Het bericht "TBS'er op verlof steekt vrouw in gezicht" |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «TBS’er op verlof steekt vrouw in het gezicht»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze tbs’er aan zijn begeleider heeft kunnen ontsnappen?
Verdachte had een machtiging begeleid verlof. In een dergelijke situatie dient de begeleiding de tbs-gestelde te allen tijde in zicht te houden. Het is de tbs-gestelde gelukt zich aan dit toezicht te onttrekken. Ik heb de tbs-kliniek waar tbs-gestelde verblijft gevraagd een onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen en mij hierover te berichten. Voorts is de kliniek aangesproken op de uitvoering van het begeleid verlof. De machtiging voor het verlof vervalt van rechtswege nu de tbs-gestelde als verdachte is aangemerkt. Totdat de rechter zich heeft uitgesproken over de zaak, zal er dus in geen geval sprake zijn van verlof.
De betreffende kliniek heeft kort na het incident contact opgenomen met het slachtoffer. Het slachtoffer heeft slachtofferhulp aangeboden gekregen.
Hoe is het mogelijk dat deze tbs’er aan een steekwapen of iets dergelijks heeft kunnen komen en daarmee het slachtoffer heeft kunnen verwonden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de maatschappij geen proeftuin is? Zo nee, waarom niet?
Verlof is een essentieel onderdeel van de resocialisatie die tot doel heeft de tbs-gestelde voor te bereiden op een terugkeer in de maatschappij. De recidive onder tbs-gestelden is lager dan onder gedetineerden. Ondanks streng toezicht komt het een enkele keer voor dat een tbs-gestelde zich onttrekt aan het toezicht tijdens verlof. In 2014 waren er naar schatting 70.000 verlofbewegingen. In twee gevallen heeft iemand die zich aan het toezicht van zijn begeleiders had onttrokken, een nieuw strafbaar feit gepleegd.2 Hoewel de kans op incidenten tijdens verlof dus heel klein is, valt het risico nooit helemaal uit te sluiten.
Zo ja, bent u bereid om er voor te zorgen dat, als er dan toch verlof wordt verleend, een knieslot of broekstok of een andere fysieke beperking wordt toegepast waardoor vluchten niet mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een tbs-gestelde komt pas in aanmerking voor verlof als deskundigen oordelen dat deze persoon daar klaar voor is. De aanvraag tot verlof wordt beoordeeld door een interne toetsingscommissie van de kliniek en vervolgens door het Adviescollege Verloftoetsing TBS. Per machtiging wordt bekeken of er tijdens verlof aanvullende maatregelen nodig zijn. Als het vluchtgevaar te groot wordt geacht, komt een tbs-gestelde niet in aanmerking voor verlof. De persoon in kwestie was voorafgaand aan het incident al meerdere malen op verlof geweest, waarbij zich geen problemen hebben voorgedaan.
Zo lang er nog tbs mogelijk is, inclusief verlofmogelijkheden, is het dan niet beter om een signalement van de betreffende tbs’er aan de politie door te geven, zodat hij/zij sneller kan worden opgespoord? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie en de politie beschikken over verschillende middelen die bij ongeoorloofde afwezigheid van een tbs-gestelde ingezet kunnen worden voor de opsporing. Verspreiding van een signalement kán bijdragen aan spoedige opsporing, maar kan in sommige gevallen ook averechts werken. Politie en OM moeten zelf, op basis van hun deskundigheid en ervaring, per casus kunnen beslissen over de wenselijkheid van de inzet en timing van bepaalde opsporingsmiddelen.
Is de betreffende tbs’er inmiddels opgepakt of is hij nog op vrije voeten?
De tbs-gestelde is direct na het incident aangehouden. Inmiddels is hij voorgeleid aan de rechter-commissaris.
Het bericht dat oud-cliënten van Boriz BV onder druk worden gezet hun klachten in te trekken |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Boriz BV haar oud-cliënten onder druk zet om hun klachten in te trekken?1
Vanzelfsprekend vind ik het verkeerd en onwenselijk als een zorgaanbieder cliënten onder druk zet om een klacht in te trekken. In dit specifieke geval is Zorgkantoor Menzis een onderzoek gestart. Menzis gaat daarbij ook in gesprek met de budgethouders die zorg hebben ingekocht bij Boriz. Ik kan in afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek geen oordeel geven over deze specifieke zaak.
Vindt u het wenselijk dat een zorgverlener een contractueel conflict met haar cliënten heeft en via verlaging van de (vermeende) schuld probeert klachten ingetrokken te krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het wenselijk dat geprobeerd wordt klachten te laten vervallen via het dreigement dat klagers hun woonruimte moeten verlaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het überhaupt wenselijk dat cliënten van een (jeugd)zorginstelling zowel woonruimte huren als zorgverlening afnemen? Ontstaat hierdoor geen dubbele afhankelijkheid van deze zorginstelling? Ligt het risico van koppelverkoop niet ernstig op de loer?
Het komt vaker voor dat het huren van een woonruimte gekoppeld is aan de keuze voor een zorgaanbieder. Dat is bijvoorbeeld bij pgb-gefinancierde kleinschalig wooninitiatieven het geval. Verzekerden die voor een dergelijke vorm van huisvesting kiezen dienen zich bewust te zijn van de relatie tussen wonen en zorg.
Wat gaat u er aan doen om te zorgen dat geen van deze oud-cliënten tussen wal en schip gaat vallen, omdat zij hun wettelijk recht opeisen bij Boriz?
Verzekerden met een Wlz-indicatie hebben wettelijk een aanspraak op Wlz-zorg. Het zorgkantoor moet er voor zorgen dat de verzekerde zijn recht op zorg kan effectueren. De verzekerden kunnen hun pgb-Wlz gebruiken om zorg bij een andere zorgverlener in te kopen of zij kunnen het zorgkantoor vragen om in zorg in natura te voorzien. Er bestaat overigens geen wettelijk recht om zorg bij een specifieke zorgaanbieder op te eisen.
Wat is uw reactie op de bestuursstructuur van Boriz, waarbij 2 (in 2014 nog 3) afzonderlijke beheer BV’s, op naam van de bestuurders, het bestuur van Boriz BV vormen? Vindt u dit, gelet op de Wet normering topinkomens (WNT), een wenselijke constructie?
Boriz B.V. is een WTZi-instelling en valt daardoor onder de WNT. Voor de toepasbaarheid van de WNT is de rechtsvorm of bestuursstructuur van een WTZi-instelling niet relevant. Topfunctionarissen in de zin van de WNT zijn altijd natuurlijke personen, geen rechtspersonen. Wie dat in het concrete geval zijn, hangt af van de vraag wie feitelijk belast zijn met de leiding van de gehele instelling. De WNT voorziet dus in mogelijkheden om, ongeacht de formele structuur van een instelling, naleving van de WNT af te dwingen.
In de jaarstukken 2014 van Boriz B.V, ontbreekt een WNT-verantwoording. Evenmin is daarvan in de accountantsverklaring melding gemaakt. Omdat Boriz B.V. onder de WNT valt, had dit wel gemoeten. Ik heb het CIBG, als verantwoordelijk toezichthouder, verzocht nader onderzoek uit te voeren. Het CIBG kan handhavend optreden.
Welke mogelijkheden heeft u om bij dit soort bestuursstructuren de WNT af te dwingen? Acht u deze mogelijkheden voldoende?
Zie antwoord vraag 6.
De psychotherapeute die een relatie heeft met een gedetineerde |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Alarm om relatie psychotherapeute met gedetineerde»?1
Ja.
Klopt het dat het personeel van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) woedend is dat een psychotherapeute al jaren in de kliniek werkt, terwijl ze een relatie heeft gehad met een gedetineerde en zelfs met hem getrouwd is geweest?
Nee, van woede onder het NIFP-personeel is mij niets bekend. Overigens is de persoon in kwestie de afgelopen tien jaar niet als psychotherapeute werkzaam geweest in de psychiatrische observatiekliniek van het NIFP, het Pieter Baan Centrum (PBC). De betreffende psychotherapeute is niet in vaste dienst bij het NIFP. Zij stelt als freelancer pro Justitia rapportages op.
Hoe kan het dat deze psychotherapeute, die als gedragskundige criminelen moet beoordelen op psychische aandoeningen, ieder jaar weer door strenge testen heen komt die moeten bepalen of de persoonlijke leefsituatie van medewerkers een beletsel vormen voor hun functioneren?
Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) toetst de vakbekwaamheid van de gerechtelijke deskundigen conform de geldende richtlijnen. Psychologen werken tevens volgens de beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) waarin onafhankelijkheid en objectiviteit centraal staan. Zij dienen professionele en niet-professionele rollen strikt gescheiden te houden, zodat die elkaar niet kunnen beïnvloeden. Zo wordt geborgd dat zij een professionele afstand tot de betrokkene bewaren en de belangen van de betrokkene niet schaden. De psychotherapeute heeft gehandeld conform de richtlijnen en de beroepscode. Daarom is er voor het NIFP geen aanleiding om haar integriteit ter discussie te stellen.
Deelt u de mening, zeker nu collega’s van de psychotherapeute de noodklok luiden, dat een dergelijke (ex-)relatie invloed kan hebben op de professionaliteit en de mate waarin iemand chantabel is? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De betrokkene is werkzaam als freelance rapporteur en niet in vaste dienst bij het NIFP. Zij heeft de laatste tien jaar niet meer gewerkt voor het PBC. Van enige onrust of het luiden van een «noodklok» bij het PBC personeel zijn bij mij geen signalen bekend.
Betrokkene heeft de relatie destijds (tien jaar geleden) zelf gemeld, conform de gedragscode van het NRGD. Met haar zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren van haar werkzaamheden in verband met deze ex-relatie. Zo is afgesproken dat zij geen pro Justitia rapportages meer verricht in die delen van het land waar haar ex-man verblijft en geen onderzoeken verricht in de PI waar hij zich bevindt. Deze transparantie in combinatie met de genomen voorzorgsmaatregelen bieden voldoende garantie voor haar professionaliteit en integriteit.
Zo ja, is het in dat kader niet vreemd dat er geen gevolgen zijn geweest voor de betreffende psychotherapeute die zelfs haar jawoord gaf in de gevangenis aan de man die haar ex ooit achtervolgde met traangas, stroomstootwapens en 16 maal op haar ex in stak? Zo nee, waarom niet?
Er zijn wel degelijk gevolgen geweest voor betrokkene. Om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen zijn voorzorgsmaatregelen genomen. Er is afgesproken dat zij niet meer ingezet zal worden in die delen van het land waar haar ex-man verblijft en dat ze geen mensen zal onderzoeken die in dezelfde PI verblijven als haar ex-man.
Deelt u de mening dat er geen sprake is van belangenverstrengeling? Zo ja, waar baseert u dat op, gelezen het voorgaande?
Zie de antwoorden op vraag 4 en 5. De professionaliteit van de betreffende psychotherapeute staat volgens het NIFP niet ter discussie en heeft dat ook nooit gestaan.
Zo nee, zijn er maatregelen getroffen om belangenverstrengeling te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen gaat u nemen om de onrust onder collega’s weg te nemen?
Geen enkele. De betreffende psychotherapeute heeft als freelance rapporteur geen collega’s bij het NIFP. Van onrust zijn zoals reeds gezegd mij geen signalen bekend. Ik zie dan ook geen reden om verdere maatregelen te nemen.
Hoe vaak komen dit soort relaties op het werk voor bij het NIFP, maar ook in de rest van het gevangeniswezen en hoe wordt daar mee om gegaan? Kunt u de Kamer hiervan op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke relaties komen incidenteel voor. Relaties tussen Rijkspersoneel en gedetineerden zijn in beginsel niet toegestaan. Zij dienen te allen tijde gemeld te worden. Vervolgens worden passende maatregelen genomen, zoals beschreven in de antwoorden op vraag 4 en 5.
Het bericht dat de bezuinigingen op het NFI problemen opleveren voor het opsporen van criminelen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Justitie slaat alarm over chaos bij NFI»?1
Ja
Klopt het dat nu ook het Openbaar Ministerie (OM) zich zorgen maakt over de bezuinigingen op het NFI? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met zorgen van het Openbaar Ministerie omtrent de bezuinigingen op het NFI. Mijn departement heeft heden nog breed en diepgaand overleg gevoerd met het OM, de politie en het NFI over de zorgen van het OM.
Blijft u de jaarlijkse bezuiniging van 9 miljoen euro redelijk vinden ondanks dat het OM nu ook aangeeft dat de bezuinigingen op het NFI voor problemen zullen zorgen bij het opsporen van criminelen? Zo ja, vindt u deze bezuiniging belangrijker dan het opsporen van criminelen en daarmee de veiligheid van de samenleving? Zo nee, gaat u de geplande bezuiniging terugdraaien?
De vraag naar forensisch onderzoek is per definitie groter dan het aanbod ervan, ongeacht het beschikbare budget. Dit is geen nieuw gegeven. Politie en OM maken daarom dagelijks keuzes. Zowel op strategisch niveau via onder andere de Service Level Agreement, als in individuele zaken. De opsporing komt hierdoor niet in het geding. Echter, net als andere organisaties in de strafrechtketen, moet het NFI als gevolg van de efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte-II bezuinigen. Ten opzichte van 2013 is tot 2018 in totaal een bezuiniging van 9 miljoen voorzien op een totaal budget van 65 miljoen. Ik teken daarbij aan dat hierin ook reeds bestaande taakstellingen zijn opgenomen. De directie van het NFI zal deze taakstellingen uitvoeren en is over de invulling in goed overleg met politie, OM en mijn departement.
Ik heb het volste vertrouwen dat politie, OM en NFI in dit keuzeproces de juiste afwegingen blijven maken, nu en in de toekomst. Overleg over de capaciteit van forensisch onderzoek en de beschikbaarheid daarvan vindt dan ook op reguliere basis plaats.
Klopt het dat de bezuiniging waarschijnlijk helemaal niet zoveel geld zal opleveren omdat bijvoorbeeld een post van 7 miljoen euro aan kosten die ontslagen met zich meebrengen niet is meegerekend? Zo nee, waarom niet?
Het doorvoeren van de reorganisatie brengt ook kosten met zich. Onder andere in het kader van het Van Werk Naar Werk traject. Het betreft derhalve geen tegenvaller in de uitvoering van de structurele taakstelling, maar incidentele kosten gespreid over een aantal jaren. Ik ben nog met het NFI in overleg over de daadwerkelijke hoogte van deze reorganisatievoorziening en de invulling ervan.
Deelt u de mening dat het NFI een ontzettend belangrijke bijdrage levert aan de opsporing?
Jazeker, het belang van forensisch onderzoek wordt steeds groter in het opsporingsproces en de bewijsvoering. Het NFI als kwalitatief hoogstaand en innovatief forensisch instituut levert hieraan een belangrijke bijdrage.
Bent u niet bang dat de bezuiniging onherstelbare schade zal opleveren? Zo nee, waar baseert u dit op?
Binnen het NFI wordt kritisch gekeken naar het slimmer, efficiënter en waar mogelijk bundelen en minder kwetsbaar inrichten van de (bedrijfsvoerings)taken en processen.
Het NFI neemt op weg naar 2018 maatregelen om te komen tot het duurzaam borgen van de robuustheid van de productie en van het innovatief vermogen van alle NFI-productgroepen. De uitwerking hiervan wordt in overleg met het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie besproken. De kernproductie van het NFI blijft onverkort overeind.
Het bericht dat agrariërs in Eemnes een auto met drie Marokkaanse jongens hebben geblokkeerd |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Schapen stelen in Eemnes? Vergeet ’t maar»?1
Ja.
Is het waar dat «twintig boeren» bij Eemnes wegen hebben geblokkeerd om een auto met drie Marokkaanse jongens de doorgang te belemmeren en de politie hebben gealarmeerd? Zo nee, wat is er niet waar?
De burgemeester van Eemnes heeft mij hierover het volgende gemeld. Een aantal inwoners (het is niet bekend of het er twintig waren) heeft de weg met tractoren geblokkeerd omdat in de berm van de weg ’s avonds een auto met een aantal inzittenden gedurende geruime tijd stond geparkeerd. De situatie werd door de inwoners verdacht gevonden omdat de kans op diefstal bij de boerenbedrijven in de polder reëel is, de situatie zich in de avonduren voordeed en de polderwegen vrijwel alleen worden gebruikt door bestemmingsverkeer dat zich nooit lange tijd ophoudt in de berm.
De weg werd geblokkeerd op grote afstand van het voertuig. De bewoners die de weg blokkeerden en de inzittenden van de auto zijn niet met elkaar in contact geweest en de inzittenden van de auto hebben vermoedelijk op dat moment niet in de gaten gehad dat de weg geblokkeerd was. Er is daarom geen sprake geweest van het daadwerkelijk belemmeren van de doorgang. Tegelijkertijd hebben de inwoners de politie gewaarschuwd en die heeft poolshoogte genomen. Pas nadat de politie met de inzittenden had gesproken is hun identiteit ter sprake gekomen.
Deelt u de mening dat uit het bericht en de daarin geciteerde uitingen blijkt dat het feit dat de jongens Marokkaans waren, er tenminste aan bijdroeg dat deze jongens in de ogen van de genoemde boeren verdacht werden? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit op discriminatie duidt? Zo nee, hoe moeten opmerkingen zoals «Drie Marokkaanse jongens die daar maar staan met hun auto. Dat is verdacht.» of verwijzingen naar het offerfeest en schapendiefstal dan wel worden geduid?
Zie antwoord vraag 2.
Konden de boeren op enige manier aannemen dat de jongens uit waren op het stelen van schapen, diefstal van gereedschap of in het donker meisjes opwachten? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en deelt u dan de mening dat er sprake was van ongefundeerde verdachtmakingen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de politie dat het zo moet, dat dit absoluut een goede melding was, dit prima burgerzin is, ook het blokkeren van wegen en klemrijden oké is en je als burger zeker wat mag doen, als het maar proportioneel is? Zo ja, waarom en waarom zou het klemrijden van een auto in dit concrete geval proportioneel zijn geweest? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het feit dat er geen enkele aanwijzing voor (een voornemen tot) een strafbaar feit was? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in antwoord op de vragen 2, 3 en 4 is er volgens de burgemeester geen sprake geweest van klemrijden. De burgemeester is van oordeel dat de reactie alert is geweest en zoals van inwoners wordt gevraagd. De politie heeft de ogen van bewoners nodig om verdachte situaties snel te melden. In de gemeente Eemnes wordt in deze en andere buurten via een buurt-Whatsapp gewerkt aan het bevorderen van de veiligheid. Zo lang men niet voor politieagent of eigen rechter gaat spelen is dit volgens de burgemeester een waardevolle aanvulling op het politiewerk.
Wilt u met de burgemeester van Eemnes in gesprek gaan over de wijze waarop in zijn gemeente een groep agrariërs zich meent te moeten bemoeien met de openbare orde en veiligheid? Zo ja, wilt u de resultaten van dat gesprek met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie geen reden voor een overleg met de burgemeester. Het is aan het lokale gezag om de openbare orde te handhaven en aan de gemeenteraad om hier desgewenst met de burgemeester over van gedachten te wisselen.
De zorgelijke berichten over de zorg van "hulporganisatie" stichting Stoploverboys.nu |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie over de zorgelijke berichten over de zorgverlening van «hulporganisatie» stichting Stoploverboys.nu?1
De stichting Stoploverboys.nu is een particulier initiatief dat hulp en opvang biedt aan slachtoffers van loverboys. De stichting treedt op als particuliere zorgaanbieder. Dat betekent dat deze specifieke stichting geen (jeugd-)hulp verleent op grond van een wettelijk kader. De stichting was voorafgaand aan de Jeugdwet ook geen jeugdzorgaanbieder als bedoeld in de toenmalige Wet op de Jeugdzorg. In 2015 is de stichting ook niet door gemeenten aangemeld als zijnde een nieuwe toetreder.
De kwalificaties van de mensen die bij de stichting werken zijn ons niet bekend.
Wij vinden het zorgelijk als slachtoffers van loverboys/mensenhandel die specialistische opvang en hulp nodig hebben, verstoken blijven van de specialistische zorg die voorhanden is. Ouders en slachtoffers kunnen echter zelf een vrijwillige keuze maken om hulp te zoeken bij stichting Stoploverboys.nu. Zij kunnen ook terecht bij professionele dienstverlening.
De ernst van de problematiek waar slachtoffers van loverboys/mensenhandel mee te maken hebben, vraagt in veel gevallen om professionele hulp en opvang. Zowel door instellingen voor jeugdhulp als in de vrouwenopvang worden deze kwetsbare slachtoffers opgevangen en is specifieke expertise beschikbaar. Samen met de commissie Azough ontwikkelt de jeugdhulpsector momenteel een kwaliteitskader voor deze specifieke opvang en hulp.
Klopt het dat deze particuliere hulporganisatie opvang en hulp biedt aan getraumatiseerde of zeer kwetsbare meisjes die het slachtoffer zijn of zijn geweest van loverboy's? Klopt het dat de mensen die deze meisjes begeleiden hiertoe niet opgeleid en/of gekwalificeerd zijn? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke en zeer zorgelijke situatie is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat zorg aan kwetsbare en/of getraumatiseerde kinderen enkel uitgevoerd dient te worden door gecertificeerde jeugdzorgorganisaties?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de gemeente geen subsidierelatie heeft met deze stichting? Wat kan de gemeente zelf ondernemen als die zich zorgen maakt over deze stichting?
Uit navraag blijkt dat er geen subsidierelatie is vanuit de gemeente Alphen aan den Rijn, waar de stichting gevestigd is, met voornoemde stichting. De gemeente heeft de ministeries laten weten dat zij alert is op eventuele signalen en dat de wijkagent contact onderhoudt met de stichting en de slachtoffers.
De stichting geeft op haar website aan dat zij gebruik maakt van giften en donaties.
De opgevangen slachtoffers en/of hun ouders hebben zelf hulp of steun gezocht bij dit particulier initiatief. Hoe ouders en/of slachtoffers bij de stichting terechtkomen is ons niet bekend.
Wij vinden het belangrijk dat ouders en jeugdigen die hulp zoeken weloverwogen kunnen kiezen voor hulp vanuit het publieke domein of voor particuliere hulp. De Wegwijzer Mensenhandel, die op 18 juni 2015 online beschikbaar is gekomen, helpt hen hierbij. De Wegwijzer is het centrale punt waar professionals, slachtoffers en burgers terechtkunnen voor een overzicht van organisaties die hulp verlenen en ondersteuning bieden aan verschillende categorieën slachtoffers van mensenhandel. De keuze is uiteindelijk aan de ouders en slachtoffer zelf.
Hoe wordt stichting stoploverboys.nu gefinancierd, op welke gronden indiceert en verleent zij de zorg? Hoe komen mensen bij deze stichting terecht?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe wordt het personeel voor stichting stoploverboys.nu aangetrokken, en welke opleidingseisen zijn er voor het personeel?
In ons antwoord op de vragen 1,2 en 3 hebben we reeds aangegeven dat de kwalificaties van het personeel ons niet bekend zijn omdat het een stichting betreft die niet als jeugdhulpaanbieder in het zin van de Jeugdwet aangemerkt is.
In hoeverre kloppen de signalen van ouders die soms amper contact konden krijgen met hun dochter die in het opvanghuis verbleef? Wat is er tot op heden met deze en andere signalen van deze ouders en slachtoffers gedaan?
In hoeverre de signalen van ouders kloppen, kunnen wij niet beoordelen.
Gemeente Alphen aan den Rijn heeft ons desgevraagd laten weten dat er in 2012 een melding is geweest die het toenmalige AMK heeft onderzocht. Op basis van de beschikbare informatie was er voor het AMK geen aanleiding om een nader onderzoek te starten. Op regionaal niveau bespreken Veilig Thuis en de ketenpartners hoe om te gaan met deze organisatie met het oog op de veiligheid van de slachtoffers van loverboys bij de stichting.
Klopt het dat het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) eerder al onderzoek en/of meldingen heeft gedaan naar aanleiding van eerdere zorgelijke signalen over deze stichting? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel meldingen over deze stichting zijn er al geweest bij de Inspectie Jeugdzorg? In hoeverre hebben zij al eerder deze particuliere stichting geïnspecteerd?
Zoals wij in het antwoord op de vragen 1, 2 en 3 aangaven, treedt stichting Stoploverboys.nu op als particuliere zorgaanbieder die geen (jeugd-) hulp verleent op grond van de Jeugdwet. Daarmee valt deze stichting niet onder het toezicht van de Inspectie Jeugdzorg en zij is ook niet via andere wegen onder het toezicht van de Inspectie Jeugdzorg te scharen. Over de stichting Stoploverboys.nu zijn ook geen meldingen bekend bij de Inspectie Jeugdzorg en zij is ook niet door de Inspectie Jeugdzorg bezocht.
Hoeveel kinderen met een ondertoezichtstelling of voogdij maatregel zijn in het verleden en op dit moment geplaatst bij deze stichting?
Wij hebben navraag gedaan bij de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen. Voor zover bekend zijn thans noch in het verleden kinderen met een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel geplaatst bij deze stichting. We hebben Jeugdzorg Nederland gevraagd om een uitvraag te doen onder alle instellingen. Voor het Algemeen Overleg Slachtoffers loverboys op 7 oktober 2015 zullen wij de uitkomsten van deze uitvraag ontvangen.
Hoe houdt de Inspectie Jeugdzorg toezicht op particuliere jeugdzorgorganisaties? Heeft de Inspectie Jeugdzorg al eerder moeten ingrijpen bij particuliere jeugdzorgorganisaties?
Zoals wij reeds eerder hebben aangegeven op uw Kamervragen2, heeft de Inspectie Jeugdzorg geen toezicht op particuliere aanbieders.
Bent u bereid om de Inspectie Jeugdzorg onderzoek te laten doen bij deze organisatie?
Zie antwoord vraag 11.
Wat kan de Inspectie Jeugdzorg ondernemen tegen particuliere jeugdzorgorganisaties die niet functioneren?
Zoals wij hierboven reeds aangaven kan de Inspectie Jeugdzorg op dit moment geen stappen ondernemen tegen particuliere zorgaanbieders, zoals de stichting Stoploverboys.nu.
Met het wetsvoorstel Wet op de jeugdverblijven wordt beoogd om inrichtingen die niet door een Nederlandse overheid of krachtens een wettelijk voorschrift bekostigd worden en waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten familie- of gezinsverband overnachten of naar verwachting zullen overnachten, onder toezicht van de betreffende gemeenten te brengen.
Wie en wanneer kan een niet functionerende particuliere jeugdzorgorganisatie worden gesloten? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Decentralisatie Jeugdhulp voorzien op 10 september 2015?
Aangezien het Algemeen Overleg Decentralisatie Jeugdhulp is uitgesteld, beantwoorden wij deze vragen voor het Algemeen Overleg dat thans gepland staat op 6 oktober 2015.
Mogelijk kindermisbruik in een asielzoekerscentrum |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kent u het bericht «Mogelijk kindermisbruik in asielzoekerscentrum Bellingwolde»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat er vier kinderen seksueel zijn misbruikt in het asielzoekerscentrum in Bellingwolde?
Ik kan u melden dat de politie naar aanleiding van een melding van seksueel misbruik een onderzoek is gestart naar mogelijk strafbare feiten op of rond het AZC Bellingwolde. In het kader van dit lopende onderzoek kunnen hierover geen verdere mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat de asielprocedure van de dader gestaakt moet worden en deze persoon de toegang tot ons land permanent moet worden ontzegd? Zo nee, waarom niet?
Indien het vermoeden bestaat dat er sprake is van een strafbaar feit, schakelt het COA altijd de politie in en adviseert het COA betrokkenen aangifte te doen. Opsporing, vervolging en sanctionering vindt bij asielzoekers op gelijke wijze plaats als bij andere in Nederland verblijvende personen. Criminele antecedenten worden door de IND steeds betrokken bij de individuele toelatingsbeslissing en kunnen, onder andere via de toepassing van de uw Kamer bekende glijdende schaal, inderdaad leiden tot een afwijzende toelatingsbeslissing.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen van seksueel misbruik van kinderen in asielzoekerscentra er zijn gedaan en welke centra het betreft?
Elke melding over en ieder vermoeden van mogelijk seksueel misbruik van kinderen wordt door het COA doorgeleid naar de politie of het meldpunt Veilig Thuis. Het COA is samen met de politie nagegaan hoeveel meldingen van (vermoedens van) mogelijk seksueel misbruik van kinderen op een opvanglocatie zijn geregistreerd in 2014 en 2015. Hieruit is gebleken dat in 2014 zeven meldingen zijn geregistreerd. In 2015 zijn negen meldingen geregistreerd, inclusief deze melding in Bellingwolde. Op basis van deze cijfers kunnen geen conclusies worden getrokken over de relatieve veiligheid in specifieke opvanglocaties. Ik zie geen aanleiding om in dit verband specifieke locaties te benoemen.
Bent u bereid, zolang het kabinet weigert om te schakelen naar het Australische asielmodel, in ieder geval de procedures van asielzoekers die zich schuldig maken aan intimidatie, bedreiging en geweld (ook seksueel) te beëindigen en deze personen uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat voorschotfraude toeneemt |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat fraudeurs steeds meer geld opstrijken met een verzonnen erfenis of een zogenaamde loterij?1
Ik heb het bericht gelezen. De cijfers die in de media zijn verschenen betreffen de fraudevorm voorschotfraude. Hierbij worden slachtoffers onder andere via de e-mail benaderd door fraudeurs, die hen een hoog bedrag in het vooruitzicht stellen als het slachtoffer hen een bepaald bedrag vooruit betaalt, bijvoorbeeld voor zogenaamde notariskosten. Na betaling wordt het bedrag dat in het vooruitzicht is gesteld echter niet betaald. Voorschotfraude kent diverse verschijningsvormen, waarvan de meest in het oog springende erfenis-, loterij-, en datingfraude zijn.
In de media zijn verschillende cijfers genoemd over voorschotfraude waarbij de indruk wordt gewekt dat met name het schadebedrag van erfenis- en loterijfraude in 2015, vergeleken met 2014, fors is gestegen. Dit dient echter te worden genuanceerd. Het door de Fraudehelpdesk genoemde bedrag van daadwerkelijk geleden schade van 2,8 miljoen euro over de eerste 7 maanden van 2015 ziet op alle verschijningsvormen van voorschotfraude. Van de Fraudehelpdesk heb ik begrepen dat onder deze 2,8 miljoen euro twee meldingen vallen die het schadebedrag van 2,8 miljoen euro op significante wijze beïnvloeden.
Voor wat betreft de vraag naar redenen voor de toename van het aantal meldingen van voorschotfraude bij de Fraudehelpdesk, kan het toenemende gebruik van internet als verklaring worden aangedragen, tevens krijgt het fenomeen in de media meer aandacht en is er meer bekendheid met de werkzaamheden van de Fraudehelpdesk waardoor er mogelijk eerder melding van deze vorm van fraude wordt gemaakt. De Fraudehelpdesk doet veel om burgers te wijzen op erfenis-, loterij-, en datingfraude. Op deze manier wordt zoveel mogelijk voorkomen dat burgers het slachtoffer worden van deze vorm van fraude. Ik hecht aan de voorlichting van burgers meer waarde dan het doen van nader onderzoek naar de redenen van de toename.
Kunt u redenen geven van de toename van voorschotfraude? Zo nee, bent u bereid om hier onderzoek naar te doen of te laten doen door bijvoorbeeld de Fraudehelpdesk?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke manier wordt voorschotfraude op dit moment zoveel mogelijk voorkomen en bestreden?
Het kabinet heeft de aanpak van horizontale fraude (fraude waarvan burgers en bedrijven het slachtoffer zijn) tot prioriteit benoemd. Dit is als zodanig opgenomen in de Veiligheidsagenda 2015–2018 van de politie, het openbaar ministerie en regioburgemeesters. De doelstelling is om het aantal strafzaken met betrekking tot horizontale fraude van 2015 tot in 2018 met in totaal 50 procent te laten stijgen. In de Veiligheidsagenda is daartoe opgenomen dat er in 2015 door de regionale eenheden 1.500 horizontale fraudezaken worden opgepakt. Voorschotfraude is een vorm van horizontale fraude en maakt als zodanig onderdeel uit van de verwoorde ambitie. De fraudedoelstelling in de veiligheidsagenda ziet op het aantal door de politie bij het openbaar ministerie aangeleverde zaken. Vanuit de gezagsrol stuurt het openbaar ministerie op verwezenlijking daarvan.
Ik beschik niet over gegevens om de exacte pakkans te bepalen. Veel fraudefenomenen – en dus ook voorschotfraude – hebben een internationaal karakter en vinden bovendien vaak via internet plaats. Hierdoor is voorschotfraude relatief eenvoudig te plegen en zijn de onderzoeken hiernaar complex. Het is daarom van belang om adequate barrières op te werpen en zo de kans op slachtofferschap te verkleinen en de pleegkans te verlagen.
In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, waarin ik samen met mijn collega van Economische Zaken spreek met het bedrijfsleven over de aanpak van criminaliteit, is de aanpak van fraude tot gezamenlijk speerpunt benoemd. Binnen deze gezamenlijke, integrale aanpak wordt ingezet op de preventie van fraude door het vergroten van de bewustwording van burgers en bedrijven en het opwerpen van barrières door private en mogelijk ook publieke partijen om het frauderen zo moeilijk mogelijk te maken.
Welke mogelijkheden hebben de politie en het openbaar ministerie om voorschotfraude aan te pakken? Wat is daarbij de pakkans?
Zie antwoord vraag 3.
Is de nationale en internationale samenwerking op het gebied van de bestrijding van dit soort fraude voldoende? Zo ja, op welke manier is deze ingericht? Zo nee, welke maatregelen worden of moeten worden genomen om dit te verbeteren?
Er is een internationale werkgroep «International Mass-Marketing Fraud». De politie participeert in deze werkgroep. In de werkgroep wordt gesproken over diverse internationale fraudevormen zoals phishing, maar ook voorschotfraude zoals datingfraude en loterijfraude. De werkgroep bestaat uit internationale opsporings- en handhavingsdiensten. Binnen de werkgroep wordt operationele informatie en kennis gedeeld teneinde de deelnemende landen barrières op te laten werpen en fraude te voorkomen.
Ook ben ik met verschillende branches waar fraude voor komt in gesprek. Vorige week heb ik gesproken met vertegenwoordigers van de datingbranche om hun ervaringen en ideeën aan te horen.
De aanslag in een Thalys vanuit Amsterdam |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Aanslag in Thalys uit Amsterdam»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de nationaliteit(en) van de dader is (zijn)?
De dader heeft, voor zover mij bekend, de Marokkaanse nationaliteit en is in het bezit van een Spaanse verblijfsvergunning.
In hoeverre klopt het dat het hier wederom gaat om een islamitische terreuraanslag?
De Franse autoriteiten gaan ervan uit dat de dader een jihadistische motief had.
Hoe is het mogelijk dat een passagier in een Thalys vanuit Amsterdam ongehinderd een kalasjnikov mee de trein in kan smokkelen?
De dader is op station Brussel Zuid/Midi op de Thalys gestapt. De controles van passagiers op internationale treinen kent beperkingen.
Bent u nu eindelijk bereid veiligheidsmaatregelen op te schroeven op stations, vliegvelden en andere kwetsbare plaatsen door waarachtige inzet van leger en marechaussee in uniform? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin worden bij locaties en objecten waarvan door de veiligheidsinstanties wordt aangenomen dat er een verhoogd risico tegen bestaat veiligheidsmaatregelen getroffen. Elk incident is aanleiding om de huidige beveiligingsmaatregelen bij diverse objecten en locaties tegen het licht te houden en waar nodig aan te scherpen. Uit veiligheidsoverwegingen wil ik niet nader ingaan op de locaties en de beveiligingsmaatregelen. Bij een substantieel dreigingsniveau is er extra alertheid en zoals altijd blijft de overheid de veiligheidssituatie nauwgezet monitoren en neemt op basis van inschatting van dreiging en risico indien nodig passende maatregelen. Hierbij realiseer ik mij terdege dat 100% veiligheid niet bestaat.
Bent u bereid de Amerikaanse mariniers/helden, die de dader hebben overmeesterd en daarmee erger hebben voorkomen, te danken? Zo ja, op welke wijze?
Voor deze vraag verwijs ik naar de antwoorden gegeven op de schriftelijke vragen van het lid Wilders over een Nederlandse onderscheiding voor de Thalys-helden (2015Z14972) van 25 augustus 2015. Nederland heeft, zoals ook is verwoord in die antwoorden, groot respect voor de moedige en alerte reactie van de passagiers die de aanslagpleger hebben overmeesterd.
Een Nederlandse onderscheiding voor de Thalys-helden |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat de vier helden die afgelopen vrijdag een aanslag in de Thalys Amsterdam – Parijs wisten te voorkomen door de dader, met gevaar voor eigen leven, te overmeesteren, vandaag de hoogste Franse onderscheiding hebben gekregen van de Franse president?1
Ja.
Is het u bekend dat ook de Belgische premier aan het viertal een eremedaille zal uitreiken?
Zie antwoord vraag 1.
Realiseert u zich dat deze vier mannen met hun heldhaftig optreden waarschijnlijk ook Nederlandse slachtoffers hebben weten te voorkomen doordat de in Amsterdam vertrokken trein ook vol zat met Nederlandse reizigers?
Door het heldhaftige optreden van Amerikaanse, Franse en Britse reizigers in de Thalys is een groot aantal slachtoffers van diverse nationaliteiten voorkomen. Het kabinet heeft groot respect voor hun moedige en alerte reactie. De gebeurtenissen hebben plaatsgevonden op de grens van België en Frankrijk. De regeringen van deze betrokken landen hebben de mannen een onderscheiding uitgereikt voor hun moed. Nederland steunt deze blijk van dankbaarheid en huldebetoon volledig. Op uitnodiging van Frankrijk was Nederland, evenals de VS en het VK, op diplomatiek niveau aanwezig bij de uitreiking van de onderscheidingen. De vertegenwoordiger van Nederland heeft bij die gelegenheid namens de Nederlandse regering aan de betrokkenen persoonlijk onze erkentelijkheid overgebracht. Die erkentelijkheid gaat ook uit naar de Franse diensten die klaarstonden om het verdere verloop in goede banen te leiden, waaronder politie, lokale autoriteiten en medische bijstand en begeleiding. Het kabinet is van mening dat met bovengenoemde onderscheidingen van de eerst betrokken landen op passende wijze eer is betoond aan het optreden van de helden en zal daarom niet aanvullend een Nederlandse onderscheiding uitreiken.
Bent u bereid deze vier helden ook een hoge Nederlandse onderscheiding uit te reiken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja.
Het voorstel van de Belgische premier om de Schengen-akkoorden open te breken |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Charles Michel: «Pas Schengen-verdrag aan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zeker in deze tijd van terrorisme en massale immigratiestromen richting Europa, de Schengen-akkoorden robuuste oplossingen in de weg staan? Zo neen, waarom niet?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de nodige maatregelen worden genomen en kunnen de controles worden geïntensiveerd.
Nederland en de EU zijn alert op signalen voor mogelijk misbruik van de vluchtelingenstroom door terroristen of andere jihadistische organisaties naar het Europees grensgebied. De Europese Unie heeft hiervoor de nodige maatregelen getroffen om signalen van betrokkenheid bij terrorisme en jihadisme tijdig in het grenstoezicht te detecteren. De samenwerking met derde landen en Europese agentschappen is ook van groot belang.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken die recent eveneens pleitte voor aanpassing van de Schengen-akkoorden?
De asielinstroom in Duitsland is ongekend hoog en om te voorkomen dat dit leidt tot onwenselijke situaties heeft Duitsland een aantal maatregelen genomen zoals de tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontroles. Ik heb begrip voor de uitlatingen van de Duitse Minister en de beslissing van Duitsland om de controles aan de binnengrenzen tijdelijk weer in te voeren. Ook Nederland heeft extra maatregelen genomen en het toezicht in de binnengrenszone verscherpt om te voorkomen dat er schrijnende situaties ontstaan en om mensensmokkelaars op te sporen.
In hoeverre bent u bereid de Belgische premier voluit te steunen om de Schengen-akkoorden open te breken en u hier ook op Europees niveau voor in te zetten?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de controles, in de binnengrenszone worden geïntensiveerd.
Als uiterste maatregel kan tijdelijk de binnengrenscontrole van personen weer worden ingevoerd als een lidstaat langdurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens en deze situatie een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid van andere lidstaten.
Op welke termijn gaat u gehoor geven aan de Belgische oproep om samen te komen met Frankrijk, Duitsland en België om de problemen die samenhangen met het opengrenzen-beleid te bespreken?
Het Luxemburgs Voorzitterschap heeft het initiatief reeds opgepakt. Tijdens de JBZ-raad van december 2015 willen zij de toekomst van het grensmanagement bespreken. De verwachting is dat intra-EU mobiliteit ook een onderwerp van bespreking zal zijn.
Ziet u inmiddels in dat het opzeggen van de Schengen-akkoorden noodzakelijk is om de groeiende terreur- en asielproblematiek het hoofd te bieden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat de enige structurele oplossing van de immense asielproblematiek de invoering van het Australische model is? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet heeft een middellangetermijnvisie uitgewerkt waarover u per brief over de Europese asielproblematiek van 8 september jl. bent geïnformeerd.
De storing bij Ziggo ten gevolge van DDos-aanvallen |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ziggo verwacht nog meer cyberaanvallen»?1
Ja.
In hoeverre wordt door storingen bij grote internetbedrijven zoals Ziggo de publieke dienstverlening geraakt bijvoorbeeld omdat publieke dienstverleners waaronder de Belastingdienst, de Dienst Uitvoering Onderwijs, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen of gemeentelijke diensten voor miljoenen personen niet meer bereikbaar zijn?
De storingen bij Ziggo werden veroorzaakt door een Distributed Denial of Service (DDoS) aanval op de zogenaamde DNS-servers van Ziggo. DNS is het systeem dat op het internet gebruikt wordt om domeinnamen naar IP-adressen te vertalen en omgekeerd. Als dit niet werkt, zijn websites niet langer bereikbaar voor gebruikers van deze DNS-server. Hierdoor was het voor een groot aantal Ziggo-klanten niet mogelijk om gebruik te maken van het internet, dit laat onverlet dat alternatieven wel beschikbaar waren. Dergelijke storingen door digitale verkeersopstoppingen zijn nu en in de toekomst niet geheel te voorkomen.
De storingen hebben geen gevolgen gehad voor de beschikbaarheid van de digitale publieke dienstverlening. Desalniettemin zorgde deze digitale verkeersopstopping er wel voor dat de getroffen klanten van Ziggo tijdelijk niet in staat waren om gebruik te maken van digitale diensten, waaronder digitale publieke diensten.
Partijen zijn, zowel binnen als buiten de overheid, zelf primair verantwoordelijk voor de beveiliging van de eigen netwerken en systemen. Voorts is er in de Telecommunicatiewet een zorg- en meldplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat telecommunicatieaanbieders passende technische en organisatorische maatregelen nemen om risico’s voor de veiligheid en integriteit van hun netwerken en diensten te beheersen. De meldplicht houdt in dat aanbieders inbreuken op de veiligheid en integriteit melden bij het Loket meldplicht van Agentschap Telecom. Ziggo heeft dit ook in onderhavig geval gedaan. De initiële melding wordt gevolgd door een analyse van het incident door Ziggo. Ziggo zal de analyse bij Agentschap Telecom aanleveren. Als deze analyse daartoe aanleiding geeft, zal Agentschap Telecom dit incident verder onderzoeken.
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie draagt bij aan de bescherming van de digitale infrastructuur middels een algehele verhoging van de digitale weerbaarheid aan de hand van acties uit de tweede Nationale Cybersecurity Strategie.
Deelt u de mening dat vanwege die dienstverlening storingen bij particuliere internetbedrijven ook het publieke belang raken? Zo ja, op welke wijze draagt u bij aan het voorkomen en oplossen van genoemde problemen en het beschermen van de digitale infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre neemt vanwege uw ambitie om uiterlijk vanaf 2017 bedrijven en burgers de mogelijkheid te bieden zaken met de overheid digitaal af te handelen, het belang van het voorkomen van DDos-aanvallen toe? Wat zegt dat over uw rol in het voorkomen van dergelijke aanvallen?
Zoals eerder door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de Visiebrief digitale overheid 2017 d.d. 23 mei 2013 is aangegeven, dienen het beveiligen van informatie en de beschikbaarheid van digitale dienstverlening urgent en blijvend op de agenda te staan.2 In mijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 14 mei 2013 is ingegaan op de het fenomeen van DDoS-aanvallen.3 Hierin is aangegeven dat DDoS-aanvallen geen nieuw fenomeen zijn en helaas een wereldwijd probleem vormen dat op grote schaal plaatsvindt. Daarnaast kan dit type aanval iedere partij treffen die diensten aanbiedt op of via het internet.
Een storing van de bereikbaarheid van websites of het internet als geheel heeft een zichtbare impact, zoals de storingen bij Ziggo wederom laten zien. Daarbij is elektronische dienstverlening niet meer weg te denken uit onze informatiesamenleving en vergt dus constant aandacht. Zoals reeds is aangegeven bij de beantwoording van de vragen van de leden Dijkhoff (VVD), Oosenbrug (PvdA) en Verhoeven (D66) op 5 maart 2015 (kenmerk 2015Z02555/2658/2763) neemt het kabinet verschillende maatregelen om de weerbaarheid tegen DDoS-aanvallen te verhogen. Zo is er onder andere in publiek-private samenwerking sprake van een geïntensiveerde aanpak van botnets. Daarnaast deelt het NCSC beschikbare informatie over cyberaanvallen met overheidsorganisaties, zodat hier lering uit getrokken kan worden en bezien kan worden of (nieuwe) extra maatregelen moeten worden genomen.
Kent u particuliere initiatieven voor de beveiliging tegen DDos-aanvallen zoals De Nationale anti-DDoS Wasstraat (NaWas)2? Acht u het wenselijk om met dergelijke particuliere initiatieven te overleggen over op welke manier u kunt bijdragen aan het beveiligen tegen DDos-aanvallen? Zo ja, op welke termijn gaat dit overleg plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ja, zowel marktpartijen als ik zijn bekend met particuliere initiatieven die zich richten op de beveiliging tegen DDoS-aanvallen. Er bestaan diverse en uiteenlopende initiatieven. Het NCSC staat daarbij reeds in contact met de partijen achter de diverse initiatieven Zoals reeds aangegeven is bij brief d.d. 24 november 2014, neemt het NCSC, daar waar private initiatieven bijdragen aan de beveiliging tegen digitale aanvallen, waar mogelijk en noodzakelijk, een faciliterende rol op zich.5
Heeft het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) een concrete taak in het beveiligen van internetbedrijven tegen DDos-aanvallen? Zo ja, welke taak? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven in mijn beantwoording van de vragen 2 en 3 zijn partijen zelf primair verantwoordelijk voor de beveiliging van de eigen netwerken en systemen. Het NCSC is dan ook niet verantwoordelijk voor het beveiligen van de digitale systemen en infrastructuren van internetserviceproviders, zoals Ziggo. Wel levert het NCSC als informatieknooppunt en expertisecentrum voor cyber security, ondersteuning en advies aan getroffen partijen.
De berichten dat de Nederlandse politie Sint Maarten te corrupt vindt |
|
Wassila Hachchi (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Bouman ontketent rel op eiland» en «Politie vindt St. Maarten te corrupt»?1
Ja
Welke taken en doelstellingen heeft de Nederlandse politie op Sint Maarten, en op welke termijn dienen deze doelstellingen bereikt te worden?
Op basis van het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk uit 2001 en de Rijkswet Politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft het Recherche Samenwerkingsteam tot taak het verrichten van onderzoek naar grensoverschrijdende criminaliteit, het verrichten van onderzoek ter uitvoering van interregionale en internationale verzoeken tot rechtshulp, en ondersteuning geven aan de reguliere recherche bij het verrichten van onderzoek naar andere misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken. Het Recherche Samenwerkingsteam verricht de hierboven genoemde onderzoeken onder het lokale strafvorderlijke gezag en met inzet van lokaal toegestane geweld- en opsporingsmiddelen.
De versterking van het Recherche Samenwerkingsteam ten behoeve van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en misdrijven die gezien de ernst of frequentie dan wel het georganiseerde verband waarin ze worden gepleegd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, komt voort uit het op 24 mei 2015 overeengekomen protocol tussen Nederland en Sint Maarten. De versterking van het Recherche Samenwerkingsteam op Sint Maarten is voorzien voor een periode van 24 maanden.
Van zelfstandige taken of doelstellingen van de Nationale Politie is daarbij geen sprake.
Welke instrumenten en bevoegdheden krijgt de Nederlandse politie op Sint Maarten om haar taken uit te voeren en de doelstellingen te behalen?
De Nederlandse politiefunctionarissen die ter beschikking worden gesteld door de Nationale Politie aan het Recherche Samenwerkingsteam ontlenen hun opsporingsbevoegdheid aan artikel 57a Rijkswet politie. De inzet van de functionarissen zal niet anders zijn dan vanaf 10 oktober 2010 het geval is.
Is het waar dat de Nederlandse politie heeft aangegeven dat zij niet met de lokale bestuurders van Sint Maarten wil samenwerken omdat er te veel aanwijzingen zijn voor corruptie?
Zie antwoord op vraag 10.
Welke maatregelen worden genomen om de versmelting van de boven- en onderwereld op Sint Maarten tegen te gaan?
In het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) van 15 januari 2015 spraken de ministers van Justitie in mijn aanwezigheid over de versterking van de rechtshandhaving. Tijdens dit overleg hebben de ministers de problematiek in de rechtshandhavingsekten in hoofdlijnen onderschreven. Voorts is besloten dat de vier landen uit het Koninkrijk gezamenlijk zullen werken aan een nadere uitwerking ten behoeve van een meerjarige, fundamentele, ketenbrede aanpak voor de versterking van de rechtshandhavingketen. De uitwerking van het plan is nog gaande en hier werd tijdens het JVO van 8 juni jl. verder over gesproken.
Daarbij sprak het JVO tevens uit zich blijvend te zullen inspannen voor het beschikbaar stellen van financiële middelen voor de uitvoering van het plan. Ik zal mij, samen met de Minister van Veiligheid en Justitie, in blijven spannen om de door het JVO noodzakelijk geachte structurele versterking van de rechtshandhavingketen in de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk mede van Nederlandse zijde via Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting van financiële dekking te voorzien.
Vooruitlopend op het integrale plan ter versterking van de rechtshandhaving in de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk is met Sint Maarten op 24 mei 2015 een protocol overeengekomen dat ziet op de instelling van een Integriteitskamer en de versterking van de rechtshandhavingketen in Sint Maarten. De Landsverordening Integriteitkamer is op 18 augustus 2015 door de Staten van Sint Maarten vastgesteld. De eerste stappen om de Integriteitkamer feitelijk in te richten worden op dit moment gezet.
Tevens blijft het protocol voor de bepalingen betreffende de versterking van de rechtshandhaving onverkort van kracht. Om de afgesproken versterking van de rechtshandhaving een impuls te gegeven is in totaal € 22,1 miljoen beschikbaar t.b.v. de bestrijding van de grensoverschrijdende ondermijnende criminaliteit voor de periode 2015–2017.
Voor de uitwerking van het protocol van 24 mei jl. hebben wij de procureur-generaal van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, terzake de inzet van het Openbaar Ministerie, de korpschef van de Nationale Politie, terzake de inzet van het Recherche Samenwerkingsteam, en de president van het Gemeenschappelijk Hof gevraagd om met deze middelen te voorzien in een programmatische aanpak en versterking van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en misdrijven die gezien de ernst of frequentie dan wel het georganiseerde verband waarin ze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken.
Daarbij wordt met voorrang de grensoverschrijdende ondermijnende criminaliteit aangepakt. Deze in hoge mate internationale en interregionale misdaad is een rechtstreekse bedreiging voor zowel de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk als voor Nederland. Deze ondermijnende criminaliteit schaadt daarmee het Koninkrijk als geheel en dient daarom ook in Koninkrijksverband te worden bestreden.
Voor een goede uitvoering van die taak is samenwerking tussen alle opsporingsinstanties, met name ook met het Korps Politie Sint Maarten, van groot belang. Derhalve blijft het uitgangspunt samen te werken met partners ter plaatse daar waar de aard van een onderzoek dat toelaat.
Het Recherche Samenwerkingsteam, het Openbaar Ministerie en het Gemeenschappelijk Hof zullen in dit kader zoveel mogelijk gespecialiseerde capaciteit inzetten ten behoeve van Sint Maarten. Daarbij kan, na overleg met de hoofdofficier op Sint Maarten, worden voorzien in een rechtstreekse gezagslijn met het parket van de procureur-generaal.
Zijn er indicaties dat het werk van de Nederlandse politie op Sint Maarten wordt bemoeilijkt door de lokale bestuurders?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre kunnen Nederlandse rechercheurs hun werk adequaat verrichten als er sprake is van samenwerkingsproblemen tussen de Nederlandse politie en lokale bestuurders?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw mening over de aanwijzingen dat de Nederlandse politie Sint Maarten te corrupt vindt om mee samen te werken?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bevestigen dat integriteit van bestuur, het tegengaan van corruptie, en het versterken van de justitiële keten, aan beide kanten van de oceaan van groot belang zijn en prioriteit krijgen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke acties gaat u ondernemen om de conflicten zo snel mogelijk op te lossen?
Op 26 augustus 2015 heeft er overleg plaatsgevonden tussen de Minister van Justitie van Sint Maarten, de Minister van Veiligheid en Justitie en mijzelf. De uitkomst van dit gesprek is dat de samenwerking tussen het Recherche Samenwerkingsteam en het Korps Politie Sint Maarten wordt geïntensiveerd conform het op 24 mei jl. tussen Nederland en Sint Maarten overeengekomen protocol.
Het gebruik van “supercookies” door Vodafone |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vodafone gebruikt omstreden supercookies die app- en surfgedrag doorgeven»?1
Ja.
Welke wet- of regelgeving geldt er in Nederland ten aanzien van het gebruiken van de in het bericht genoemde «supercookies»?
Allereerst is het belangrijk te weten dat het aangehaalde bericht betrekking heeft op het meesturen van zogenaamde ASID-headers door de netwerkaanbieder.
De term «supercookie» is verwarrend, aangezien er geen informatie op het randapparaat van de eindgebruiker wordt geplaatst of gelezen, zoals bij cookies wel het geval is. ASID staat voor Anonymous Subscriber Identification. Bij het gebruik van ASID-headers stuurt de aanbieder van de internettoegangsdienst een identificerende code mee met de data die een eindgebruiker verstuurt bij het bezoeken van een internetadres. Als ASID-headers worden gebruikt om eindgebruikers te identificeren, is er sprake van verwerking van persoonsgegevens. Hierop is de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) van toepassing. Aangezien er bij het meesturen van ASID-headers geen informatie op het randapparaat van de eindgebruiker wordt geplaatst of gelezen is artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet hierop niet van toepassing. Dit neemt niet weg dat ik de ontwikkelingen ten aanzien van het gebruik van ASID-headers ook zal volgen vanuit mijn verantwoordelijkheid vanuit de Telecommunicatiewet.
Is het gebruik van «supercookies» in Nederland toegestaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wbp moet de betrokkene worden geïnformeerd over de verwerking van persoonsgegevens door middel van het meesturen van ASID-headers aan het uitgaand verkeer van een gebruiker van mobiel internet.
Voor het verwerken van persoonsgegevens is bovendien een van de in artikel 8 Wbp genoemde verwerkingsgrondslagen vereist. Een ASID-header kan bijvoorbeeld gebruikt worden om veilig internetbankieren via een mobiel netwerk mogelijk te maken. Het is dan denkbaar dat het meesturen van een ASID-header noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is. Als er geen noodzaak is een ASID-header mee te sturen voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, dan zal er meestal ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene vereist zijn.
Waarom worden in de Verenigde Staten supercookies niet meer gebruikt? En wat zegt dat over het toestaan van het gebruik van «supercookies» in Nederland?
Dat is mij niet bekend. Wel leid ik uit het in vraag 1 genoemde krantenartikel af dat men in de Verenigde Staten met het gebruik is gestopt onder politieke druk. Dat men in de Verenigde Staten geen ASID-headers meer gebruikt zegt mijns inziens niets over het toestaan van dergelijke praktijken in Nederland.
Indien het gebruik van «supercookies» in Nederland is toegestaan, welke beperkingen gelden daarvoor en wie houdt toezicht op het naleven daarvan?
Zie het antwoord op vraag 3. Het College bescherming persoonsgegevens houdt toezicht op de naleving van de Wbp.
In hoeverre kunnen telecomaanbieders die «supercookies» gebruiken daarmee informatie vergaren waarmee de privacy van hun klanten kan worden geschonden? En hoe kunnen klanten voorkomen dat er sprake is van dergelijke privacyschendingen?
Dat kan binnen de hiervoor in het antwoord op vraag 3 geschetste grenzen. Dit betekent veelal dat (ondubbelzinnige) toestemming vereist is voor het verwerken van de (persoons)gegevens. Een internetgebruiker kan een eventuele schending van de wettelijke verplichtingen door de aanbieder niet voorkomen. Wel kan een internetgebruiker in voorkomend geval een klacht indienen bij de toezichthouder indien hij vermoedt dat de wettelijke regels zijn overtreden.
Is het waar dat programma’s waarmee gebruikers zich tegen ongewenste inbreuken op hun privacy of surfgedrag willen beschermen, in het geval van supercookies niet werken? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Het is juist dat bedoelde programma’s niet gebruikt kunnen worden om het volgen van een internetgebruiker door middel van ASID-headers te voorkomen.
Deelt u de mening dat het niet aan een telecomaanbieder is om te bepalen of de inzet van «supercookies» «functioneel» is maar dat de klant dat moet kunnen bepalen en dat de klant moet kunnen bepalen of hij supercookies wenst te aanvaarden? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals hiervoor aangegeven moet de internetgebruiker over het gebruik van ASID-headers worden geïnformeerd en zal vaak toestemming van de internetgebruiker nodig zijn. Hierop zijn, zoals ook hiervoor is aangegeven, echter uitzonderingen. Het is primair de verantwoordelijkheid van de aanbieder te beoordelen of hij toestemming moet vragen of een beroep kan doen op een andere grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens. Maakt hij daarbij een verkeerde beoordeling dan kan door de toezichthouder daartegen worden opgetreden. Het lijkt niet zinvol een systeem in te voeren waarbij de internetter ook om toestemming wordt gevraagd in situaties waarbij daar geen enkele reden toe is.
Kennis en procedures van de politie over bedreigingen en huiselijk geweld |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten dat fouten zijn gemaakt in het onderzoek naar bedreigingen van Linda van der Giesen?
Ja.
Hoeveel andere vergelijkbare gevallen zijn bekend waarin mogelijk sprake is van een inschattingsfout omtrent de risico’s voor de slachtoffers?
Het gevraagde aantal vergelijkbare gevallen is niet bekend.
Hoeveel mensen zijn de afgelopen drie jaar slachtoffer geworden van een misdrijf nadat zij al eerder aangifte over bedreiging of huiselijk geweld hadden gedaan bij de politie? Kunt u dit per jaar aangeven?
In 2012 bedroeg het aantal slachtoffers dat door huiselijk geweld om het leven is gekomen 45, in 2013 betrof het 55 slachtoffers en in 2014 is dit aantal gezakt naar 37. Het is niet bekend in hoeveel van deze zaken eerder aangifte was gedaan van bedreiging of huiselijk geweld.
Komen zulke gevallen van inschattingsfouten na aangifte voor door organisatorische problemen na de reorganisatie bij de politie of door te veel prioriteiten en onvoldoende capaciteit of kennis? Hoe verklaart u dan zulke fouten?
Het aantal zaken van huiselijk geweld is fors. In 2014 registreerde de politie ruim 95.000 incidenten. Iedere afzonderlijke zaak vraagt om een adequate reactie van de politie. Bij iedere zaak gaat het om een interpretatie van de feiten en een inschatting van de situatie. Behandeling van dit soort zaken is en blijft mensenwerk. Het is overigens dezelfde menselijke maat die ervoor zorgt dat het in veel zaken goed gaat. Doordat op basis van professionaliteit en ervaring de juiste inschatting wordt gemaakt.
Heeft de politie voldoende mogelijkheden om op te treden tegen mogelijke gevallen van bedreiging en/of huiselijk geweld? Zo nee, is er sprake van ondercapaciteit, onvoldoende prioriteit, onkunde of andere problemen?
De politie heeft voldoende mogelijkheden om op te treden. Naast een directe aanhouding en/of een straat- of huisverbod kan worden gedacht aan het inzetten van de wijkagent, het starten van een opsporingsonderzoek, het bespreken in het Veiligheidshuis en/of het inschakelen van de hulpverlening (voor zowel de pleger als het slachtoffer). In dat kader werkt de politie nauw samen met de Veilig Thuis-organisaties. Zaken worden door de politie doorgezet naar de organisatie Veilig Thuis, worden besproken in het Veiligheidshuis en inmiddels wordt ook binnen het ZSM concept een omgeving gecreëerd waarbij bepaalde zaken van huiselijk geweld (waaronder stalkingszaken) op basis van contextinformatie worden behandeld.
Is er een duidelijk protocol voor bedreigingen? Zo ja, wordt dit adequaat toegepast in de praktijk? Zo nee, hoe zal voortaan beter worden geprotocolleerd als dit soort meldingen dan wel aangiften gedaan worden? Hoe worden deze aangiftes beoordeeld en hoe wordt nader onderzoek verricht?
De politie maakt gebruik van werkinstructies voor Huiselijk Geweld. Deze reiken de politiemedewerkers voldoende handvatten aan voor de uitoefening van hun taak. Ook het Politiekennisnet bevat veel informatie over huiselijk geweld die medewerkers kunnen raadplegen. Ik acht een specifiek protocol dan ook niet nodig. Van elke aangifte wordt een inschatting gemaakt van de ernst en de benodigde opvolging. Dit gebeurt door case-screeners binnen de politie-eenheden. Daarbij wordt gekeken naar de opsporingsmogelijkheden en wordt de urgentie gewogen. Afhankelijk van de aard en ernst van de zaak wordt bepaald welk onderdeel van de politie het opsporingsonderzoek uitvoert. In gevallen waarbij het strafrecht niet aan de orde is dient in ieder geval interventie via de voor dat specifieke geval meest geëigende organisatie plaats te vinden.
Zijn agenten voldoende bijgeschoold voor bedreigingen, stalking en huiselijk geweld? Zo nee, op welke termijn zal dit wel het geval zijn?
De afgelopen tijd zijn veel verbeteringen doorgevoerd op het gebied van scholing. Er is veel aandacht voor professionalisering van agenten. Op dit moment zijn agenten dan ook voldoende geschoold. Ook op andere manieren investeert de politie doorlopend in het op orde brengen en houden van de werkprocessen, waaronder de kwaliteit van het intake- en aangifteproces, om zo de effectiviteit van het politiewerk te verbeteren.
De rol van Turkije in de strijd tegen PKK en ISIS |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving over een massieve, onverwachte luchtaanval door Turkije op de Koerden in Irak, die slechts 10 minuten van te voren gemeld werd aan de Amerikanen en coalitiepartners in de strijd tegen ISIS?1
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over de omstandigheden van de Turkse luchtoperaties en de daaraan verbonden risico’s voor Amerikaanse militairen. Inmiddels zijn de besprekingen tussen Turkije en de Verenigde Staten, om Turkse militaire operaties tegen ISIS in de coalitie in te bedden, afgerond. Deconflictie tussen Turkse nationale operaties en het optreden van de coalitie maakt deel uit van de afspraken waarmee situaties zoals hierboven genoemd worden voorkomen.
Klopt het dat de Amerikanen nauwelijks genoeg tijd hadden om hun eigen militairen in de buurt van de aanval in veiligheid te brengen en dat er bij de bewuste aanval een groot risico bestond op «friendly fire»?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u deze berichtgeving niet eigenstandig kunt verifiëren, bent u bereid hierover contact op te nemen met de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er inmiddels meer van dit soort voorvallen geweest? Zo ja, welke en hoeveel?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre lopen Nederlandse militairen in Irak risico’s door dit soort aanvallen? Bent u bereid dit te adresseren in de richting van de coalitie tegen ISIS, alsmede bilateraal richting Turkije, en aan te dringen op (betere) coördinatie?
De Turkse luchtaanvallen hebben tot dusver geen gevolgen gehad voor de veiligheid van de Nederlandse militairen in Noord-Irak. De ontwikkelingen worden, zoals altijd, nauwlettend in de gaten gehouden. Nederland zal, waar nodig, deze bespreken met betrokken partijen.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van Amnesty International dat Turkije onrechtmatige luchtaanvallen heeft uitgevoerd op het dorp Zergele in Iraaks Koerdistan?2
De Turkse autoriteiten hebben laten weten dat zij een onderzoek instellen naar berichten over burgerslachtoffers bij een luchtaanval op Zergele en dat zij hierbij zullen samenwerken met de Iraakse Kurdish Regional Government. Zij hebben ook gemeld dat zij de bevindingen van dit onderzoek openbaar zullen maken.
Klopt het dat er géén militair doelwit aanwezig was ten tijde van de bombardementen, en dat er acht dorpsbewoners omgekomen zijn, die geen banden hadden met de PKK? Klopt het dat onder hen Peshmerga strijders waren, die nota bene deelnemen aan de strijd tegen ISIS?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid opheldering te eisen van Turkije? Steunt u de oproep van Amnesty aan Turkije om een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek in te stellen naar deze luchtaanvallen, en de uitkomsten van dit onderzoek openbaar te maken?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat Turkije tot dusver slechts één aanval heeft uitgevoerd op ISIS, gebaseerd op eigen, nationale inlichtingen, en deze aanval niet gecoördineerd heeft met de VS dan wel de anti-ISIS coalitie?3 Hoe beoordeelt u dit? Bent u bereid navraag te doen bij de VS?
Nederland beschikt niet over specifieke informatie over de nationaal uitgevoerde Turkse luchtoperaties tegen ISIS en de PKK. Inmiddels zijn de besprekingen tussen Turkije en de Verenigde Staten, om in het kader van de coalitie Turkse militaire operaties tegen ISIS uit te gaan voeren, afgerond.
In hoeverre komt Turkije zijn belofte richting de VS waar om actief deel te nemen aan de luchtaanvallen van de coalitie tegen ISIS?
Voor de onderlinge coördinatie van de luchtaanvallen tegen ISIS hebben Turkije en de Verenigde Staten wederzijds personeel uitgewisseld. In de planning van de luchtoperaties van de coalitie wordt gebruik gemaakt van Turkse militaire vliegvelden en wordt het Turkse luchtruim gebruikt voor de refuelling van coalitievliegtuigen. De Verenigde Staten zijn inmiddels begonnen met luchtoperaties tegen ISIS vanaf de Turkse luchtmachtsbasis Inçirlik en op 28 augustus vonden de eerste gezamenlijke Turks-Amerikaanse luchtoperaties tegen ISIS plaats.
Steunt u de waarschuwing die president Obama aan Turkije heeft gegeven om de strijd tegen ISIS niet te misbruiken om oorlog te voeren tegen de PKK?4 Deelt u de vrees dat dit scenario zich aan het voltrekken is?
Turkije is al langere tijd actief in de aanpak van ISIS, onder meer als lid van de anti-ISIS coalitie. Turkije maakt deel uit van enkele coalitie werkgroepen en is lid van de Small Group van meest betrokken landen. Turkije is met Nederland, co-voorzitter van de werkgroep over de aanpak van foreign terrorist fighters. De intensiteit van de aanpak van ISIS door Turkije is sinds eind juli vergroot.
De militaire inzet van Turkije tegen de PKK heeft vooralsnog geen gevolgen voor de strijd van de coalitie tegen ISIS. Met betrekking tot de Turkse maatregelen tegen de terroristische dreigingen van de PKK is het kabinet van oordeel dat deze proportioneel dienen te zijn. Verdere escalatie in de regio moet worden voorkomen. Nederland en andere Europese landen hebben Turkije en Koerdische organisaties opgeroepen het vredesproces voort te zetten en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen. Dit is in het belang van de veiligheidssituatie in de regio en de rol die diverse Koerdische groeperingen in de strijd tegen ISIS spelen. Zie verder ook het antwoord op vraag 20.
Hoe beoordeelt u de analyse dat Turkije in totaal slechts drie aanvallen op ISIS heeft uitgevoerd, en tot dusver naar schatting ongeveer 300 aanvallen op de PKK, waaronder met houwitsers?5
Zie antwoord vraag 9.
Klopt het dat tanks van het Turkse leger aanvallen hebben uitgevoerd op eenheden van de Koerdische YPG (Koerdische Volksbeschermingseenheden) in Syrië, om deze ervan te weerhouden de door Turkije in Syrië afgekondigde «veiligheidszone» te betreden?
Turkije voert acties uit tegen stellingen van de PKK. Bekend is dat de YPG, de militaire tak van de Syrische PYD en gelieerd aan de PKK, beweert in Jarablus en Tel Abyad, op Syrisch grondgebied, te zijn beschoten door Turkije. Het kabinet is bekend met de beschuldiging, maar kan deze niet bevestigen. Turkije ontkent de beschuldiging.
Vindt u het ook bizar dat Syrische Koerden, die strijden tegen ISIS, op Syrisch grondgebied worden beschoten door het Turkse leger? Bent u bereid opheldering te vragen en protest aan te tekenen?
Zie antwoord vraag 13.
Klopt het dat Turkije unilateraal een veiligheidszone heeft afgekondigd in het noorden van Syrië, en deze verboden terrein heeft verklaard voor Koerdische strijders en zich het recht voorbehoudt om unilateraal militair in te grijpen in dit gebied? Zo ja, wat vind u hiervan? Deelt u de mening dat er geen rechtsgrond in het internationaal recht is voor deze veiligheidszone en het gebruik van geweld om deze te handhaven?
Het kabinet hecht eraan dat ook bij de inzet tegen ISIS het internationaal recht wordt gerespecteerd. Het afdwingen van een «bufferzone» met geweld vereist een volkenrechtelijke rechtsgrondslag. Erkende rechtsgrondslagen zijn het recht op (individuele of collectieve) zelfverdediging, instemming van de staat waar de bufferzone wordt voorzien en een resolutie van de VN Veiligheidsraad op basis van hoofdstuk 7 van het VN Handvest.
Turkije heeft niet eenzijdig een bufferzone afgekondigd in Noord-Syrië. Wel is Turkije in gesprek met de Verenigde Staten over de mogelijkheid om in een deel van Noord-Syrië een ISIS-vrije zone te creëren. Dit idee is niet besproken in de NAVO-Raad.
Welke mandaat heeft een land nodig om een dergelijke bufferzone in te stellen? Is dat besproken in de NAVO raad? Is de veiligheidszone ter sprake gekomen binnen de NAVO? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 15.
Is er sprake van overeenstemming tussen de VS en Turkije over de veiligheidszone? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 15.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken dat Turkije de inzet van grondtroepen in de veiligheidszone «als optie op tafel ligt»?6
Zie antwoord vraag 15.
Bent u bereid zich hard en openlijk uit te spreken tegen de mogelijke inzet van grondtroepen door Turkije in de zelf afgekondigde «veiligheidszone»? Bent u bereid dit te adresseren in de NAVO?
Zie antwoord vraag 15.
In hoeverre heeft Turkije zich gehouden aan hetgeen onder meer Nederland gesteld heeft in de NAVO Raad van 28 juli 2015, namelijk dat de maatregelen van de Turkse regering tegen terroristische bedreigingen, inclusief als die uitgaan van de PKK, proportioneel dienen te zijn, mede om verdere escalatie in de regio te voorkomen? Vindt u het gebruik van geweld door Turkije proportioneel?
Nederland erkent het recht van Turkije om zich te verdedigen tegen terroristische aanslagen. Zoals in het antwoord op de vragen 9 en 12 is aangegeven, beschikt het kabinet niet over specifieke informatie over de Turkse luchtoperaties tegen de PKK, en daarom kan het kabinet moeilijk de proportionaliteit daarvan beoordelen. Met de oproep tot proportionaliteit geeft Nederland, net als andere partners, vooral uitdrukking aan zorgen om het Koerdisch vredesproces. Het is van belang dat beide betrokken partijen de vredesonderhandelingen weer oppakken.
Deelt u de mening dat de oorlog van Turkije tegen de PKK de strijd tegen ISIS bemoeilijkt? Bent u bereid op te roepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar directe of indirecte steun van Turkije aan ISIS? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft kennis genomen van diverse berichten over steun vanuit Turkije aan extremistische groeperingen in Syrië. Het kabinet kan evenwel niet bevestigen dat de Turkse regering steun levert aan ISIS. Het kabinet ziet geen noodzaak voor een onafhankelijk internationaal onderzoek naar directe of indirecte steun van Turkije aan ISIS.
Bent u bereid de eerdere schriftelijke vragen d.d. 27 juli 2015 van het lid Knops met spoed te beantwoorden?7
Ja.
Het bericht dat usb-sticks gestolen zijn bij een inbraak bij een officier van justitie |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u dit bericht en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1
Ja, ik verwijs naar het persbericht van het parket Rotterdam van 14 augustus 2015.2
Deelt u de mening dat usb-sticks die gebruikt worden door de politie en het openbaar ministerie (OM) altijd zodanig beveiligd dienen te zijn dat niemand behalve de eigenaar toegang heeft tot de opslagen informatie? Zo nee, waarom niet?
Dit hangt af van het rubriceringsniveau van de informatie. Alleen voor gerubriceerde informatie gelden beveiligingsmaatregelen en de aard van de beveiligingsmaatregelen is afhankelijk van het rubriceringsniveau. Werken met usb-sticks wordt zo veel als mogelijk voorkomen door medewerkers beveiligde voorzieningen te bieden, zoals telewerken, mobiele telefoons en tablets. Zaaksinformatie behoort tot de categorie bijzondere informatie die gerubriceerd is. Leidend zijn de rubriceringen uit het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013). Zowel het OM als de politie heeft het beleid dat de zaaksinformatie uitsluitend op beveiligde, door de eigen organisatie verstrekte, usb-sticks geplaatst mag worden. De medewerker stelt daarbij zelf de beveiligingscode in en dient terughoudend ter zijn met het plaatsen van informatie op de stick.
Waarom waren de gestolen usb-sticks niet net zoals de werktelefoon extra beveiligd?
Per abuis is de informatie op onbeveiligde usb-sticks gezet.
Hoeveel usb-sticks die niet extra beveiligd zijn zoals de richtlijn voorschrijft worden op dit moment door het OM gebruikt?
Dat is niet te zeggen. De richtlijn van het OM schrijft voor dat gerubriceerde informatie alleen op beveiligde usb-sticks wordt geplaatst.
Bent u bereid per direct maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat alle usb-sticks die nu door het OM gebruikt worden, beveiligd zijn? Zo nee, waarom, niet?
Dergelijke maatregelen zijn niet aan de orde, omdat niet alle bij het OM aanwezige informatie zodanig is gerubriceerd dat beveiligde usb-sticks gebruikt moeten worden.
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat vertrouwelijke gegevens bij verlies of diefstal van usb-sticks in de toekomst kunnen uitlekken?
Het uitlekken van vertrouwelijke gegevens bij verlies en diefstal is niet helemaal te voorkomen. Het naleven van de voorschriften blijft mensenwerk en is een verantwoordelijkheid van de individuele medewerker en de hoofden van parketten/dienstonderdelen van het OM. Uiteraard zijn de geldende regels naar aanleiding van dit incident nogmaals onder de aandacht van de medewerkers gebracht.
De gewelddadige dood van een vrouw uit Waalwijk |
|
Marith Volp (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «De politie had Linda van der Giesen moeten beschermen»1 en «Moord op Linda van der Giesen»?2
Ja. Het betreft hier een vreselijke zaak en met de politie en het bevoegd gezag betreur ik hoe dit gelopen is.
Deelt u de mening van de voorzitter van Stichting Zijweg dat aangiftes vaker terzijde worden geschoven? Zo ja, over welke gegevens beschikt u? Zo nee, waarom niet?
Per jaar worden er ruim 95.000 incidenten op het terrein van huiselijk geweld geregistreerd door politie. Er wordt jaarlijks circa 25.000 keer aangifte gedaan van huiselijk geweld. Van elke aangifte wordt een inschatting gemaakt van de ernst en de benodigde opvolging. Dit gebeurt door case-screeners binnen de politie-eenheden. Daarbij wordt gekeken naar de opsporingsmogelijkheden en wordt de urgentie gewogen, urgente zaken worden met voorrang opgepakt. Het zijn, zo blijkt, vaak complexe zaken, waarbij signalen niet altijd eenduidig te interpreteren zijn.
Deelt u de suggestie van de genoemde voorzitter dat het slachtoffer in de vrouwenopvang had moeten worden opgenomen en dat dat niet gebeurd is te maken zou kunnen hebben met het terugbrengen van het aantal opvangplaatsen ten gevolge van bezuinigingen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Wij delen deze opvatting niet. Het Rijk heeft niet bezuinigd op de vrouwenopvang. De afgelopen jaren zijn er juist extra middelen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering opvang. Sinds 1 januari 2015 wordt voor deze uitkering een nieuw verdeelmodel ingevoerd, met als doel de uitkering in stappen in overeenstemming te brengen met de zorgzwaarte in de regio. Gemeenten staan er gezamenlijk voor in dat er in het geval van acute dreiging altijd opvang beschikbaar is. Daarvoor vormen de vrouwenopvangcentra in Nederland met elkaar een stelsel van veilige opvang voor alle slachtoffers van huiselijk geweld. Zij hebben daartoe onderlinge afspraken gemaakt. In geval van ernstige bedreiging zoekt de vrouwenopvang een veilige opvangplek, waar dan ook in Nederland. Dit geldt ook voor slachtoffers van eer gerelateerd geweld, mannelijke slachtoffers van mensenhandel, waarvoor landelijk toegankelijke en specialistische opvangplekken zijn ingericht.
Hoe heeft de capaciteit (uitgedrukt in aantallen fte’s) van de politie in het algemeen en die van de (zeden-) recherche in het bijzonder zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld?
De recherchecapaciteit is gestegen van 8.500 fte in 2002 naar 14.000 fte op dit moment. De formatie voor zedenzaken is de afgelopen jaren op sommige plekken in het land gelijk gebleven en op andere plekken gegroeid. Bij het inrichten van de Nationale Politie is voor Zeden in totaal circa 767 fte vastgesteld, inclusief 150 fte specifiek voor kinderpornozaken.
Hoe heeft in de afgelopen tien jaar het aantal meldingen of aangiften van bedreiging of stalking door (ex-)partners zich ontwikkeld?
Een overzicht van de afgelopen tien jaar kan ik u niet geven, omdat politie pas sinds enkele jaren met het landelijke registratiesysteem «Basisvoorziening Handhaving» (BVH) werkt. Het aantal aangiften van bedreiging bedroeg in 2013 3.645. In 2014 is dit aantal met ruim 300 gezakt naar 3.319. Bij de aangiften van stalking is sprake van een lichte stijging in de afgelopen jaren van 1.011 aangiften in 2013 naar 1.027 aangiften in 2014.
Is er verband tussen de capaciteit bij de politie, in het bijzonder bij de recherche, en het niet opstarten van opsporingsonderzoeken? Zo ja, welk verband is dat? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard is het in algemene zin zo dat er meer opsporingsonderzoeken kunnen worden gedaan als er meer capaciteit is. Politiecapaciteit is in die zin altijd schaars en prioriteren nodig. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 voor een uiteenzetting over de gehanteerde werkwijze in het geval van aangifte huislijk geweld.
Acht u het mogelijk dat het onvoldoende gevolg geven door de politie aan een melding of aangifte van bedreiging of stalking te maken kan hebben met onvoldoende kennis over, danwel een gebrek aan, inschattingsvermogen bij de politie over hoe om te gaan met deze misdrijven? Zo ja, deelt u de mening van de genoemde voorzitter dat een protocol voor meldingen van huiselijk geweld en bedreigingen dit zou kunnen voorkomen? Zo ja, hoe gaat u bevorderen dat dit protocol er komt? Zo nee, waarom niet?
Huiselijk geweldszaken, en zeker de zaken van bedreiging of stalking, zijn vaak complexe zaken. Signalen zijn niet altijd direct te herkennen en ook niet altijd te koppelen aan (strafbare) feiten. Iedere zaak is anders en vraagt maatwerk. De politie maakt gebruik van werkinstructies voor Huiselijk Geweld. Deze reiken de politiemedewerkers in beginsel voldoende handvatten aan voor de uitoefening van hun taak. Ook het Politiekennisnet bevat veel informatie over huiselijk geweld die medewerkers kunnen raadplegen. Ik acht een aanvullend protocol dan ook niet nodig.
Kunt u indien lopend onderzoek naar deze zaak de beantwoording van (enige van) bovenstaande vragen in de weg staat, die vragen na afronding van dat onderzoek beantwoorden?
Het lopende onderzoek staat de beantwoording van bovenstaande vragen niet in de weg.
Herinnert u zich eerdere Kamervragen over problemen bij de behandeling van aangiftes waaronder vragen over de behandeling van aangiften van zedenmisdrijven door de politie?3
Ja.
Ziet u aanleiding voor een onderzoek naar de wijze waarop er door de politie wordt omgegaan met aangiftes van misdrijven waarbij er sprake is van extra kwetsbare slachtoffers en waarbij de verklaring van die slachtoffers doorgaans van groot belang is voor de opsporing, zoals in het geval van bedreiging, stalking, huiselijk geweld of seksuele misdrijven? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Om de redenen die ik heb genoemd in antwoord op vraag 7 zie ik geen aanleiding voor een onderzoek. Overigens werkt de politie de komende jaren aan een nog betere omgang met kwetsbare slachtoffers in het kader van de implementatie van de Wet Minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers (voorstel van wet 3 juli 2014). Deze wet komt voort uit een implementatie van de Europese Richtlijn Minimumnormen. Een onderdeel van de implementatieopgave is het instrument «Individuele Beoordeling van slachtoffers», ter voorkoming van herhaald slachtofferschap en secundaire victimisatie. De kern hiervan is dat bij elk contact tussen politie en slachtoffer gekomen moet worden tot een individuele beoordeling van beschermingsbehoeften. De nieuwe richtlijn verandert het handelingsperspectief van de politie; daar waar nu nog de focus ligt op het opsporen en vaststellen van strafbare feiten, zal de veiligheid en correcte bejegening van het slachtoffer een prominentere rol gaan spelen.
De omgang met sociale media in (geestelijke gezondheid)zorginstellingen |
|
Renske Leijten , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe reageert u op de lezerscolumn en het interview van mevrouw P. in Metro?1 2
Ik heb de column van mevrouw P. met belangstelling gelezen en bewonder haar openhartigheid. Ik realiseer me dat een psychische aandoening niet alleen voor de betreffende patiënt een belasting is. Ook voor de omgeving is het soms moeilijk om te leven met iemand – een kind, ouder, familielid, vriend(in) of buurman/-vrouw – die een psychische aandoening heeft. Of het nu gaat om het verlenen van (mantel)zorg, je zorgen maken over iemand of gewoon omdat je ziet dat iemand lijdt, maar daar weinig of niets aan kunt doen.
Herkent u de klacht van deze moeder van een schizofrene vrouw dat de ggz-instelling waar zij verblijft te weinig oog heeft voor de gevaren die gebruik van sociale media kan hebben voor mensen die niet of maar deels beseffen waartoe hun online handelen in de reële wereld kan leiden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mij zijn geen andere soortgelijke signalen bekend over de risico’s van het gebruik van sociale media binnen de ggz. De reacties onder de lezerscolumn maken evenwel duidelijk dat meer mensen zich zorgen maken over dit thema.
Het zelfbeschikkingsrecht van individuen is in ons land een groot goed. Toegang tot het internet en gebruik van sociale media vallen onder die vrijheid. Opname of behandeling in een zorginstelling leiden niet automatisch tot het beperken van het zelfbeschikkingsrecht. De mogelijkheden om iemand tegen zichzelf of zijn omgeving te beschermen worden per individu bepaald. Hierbij is van belang of iemand vrijwillig of gedwongen is opgenomen.
Is een patiënt vrijwillig opgenomen, dan kan (beperking van) het gebruik van sociale media alleen met instemming van de patiënt opgenomen worden in het behandelplan.
Is een patiënt gedwongen opgenomen, dan kunnen zorgaanbieders vrijheidsbeperkingen opleggen aan patiënten. Deze individuele beperkingen zijn echter alleen toegestaan op grond van de voorwaarden in de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). De bescherming van de gezondheid van de patiënt vormt daarbij het criterium. Dit betekent dat in individuele gevallen, vanuit veiligheidsoverwegingen en met het oog op de stoornis van een patiënt, een instelling kan besluiten dat het gebruik van sociale media een risico vormt voor de betreffende patiënt en dat een beperking van het gebruik in het behandelplan moet worden opgenomen.
Op welke wijze gaat de ggz-sector om met het gebruik van sociale media door (kwetsbare) patiënten? Is dit gebruik standaard onderdeel van behandelplannen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er juridische beperkingen of mogelijkheden om iemand die in een (ggz-)zorginstelling woont tegen zichzelf te beschermen als het gaat om grensoverschrijdend gedrag op sociale media? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Welke praktische bezwaren of mogelijkheden – bijvoorbeeld internetinstellingen of het hebben van toegang tot een computer/smartphone – zijn er om (meer) oog te hebben voor het online risicogedrag van iemand?
Het is aan de instelling, de behandelaar en de patiënt om in het behandelplan overeen te komen wat de beste manier is. Dit kan leiden tot het ontzeggen van de toegang tot computer en/of telefoon etc., tot het laten meekijken van een behandelaar of tot controle achteraf.
Hoe reageert u op het verwijt van de moeder, maar ook de herkenning van lezers van de column, dat zij onvoldoende wordt betrokken bij de behandeling van haar dochter? Is dit een «individueel» geval, volgens u, of is er breder een klemmend beroep door naaste familie om meer betrokken te zijn bij de zorg, behandel- en herstelplannen van mensen in de psychiatrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zowel de wens om betrokken te worden bij de behandeling van een naaste, als de teleurstelling als dat niet gebeurt, kan ik mij goed voorstellen. De roep om bij de behandeling betrokken te worden is niet nieuw. Het betrekken van familie en naastbetrokkenen draagt bij aan het resultaat van de behandeling en het herstel van de cliënt. Het belang van familiebeleid wordt inmiddels dan ook door de hele sector onderkend. In het familiebeleid regelt de instelling hoe wordt omgegaan met familie en naastbetrokkenen van cliënten en de manier waarop zij worden benaderd en betrokken. Het is wel van belang dat aanbieders alert zijn op het doorvertalen van het beleid naar de werkvloer. Ik vind dat ook zorgverzekeraars daar alert op dienen te zijn bij de inkoop- en contractafspraken. Het in de Tweede Kamer aanhangige Wetsvoorstel verplichte ggz versterkt de rechtspositie van de familie op verschillende punten.
Twee ontwikkelingen zullen zorgaanbieders naar mijn idee helpen om familiebeleid verder te implementeren in de dagelijkse praktijk. Ten eerste deelt het Landelijk Platform GGz (LPGGz) sterren voor familiebeleid uit, aan zorgaanbieders die naar oordeel van het LPGGz excelleren op het gebied van organisatie en uitvoering van familiebeleid binnen een instelling. Een lijst met sinds 2012 toegekende sterren is staat online3. Instellingen met één of meer sterren kunnen zo als voorbeelden dienen voor andere instellingen. Voor patiënten en voor zorgverzekeraars ontstaat ook keuzeondersteunende informatie. Ten tweede wordt er een generieke module Ondersteuning familiesysteem en mantelzorg ontwikkeld in opdracht van het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling ggz. Met deze module wordt de positie van familie verstevigt, krijgen zorgverleners onder andere aanbevelingen over hoe familie en mantelzorgers een positieve bijdrage kunnen leveren aan herstel van de cliënt en worden aanwijzingen gegeven voor samenwerking met familieleden en mantelzorgers. De module zal naar verwachting begin 2016 gereed zijn.
Desondanks kunnen er in uitzonderingssituaties gegronde redenen zijn om de familie (tijdelijk) niet te betrekken bij de behandeling. In de situatie dat de patiënt écht niet wil dat er contact is of wordt gelegd met diens familie, moet de hulpverlener de wens van zijn patiënt immers respecteren. Ook hier geldt dat het zelfbeschikkingsrecht van een (meerderjarige) patiënt voorop staat. Wanneer een behandelaar de betrokkenheid van de familie toch wenselijk vindt, zal deze daarover met zijn patiënt in gesprek gaan en proberen het contact tussen patiënt en familie te herstellen.
Het onderzoek dat gedaan is naar de gang van zaken rond de presentatie van een professor m.b.t. de ramp met de MH17 |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kunt u het politieonderzoek, waarop de brief van 10 juni van de korpschef van de nationale politie, de heer Bouman gebaseerd is, openbaar maken en aan de Kamer doen toekomen?
Mede naar aanleiding van uw vragen en vier verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), die inmiddels zijn ontvangen, heeft de politie de mogelijke openbaarmaking van het onderzoek bezien. De politie ziet geen bezwaren tegen openbaarmaking van grote delen van het onderzoek. Enkele onderdelen kunnen niet openbaar worden gemaakt in verband met de bescherming van persoonsgegevens van personen die bij het onderzoek zijn betrokken. Verder zullen foto’s uit het onderzoek niet openbaar worden gemaakt onder andere ter voorkoming van de onevenredige benadeling van de bij de aangelegenheid betrokken personen, zoals nabestaanden. Momenteel beziet de politie de stukken op deze onderdelen. Zodra dit is afgerond, deel ik met u het geanonimiseerde feitenonderzoek.
Indien dit onderzoek – dat geen strafrechtelijk onderzoek is en ook nooit zo bedoeld is – niet openbaar wordt, kunt u dan aangeven waarom het in het belang van de staat zou zijn ingevolge artikel 68 van de Grondwet, om het niet openbaar te maken?
Zie antwoord vraag 1.
In welke andere staten, behalve Noord Korea, is het gebruikelijk onderzoek naar iemand te doen voor iets dat een relatie heeft met het werk, en de persoon in kwestie te weigeren inzage te geven in het rapport? Wilt u professor Maat onmiddellijk inzage geven in het rapport en hem daarbij geen geheimhouding opleggen?
Het feitenonderzoek is uitgevoerd door de politie. De politie zal professor Maat inzage verstrekken in het feitenonderzoek en hem daarbij geen geheimhouding opleggen. Bij de verstrekking van het feitenonderzoek aan professor Maat kan overigens geen inzage in die gegevens worden geboden die betrekking hebben op persoonsgegevens van andere betrokkenen in het onderzoek, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2. Op 4 september jongstleden heeft ook een gesprek plaatsgevonden tussen de politiechef van de Landelijke Eenheid en de heer Maat over het feitenonderzoek.
Onderschrijft de leiding van het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) de conclusies van het onderzoek?
Het LTFO valt in de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) MH17 onder de verantwoordelijkheid van de Algemeen Commandanten. Op basis van het feitenonderzoek heeft de Algemeen Commandant het feitenrelaas opgesteld. De korpschef heeft vervolgens na interne beraadslagingen en op basis van het eerdergenoemde feitenrelaas vanuit zijn verantwoordelijkheid conclusies getrokken. Die heeft hij aan mij per brief op 10 juni 2015 kenbaar gemaakt (deze brief is al in uw bezit).
Wat waren de conclusies van het politieonderzoek? Kunt u die openbaar maken en wie heeft die conclusies getrokken? Werden die conclusies gedragen door het LTFO? Zo ja, op welke datum?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke datum is het politieonderzoek, waarop de heer Bouman zich baseert in zijn brief op 10 juni, 2015, afgerond en aan hem aangeboden?
De politie heeft mij als volgt geïnformeerd: Het intern feitenonderzoek is afgerond op 4 juni 2015. Op 5 juni 2015 heeft de leiding van het onderzoeksteam het feitenonderzoek overhandigd aan de Algemeen Commandanten SGBO MH17. Op basis van dit onderzoek hebben de Algemeen Commandanten een feitenrelaas opgesteld. Dit relaas heeft de politiechef Landelijke Eenheid op 9 juni 2015 naar de korpsleiding gestuurd. De korpschef heeft mij per brief van 10 juni op de hoogte gesteld van zijn conclusies.
Klopt het dat het politieonderzoek gebaseerd is op getekende verklaringen van mensen die in het kader van dit onderzoek gehoord zijn? Zo ja, wie heeft recht op inzage in de getekende verklaringen?
Het intern feitenonderzoek is opgebouwd uit afzonderlijke rapporten. Een deel van deze rapporten bevat verslagen van gesprekken met getuigen. Deze gespreksverslagen zijn in de vorm van verklaringen in het intern feitenonderzoek opgenomen. Deze verklaringen zijn, als onderdeel van het feitenonderzoek, op 5 juni overhandigd aan de Algemeen Commandanten SGBO MH17. De betrokkenen hebben recht op inzage in hun eigenverklaring en dit bij gelegenheid van de ondertekening gehad. Daarnaast zullen grote delen van het feitenonderzoek (inclusief alle verklaringen) geanonimiseerd openbaar worden gemaakt. Zie ook het antwoord op vraag 1, 2 en 8.
Kunt u, indien mogelijk met naam en/of functie, aangeven wie er gehoord zijn door de onderzoekers en wanneer? Kunt u per persoon aangeven wanneer ieder haar/zijn verklaring getekend heeft?
Op 4 juni zijn alle verklaringen voorgelegd ter ondertekening aan de personen die in het onderzoek gehoord zijn. Die verklaringen zijn op latere momenten getekend. Onderstaand treft u per gehoorde functionaris gedetailleerde informatie aan:
Hoeveel en welke verklaringen zijn pas getekend (en mogelijk aangevuld en veranderd) nadat de heer Bouman een brief over het rapport geschreven had?
De verklaringen zijn op 4 juni 2015 door de onderzoekers aan de getuigen verstrekt met het verzoek deze te ondertekenen. Alle verklaringen zijn later, na overhandiging van het intern feitenonderzoek aan de Algemeen Commandanten en na het opmaken van het feitenrelaas door de Algemeen Commandanten, door de getuigen ondertekend en voorzien van eventuele opmerkingen en aanvullingen.
De Algemeen Commandanten besloten om, gelet op het belang om op korte termijn helderheid te geven over deze zaak, het feitenrelaas naar de korpsleiding te sturen voordat de verklaringen waren getekend. De opmerkingen en aanvullingen waren echter niet van dusdanige aard dat het feitenrelaas en de conclusies moesten worden herzien.
Is het afleggen van een valse verklaring strafbaar in dit soort onderzoek? Zo ja, op basis van welke wet en welke straf staat daar op?
Het afleggen van een valse verklaring is als zodanig niet strafbaar. Het onder ede opzettelijk onjuist verklaren is wel strafbaar (artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht). In het onderhavige geval betrof het een intern feitenonderzoek waarbij niet onder ede werd verklaard.
Hoeveel mensen hebben hun verklaring getekend nadat de heer Bouman zijn brief geschreven had en hebben nog wijzigingen aangebracht in hun concept-verklaring?
Alle getuigen hebben opmerkingen of aanvullingen gegeven op de gespreksverslagen. Zie ook het antwoord op vraag 8. Hoewel de verklaringen zijn getekend na 10 juni, waren deze opmerkingen of aanmerkingen niet van dusdanige aard dat deze tot een herziening van de conclusies van de korpschef noopten.
Herinnert u zich dat u in het plenaire debat op 23 april aan de Kamer meedeelde dat met externe deskundigen afspraken zijn gemaakt over het delen van informatie met derden, dat toelaatbaar is geacht dat men met vakgenoten vanuit professioneel perspectief informatie mag delen over vakinhoudelijke kwesties, maar dat men zich daarbij onthoudt van zaken die buiten de eigen expertise liggen en dat dit ook ten tijde van het onderzoek naar de ramp met de MH17 stellig is benadrukt?
Ja.
Hoe verhoudt voorgaande bewering zich tot de conclusie uit het politieonderzoek dat er geen afspraken waren?
Zoals ik in het debat van 23 april 2015 aangaf, heeft de politie afspraken gemaakt met externe LTFO-deskundigen. Uit het feitenonderzoek is gebleken dat deze afspraken alleen voor de groep odontologen zijn opgesteld. Wel zijn zowel de interne als externe LTFO-medewerkers mondeling gebrieft over het gebruik van beeldmateriaal, voorafgaand aan de werkzaamheden in Hilversum.
Zoals bleek uit de brief van de korpschef aan mij van 10 juni 2015 ontbreekt het binnen het LTFO aan duidelijke kaders, afspraken en criteria met betrekking tot het geven van lezingen en het vrijgeven en gebruik van (beeld)materiaal afkomstig uit de werkprocessen van het LTFO. Het is in de jarenlange gegroeide werkprocessen en gewoonten van het LTFO gebruikelijk om aan vakgenoten lezingen te geven.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de korpschef opdracht gegeven aan het LTFO om formele afspraken te maken over de samenwerking met derden ten behoeve van het LTFO, het geven van presentaties en het gebruiken van foto’s van rampen en slachtoffers voor vakgenoten met een leerdoel. Voor een ieder moet voortaan volstrekt helder zijn wat wel en niet is toegestaan.
Daarnaast dient een expliciete afweging gemaakt te worden tussen het belang van de slachtoffers en nabestaanden enerzijds en het belang van educatie en doorontwikkeling van deze voor het werk van het LTFO belangrijke vakgebieden anderzijds. Daarbij moet ook de vraag aan de orde zijn in welke gevallen toestemming van de nabestaanden verkregen dient te zijn alvorens bepaald materiaal gebruikt kan worden.
Wie heeft u wanneer meegedeeld dat er afspraken gemaakt zijn met deskundigen en dat die ten tijde van het onderzoek naar de ramp met de MH17 stellig benadrukt zijn?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u aangeven welke afspraken ten tijde van het onderzoek naar de ramp met de MH17 stellig zijn benadrukt, wanneer dat gebeurd is en ten overstaan van wie?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u voor elk van de presentaties, die in de brief van de heer Bouman genoemd worden, aangeven, wanneer zij gegeven zijn, wie er in het publiek zat, wie de presentatie gaf (eventueel alleen de functie van de persoon), of er toestemming gevraagd was en verkregen en of er bij afwezigheid van toestemming, ook een sanctie is opgelegd aan de persoon, die de presentatie gaf?
Er zijn diverse presentaties gegeven naar aanleiding van de ramp met vlucht MH17. In de brief van de korpschef worden er zeven genoemd. In het intern feitenonderzoek hebben getuigen in totaal elf presentaties genoemd. Van deze presentaties kan op basis van het intern feitenonderzoek niet in alle gevallen worden vastgesteld wanneer ze zijn gegeven en hoeveel en welke toehoorders bij deze presentaties aanwezig waren.
De heer Maat heeft zes presentaties gegeven over het identificatieproces MH17. Voor deze presentaties heeft de heer Maat geen toestemming gevraagd.
Een vakgenoot (forensisch antropoloog), als forensische expert werkzaam binnen het MH17 onderzoek, heeft met toestemming van het hoofd LTFO begin februari 2015 in een besloten vergadering een presentatie over het identificatieproces gegeven aan ca. 30 leden van de Nederlandse Vereniging van Fysische Antropologie.
Een tandarts, als odontoloog werkzaam binnen het MH17 onderzoek, heeft drie presentaties gegeven over het identificatieproces MH17 aan vakgenoten. Op basis van het intern feitenonderzoek is niet bekend of hier toestemming voor is gevraagd. Het betreft:
In het feitenonderzoek heeft het operationeel hoofd LTFO verklaard dat hij meerdere presentaties over het identificatieproces MH17 heeft gegeven, waarvan hij er twee concreet benoemt:
Zijn er ook andere presentaties gegeven, bijvoorbeeld na de presentatie in Maastricht?
Zie antwoord vraag 16.
Wie heeft de foto’s van de presentatie van professor Maat aan hem gegeven?
De foto’s zijn voor een deel afkomstig van een presentatie van een collega-forensisch expert en voor een ander deel afkomstig van een SD-card die door het LTFO ter beschikking is gesteld aan de heer Maat voor educatieve en identificatie doeleinden.
Dit is niet zorgvuldig uitgevoerd. Dat is de reden dat de politie heeft besloten om formele afspraken te maken over het geven van presentaties en het gebruiken van foto’s van rampen en slachtoffers voor vakgenoten met een leerdoel.
Waren de foto’s, die aan professor Maat ter beschikking gesteld zijn, geanonimiseerd?
De foto’s die aan professor Maat beschikbaar zijn gesteld, waren niet geanonimiseerd. Op de foto’s die hij voor zijn presentatie gebruikte, heeft de heer Maat specifieke onderdelen onzichtbaar gemaakt, zoals de zogenaamde Post Mortem-nummers (PM-nummers). In enkele gevallen was het PM-nummer nog wel leesbaar, maar deze specifieke nummers waren niet herleidbaar tot slachtoffers.
Was identificatie van het enige identificeerbare slachtoffer mogelijk vanwege herkenning of omdat er een nummer staat, dat slechts via een vertrouwelijke en beschermde database gekoppeld kan worden aan de naam van een slachtoffer?
Identificatie was – achteraf en alleen door onderzoekers van het LTFO – mogelijk door vergelijking van de gepresenteerde foto met de originele foto. Deze foto kon gekoppeld worden aan de naam van een slachtoffer via een vertrouwelijke en beschermde database die alleen toegankelijk is voor de onderzoekers van het LTFO.
Hoe verhoudt de disciplinaire actie tegen professor Maat vanwege uitlatingen in een besloten omgeving zich tot de afwezigheid van soortgelijke maatregelen na publieke uitspraken van een voormalig Minister over een mondkapje in een publieke talkshow?
Nadat bekend werd dat professor Maat een presentatie had gegeven die toegankelijk was voor meer mensen dan de beoogde doelgroep, dat hij daarvoor beeldmateriaal van slachtoffers gebruikte en dat hij bovendien zaken heeft besproken die buiten het vakgebied van de forensische antropologie vallen, is de samenwerking met professor Maat in het onderzoek van MH17 door de politie opgeschort.
Na de uitkomsten van het interne onderzoek heeft de korpschef vervolgens bepaald dat de samenwerking met professor Maat in dit identificatieproces werd beëindigd.
Het effect van het handelen van professor Maat, de gevoelens van de nabestaanden en alle media-aandacht, leidde tot deze beëindiging.
Het neemt niet weg dat ik herhaal dat professor Maat een uitstekende staat van dienst heeft op het gebied van forensische antropologie. In de afgelopen vijftien jaar is hij met zijn uitzonderlijke expertise van grote waarde geweest bij complexe identificatieonderzoeken door het LTFO. Op 23 september aanstaande zit ik met de heer Maat om tafel. In voorkomende gevallen bij grootschalige en complexe identificaties wordt niet uitgesloten dat opnieuw een beroep zal worden gedaan op de expertise van professor Maat. Wij hopen dat hij dan bereid is om een bijdrage te leveren. Dit zal ik hem in ons gesprek ook overbrengen.
Kunt u deze vragen een voor een, precies en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?
Nee. Het afstemmingsproces heeft meer tijd gevergd.