting op 27 augustus 2013. Hierop heeft het OM bevestigd dat de reden voor deze zitting was dat gedetineerde N. niet van verlof was teruggekeerd. Op maandag 26 augustus heeft het OM een persbericht uitgebracht dat gedetineerde N. in Oostenrijk was aangehouden.
Wat is er tot nu toe gedaan om deze crimineel op te sporen?
Na de melding van het niet-terugkeren van gedetineerde N. is direct een opsporingsonderzoek naar diens verblijfplaats ingesteld. Het onderzoek heeft ertoe geleid dat gedetineerde N. op maandag 26 augustus 2013 door een Oostenrijks arrestatieteam is aangehouden en inmiddels weer in Nederland is. Het Openbaar Ministerie heeft gezien dit voorval bij de rechtbank gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerde N. verder achterwege blijft.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze crimineel per direct op te sporen en weer terug in de gevangenis te stoppen zoals de officier van justitie ook wil?
Het bericht dat de politie ongeoorloofd ‘stealth’ sms’jes naar mobiele telefoons stuurt om verdachten te kunnen volgen |
|
Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met klachten van advocaten en kritische uitspraken van rechters dat de politie veelal ongeoorloofd gebruik maakt van zogenaamde stealth sms?1
Ja.
Klopt het bericht dat de politie al ruim acht jaar gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten die naar mobiele telefoons worden verzonden om personen te kunnen volgen?
Ja. De zogenoemde stille sms wordt ingezet bij de opsporing van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en bij het opsporen van voortvluchtigen. Daarnaast kan dit middel ook worden ingezet in het kader van hulpverlening, bijvoorbeeld bij de vermissing van personen. Een stille sms is het verzenden van een voor de gebruiker van de telefoon niet waarneembaar sms-bericht; de aflevering van het bericht wordt echter geregistreerd in de verkeersgegevens van het netwerk doordat de telefoon een bepaalde zendmast aanstraalt. Aan de hand hiervan is het mogelijk om de gebruiker van de telefoon binnen het (zendmast-)gebied, doch niet exact, te traceren.
Wat is uw reactie op de recente uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch dat dit middel willekeurig wordt ingezet, betekenisvolle inbreuk kan maken op de privacy van de gsm-drager, de integriteit van de opsporing onvoldoende waarborgt en dat een bijzondere wettelijke grondslag voor het gebruik van deze opsporingsmethode noodzakelijk is?2
De uitspraak van 20 juni 2013 van het Hof Den Bosch wijkt op belangrijke punten af van zowel eerdere uitspraken als ook een aantal latere uitspraken over het gebruik van de stille sms. Zo oordeelt het Hof Den Bosch in een recent arrest3 uitdrukkelijk dat het gebruik van stille sms geen afzonderlijke wettelijke regeling behoeft om rechtmatig te kunnen zijn en evenmin bijzondere risico’s oproept voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, zodat «ook om die reden geen bijzondere wettelijke grondslag voor deze opsporingsmethode is vereist». Het Hof oordeelt in deze zaak dat door het versturen van stille sms-berichten slechts globaal is vastgesteld waar het betreffende toestel zich bevond, waardoor een zo beperkt beeld is verkregen van de bewegingen van de persoon die de telefoon droeg, dat van een betekenende inbreuk op diens privacy geen sprake was. In een eveneens recent arrest4 oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat het gebruik van de stille sms in de onderhavig zaak gerechtvaardigd is op grond van art. 2 Politiewet (oud).
In deze en eerdere arresten uitten de rechters, vanuit het oogpunt van de transparantie en de toetsbaarheid van het strafproces, ook punten van zorg met betrekking tot de procedurele zorgvuldigheid van het gebruik van dit middel. Politie en OM hebben mij laten weten deze kritische punten ter harte te nemen en de procedure voor de inzet van de stille sms te zullen aanscherpen.
Herkennen de politie, het Openbaar Ministerie en u de kritiek dat rechercheurs de interne regels voor toepassing van stealth sms negeren? Zo ja, wat is uw reactie daarop en wat heeft verzaking van de interne toepassingsregels mogelijk gemaakt? Zo nee, op grond waarvan meent u dat dit beeld onjuist is?
Nee. Het beeld dat ik krijg van Politie en OM is dat de interne regels worden nageleefd. Op punten lieten die regels echter ruimte toe, zoals de keuze om de inzet van het middel niet aan het dossier toe te voegen of niet uitgebreid de inzet duur en frequentie te verbaliseren. Zoals ook vermeld in antwoord op vraag 3 worden deze interne procedures door politie en OM herzien.
Welke voorwaarden voor toepassing van stealth sms’jes zijn precies vastgelegd in de interne richtlijn en op welke wijze wordt in de praktijk toegezien op integere toepassing van dit opsporingsmiddel?
De stille sms mag alleen met toestemming van de officier van justitie worden ingezet. De officier van justitie toetst aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en neemt daarbij in overweging dat de wijze waarop het middel wordt ingezet niet in betekenende mate inbreuk mag maken op grondrechten, zoals de privacy van betrokkenen. Bij de inzet van een stille sms is onder andere vereist dat er een spoedeisend en zwaarwegend onderzoeksbelang is en er geen andere, minder ingrijpende methoden voorhanden zijn waarmee een (globale) geografische positie van de telefoon kan worden vastgesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt, wordt de aflevering van een stil sms-bericht geregistreerd in de verkeersgegevens van de gebruiker van de mobiele telefoon. Deze verkeersgegevens worden door de officier van justitie met een afzonderlijk bevel gevorderd bij de aanbieder van het mobiele telefonienetwerk.
Wordt bijgehouden hoe vaak dit middel sinds 2005 is toegepast en in hoeverre is in die gedocumenteerde gevallen sprake geweest van een als verdachte aangemerkt persoon, waarbij een proces-verbaal is opgesteld en schriftelijk en gemotiveerd toestemming verleend is door een Officier van Justitie? Zo ja, door wie wordt toepassing bijgehouden en hoe vaak was dit het geval? Zo nee, waarom is geen sprake van documentatie over de inzet van dit opsporingsmiddel?
Politie en OM hebben mij laten weten dat het belang van de opsporing en vervolging zich ertegen verzet om publiekelijk informatie te verstrekken over het aantal keer dat de stille sms is ingezet.
In hoeveel gevallen is dit opsporingsmiddel aangevoerd als bewijs in een strafzaak en heeft het middel bijgedragen aan een veroordeling?
Hiervan wordt geen afzonderlijke registratie bijgehouden.
Bent u voornemens om op korte termijn de wenselijkheid en het toepassingskader van de zogenaamde stealth sms te herzien en de Kamer voor 1 oktober 2013 per brief te informeren over te nemen maatregelen in het belang van de integriteit van de opsporing?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de voorgaande vragen is de integriteit van de opsporing niet in het geding. Ik zie dan ook geen aanleiding om het toepassingskader van de stealth sms te herzien, afgezien van de procedurele aanscherpingen zoals genoemd in antwoord op vragen 3 en 4.
De berichten ‘Ontsnapte boefjes gepakt’ en ‘Drie ontsnapte jongeren uit Hartelborgt aangehouden’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Ontsnapte boefjes gepakt» en «Drie ontsnapte jongeren uit Hartelborgt aangehouden»? Klopt het wat hierin vermeld wordt?1 2
Ja, ik ken beide berichten. Zie voorts het antwoord op vraag 2, 3 en 5.
Deelt u de mening dat elke ontsnapping er één teveel is en dat u zich niet kunt verschuilen door het aantal ontsnappingen te bagatelliseren tot incidenten? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard is iedere ontvluchting er één teveel. Momenteel wordt een veiligheidsonderzoek door Bureau Veiligheid en Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) uitgevoerd naar de toedracht van de ontvluchting. Tevens heeft de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) in samenwerking met de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Sociale zaken en Werkgelegenheid De Hartelborgt op 26 augustus 2013 bezocht in het kader van een regulier tussentijds toezicht. Tijdens dit toezicht hebben de inspecties aandacht besteed aan de betreffende ontvluchting. Op basis van de resultaten van beide onderzoeken zal ik beoordelen of deze ontvluchting een incident betreft dan wel het gevolg is van structurele tekortkomingen in De Hartelborgt.
Op welke manier hebben deze criminelen kunnen ontsnappen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Kamer direct te informeren over het onderzoek dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie naar de toedracht van de ontsnapping heeft ingesteld? Zo nee, waarom niet?
De IVenJ zal de resultaten van het inspectieonderzoek op korte termijn op haar website publiceren. Het veiligheidsonderzoek, uitgevoerd door Bureau Veiligheid en Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), is vertrouwelijk van aard en wordt niet publiekelijk gepresenteerd.
Deelt u de mening dat het kennelijk makkelijk geweest moet zijn om te ontsnappen aangezien het maar liefst drie personen geweest zijn die de benen hebben kunnen nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid altijd een compleet (en dus niet een beperkt) signalement uit te zenden via Burgernet indien tot detentie veroordeelde criminelen het op een lopen zetten, aangezien zij altijd een gevaar voor de samenleving vormen? Zo nee, waarom niet?
Nee, hiertoe ben ik niet bereid. Zoals eerder aangegeven is de lijn dat per incident het belang van een opsporingsbericht wordt afgewogen. Bij de overweging om hiertoe al dan niet over te gaan is, naast de afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit, de inschatting van de reactie van de onttrokken persoon op de media-aandacht van groot belang. Uit ervaring is gebleken dat sommige onttrokken personen gevaarlijk en meer onberekenbaar worden door media-aandacht, terwijl anderen op de vlucht slaan. Deze overweging geldt evenzeer voor het vrijgeven van het signalement van de onttrokken persoon.
Bent u bereid de kosten die gemaakt zijn bij de zoektocht, zoals het uitrukken met politiehonden en het inzetten van een politiehelikopter, op dit ontsnapte tuig te verhalen? Zo nee, waarom niet?
Voor de uitvoering van kerntaken van de politie worden, conform de algemene beleidslijn, geen kosten doorberekend. De opsporingskosten in de onderhavige zaak worden derhalve niet op de ontvluchtte jeugdigen verhaald.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen om voor eens en voor altijd te voorkomen dat criminelen uit een Justitiële Jeugdinrichting de benen kunnen nemen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Het veiligheidsonderzoek en de resultaten van het inspectiebezoek moeten uitwijzen of de ontvluchting een incident betreft dan wel het gevolg is van structurele tekortkomingen in JJI De Hartelborgt. Aan de hand daarvan zal ik samen met de sectordirectie JJI van de DJI bezien of, en zo ja welke, extra maatregelen dienen te worden getroffen.
Daar waar nodig, neem ik uiteraard direct maatregelen. Zo is mij deze week een nieuw incident in De Hartelborgt gemeld over een vermeende relatie tussen een medewerker en een jeugdige. Na intern onderzoek is betrokken medewerker per direct ontslagen en is de jeugdige definitief overgeplaatst naar een andere JJI.
De uitkomst van de consultaties over de 15 % THC-norm voor cannabis |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere gestelde vragen over de 15% THC-norm voor cannabis?1 Zo ja, wat was de inhoud van deze consultaties bij onder andere de politie, het Openbaar Ministerie, het Nederlands Forensisch Instituut en enkele gemeenten en de instellingen voor verslavingszorg?
Ja, ik herinner mij de eerdere antwoorden. De consultaties waar u op doelt betreffen adviezen die zijn gevraagd in het kader van de interne gedachtevorming. Om die reden heeft uw Kamer de inhoudelijke rapportage van deze adviezen niet eerder ontvangen. Ik voldoe evenwel graag aan uw verzoek om deze alsnog aan uw Kamer te verzenden, als bijlage bij deze antwoorden.2 Ik stuur u tevens de volledige tekst van de ontvangen reacties voor zover die formeel van aard waren. De reacties die zijn ontvangen van gemeenten stuur ik niet integraal mee, omdat deze adviezen de persoonlijke beleidsopvatting van de betreffende ambtenaren weergeven. De strekking van deze adviezen is wel in de rapportage weergegeven, zonder vermelding om welke gemeente het gaat.
Waarom is de rapportage van deze consultaties niet tegelijkertijd met de impactanalyse van de consequenties voor de strafrechtketen (Kamerstuk 33 593) naar de Kamer gezonden? Kan de inhoudelijke rapportage van de consultaties bij diverse organisaties alsnog per direct naar de Kamer worden gezonden?
Zie antwoord vraag 1.
Welke betekenis is er gehecht aan de genoemde argumenten naar aanleiding van de inhoudelijke consultaties over de aanbeveling door de expertcommissie Lijstensystematiek ten aanzien van de 15% THC-norm bij diverse organisaties, ressorterend onder de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport qua beleidsvoorbereiding van de algemene maatregel van bestuur, gelet op het belang van de scheiding der markten waarop het Nederlandse gedoogbeleid in prima forma is gestoeld? Hoe is er met de inhoud van deze consultaties omgegaan qua beleidsreactie op de aanbeveling door de expertcommissie Lijstensystematiek qua cannabis?
Uit de ontvangen reacties werd duidelijk dat de aanbeveling van de Commissie Garretsen op een aantal vlakken noopte tot nader onderzoek. Dit is rechtstreeks aanleiding geweest voor het uitvoeren van de impactanalyse die uw Kamer, tezamen met de concept-AMvB, van mij heeft ontvangen.
Is er bij het vormen van een beleidsvisie naar aanleiding van de aanbeveling van expertcommissie Lijstensystematiek over cannabis ook een vergelijking gemaakt met het handhaven van artikel 3b lid 2 Opiumwet ten behoeve van het cannabisbeleid? Zo nee, waarom niet en kan het kabinet dat alsnog doen voordat een eventuele algemene maatregel van bestuur zal worden doorgevoerd voor wat betreft de 15% THC maatregel?
Artikel 3b lid 2 Opiumwet ziet op een uitzondering van het afficheringsverbod bij openbaarmaking in het kader van medische of wetenschappelijke voorlichting. Er is geen direct verband tussen het handhaven van deze bepaling en de 15% THC-maatregel.
Bent u bereid deze vragen voor 11 september 2013 te beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
Een voorstel van de politiebond om niet te bezuinigen op de politie en het OM, maar te investeren in fraudeaanpak |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent het bericht: «ACP: investeren in fraudeaanpak»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het voorstel van politiebond ACP om niet te bezuinigen op de politie en het Openbaar Ministerie (OM), maar om extra te investeren in fraudebestrijding?
Het voorkómen en bestrijden van fraude heeft topprioriteit voor dit kabinet, evenals het terughalen en afpakken van onrechtmatig of anderszins ten onrechte ontvangen overheidsgelden en langs criminele weg verkregen vermogen. Omdat de bestrijding van fraude een departementale aanpak overstijgt, zet het kabinet in op een rijksbrede en programmatische aanpak van fraude. Zoals ik in mijn brief van 3 juli jl. heb aangekondigd, zal het kabinet voor het einde van dit jaar een actieplan presenteren.2 Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de maatregelen die daarin zullen worden aangekondigd.
Klopt het dat extra investeren in fraudebestrijding zoveel opleveren dat de aangekondigde bezuinigingen overbodig worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u met dit voorstel doen nu zowel de politie als het OM hier positief over zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om net als Groot-Brittannië statistische gegevens over fraude bij te houden zodat er een goed beeld ontstaat van de omvang van fraude in ons land? Zo nee, waarom niet?
De ervaring leert dat het zeer ingewikkeld is om een betrouwbare schatting te maken van de omvang van fraude. Ook zonder een precies beeld van de omvang staat voor het kabinet vast dat een verstevigde aanpak van fraude noodzakelijk is en dat er beter zicht moet komen op de resultaten daarvan. Het bijhouden van statistieken om een goed beeld te krijgen van de totale omvang van fraude is daarbij geen doel op zich.