De relatie tussen prins Bernhard en de geheime diensten |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat prins Bernhard in 1995 opdracht heeft gegeven aan de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), de voorganger van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), om hem inlichtingen te verschaffen over het dossier dat de Amerikaanse geheime diensten over de prins zouden hebben?1
Prins Bernhard is in 2004 overleden. De BVD is in 2002 opgevolgd door de AIVD.
Wijlen prins Bernhard was geen opdrachtgever van de BVD of andere geheime diensten. De BVD en andere geheime diensten zijn werkzaam geweest binnen de hiervoor geldende wettelijke kaders. De motie inzake een onderzoek die op 4 december 2013 is ingediend (Kamerstuk 33 750 III, nr. 5) is op 5 december 2013 door de Tweede Kamer verworpen.
Welke opdrachten of suggesties heeft prins Bernhard nog meer gegeven aan de BVD of aan andere geheime diensten?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft prins Bernhard de toenmalige Minister-President op de hoogte gesteld van zijn verzoek aan de BVD?
Zie antwoord vraag 1.
Voor welke andere personen is de BVD of zijn andere geheime diensten nog meer bereid geweest opdrachten uit te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de Commissie voor Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) te vragen een onderzoek te doen naar de contacten tussen prins Bernhard en de Nederlandse veiligheidsdiensten?
Zie antwoord vraag 1.
Thuisprostitutie |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de reportage van Dit is de Dag over thuisprostitutie?1
Ja.
Wat houdt de toezegging van de plaatsvervangende korpschef van de Nationale Politie in dat er meer prioriteit gegeven gaat worden aan toezicht op thuisprostitutie? Waar bestaat die aanpak uit?
Het is van belang onderscheid te maken tussen legale en illegale prostitutie en vergunde en onvergunde prostitutie.
Onder voorwaarden is het in Nederland legaal om als prostituee te werken. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is sprake van illegale prostitutie. Verder hebben gemeenten sinds de opheffing van het bordeelverbod in 2000 de bevoegdheid gekregen om de exploitatie van prostitutie in hun gemeente te reguleren via de algemene plaatselijke verordening (APV). Aangezien gemeenten op dit moment nog niet allemaal in hun APV een vergunningplicht voeren voor alle prostitutiebedrijven, is niet alle onvergunde prostitutie op dit moment illegaal. Thuisprostitutie kan in de huidige situatie dan ook zowel de vergunde als de onvergunde bedrijfsmatige prostitutie vanuit woningen betreffen. Afhankelijk van de gemeente is dit legaal of illegaal.
Met invoering van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp) zal het onderscheid tussen legaal en illegaal en vergunde en onvergunde prostitutie in heel Nederland samenvallen. Met de Wrp worden alle vormen van bedrijfsmatige prostitutie vergunningplichtig. Exploitatie van prostitutie zonder vergunning, werken als prostituee zonder een geldige verblijfsvergunning en werken als prostituee onder de 21 jaar is vanaf dat moment illegaal en strafbaar.
Sinds enige jaren worden in diverse politie-eenheden acties (onder andere opsporing & handhaving) georganiseerd tegen illegale (thuis-)prostitutie. De in de uitzending genoemde extra investering bestaat voornamelijk uit het uitvoeren van landelijke actiedagen, waarbij alle eenheden gezamenlijk de krachten bundelen en na een gedegen voorbereiding door het hele land aanbieders van seksadvertenties controleren.
Bent u bereid om mensen die illegale thuisprostitutie faciliteren in de toekomst meer en harder aan te pakken? Waaruit bestaat die aanpak?
Dit gebeurt al in de praktijk. Al langere tijd is de aanpak van zogenaamde facilitators (dienstverleners) een aandachtspunt, omdat deze personen over het algemeen meerdere netwerken bedienen. Waar dergelijke personen worden gesignaleerd, en er sprake is van bewuste facilitators, worden ze aangepakt, onder andere door middel van het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken. Waar sprake is van onbewuste facilitators, wordt er geïnvesteerd in een meer preventieve aanpak zoals het vergroten van de bewustwording door middel van voorlichting en persoonlijke gesprekken.
Heeft u zicht op de omvang van thuisprostitutie in Nederland?
De totale aard en omvang van de prostitutiesector in Nederland is mij niet bekend. Het WODC voert momenteel een nulmeting uit in het kader van de Wrp. Deze nulmeting zal meer zicht geven op de aard en omvang van de prostitutiesector, waaronder prostitutie vanuit huis. Als deze is afgerond, zal ik de nulmeting met een beleidsreactie aan uw Kamer aanbieden.
Op welke manier wordt er toezicht gehouden op de gezondheid, werkomstandigheden en veiligheid van mannen en vrouwen in de thuisprostitutie?
In het geval een prostituee een vergunning voor thuisprostitutie heeft verkregen van de gemeente, houdt de gemeente toezicht op de vergunningsvoorwaarden waaraan de prostituee moet voldoen. In deze vergunning kunnen voorwaarden zijn opgenomen ten behoeve van de bescherming van de gezondheid, werkomstandigheden en veiligheid van de prostituee.
Werken als zelfstandige vanuit huis impliceert dat men zelf kiest voor het dragen van verantwoordelijkheid en de daaraan verbonden risico’s. Zelfstandigen vallen onder de Arbowet om hen te beschermen tegen ernstige (levensbedreigende) risico’s en gevaar voor derden (zoals passanten, klanten, omwonenden) te voorkomen. De maatregelen in de Arbowet gelden voor alle zelfstandigen in Nederland. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de Arbowet. Daarnaast vinden integrale prostitutiecontroles plaats die erop zijn gericht misstanden, waaronder mensenhandel, in deze sector aan te pakken.
Bent u bereid om nader onderzoek te (laten) doen naar thuisprostitutie in Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de Kamer op basis van de uitkomsten van dat onderzoek een brief te schrijven over uw beleid ten aanzien van thuisprostitutie?
Zie antwoord vraag 4.
Gsm-ontvangst in Nederland |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Gemeenten willen slecht mobiel bereik aanpakken»?1
Ja, ik ben bekend met deze berichten. Als Minister van Veiligheid en Justitie ben ik verantwoordelijk voor 1-1-2. Ik vind het heel belangrijk dat burgers in nood een beroep kunnen doen op snelle en adequate noodhulp. Tegelijkertijd moet worden bedacht dat 100% dekking voor mobiele telefonie in Nederland, net als in andere landen, niet realiseerbaar is. 112 kan dus niet in alle gevallen met een mobiele telefoon worden bereikt. Het Ministerie van EZ voert een onderzoek uit naar de reikwijdte van mobiele dekking in Nederland. De uitkomsten hiervan zullen zo spoedig mogelijk met uw Kamer worden gedeeld.
Bent u bekend met de diverse mediaberichten over de bereikbaarheid in oostelijke en zuidelijke grensgemeenten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel klachten over de bereikbaarheid van 112 heeft u het afgelopen jaren ontvangen? Wat was de aard van de klachten?
Mijn ministerie en het Ministerie van Economische Zaken (EZ) hebben enkele brieven ontvangen van gemeenten. Eind 2013 is een brief van de gemeente Vaals ontvangen waarin werd aangegeven dat door het ontbreken van mobiele dekking in de buitengebieden in de buurt van Vaals, burgers met hun mobiele telefoon verminderd 112 kunnen bellen. Sinds begin dit jaar hebben mijn ministerie en het Ministerie van Economische Zaken ook enkele brieven ontvangen van de gemeente Zaltbommel en van enkele gemeenten en veiligheidsregio’s liggend in grensregio’s over het ontbreken van mobiele dekking. Deze worden door mijn ministerie en het Ministerie van Economische Zaken beantwoord.
Hoeveel keer was in een acuut noodgeval 112 niet bereikbaar? Waar deed zich dit voor? Wat was hiervan de achtergrond?
112 is in principe altijd bereikbaar. Echter, om 112 mobiel te kunnen bereiken, is mobiele dekking noodzakelijk. Er wordt niet geregistreerd in hoeveel gevallen een acute noodoproep niet mogelijk was, omdat er geen mobiele dekking voorhanden was. Naar de aard der zaak is een dergelijke registratie ook niet mogelijk. Wel is onder meer via de media een een aantal gevallen bekend waarbij burgers 112 mobiel niet konden bereiken.
Welke acties heeft u ondernomen?
Vanuit de verantwoordelijkheid die ik heb voor 112, heb ik met de Minister van EZ afgesproken dat het Ministerie van EZ een onderzoek doet naar de reikwijdte van de mobiele dekking in Nederland. Het Ministerie van EZ heeft ook met de mobiele operators gesproken en zij toonden zich bereid mee te werken aan dit onderzoek. De uitkomsten van het onderzoek worden zoals eerder gemeld na oplevering van het onderzoek zo spoedig mogelijk met uw Kamer gedeeld.
Als een burger 112 onverhoopt mobiel niet kan bereiken, zijn er voor burgers verschillende manieren om de hulpverleningsdiensten toch te bereiken. Het handelingsperspectief voor burgers als zij 112 mobiel niet kunnen bereiken wordt structureel gecommuniceerd op de website van de rijksoverheid, van de verschillende hulpverleningsdiensten en door veiligheidsregio’s.
Specifiek bij storingen wordt via de woordvoeringslijn van mijn ministerie het handelingsperspectief voor burgers gecommuniceerd. Het handelingsperspectief is extra onder de aandacht gebracht in een campagne eind 2013. Een social media campagne, een lokaal en regionaal TV en radio-item en een artikel voor huis aan huis bladen waren onderdeel van deze campagne.
Bewoners in gebieden met verminderd mobiele dekking, waaronder delen van het grensgebied, beveel ik aan om in noodsituaties met een vaste lijn 112 te bellen. Het communiceren van het handelingsperspectief voor burgers heeft mijn blijvende aandacht.
Overigens zijn eerder al afspraken tussen de meldkamers aan weerzijden van de grens gemaakt om noodoproepen indien nodig direct door te verbinden naar de meldkamer aan de juiste zijde van de grens.
Bent u bereid om een afschrift van de kabinetsreactie op de brief van het CDA-gemeenteraadslid de heer Van Bree uit Dinkelland aan de Kamer ter beschikking te stellen?2
De brief van de heer Van Bree was gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. De heer van Bree vraagt in zijn brief aandacht voor de leefbaarheid van dunbevolkte gebieden waar de mobiele bereikbaarheid in het algemeen beperkt is. De Minister van Economische Zaken neemt de beantwoording van de brief van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu over. Een afschrift van de antwoordbrief zal worden gedeeld met uw Kamer.
Mensenhandel en thuisprostitutie |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitzending van Dit is de Dag «Van de Wallen naar het woonerf» over thuisprostituees?1
Ja.
Deelt u de in de uitzending gestelde mening dat veel thuisprostituees slachtoffer zijn van mensenhandel? Zo ja, waarop baseert u uw mening? Zo nee, waarom niet?
Niet in alle gevallen van illegale (thuis-)prostitutie is tevens sprake van mensenhandel. Van mensenhandel is sprake als opzettelijk voordeel wordt getrokken uit de uitbuiting van een ander. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen benadrukt in haar negende rapportage dat de thuisprostitutie een risicosector is voor gedwongen prostitutie omdat deze sector minder zichtbaar is en daardoor lastiger te controleren. Prostituees die zonder vergunning werken zijn daardoor kwetsbaarder voor uitbuiting. Uit het jaarverslag van Comensha uit 20122 blijkt dat Comensha in dat jaar 150 mogelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting werkzaam vanuit particuliere huizen heeft geregistreerd. In totaal zijn er in 2012 mogelijk 1223 slachtoffers van seksuele uitbuiting bij Comensha geregistreerd.
De totale aard en omvang van de prostitutiesector in Nederland is mij niet bekend. Het WODC voert momenteel een nulmeting uit in het kader van de Wrp. Deze nulmeting zal meer zicht geven op de aard en omvang van de prostitutiesector, waaronder prostitutie vanuit huis. Als deze is afgerond, zal ik de nulmeting met een beleidsreactie aan uw Kamer aanbieden.
Beschikt u over informatie ten aanzien van de aard en omvang van de problematiek van mensenhandel in relatie tot thuisprostitutie? Zo ja, wilt u die informatie met de Kamer delen? Zo nee, wilt u deze problematiek laten onderzoeken? Op welke termijn kunt u de Kamer van de uitkomsten van dat onderzoek op de hoogte stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de capaciteit van de politie voor de opsporing van deze vorm van mensenhandel? Wat zijn de resultaten?
In totaal is er ruim 1.100 FTE bij de Dienst Regionale Recherche ingericht voor de vreemdelingenpolitie en de aanpak van alle vormen van mensenhandel en -smokkel. In iedere politie-eenheid is minimaal één expert mensenhandel benoemd voor de (organisatie van de) aanpak van mensenhandel.
In de gegevens over de resultaten van strafzaken op het terrein van mensenhandel wordt geen onderscheid gemaakt naar gevallen van thuisprostitutie. Wel kan ik uw Kamer melden dat de politie, naast de reguliere handhavings-, opsporings- en toezichtstaak, heeft geïnvesteerd in bijvoorbeeld het houden van actiedagen in diverse eenheden tegen illegale prostitutie en mensenhandel. Ook werken publieke en private partners samen om mensenhandel via bestuurlijke interventies tegen te gaan. Zo zijn onder regie van de nationale politie inmiddels landelijke bestuurlijke acties uitgevoerd naar commerciële seksaanbieders op het internet, die veelal werkzaam zijn in de thuisprostitutie en escort. Deze acties hebben geresulteerd in verschillende bestuurlijke rapportages.
Waaruit bestaat de door de korpschef in de uitzending genoemde extra investering in de aanpak van thuisprostitutie?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2 van het lid Segers over thuisprostitutie (vraagnummer 2014Z06064, ingezonden 3 april 2014).
Bent u op de hoogte van het bestaan van een markt voor woonhuizen die voor grof geld worden verhuurd als illegaal bordeel en van de advertenties waarin dergelijke huizen worden aangeboden? Op welke wijze kunnen huiseigenaren en verhuurders strafrechtelijk vervolgd worden indien zij hun woning laten gebruiken voor deze vorm van prostitutie dan wel mensenhandel? Kent u gevallen waarin daadwerkelijk sprake is geweest van een dergelijke vervolging?
Ik heb kennis genomen van de signalen uit de uitzending. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vragen 2 en 3 is sprake van mensenhandel als opzettelijk voordeel wordt getrokken uit de uitbuiting van een ander. Het bewust voordeel trekken uit uitbuiting van anderen kan plaatsvinden door zogenaamde facilitators. Als huiseigenaren hun eigen woonhuis met het oog op uitbuiting van prostituees verhuren of ter beschikking stellen aan anderen, kunnen deze huiseigenaren als bewuste facilitator worden vervolgd voor bijvoorbeeld medeplegen of medeplichtigheid aan overtreding van artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Meer in het bijzonder betreft het lid 1 van dit artikel, bijvoorbeeld het onder sub 6 bepaalde: het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander.
In de rechtspraak zijn nog geen voorbeelden bekend van vervolging van personen die als bewuste facilitators van mensenhandel hun eigen woonhuis ter beschikking stelden met het oogmerk van uitbuiting van slachtoffers. Het OM zet zich in, onder andere onder de vlag van de Task Force Mensenhandel, om bewuste facilitators van mensenhandel aan te pakken, zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk.
Is het waar dat de buurtbewoners uit angst geen stappen tegen de genoemde misstanden durven te zetten? Zo ja, in hoeverre wordt er nu gericht aandacht gegeven aan de mogelijkheden voor buurtbewoners om deze vorm van mensenhandel te melden, bijvoorbeeld bij de politie of Meld Misdaad Anoniem?
Ik kan dat niet bevestigen. Vermoedens van illegale prostitutie of mensenhandel vanuit een particulier huis kunnen worden doorgegeven aan de politie en/of gemeente. Anoniem kunnen deze vermoedens worden gemeld aan Stichting M. De anonieme meldingen die bij Stichting M. binnenkomen worden doorgegeven aan de politie. Ook in 2014 loopt een campagne van Stichting M. om anonieme meldingen van mensenhandel in de prostitutiesector te stimuleren.
Ziet u een verband tussen de veronderstelde toename van thuisprostitutie en recente sluitingen van legale werkplekken zoals het Zandpad in Utrecht en werkplekken op de Wallen in Amsterdam? Zo ja, beschikt u over concrete aanwijzingen dat dat verband bestaat? Welke aanwijzingen zijn dat?
De prostitutiesector kenmerkt zich als een vluchtige branche. Prostituees verplaatsen zich regelmatig tussen gemeenten en raamprostitutiegebieden. Ervaringen uit het veld laten zien dat verplaatsingen tussen verschillende sectoren binnen de branche minder vaak voorkomen. Het is mogelijk dat prostituees zich naar de vergunde of onvergunde bedrijfsmatige prostitutie vanuit huis verplaatsen. Ik heb echter geen aanleiding om te concluderen dat er een direct verband is te leggen met het intrekken van de vergunningen in Utrecht of Amsterdam.
De verplaatsing van cocaïneroutes naar Rotterdam |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Cocaïneroutes lopen via Rotterdam», waaruit blijkt dat een kwart tot de helft van de in West-Europa en centraal Europa geconsumeerde cocaïne loopt via de havens van Rotterdam?1
Ja.
In hoeverre was dit gegeven reeds bekend uit eerder onderzoek? Wat is eraan gedaan om de toevoer via de Rotterdamse haven in te dammen?
De haven van Rotterdam is een belangrijke toegangspoort tot de Europese markt voor vele soorten goederen. De oorzaak dat er cocaïne via de Rotterdamse haven wordt aangevoerd is gelegen in het feit dat veel lijndiensten van Zuid-Amerika naar Rotterdam varen en de Rotterdamse haven de faciliteiten heeft om grote schepen af te meren. Dat is al jaren bekend.
De politie heeft geen indicatie dat de handel via de Rotterdamse haven toeneemt. Dat er in 2013 meer cocaïne in beslag is genomen is niet perse een indicatie van een grotere toevoer. Het is een rechtstreeks gevolg van een betere samenwerking met partners in de haven, het gebruik van nieuwe technologie en van nauwkeuriger analyses. Dit vindt plaats in het kader van het project Integere Haven, een samenwerkingsverband tussen gemeente, politie, openbaar ministerie (OM), Belastingdienst/douane, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en bedrijven in de haven. Het Hit and Run Cargo Team (HARC-team) bestrijdt internationale verdovende middelensmokkel in het Rotterdamse havengebied. Naast de repressieve acties van het HARC-team wordt met bedrijven ook in preventief opzicht samengewerkt. Er wordt voorlichting gegeven en bedrijven worden geïnformeerd over methodes van het transporteren van drugs en wat ze kunnen doen om die transporten tegen te gaan. Ook maakt de politie de bedrijven alert op het herkennen van signalen van niet-integer gedrag van hun medewerkers.
In hoeverre klopt de in het artikel genoemde opvatting dat er sprake van is dat het Nederlandse antidrugsbeleid zich vooral richtte op de luchthavens?
Die opvatting is onjuist. De zeehavens van Nederland, waaronder Rotterdam, hebben altijd veel aandacht gekregen van de controle- en opsporingsdiensten. De controle van passagiers krijgt evenwel meer aandacht in de media.
Welk deel van de cocaïne-invoer via de Rotterdamse haven wordt naar schatting onderschept?
Hiervan is geen goede schatting te maken, aangezien over de totale omvang van de cocaïnesmokkel naar Rotterdam niets bekend is en daar ook geen indicatoren voor te geven zijn.
Hoeveel ton cocaïne wordt er nu precies onderschept in Rotterdam? Hoe verhoudt de in de «Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2012»2 genoemde 12.000 kg zich tot de 3.600 kg die op basis van het rapport over drugsonderscheppingen wordt genoemd?
In het aangehaalde rapport «Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2012» wordt op pagina 8 gesproken over 13.000 kilogram cocaïne welke in het jaar 2012 in totaal in beslag is genomen. Dit cijfer betreft inbeslagnemingen van cocaïne in de havens van Rotterdam en Antwerpen gezamenlijk. De in de vraag genoemde 3.600 kg gaat wel specifiek over Rotterdam; dit betreft de hoeveelheid cocaïne die door het HARC-team in 2012 is onderschept.
Op welke wijze wordt er hierbij samengewerkt met de Belastingdienst, die in 2013 te maken had met een sterke stijging van het gewicht aan cocaïne dat in beslag genomen is?3 Hoe verhoudt de hoeveelheid door de Belastingdienst in beslag genomen cocaïne zich tot de in het artikel genoemde bijna 10 ton? Hoe is dit verschil te verklaren? Wordt er niet automatisch samengewerkt tussen politie, havenautoriteiten en de Belastingdienst?
Zoals ik op vraag 2 heb geantwoord werken de Belastingdienst en de Douane nauw samen met onder meer de politie bij inbeslagnames van verdovende middelen. De inbeslagnames van cocaïne door de Belastingdienst/Douane in de haven van Rotterdam worden binnen het HARC-team verder onderzocht. In 2013 heeft de Belastingdienst/Douane 8.669 kg cocaïne in beslag genomen in de haven van Rotterdam. Uit het in deze vraag aangehaalde kamerstuk blijkt dat de Belastingdienst/Douane in 2013 in heel Nederland 12.913 kg cocaïne in beslag heeft genomen. Deze laatste hoeveelheid betreft zodoende de inbeslagnames van cocaïne in de havens van Rotterdam en Vlissingen, op luchthaven Schiphol en op andere plaatsen in Nederland tezamen.
Wat is de concrete inzet om het aandeel onderschepte invoer van cocaïne te vergroten via een gezamenlijke aanpak?
De inzet is gericht op het voortzetten van de bestaande samenwerkingsverbanden en opsporingsstrategieën.
Het bericht ‘Tanken zonder te betalen’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de inhoud van de tv-uitzending van PowLitie op maandag 31 maart 2014?1
Ja.
Klopt het dat dieven voor het stelen van brandstof – «tanken zonder te betalen» – met betrekking tot de eerste twee door hen gepleegde diefstallen niet worden aangepakt door politie en justitie? Zo ja, wat is hier de reden van?
Vanzelfsprekend ben ook ik van mening dat tanken zonder te betalen moet worden aangepakt. Zoals toegezegd tijdens het AO Politieonderwerpen van 18 juni 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 464) heb ik met het OM gesproken over deze aanpak en of dit in de praktijk goed loopt. Het OM en de politie hebben mij toegelicht goede afspraken te hebben met de benzinebranche (onder meer met de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie) en ook regelmatig overleg te hebben met de branche over een effectief beleid tegen tanken zonder betalen. Dit beleid werpt zijn vruchten af. Pomphouders weten de digitale aangiftefaciliteit bij de politie (voorheen bij het OM) goed te vinden. Het aantal gevallen van benzinediefstal daalt.
Als ondanks de preventieve maatregelen die de sector zelf kan nemen (zoals de uitrol van betalen aan de pomp en het plaatsen van slagbomen bij de uitritten van benzinestations) toch wordt getankt zonder te betalen, is een van de prioriteiten ervoor te zorgen dat de pomphouders hun geld alsnog krijgen. De Rijksdienst Wegverkeer en Justitie helpen de pomphouders hierbij doordat ontheffing is verleend aan gerechtsdeurwaarders om de NAW-gegevens bij het kentekenregister te achterhalen. Deze civielrechtelijke weg leidt ertoe dat degene die tankt zonder te betalen alsnog moet betalen en is voor de pomphouders de snelste manier om hun geld (inclusief de onkosten) terug te krijgen. Doordat ook de kosten van de gerechtsdeurwaarder kunnen worden verhaald, ontstaat er bovendien een extra prikkel om in het vervolg wel te betalen. In geval van strafrechtelijke vervolging van een verdachte kan de pomphouder er ook voor kiezen zich te voegen in de strafrechtelijke procedure.
Iedere aangifte is van belang en kan, naast een civielrechtelijke aanpak, ook leiden tot een strafrechtelijke interventie. In overleg met de benzinebranche hebben OM en politie gekozen voor een beleid dat zich primair richt op recidivisten. Door aangiften te bundelen is de opsporing en vervolging namelijk kansrijker en kan een zwaardere straf worden geëist / opgelegd. Door op deze manier de meest ernstige en stelselmatige vormen van tanken zonder te betalen aan te pakken wordt de beschikbare capaciteit het meest effectief ingezet. Het maatschappelijk effect van de strafrechtelijke interventie is het grootst door deze te richten op de grootste probleemveroorzakers.
In deze aanpak is elke aangifte van groot belang. Daarom is er een speciale aangiftefaciliteit ingericht op de website van de nationale politie en is met de branche afgesproken dat er altijd aangifte wordt gedaan. Hierdoor krijgen politie en OM goed zicht op het fenomeen en de daders en kunnen zij tot een gerichte en effectieve strafrechtelijke interventie komen. Elke aangifte kan dus belangrijke opsporingsinformatie opleveren voor de politie: de politie checkt bij elke aangifte of de persoon reeds in de systemen voorkomt. Met deze informatie wordt op recidive gecontroleerd en waar mogelijk wordt dit feit betrokken bij andere strafbare feiten.
Bent u het er mee eens dat «tanken zonder te betalen» keihard aangepakt moet worden door politie en justitie en dus ook de «first & second offenders»?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel aangiften – waarbij bruikbare beelden van daders door pomphouders zijn aangeleverd – zijn bekend bij politie en justitie?
In mijn antwoord op vragen van de leden Visser en Dijkhoff (beiden VVD) over het bericht «Dieselbendes roven tanks leeg» heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aangiftecijfers inzake aangiftes van diefstal van brandstof.2 Ik verwijs hier kortheidshalve naar. Meer specifieke cijfers over tanken zonder te betalen en over het strafrechtelijke vervolg zijn niet beschikbaar.
Hoeveel van deze aangiften zijn door de politie bij justitie aangeleverd? Hoeveel van de aangeleverde zaken hebben geleid tot een veroordeling?
Zie antwoord vraag 4.
De hoeveelheid kinderen die in Nederland om migratieredenen in bewaring wordt gesteld |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de Europese cijfers over het aantal kinderen dat om migratieredenen in vreemdelingendetentie wordt geplaatst?1
Deze cijfers zijn mij niet bekend. Om de cijfers te achterhalen heb ik navraag gedaan bij de bron van dit bericht, Defence for Children, die ook de cijfers over Nederland heeft aangeleverd bij de International Detention Coalition. Defence for Children kon echter niet instaan voor de betrouwbaarheid van de informatie van andere landen omdat bronnen onbekend zijn of omdat het schattingen door lokale NGO’s betreft. Daarbij is van belang om op te merken dat ook als cijfers wel door registrerende overheden aangeleverd zouden zijn, zij vreemdelingenbewaring van kinderen niet altijd als apart cijfer of niet op dezelfde wijze registreren. Als bijvoorbeeld alleen het gezinshoofd geregistreerd wordt, komen diens kinderen in de detentiecijfers niet voor.
Gelet op deze onbetrouwbaarheid van de informatie zou ik dan ook geen conclusies over en vergelijkingen met andere Europese landen willen trekken.
Ik betreur het wel dat een niet verifieerbare set gegevens heeft geleid tot berichtgeving in de media en – begrijpelijk – vervolgens vragen van uw Kamer.
Klopt het dat Nederland in Europees verband, na Malta, het grootste aantal kinderen detineert om migratieredenen? Wat is hiervoor de verklaring?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel kinderen zijn in respectievelijk 2011, 2012 en 2013 in vreemdelingenbewaring geplaatst in Nederland? Kunt u deze cijfers tevens uitsplitsen naar de verschillende momenten van bewaring, zoals na binnenkomst op Schiphol (grensdetentie), reguliere bewaring, de bewaring van Dublinclaimanten en bewaring vlak voor terugkeer/uitzetting (uitzetcentrum)?
Ten aanzien van het aantal minderjarige kinderen dat in vreemdelingenbewaring is geplaatst, wordt onderscheid gemaakt tussen alleenstaande minderjarige asielzoekers (amv’s) en kinderen die als onderdeel van een gezin in bewaring ter fine van uitzetting (art. 59 Vw) of in grensdetentie na een asielaanvraag (art. 6 Vw) worden geplaatst. Amv’s worden nooit in grensdetentie geplaatst.
In de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn respectievelijk circa 90, 70 en 30 amv’s in bewaring ter fine van uitzetting geplaatst. Deze gestage daling is te verklaren door een beleidswijziging in 2011 dat amv’s alleen bij uitzondering, op specifieke gronden, in bewaring worden geplaatst (TK vergaderjaar 2010–2011, 27062, nr.2. Daarnaast kunnen sinds medio 2013, naar aanleiding van een arrest van het Europese Hof van Justitie, amv’s niet langer op grond van de Dublinverordening worden overgedragen aan een andere lidstaat (TK vergaderjaar 2013–2014, 19 637, nr. 1759).
Het aantal kinderen dat als onderdeel van een gezin in bewaring ter fine van uitzetting (art. 59 Vw) geplaatst was in 2011, 2012 en 2013 bedroeg respectievelijk circa 320, 350 en 160. De daling in 2013 van de inbewaringstelling van gezinnen met kinderen ex art. 59 Vw hangt samen met de regeling langdurig verblijvende kinderen en de beleidswijziging in september 2013 dat gezinnen met kinderen niet in bewaring ter fine van uitzetting worden geplaatst, tenzij de ouders zich eerder aan het toezicht hebben onttrokken.
Voorts is de gemiddelde bewaringstermijn van gezinnen met kinderen in bewaring ter fine van uitzetting (art.3 afgenomen; van gemiddeld 8 dagen in 2011 en 2012 naar gemiddeld 5 dagen in 2013.
Vanaf 1 januari 2013 wordt het aantal gezinnen met minderjarige kinderen in grensdetentie, na asielaanvraag (art. 6 Vw) bijgehouden; in 2013 zijn circa 120 kinderen in grensdetentie, na asielaanvraag, geplaatst.
Het is niet mogelijk om vanuit de informatiesystemen van de vreemdelingenketen de gevraagde uitsplitsing naar de verschillende momenten van bewaring en grensdetentie te genereren.
Hoe verhouden deze cijfers zich tot het nieuwe bewaringbeleid, waarbij kinderen enkel bij hoge uitzondering in bewaring worden gesteld? Op welke wijze en in welke mate gaan het nieuwe beleid en het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel inzake terugkeer en bewaring ervoor zorgen dat de bewaring van kinderen wordt beëindigd?
Ik verwijs hier graag naar mijn brief van 28 mei over «invoering screening en nieuwe locatie voor kinderen»
Voorts wordt in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel Wet terugkeer en bewaring aandacht besteed aan de positie van kwetsbare groepen, zoals minderjarige kinderen.
Welke alternatieven voor bewaring bent u bereid te implementeren om te voorkomen dat kinderen in bewaring worden gesteld, maar dat zij met het gezin en zo nodig onder toezicht en in veiligheid kunnen worden gehouden?
Graag verwijs ik hierbij naar mijn brief van 28 mei over «invoering screening en nieuwe locatie voor kinderen».
Kunt u uiteenzetten welke verschillen er zijn in bewaringsbeleid met andere lidstaten, waardoor zij er in slagen om veel minder kinderen om migratieredenen te detineren? Welke lessen kunt u trekken uit dit beleid van andere landen die ook in Nederland kunnen werken om het aantal detenties van kinderen te verminderen?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 1 en 2 kan ik op basis van de niet-verifieerbare informatie verzameld door de International Detention Coalition geen vergelijkende conclusies trekken met andere Europese landen.
Voorts verwijs ik naar mijn brief van 28 mei over «invoering screening en nieuwe locatie voor kinderen»
Op welke wijze zorgt u ervoor dat kinderrechten zoals vastgelegd in het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind gewaarborgd zijn in het Nederlandse beleid op het terrein van vreemdelingenbewaring?
Kinderrechten zoals opgenomen in het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind en andere relevante verdragen en richtlijnen zijn geborgd in Nederlandse wet- en regelgeving, derhalve ook in de Vreemdelingenwet 2000 en de lagere regelgeving. Dit leidt er toe dat minderjarige kinderen alleen bij uitzondering en uiterst terughoudend in vreemdelingenbewaring worden geplaatst, voor zo kort mogelijke duur. Als gezinnen met minderjarige kinderen en alleenstaande minderjarige asielzoekers bij uitzondering in bewaring worden gesteld dan wordt, qua faciliteiten, rekening gehouden met de behoeften en noden van het kind. Voorts verwijs ik naar mijn brief van 28 mei over «invoering screening en nieuwe locatie voor kinderen»
De kwaliteit van Buitengewone Opsporingsambtenaren (boa’s) |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Beveiligers vrezen wegwerp-boa’s»?1
Ja.
Deelt u de mening van de securitymanager van beveiligingsbedrijf Securitas dat de eisen ten aanzien van kwaliteit, opleiding en bijscholing van boa’s te laag zijn? Zo ja, waar blijkt dat uit? Wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Nee, de huidige eisen ten aanzien van kwaliteit, opleiding en bijscholing, die gelden voor alle boa’s, acht ik passend. De eisen op dit terrein zijn vrij recent (in 2012/2013) aangescherpt door invoering van een systeem van permanente her- en bijscholing en examinering van vaardigheden op het terrein van conflicthantering en gesprekstechnieken.
Deelt u de mening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat de gemeentelijke boa zich tot een goed gekwalificeerde professional op het gebied van handhaven ontwikkelt? Zo ja, waar blijkt dat uit? Hoe verhoudt zich dat tot de mening van de securitymanager van beveiligingsbedrijf Securitas? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Daarnaast zullen ook ontwikkelingen als het modeluniform en de samenwerking met de politie leiden tot verdergaande professionalisering van de functie.
Hebt u ten aanzien van boa’s die ingezet worden bij de handhaving van de Drank- en Horecawet, bijvoorbeeld op grond van artikel 16 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, specifieke eisen aan de bekwaamheid van deze boa’s gesteld? Zo ja, welke eisen zijn dat? Zo nee, waarom niet?
Ja, de boa’s die ingezet worden voor handhaving van de Drank- en Horecawet volgen een specifieke aanvullende opleiding die wordt afgesloten met een examen. Het examen bestaat uit twee onderdelen: kennis van de regelgeving en het opstellen van een boeterapport.
Acht u het een risico dat marktpartijen gecertificeerde boa’s wegzetten bij gemeenten en niet voorzien in her- en bijscholing? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dat risico te beperken? Zo nee, waarom niet?
Nee, het administratieve proces rond de permanente her- en bijscholing voorziet erin dat wordt geregistreerd of boa’s de modules van de permanente her- en bijscholing volgen en met voldoende resultaat behalen. Het traject van permanente her- en bijscholing beslaat een periode van 5 jaar. De eerste module bijvoorbeeld dient men binnen 2 jaar te hebben behaald. Als dit niet het geval is, vervalt de boa akte.
Acht u het risico aanwezig dat er «wegwerpboa’s» ontstaan waarbij detacheerders mensen in dienst nemen die hun boa-akte hebben en die na korte tijd weer laten uitstromen, omdat de verlenging niet kan worden geregeld»? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ook detacheerders moeten om te kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen investeren in de kwaliteit (opleiding) van de (aspirant-)boa’s die zij beogen uit te lenen aan gemeenten. De keuze voor de duur van de aanstelling en de investering door een detacheerder is een verantwoordelijkheid van die detacheerder. Deze investering kan betekenen dat detacheerders zullen proberen om afspraken te maken met gemeenten over de inhuur van boa’s voor een langere termijn. Aangezien de inzet van gemeentelijke boa’s – al dan niet ingehuurd – onderwerp is van de meerjarenafspraken rond het veiligheidsplan, is het aannemelijk dat de contacten met detacheerders ook van langere duur kunnen zijn.
Wat vindt u van het idee van een kwaliteitskeurmerk voor boa’s? Bent u voornemens om een dergelijk keurmerk te introduceren of verplicht te stellen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
De door middel van detachering ingehuurde boa’s vallen onder hetzelfde (juridische) regime als de boa’s die in dienst zijn van een gemeente. Zij moeten dus voldoen aan dezelfde, al bestaande kwaliteitseisen (zie mijn antwoord op de vragen 2 en 3). Er bestaat derhalve geen aanleiding om een keurmerk te introduceren.
Het bericht dat voor slachtoffers van mensenhandel bij terugkeer in Guinee geen enkele opvang beschikbaar is |
|
Gert-Jan Segers (CU), Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het verkennend onderzoek van het Centrum Kinderhandel Mensenhandel en Terre des Hommes naar de achtergronden en (on)mogelijkheden voor terugkeer van Guineese slachtoffers van mensenhandel?1
Ja.
Hoe verhouden deze voorgenomen uitzettingen zich tot de constatering dat de regering van Guinee geen hulp geeft aan slachtoffers om toegang tot juridische, medische of psychologische hulp te krijgen en geen steun gaf aan ngo’s die dit kunnen bieden?2 Deelt u de mening deze slachtoffers bij uitzetting een aanzienlijk risico lopen om wederom het slachtoffer te worden van mensenhandel? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3 en 7.
Is het u bekend dat er jaarlijks ongeveer 50 slachtoffers van mensenhandel uit Guinee in Nederland terechtkomen, waarvan een aantal inmiddels met uitzetten bedreigd wordt? Op welke wijze voldoet Nederland aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen om deze kwetsbare slachtoffers bescherming te bieden?
Ja, uit het geautomatiseerde systeem van de IND (Indigo) blijkt dat er in de afgelopen jaren gemiddeld 50 vreemdelingen op grond van de verblijfsregeling mensenhandel in aanmerking zijn gekomen voor een eerste of voortgezette verblijfsvergunning.
Met de zogenaamde verblijfsregeling mensenhandel (voorheen «B9») voldoet Nederland aan de internationale verplichting om slachtoffers van mensenhandel bescherming te bieden. In het kader van deze verblijfsregeling kunnen slachtoffers aanspraak maken op de zorg en bescherming die zij nodig hebben. Indien zij geen verblijfsrecht (meer) hebben op grond van deze regeling, kunnen zij voor verblijf op humanitaire gronden (voorheen voortgezet verblijf) in aanmerking komen. Indien een vreemdeling na een zorgvuldige individuele toetsing op deze gronden geen verblijfsrecht krijgt, is terugkeer naar het land van herkomst aan de orde.
In het beleid wordt terdege rekening gehouden met de situatie in Guinee. Als een vreemdeling uit Guinee (her)besnijdenis vreest of andere redenen heeft voor vrees bij terugkeer, kan hij of zij asiel aanvragen. (Her)besnijdenis kan een reden zijn om schending van artikel 3 EVRM aan te nemen. Er wordt in dat geval gekeken naar beschermingsmogelijkheden en vestigingsmogelijkheden. Hoewel ik me kan voorstellen dat er zorgen zijn, biedt het beleid ten aanzien van mensenhandel en het asielbeleid naar mijn mening voldoende waarborgen.
Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken, al dan niet in samenwerking met ngo’s, om de opvang van slachtoffers van mensenhandel in Guinee te verbeteren? Zo ja, op welke wijze wilt u hier invulling aan geven? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bereid de mogelijkheden te onderzoeken. Naar aanleiding van de bevindingen uit dit rapport heeft er op 28 maart jl. al een verkennend gesprek plaatsgevonden met het Centrum Kinderhandel en Mensenhandel en Terre des Hommes over de uitkomsten.
Deelt u de mening dat een thematisch ambtsbericht voor deze specifieke kwetsbare doelgroep op zijn plaats is? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit bericht tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw algemeen ambtsbericht voor Guinee, dat nog dit jaar zal verschijnen. Daarin zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan «Female Genital Mutiliation» (FGM) en aan de positie van kinderen en (jonge) vrouwen en de kwetsbaarheden die daar soms mee verbonden zijn. Een apart thematisch ambtsbericht acht ik daarom niet nodig.
Bent u bereid de Kamer een kabinetsreactie te geven op het onderzoek van het Centrum Kinderhandel Mensenhandel en Terre des Hommes, met name op de conclusies en aanbevelingen?
Met de beantwoording van onderhavige vragen ben ik uitgebreid in gegaan op de bevindingen uit dit onderzoek. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7. Deze beantwoording kan dan ook worden gezien als reactie op dit rapport.
Deelt u de conclusie van voornoemd onderzoek dat een succesvolle terugkeer van Guineese slachtoffers van mensenhandel op dit moment niet of nauwelijks mogelijk is? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de uitzetting van slachtoffers van mensenhandel naar Guinee tot nader order op te schorten en de Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren?
Zonder een algemene conclusie te trekken uit dit verkennende onderzoek is voor vreemdelingen uit Guinee, waaronder slachtoffers mensenhandel, het volgende van belang. Als een vreemdeling uit Guinee (her)besnijdenis vreest of andere redenen heeft voor vrees bij terugkeer, kan hij of zij een asielaanvraag indienen. De IND toetst vervolgens of het asielrelaas aannemelijk is. Als het asielrelaas aannemelijk is, dan wordt getoetst of de vreemdeling risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 EVRM. (Her)besnijdenis kan een reden zijn om schending van artikel 3 EVRM aan te nemen. Er wordt in dat geval gekeken naar beschermingsmogelijkheden en vestigingsmogelijkheden. In het landgebonden asielbeleid voor Guinee wordt rekening gehouden met de positie van vrouwen en meisjes, zoals het risico op geweld en besnijdenis. In dit beleid is opgenomen dat er niet wordt aangenomen dat er beschermingsmogelijkheden zijn voor vrouwen die aannemelijk maken dat zij vrezen voor geweldpleging of voor besnijdenis (hieronder valt ook herbesnijdenis). Zij kunnen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning.
Als de asielaanvraag wordt afgewezen dan betekent dit dat de vreemdeling geen risico loopt op vervolging of schending 3 EVRM en is terugkeer aan de orde.
Bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) is het realiseren van adequate opvang een voorwaarde voor terugkeer, waarbij de medewerking van de amv een belangrijke rol speelt. Hierbij wordt in eerste instantie ingezet op hereniging met ouders of andere familieleden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt, wordt gezocht naar andere vormen van lokale opvang, zoals opvanghuizen. Pas wanneer adequate opvang is geregeld, zal terugkeer kunnen plaatsvinden. Minderjarigen worden niet teruggestuurd als er geen adequate opvang is.
Dit neemt niet weg dat wanneer de vreemdeling, ook een slachtoffer van mensenhandel, zelfstandig wenst terug te keren naar Guinee, dat wel mogelijk is. Er zijn verschillende projecten die aan vreemdelingen die teruggaan ondersteuning bieden na hun aankomst in Guinee bij hun re-integratie.
Gegeven het voorgaande zie ik geen aanleiding om terugkeer op te schorten of aan te houden.
De uitzending «Dit is de dag - onderzoek» en de berichten in de Telegraaf over daders van kindermishandeling. |
|
Loes Ypma (PvdA), Vera Bergkamp (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de problematiek omtrent kindermishandeling en daderaanpak zoals naar voren komt in de uitzending «Dit is de dag- onderzoek»1 en het bericht: «Kindermishandelaars ontlopen vaak straf»?2
Ik ben bekend met de uitzending «Dit is de dag- onderzoek» en het bericht in de Telegraaf van 26 maart jl.
Zijn er cijfers bekend van het aantal registraties van kindermishandeling bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom niet?
Jaarlijks publiceert Jeugdzorg Nederland cijfers over de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s), voorzien van een toelichting. In deze publicatie staan ook de resultaten van de onderzoeken van de AMK’s. De laatste publicatie is te vinden op http://www.jeugdzorgnederland.nl/contents/documents/amk-2012.pdf .
Uit de cijfers van 2012 blijkt dat in totaal 65.340 keer contact is gezocht met het AMK. In 45.887 keer is advies gegeven, in ruim 19.453 gevallen is onderzoek gestart, waarbij 32.886 kinderen waren betrokken. Wat betreft de aard van de mishandeling zijn het getuige zijn van gezinsgeweld en affectieve en pedagogische verwaarlozing de vormen van kindermishandeling die in 2012 het meest aanleiding zijn om te bellen naar het AMK. Circa 10 – 15% van de onderzoeken betreft fysieke mishandeling en seksueel misbruik.
Zijn er cijfers bekend van het aantal aangiftes van kindermishandeling bij het Openbaar Ministerie? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom niet, ondanks de wettelijke verplichting deze te registeren?
Ja er zijn cijfers bekend van het aantal zaken van kindermishandeling bij het OM. De uitspraak uit het EO programma dat bij het Openbaar Ministerie (OM) niet wordt geregistreerd op kindermishandeling is onjuist. Registratie vindt plaats middels (een) aparte maatschappelijke classificatie(s) in het registratiesysteem. Uit de registratie van het OM voor huiselijk geweld komen de volgende cijfers naar voren waarbij het gaat om minderjarige slachtoffers: in 2013 zijn 38 zaken van moord en doodslag, 485 zaken van mishandeling en 217 zaken van aantasting van persoonlijke integriteit ingestroomd.
Bent u bereid te analyseren waarom er zo weinig aangiftes tegen kindermishandeling gedaan wordt? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet? Want vindt u van de huidige gang van zaken rondom de aangiftes?
In het algemeen kan ik zeggen dat de aanpak van kindermishandeling uit veel verschillende aspecten bestaat, waarvan de strafrechtelijke vervolging het uiterste middel is: de stok achter de deur. Het is vaak beter voor het kind en effectiever om preventief in te zetten, met ouders in gesprek te gaan en zo nodig ouders een hulpverleningstraject aan te bieden die samen met hen werkt aan het veilig opgroeien van hun kind. Daarnaast kan een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een kind een geschikte maatregel zijn. Volgens hulporganisaties en uit gesprekken met therapeuten blijkt dat het stoppen van het geweld voor het kind zelf het allerbelangrijkst is.
De Staatssecretaris van VWS heeft Jeugdzorg Nederland verzocht om in het model handelingsprotocol van het AMHK op te nemen dat bij seksueel misbruik en (bepaalde vormen van) lichamelijk letsel, altijd melding wordt gedaan bij de politie. Jeugdzorg Nederland zal dit met de andere bij het protocol betrokken partijen opnemen. Ik bericht u over de uitkomsten in de eerstvolgende voortgangsrapportage.
Voorop staat dat ik met u dit thema zeer belangrijk vind en ook aandacht besteed aan de strafrechtelijke aanpak. Sinds 2011 is een aantal trajecten ingezet zoals:
Bovenstaande trajecten zullen bijdragen aan het inzicht in de aangiftebereidheid van de hulpverlening, het aantal aangiften kindermishandeling bij de politie en de doorstroom daarvan.
Tevens hebben zich bredere ontwikkelingen voorgedaan die tot een verbetering in de opsporing en vervolging in het algemeen leiden. Ik noem hier bijvoorbeeld het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) en ZSM-werkwijze. VPS draagt er toe bij dat het aantal zaken dat de strafrechtketen instroomt en succesvol wordt afgerond aanzienlijk wordt vergroot. De invoering van de ZSM-werkwijze leidt tot kortere doorlooptijden en afdoening op maat.
Tenslotte zal ik, om beter in beeld te krijgen wat de knelpunten zijn om het strafrechtelijk proces te verbeteren, naast het bovengenoemde nog extra acties ondernemen. Op korte termijn breng ik de strafrechtelijke ketenpartners bij elkaar. De verdere stappen die in de keten gezet moeten worden om de samenwerking te verbeteren, zullen daar boven tafel moeten komen en worden opgepakt.
Er wordt door het AMK melding gedaan bij de politie in gevallen van lichamelijk letsel, seksueel misbruik en zwaardere vormen van verwaarlozing. Dit gebeurt conform het daartoe in 2011 van kracht geworden protocol. De AMK’s hebben landelijk en regionaal veelvuldig contact met de politie, om te komen tot een steeds betere samenwerking rondom het doen van aangifte. Het elkaar weten te vinden is belangrijk, bijvoorbeeld om de inzet van hulpverlening en het verloop van strafrechtelijk onderzoek elkaar niet in de weg te laten zitten. Dit is noodzakelijk voor de aanpak van kindermishandeling.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van het beleid van de aanpak van daders van kindermishandeling als er weinig aangifte gedaan wordt, weinig zaken tot veroordeling komen en daders worden vrijgesproken als er wel bewijs is? Spreekt dit niet het beleid van een harde aanpak van kindermishandeling tegen?
Ik ben, samen met de Staatssecretarissen van VWS en VenJ, gestart met het volgen van de voortgang van het beleid ten aan zien van de aanpak kindermishandeling aan de hand van een aantal indicatoren. Dit geeft meer inzicht in de effectiviteit van het beleid dan te kijken naar casuïstiek. Het beleid voor de aanpak van kindermishandeling is breder dan alleen de aanpak van daders en richt zich op het voorkomen, signaleren, melden, stoppen en schade beperken van kindermishandeling. Gezocht is naar indicatoren die samen een beeld geven van de gehele keten van voorkomen, signaleren, melden/stoppen en schade beperken bij kindermishandeling. In het actieplan «Kinderen Veilig» is een midterm review toegezegd. Deze midterm review is een herijkmoment van VenJ en VWS om gezamenlijk na te gaan hoe het staat met de uitvoering van de acties uit het actieplan; of er een bijstelling of een koerswijziging nodig is in de aanpak van kindermishandeling en of er witte vlekken zijn waaraan aandacht moet worden besteed. De uitwerking van deze indicatoren volgt in de midterm review van het Actieplan dat u deze zomer zult ontvangen.
Wat vindt u van de uitspraak van forensisch arts Lonneke van Duurling dat forensisch specialisten nog te weinig worden ingezet teneinde kindermishandeling vast te stellen voor een juridische verklaring, met als gevolg het ontbreken van juridisch bewijs?
De inzet van forensisch medische kennis voor kinderen is belangrijk en moet in de strafrechtketen als nodig snel kunnen plaatsvinden. In de bestaande OM-aanwijzing opsporing en vervolging inzake kindermishandeling (22 oktober 2010) wordt dit benoemd. Ook in een nieuwe OM-aanwijzing Geweld in afhankelijkheidsrelaties, zal expliciet nadere aandacht worden besteed aan de inzet van forensisch-medische expertise voor kinderen. In de aanwijzing is opgenomen dat het duiden of interpreteren van ernstig pré-puberaal letsel specialistische kennis vereist en dat in geval van ernstige vormen van kindermishandeling de juiste vorm van forensisch medische expertise wordt ingezet. Ik verwacht dat de nieuwe OM-aanwijzing daartoe nog dit jaar verschijnt.
Ik heb reeds geregeld dat politie en OM deze expertise daadwerkelijk in kunnen schakelen. Ten eerste heeft het NFI heeft hiervoor gespecialiseerde forensisch artsen in dienst, die door politie en OM worden ingeschakeld. Ten tweede kunnen zij met dit doel particuliere instituten inschakelen. In het kader van het rapport Winsemius, over de toekomstige inrichting van forensische opsporing, heb ik Uw Kamer hierover geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 750 VI, nr.3. Concreet betekent dit dat ik voor de komende drie jaar 2 miljoen euro per jaar extra beschikbaar heb gesteld voor het OM en politie om strafrechtelijk forensisch onderzoek te doen. Deze beschikbare middelen worden ook ingezet voor expertise op het gebied van kindermishandeling.
Bestaat er verdere begeleiding voor daders van kindermishandeling, teneinde recidive te voorkomen, als het niet tot een veroordeling komt? Zo ja, wat voor soort begeleiding en hoe functioneert deze? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid onderzoek te doen naar nut en noodzaak van verdere begeleiding?
De veiligheid van het kind staat voorop. Als er sprake is van kindermishandeling binnen huiselijke kring wordt er alles aan gedaan om zijn veiligheid te garanderen; eerst in het vrijwillige kader en als ouders onvoldoende meewerken om de veiligheid van het kind te garanderen komen de jeugdbeschermingsmaatregelen in beeld. Eveneens kan het huisverbod ingezet worden om rust te brengen en professionals de gelegenheid te geven een hulpverleningstraject voor het gezin te starten. In deze gevallen komt het gezin in beeld en wordt niet losgelaten totdat de veiligheid van het kind is gegarandeerd. In het kader van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur is er dan ook aandacht voor de pleger van kindermishandeling.
De Staatssecretaris van VWS en ik zijn bereid met Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming te bespreken of zij knelpunten ervaren en zullen hier in de eerstvolgende voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties op terugkomen. Dan zullen wij ook aangeven of nader onderzoek zinvol is.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het debat over kindermishandeling?
Dat heb ik bij deze gedaan.
Het bericht 'Onderzoek naar monsterzege' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Onderzoek naar monsterzege»?1 Zo ja, wat is daarover uw opvatting?
Ja. Ik verwijs naar mijn antwoord op de overige vragen.
Wat is de reden voor het feit dat de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) extra onderzoek doet naar de wedstrijd FC Oss – Emmen?
Sinds 2009 worden door de KNVB alle wedstrijdformulieren van de Eredivisie en Jupiler League naar de UEFA gestuurd voor een analyse door het Betting Fraud Detection System. Dat systeem herkent eventuele ongebruikelijke gokpatronen en kan dat koppelen aan een wedstrijdformulier. In dit geval heeft de KNVB voor de zekerheid de wedstrijd nogmaals bij de UEFA onder de aandacht gebracht, omdat de uitslag, in combinatie met de melding van FC Oss, opvallend was. Incidenteel worden door de KNVB dus wedstrijden extra onder de aandacht gebracht. Daarbij zijn vooralsnog geen afwijkende gokpatronen gezien.
Klopt het verhaal dat tijdens de wedstrijd FC Oss tegen Emmen een persoon van de tribune is verwijderd die verdacht gedrag vertoonde? Is dit al eerder gebeurd dit voetbalseizoen tijdens een wedstrijd tegen Telstar? Zo ja, wat was hiervoor de reden?
Het komt voor dat tijdens voetbalwedstrijden personen aanwezig zijn die met hun telefoon wedstrijdstatistieken aan derden doorgeven. Die statistieken worden bijvoorbeeld gebruikt voor standen-applicaties en voor live betting bij de reguliere bekende aanbieders in zowel Europa als Azië. Door FC Oss zijn twee personen die zich hiermee bezighielden tijdens de wedstrijd tegen FC Emmen van de tribune verwijderd. Over een soortgelijk geval tijdens een wedstrijd tussen FC Oss en Telstar is niets bekend bij de KNVB.
De KNVB stelt dat deze wedstrijd is doorgegeven aan het Openbaar Ministerie (OM); bij wie heeft de KNVB die wedstrijd gemeld en is deze informatie onderdeel van het bredere, voorlopige justitieel onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing in de sport?
Om matchfixing adequaat te kunnen bestrijden is samenwerking tussen de verschillende sectoren, zowel publiek als privaat, noodzakelijk. Zowel op nationaal als internationaal niveau is grote belangstelling voor het delen van informatie tussen deze verschillende stakeholders. Op nationaal niveau wordt thans een nationaal platform matchfixing ingesteld. Het doel van het nationaal platform matchfixing is om de informatiepositie van alle stakeholders te verbeteren, zodat meer signalen worden gedetecteerd, meer signalen tijdig via de juiste kanalen bij de juiste stakeholders terecht komen en de meest passende interventie kan worden ingezet. Desgevraagd heeft de KNVB bevestigd, dat de wedstrijd in het kader van deze samenwerking is gemeld bij het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. Het Functioneel Parket heeft de melding bestudeerd zoals alle meldingen en signalen zorgvuldig worden bestudeerd. De melding heeft niet tot vervolgstappen geleid.
Op basis van welke onderliggende informatie heeft de KNVB het OM ingelicht? Is het zo dat de KNVB louter op basis van een grote uitslag meldingen gaat verrichten aan het OM? Zo ja, waar ligt precies de grens wanneer iets in aanmerking komt voor een melding bij het OM?
De KNVB kan op verschillende manieren bij het OM melding maken van verdachte wedstrijden. Zo kan er ook tijdens informele overleggen die niet direct over matchfixing gaan worden opgemerkt dat een bepaalde wedstrijd opmerkelijk is. KNVB en OM kunnen mij hierdoor geen totaal aantal gemelde wedstrijden noemen, of meer informatie verstrekken over de door de KNVB gehanteerde criteria voor het melden van wedstrijden dan ik in antwoord 2 heb weergegeven. Daarbij zegt het aantal keer dat de KNVB informatie heeft doorgegeven aan het OM feitelijk niets over de mate waarin er daadwerkelijk sprake zou zijn van manipulatie/matchfixing.
Van de KNVB vernam ik dat zij vanaf 2009 onder meer haar reglementen heeft aangepast met de invoer van een gokverbod voor spelers, een meldplicht, het instellen van een integriteitseenheid en een licentiesysteem. Op het vlak van voorlichting en preventie heeft de KNVB in 2010 en 2012, in samenwerking met FIFA/INTERPOL, grote voorlichtingsbijeenkomsten voor clubs georganiseerd. Ook worden vanaf 2010 alle (assistent-) scheidsrechters geïnformeerd over matchfixing. Daarnaast heeft de KNVB een educatie- en trainingsprogramma opgezet, waarin vanaf januari 2014 voorlichtingsbijeenkomsten bij clubs worden georganiseerd, om spelers, technische staf en directies voor te lichten over matchfixing.
Voorts is de KNVB actief op het gebied van repressie. De integriteitseenheid kan op verzoek van de aanklager betaald voetbal onderzoek verrichten naar matchfixing. Alle wedstrijden in de Eredivisie en Jupiler League worden, middels het Betting Fraud Detection System, gemonitord op verdachte gokbewegingen.
Tot slot is er een tiplijn ingesteld, is het aanstellingsbeleid arbitrage aangepast, is de begeleiding van de arbitrage geïntensiveerd en is er een pensioenfonds voor betaald voetbalspelers voor meer financiële zekerheid na de carrière van de speler.
Kunt u aangeven hoeveel wedstrijden de KNVB dit voetbalseizoen heeft gemeld bij het OM en welke inspanningen heeft de KNVB zelf verricht, behalve het doorschuiven van wedstrijden naar de UEFA en het OM, teneinde matchfixing aan de kaak te stellen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke resultaten zijn er bereikt door de KNVB opgezette integriteitseenheid die sinds 2009 matchfixing onderzoekt? Mocht dit geen resultaat hebben gehad, kunt u dan inzichtelijk maken welke acties zijn ondernomen teneinde wel tot resultaat te komen?
De integriteitseenheid kan op verzoek van de aanklager vooronderzoek verrichten indien mogelijk sprake is van matchfixing. De aanklager heeft tot op heden geen vooronderzoeken opgestart naar matchfixing. De integriteitseenheid is daarnaast actief op het gebied van kennisvergaring naar matchfixing en wordt ingezet om deze kennis via voorlichtingsbijeenkomsten bij clubs te delen.
Is het u bekend dat de Fédération Internationale de Football Association (FIFA) 20 miljoen dollar heeft betaald aan Interpol voor steun ter bestrijding van matchfixing en dat spelersorganisatie FIFPRO subsidie kreeg van de Europese Commissie voor preventie? Weet u welk bedrag de KNVB investeert teneinde matchfixing te voorkomen?
Ja, ook de KNVB investeert substantieel in personeel en middelen teneinde bovengenoemde activiteiten te ontplooien en mogelijk te maken. Veel van deze investeringen worden gemaakt als onderdeel van bredere opleidingen, onderzoeksfaciliteiten en personeelskosten, waardoor een exact bedrag moeilijk te bepalen is.
Wat is uw opvatting over het feit dat een openbaar aanklager uit Duitsland eerder dit voetbalseizoen stelde dat 4 wedstrijden uit de Jupiler League in zijn dossier als verdacht naar voren waren gekomen en dat de KNVB stelde dat dit «fictie» zou zijn? Kunt u uitleggen waarop de KNVB dit baseert?
De KNVB heeft aangegeven dat het in de strijd tegen matchfixing van groot belang is om feiten van fictie te scheiden. Ik verwijs naar mijn antwoord op eerdere Kamervragen2.
Is het mogelijk dat de KNVB over informatie beschikt die Justitie in Duitsland niet heeft waaruit zou blijken dat de openbaar aanklager het bij het verkeerd eind heeft?
Nee.
Welke inspanningen heeft de KNVB sinds september 2013 verricht teneinde informatie te ontvangen van de openbaar aanklager uit Duitsland en is deze informatie gedeeld met het OM? Zo nee, waarom niet en kan deze informatie alsnog worden gedeeld?
De KNVB heeft getracht de informatie, waarover de Duitse aanklager zegt te beschikken, te verkrijgen. Hiervoor is geen toestemming verkregen. Ik verwijs wederom naar het antwoord op eerdere Kamervragen3.
Het weigeren meerjarige tapstatistieken van de AIVD openbaar te maken |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht van Bits of Freedom1 over uw weigering om meerjaarlijkse tapstatistieken van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) openbaar te maken? Is het waar dat u dit verzoek geweigerd heeft?
Op beide vragen is het antwoord: ja.
Waarom weigert u het verzoek om openbaarmaking van het aantal jaarlijkse taps door de AIVD van telefoon- en internetverbindingen? Bent u zich ervan bewust dat u hiermee het oordeel van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CITVD)2, dat een meerjarig overzicht van de tapstatistieken niet als staatsgeheime informatie kan worden aangemerkt, negeert? Bent u zich er tevens van bewust dat u hiermee ook het oordeel van de Tweede Kamer negeert?3
Het openbaar maken van het aantal taps door de AIVD over een langere periode, zoals in het genoemde inzageverzoek gevraagd is, zou inzicht bieden in de modus operandi van de dienst. Dat geldt des te meer indien dergelijke gegevens ook in de toekomst van jaar tot jaar beschikbaar zouden komen. Als deze gegevens worden afgezet tegen de bekende dreigingen/ontwikkelingen (bijvoorbeeld momenteel het grote aantal uitreizigers) en technologische ontwikkelingen, kan door middel van deductie inzicht worden verkregen in de aard en omvang van specifieke werkwijzen van de dienst. Het openbaar maken van die gegevens is in strijd met de geheimhoudingsplicht, zoals vastgelegd in artikel 15 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV2002).
De exacte tapstatistieken worden overigens wel jaarlijks vertrouwelijk aangeboden aan en desgewenst besproken met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer. Daarnaast heeft de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) volledig inzicht in deze gegevens, doet jaarlijks onderzoek naar de rechtmatigheid van de inzet van de afluisterbevoegdheid en rapporteert hierover aan uw Kamer
Kunt u uitleggen waarom de CTIVD niet tot de classificatie «staatsgeheim» komt en u wel? Deelt u het standpunt van de CTIVD dat het voor een derde niet inzichtelijk is welke factoren de totale hoeveelheid taps beïnvloeden of op welke wijze het totale aantal taps is belegd binnen de AIVD? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u, nu de Commissie Dessens pleit voor «royaler cijfermatige informatie (te) verstrekken over de activiteiten van de diensten», meer informatie verstrekken («royaler») dan tot nu toe? Zo ja, hoe gaat u dat garanderen? Zo nee, welke zwaarwichtige belangen verzetten zich daartegen?4
Zie antwoord vraag 2.
Moet de Tweede Kamer wederom wachten op een dreigende rechtszaak tot zij geïnformeerd wordt? Zo nee, bent u bereid alsnog de kwantitatieve tapstatistieken vanaf 1971 openbaar te maken en bent u bereid jaarlijks de tapstatistieken in de jaarverslagen op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat uitbreken in de bajes kinderspel is |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Uitbreken uit bajes simpel» en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1 Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ken het bericht «Uitbreken in de bajes is kinderspel». Hierin staat onder meer dat de tralies voor de celramen van de Nederlandse gevangenissen kinderlijk eenvoudig los te krijgen zijn. Vanzelfsprekend vind ik het onwenselijk dat dit veiligheidsincident heeft kunnen plaatsvinden. Momenteel loopt een onderzoek naar de wijze waarop het incident zich heeft kunnen voordoen.
De betreffende unit waar Peter H. op dat moment verbleef, is voorzien van een dubbele uitbraakbeveiliging. De cel van de betrokken gedetineerde heeft naast de tralies ook een doorbraakvertragende ruit. Verdere beveiligingselementen (waaronder een hekwerk) voorkwamen overigens een daadwerkelijke ontvluchting.
De stelling dat het voorval een «ongekende mate van amateurisme uitstraalt» onderschrijf ik dan ook niet. In tegendeel, het Nederlandse gevangeniswezen kent juist bijna geen ontvluchtingen uit gesloten penitentiaire inrichtingen (in 2013 één en in 2012 nul).
Deelt u de mening dat het volstrekt onacceptabel is dat gevangenen met een eenvoudige schroevendraaier uit hun cel kunnen ontsnappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u voorts de mening dat u verantwoordelijk bent voor een gevangeniswezen dat blijkbaar niet 100% waterdicht is en dat dit een ongekende mate van amateurisme uitstraalt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen zodat gevangenen uit geen enkele gevangenis en uit geen enkele cel in Nederland kunnen ontsnappen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer?
Momenteel worden de bouten waarmee het traliewerk in de betreffende unit van PPC Vught is bevestigd, vervangen door speciale bevestigingsmiddelen. Gelet op mijn antwoord op vraag 2 en 3, zie ik op dit moment geen noodzaak tot het nemen van verdere maatregelen met betrekking tot het traliewerk in de penitentiaire inrichtingen.
Bent u bereid deze vragen voor het Algemeen overleg van 27 maart 2014 te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja, daartoe ben ik bereid.
Het nieuwe regime in gevangenissen |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het nieuwe regime in de gevangenissen veel onvrede oplevert en onrust met zich meebrengt?1
Ik heb kennis genomen van het artikel dat het nieuwe regime in de gevangenissen veel onvrede oplevert en onrust met zich mee zou brengen. Ik heb daar navraag naar gedaan bij de hoofddirecteur DJI. Ik kan uw Kamer melden dat binnen DJI geen veiligheidsincidenten bekend zijn die het gevolg zijn van de invoering van het systeem van promoveren en degraderen. Wel is het in twee inrichtingen één keer voorgekomen dat gedetineerden uit protest tegen het basisprogramma korte tijd op de luchtplaats bleven. Dit is echter door het personeel opgelost. Dergelijke protestacties zijn niet ongebruikelijk bij een aanpassing van het dagprogramma. Over het algemeen zijn de vestigingsdirecteuren van mening dat de eerste ervaringen met de invoering van dit systeem juist positief zijn. Dat neemt niet weg dat ik alert zal zijn op mogelijke negatieve bijeffecten. Ik heb de hoofddirecteur van DJI dan ook verzocht de implementatie zorgvuldig te monitoren en bij te sturen waar dit noodzakelijk is.
Waarom is dit nieuwe regime, ondanks de stevige kritiek van onder andere de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, toch zo snel ingevoerd? Waarom is de parlementaire behandeling van de Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de herijking van de wijze van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en de invoering van elektronische detentie (Kamerstukken 33 745) niet afgewacht maar is toch deze grote stelselwijziging nu al doorgevoerd?
Op 1 maart jl. is een wijziging van de Regeling Selectie, Plaatsing, Overplaatsing Gedetineerden (SPOG) van kracht geworden. Met deze wijziging is het systeem van promoveren en degraderen van gedetineerden ingevoerd in het gevangeniswezen. Met uw Kamer heb ik meerdere malen overleg gevoerd, alvorens dit systeem in te voeren. Laatstelijk nog heb ik dit systeem toegelicht in mijn brief van 12 november 20132 naar aanleiding van een advies hierover van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. De invoering van het systeem is vanaf februari 2013 zorgvuldig voorbereid in nauwe samenspraak met de inrichtingen. Er zijn mij geen signalen bekend vanuit de uitvoering dat de invoering niet verantwoord zou zijn. De invoering van het systeem van promoveren en degraderen is niet afhankelijk van het van kracht worden van de Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de herijking van de wijze van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en de invoering van elektronische detentie, die thans bij uw Kamer aanhangig is. Zij vloeit voort uit de persoonsgerichte benadering die in het kader van het Programma Modernisering Gevangeniswezen is ingevoerd in het gevangeniswezen. Door de invoering van dit systeem wordt het nemen van eigen verantwoordelijkheid door gedetineerden beloond. Gedetineerden die zes weken lang positief scoren op alle onderdelen van een lijst met gedragsregels, komen in aanmerking voor promotie naar een plusprogramma. Bij ongewenst gedrag volgt degradatie naar het basisprogramma. Het belangrijkste verschil met het bestaande dagprogramma is dat gedetineerden in een plusprogramma tussen de activiteiten door buiten de cel mogen verblijven en gedetineerden in het basisprogramma niet. Het dagprogramma voldoet echter zowel in het basisprogramma als in het plusprogramma ruimschoots aan de wettelijk gestelde eisen.
Wat is uw reactie op het voorbeeld van een levenslanggestrafte gedetineerde, die ineens 22 uur per dag op cel moest, door het lint ging, en «toch niets meer te verliezen heeft»?
Het systeem van promoveren en degraderen geldt ook voor levenslanggestraften. Op basis van hun gedrag worden de meeste levenslanggestraften in een plusprogramma geplaatst. Dit programma bevat 48 uur aan activiteiten. Indien het gedrag van een levenslanggestrafte daartoe aanleiding geeft, is degradatie naar het basisprogramma mogelijk. Dit programma bevat 43 uur aan activiteiten. Ik verwacht overigens niet dat levenslanggestraften meer dan incidenteel in een basisprogramma terecht zullen komen. Juist omdat de gevangenis hun thuis is, hebben deze gevangenen baat bij een stabiele, rustige omgeving en een goede relatie met het personeel. Bij navraag bij de hoofddirecteur van DJI bleek dat vrijwel alle levenslanggestraften in een plusprogramma zijn geplaatst. Het is in één inrichting voorgekomen dat een levenslanggestrafte disciplinair is gestraft op grond van zijn gedrag. Vervolgens is betrokkene teruggeplaatst in het basisprogramma voor de duur van 6 weken. Deze maatregel is door betrokkene geaccepteerd en heeft niet geleid tot een beklagprocedure.
Wat is uw reactie op de stelling dat door de afschaffing van de algehele gemeenschap de vrijheden van gedetineerden meer worden beperkt dan strikt noodzakelijk is, hetgeen mogelijk strijdig zou kunnen zijn met Europese regels?
In mijn bovengenoemde brief van 12 november 2013 ben ik ingegaan op de kritiek van de RSJ dat afschaffing van het regime van algehele gemeenschap in strijd zou zijn met de Penitentiaire beginselenwet. Ik heb in deze brief toegelicht dat met de wijziging van de SPOG het regime van algehele gemeenschap niet wordt afgeschaft, maar dat ervoor gekozen wordt om reguliere gevangenissen aan te wijzen als een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. De wet biedt hiertoe de ruimte in artikel 19, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Het voornemen om het toepassingsbereik van de algehele gemeenschap te beperken is een logisch gevolg van de invoering van een persoonsgerichte aanpak, waarbij binnen afdelingen een per gedetineerde gedifferentieerd programma moet kunnen worden aangeboden. Dat verhoudt zich niet met een regime van algehele gemeenschap waarin gedetineerden afdelingsgewijs een gelijk aanbod ontvangen.
Wat is uw reactie op de kritiek dat het onjuist is te kiezen voor de strenge aanpak van rode kaarten, nu u er tegelijkertijd voor heeft gekozen de begeleiding en resocialisatiemogelijkheden terug te schroeven? Hoe moeten mensen met onaangepast gedrag volgens u «promoveren» en zich weer «aangepast» gaan gedragen zonder daarbij begeleid te worden?
Met het systeem van promoveren en degraderen worden gedetineerden beloond die goed gedrag vertonen en daarmee laten zien dat zij bereid zijn in zichzelf te investeren met het oog op een succesvolle terugkeer in de maatschappij. Deze gedetineerden komen in aanmerking voor het totale pakket aan re-integratieactiviteiten dat het gevangeniswezen heeft te bieden. Bestaat die bereidheid bij gedetineerden niet, hetgeen blijkt uit «dit kan beter» gedrag of ongewenst gedrag, dan kunnen zij niet verwachten dat zij in aanmerking komen voor dezelfde faciliteiten. Ik wijs er overigens op dat ook het basisprogramma in het teken staat van re-integratie en 43 uur aan activiteiten bevat.
Is het waar dat gedetineerden massaal «rode kaarten» krijgen? Welk geschat percentage van de gedetineerden betreft dit? Kunt u een lijst geven van feiten waarvoor gedetineerden de rode kaart krijgen?
Het is niet juist dat gedetineerden massaal in het basisprogramma worden geplaatst. De eerste cijfers wijzen erop dat circa twee derde van de gedetineerden goed gedrag laat zien en als gevolg daarvan in aanmerking komt voor het plusprogramma. De lijsten met categorieën van gedrag zijn bijgevoegd.3
De invoering van het systeem van promoveren en degraderen is op zich geen bezuinigingsmaatregel, maar de invoering van het basisprogramma leidt wel tot een bezuiniging omdat het basisprogramma geen avond- en weekendprogramma kent. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 2 vloeit de invoering van het systeem van promoveren en degraderen logisch voort uit de persoonsgerichte benadering en het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerden voor een succesvolle terugkeer naar de maatschappij.
Met welk percentage van de gedetineerden is rekening gehouden dat ze in het plusprogramma mee gaan doen? Wat is uw reactie op de kritiek dat het een bezuinigingsmaatregel is 'teneinde het regime te versoberen, zodat er minder activiteiten aangeboden hoeven te worden»? Kunt u dit cijfermatig onderbouwen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Algemeen overleg over het gevangeniswezen op 27 maart 2014?
Ja.
Het bericht dat weer een zorgaanbieder verdacht wordt van fraude met het persoonsgebonden budget (pgb) |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een Zwolse zorgaanbieder wordt verdacht van pgb-fraude?1 2
Fraude in de zorg is niet acceptabel. Het is belangrijk dat adequaat onderzoek wordt gedaan om na te gaan of sprake is van fraude. Indien zou blijken dat dit bericht juist is, moet deze zaak worden aangepakt.
Was u bekend met de mogelijke fraude en ondermaatse zorg van zorgaanbieder Pivot? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet op de hoogte van alle mogelijke fraudegevallen. Wel heb ik maatregelen getroffen om fraude met pgb tegen te gaan. Ik verwijs daartoe naar het plan voor de intensivering van de aanpak van pgb-fraude dat ik eind 2012 naar de Kamer heb gestuurd. Ook verwijs ik naar de voortgangsrapportages inzake de fraudeaanpak in de zorg.
Hoe lang is de vermeende fraude van Pivot al bekend bij politie en zorgkantoren? Bent u bereid dit uit te zoeken, en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij het zorgkantoor leert dat de eerste melding begin februari 2014 bij zowel de politie als het zorgkantoor is gedaan door cliënten. Genoemden hebben de melding in onderzoek genomen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de moeder van een ex-cliënt van Pivot, die ervoor pleit dat pgb's niet aan kwetsbare doelgroepen toegekend moeten worden, omdat de kans op misbruik te groot is? Bent u die mening ook toegedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat het pgb in veel gevallen kwetsbare mensen in staat stelt om zelf de noodzakelijke zorg vorm te geven zoals die het beste bij hen past. Ik ben ook van mening dat kwetsbare mensen beschermd moeten worden tegen misbruik door bijvoorbeeld frauderende bemiddelingsbureaus. Het gaat echter te ver om het pgb te ontzeggen aan kwetsbare mensen.
Hoe vaak komt het voor dat niet zozeer de zorgbehoevende persoon een pgb wil ontvangen maar de zorgaanbieder? Kunt u de gegevens hierover aan de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend hoe vaak niet zozeer de zorgbehoevende persoon een pgb wil ontvangen maar de zorgaanbieder. Om dit te voorkomen heb ik echter maatregelen genomen. Het CIZ voert met mensen die voor het eerst een indicatie aanvragen met een voorkeur voor pgb een face-tot-face gesprek. Het voeren van een gesprek met het CIZ is voor fraudeurs een belemmering. Indien een indicatie wordt afgegeven en de cliënt geeft bij het zorgkantoor aan te opteren voor een pgb, wordt de cliënt uitgenodigd voor een bewust keuze gesprek. Bij dit gesprek bespreken de cliënt en het zorgkantoor of een pgb of juist zorg in natura voor de hand ligt. Ook dit gesprek is voor fraudeurs een belemmering.
Wat is de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) als het gaat om pgb-fraude? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa houdt toezicht op het uitvoeringsproces PGB bij de zorgkantoren. De zorgkantoren zijn verantwoordelijk voor de aanpak van fraudesignalen en daarop worden zij getoetst door de NZa. Voor het uitvoeren van dit toezicht is de NZa actief betrokken bij verschillende periodieke overleggen over fraudeaanpak binnen de PGB-keten.
Deelt u de mening dat zorgkantoren meer werk van fraudebestrijding moeten maken, nu blijkt dat de NZa de omvang van fraude met pgb's op honderden miljoenen euro's per jaar schat?
In het plan van aanpak voor de intensivering van de pgb-fraude aanpak zoals ik dat eind 2012 naar de Kamer heb gestuurd is reeds voorzien in vergrote inspanning door de zorgkantoren. In de periode 2013/2014 leggen de zorgkantoren 30.000 huisbezoeken af bij de budgethouders waarbij het risico op fraude het grootste is.
Kunt u een overzicht sturen van alle zorgaanbieders die te maken hebben gehad met pgb-fraude in de afgelopen tien jaar, en kunt u tevens aangeven om welke fraudebedragen dit per zorgaanbieder gaat? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen en de Kamer hierover te informeren?
Er is mij geen systematische registratie bekend van zorgaanbieders die te maken hebben gehad met pgb-fraude de afgelopen tien jaar. Nader onderzoek zal naar verwachting dus niet veel toegevoegde waarde kunnen hebben.
Kunt u aangeven welke precieze maatregelen u treft om pgb-fraude aan te pakken? Welke specifieke successen heeft u hierin inmiddels geboekt?
Eind 2012 heb ik een plan naar de Kamer gestuurd om de aanpak van pgb-fraude te intensiveren. Hierin staan maatregelen zoals het door het CIZ laten voeren van face-to-face gesprekken, de bewustkeuze gesprekken die de zorgkantoren voeren, het afleggen van huisbezoeken door de zorgkantoren, het inrichten van een team bij de ISZW om pgb-fraude op te sporen en het invoeren van trekkingsrechten. In de verschillende voortgangsrapportages aan de kamer heb de voortgang reeds gemeld. De volgende voortgangsrapportage kunt u in het najaar verwachten.
Het afluisteren door de NSA van alle telefoonnummers in een land |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het MYSTIC programma, waarmee de NSA voor «100 procent» telefoongesprekken in een land kan afluisteren en deze gesprekken tot een maand kan terugluisteren?1
Het kabinet is niet op de hoogte van een NSA-programma onder de naam Mystic.
Tevens beschikt het kabinet niet over aanwijzingen dat Nederlandse burgers doelwit zijn of zijn geweest van een dergelijk programma.
Kunt u uitsluiten dat Nederlandse burgers, in ons land of in een ander land, onderwerp zijn geweest van dit afluistersysteem?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat telecomproviders die ook actief zijn in ons land, direct of indirect betrokken zijn geweest bij dit afluistersysteem?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten (zoals de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Nationale Sigint Organisatie) direct of indirect betrokken zijn geweest bij dit afluistersysteem?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaande aan het plenaire debat in de Kamer over de Amerikaanse afluisterpraktijken?
Ja.
Binnendringers op vliegbasis Volkel |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat indringers op vliegbasis Volkel pas na 1 uur en 1 kwartier konden worden aangehouden?1
De bewaking en beveiliging van militaire objecten kent een gelaagde uitvoering. Hoe groter het belang van het object voor de bedrijfsvoering van Defensie, des te zwaarder de eisen waaraan de bewaking en beveiliging moeten voldoen. Voor deze opzet is gekozen om te garanderen dat de beschikbare beveiligingsmiddelen zo effectief mogelijk worden ingezet voor de bewaking en beveiliging van de belangrijkste objecten.
In dit geval zijn de indringers rond 06:50 uur gesignaleerd en is de bewaking gealarmeerd. Vervolgens zijn de personen om 07:00 uur aangehouden en overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee.
De beveiliging van militaire installaties is een continu punt van aandacht. Indien veranderingen in de veiligheidssituatie daartoe aanleiding geven, worden er passende maatregelen getroffen. Vanuit beveiligingsoverwegingen worden geen mededelingen gedaan over getroffen en eventueel aanvullende veiligheidsmaatregelen.
Herinnert u zich nog de eerder door binnendringers op de vliegbasis aangerichte vernielingen aan gebouwen, voertuigen en vliegtuigen?
Ja.
Hoe verklaart u dat op 18 maart de indringers pas na meer dan een uur konden worden aangehouden?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen om te bevorderen dat indringers op militaire vliegbases veel sneller kunner worden aangehouden?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat Nederlandse websites massaal de privacywet schenden door het ongevraagd plaatsen van tracking cookies |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Nederlandse websites schenden massaal de privacywet», waarin wordt belicht dat Nederlandse websites massaal privacywetgeving schenden door het ongevraagd plaatsen van tracking cookies?1
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) en het College bescherming persoonsgegevens (CBP) bevestigen dat er websites zijn die niet naar behoren informeren en/of toestemming van de gebruiker verkrijgen alvorens zij cookies plaatsen op de randapparatuur van een gebruiker en/of deze uitlezen. Dat wil echter nog niet zeggen dat er sprake is van ernstig falen bij de handhaving. Voor de handhaving is belangrijk dat de toezichthouders zo optreden dat het komt tot een blijvende gedragsverandering bij bedrijven waarop de wet van toepassing is. Van belang daarbij is ook dat bedrijven oplossingen ontwikkelen die gebruiksvriendelijk zijn. Zo moet, bijvoorbeeld, voorkomen worden dat websites gebruik maken van voor gebruikers hinderlijke cookiemuren. De ACM geeft daarbij aan dat er zichtbaar beweging is in de markt is en dat er steeds meer websites zijn die voldoen aan de wet. Ook is de verwachting dat het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet (de «cookie»-bepaling) de markt definitief de goede kant op zal laten bewegen, waarbij aan zowel de belangen van de markt als van de consumenten recht wordt gedaan.
Deelt u de mening dat de handhaving van de privacywetgeving ernstig faalt, nu blijkt dat 28 procent van de Nederlandse websites tracking cookies plaatst nog voordat de internetgebruiker expliciet toestemming heeft gegeven? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze handhaving wel naar behoren gaat plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er al boetes gegeven aan bedrijven die de cookiewetgeving overtreden hebben? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het? Zo nee, waarom niet?
De ACM heeft nog geen boetes opgelegd en beschouwt het opleggen van boetes als een laatste middel. Op dit moment zijn de inspanningen van ACM er, zoals hiervoor aangegeven, vooral op gericht om in overleg met alle betrokkenen te komen tot gebruiksvriendelijke oplossingen en een blijvende gedragsverandering te bewerkstelligen bij de bedrijven.
Ook het CBP heeft nog geen handhavingsmaatregelen genomen. Het CBP heeft in november 2013 de resultaten van zijn onderzoek gepubliceerd naar de nieuwe privacyvoorwaarden van Google. Een van de conclusies van het CBP is dat Google met behulp van tracking cookies persoonsgegevens verwerkt, en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) overtreedt door hiervoor geen ondubbelzinnige toestemming te verkrijgen. In de zomer van 2013 heeft het CBP de resultaten van zijn onderzoek gepubliceerd naar het gebruik van cookies op Philips Smart tv's. In dat onderzoek is door het CBP geoordeeld dat de Wbp wordt overtreden door het gebruik van tracking cookies zonder voorafgaande ondubbelzinnige toestemming te verkrijgen van de tv-kijkers. In beide zaken wordt door het CBP nog bekeken of er handhavingsmaatregelen moeten worden genomen.
Bent u het eens met de stelling van onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam de heer Borgesius dat de wereld van de online marketing volstrekt intransparant is waardoor het amper te controleren is of advertentiebedrijven identificeerbare gegevens over surfgedrag verzamelen?
Ik onderken het probleem van intransparantie op de markt van online marketing. Tussen de plaatser van de advertentie (de online uitgever) en de adverteerder zijn veel partijen actief, zoals mediabureaus en advertentienetwerken, maar ook leveranciers van software voor bijvoorbeeld webstatistieken. Hierdoor is voor de internetgebruiker vaak niet duidelijk wie welke gegevens verzamelt en eventueel verder verwerkt en voor welke doeleinden dat precies plaatsvindt. Om dit voor de internetgebruiker transparant te maken is in artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet niet alleen een toestemmingsvereiste maar ook een informatieplicht opgenomen. Deze informatieplicht houdt in dat internetgebruikers moeten worden voorzien van adequate informatie over de gegevens die worden verzameld of verder worden verwerkt, welke partijen dit doen en wat het doel van de verwerking is.
Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak van de juridische afdeling van NU.nl die stelt dat zij niet in strijd handelt met de wet, aangezien de door hen geplaatste tracking cookies pas uitgelezen worden op het moment dat de gebruiker toestemming geeft tracking cookies te accepteren? Deelt u de mening dat de doelstelling van de wetgeving is dat een tracking cookie hoe dan ook pas geplaatst mag worden nadat de internetgebruiker expliciet toestemming heeft gegeven?
Ja. Op grond van artikel 11.7a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet mogen cookies pas worden geplaatst, nadat daarvoor toestemming is verkregen van de internetgebruiker, behoudens de in de wet opgenomen uitzonderingen. Het toestemmingsvereiste ziet zowel op het plaatsen van cookies als op het uitlezen van cookies.
Bent u van mening dat de huidige wet- en regelgeving afdoende is om deze mistanden tegen te gaan? Zo nee, bent u voornemens te bevorderen dat de huidige wet- en regelgeving wordt aangescherpt?
De bestaande wetgeving is toereikend. Zo is in de Telecommunicatiewet bepaald dat (tracking)cookies pas mogen worden geplaatst als de internetgebruiker daarover afdoende is geïnformeerd en daarvoor toestemming heeft gegeven. Het onlangs aanhangig gemaakte wetsvoorstel tot aanpassing van artikel 11.7a Tw brengt hier geen verandering in. In het geval er bij het plaatsen van (tracking)cookies ook persoonsgegevens worden verwerkt dan is bovendien de Wbp van toepassing.
Een jihadist uit Almere die poseert met 5 afgehakte hoofden |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met onderstaand twitterbericht?1
Ja.
In hoeverre deelt u de walging dat de betreffende islamitische terrorist – die voorheen in Almere verbleef – poseert met 5 afgehakte hoofden nadat hij eerder al zo ziek was op de foto te gaan met een enkel afgehakt hoofd?
Ik heb met afschuw kennisgenomen van deze foto.
Erkent u inmiddels het gevaar van de islam als gewelddadige ideologie? Zo neen, hoe duidt u de islam dan?
Nee. Er zijn evenwel groepen en personen die zich op selectieve wijze beroepen op islamitische begrippen om gebruik van terroristisch geweld te legitimeren. De dreiging die hiervan uitgaat, alsmede de onrust en onveiligheidsgevoelens die dit zowel buiten als binnen de moslimgemeenschap veroorzaakt, neem ik uiterst serieus.
Op welke wijze gaat u zorgen dat de Irakese jihadist nooit meer voet op Nederlandse bodem zet en mocht dat wel gebeuren, dat deze islamitische terrorist wordt vastgezet, maximaal gestraft en ons land wordt uitgezet?
Het verblijfsrecht van betrokkene is beëindigd en hem is door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) een inreisverbod opgelegd voor de duur van 20 jaar. Als betrokkene toch terugkeert naar Nederland zal tevens het OM bezien of er aanknopingspunten zijn om hem bijvoorbeeld voor oorlogsmisdrijven te vervolgen.
Wanneer en op welke wijze worden vanuit Nederland vertrokken islamitische terroristen nu eindelijk aangepakt?
Met betrekking tot vanuit Nederland vertrokken jihadstrijders kan qua maatregelen gedacht worden aan het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het bevriezen van tegoeden of het nemen van paspoortmaatregelen. Ik kan echter in het openbaar geen nadere mededelingen doen over toepassing van voornoemde maatregelen op individuele basis. Wel kan ik melden dat van alle bij mij bekende jihadgangers de uitkeringen zijn gestopt. Ook zijn onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tegoeden bevroren van personen waarvan bekend is dat zij betrokken zijn (geweest) bij jihadistische strijd.
Aansluitend maakt, zoals eerder aan uw Kamer gemeld2, de AIVD van gesignaleerde teruggekeerde jihadstrijder een dreigingsinschatting. Parallel hieraan zet de burgemeester in de lokale driehoek een specifieke aanpak in op personen die een risico vormen. In elk individueel geval wordt de beste aanpak vormgegeven met als doel de mogelijke dreiging die van deze personen uitgaat te verminderen. Deelname aan de jihadistische strijd of training voor terrorisme is strafbaar. Het Openbaar Ministerie (OM) bekijkt per geval wat de mogelijkheden tot vervolging zijn.
Het aanleggen van een database met reisgegevens van Nederlanders |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw toezegging naar aanleiding van de ingetrokken motie-Schouw dat u de Kamer voor kerst 2013 per brief nader zou informeren over uw plannen voor het verzamelen van reisgegevens?1 Waarom heeft de Kamer nog geen nadere informatie van u ontvangen, terwijl de Europese Commissie inmiddels wel 50 miljoen euro ter beschikking heeft gesteld aan de lidstaten?2 Wanneer kan de Kamer uw brief wel tegemoet zien?
Ja. Het verzenden van de brief duurt – in het kader van de gewenste zorgvuldigheid met de diverse nationale partners en de internationale dimensies -langer dan verwacht. Zodra hieraan is voldaan zal ik de brief naar uw Kamer sturen.
Klopt het dat de Europese Commissie Nederland reeds geld heeft aangeboden voor het bouwen van een database met reisgegevens? Zo ja, heeft Nederland de door de Europese Commissie aangeboden gelden voor uitvoering van de Europese verplichting tot het bouwen van een Passenger Information Unit reeds geaccepteerd? Wanneer heeft deze acceptatie plaatsgevonden en ter hoogte van welk bedrag? Is dat bedrag afdoende voor de door u beoogde activiteiten? Zo nee, hoeveel geld moet worden bijgelegd voor de ontplooiing van de voorgenomen activiteit en is dit bedrag reeds ingeboekt in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?
Het klopt dat de Europese Commissie een deel van haar ISEC-fonds (Programma Prevention of and Fight against Crime) heeft gereserveerd om Nederland te faciliteren bij de eventuele bouw van een Passenger Information Unit. Net als 13 andere lidstaten heeft Nederland deze fondsen begin december 2013 geaccepteerd. Hierbij is met de Europese Commissie expliciet overeen gekomen dat deze gelden pas benut zullen worden wanneer uw Kamer instemt met het ontwikkelen van een dergelijke eenheid. Wanneer instemming van uw Kamer uit blijft, zullen de toegekende gelden, ca. 5,7 miljoen euro, geretourneerd worden.
Conform de ISEC-regeling levert Nederland een eigen bijdrage van 10% en btw. Deze eigen bijdrage is gereserveerd op de begroting van Veiligheid en Justitie voor 2014 en 2015 en hiermee is de financiering gedekt.
Wat is er precies in Europees verband afgesproken en in hoeverre valt uw plan voor het bouwen van een database met de reisgegevens van Nederlanders binnen de Europese afspraken? In hoeverre is Nederland verplicht tot het bouwen van een Passenger Information Unit en waar blijkt dat uit? Wanneer zijn deze afspraken gemaakt en waarom zijn de Tweede Kamer en het Europees Parlement niet geïnformeerd?
Er bestaat op dit moment nog geen verplichting voor Europese lidstaten om een passenger information unit te bouwen. De noodzaak voor het verzamelen en gebruik van PNR-gegevens heb ik eerder uiteen gezet in – onder meer – mijn brief aan uw Kamer van 29 februari 2012.6 De call, en daarmee het nationale traject, volgt de concept PNR-richtlijn die als doel heeft de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme. In de brief die u van mij ontvangt ga ik nader inhoudelijk in op het voornemen.
Bent u reeds aangevangen met het aanleggen van een Passenger Information Unit en de door u voorgenomen database? In welk stadium bevindt de aanleg zich en wanneer bent u voornemens deze database toegankelijk te maken voor opsporingsdiensten?
Nee.
Waarom beschouwt u systemen voor het verzamelen van passagiersgegevens noodzakelijk, in de wetenschap dat het Europees Parlement het wetgevingsproces met betrekking tot de richtlijn uitwisseling PNR-gegevens juist vanwege een gebrek aan bewijs aangaande de noodzaak van dergelijke systemen heeft stopgezet?3
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze voorzien de afspraken tussen de lidstaten en de Europese Commissie in noodzaak, evenredigheid en gegevensbeschermingsgaranties voor het opzetten van een Europees systeem voor het verzamelen van persoonsgegevens?
Er bestaan geen afspraken tussen de Commissie en de individuele lidstaten over het opzetten van een Europees systeem voor het verzamelen van reisgegevens.4
Beoogt de door u voorgenomen verzameling van reisgegevens van Nederlanders louter terrorismebestrijding? Of bent u voornemens om de reikwijdte te verbreden naar andere vormen van criminaliteit? Zo ja, op welke wijze en hoe verhoudt zich dat tot de Europese afspraken die in dit kader gemaakt zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Van wie wilt u precies de reisgegevens verzamelen, welke gegevens wilt u precies verzamelen, hoe lang gaat u die gegevens bewaren, welke rechten voorziet u daarbij voor burgers op inzage en verwijdering, welke diensten krijgen toegang tot de gegevens en in welke mate zullen gegevens geanonimiseerd zijn totdat concrete en wettelijke aanleiding bestaat om gegevens herleidbaar in te zien?
Zie beantwoording onder 7.
Heeft de European Data Protection Supervisor zich reeds over de privacyvereisten van een Passenger Information Unit uitgelaten? Zo ja, kunt u de Kamer een afschrift van het advies van deze Europese privacywaakhond toesturen? Bent u nog voornemens het College bescherming persoonsgegevens te raadplegen?
Ja, de EDPS en de FRA (Fundamental Rights Agency) worden door de Europese Commissie nauw betrokken bij het ondersteunen van de lidstaten die een PIU willen bouwen. Eerder heeft de EDPS advies gegeven inzake het voorstel van de Europese Commissie van 2 februari 2011 voor een richtlijn inzake het gebruik van Passenger Name Record gegevens voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit. In dit advies wordt ook ingegaan op de waarborgen voor een Passenger Information Unit. Het advies is te raadplegen op de website: www.edps.europa.eu.
Vanzelfsprekend ben ik op nationaal niveau voornemens het CBP nauw te betrekken bij de ontwikkeling van de wet en de systematiek.
Kunt u deze vragen voor 1 april 2014 beantwoorden?