De beschieting van de basisschool As-Siddieq in Amsterdam |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Kent u het bericht «Basisschool in Noord beschoten: «Meer dan acht kogelgaten»?1
Ja.
Wat is de stand van zaken in het politieonderzoek?
Het opsporingsonderzoek loopt momenteel. In het belang van het onderzoek doe ik geen inhoudelijke mededelingen.
Deelt u de mening dat het beschieten van een school een groter gevoel van onveiligheid bij de leerlingen en het personeel zal geven dan een (andere) vernieling? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat een incident van deze aard impact heeft op het veiligheidsgevoel van alle betrokkenen. Alle dreigingen en vormen van vandalisme en geweld zijn onacceptabel en waar mogelijk vindt strafrechtelijke vervolging plaats.
Deelt u de mening dat bij het beschieten van een school of ander gebouw niet alleen sprake is van vernieling maar mogelijk ook van bedreiging? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat bij het beschieten van een school of ander gebouw ook mogelijk sprake kan zijn van bedreiging. Het politieonderzoek moet uitwijzen wat de achtergrond van dit incident is.
Hoe vaak zijn islamitische instellingen in Nederland het afgelopen jaar getroffen door vernielingen of bedreigingen? Hoeveel van dergelijke voorvallen zijn bij de politie gemeld, is er aangifte gedaan of zijn er bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) bekend?
Zoals beantwoord in vragen van lid Özturk (TK Vergaderjaar 2016–2017, Aanhangsel 384) registreert de politie primair het strafbare feit en niet de persoon of het object waar het geweld zich tegen richt. Het is van belang dat meldingen en aangifte bij de politie worden gedaan.
Wat is de stand van zaken betreffende het overleg tussen de NCTV en islamitische organisaties?
Er vindt periodiek overleg plaats tussen de moslimgemeenschap, NCTV, SZW en de politie. In dit overleg komen onder andere actuele veiligheidsvraagstukken aan de orde. Na de aanslag op een moskee in Québec op zondag 29 januari (Canadese tijd) heeft de moslimgemeenschap in Nederland haar zorgen op het gebied van veiligheid geuit. Over het contact dat hierover heeft plaatsgevonden, heb ik u op vrijdag 3 februari separaat schriftelijk geïnformeerd (Kamerstuk 29 614, nr. 57). In samenwerking met de overlegpartners is een handreiking «Veilige Moskee» opgesteld. Deze handreiking heeft als doel het bevorderen van de fysieke en sociale veiligheid in en rondom moskeeën, door het aanreiken van kennis, aanbevelingen en goede voorbeelden omtrent het omgaan met incidenten en spanningen.
Wat is het meest recente oordeel van de NCTV over het dreigingsniveau met betrekking tot islamitische instellingen?
Voor het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) maakt de NCTV dreigingsbeelden op fenomeenniveau. In het meest recente DTN (Kamerstuk 29 754, nr. 405) staat dat extreemrechts geïnspireerd geweld, zoals vorig jaar bij de moskee in Enschede, in Nederland voorstelbaar is. Deze dreiging kan komen uit de hoek van ongekende gewelddadige eenlingen. Er zijn geen aanwijzingen voor een algemene geweldsdreiging richting islamitische instellingen.
Acht het nodig islamitische instellingen waaronder scholen en moskeeën extra bescherming te bieden? Zo ja, waaruit gaat dat bestaan? Zo nee, waarom niet?
Voor alle (religieuze) instellingen in Nederland geldt dat beveiligingsmaatregelen worden genomen op basis van dreiging en risico. De NCTV heeft op 21 maart 2016 de lokale gezagen geadviseerd extra alert te zijn met betrekking tot de veiligheidssituatie van moskeeën. Het huidige dreigingsbeeld geeft geen aanleiding tot het adviseren van (extra) beveiligingsmaatregelen bij islamitische instellingen. Het lokaal bevoegd gezag kan beveiligingsmaatregelen nemen waar zij dit nodig acht. Lokaal kan het beste beoordeeld worden welke maatregelen in de specifieke omstandigheden passend en proportioneel zijn.
Gebrek aan snelheidheidscontroles in diverse gemeenten |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Ard van der Steur (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Boos over uitblijven snelheidscontroles»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de politie in diverse Nederlandse gemeenten de snelheid op 30 en 60 km wegen niet controleert? Is dit de officiële beleidslijn van de politie en het Openbaar Ministerie (OM)? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Handhaving, waaronder snelheidscontroles, is een van de aspecten van het verkeersveiligheidsbeleid. Het uitgangspunt is dat voorrang wordt gegeven aan aanpassing van de infrastructuur, maar als het enige tijd duurt voordat de infrastructuur is aangepast, kan omwille van de veiligheid in overleg worden besloten dat er op de betreffende weg tijdelijk wordt gehandhaafd. Ik sta achter deze handelwijze.
Deelt u de mening dat juist op deze wegen vanwege de verkeersveiligheid de fysieke (snelheids-)controles moeten worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u dan de recente onderzoeksresultaten van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) dat de meeste verkeersdoden (61%) vallen op gemeentelijke wegen?
De verkeersveiligheid op gemeentelijke wegen is een verantwoordelijkheid die decentraal is belegd. Handhaving vindt plaats op wegen waar aantoonbaar sprake is van een verkeersonveilige situatie. Wegbeheerders en politie voeren daartoe tenminste jaarlijks een verkeersonveiligheidsanalyse uit. Op basis van de analyse worden de meest onveilige wegvakken/wegen geselecteerd waar met handhaving een bijdrage geleverd kan worden aan het vergroten van de verkeersveiligheid. De onderzoeksresultaten van SWOV laten zien dat de meeste verkeersdoden inderdaad vallen op gemeentelijke wegen.2
Dit onderstreept het belang van inzet voor verkeersveiligheid op lokaal niveau, zoals hierna in antwoord op vraag 6 nader aan de orde komt.
Deelt u de mening van de politie dat zij alleen vaker snelheidscontroles willen uitvoeren als gemeenten hun straten anders inrichten? Zo ja, welke afspraken worden/zijn er met de gemeenten gemaakt over aanpassingen in de weginrichting? Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met gemeenten, politie en het OM om er snel voor te zorgen dat de verkeersveiligheid verhoogd kan worden?
Als er sprake is van een verkeersonveilige situatie in een gemeente wordt eerst in onderling overleg gekeken of een gemeente de weg zodanig kan aanpassen dat deze conform de visie Duurzaam Veilig wordt ingericht en niet uitnodigt tot te hard rijden. Zoals in de kabinetsreactie op het IBO verkeershandhaving3 is aangegeven, is het belang van verkeersveiligheid bij de burgemeesters, OM en politie benadrukt. Ik zal dat blijven doen, maar het is uiteindelijk aan de lokale driehoek om de inzet ten aanzien van de verkeersveiligheid te bepalen.
Kan worden toegelicht welke beoordelingscriteria de politie hanteert voor het al dan niet uitvoeren van fysieke controles op snelheid en huftergedrag in het verkeer? Hoe verhoudt zich dit tot de prioriteiten van het OM? Welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Het OM en de politie hebben gezamenlijk de Leidraad Handhavingsplan Verkeer 2016–2018 opgesteld (Leidraad) voor de verkeershandhaving door de teams Verkeer. In deze Leidraad zijn de nieuwe landelijke prioriteiten voor de verkeershandhaving opgenomen. De prioriteiten zijn: verkeersveelplegers, afleiding, rood licht, alcohol en snelheid. De Leidraad schrijft voor dat in de handhavingsplannen van de teams Verkeer moet staan hoe de teams Verkeer uitvoering geven aan de vastgestelde landelijke prioriteiten. Hiermee wordt geborgd dat de handhaving van de teams Verkeer voor een belangrijk deel is gericht op de landelijke prioriteiten voor de verkeershandhaving en de in de vraag genoemde feiten. De inzet hierbij wordt bepaald aan de hand van verkeersonveiligheidsanalyses.
Kunt u toelichten welke afspraken er tussen de politie en gemeenten van kracht zijn over de handhaving van de verkeersveiligheid? In hoeverre is verkeersveiligheid een speerpunt binnen de regionale driehoeken? Kan een overzicht worden gegeven van het aantal gemeenten dat de verkeersveiligheid als prioriteit in de veiligheids/handhavingsplannen heeft opgenomen?
Over de inzet van de politie spreken de burgemeester, het OM en de politie in de lokale driehoek. Het gezag over de inzet van de basisteams van de politie is daarmee decentraal belegd. In de driehoeken kan, indien de lokale situatie daartoe aanleiding geeft, de verkeersveiligheid (op specifieke locaties) in de gemeente worden besproken. Daarvoor is ook bij het gezag aandacht gevraagd.
Ik heb geen overzicht beschikbaar van het totaal aantal gemeenten dat de verkeersveiligheid als prioriteit in de veiligheidsplannen heeft opgenomen. Ik heb deze vraag ook gesteld aan de VNG en ook de VNG heeft hier geen zicht op. Uit een door studenten van de hogeschool Windesheim en verkeerskundig ICT-bureau VIA gemaakte eerste inventarisatie lijkt te volgen dat een groot deel van de gemeenten geen verkeersveiligheidsplan heeft (zie tabel).
Wel een plan
Geen plan
Totaal ondervraagden
Gemeente tussen 0 – 20.000 inwoners
20
17
37
Gemeente tussen 20.000 – 50.000
40
33
77
Gemeente tussen 50.000 – 100.0000 inwoners
7
13
20
Gemeente met meer dan 100.000 inwoners
7
3
10
Provincie
5
1
6
Waterschap
1
1
2
Totaal ondervraagden
80
68
148
Bron: gebaseerd op een survey van hogeschool Windesheim en ICT-bureau VIA, begin 2016.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Wegverkeer en Verkeersveiligheid voorzien op 18 januari a.s.?
Helaas is dat niet gelukt.
Het bericht ‘Veiligheid is in het geding, waarschuwt Schiphol’ |
|
Raymond Knops (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ard van der Steur (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de oproep van de president-directeur van Schiphol afgelopen week over de noodzaak om meer marechaussees in te zetten op Schiphol?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja. De president-directeur van Schiphol constateert dat het aantal passagiers dat reist via de luchthaven Schiphol sterk is gegroeid de afgelopen jaren. Dit betekent dat de luchthaven als aantrekkelijke luchthaven wordt gezien, wat wordt verwelkomd door het kabinet. Ik ben net als de president-directeur van Schiphol van mening dat de doorzettende groei van het aantal passagiers van invloed is op de druk op de KMar en de capaciteitsbehoefte van de KMar. Voor mijn reactie verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 29 november 2016 inzake Capaciteit Koninklijke Marechaussee (KMar) en Schengenevaluatie.
Bent u bereid de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee (KMar) zo snel mogelijk verder uit te breiden, gelet op de toegenomen terreurdreiging en beveiligingsvraag, maar ook gelet op het fors aantal toegenomen reizigers en de nog verder verwachte groei van Schiphol?
In mijn brief van 29 november 2016 (Kamerstuk 30 176, nr. 33) heb ik u kenbaar gemaakt welke maatregelen ik op de korte termijn heb genomen. Door de combinatie van technologie (e-gates), creatieve oplossingen en tijdelijk extra KMar capaciteit (135 vte) kan de KMar de door het gezag gewenste minimale prestaties leveren in 2017. Deze extra capaciteitsinzet in 2017 voorkomt niet dat er bij drukte op Schiphol rijen kunnen ontstaan. Daarnaast leidt de grote vraag op Schiphol tot minder flexibiliteit in de organisatie als geheel. De structurele benodigde capaciteit van de Koninklijke Marechaussee zal daarom worden betrokken bij de voorbereiding van de begroting 2018. Met het oog op de forse aanhoudende passagiersgroei, het langdurige karakter van de terroristische dreiging en om gehoor te geven aan de moties van het lid Verhoeven (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 60) en de leden Tellegen en Recourt (Kamerstuk 19 637, nr. 2284), zal het kabinet ten behoeve van de formatie een aantal beleidsopties voorstellen met betrekking tot de noodzakelijke inzet van de KMar vanaf 2018 op de luchthavens en de maritieme grensbewaking.
Hoeveel heeft Defensie in 2016 geknepen op de personele vulling bij de KMar, als gevolg van de bezuinigingsmaatregelen ter grootte van in totaal 85 miljoen euro?
In de nota «In het belang van Nederland» (Kamerstuk 33 763, nr. 1, 17 september 2013) is aangekondigd dat de KMar overgaat van een regionale gebonden naar een informatie gestuurde inzet. In de praktijk betekent dit dat districtsstaven opgaan in een Landelijk Tactisch Commando (LTC). Dit gaat gepaard met een personeelsreductie van 120 vte’n die over de jaren heen zijn gespreid.
In 2019 is deze personeelsreductie volledig uitgevoerd. Parallel aan de uitvoering van de bezuinigingsmaatregel is de KMar in 2016 uitgebreid met zes hoog risico bewakingspelotons ten behoeve van de nieuwe structurele bewaking en beveiligingstaak van hoog risico objecten. Tevens wordt de KMar in 2017 tijdelijk uitgebreid met 135 vte’n voor de grensbewakingstaak op de luchthavens.
Waarom is de personele vulling van de KMar slechts rond de 91%? Waarom neemt u tot en met 2021(!) de tijd om de organisatie 100% gevuld te krijgen?
Het vullingspercentage van de KMar is onder andere afhankelijk van de formatiehoogte. De formatie van de KMar is geen constante. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door de eerdere herschikking van 120 vte’n die nog doorwerkt tot 2019. Anderzijds is er sprake van een gefaseerde ophoging van de formatie door de extra middelen die in de begroting van 2017 aan Defensie zijn toegevoegd, de nieuwe structurele Hoog Risico Bewakingstaak en de tijdelijke extra KMar-capaciteit voor de grensbewaking op de luchthaven.
De vulling van de formatie vindt gefaseerd plaats. Werving, keuring en selectie en vervolgens opleiden, kosten tijd. Pas na voltooiing kunnen nieuwe KMar- medewerkers daadwerkelijk aan de slag en worden ze meegenomen in de vullingspercentages. Het duurt daarom tot en met 2021 voordat formatie en vulling weer in balans zijn.
Wanneer zijn de toegezegde extra 135 marechaussees beschikbaar? Worden deze uitsluitend op Schiphol ingezet?
De tijdelijke 135 extra vte’n voor de KMar zijn naar verwachting beschikbaar voor de zomer van 2017. Deze extra marechaussees worden ingezet voor de grensbewaking op de luchthavens, met name op Schiphol.
Kunt u meer inzicht geven in de wijze waarop de bekostiging van deze extra marechaussees plaatsvindt? Betreft dit extra investeringen en worden de betreffende begrotingen hiertoe dan ook opgehoogd of gaat dit ten koste van de bestaande middelen bij Defensie?
De 135 vte’n worden bekostigd uit door het kabinet incidenteel vrijgemaakte middelen, in totaal € 17 mln en gaan niet ten koste van bestaande middelen bij Defensie. € 10 mln is afkomstig van de € 20 mln voor grensbewaking van de begroting van VenJ, uit de extra € 450 mln die bij de miljoenennota 2017 is vrijgemaakt. € 7 mln is afkomstig van de € 25 mln incidentele migratiegelden die bij de tweede suppletoire begroting 2016 aan Defensie zijn toegekend.
Waarom doet u te weinig en te laat aan de knelpunten bij de KMar, aangezien u zelf op 29 november 2016 aangaf dat de inzet van 135 extra marechaussees slechts een tijdelijke maatregel betreft, waarmee de ontstane behoefte «gedeeltelijk en tijdelijk» wordt ingevuld?2
Zie mijn beantwoording van vraag 2.
Hoe groot is het resterende gat tussen behoefte en capaciteiten? Waarom laat u dit gat voor de toekomst alleen maar groter worden en schuift u een structurele oplossing van de problemen door naar de begroting voor het jaar 2018 en verder?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven wat de risico’s zijn met betrekking tot de veiligheid en efficiëntie van (verwerking van de reizigers in) de luchthaven wanneer er sprake is van een onderbezetting van de KMar?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toelichten waarom de extra toezegde marechaussees zouden voldoen aan de beveiligingsvraag vanuit de luchthaven? Zo ja, hoe verklaart u dan de zorgen van de president-directeur van Schiphol? Is er (tevens) sprake van niet-capacitaire knelpunten in de inzet van marechaussees op Schiphol, zoals (hoog) ziekteverzuim, ondoelmatig werken en/of andere problemen?3
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer zijn nu precies de zes extra peletons van het Hoog Risico Beveiligingseskadron (HRB) van de KMar beschikbaar, gelet op feit dat in het Financieel Dagblad wordt gemeld dat deze halverwege het jaar volledig inzetbaar zijn, terwijl u eerder aangaf dat deze «begin volgend jaar» gereed zouden zijn?4
Het zesde en laatste peloton van het Hoog Risico Beveiligingseskadron (HRB) is afgelopen december gereed gesteld. Daarmee is het gehele eskadron gereed en inzetbaar.
Wat is uw reactie op de oproep van de luchthaven dat de overheid zijn verantwoordelijkheid moet nemen ten aanzien van de kosten van de verdere automatsering van het beveiligingsproces, te weten 190 miljoen euro)?5
Zoals aangegeven in de Kamerbrief Securitykosten Schiphol (Kamerstuk 29 665, nr. 233) van 17 november 2016, is het kabinet blij met de samenwerking en het commitment van de betrokken partijen om het investeringsprogramma, waarvan verdere automatisering van het beveiligingsproces onderdeel uitmaakt, tot een succes te maken. De overheid draagt hier onder andere aan bij door zoveel mogelijk te zorgen dat regelgeving niet belemmerend werkt en de realisatie van deze innovatieve projecten niet in de weg staat. Het kabinet ziet in de huidige situatie, met een gezonde financiële positie van Schiphol en een concurrerend kostenniveau voor luchtvaartmaatschappijen, geen aanleiding om ook financieel bij te dragen aan het investeringsprogramma.
Het ontnemen van staatsburgerschap en onteigening door de Turkse staat |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Turkey dismisses 6,000 more workers in post-coup crackdown»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dreigement van de Turkse regering om bepaalde Turken hun staatsburgerschap af te nemen als zij zich niet binnen drie maanden melden in Turkije voor ondervraging?
Het kabinet is van mening dat de noodtoestand zo kort mogelijk moet duren. Maar ook tijdens een noodtoestand zijn er fundamentele rechten waarop geen uitzondering mogelijk is. Spoedig herstel van Turkije na de mislukte couppoging is niet mogelijk zonder inachtneming van de fundamenten van de rechtsstaat. Het kabinet blijft de Turkse autoriteiten dan ook met klem opgeroepen tot het respecteren van de rechtsstaat en het toepassen van proportionaliteit.
Hoe verhoudt het intrekken van staatsburgerschap om een dergelijke reden met het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, met name de limitatieve opsomming van de verliesgronden in artikel 7 EVN, en met artikel 6 (recht op eerlijk proces) Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
Op 6 januari 2017 is decreet 680 in de Turkse Staatscourant gepubliceerd. Dit decreet voorziet in de mogelijkheid om in het buitenland verblijvende personen het Turkse staatsburgerschap af te nemen indien zij zich desgevraagd niet binnen 90 dagen in Turkije melden bij de Turkse autoriteiten.
Turkije is geen partij bij het Europees Verdrag inzake Nationaliteiten, noch bij het VN-Verdrag tot beperking van staatloosheid. Indien personen die door deze maatregel worden getroffen zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wenden, kan het Hof zich uitspreken over de verenigbaarheid van deze maatregel met de gegarandeerde rechten en vrijheden van het EVRM. Het feit dat Turkije op grond van artikel 15 EVRM (Afwijking in geval van noodtoestand) bepaalde maatregelen neemt, ontneemt het Hof immers niet de mogelijkheid deze maatregelen te toetsen op strikte noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Is bij u bekend of er Turkse Nederlanders onder dit dreigement vallen?
Het decreet heeft betrekking op alle Turkse staatsburgers die in het buitenland verblijven en door een rechter of aanklager in Turkije gevraagd zijn een verklaring af te geven. Dit gaat buiten de Nederlandse overheid om. Er zijn het kabinet vooralsnog geen gevallen bekend van Turkse Nederlanders die hierdoor geraakt worden.
Kunnen Turkse Nederlanders die slachtoffer dreigen te worden advies of hulp krijgen van de rijksoverheid?
Het is op voorhand niet bekend hoe de Turkse autoriteiten uitvoering zullen geven aan het decreet en wat in individuele gevallen de gevolgen zullen zijn voor Turkse Nederlanders op wie het decreet van toepassing is. Personen die weten of vermoeden dat het decreet op hen van toepassing is wordt geadviseerd juridisch advies in te winnen.
Heeft Nederland rechtshulpverzoeken ontvangen van de Turkse regering vanwege betrokkenheid van in Nederland verblijvende personen bij de couppoging en zo ja, hoe heeft de regering daarop gereageerd?
Nederland heeft tot op heden geen rechtshulpverzoeken ontvangen van Turkije in relatie tot de couppoging.
Hoe verhoudt de wijze waarop de Turkse staat ondernemingen onteigent en doorverkoopt zich tot artikel 1 van het aanvullend protocol bij het EVRM (recht op eigendom) en artikel 6 EVRM (recht op eerlijk proces)?
Ook hier geldt dat personen die getroffen worden door deze maatregelen zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kunnen wenden. Dit Hof kan zich uitspreken over de verenigbaarheid van de maatregelen met de rechten en vrijheden onder het EVRM.
Heeft u over deze zaken contact gehad met Turkije? Zo ja, wat was hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is bij u bekend of deze mogelijke schendingen van het EVRM aanhangig gemaakt zijn bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens?
Het kabinet is vooralsnog niet bekend met zaken die mogelijk aanhangig zijn gemaakt door personen met de Nederlandse nationaliteit. Mochten er zaken aanhangig zijn gemaakt dan zal het kabinet hiervan vernemen wanneer deze formeel aan Nederland, als land van nationaliteit van betrokkene(n), worden gecommuniceerd.
Is deze handelwijze van de Turkse regering onderwerp van bespreking binnen het Comité van Ministers van de Raad van Europa, en zo nee, is de regering bereid om dit onderwerp daar te agenderen en brede steun te verwerven voor een veroordeling van de Turkse regering?
Het kabinet hecht grote waarde aan de expertise van de Raad van Europa. Onder meer de Mensenrechtencommissaris, de Venetiëcommissie en het Comité ter preventie van foltering (CPT) hebben bezoeken gebracht aan Turkije. De bevindingen van deze experts worden momenteel in opinies en rapporten neergelegd en zullen de basis vormen voor discussies over de huidige situatie in Turkije in de Raad van Europa.
Onderneemt de Europese Commissie actie naar aanleiding van deze mogelijke schendingen van het EVRM in het kader van het kandidaat-lidmaatschap van de EU?
De EU heeft herhaaldelijk benadrukt dat het van Turkije – een kandidaat-lidstaat – verwacht dat het land de hoogste standaarden op het gebied van democratie, rechtsstaat en mensenrechten respecteert. In de Voorzitterschapsconclusies van 13 december jl. is ernstige zorg uitgesproken over de reikwijdte en de collectieve aard van de maatregelen die sinds de couppoging zijn genomen, zoals het grote aantal ontslagen, arrestaties en detenties.
Het bericht dat drugs met medeweten van de politie Nederland in is gesmokkeld |
|
Michiel van Nispen , Kees Verhoeven (D66), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat grote partijen cocaïne met medeweten van politieagenten van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) Nederland in zouden zijn gevoerd?1
Gelet op het feit dat de strafzaak momenteel onder de rechter is, past het mij niet om inhoudelijk in te gaan op deze vragen.
Kan bevestigd worden dat de tipgever die in de uitzending aan het woord komt informatie aan de politie heeft gegeven over containers met cocaïne die naar Nederland worden gesmokkeld? Is het waar dat in ruil voor deze informatie tipgeld is toegezegd? Zo ja, hoeveel? Hoeveel tipgeld is uiteindelijk uitgekeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Kan eveneens bevestigd worden dat met de door deze tipgever verstrekte informatie handelend is opgetreden door politie en justitie? Zo ja, op welke wijze en in hoeveel gevallen? Zo niet, waarom niet, en in hoeveel gevallen was dat niet het geval?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het doorlaten van drugs terecht verboden is en dat dit verboden moet blijven, gelet op de ervaringen uit het verleden waarbij partijen drugs niet gevolgd werden maar kwijt raakten, criminelen er alsnog veel geld aan verdienden en de integriteit van de opsporing op het spel stond?
Het zogenoemde doorlaatverbod van artikel 126ff Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is van groot belang voor de integriteit van de opsporing. Dit artikel schrijft voor dat de opsporingsambtenaar die handelt in het kader van de bijzondere opsporingsbevoegdheden verplicht is gebruik te maken van zijn inbeslagnemingsbevoegdheden, indien hij weet heeft van de vindplaats van verboden of gevaarlijke voorwerpen.
Uit de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden van het Openbaar Ministerie volgt verder dat, hoewel «in artikel 126ff lid 1 en 4 Sv de verplichting tot inbeslagneming is beperkt tot die situaties waarin sprake is van toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheden genoemd in de titels IVa tot en met Va van het Wetboek van Strafvordering, de verplichting tot onmiddellijke inbeslagneming (gelet op het stelsel van het Wetboek van Strafvordering), voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, ook voor alle andere situaties geldt waarin opsporingsambtenaren de vindplaats weten van verboden schadelijke of gevaarlijke voorwerpen».
Volgens de Aanwijzing is er sprake van «weten» in de zin van artikel 126ff Sv op het moment dat bij opsporingsambtenaren een voldoende mate van zekerheid bestaat over het verboden karakter van de voorwerpen en de vindplaats hiervan. Het zal in dit geval moeten gaan om aanwijzingen die redelijkerwijs geen ruimte voor twijfel laten dat de in artikel 126ff Sv aangeduide voorwerpen op de betreffende plaats aanwezig zijn. Indien er slechts een redelijk vermoeden bestaat omtrent de aard en/of de vindplaats van de voorwerpen dan geldt er dus geen verplichting tot inbeslagneming.»
Was u op de hoogte van deze praktijk? Zo ja, hoe verhoudt die wetenschap zich met het wettelijk verbod op het doorlaten van drugs? Zo nee, hoe is het mogelijk dat Justitie langs of over de randen van de wet opereert, zonder dat u daarvan op de hoogte bent?
Zie antwoord vraag 1.
Is er de afgelopen jaren, sinds de Interregionaal Recherche Team-affaire (IRT-affaire), op enigerlei wijze sprake geweest van schending van het wettelijk verbod op het doorlaten van drugs? Zo ja, wanneer en hoe vaak?
Zoals gezegd is de opsporingsambtenaar, indien er een voldoende mate van zekerheid bestaat over het verboden karakter van schadelijke of gevaarlijke voorwerpen zoals genoemd in artikel 126ff Sv en de vindplaats hiervan, verplicht tot inbeslagname daarvan. Artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering biedt twee mogelijkheden om (tijdelijk) van onmiddellijke inbeslagname af te zien. In belang van het onderzoek kan de inbeslagneming tijdelijk worden uitgesteld (gecontroleerde aflevering). Bij een zwaarwegend opsporingsbelang kan, na voorafgaande schriftelijke toestemming van het College van procureurs-generaal na overleg met de Minister van Veiligheid en Justitie, van inbeslagneming worden afgezien (doorlaten). In de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden van het Openbaar Ministerie is dit nader uitgewerkt. Het Openbaar Ministerie handelt binnen deze kaders.
Bent u bereid dit zo nodig grondig te laten onderzoeken zodat uitgesloten kan worden dat politie en justitie zich op enig moment niet aan de regels hebben gehouden?
Ik zie op dit moment geen aanleiding voor een dergelijk onderzoek.
De enorme tekorten aan marechaussees op Schiphol |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ard van der Steur (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Schiphol: veiligheid in gevaar door tekort aan marechaussees» en «Schiphol komt volgens directeur honderden marechaussees te kort»?1 2
Ja.
Wat is uw reactie op de waarschuwing van de president-directeur van Schiphol dat er honderden marechaussees te kort komen voor de beveiliging van de luchthaven?
De groei van de luchthavens dient te gebeuren binnen de kaders van veiligheid en duurzaamheid. In het huidige debat kan het economische belang van het groeiende aantal passagiers niet los gezien worden van een noodzakelijk grotere aandacht voor de bestrijding van criminaliteit en terrorisme.
Gezamenlijk met de luchthavens, wordt gestreefd naar een veilige doch snelle doorstroom van passagiers en wordt voortdurend naar een juiste balans tussen «mobiliteit» en veiligheid gezocht. Gelet op deze juiste balans is het cruciaal dat de KMar haar taken op een goede en verantwoorde wijze kan blijven uitvoeren, met voldoende (gekwalificeerd) personeel.
De druk op de KMar is de laatste jaren fors toegenomen als gevolg van de stijgende passagiersaantallen in de luchtvaartsector en de uitbreiding van de luchthavens. Ook de terroristische dreiging en de toegenomen migratiedruk hebben geleid tot een intenser beroep op de KMar. Naar aanleiding hiervan is de laatste jaren geherprioriteerd binnen de taakvelden van de KMar.
In mijn brief van 29 november 2016 (Kamerstuk 30 176, nr. 33) heb ik u kenbaar gemaakt welke maatregelen ik op de korte termijn heb genomen. Door de combinatie van technologie (e-gates), creatieve oplossingen en tijdelijk extra KMar capaciteit (135 vte) kan de KMar de door het gezag gewenste minimale prestaties leveren in 2017. Deze extra capaciteisinzet in 2017 voorkomt niet dat er bij drukte op Schiphol rijen kunnen ontstaan. Daarnaast leidt de grote vraag op Schiphol tot minder flexibiliteit in de organisatie als geheel. De structurele benodigde capaciteit van de Koninklijke Marechaussee zal daarom worden betrokken bij de voorbereiding van de begroting 2018. Met het oog op de forse aanhoudende passagiersgroei, het langdurige karakter van de terroristische dreiging en om gehoor te geven aan de moties van het lid Verhoeven en de leden Tellegen/Recourt, zal het kabinet ten behoeve van de formatie een aantal beleidsopties voorstellen met betrekking tot de noodzakelijke inzet van de KMar vanaf 2018 op de luchthavens en de maritieme grensbewaking.
Hoe is het mogelijk dat de jarenlange personeelstekorten bij de Koninklijke Marechaussee op Schiphol, ondanks de toegenomen terroristische dreiging en het aantal passagiers, nog steeds niet zijn opgelost?
Zie antwoord vraag 2.
Is de veiligheid op Schiphol eigenlijk wel een prioriteit voor u? Zo ja, bent u dan eindelijk bereid om zo snel mogelijk voldoende middelen vrij te maken voor extra capaciteit voor de Koninklijke Marechaussee op Schiphol?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen gezien het spoedeisende karakter binnen een week beantwoorden?
Gezien de relatie met de vragen van leden Van Toorenburg en Knops (CDA) over het bericht «Veiligheid is in het geding, waarschuwt Schiphol» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1431) en de motie Verhoeven c.s. (D66) van 1 december 2016 (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 60) heb ik ervoor gekozen mijn antwoorden gezamenlijk aan uw Kamer toe te zenden.
De rol die de Raad van Commissarissen van NS gespeeld heeft bij de fraude bij de aanbesteding in Limburg |
|
Martijn van Helvert (CDA), Erik Ronnes (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel: «NS trein gaat vol door rood voor Limburg»1)?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat toenmalig CEO van NS Huges op 10 april 2014 een mail schreef aan toenmalig directeur Leon Struijk van dochterbedrijf Qbuzz met de tekst: „In de RvC [raad van commissarissen] werd vandaag duidelijk dat de NS Groep zich moet voorbereiden om voor deze concessie een «bid to win» in te dienen.»1?
Ja.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat de RvC wetenschap had van en mogelijk aangezet heeft tot strafbare feiten bij de aanbesteding in Limburg?
De raad van commissarissen heeft mij op 25 april 2015 geïnformeerd over de resultaten van het interne compliance onderzoek dat De Brauw in opdracht van NS heeft uitgevoerd waarbij de ernstige onregelmatigheden in Limburg geconstateerd werden. Voor een volledig overzicht van de tijdslijnen ten aanzien van de onregelmatigheden in Limburg verwijs ik u naar de bijlage bij de Kamerbrief van 31 augustus 2015 over de met de heer Huges tot stand gekomen schikking. Er zijn mij geen feiten bekend dat de raad van commissarissen aangezet heeft tot het plegen van strafbare feiten. Overigens heeft de rechter zich in de lopende strafzaak nog niet uitgelaten over de vraag of er wel of niet sprake is geweest van strafbare feiten.
Heeft u de verslagen van de Raad van Commissarissen over 2014 op enig moment gekregen en gelezen? Zo ja, wanneer heeft u ze gekregen en wanneer heeft u ze gelezen?
Ik heb geen beschikking over de verslagen van de vergaderingen van de raad van commissarissen. Het is ook niet gebruikelijk dat dergelijke verslagen met de algemene vergadering van aandeelhouders worden gedeeld. Nadat de onregelmatigheden in Limburg waren geconstateerd, is er veelvuldig contact geweest tussen de raad van commissarissen en de aandeelhouder. Van het verloop van de ontwikkelingen ten aanzien van de bieding op de concessie in Limburg alsook de ontslagprocedure van de heer Huges, heb ik u in de periode van juni tot en met augustus 2015 middels verschillende Kamerbrieven geïnformeerd.
Kunt u de verslagen van de Raad van Commissarissen over 2014 aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 4.
Indien u de Kamer geen inzage wilt geven in de verslagen van de Raad van Commissarissen, kunt u dan aangeven waarom het in het belang van de staat zou zijn (als bedoeld in artikel 68 van de Grondwet) om dat niet te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke onderzoeken hebben er plaatsgevonden naar de gang van zaken rond de aanbesteding bij Limburg? Kunt u bij elk van deze onderzoeken aangeven of de onderzoekers volgens de opdracht ook de rol van de Raad van Commissarissen bij de aanbesteding mochten onderzoeken en of zij dat ook gedaan hebben?
In mijn brief van 6 november 2015 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de onderzoeken die naar aanleiding van de onregelmatigheden in Limburg zijn uitgevoerd. Dit betreft het definitieve rapport van De Brauw over de onregelmatigheden bij de aanbesteding van het openbaar vervoer in Limburg, het rapport van de verificatie van het rapport van de Brauw van mevrouw Tonkens, de toetsing van de rapporten door de heer Brenninkmeijer en de managementsamenvatting van Jones Day van het onderzoek of bij andere aanbestedingen zich vergelijkbare onregelmatigheden hebben voorgedaan. Voor de inhoudelijke conclusies van elk van de onderzoeken verwijs ik naar mijn brief van 6 november 2015. Daarnaast zijn door de Autoriteit Consument en Markt en het Openbaar Ministerie onderzoeken gedaan naar de onregelmatigheden bij de aanbesteding in Limburg. Ik heb u over het bestaan van deze onderzoeken eerder geïnformeerd. Op dit moment lopen deze procedures nog en kan ik daar verder geen mededelingen over doen.
Herinnert u zich nog dat u in maart 2015 kwijting gegeven hebt aan de Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur van NS?
Ja.
Van welke zaken was u bij het geven van kwijting niet op de hoogte en had u op de hoogte moeten zijn toen u kwijting gaf over het jaar 2014 met de kennis van nu?
De decharge strekt zich uit tot de informatie die op dat moment bekend is met inachtneming van hetgeen blijkt uit het jaarverslag en de jaarrekening. Deze stukken worden geacht een getrouw beeld te geven van de onderneming. Op basis van deze informatie heb ik op 4 maart 2015 decharge verleend aan het bestuur en de raad van commissarissen van NS. De decharge strekt zich niet uit tot feiten die later bekend worden.
Heeft u door het geven van kwijting aan de Raad van Commissarissen ook de mogelijkheid verspeeld om schade op hen te kunnen verhalen?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft u kwijting gegeven voor het jaar 2015 aan de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen? Heeft u daarbij nog voorbehouden gemaakt?
Ja. In lijn met het antwoord op vraag 9 en 10 is de decharge verleend op basis van de informatie die op dat moment bij mij als aandeelhouder bekend was. Hierbij heb ik geen voorbehouden gemaakt.
Kunt u de verslagen van de algemene vergadering van aandeelhouders van de afgelopen twee jaar aan de Kamer doen toekomen?
Het is niet gebruikelijk dat de notulen van de ava openbaar worden gemaakt. Het is van belang dat er tussen de aandeelhouder en de deelneming een open discussie moet kunnen plaatsvinden. Openbaarmaking van dergelijke notulen kan dit in de weg staan. In het jaarverslag Staatsdeelnemingen leg ik verantwoording af over de wijze waarop ik mijn taken als aandeelhouder invulling heb gegeven. In het geval van de onregelmatigheden in Limburg heb ik de Kamer door middel van meerdere brieven, zoals ook toegelicht in het antwoord op de vragen 4,5 en 6, geïnformeerd.
Welke schadeclaims zijn er in de aanbestedingssfeer en mededinging tegen de NS ingediend en welke kans van slagen maken die claims?2
NS en een vijftal met haar verbonden ondernemingen zijn door Veolia Transport Nederland Holding B.V. en een viertal met haar verbonden ondernemingen op 22 juli 2016 gedagvaard in relatie tot de aanbesteding in Limburg. Veolia vordert hoofdzakelijk een aantal verklaringen voor recht dat NS aansprakelijk is voor schade die Veolia stelt te hebben geleden in verband met de aanbesteding in Limburg. Veolia vordert nog geen concreet schadebedrag. Nu de zaak onder de rechter is, doe ik geen uitspraken over de kans van slagen.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Hoewel NS er geen aanwijzingen voor heeft dat ook onregelmatigheden hebben plaatsgevonden bij andere aanbestedingen, zal ook daar nader onderzoek naar worden gedaan door externe partijen.»3
Ja.
Zijn er sindsdien aanwijzingen dat er onregelmatigheden geweest zijn bij andere aanbestedingen of dat zich elders binnen het NS concern sprake is van ernstige zaken zoals fraude en omkoping?
Zoals aangegeven in vraag 7, heb ik uw Kamer op 6 november 2015 geïnformeerd over het onderzoek dat Jones Day heeft uitgevoerd naar eventuele onregelmatigheden bij andere aanbestedingen. De conclusie van het onderzoek is dat hiervoor geen aanwijzingen zijn.
Kunt u deze vragen een voor een, volledig en tenminste vier dagen voor het algemeen overleg staatsdeelnemingen dat is gepland op 25 januari 2017 beantwoorden?
De vragen zijn op 23 januari naar de Kamer gestuurd en daarmee twee dagen voor het AO Staatsdeelnemingen aangeleverd.
Het bericht ’11.000 handtekeningen tegen Wildlife Crime’ |
|
Eric Smaling , Henk van Gerven |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderwerp «wildlife crime» in de uitzending van Vroege Vogels op 25 december 2016?1 Deelt u de zorgen van de indieners van de petitie «Stop Wildlife Crime in Nederland!», op dat moment ondersteund door ruim 11.000 ondertekenaars? Zo ja, kunt u dat preciseren?
Ja, ik heb kennisgenomen van de uitzending van Vroege Vogels. Ik deel de mening dat geen enkele vorm van wildlife crime thuishoort in onze maatschappij. Ik kan de zorgen omtrent de omvang echter niet bevestigen omdat de omvang van wildlife crime in Nederland niet systematisch wordt onderzocht.
Wat zijn volgens u de voornaamste oorzaken van de toename van wildlife crime in Nederland?
Op basis van de mij ter beschikking staande gegevens kan ik niet concluderen dat de natuurcriminaliteit in Nederland ernstige vormen aanneemt. Daarvoor ontbreken mij gegevens over de omvang en trends in natuurcriminaliteit. Ik ben er mij van bewust dat er niettemin met enige regelmaat ernstige delicten – zoals wildvang en stroperij – in de Nederlandse natuur aan het licht komen. Ik vind het een goede ontwikkeling dat er inmiddels een meldpunt voor natuurcriminaliteit is ingericht. Daarop zijn het afgelopen jaar landelijk 72 meldingen door burgers gedaan (zie www.wildlifecrime.eu).
Kunt u aangeven wat de huidige omvang is van wildlife crime in Nederland, en daarbij specifiek aangeven welke dieren in welke aantallen jaarlijks illegaal omgebracht worden in Nederland (dassen, roofvogels, et cetera) of worden weggehaald uit de natuur in Nederland om te worden verhandeld?
Ik beschik niet over cijfers over welke dieren in welke aantallen jaarlijks illegaal worden omgebracht in Nederland of uit de natuur worden weggehaald.
Kunt u aangeven wat de huidige omvang is van de illegale dierenhandel vanuit het buitenland (dierproducten van beschermde diersoorten, levende dieren, handel in (zang)vogels, et cetera)?
Ik beschik niet over cijfers over welke dieren in welke aantallen jaarlijks illegaal worden verhandeld vanuit het buitenland.
Als vragen 3 en 4 op kennislacunes stuiten, bent u dan bereid gedegen onderzoek te (laten) doen naar de omvang van wildlife crime in Nederland?
Gegeven de illegaliteit van de activiteiten zijn er geen goede cijfers voorhanden. Een onderzoek naar de omvang van wildlife crime zal ook niet makkelijk harde cijfers opleveren. Het is altijd zeer complex om zicht te krijgen op illegale circuits, ook als het gaat om natuurdelicten. De handhaving van de natuurregelgeving in het landelijk gebied is op dit moment efficiënt ingericht, onder meer via intensieve uitwisseling van kennis en expertise binnen het handhavingsnetwerk.
Hoe sterk is toezicht en handhaving in natuurgebieden teruggelopen sinds het aantreden van het kabinet-Rutte I, in termen van areaal, aantal toezichthouders en taken per toezichthouder? Welk niveau van toezicht en handhaving is wenselijk en gaat u dat weer op peil brengen? Zo nee, welke aanpak staat u dan voor?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Gerven van 30 maart 2016 (Handelingen 2015–2016, aanhangselnr. 2082, ingezonden op 11 februari 2016), waarin ik inga op de aantallen handhavers bij de verschillende overheidsinstanties nu en in het verleden.
Hoe verhouden de in Vroege Vogels gemelde problemen, die verder reiken dan alleen de neergeschoten zeearend, zich tot uw uitgebreide antwoorden op eerdere Kamervragen waarin u aangeeft dat de overheid «zeer actief is» als het gaat om wildlife crime?2
Natuurgebieden hebben meestal terreinbeherende organisaties als eigenaar die intensief toezicht houden en waar nodig in samenwerking met opsporingsinstanties tot handhaving overgaan.
Toezicht en handhaving in natuurgebieden liggen op een adequaat peil. De berichtgeving in Vroege Vogels vormt voor mij geen aanleiding om mijn eerdere antwoorden op de door u genoemde vragen te herzien.
In de beantwoording van deze eerdere vragen geeft u aan dat Nederland een belangrijke rol speelt bij de illegale wilde dierenhandel. Welke rol spelen Schiphol en de haven van Rotterdam hierin? Welke verbeteringen heeft u om de handhaving en de pakkans te vergroten?
In mijn antwoorden op vragen van 29 maart 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr.2083) en mijn antwoord van 30 maart 2016 (Handelingen 2015–2016, aanhangselnr. 2082, ingezonden op 11 februari 2016) ga ik in op de rol die Schiphol en de haven van Rotterdam spelen, alsmede controles op illegale activiteiten.
Voorts verwijs ik u naar mijn eerdere brief van 30 maart jl. (Handelingen 2015–2016, aanhangselnr. 2082, ingezonden op 11 februari 2016) waarin ik u heb meegedeeld dat de inzet van Nederland naar mijn oordeel goed op orde is op dit terrein.
Kent u de recent verschenen publicatie «The Illegal Wildlife Trade: Inside the World of Poachers, Smugglers and Traders»3, waarin wordt verwezen naar de rol van Nederland als doorvoerland? Waarom wordt er minimaal ingezet op doorvoercontroles in Nederland?
Ja, die publicatie ken ik.
Het uitvoeren van controle en toezicht door de douane berust op een aanpak van risicobeheersing. Dit betekent dat er keuzes worden gemaakt, waarbij enerzijds wordt afgewogen hoe groot de risico’s zijn en hoe groot de kans is dat de douane bij controle daadwerkelijk verboden goederen aantreft, maar anderzijds ook wat de controles betekenen voor het bona fide bedrijfsleven.
Acht u het problematisch dat een onderwerp als dit, waar georganiseerde misdaad in toenemende mate bij betrokken is, bij meerdere departementen is belegd (biodiversiteit en natuur, toezicht en handhaving, opsporing, douane)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is dat te verbeteren?
De samenwerking tussen handhavende instanties verloopt goed. In het kader van de gezamenlijke interventiestrategie CITES vindt overleg plaats over prioriteiten, afstemming en samenwerking. Daarnaast is er intensieve samenwerking op Europees en mondiaal niveau met andere opsporingsdiensten. De operatie Cobra was daar een goed voorbeeld van. Ik verwijs u daarbij tevens naar mijn eerdere brieven aan uw Kamer over dit onderwerp, zoals genoemd in het antwoord bij vraag 8.
Bent u bereid, wanneer de onderzoeksresultaten hiertoe aanleiding geven, een plan te lanceren gericht op aanpak en preventie van wildlife crime, met aandacht voor training in herkenning en opsporing, monitoring, handhaving en (landelijke) voorlichting?
Zie antwoord vraag 10.
Is het mogelijk in een dergelijk actieprogramma trainingen aan te bieden in herkenning en opsporing van wildlife crime binnen de bestaande opleidingen van groene Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA's), boswachters, milieupolitie, et cetera?
Er is in de diverse bestaande opleidingen aandacht voor de herkenning van wildlife crime.
In de Rijksnatuurvisie 2014 «Natuurlijk verder» staat de energieke samenleving centraal. Bent u bereid deze energieke samenleving, onder andere de vele vrijwilligers die actief zijn bij natuurorganisaties, actief te betrekken bij het herkennen en opsporen van wildlife crime in Nederland ter ondersteuning van de bestaande groene BOA's? Wat gaat u doen om dit mogelijk te maken?
Opsporingsdiensten hebben goed contact met NGO’s en terreinbeherende instanties en met de vrijwilligersnetwerken die bij deze organisaties betrokken zijn. Signalen worden opgepakt en meegenomen in opsporing.
Is het een optie per provincie een verantwoordelijke aan te wijzen die de taak krijgt om wildlife crime terug te dringen door middel van een intensieve samenwerking met handhavende organisaties?
Er is goed contact met de provincies. Hoe zij wildlife crime bestrijden in samenwerking met handhavende instanties is een verantwoordelijkheid van de provincies.
Het bericht “Cashen met valse scheiding populair” |
|
Ed Groot (PvdA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending en het artikel «Cashen met valse scheiding populair»?1
Ja
Bent u bekend met het feit dat dit niet de eerste keer is dat dit soort fraude aan het licht komt2?
Ja
Stel dat een man 30.000 euro verdient en zijn vrouw 20.000 euro; zij wonen in een huurhuis (huur: 600 euro/maand) en zij hebben een kind van 1 jaar (30 uur formele kinderopvang/week); hoe hoog is hun netto besteedbaar inkomen per maand na belastingen en inclusief toeslagen?
In de tabel hieronder is te zien hoeveel netto besteedbaar inkomen het betreffende huishouden heeft per jaar.
Huishouden 1
20.000
30.000
19.419
23.167
Besteedbaar inkomen
37.742
Per maand komt het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen dus uit op ongeveer € 3.145
Hoe hoog is het netto besteedbaar inkomen per maand als de man zich bij zijn ouders inschrijft van de dan twee aparte huishoudens (man, vrouw + kind)?
In het genoemde artikel is er sprake van «valse scheidingen», in de vraagstelling en in het artikel zelf wordt er niet gesproken over daadwerkelijk scheiden maar is er alleen sprake van dat één van de echtgenoten zich op het adres van de ouders inschrijft. Als de betreffende man en vrouw getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben moet er formeel een scheiding of scheiding van tafel en bed worden aangevraagd bij de rechter of moet het geregistreerde partnerschap worden ontbonden. Als dit niet wordt gedaan blijven zij fiscaal- en toeslagenpartner (met uitzondering van de huurtoeslag). Tot het moment van het indienen van een formeel verzoek tot scheiden wordt voor de berekening van de meeste toeslagen (met uitzondering van de huurtoeslag) het inkomen van de echtgenoten dan gewoon bij elkaar opgeteld en gelden de fiscale regels voor partners. Omdat in het artikel waar aan wordt gerefereerd door de vraagstellers wordt aangegeven dat een «valse scheiding» ook voordelen heeft voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget is er bij de vragen 3, 4, 5, 6 en 7 vanuit gegaan dat de echtgenoten wel daadwerkelijk een verzoek tot scheiding hebben ingediend of het geregistreerd partnerschap hebben ontbonden. Anders zouden zij alleen voor de huurtoeslag voordeel ondervinden. Dat is overigens, zeker bij gezinnen met kinderen een veel verdergaande stap dan het louter laten inschrijven op een ander adres. Als de ouders niet getrouwd zijn of geen geregistreerd partnerschap hebben dan is alleen inschrijven op een ander woonadres door één van beiden wel voldoende om geen fiscaal en toeslagenpartner meer te zijn.
Hierbij moet bovendien worden vooropgesteld dat het illegaal is om je in te schrijven op een verkeerd woonadres. Als een stel niet daadwerkelijk uit elkaar gaat, maar zich op twee verschillende adressen inschrijft om financieel voordeel te genieten is dat fraude en dus strafbaar.
In de tabel hieronder is te zien hoeveel netto besteedbaar inkomen de betreffende huishoudens hebben en wat het gecombineerde besteedbare inkomen van de twee huishoudens is.
Huishouden 1
Huishouden 2
20.000
30.000
19.419
23.045
27.066
21.543
Besteedbaar totaal
48.609
Per maand komt het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen dus uit op ongeveer € 4.050
Stel dat een man 30.000 euro verdient en zijn vrouw 20.000 euro, zij wonen in een huurhuis (huur: 600 euro/maand), en zij hebben twee kinderen van 1 jaar en 3 jaar (die ieder 30 uur formele kinderopvang/week krijgen); hoe hoog is hun netto besteedbaar inkomen per maand na belastingen en inclusief toeslagen?
In de tabel hieronder is te zien hoeveel netto besteedbaar inkomen het betreffende huishouden heeft.
Huishouden 1
20.000
30.000
19.419
23.167
Besteedbaar inkomen
38.096
Per maand komt het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen dus uit op ongeveer € 3.175
Hoe hoog is het netto besteedbaar inkomen per maand als de man zich bij zijn ouders inschrijft van de dan twee aparte huishoudens (de twee huishoudens zijn dan man, vrouw + 2 kinderen)?
In de tabel hieronder is te zien hoeveel netto besteedbaar inkomen de betreffende huishoudens hebben en wat het gecombineerde besteedbare inkomen van de twee huishoudens is.
Huishouden 1
Huishouden 2
20.000
30.000
19.419
23.045
28.205
21.543
Besteedbaar totaal
49.748
Per maand komt het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen dus uit op ongeveer € 4.145
Hoe hoog is het netto besteedbaar inkomen per maand als de man zich met het oudste kind bij zijn ouders inschrijft van de dan twee aparte huishoudens (de twee huishoudens zijn dan man+kind, vrouw + kind)?
In de tabel hieronder is te zien hoeveel netto besteedbaar inkomen de betreffende huishoudens hebben en wat het gecombineerde besteedbare inkomen van de twee huishoudens is.
Huishouden 1
Huishouden 2
20.000
30.000
19.419
25.472
27.067
27.918
Besteedbaar totaal
54.985
Per maand komt het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen dus uit op ongeveer € 4.580
Is het u opgevallen dat het aantal alleenstaande ouder-huishoudens in Nederland met meer dan 50% gestegen is de afgelopen 20 jaar, van 360.754 in 1995 naar 545.289 in 2015 (bron Statline, CBS), terwijl het aantal «twee-ouder huishoudens met kinderen» daalde in dezelfde periode?
Het CBS heeft aangegeven dat het aantal eenouderhuishoudens inderdaad met de helft is gestegen in genoemde periode. Het aantal tweeouderhuishoudens met kinderen is in dezelfde periode gedaald met 84,5 duizend huishoudens (van 2.111.985 naar 2.027.494, een daling van 4%).
Kunt u aangeven of er significante verschillen bestaan tussen de groei van alleenstaande huishoudens per provincie of bij afkomst (autochtoon, Westers allochtoon, niet-Westers allochtoon)? Zo ja, zijn die verschillen verklaarbaar?
Ervan uitgaande dat wordt gedoeld op eenouderhuishoudens (zoals in vraag 8):
Per provincie zijn de verschillen niet significant, in zoverre dat de verschillen worden veroorzaakt door verschillen in verdeling van herkomstgroeperingen. De groei van het aantal eenouderhuishoudens wordt zichtbaar in onderstaande tabel3:
Eenouderhuishoudens met minstens één kind in het huishoudens
2001
2016
toename
aantal
aantal
Landen totaal
396.351
557.426
41%
Nederland
272.129
369.051
36%
Niet-westers totaal
79.309
125.561
58%
Westers totaal
44.913
62.814
40%
CBS heeft geen specifiek onderzoek gedaan naar mogelijke verklaringen voor deze verschillen.
Is het u opgevallen dat de stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens vele malen groter is dan de prognoses van het CBS de afgelopen tien jaar?3
Deze uitspraak wordt door CBS niet herkend; de stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens tot 2030 vertoont voor alle Huishoudensprognoses sinds 2000 geen grote verschillen. De prognoses sloten goed aan bij de latere waarnemingen, de oudere prognoses gingen juist uit van een iets hogere stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens dan achteraf bewaarheid bleek.
2000
2010
2020
2030
2040
2050
2060
Waarnemingen
2.272.219
2.669.516
Prognose 2000
2.299.162
2.730.418
3.106.023
3.366.259
3.434.164
3.391.010
Prognose 2003
2.705.143
3.099.911
3.357.023
3.421.736
3.374.906
Prognose 2005
2.704.711
3.110.130
3.389.233
3.480.062
3.457.624
Prognose 2007
2.686.484
3.103.466
3.401.353
3.519.213
3.518.340
Prognose 2009
2.639.631
3.009.204
3.340.254
3.536.076
3.607.141
Prognose 2011
3.042.073
3.400.742
3.623.888
3.716.754
3.702.679
Prognose 2013
3.086.030
3.435.094
3.651.283
3.770.405
3.793.515
Prognose 2016
3.077.075
3.371.169
3.569.830
3.674.158
3.687.652
Waarnemingen van het aantal eenpersoonshuishoudens over de periode 1995 – 2015:
Prognose uit 2000 van het aantal eenpersoonshuishoudens:
Huidige prognose van het aantal eenpersoonshuishoudens:
Omdat eerdere vragen met name doelden op eenouderhuishoudens hieronder wat informatie over deze huishoudens.
Het aantal huishoudens wordt beïnvloed door veel factoren:
Relatievorming en -ontbinding: relatieontbinding en ongehuwd samenwonen komt nu vaker voor dan in het verleden. Ongehuwd samenwonende paren gaan vaker uit elkaar dan gehuwde paren;
Het moment van uit huis gaan van kinderen: de gemiddelde leeftijd waarop kinderen uit huis gaan, is gestegen;
Het wel en niet krijgen van kinderen: het aandeel vrouwen dat kinderloos blijft is iets lager dan verwacht werd;
Co-ouderschap is toegenomen, waarbij soms de kinderen (op papier) verdeeld worden over de twee huishoudens;
Verzorging ouders: langer thuis blijven wonen wordt gestimuleerd en dat kan leiden tot het in huis nemen van of in huis gaan wonen bij de ouders.
Van het totaal aantal huishoudens is momenteel 7,2% een eenouderhuishouden. In 2003 betrof dit 6,1%. Vanwege het kleine aantal eenouderhuishoudens (424 duizend in 2003 en 557 duizend in 2016), hebben verschuivingen tussen categorieën huishoudens een relatief groot effect op het aantal eenouderhuishoudens.
De prognoses verwachtten dat het aantal eenouderhuishoudens zou toenemen. De veronderstellingen ten aanzien van bovenstaande factoren zijn in de loop van de tijd veranderd, hetgeen effect heeft gehad op de prognoses in latere jaren. En zoals hiervoor vermeld, werken deze veranderingen relatief sterk door bij eenouderhuishoudens, vanwege de geringere omvang van deze categorie.
Kunt u voor elk van de jaren 2000–2016 aangeven hoeveel mensen zonder fiscale partner recht hadden op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) (die dus werkende alleenstaande ouder zijn met een kind onder de 12 jaar) en hoeveel de totale heffingskorting bedroeg waarop zij aanspraak maakten?
De IACK in zijn huidige vorm bestaat sinds 2009. Voor 2015 en 2016 zijn de Belastingdienstbestanden nog onvoldoende gevuld om een betrouwbaar beeld te kunnen geven. Voor 2009 tot en met 2014 is dat wel het geval. In de hierna opgenomen tabel staat daarom voor de jaren 2009 tot en met 2014 het aantal belastingplichtigen zonder fiscale partner met recht op de IACK, uitgedrukt als percentage van het totaal aantal belastingplichtigen met recht op de IACK.
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Aantal belastingplichtigen zonder fiscale partner met IACK als % van totaal met IACK
13,0%
12,8%
12,7%
12,4%
12,9%
13,5%
Totaal vergolden IACK van belastingplichtigen zonder fiscale partner (in mld €)
0,18
0,19
0,19
0,22
0,22
0,23
Totaal vergolden IACK (in mld €)
1,29
1,41
1,43
1,71
1,66
1,64
In dezelfde tabel staat ook het totaal aan vergolden recht op IACK van belastingplichtigen zonder fiscale partner en het totaal aan vergolden recht op IACK. De sprongen in de budgettaire reeksen komen door de beleidsmatige verhogingen van de IACK in 2010 en 2012.
Is er ooit serieus onderzoek gedaan naar de omvang van adresfraude? Zo ja, kunt u dan een schatting geven van de omvang van de adresfraude in Nederland en de bedragen die dit aan toeslagen, extra uitkeringen en belastingkortingen kost aan de gemeenschap? Zo nee, bent u dan bereid om een onderzoek te starten om dit in kaart te brengen?
In het kader van businesscase voor de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de adresgegevens in de BRP. Daaruit blijkt dat het landelijk percentage correct geregistreerde personen op een adres 97,09% is.5 Dat betekent niet dat er in de overige 2,91% sprake is van adresfraude. Door nalatigheid van burgers, door verhuisbewegingen en de tijd tussen daadwerkelijke verhuizing en aangifte van verhuizing zal er altijd ongeveer 2% frictie zijn tussen de feitelijke situatie en de latere registratie.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen adresfraude en adresgerelateerde fraude. Adresfraude is het opzettelijk laten registeren van incorrecte adresgegevens in de Basisregistratie Personen. Veel regelingen en uitkeringen zijn afhankelijk van het woonadres van personen. Als iemand zich moedwillig ergens anders inschrijft dan het daadwerkelijke adres is dat adresfraude en daarmee kan vervolgens fraude worden gepleegd met toeslagen, belastingen en uitkeringen. Dat is adresgerelateerde fraude.
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven is adresfraude bij gehuwden onvoldoende om het beoogde frauduleuze gevolg te bereiken, alleen voor de huurtoeslag kan dit dan een voordeel opleveren.
Waar sprake is van adresfraude met als doel adresgerelateerde fraude te plegen, wordt dat aangepakt. Uit de eerder genoemde businesscase blijkt dat het opsporen van adres (gerelateerde) fraude waarbij organisaties samenwerken en onderling actief informatie delen, zeer lonend is.6 Met een investering van € 13 miljoen per jaar kan voor € 42 miljoen baten aan opgespoorde fraude worden gerealiseerd.7 Deze businesscase heeft geleid tot de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit die begin 2015 van start is gegaan. In deze aanpak is de schijnverlating/valse scheiding een van de risicoprofielen op basis waarvan adresgerelateerde fraude als gevolg van de zogenaamde valse scheidingen kan worden opgespoord. Sinds de start van het project zijn ruim 12 duizend als risicovol aangeduide adressen bezocht en in bijna 5 duizend gevallen werd een foutief opgegeven adres geconstateerd. Het gaat hier om alle fouten, dus niet alleen om fouten als gevolg van schijnverlatingen, c.q. valse scheidingen. Vanwege het succes heeft het kabinet besloten de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit te continueren tot en met 2023.8
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn beantwoorden?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
Actie tegen afvalcriminaliteit |
|
Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Ard van der Steur (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Provincies in actie tegen afvalcrimineel»?1
Ja.
Wat wordt gedaan om kwaadwillende afvalinzamelaars die hun afval illegaal dumpen op te pakken, te beboeten en te vervolgen? Deelt u de mening dat het principe «de vervuiler betaalt» volledig dient te worden toegepast?
Het opmerken van dumpingen gebeurt door verschillende (bestuurlijke) instanties, opsporingsdiensten, burgers en bedrijven. Bij het opmerken kunnen dumpingen worden gemeld en (buitengewoon) opsporingsambtenaren kunnen onder meer op basis van deze signalen opsporen. Bij het plegen van strafbare feiten zullen criminelen over het algemeen zoveel mogelijk proberen om opsporing te bemoeilijken. Dit geldt ook voor dumpingen en lozingen van afval. Dit heeft tot gevolg dat dumpingen en lozingen plaatsvinden op bijvoorbeeld afgelegen plekken. Het is daarom van belang alert te zijn op mogelijke afvaldumpingen. Ik onderschrijf het principe «de vervuiler betaalt» volledig.
Welke acties heeft u de voorbije jaren ondernomen om deze criminaliteit tegen te gaan? Tot welke resultaten heeft dat tot op heden geleid? Bent u van mening dat deze acties voldoende zijn om deze criminaliteit te stoppen? Zo nee, welke acties onderneemt u om deze misstanden actief te bestrijden?
Voor een succesvolle naleving van de milieuregelgeving en de aanpak van milieudelicten is een probleemgerichte aanpak essentieel. Het tegengaan van het illegaal dumpen van afval door kwaadwillende afvalinzamelaars is een zaak van intensief toezicht door alle betrokken instanties. De inzet van alle betrokken handhavers is erop gericht om met preventieve, bestuurlijke en strafrechtelijke (handhavings)instrumenten of een combinatie hiervan te komen tot een zo effectief mogelijke naleving van milieuregelgeving en waar nodig sanctionering van milieudelicten. In een meerderheid van de gevallen zorgt een snel, bestuurlijk ingrijpen voor de noodzakelijke pakkans, in andere gevallen is strafrechtelijk onderzoek met de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden noodzakelijk. Tegen bedrijven kunnen boetes geëist worden, of stillegging of onderbewindstelling van de onderneming. De straffen zijn gericht op het behalen van een zo groot mogelijk effect. Ook kunnen werkstraffen of gevangenisstraffen geëist worden tegen personen. Daarnaast speelt het afpakken van criminele winsten een belangrijke rol, omdat misdaad niet mag lonen, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2. Deze aanpak zal voortgezet worden. In het geval van een illegale afvaldumping is de mogelijkheid om door te kunnen rechercheren sterk afhankelijk van de aangetroffen sporen en de kwaliteit daarvan. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 2, waarin is aangegeven dat criminelen over het algemeen zoveel mogelijk proberen om opsporing te bemoeilijken. Dit impliceert dat het onmogelijk is om deze vorm van criminaliteit volledig te stoppen.
Bent u bereid samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) snel een plan van aanpak op te stellen om deze misstanden snel te bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bereid om in gesprek te gaan met provincies en Omgevingsdiensten over mogelijke aanvullende instrumenten en/of maatregelen om genoemde misstanden nog beter te bestrijden. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan verbeteringen in toezicht en handhaving en ook aan monitoring van goederen- en geldstromen.
Daarnaast ben ik er voorstander van dat tussen provincies, gemeenten en ketenpartners, waaronder ook politie en OM, zoveel mogelijk informatie gedeeld wordt over de opgedane ervaringen in de aanpak van illegale afvaldumpingen.
Waarom is in 2009 de regeling ingetrokken (Besluit financiële zekerheid milieubeheer, inclusief verplichting tot geld storten in depot) waarbij bedrijven geld moesten storten in het depot bij aanvraag van de vergunningen om de eventuele bodemsanering te bekostigen? Bent u gezien de aanhoudende gevallen van afvalcriminaliteit en de ernst daarvan bereid deze regeling opnieuw in te voeren? Zo nee, welke betere alternatieve maatregel treft u opdat de belastingbetaler niet langer voor het probleem opdraait?
Het Besluit financiële zekerheid milieubeheer is ingetrokken vanwege de daartoe strekkende motie Vietsch/Neppérus2. Dit besluit had betrekking op een zeer brede groep bedrijven, inclusief bedrijven in de afvalbeheersector.
Ingegeven door de faillissementen van de bedrijven Thermphos en Chemie-Pack, die tot zeer hoge maatschappelijke kosten hebben geleid voor het opruimen van milieuschade, heeft de Kamer meer recent door middel van aangenomen moties belangstelling laten blijken voor het opnieuw invoeren van financiële zekerheid. In het voorgenomen Omgevingsbesluit wordt voorgesteld om de invoering van financiële zekerheid mogelijk te maken voor de groep van majeure risicobedrijven (Brzo- en IPPC-categorie 4- bedrijven (chemische industrie)).
Maatregelen omtrent financiële zekerheid bieden echter geen oplossing voor de bestrijding van afvalcriminaliteit, gepleegd door onbekende daders. Het gaat in dit geval om kwaadwillende afvalinzamelaars die het afval in depots opslaan en niet naar gecertificeerde verwerkers brengen. Dit zijn bedrijven die de vergunningvereisten overtreden of zelfs helemaal geen vergunning hebben. Zij zullen daarbij zoveel mogelijk proberen om opsporing te bemoeilijken en maatregelen gericht op financiële zekerheid ontduiken.
Toezicht, handhaving, strafrechtelijk onderzoek met de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden en vervolging zijn de juiste instrumenten om overtreders aan te pakken. Samen met het bevoegd gezag, politie en justitie zet ik hier vol op in. Ook is er een civielrechtelijke weg om de gemaakte saneringskosten, die het gevolg zijn van de milieuverontreiniging, op de overtreder te verhalen.
Vanzelfsprekend ben ik bereid om maatregelen te treffen als dat helpt om de problematiek nog beter aan te kunnen pakken, maar vooralsnog zie ik geen reden om financiële zekerheid voor dit type bedrijven opnieuw in te voeren.
Wat is uw opvatting over het pleidooi van verschillende provinciale bestuurders voor het invoeren van geblokkeerde bankrekeningen (zogeheten escrow-rekeningen), zodat afvaltransporteurs pas betaald krijgen als ze kunnen aantonen dat ze gevaarlijke stoffen op verantwoorde wijze hebben laten verwerken? Welke vervolgactie(s) verbindt u hieraan?
Ik begrijp dat provinciale bestuurders de rekening voor het opruimen van gedumpt chemisch afval bij de veroorzaker ervan willen neerleggen en niet bij de overheid of de belastingbetaler. Daar ben ik ook voorstander van.
De escrow-constructie, die inhoudt dat de betaling voor het afval pas wordt vrijgegeven als het aantoonbaar is verwijderd, maakt dat het financieel onaantrekkelijk is om afval op te slaan.
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 2 en 3 zullen kwaadwillende afvalinzamelaars en -transporteurs bij het plegen van strafbare feiten over het algemeen zoveel mogelijk proberen de opsporing te bemoeilijken. De inzet van toezicht en handhaving is erop gericht om met preventieve, bestuurlijke en strafrechtelijke (handhavings)instrumenten of een combinatie hiervan te komen tot een zo effectief mogelijke naleving van milieuregelgeving en waar nodig sanctionering van milieudelicten.
Als deze instrumenten ontoereikend blijken te zijn, is het zeer de vraag of een verplichte geblokkeerde bankrekening de provinciale bestuurders vrijwaart van betaling van hoge (opruim)kosten als een afvalbedrijf zijn verplichtingen niet nakomt. Het mag niet zo uitwerken dat goedwillende bedrijven de rekening gaan betalen voor het opruimen van afval dat door kwaadwillende bedrijven is gedumpt.
Ik ga graag in gesprek met provincies en afvalbranche over een effectieve aanpak van afvalcriminaliteit, volgens het principe «de vervuiler betaalt».
Het bericht “Kurdish-Turkish war will be triggered if Abdullah Ocalan is harmed” |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Kurdish-Turkish war will be triggered if Abdullah Ocalan is harmed»?1
Ja.
Is het waar dat Zubeyir Aydar, bestuurslid van the Kurdistan Communities’ Union (KCK), kortgeleden op een Koerdische conferentie in het Europees parlement heeft gesproken over het voornemen van de Tukse politieke partijen AKP en MHP om de Koerdische leider Abdullah Öcalan om het leven te brengen? Indien ja, wat is uw opvatting over deze vermeende plannen? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Het betreft geen formeel evenement van het Europees parlement en er is geen verslaglegging van de conferentie beschikbaar. Hierdoor is het niet mogelijk de aangehaalde uitspraak te verifiëren.
Kan Abdullah Öcalan de doodstraf krijgen opgelegd indien deze opnieuw wordt ingevoerd in Turkije?
Er ligt geen voorstel voor aan het Turkse parlement voor herinvoering van de doodstraf. Over de oplegging van een eventuele doodstraf voor Abdullah Öcalan is in deze omstandigheden niets te zeggen.
Welke rol speelt Abdullah Öcalan op dit moment in het overleg tussen de Turkse staat en de Koerden?
Abdullah Öcalan zit sinds 1999 een levenslange straf uit in de Turkse gevangenis en heeft geen formele rol in het overleg tussen de Turkse staat en de Koerden.
Het opnemen van politieverhoren |
|
Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw algemene reactie op het artikel over Nederlandse politieverhoren in de praktijk?1
De auteurs stellen in het artikel audiovisueel geregistreerde politieverhoren aan de orde. Het audiovisueel registreren van verhoren gebeurt op basis van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten. Deze aanwijzing stelt auditieve of audiovisuele registratie van bepaalde verhoren verplicht. Auditieve registratie (geluidsopname) is kort gezegd verplicht bij zware misdrijven. Audiovisuele registratie (beeld- en geluidsopname) is verplicht bij het horen van minderjarigen of anderszins kwetsbaren in een zaak waar een zwaar misdrijf heeft plaatsgevonden, óf als de verhorend ambtenaar wordt ondersteund door een gedragsdeskundige, óf als de getuige wordt verhoord door een gedragsdeskundige. In andere situaties kan de politie in overleg met de officier van justitie overgaan tot facultatieve (niet verplichte) audiovisuele registratie van een verhoor of kan de rechter-commissaris hier opdracht toe geven. De politie voldoet aan de verplichtingen die uit de aanwijzing voortvloeien. Momenteel wordt de huidige applicatie voor audiovisuele registratie vernieuwd. De verbeterde applicatie zal op korte termijn beschikbaar komen. Verder zijn in de politiebegroting middelen gereserveerd voor de doorontwikkeling van audiovisuele registratie van verhoren.
Herkent u het daarin geschetste beeld over de kwaliteit van zowel de geluids- als de beeldopnames? Kunt u uw antwoord toelichten?
De kwaliteit van de geluids- en beeldopnames van politieverhoren is voldoende om aan de verplichtingen te voldoen die uit de hierboven toegelichte Aanwijzing voortvloeien. In de doorontwikkeling van de apparatuur voor audiovisuele registratie wordt onder andere gewerkt aan verbetering van de kwaliteit van geluids- en beeldopnames.
Klopt het dat onder andere de techniek nogal eens te wensen overlaat? Zo ja, wat wordt er gedaan om hier verbetering in aan te brengen? Zo nee, waarom niet?
Normale storingen zijn niet altijd te voorkomen. Er is een proces ingericht voor het melden en oplossen van gesignaleerde storingen. Voor de doorontwikkeling van audiovisuele registratie van verhoren zijn middelen gereserveerd in de politiebegroting.
Klopt het dat de kwaliteit van opnames van verhoren van kinderen doorgaans van betere kwaliteit zijn? Waar komt dat door? In hoeverre kan hiervan geleerd worden om het opnemen van de verhoren van volwassenen te verbeteren?
Voor het verhoren van minderjarigen beschikt de politie over speciale verhoorruimtes. Speciaal aan deze verhoorruimtes is o.m. hogekwaliteitsapparatuur geschikt voor opnames van het horen van kinderen. Ik kan mij goed voorstellen dat de auteurs van het artikel concluderen dat de kwaliteit van de audiovisuele registratie van verhoren met kinderen bovengemiddeld is. Het wordt voor het opsporingsproces niet noodzakelijk geacht om in alle verhoorkamers over dezelfde hogekwaliteitsapparatuur te beschikken. Aan deze hogekwaliteitsapparatuur zijn hoge kosten verbonden.
Momenteel wordt een aantal knelpunten binnen de huidige applicatie voor audiovisuele registratie aangepakt.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Van Nispen/Swinkels over het opnemen van politieverhoren?2 Hoe wordt daarbij rekening gehouden met de kwaliteit en dus bruikbaarheid van het opnemen van die verhoren?
Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van de wetsvoorstellen die het recht op een raadsman bij het politieverhoor in de Nederlandse wet verankeren is door de leden Van Nispen/Swinkels een motie ingediend die de regering oproept om over te gaan tot opnemen van alle politieverhoren. Ik heb over deze motie opgemerkt dat ik hem niet zou ontraden als ik hem kon opvatten als een oproep aan de regering om de ogen open te houden voor technologische ontwikkelingen. Ik heb daarbij ook opgemerkt dat het op korte termijn niet haalbaar is om over te gaan tot het opnemen van alle politieverhoren. De consequentie hiervan is dat de motie niet op korte termijn wordt uitgevoerd.
Wat vindt u van de suggestie om het verhoor ten behoeve van de kwaliteit pas in een proces-verbaal vast te leggen na het verhoor en dus met behulp van de opname?
Zolang niet alle verhoorkamers zijn uitgerust met apparatuur voor audiovisuele registratie, is de voorgestelde optie praktisch niet mogelijk.
Het bericht dat de politie filmpjes van een arrestatie liet wissen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Getuigen moesten beelden fatale arrestatie wissen»?1
Ja.
Is het waar dat verschillende mensen die met hun mobiele telefoon beelden maakten van een arrestatie in Maastricht van agenten die beelden moesten wissen? Zo ja, waarom moesten zij dat en hoeveel personen hebben beelden gewist? Zo nee, wat is er dan niet waar en hoe verhoudt zich dat tot wat getuigen in het genoemde artikel melden?
Op dit moment loopt er een Rijksrechercheonderzoek naar dit incident. Ik kan u (nog) geen mededelingen doen over de bevindingen van het onderzoek.
Heeft de politie de bevoegdheid om burgers te vragen of te gelasten video- of fotobeelden te wissen? Of mag de politie zelf beelden van de camera of mobiele telefoon va een omstander wissen? Zo ja, waar ontleent de politie die bevoegdheid aan? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft geen bevoegdheid om beelden van burgers te wissen.
In de praktijk kan het voorkomen, bijvoorbeeld bij medische calamiteiten dat de politie omstanders vraagt om beeldmateriaal vrijwillig te verwijderen, uit respect of compassie met de betrokkene(n). Hierbij is van belang dat er rondom het medische noodgeval evident geen sprake mag zijn van strafbare feiten, geweldsaanwending door de politie of het gebruik van strafvorderlijke bevoegdheden. Indien daar wel sprake van is, dient de politie zich te onthouden van een verzoek om het wissen van beelden.2 Deze beelden kunnen immers van belang zijn voor de waarheidsvinding.
De politie mag burgers oproepen beelden niet te publiceren, zoals bijvoorbeeld recent is gebeurd bij een dodelijk ongeval waarbij een minderjarige jongen om het leven kwam. Ook denkbaar is dat politie een zodanige oproep doet in het kader van de openbare orde en veiligheid.
Mag de politie vanwege de privacy van een verdachte of een persoon die gearresteerd of gereanimeerd wordt aan omstanders vragen om beelden te wissen? Zo ja, welke gevolgen heeft het voor die omstander als hij geen gehoor geeft aan een dergelijke vraag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben zich burgers bij de politie gemeld met een klacht over het feit dat zij een filmpje of foto moesten wissen? Of zijn dergelijke meldingen op een andere manier bekend bij u? Zo ja, hoeveel meldingen betreft dit en wat is de aard van die meldingen
Gedurende het onderzoek van de Rijksrecherche kan ik – gelet op de belangen van de opsporing – hierover geen mededelingen doen.
Is het al dan niet laten wissen van beelden door de politie ook onderwerp van onderzoek door de Rijksrecherche? Zo ja, kunt u de antwoorden op bovenstaande vragen dan geven na afronding van dat onderzoek?
Zie antwoord vraag 5.
Over de berichten ‘Asielzoeker overlijdt na aanhouding in Maastricht’ en 'Getuigen fatale arrestatie Maastricht moesten beelden wissen'. |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Asielzoeker overlijdt na aanhouding in Maastricht» en «Getuigen fatale arrestatie Maastricht moesten beelden wissen»?1 2
Ja.
Vindt u dat deze arrestatie voldoet aan de vereisten van proportionaliteit? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom hebben de politieagenten buitenproportioneel gehandeld?
De Rijksrecherche doet onderzoek naar dit incident. Als er sprake is van een strafbaar feit kan het Openbaar Ministerie besluiten vervolging in te stellen.
Klopt het dat de agenten de omstanders/getuigen hebben gedwongen om beelden te wissen? Zo ja, is daar enige rechtvaardiging voor? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Deelt u de mening dat indien de politie niets te verbergen heeft, het filmen van de openbare weg zou moeten toestaan?
Op basis van welke bevoegdheid, wet of regeling hebben de agenten in kwestie gedwongen beelden te wissen?
Deelt u de mening dat het frappant is dat de politie agenten in casu aan andermans eigendommen zit om mogelijke bewijsmaterialen te verwijderen?
Bent u bereid een aantal ordemaatregelen te nemen zodra op basis van onderzoek het vermoeden ontstaat dat de politie niet gelegitimeerd geweld heeft toegepast?
De werkgever, i.c. de korpschef, is verantwoordelijk voor het nemen van eventuele disciplinaire maatregelen.
Bent u bereid agenten te vervolgen die door gebruik van de nekklem een arrestant om het leven brengen of blijvend lichamelijke letsel veroorzaken? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment loopt er een Rijksrechercheonderzoek naar dit incident. Ik kan u momenteel geen mededelingen doen over de bevindingen van het onderzoek.
Waarom zijn de agenten die de nekklem op de 35-jarige Macedoniër toegepast hebben niet direct op non-actief gezet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is de standaardprocedure wanneer een arrestant buiten bewustzijn raakt? Kunt u die aan de Kamer doen toekomen?
Hier is geen standaard werkwijze voor. Elke executieve politieambtenaar kan EHBO verlenen.
Deelt u de mening dat de agenten de 35-jarige Macedoniër moesten reanimeren?
Op basis van de mij bekende feiten, kan ik in dit specifieke geval niet beoordelen of reanimatie de benodigde levensreddende handeling was. Onderzoek door de Rijksrecherche zal moeten uitwijzen wat de exacte feiten en omstandigheden waren.
Kunt u een overzicht aan de Kamer doen toekomen van hetaantal arrestaties, waarbij arrestanten blijvend letsel hebben opgelopen?
Nee, de politie houdt hier geen overzicht van bij. Politie registreert wel de arrestatie en omstandigheden maar kunnen op dat moment vaak niet vaststellen of een arrestant (blijvend) letsel heeft opgelopen. Arrestanten kunnen wel een klacht indienen of een aangifte doen.
privacygevoelige informatie van 1-1-2-meldingen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Hebt u geluisterd naar het programma Kwesties op NPO Radio 1 op 27 november jl.?1
Ja.
Deelt u de mening dat privacygevoelige informatie van 1-1-2-meldingen niet gepubliceerd behoort te worden?
Ja, ik deel de mening dat privacy gevoelige informatie van 1-1-2 meldingen niet openbaar gepubliceerd moet worden.
Wanneer wordt het nieuwe alarmerings- en personenoproepnetwerk P2000 opgeleverd, dat hulpdiensten de mogelijkheid biedt om berichten versleuteld te versturen?
Het vernieuwde P2000 netwerk wordt begin 2018 gebruiksklaar opgeleverd. Het is dan voor de hulpdiensten mogelijk om privacy gevoelige berichten via versleuteling (encryptie) te versturen.
Is het waar dat de hulpdiensten die de vertrouwelijkheid van P2000-berichten via versleuteling willen borgen hiervoor randapparatuur moeten aanschaffen die hierin voorziet? Zo ja, hebben de hulpdiensten die randapparatuur inmiddels aangeschaft?
Het ontvangen van versleutelde berichten vraagt inderdaad ook om geschikte randapparatuur en aangepaste werkprocessen. De hulpverleningsdiensten bereiden zich erop voor dat zij vanaf 2018 potentieel privacygevoelige P2000 berichten alleen nog versleuteld zullen versturen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de aanschaf van nieuwe randapparatuur.
Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat privacygevoelige informatie van 1-1-2-meldingen niet langer gepubliceerd wordt?
Zie vraag 3 en 4.
Vogelgriep vastgesteld in Kamperveen |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Vogelgriep vastgesteld in Kamperveen»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de actuele en de te verwachte ontwikkelingen zijn met betrekking tot de vogelgriep (duur vogeltrek, aanwezigheid virus, enzovoort)?
Op 28 december 2016 telde Nederland negen uitbraken van vogelgriep. Voor een actueel overzicht verwijs ik u naar www.rijksoverheid.nl 2. Ook andere Europese landen hebben uitbraken met hoogpathogene vogelgriep gemeld en het aantal landen met uitbraken neemt toe. Ook worden er nog steeds wilde vogels gevonden die besmet zijn met het virus.
De verwachting is dat de dreiging van hoogpathogene vogelgriep type H5N8 vanuit wilde watervogels tot in het voorjaar van 2017 zal voortduren. Dit wordt door de deskundigengroep dierziekten en door de European Food Safety Authority aangegeven. Het risico van virusintroductie op pluimveebedrijven is dan ook onverminderd hoog en de sector en ik zijn ons hiervan terdege bewust.
De landelijke maatregelen blijven voorlopig dan ook van kracht.
Hoe lang is de maatregel verplichte ophokplicht voor vrije uitloopstallen van kracht?
De ophokplicht is op 9 november 2016 ingesteld. Europese wet- en regelgeving bepaalt dat bedrijven met een handelsstatus voor vrije uitloopeieren deze status tot 12 weken na het instellen van de ophokplicht behouden.
Bij biologische bedrijven is de situatie anders. Voor biologische eieren is de norm dat leghennen gedurende één derde deel van het leven buiten moeten kunnen lopen. De verwachting is dat de status van biologische eieren later in het jaar vervalt. Na het vervallen van de status voor vrije uitloopeieren en biologische eieren kunnen eieren van deze bedrijven alleen als scharrelei worden verkocht.
Zoals ik tijdens het VAO Dierziekten en Antibiotica op 22 december jl. heb aangegeven, ben ik bereid actie te ondernemen. Ik ben in gesprek met de Europese Commissie om te zien wat de mogelijkheden zijn om de handelsstatus van de vrije uitloopeieren te kunnen behouden bij een verlenging van de ophokplicht voor een periode van maximaal 12 weken. Zwaarwegende argumenten die hierbij een rol spelen zijn het beperken van het risico van virusintroductie op pluimveebedrijven en de economische schade die wordt geleden door het afwaarderen van de eieren. Dit treft de hele eiersector, want een groter aanbod van scharreleieren leidt tot lagere prijzen voor scharreleieren. Hierbij moet worden opgemerkt dat de pluimveesector niet wordt gecompenseerd voor deze geleden schade tijdens de uitbraken.
Nederland heeft overigens in 2014 ook gepleit voor behoud van de handelsstatus van de vrije uitloopeieren bij een verlenging van de ophokplicht. Het verzoek werd in 2014 niet ingewilligd. Ook nu is onzeker of en hoe de Europese Commissie op korte termijn iets kan betekenen voor een verlenging van de ophokplicht met behoud van de handelsstatus.
De maatregel van verplichte ophok is een hele verstandige maatregel, maar klopt het dat na twaalf weken ophokken de status van vrije uitloopeieren vervalt? Is het waar dat de status van biologische eieren niet vervalt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat er na twaalf weken verplichten tot ophokken geen Nederlandse vrije uitloopeieren meer zijn?
Deelt u de mening dat ook de status van vrije uitloopeieren behouden zou moeten blijven als er een nationale of Europese verplichting tot ophokken geldt?
Zoals in het antwoord op vragen 3 en 4 aangegeven, vind ik deze situatie ongewenst. Daarom zal ik er bij de Europese Commissie voor pleiten dat Nederland de ophokplicht kan verlengen in verband met de risico’s voor vogelgriep, zonder dat bedrijven hun handelsstatus wat betreft vrije uitloopeieren verliezen.
Wilt u zich met spoed inzetten om een ontheffing te bepleiten zoals die er is voor biologische legkippen of een ontheffing op de duur van de verplichting tot ophokken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke termijn heeft u voor ogen nu deze situatie prangend is?
Zie antwoord vraag 6.
Alcoholcontroles in het verkeer |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Kent u het bericht «Minder aandacht voor alcoholcontroles in verkeer» op BNR.nl?1
Ja.
Stemt de constatering van Veilig Verkeer Nederland (VVN) van een forse terugloop van het aantal alcoholcontroles in het verkeer, overeen met de werkelijkheid? Zo ja, kunt u de achtergronden daarvan schetsen?
Het klopt dat het aantal geregistreerde alcoholcontroles de afgelopen jaren een dalende trend laat zien. De geregistreerde alcoholcontroles bestaan uit zowel grote alcoholcontroles als individuele controles. Grote alcoholcontroles, waarbij vrijwilligers van VVN kunnen aansluiten, zijn door het gebruik van social media minder effectief geworden. Bestuurders waarschuwen elkaar via Twitter en Facebook en zo weten mogelijke overtreders de statische controles eenvoudig te ontwijken. De politie zet daarom bewust minder in op deze grote alcoholcontroles en wordt meer de nadruk gelegd op individuele controles. Het registreren van individuele controles, waarbij ook getest wordt op het gebruik van alcohol, is niet verplicht. Individuele controles worden derhalve niet altijd in het systeem geregistreerd.
De politie is in gesprek met VVN en heeft daarbij ook aandacht voor het combineren van preventieve activiteiten en handhaving. De politie onderschrijft de meerwaarde van de preventieve activiteiten van VVN, zoals onder andere de BOB campagnes.
Is het waar dat het aantal controles waar vrijwilligers van VVN zich bij konden aansluiten het afgelopen jaar sterk is afgenomen? Zo ja, wat is daar de achtergrond van?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe wij de mededeling van VVN moeten plaatsen als men zegt dat «Het aantal controles in 2015 op tweehonderd stond en dit jaar op drieëntwintig; we zien minder aandacht om dat uit te voeren, dus daar is iets aan de hand.»? Kunt u daarbij dan aangeven wát er aan de hand is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van VVN dat handhaving juist tijdens een (BOB-)campagne mooi gecombineerd kan worden? Zo ja, bent u bereid daarover met VVN in overleg te treden?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat er te weinig aandacht is voor mannen die door vrouwen worden mishandeld en misbruikt |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Ard van der Steur (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Te weinig aandacht voor mannen die door vrouwen worden misbruikt»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk dat we niet exact weten hoe hoog het «dark number» van misbruik en mishandeling door vrouwen richting mannen is?
Het is belangrijk om goed inzicht te hebben in de aard en omvang van geweld in huiselijke kring, zowel wat betreft vrouwelijke en mannelijke slachtoffers als vrouwelijke en mannelijke plegers. Daarom ook wordt hiernaar een prevalentieonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek wordt naar verwachting eind 2017 afgerond. De uitkomsten worden, waar mogelijk en noodzakelijk, uitgesplitst naar sekse (slachtoffer en pleger). Het is een herhaling van het prevalentieonderzoek naar huiselijk geweld uit 20102. Uit dit onderzoek komt naar voren dat ongeveer 40% van de slachtoffers van evident huiselijk geweld man is. Welk deel daarvan door vrouwen wordt gepleegd is niet bekend. Naar schatting is 83% van de verdachten van daderschap van huiselijk geweld man. 17% is vrouw. Waar vrouwen vaker dan mannen slachtoffer zijn van geweld door (ex-) partners, zijn mannen (45%) juist vaker slachtoffer van geweld door andere familieleden, huisvrienden, huisgenoten en andere personen in huiselijke kring dan vrouwen (28%).
In hoeverre beschikt u over cijfers van het aantal misbruikte en mishandelde mannen in Nederland? Indien u deze tot uw beschikking heeft, wilt u deze dan met de Kamer delen, en kunt u deze uitsplitsen naar het percentage dat door vrouwen gepleegd is? Zo nee, op welke manier wilt u ervoor zorgen dat deze cijfers bij u -en de Kamer- bekend worden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat u in Nederland doet om het taboe op seksueel misbruik en mishandeling van mannen door vrouwen te doorbreken? Zo nee, waarom kunt u dit niet? Zo ja, hoe geeft u dit vorm?
De vier instellingen die de afgelopen jaren mannenopvang hebben geboden (Stichting Wende uit Den Haag, het Rotterdamse Arosa, Blijf Groep uit Amsterdam en Moviera uit Utrecht) richten zich ook op het doorbreken van het taboe en de stigmatisering van mannen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, eergerelateerd geweld of mensenhandel. Belangrijk daarbij is mannen de weg te wijzen naar hulp en opvang. In dat kader hebben zij in 2016 een magazine uitgebracht waarin aandacht werd gevraagd voor de problematiek. Het bevatte een aantal verhalen van mannen die slachtoffer zijn geweest. Daarnaast is er een specifieke website, www.mannenmishandeling.nl, waar slachtoffers informatie kunnen vinden. Zie verder ook mijn beantwoording op de vragen 9 en 10.
Kunt u aangeven waar misbruikte en mishandelde mannen in Nederland terecht kunnen? Kunt u dit expliciteren naar mogelijke organisaties per regio in Nederland? Indien u dit niet kunt, deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is en drempelverhogend werkt voor slachtoffers die wel hulp zoeken?
Het is belangrijk dat ook mannelijke slachtoffers terecht kunnen voor hulp en opvang. Daarom is er sinds 2008 een specifiek hulpverleningsaanbod en opvang voor mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld, eergerelateerd geweld en mensenhandel. Eerst was dit alleen in de vier grote steden (zoals gemeld onder vraag vier). Per 1 januari van dit jaar kunnen zij nu ook terecht in Zwolle en Tilburg. Het gaat om in totaal 40 plekken.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als misbruikte mannen niet makkelijk in de buurt terecht kunnen omdat zij niet «passen» binnen een groep vrouwen die over hun misbruik en/of mishandeling (van mogelijk een man) willen spreken? Welke oplossingen zijn er voor deze mannelijke slachtoffers?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre heeft de politie voldoende zicht op de groep van vrouwelijke daders? Worden zij hier in voldoende mate op getraind? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft geen indicatie dat er niet voldoende zicht is op de groep van vrouwelijke daders. Als er bij de politie een melding wordt gedaan van geweld door een vrouwelijke dader wordt door de politie gehandeld volgens de getrainde werkwijze, gericht op de persoon van de verdachte.
Kunt u aangeven op welke manier Veilig Thuis haar medewerkers bewust maakt van mogelijke mannelijke slachtoffers en vrouwelijke daders? Zo nee, waarom niet?
Veilig Thuis werkt nauw samen met de instellingen die mannenopvang bieden. De medewerkers van Veilig Thuis worden in hun scholing expliciet gewezen op het feit dat ook mannen slachtoffer kunnen zijn.
In hoeverre kunt u aangeven hoe het preventiebeleid rondom deze groep wordt vormgegeven? Kunt u uiteenzetten welke campagnes er lopen en welke acties worden er worden uitgevoerd?
Hierbij speelt onderwijs een belangrijke rol. Binnen het onderwijs gelden voor het primair en voortgezet onderwijs de zogenaamde kerndoelonderdelen seksualiteit en seksuele diversiteit. Deze onderdelen omvatten, naast seksuele vorming in het algemeen, ook de seksuele weerbaarheid van leerlingen (m/v). Het gaat daarbij om het stellen respecteren van grenzen en het maken van afspraken hierover door de schoolleiding met het personeel en de leerlingen, het creëren van een open leerklimaat op school, het er voor zorgen dat leerlingen en personeel weten waar ze terecht kunnen bij incidenten en het aanleren van vaardigheden op het gebied van sociale weerbaarheid. Daarnaast voeren scholen in het kader van de Wet veiligheid op school een gericht preventiebeleid, gericht op het voorkomen en tijdig signaleren van incidenten met onder andere pesten, seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld.
Daarnaast steunt OCW een Alliantie Genderdiversiteit, waarin verschillende organisaties samenwerken die zich bezighouden met emancipatie (m/v). Het doel is om meer flexibiliteit en diversiteit te bevorderen in de ideeën hoe vrouwen en mannen zich zouden moeten gedragen. Bijvoorbeeld dat mannen ook kwetsbaar kunnen en mogen zijn, dat je niet minder «mannelijk» bent als je slachtoffer wordt van geweld of dat je als man problemen niet hoeft op te lossen met geweld.
In het kader van de publiekscampagne «Een veilig thuis, daar maak je je toch sterk voor» is in 2015 specifiek aandacht besteed aan mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld. Er zijn artikelen in Volkskrant Magazine, het AD en de Metro geplaatst. De campagne «Verbreek de stilte» uit 2016, uitgevoerd door Slachtofferhulp Nederland, richtte zich onder andere op mannelijke slachtoffers van seksueel misbruik.
Bent u bereid in de campagnes rondom huiselijk geweld en misbruik expliciet de positie van de man als slachtoffers te belichten, om op deze manier het taboe te doorbreken?
Zoals uit de beantwoording van vraag 9 naar voren komt, ben ik zeker bereid om in de publiekscampagne «Een veilig thuis, daar maak je je toch sterk voor» aandacht te besteden aan mannelijke slachtoffers.
De vernietiging van in beslag genomen nep-kleding |
|
Carla Dik-Faber (CU), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Ard van der Steur (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Arrestaties om verkoop nep-merkkleding via sociale media»?1
Ja.
Klopt het dat de in beslag genomen goederen worden vernietigd, zoals in het artikel vermeld staat? Zo ja, hoe gaat dat in zijn werk en wie voert die vernietiging uit? Zo nee, wat gebeurt er dan wel met deze in beslag genomen goederen?
Als de beslagene verklaart eigenaar van de namaakmerkartikelen te zijn en afstand doet van de goederen kan de hulpofficier of het Openbaar Ministerie (OM) bepalen dat met deze goederen wordt gehandeld als waren de goederen onttrokken aan het verkeer (artikel 116 lid 2 Wetboek van Strafvordering). De goederen worden dan gecontroleerd vernietigd door de betrokken dienst.
Als de beslagene geen afstand doet van de nepmerkartikelen zal het OM in het kader van de strafzaak dan wel in een afzonderlijke procedure bij de raadkamer een vordering indienen ter onttrekking aan het verkeer (artikel 36b Wetboek van Strafrecht).
Daarnaast kan het OM een machtiging tot vernietiging van de nepmerkartikelen geven (artikel 117 lid 1 en 2 WvSv). De bewaarder van de goederen, Domeinen Roerende Zaken, voert de beslissing van het OM tot vernietiging uit.
Nepmerkartikelen worden niet weggegeven of vervreemd, maar vernietigd, omdat het artikelen betreft waarvan de aard of het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang (artikel 117 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 337 Wetboek van Strafrecht).
Er zijn op dit moment verschillende methoden voor de vernietiging van nepmerkartikelen. Sommige partijen worden vernietigd middels een perscontainer en uiteindelijk afgevoerd naar een verbrandingsinstallatie. Andere partijen worden op dusdanige wijze vernietigd dat de grondstoffen kunnen worden hergebruikt.
Niet alle nepmerkartikelen die de douane aantreft worden strafrechtelijk in beslag genomen. In bepaalde omstandigheden past de douane procedures toe op zendingen goederen die mogelijk een inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten, zoals voorgeschreven door Verordening 608/2013. Kort gezegd komt het erop neer dat in die gevallen de douane de rechthebbende in staat stelt om binnen een bepaalde termijn na te gaan of de goederen inbreuk maken op zijn IE-rechten en civielrechtelijk op te treden. Meestal leidt dit tot een schikking tussen de rechthebbende en de inbreukmaker, waarbij rechthebbende zorgt voor vernietiging van de goederen. De douane is daarbij geen partij.
Worden alle door politie en douane in beslag genomen artikelen vernietigd?
Nee. Uitgangspunt bij inbeslaggenomen goederen in het algemeen is dat als het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet de goederen worden teruggegeven aan de beslagene of degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt (artikel 116 Wetboek van Strafvordering). Voor goederen die niet geschikt zijn voor opslag of waarvan de kosten van de bewaring niet in een redelijke verhouding staan tot hun waarde dan wel die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald, kan het OM een machtiging tot vervreemding, vernietiging, prijsgave of bestemmen tot een ander doel geven aan de bewaarder, waaronder Domeinen Roerende Zaken, of aan de ambtenaar die de voorwerpen in afwachting van hun vervoer naar de bewaarder onder zich heeft (artikel 117 lid 1 en 2 Wetboek van Strafvordering). Artikelen waarvan de aard of het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang worden vernietigd (artikel 117 lid 2 Wetboek van Strafvordering).
Wie beslist er over wat er met de in beslag genomen artikelen gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er bepaalde afspraken of protocollen waar politie en douane zich aan moeten houden bij het afhandelen van in beslag genomen goederen?
Ja. Er zijn diverse aanwijzingen van het Openbaar Ministerie en afspraken en protocollen binnen de opsporingsdiensten die betrekking hebben op de afhandeling van inbeslaggenomen goederen. Ik wijs u in dit verband op de Aanwijzing inbeslagneming2 en het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen3.
Wordt er ergens centraal bijgehouden welke artikelen er in beslag genomen worden, waar deze zich op elke moment van het proces bevinden, en wat er uiteindelijk mee gebeurt?
Er is een centraal meldportaal voor inbeslaggenomen roerende goederen voor alle ketenpartners, het Landelijk Beslagportaal. Dit ketenoverstijgende centraal ICT-systeem kent nog onvolkomenheden. Zoals ik u heb bericht in mijn brief4 van 4 oktober jl. werken de ketenpartners aan een doorontwikkeling van dit Landelijk Beslagportaal, waarvan de implementatie vooralsnog is voorzien in 2018.
Deelt u de mening dat bij de afhandeling van in beslag genomen goederen altijd gezocht moet worden naar de maatschappelijk meest wenselijke optie?
Bij de afhandeling van inbeslagname van goederen spelen verschillende belangen. Allereerst het belang van de strafzaak in het kader waarvan de goederen in beslag zijn genomen en de belangen van beslagene en andere belanghebbenden. Er zijn ook belangen die verband houden met de aard van het goed. Sommige goederen zijn bijvoorbeeld niet geschikt voor opslag. Het is aan de rechtspraak, het OM en de opsporingsdiensten om beslissingen te nemen over de juridische status en het beheer van het goed, gelet op de geldende kaders en daarbij spelende belangen.
Gezien de omslag die we met ons land aan het maken zijn in de richting van een circulaire economie, deelt u de mening dat het eenvoudigweg vernietigen van in beslag genomen goederen in die optiek niet wenselijk is? Is het mogelijk dat in beslag genomen goederen, indien er wordt besloten tot vernietiging, standaard worden aangeboden aan recyclagebedrijven zodat er hoogwaardige terugwinning van grondstoffen mogelijk wordt? Zo ja, kunt u aangeven hoe u dit gaat regelen? Zo nee, waarom niet?
Zoals uiteengezet onder vraag twee, worden nepmerkartikelen vernietigd omdat de aard of het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De betrokken diensten staan positief tegenover de gedachte dat goederen die worden vernietigd op dusdanige wijze worden vernietigd dat de grondstoffen hergebruikt kunnen worden. Hier is al ervaring mee opgedaan en zal waar mogelijk worden uitgebreid.
Maatregelen tegen discriminerende uitlatingen van medewerkers op Facebook |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Chauffeur PostNL ontslagen na opmerking op Facebook»?1
Ja.
Wordt de persoon die het in het artikel genoemde bericht op Facebook plaatste strafrechtelijk vervolgd? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?
Het openbaar ministerie (OM) heeft de zaak in onderzoek. Er is nog geen beslissing genomen over eventuele strafrechtelijke vervolging van de plaatser van het Facebook-bericht. Het OM beraadt zich op de vraag of tot vervolging dient te worden overgegaan. Deze beoordeling hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij niet alleen de inhoud van het bericht wordt beoordeeld maar ook de gevolgen die de Facebook-gebruiker inmiddels naar aanleiding van zijn bericht heeft ondervonden (zoals de ontvangen dreigementen en het feit dat PostNL het dienstverband met hem heeft opgezegd).
Hoe vaak komt het per jaar voor dat werkgevers vanwege racistische of discriminerende uitlatingen maatregelen tegen een werknemer treffen? Om welke maatregelen gaat het?
Er zijn geen cijfers bekend over de aard van de maatregelen en het aantal keer dat een (individuele) maatregel wordt getroffen door werkgevers. Wel is er inzicht in de mate waarin werkgevers hun anti-discriminatiebeleid, dat werkgevers verplicht zijn ingevolge de Arbeidsomstandighedenwet te voeren, op orde hebben. Het per 1 mei 2015 opgerichte team Arbeidsdiscriminatie bij de Inspectie SZW onderzoekt of werkgevers voldoen aan de wettelijke verplichting om een dergelijk beleid gericht op alle discriminatiegronden te voeren. Van de 200 in 2016 uitgevoerde bedrijfsbezoeken voldeed 80 tot 90 procent niet aan deze wettelijk plicht. Dit is onder meer het gevolg van onvoldoende bekendheid met (de inhoud van) deze verplichting. Deze ondernemingen hebben door middel van een eis tot naleving de mogelijkheid gekregen om het leven te beteren. Indien bij een herinspectie blijkt dat er sprake is van onvoldoende verbetering krijgt bedrijf een boete opgelegd. De eerste herinspecties worden, conform inspectiebrede procedures, ingepland na één jaar, te weten vanaf maart/april 2017. Begin 2018 is er zicht op de uitkomsten van deze herinspecties.
Om de kennis over het wettelijke verplichte anti-discriminatiebeleid bij werkgevers te vergroten en hen concrete handvatten te bieden, heeft de Inspectie SZW in juli 2016 de Zelfinspectietool Werkdruk en Ongewenst gedrag2 gelanceerd. In deze tool is het tegengaan van discriminatie een integraal onderdeel, naast werkdruk en ongewenste omgangsvormen. Werkgevers worden uitgenodigd om door de ogen van een inspecteur naar hun eigen organisatie te kijken. Zo kunnen zij zelf nagaan of het eigen bedrijfsbeleid voldoet dan wel op welke punten dat verbeterd moet worden. De tool is actief bij relevante doelgroepen onder de aandacht gebracht en heeft geleid tot veel aandacht via online, offline en via sociale media. Ter verdere ondersteuning is een flyer voor werkgevers gemaakt die de specifieke inhoud van een anti-discriminatiebeleid volgens de Arbeidsomstandighedenwet beschrijft.
Deelt u de mening dat ook werkgevers een taak hebben openlijk racisme en discriminatie door een van hun medewerkers te corrigeren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Werkgevers hebben ingevolge de Arbeidsomstandighedenwet de plicht om een anti-discriminatiebeleid binnen de eigen organisatie te voeren. Deze wettelijke verplichting is nader toegelicht onder vraag 3 en 5. Om discriminatie op de arbeidsmarkt concreet te kunnen aanpakken, is daarnaast een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen vereist, waaronder overheid, werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties, gemeenten, politie en onderwijsinstellingen. Een gezamenlijke aanpak is dan ook de basis van het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie3 dat op 14 mei 2015 is gelanceerd. Aan de uitvoering van dit plan, dat inmiddels ruim 48 concrete maatregelen bevat om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken, leveren sociale partners een belangrijke bijdrage. Een voorbeeld van een van deze maatregelen die in dit verband door sociale partners is opgepakt is de oprichting van het Charter Diversiteit (charter). Het charter is een verzameling van organisaties die zich door ondertekening van het charter verplichten gelijke kansen en diversiteit in hun organisatie op een positieve wijze actief te bevorderen. De organisatie zegt daarmee toe concrete, zelf geformuleerde maatregelen te ondernemen die een evenwichtige personeelssamenstelling en een inclusieve bedrijfscultuur te bevorderen en daarmee discriminatie op de werkvloer tegen gaan. Het charter telt inmiddels 80 ondertekenaars, zowel publiek als privaat waaronder werkgevers-, branche- en mkborganisaties, die actief werk maken van diversiteitsbeleid binnen de eigen organisatie. Een overzicht van de ondertekenaars is terug te vinden op www.diversiteitinbedrijf.nl.
Bent u bekend met beleid dat werkgevers of hun organisaties voeren om racisme en discriminatie onder hun werknemers tegen te gaan? Zo ja, wat is de aard van dit beleid? Zo nee, kunt u met werkgeversorganisaties de wenselijkheid en de mogelijkheden van dergelijk beleid gaan bespreken?
Zie antwoord vraag 3.