Het bericht ‘Dief met enkelband opgepakt voor verkrachting’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dief met enkelband opgepakt voor verkrachting»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een enkelband in dit geval een ongeschikte straf is geweest aangezien een vrouw is verkracht door een veroordeelde crimineel, die zijn straf in de cel had moeten uitzitten?
Momenteel wordt de betrokkene verdacht van een (poging tot) verkrachting. Een ernstig voorval dat ik ten zeerste betreur.
De enkelband is geen straf of een vervanger hiervan maar een ondersteunend instrument waarmee de voorwaardelijk in vrijheid gestelde kan worden gecontroleerd. Hiermee kan het toezicht in het algemeen effectiever worden ingevuld. Dit past binnen het systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), omdat een gecontroleerde en gefaseerde resocialisatie aan het einde van een detentie in belangrijke mate bijdraagt aan recidivevermindering. Aan v.i. kunnen voorwaarden, zoals het locatieverbod of -gebod ter bescherming van slachtoffers, worden verbonden. De naleving hiervan kan worden gecontroleerd met behulp van de enkelband. In dit geval heeft het OM, mede gebaseerd op adviezen van de reclassering en DJI, geoordeeld dat na twee derde van zijn straf v.i. kon worden verleend met elektronische controle op de naleving van het gestelde locatiegebod.
Hoe kon het gebeuren dat deze crimineel met enkelband iemand heeft kunnen verkrachten? Werkte de enkelband niet?
In deze casus werd de enkelband ingezet om het naleven van het locatiegebod te controleren. Een locatiegebod houdt in dat de veroordeelde op afgesproken tijden aanwezig moet zijn op een specifieke locatie, zoals zijn of haar woonadres. Als een elektronisch gecontroleerd locatiegebod (of -verbod) niet wordt nageleefd, geeft de enkelband een melding door aan een meldkamer. Betrokkene heeft zijn locatiegebod niet overtreden, waardoor de band geen signaal heeft gegenereerd.
Bent u bereid de Kamer te berichten over het functioneren van enkelbanden?
De inzet van een enkelband wordt per casus zorgvuldig bekeken. Daartoe wordt door de reclassering een advies uitgebracht op grond waarvan de rechter beslist om elektronische monitoring wel of niet in te zetten. De elektronische enkelband kan worden ingezet om de naleving van de door de rechter of het OM opgelegde vrijheidsbeperkende voorwaarden, die recidivevermindering en het beschermen van slachtoffers of nabestaanden tot doel hebben, te controleren. Dit is de reden dat de enkelband, ongeacht het strafbare feit waarvan iemand wordt verdacht of waarvoor iemand is veroordeeld, een passend ondersteunend middel kan zijn binnen een toezicht. Er worden hoge eisen gesteld aan zowel de betrouwbaarheid als de beveiliging van de enkelband. Gelet op de vele voordelen die de enkelband biedt om toezicht te houden en het feit dat uit onderzoek2 is gebleken dat het instrument afdoende robuust is om op brede schaal in te zetten, acht ik het niet opportuun om met de enkelband te stoppen. Voorts verwijs ik naar mijn brief over (doorgeknipte) enkelbanden, waarin ik stilsta bij de werking ervan. Deze brief is gelijktijdig met deze set Kamervragen aan uw Kamer verzonden.
Deelt u de mening dat zolang niet duidelijk is of de enkelband werkt alle veroordeelden met een enkelband hun straf in de cel moeten uitzitten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer geeft u eens toe dat een celstraf volledig uitgezeten moet worden en de voorwaardelijke invrijheidstelling, waardoor gevangen automatisch na slechts tweederde van hun straf weer vrij rondlopen, afgeschaft moet worden?
Op dit moment wordt, ingegeven door de motie-Van Oosten3, onderzocht hoe het v.i.-systeem functioneert en of er aanleiding is tot het aanpassen van het systeem. Aan de hand van het onderzoek wordt bepaald hoe de v.i. als sluitstuk van de gevangenisstraf in de toekomst het beste kan worden vormgegeven. De heroriëntatie richt zich op het vergroten van het maatschappelijke rechtvaardigheidsgevoel én een zo groot mogelijke reductie van recidive.
Kunt u de Kamer, gezien het feit dat in het bericht staat dat deze verkrachter zeker twee weken vast zit, garanderen dat deze verkrachter vast blijft zitten tot en met het vonnis zodat hij tot zijn veroordeling geen nieuwe slachtoffers kan maken?
Of een verdachte in voorlopige hechtenis wordt gesteld en gehouden is afhankelijk van de aard en ernst van het strafbare feit waarvan iemand wordt verdacht en de omstandigheden van het individuele geval. Dit besluit is in ons staatsbestel niet toebedeeld aan de regering, maar aan de rechter die hiertoe bekwaam en bij wet bevoegd is.
Deelt u de mening dat criminelen die veroordeeld zijn voor een verkrachting of zedendelict nooit een enkelband mogen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat veroordeelden voor verkrachting minimaal tien jaar onvoorwaardelijk in de cel zouden moeten doorbrengen? Zo ja, wanneer komt u tot het heldere inzicht om minimumstraffen invoeren? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 12 februari 20134 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer op de hoogte gesteld van de intrekking van het wetsvoorstel omtrent het invoeren van minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven. Deze intrekking vond plaats naar aanleiding van de afspraken die zijn gemaakt in het Regeerakkoord dat aan het huidige kabinet ten grondslag ligt. In lijn daarmee acht ik het invoeren van minimumstraffen onwenselijk. Dit delict is vreselijk, maar brengt mij er niet toe een ander standpunt in te nemen.
Het bericht dat de marechaussee bij de Rotterdam The Hague Airport discrimineert |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent het bericht «Ombudsman: marechaussee Rotterdam The Hague Airport discrimineert»?1
Ja.
Zijn u meer signalen bekend, dan deze uitspraak van de Nationale ombudsman, over discriminatie door de Koninklijke Marechaussee op Rotterdam The Hague Airport of andere vliegvelden? Zo ja, waaruit bestaan die signalen? Zo nee, acht u het nodig hier onderzoek naar te laten doen?
Vanaf 2014 tot en met 30 april 2017 zijn er tien klachten met betrekking tot discriminatie op luchthavens ingediend. De klachten hadden betrekking op de uitvoering van marechausseetaken op de luchthavens, niet uitsluitend op het MTV-proces (Mobiel Toezicht Veiligheid). De klachten betreffen twee onderwerpen, te weten het niet of onvoldoende verstrekken van informatie over de controle waardoor de betrokkenreiziger zich gediscrimineerd voelt, en de bejegening door de desbetreffende marechaussee. Het gaat om tien klachten op de miljoenen contacten die de KMar jaarlijks met reizigers op luchthavens heeft. Wij zien daarin geen aanleiding tot nader onderzoek.
Wat doet de Koninklijke Marechaussee om etnisch profileren te voorkomen? Bestaan daar concrete instructies of beleid voor? Zo ja, wat houden die instructies of dat beleid in? Zo nee, acht u het nodig dat dat wel ontwikkeld wordt?
Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. In opleidingen, trainingen en dagelijkse briefings wordt hieraan aandacht besteed. Daarnaast zijn informatie en e-learning modules beschikbaar via de (mobiele) digitale werkplek en worden marechaussees getraind om elkaar aan te spreken op onjuist gedrag. Profileren is een belangrijk middel voor de KMar om informatiegestuurd, professioneel en integer haar taken ten behoeve van de veiligheid van Nederland te verrichten. De KMar werkt bijvoorbeeld met algemene profielen om fenomenen te bestrijden. Deze profielen zijn vertrouwelijk en worden intern gebruikt. Ze berusten op historische ervaringen en cijfers, informatie, inlichtingen en risico-indicatoren. Op basis van deze profielen wordt met behulp van technische middelen bepaald wie wordt gecontroleerd. Ook wordt gekeken naar afwijkingen van de norm, risico-indicatoren en specifieke signaleringen van personen. Het uiterlijk voorkomen (waaronder etniciteit) kan hierbij relevant zijn, maar altijd mede op grond van andere objectieve indicatoren of informatie.
Deelt u de mening van de Nationale ombudsman dat er meer objectieve criteria nodig zijn bij de controles? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
De KMar beziet doorlopend of objectieve criteria moeten worden aangepast en aangevuld om de informatiegestuurde controles zorgvuldig te kunnen uitvoeren en op een juiste manier te kunnen profileren. Hiervoor maakt de KMar gebruik van ervaringsgegevens, analyse en informatie van (inter)nationale partners. Voorts beziet de KMar waar aanvullend beleid nodig is om (de schijn van) etnisch profileren te vermijden. Een concrete aanleiding hiervoor is bijvoorbeeld het rapport «Beslissen in Grensgebieden» van de Universiteit Leiden (april 2016) door professor Maartje van der Woude.
Het bericht 'Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom' |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom»?1
Ja.
Klopt het dat er een nep-explosief in een auto gevonden is die voorheen in het bezit was van Defensie?
Er is inderdaad een voorwerp gevonden dat lijkt op een nep-explosief. De Koninklijke Marechaussee onderzoekt hoe en wanneer het voorwerp in de auto is geplaatst.
Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk, onacceptabel en zeer slordig is dat er een nep-explosief in een voormalige Defensie-auto is blijven liggen toen deze verkocht werd, waardoor na de vondst hiervan de politie en EOD ingeschakeld moesten worden en zeker tien huizen ontruimd werden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er nog meer auto's, waar mogelijk een nep-explosief in ligt, door Defensie verkocht? Indien u dit niet weet, kan dit direct onderzocht worden zodat eventuele autokopers de schrik van hun leven bespaard blijven en er geen huizen ontruimd hoeven te worden, noch een politie- en EOD-circus op touw gezet hoeft te worden, zoals vandaag in Geldrop? Zo nee, waarom niet?
Overtollige roerende zaken worden overgedragen aan de Domeinen Roerende Zaken in Apeldoorn van het Ministerie van Financiën. Materieel dat niet specifiek is ontwikkeld voor militaire doeleinden, zoals het type voertuig waarin een vermeend nep-explosief is gevonden, wordt vervolgens door de Domeinen Roerende Zaken openbaar verkocht. Voordat Defensie voertuigen overdraagt, worden deze ontdaan van defensieartikelen die geen deel uitmaken van het uitrustingspakket van het voertuig.
Kunt u ervoor zorgen dat er in de toekomst geen nep en/of echte explosieven door Defensie achtergelaten worden in auto's die zij verkopen? Zo nee, waarom niet.
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Boodschappen doen op afstand in gevangenis Nieuwegein’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Boodschappen doen op afstand in gevangenis Nieuwegein»?1
Ja.
Deelt u de mening dat gedetineerden moeten eten wat de pot schaft in plaats van dat gedetineerden online of via een supermarkt hun boodschappen kunnen bestellen, omdat hier een totaal verkeerd signaal van uit gaat naar de maatschappij in het algemeen en de slachtoffers van deze criminelen in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft een lijst vastgesteld met producten die te bestellen zijn door gedetineerden. Hier kunnen onder meer ingrediënten voor de bereiding van een simpele maaltijd worden aangeschaft, maar ook andere basisproducten zoals bijvoorbeeld shampoo. Buiten deze lijst om kan niet worden besteld. Er is geen sprake van het online of bij een lokale supermarkt bestellen van producten door gedetineerden.
De Penitentiaire Inrichting in Nieuwegein heeft op dit moment een interne winkel, die door een externe toeleverancier wordt geëxploiteerd. Vanaf 1 juli 2017 neemt de Dienst Justitiële Inrichtingen de belevering van de externe leverancier over. Vanaf die datum worden alle bestellingen van gedetineerden geleverd vanuit zes gedetineerdenwinkels in Nederland en wordt niet meer met externe exploitanten gewerkt.
Wat zijn de regels omtrent de vrije keuze van voeding van gedetineerden in andere landen?
Er zijn grote verschillen wat betreft de keuze van voeding van gedetineerden in andere landen. Meestal is er sprake van een beperkt aanbod van eten waaruit de gedetineerden een keuze kunnen maken.
Vindt u ook dat het doel van een gevangenisstraf vergelding is en dat een gevangenis daadwerkelijk een gevangenis moet zijn en dus niet een verkapt hotel met roomservice? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom is van dat laatste ook geen sprake.
Deelt u de mening dat gedetineerden van het geld dat ze verdienen met werken binnen de gevangenismuren zouden moeten bijdragen in de kosten van hun detentie (waar thans de Nederlandse belastingbetaler voor opdraait) in plaats van tonijn te bestellen? Zo nee, waarom niet?
Ja, maar tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting heeft het kabinet geconstateerd dat hiervoor te weinig draagvlak was. De Ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën hebben uw Kamer daarom bij brief van 20 november 2015 (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 23.) gemeld het wetsvoorstel in te trekken.
Bent u bereid maatregelen te treffen om dit soort bizarre vrijheden van gedetineerden in te perken en gedetineerden gewoon te laten eten wat de pot schaft? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het voorgaande ben ik niet voornemens om de huidige regels ten aanzien van het kopen van benodigdheden in Penitentiaire Inrichtingen te veranderen.
Het bericht ‘Gesmokkelde telefoons kwamen via andere gevangenis’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gesmokkelde telefoons kwamen via andere gevangenis»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er alles aan gedaan moet worden om te voorkomen dat criminelen hun activiteiten vanuit de cel kunnen voortzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
De aanwezigheid van contrabande (verboden goederen zoals drugs, telefoons en wapens), niet-integere gedragingen van het personeel en het voortzetten van crimineel handelen door gedetineerden tijdens hun detentie, ondermijnen de orde en veiligheid in de inrichting.
Binnen de inrichtingen heeft het handhaven van de orde en veiligheid prioriteit, zowel voor de medewerkers als de gedetineerden. De directeur van de inrichting bepaalt welke maatregelen worden genomen om contrabande tegen te gaan.
Om contrabande tegen te gaan heb ik het wetsvoorstel «binnenbrengen verboden voorwerpen in justitiële inrichtingen» in voorbereiding. Met dit wetsvoorstel, wordt het naar binnen brengen van contrabande in inrichtingen strafbaar gesteld. Dit is door mij op 20 april jl. in consultatie gebracht. De strafbaarstelling strekt zich uit over in de vrije maatschappij legale, maar in de inrichting verboden, voorwerpen, zoals mobiele telefoons of informatiedragers.
Om te voorkomen dat criminelen hun activiteiten vanuit de cel kunnen voortzetten zijn maatregelen getroffen waaronder:
Ik heb inmiddels het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie «binnen de muren niet toegestaan» ontvangen en bestudeerd. Dit rapport ziet op VCHD, integriteit van medewerkers en contrabande binnen pi’s. In dit rapport wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Ik zal dit rapport vergezeld van een beleidsreactie snel aan uw Kamer toezenden.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat in elke gevangenis extra maatregelen worden getroffen om het binnensmokkelen van spullen zoveel mogelijk te voorkomen, overeenkomstig de extra maatregelen die worden getroffen in gevangenis De Geerhorst in Sittard zoals het plaatsen van extra detectiepoortjes? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Stroperij met honden |
|
Frank Futselaar |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Zeven windhonden in een auto: politie houdt mogelijke stropers aan»1 en «Ierse stropers jagen met windhonden bij Zaamslag»?2
Ja.
Wat gebeurt er met honden die bij deze incidenten in beslag genomen zijn? Wat is het standaardbeleid in deze?
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kunnen voorwerpen, waaronder volgens de wet ook levende dieren vallen, in beslag worden genomen. De wet somt de gronden daarvoor op. Levende dieren worden door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (zijnde de wettelijk bewaarder van in beslag genomen levende have) vaak bij opslaghouders geplaatst (asielen of dierenpensions). De beslissing wat er met in beslag genomen voorwerpen gebeurt, kan worden genomen door het Openbaar Ministerie of, indien een zaak wordt voorgelegd aan de rechter, door de rechter.
Klopt het dat de honden meestal na enkele dagen worden teruggegeven om financiële redenen (de kosten van de opvang)?
Het Openbaar Ministerie of de rechter beslist wat er met de in beslag genomen honden moet gebeuren. In de meeste gevallen worden deze herplaatst.
Welke straffen kunnen de betreffende stropers tegemoet zien? Hoe wordt hier omgegaan met buitenlandse overtreders?
Het uitoefenen van de jacht met behulp van windhonden (ook wel lange honden genoemd) is bij wet verboden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval – zoals de aard en de ernst van de overtreding, het gedrag van de overtreder en de vraag of de overtreding gebeurt in een georganiseerd verband – kan het Openbaar Ministerie besluiten tot strafrechtelijke vervolging, waarbij ter terechtzitting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist kan worden. Het formeel-juridische karakter van wildstroperij kan zich uiten in de vorm van één of meerdere verschillende strafbare feiten, zoals het verbod om dieren te doden (strafbaar gesteld in Wet natuurbescherming). Het bepalen van de strafmaat hangt hiermee samen. Het is vervolgens aan de rechter om te bepalen welke strafmaat aan de betreffende stropers wordt opgelegd.
Voor strafbare feiten die begaan worden op Nederlands grondgebied geldt de Nederlandse rechtsmacht en zal vervolging conform nationale wetgeving plaatsvinden.
Signaleert u een toename van het aantal gevallen van stropen met lange honden en is er sprake van georganiseerde «wedstrijden»?
Een toename van het aantal gevallen van stropen met lange honden en van het organiseren van «wedstrijden» is mij niet bekend.
Is er een toename van het aantal gepakte stropers? Hoeveel waren dit er in 2016 en in de jaren daarvoor?
Er wordt geen centrale registratie bijgehouden van het aantal gepakte stropers. Omdat wildstroperij geen afzonderlijk in de wet opgenomen strafbaar feit is, zoals omschreven onder antwoord 4, worden stroperijdelicten niet apart geregistreerd in de registraties van politie en justitie. Er is daarom geen indicatie te geven over het aantal gepakte stropers. Een toename van het aantal gepakte stropers is mij niet bekend.
Onderschrijft u dat de handhaafcapaciteit krap is gezien de toename van incidenten (zoals stroperij / drugsafval) in het buitengebied?
De handhaafcapaciteit wordt door mij als voldoende beschouwd. Er is derhalve geen aanleiding op de handhaafcapaciteit in het buitengebied te intensiveren.
Bent u bereid een inspanning te leveren om de handhaafcapaciteit in het buitengebied te intensiveren?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht: “Magere score voor politie in de buurt” |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Magere score politie in de buurt»?1
Ja.
Klopt het dat burgers nergens zo ontevreden zijn over het functioneren van de politie in hun buurt als in Zuid-Limburg? Zo nee, waarom niet?
Uit de cijfers van het CBS-onderzoek blijkt dat de tevredenheid over het totale functioneren van de politie door heel Nederland is gestegen, ook in Limburg. Zoals bij ieder vergelijkbaar onderzoek is er ook een regio waar de score relatief het laagst is. Het is correct dat in de uitkomsten van dit onderzoek dat voor de regio Zuid-Limburg het geval is.
Denkt u net als de CBS-onderzoeker die wordt genoemd in het artikel, dat het te maken heeft met ervaren overlast zoals drugstoerisme en -criminaliteit? Zo nee, waarom niet?
De CBS-onderzoeker geeft in het artikel aan geen eenduidige verklaring voor de scores in Limburg te hebben. De analyse geeft inzicht in de tevredenheid van burgers over het totale functioneren van de politie, die gemiddeld genomen is toegenomen. Uit de uitkomsten is echter niet op te maken wat maakt dat de ene regio hoger scoort dan de andere.
Wordt dit soort criminaliteit wel effectief aangepakt aangezien het percentage tevreden mensen in die regio’s lager ligt dan het landelijk gemiddelde en het percentage in politieregio Maastricht/Sittard-Geleen zelfs een daling laat zien?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer wordt in die regio’s eindelijk eens het juiste aantal wijkagenten ingezet?
Zoals uw Kamer in november jl. is geïnformeerd,2 is het de opdracht van de korpschef voor eind 2017 een bezetting van de wijkagentenfunctie van 97% te realiseren. Daarnaast wordt de gebiedsgebonden politiezorg versterkt en is er altijd een aanspreekpunt voor zowel de burger als het lokaal gezag.
Welke maatregelen gaat u nemen om de tevredenheidsscore over de politie in deze regio’s omhoog te krijgen?
Dienstverlening waarbij de burger centraal staat is van groot belang voor het vertrouwen van de samenleving in de politie. De toegankelijkheid van de politie staat daarbij voorop. Naast zichtbare aanwezigheid zet de politie hierop in door via andere kanalen met de burger in contact te treden. Op die manier sluit de dienstverlening van de politie beter aan bij de moderne tijd.3 Het is goed om te zien dat de tevredenheid aan het toenemen is.
De roofmoord op een Nederlander in Zuid-Afrika |
|
Raymond de Roon (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat een 55-jarige Nederlander op zijn boerenerf in Zuid Afrika is beroofd en vervolgens bruut vermoord?1
Ja.
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat het aantal «plaasmoorde» de laatste tijd flink is gestegen?
Het kabinet kan wegens het ontbreken van eenduidige officiële cijfers niet bevestigen dat er sprake is van een toename van het aantal moorden op boerderijen in Zuid-Afrika. Zuid-Afrikaans overheidsonderzoek biedt echter wel een verklaring voor deze moorden. Bij roofovervallen op boerderijen wordt vaak grof geweld gebruikt, regelmatig met de dood tot gevolg. Soms spelen andere motieven dan roof een rol, zoals verstoorde werkrelaties. Daarnaast geldt in algemene zin dat boeren een kwetsbare groep vormen door de vaak geïsoleerde ligging van boerderijen. Hierdoor is weinig steun of bescherming in de buurt en duurt het relatief lang voordat de veiligheidsdiensten ter plaatse zijn.
In hoeveel procent van de gevallen leiden de gruwelijke moorden, op veelal blanke boeren, daadwerkelijk tot een veroordeling?
Officiële cijfers van overheidsinstanties hierover zijn moeilijk te achterhalen omdat de Zuid Afrikaanse overheid moorden op (blanke) boeren niet separaat registreert en onderscheidt van andere moorden. Wel doen maatschappelijke organisaties onderzoek. Zo heeft bijvoorbeeld «AfriForum» tijdens het United Nations Forum for Minority Issues in november 2015 een rapport aangeboden aan de Verenigde Naties. Dit rapport beschrijft dat na moorden op Zuid-Afrikaanse boeren slechts een beperkt aantal verdachten wordt gearresteerd en een nog kleiner aantal veroordeeld. Bij de 40 moordzaken die «AfriForum» heeft onderzocht, waren in totaal 150 verdachten betrokken. Hiervan is uiteindelijk 39 procent aangeklaagd en is 23 procent schuldig bevonden en veroordeeld.2
Bent u bereid het politieonderzoek op de voet te volgen en ervoor te zorgen dat het onderzoekdossier niet naar Afrikaans gebruik onder een dikke laag stof verdwijnt?
De Nederlandse Ambassade in Pretoria staat in contact met de politie van Barberton, het Zuid-Afrikaanse politiekorps dat de moord onderzoekt. Tevens heb ik dit aan de orde gesteld tijdens mijn bezoek aan Zuid-Afrika. Ook staat de Nederlandse politie in contact met de Zuid-Afrikaanse politie om gericht en vanuit een professionele en deskundige achtergrond de zaak te kunnen begeleiden en te volgen. Zowel de ambassade als de Nederlandse politie blijven dit onderzoek op de voet volgen.
Op welke wijze gaat u de druk opvoeren bij de Zuid-Afrikaanse regering om de Nederlandse boerengemeenschap in Zuid-Afrika te behoeden voor nog meer bloedvergieten?
De Zuid-Afrikaanse overheid neemt zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid en voor het (preventief) bestrijden van misdaad serieus. De Nederlandse ambassade in Pretoria onderhoudt contacten met de relevante Zuid-Afrikaanse autoriteiten en bovendien is sprake van goede samenwerking met de Zuid-Afrikaanse politie op het gebied van misdaadbestrijding. Wanneer nodig, worden zorgen over openbare orde en veiligheid in het kader van die samenwerking aan de orde gesteld en geadresseerd. Daarnaast is de mensenrechtensituatie in Zuid-Afrika, inclusief misdaadbestrijding, vast onderwerp van gesprek tijdens de jaarlijkse EU-Zuid-Afrika mensenrechtendialoog.
Deelt u de mening dat Zuid-Afrika niet alleen economisch maar qua goed bestuur steeds verder wegzakt door jaren van ANC-bewind?
Het kabinet constateert dat Zuid-Afrika sinds de eerste democratische verkiezingen van 1994 enorme stappen voorwaarts heeft gemaakt naar een minder ongelijke samenleving. Het heeft een progressieve Grondwet, sterke instellingen, zoals onafhankelijke rechtspraak en pers, en een goed ontwikkelde en diverse economie. Tegelijk kent Zuid-Afrika serieuze uitdagingen op economisch, sociaal en bestuurlijk terrein. Ik heb tijdens mijn gesprek op 11 april met de Minister van Buitenlandse Zaken Nkoana-Mashabane de hoop en verwachting uitgesproken dat Zuid-Afrika die uitdagingen te boven zal komen, gebruikmakend van de kracht van bestaande instituties en met respect voor de rechtsstaat.
De knelpunten bij het afpakken van crimineel vermogen |
|
Michiel van Nispen |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een financieel rechercheur de noodklok luidt over het afpakken van crimineel vermogen?1 Bent u bereid hierop te reageren en een afschrift van deze reactie ook aan de Tweede Kamer te doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het beeld dat het bericht oproept dat het in Nederland slecht is gesteld met het afpakken van crimineel vermogen herken ik niet.
In het bericht wordt op drie aspecten ingegaan: 1) buitenlands crimineel vermogen en de rechtshulp in strafzaken; 2) het zicht op witwasrisico’s en crimineel vermogen; en 3) de samenwerking tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de Belastingdienst bij het afpakken van crimineel vermogen.
Nederland heeft een uitgebreid wettelijk instrumentarium om crimineel vermogen af te kunnen pakken en loopt daarbij (soms ver) vooruit op de meeste landen binnen en vooral ook buiten Europa. Dit kent ook zijn beperkingen, in die zin dat sommige instrumenten in het buitenland niet worden erkend en dus in de gevallen van in het buitenland gestald vermogen niet kunnen worden ingezet. Nederland zet zich dan ook actief in om verdergaande wederzijdse erkenning van confiscatiemogelijkheden binnen Europa te bewerkstelligen. Ten aanzien van de inspanningen om de samenwerking buiten Europa verder te versterken heb ik uw Kamer bij het Algemeen Overleg criminaliteitsbestrijding van 2 februari jl. toegezegd hierover vóór de zomer een Kamerbrief te sturen.
Met betrekking tot het in het bericht aangehaalde rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2013, waarin is gesteld dat de Minister van Financiën en ik geen inzicht zouden hebben in de voornaamste witwasrisico’s, verwijs ik naar mijn reactie op de vragen die uw Kamer heeft gesteld naar aanleiding van dat rapport (Kamerstukken II, 2014/15, 31 477, nr. 8). In aanvulling daarop merk ik op dat het afgelopen jaar weer meer crimineel vermogen is afgepakt. Daarnaast zijn er meerdere analyses beschikbaar, of zullen op korte termijn beschikbaar zijn, die inzicht geven in witwasrisico’s en de hoogte van het crimineel vermogen. Ik noem het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit dat voor de zomer van 2017 zal verschijnen en de analyses van de Financial Intelligence Unit (FIU). Tot slot wordt, in opdracht van de Minister van Financiën en mijzelf, door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum onderzoek gedaan naar de aard en omvang van witwassen en wordt een National Risk Assessment uitgevoerd. Ten aanzien van het derde punt verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Zijn er, sinds de «onvoldoende» van de commissie-Oosting voor het nieuwe protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (AAFD), nog verbeteringen aan dat protocol en dus de samenwerking tussen de Belastingdienst en het openbaar ministerie aangebracht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke zijn dat en is al duidelijk of deze effect hebben?
In de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van 16 december 20162 is gemeld hoe is omgegaan met de aanbevelingen van de commissie Oosting. Ook dit punt, het protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Protocol AAFD), is in die brief behandeld. De commissie was van mening dat het toepassingsbereik van het Protocol AAFD onduidelijk is. Zoals in die brief is uiteengezet is die onduidelijkheid beëindigd door in de Aanwijzing afpakken, die op 1 januari 2017 in werking is getreden, en de bijbehorende interne OM Instructie voor te schrijven dat het voornemen van het OM tot het aangaan van een schikking of het aanbieden van een transactie, moet worden gemeld aan de Belastingdienst bij schikkingen en transacties van € 5.000 tot € 100.000, dan wel dat daarover moet worden afgestemd tussen het OM en de Belastingdienst bij schikkingen en transacties van € 100.000 of meer. Ook moet in het dossier worden vastgelegd dat deze melding of afstemming heeft plaatsgevonden. Hiermee wordt het melden aan dan wel afstemmen met de Belastingdienst generiek verplicht gesteld.
Verder is in de beantwoording van de door uw Kamer gestelde Kamervragen over de samenwerking tussen de Belastingdienst en het OM bij het afpakken van crimineel vermogen op 21 november 20163 aangegeven dat het OM en de Belastingdienst met elkaar in gesprek blijven om elkaars mogelijkheden bij het afpakken van crimineel verkregen vermogen respectievelijk het innen van de belastingschuld zo goed mogelijk te benutten. Zo heeft er eind maart 2017 een bijeenkomst plaatsgevonden tussen landelijke en regionale vertegenwoordigers van het OM en de Belastingdienst, waarbij de kansen en ervaringen die regionaal worden opgedaan alsmede het nader informeren over elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden zijn besproken. Medio mei zal een landelijke werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het OM en de Belastingdienst, de verbeterpunten die tijdens de bijeenkomst aan de orde zijn gekomen nader beoordelen op werkbaarheid teneinde de samenwerking effectiever en efficiënter te maken.
Wat is uw reactie op de ervaring van de financieel rechercheur dat de samenwerking tussen de Belastingdienst en het openbaar ministerie op het gebied van afpakken van crimineel verkregen vermogen nog steeds onvoldoende is? Kunt u daarbij ook aangeven wat u vindt van zijn suggestie om deze samenwerking structureel te maken?
Zoals in de beantwoording van de door uw Kamer gestelde Kamervragen in november 20164 aangegeven, heb ik niet het beeld dat het OM en de Belastingdienst onvoldoende doen om de samenwerking op dit terrein te bevorderen. Ik wijs in dit verband ook op de bijeenkomsten genoemd in het antwoord op vraag 2.
Erkent u dat rechercheurs meer ruimte zouden moeten krijgen voor het rechercheren naar onderliggende witwasprocessen en witwasstructuren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen koppelt u hieraan?
Het is belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar onderliggende witwasprocessen en witwasstructuren. De bestrijding van witwassen is ook één van de prioriteiten in de Veiligheidsagenda. Het verbeteren van het financieel rechercheren binnen de Nationale Politie heeft de aandacht van de korpsleiding en krijgt inhoud middels instroom van hoger opgeleide specialisten.
Herkent en erkent u de problemen die financieel rechercheurs ondervinden als zij te maken krijgen met criminelen die gebruikmaken van bankrekeningen in landen waar een bankgeheim is of waarmee geen rechtshulpverdrag is afgesproken? Hoe wordt hier in Nederland mee omgegaan?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1 en de brief die op dit punt is toegezegd.
Wat is uw reactie op de beschrijving van verschillende manieren die via het buitenland ter beschikking staan aan criminelen om crimineel verkregen vermogen weg te sluizen en wit te wassen?2 Wat doet en kan Nederland hier op dit moment tegen betekenen? Welke knelpunten worden daarbij ervaren en hoe worden of kunnen deze worden opgelost?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1 ten aanzien van de problematiek van buitenlands crimineel vermogen en de internationale rechtshulp in strafzaken. Zoals ik in het antwoord reeds heb vermeld, zal ik in de door mij toegezegde brief ingaan op inspanningen om met name de samenwerking tussen jurisdicties buiten Europa verder te versterken.
In hoeverre klopt het dat de Nederlandse politie geen informatie over criminele cliënten van notarissen of advocaten krijgt wegens het verschoningsrecht? Is dit ook onderwerp van gesprek tussen advocaten, notarissen en het openbaar ministerie?
Over de werking van het verschoningsrecht, de verhouding met het opsporingsbelang en de ontwikkelingen op dit terrein verwijs ik naar de brief van mijn voorganger aan uw Kamer van 24 november 2015.6
Klopt het dat de relatief lange doorlooptijden van rechtshulpverzoeken ervoor zorgen dat het rechercheren van buitenlandse geldstromen extra wordt bemoeilijkt? Hoe wordt hiermee omgegaan?
Het is geen geheim dat strafrechtelijke onderzoeken buiten de eigen jurisdictie de nodige moeilijkheden met zich mee kunnen brengen. Met het ene land verloopt de samenwerking makkelijker dan met het andere. Dat is van meerdere factoren afhankelijk, zoals de stand van de wetgeving in het andere land en de mate waarin rechtssystemen op elkaar aansluiten. Het zal per zaak verschillen hoe hiermee wordt omgegaan. In de praktijk zijn de nodige (informele) netwerken opgericht die tot doel hebben het formele rechtshulpverkeer te bespoedigen. Ik wijs op het internationale CARIN netwerk voor ontnemingsdeskundigen, het Asset Recovery Office netwerk, het FIU.Net en Egmont Secure Web. Daarbij spelen ook instanties als Europol, Interpol, Sirene en Liaison Officers in het buitenland en in Nederland, evenals centrale autoriteiten voor internationale rechtshulp, een belangrijke rol.
De verkoop van lockpick guns |
|
Ronald van Raak |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de zorgen dat inbrekers op internet eenvoudig en voor een zacht prijsje apparaten kunnen kopen waarmee ze gemakkelijk sloten kunnen openen?1
Ik ben bekend met het online aanbod en deel de zorgen over het malafide gebruik van dit soort apparatuur.
Hoe rijmt u de verkoop op internet van dit soort apparaten met de overheidscampagne voor inbraakpreventie, die burgers juist moet wapenen tegen inbrekers?2
De campagne heeft tot doel om burgers alert te maken op de risico’s en hen aan te sporen om preventieve maatregelen te nemen om een woninginbraak te voorkomen. Hierbij is het Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW) een belangrijk middel. Het PKVW werkt vanuit een totaalconcept om nieuwe inbraakmethoden preventief tegen te gaan, door onder andere verlichting bij de voordeur en achterdeur te adviseren, bewoners te informeren over organisatorische maatregelen (zoals waardevolle spullen uit het zicht plaatsen) en hang- en sluitwerk te certificeren.
Bent u bereid de vrije verkoop van dit soort apparaten voor inbrekers te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Huidige wetgeving biedt voldoende mogelijkheden om de voorbereiding van een woninginbraak, waarbij gebruik gemaakt wordt van dit soort apparatuur, te sanctioneren. In de model APV is het vervoer van inbrekerswerktuig op een openbare plaats strafbaar gesteld (art. 2:44 i.c.m. art. 6:1). Binnen het strafrecht kan de politie handhaven middels de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen van woninginbraken (art. 446/311 WvSR). Voor de volledigheid wil ik u wijzen op de aanscherping van de richtlijn voor strafvordering inbraak/insluiping in woning uit 2015. Tevens heeft mijn voorganger uw Kamer toegezegd een wetsvoorstel voor te bereiden3, waardoor voorbereidingshandelingen op een woninginbraak ook buiten de voor de nachtrust bestemde uren strafbaar worden.
Verhandelbare spionagesoftware en de persoonlijke levenssfeer |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Geavanceerde spionagesoftware duikt ook bij Android op»?1
Ja.
Is u bekend of spionagesoftware verhandeld wordt door private partijen voor de Nederlandse markt? Zo ja, hoe gebeurt dit?
Ik ben ermee bekend dat er private partijen zijn die apparatuur/software verkopen die ook voor spionagedoeleinden gebruikt kan worden. Zolang die middelen en diensten niet bij wet of enig ander voorschrift verboden zijn, kan daar echter niet strafrechtelijk tegen worden opgetreden. Zoals gezegd kennen veel producten zowel een legale als een illegale toepassing en zijn daardoor niet eenvoudig bij wet te verbieden. Denk aan de analogie van parental-control-software, die voor legale en illegale doelen valt aan te wenden.
Is u bekend of spionagesoftware in Nederland door private partijen wordt ingezet om (andere) burgers, bedrijven en de overheid te bespioneren? Zo ja, hoe gebeurt dit?
Het is algemeen bekend dat private partijen, zoals bedrijven, ook in sommige gevallen aan bedrijfsspionage doen. In de gevallen dat zij daarbij strafrechtelijke normen overtreden, zoals het verbod op het plegen van computervredebreuk, kan dit leiden tot een aangifte van het bespioneerde bedrijf.
Er zijn slechts zeer weinig aangiftes bekend waarin sprake was van de inzet van software waarmee wederrechtelijk informatie van gebruikers van computers werd afgevangen ten behoeve van (economische) spionagedoeleinden die werd ingezet door een andere private partij. Anderzijds is wel bekend dat de software waarmee dit mogelijk is (bijvoorbeeld keyloggers, software om wachtwoorden te verzamelen, remote access tools) steeds eenvoudiger beschikbaar komt voor gebruikers die deze software voor diverse doeleinden willen inzetten. Deze software en in sommige gevallen zelfs het hacken van het potentiele slachtoffer, wordt aangeboden als «cybercrime as a service».
In Nederland wordt onder leiding van het Openbaar Ministerie steeds vaker strafrechtelijk onderzoek gedaan naar cybercrime. In die onderzoeken is in de meeste gevallen niet allereerst bedrijfsspionage, maar financieel gewin het oogmerk. Middelen die daartoe worden gebruikt zijn onder meer het afpersen van bedrijven, het wegsluizen van gelden door rekeningnummers van crediteuren te wijzigen of het versleutelen van bestanden en vervolgens geld eisen om die bestanden weer beschikbaar te maken.
Bent u tevreden met het huidige toezicht op «spyshops» en andere private (internet-)verkooppunten van spionagemiddelen?
Bij een vermoeden of verdenking van een strafbaar feit kunnen politie en het openbaar ministerie strafrechtelijk handhaven. In het kader van een bestuurlijk signaal van het RIEC Amsterdam Amstelland over spyshops wordt dit voorjaar door mijn ambtenaren een expertsessie georganiseerd met medewerkers van politie, OM, RIECs, LIEC, gemeenten en het departement zelf om te bezien of extra mogelijkheden voor handhaving wenselijk en mogelijk zijn.
Bent u bereid u maximaal in te zetten om te zorgen dat de persoonlijke levenssfeer van burgers zo goed mogelijk wordt beschermd tegen het gebruik van spionagesoftware en soortgelijke middelen door private partijen? Zo ja, wat kunt u hier concreet nog meer tegen doen?
Het Kabinet investeert in samenwerking met de private sector in nationale trajecten die specifiek gericht zijn op de ontwikkeling van preventieve maatregelen, zoals veilige hard- en software, veilige standaarden, abuse-bestrijding. Daarnaast zet het kabinet in op het verhogen van de awareness bij burgers en bedrijven met instrumenten als veiliginternetten.nl en Alert Online.
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Voorts wordt per 25 mei 2018 de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Dat betekent dat er vanaf die datum dezelfde privacywetgeving geldt in de hele Europese Unie (EU). De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt dan niet meer. De AVG zorgt onder meer voor versterking en uitbreiding van privacyrechten; meer verantwoordelijkheden voor organisaties en dezelfde, stevige bevoegdheden voor alle Europese privacytoezichthouders.
Welke mate van zekerheid aangaande spionagesoftware kunt u bieden aan gebruikers van smartphones en vergelijkbare apparaten zoals smart-TVs?
Ik kan die zekerheid niet bieden. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5.
Ziet u een behoefte aan additionele instrumenten om de persoonlijke levenssfeer te beschermen tegen gebruik van spionagesofware en soortgelijke middelen door private partijen?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5.
De handel in gestolen spullen door asielzoekers |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Asielzoekers verhandelen gestolen spullen op het Asielzoekerscentrum (AZC) Delfzijl»?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Hoe is het mogelijk dat asielzoekers de mogelijkheid krijgen een zwarte markt op te richten in een AZC? Waarom worden deze stelende nepvluchtelingen niet onmiddellijk opgepakt en uitgezet?
Een opvanglocatie van het COA hoort geen plek te zijn waar gestolen goederen worden verhandeld. Wanneer dit wel gebeurt is dit niet acceptabel en worden er gepaste maatregelen genomen. In het algemeen geldt uiteraard dat als medewerkers van het COA concrete signalen of vermoedens hebben van een strafbaar feit of andere misstanden binnen een opvanglocatie zij direct melding of aangifte doen bij de politie.
Bij medewerkers van het COA werkzaam in de opvanglocatie in Delfzijl waren voor de publicatie van het bericht, waar in vraag 1 naar wordt verwezen, geen signalen bekend van de verkoop van gestolen goederen. Ook de gesprekken die het COA sindsdien heeft gevoerd met de bewoners hebben vooralsnog niet geleid tot signalen die voldoende concreet zijn voor de politie en het openbaar ministerie om onderzoek te doen.
Ik heb het COA gevraagd om bewoners van de opvanglocaties te wijzen op de in Nederland geldende regels over de verkoop van gestolen goederen. Het COA in Delfzijl blijft met bewoners in gesprek om te achterhalen of er concrete informatie en aanwijzingen zijn over de verkoop van gestolen goederen in die locatie. Als hier concrete aanwijzingen uit naar voren komen dan zal dit worden gedeeld met de politie. Daarnaast heb ik het COA gevraagd om extra scherp te zijn op de toepassing van het bezoekersreglement dat binnen iedere opvanglocatie wordt gehanteerd.
Hoe legt u aan de Nederlandse bevolking uit, dat u voor de opvang van een asielzoeker jaarlijks ongeveer € 3.6000 belastinggeld vraagt, waarna u laat gebeuren dat de asielopvang wordt omgetoverd in een roversnest?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de problemen ontkent, terwijl journalisten bijvoorbeeld gestolen iPhone’s, sportschoenen en laptops krijgen aangeboden in genoemde AZC? Hoe lang gaat u deze struisvogelpolitiek nog voortzetten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Tot een asielstop ben ik niet bereid. Ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Overigens zou een asielstop strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk tref ik gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
Het achterblijven van het bestrijden van witwassen |
|
Renske Leijten , Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Nederland internationaal gezien achter blijft als het gaat om de bestrijding van witwasrisico’s?1 Wat zijn hier de oorzaken van?
Ik verwijs u in dit verband naar de antwoorden op vragen 1, 3 en 8 van het lid Nijboer over het bericht «Ons land «witwasrisico»» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1951).
Kunt u puntsgewijs reageren op de conclusies van de organisatie Transparency International en aangeven hoe Nederland hiermee aan de slag gaat of mee aan de slag is? Kunt u daarbij ook aangeven op welke manier daar invulling aan wordt of zal worden gegeven?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de uitspraak van één van opstellers van het rapport, de heer Streiff, namelijk dat financieel dienstverleners in Nederland klantonderzoek nog onvoldoende serieus nemen? Wat zijn daar de redenen van?
Voor een toelichting op de verplichting voor banken en andere financiële ondernemingen om cliëntenonderzoek te verrichten, wordt in de eerste plaats verwezen naar de beantwoording van vraag 2 van het lid Nijboer over het bericht «Ons land «witwasrisico»».
Financiële ondernemingen moeten hun bedrijfsvoering, procedures en processen zodanig inrichten dat deze zijn afgestemd op de risico’s verbonden aan hun dienstverlening, op een type cliënt en op de individuele cliënt, een product en op de locatie van de cliënt of dienstverlening. Dat vergt een individuele, periodieke risicoanalyse van de instellingen. Daardoor wordt de risicogebaseerde benadering door instellingen onder omstandigheden als gecompliceerd ervaren.
Tegelijkertijd wordt een risicogebaseerde aanpak in het voorkomen van het gebruik van het financieel stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme wereldwijd als het meest effectief en efficiënt beschouwd. De risicogebaseerde aanpak volgt uit de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) en komt ook in de Europese anti-witwasrichtlijnen nadrukkelijk tot uitdrukking. Bovendien biedt de risicogebaseerde aanpak instellingen de ruimte om in geval van lager risico met minder verregaande maatregelen te volstaan.
De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) houden toezicht op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) door banken en andere financiële ondernemingen en dienstverleners. In dit kader wordt doorlopend aandacht gevraagd voor de naleving van de verplichtingen uit de Wwft, onder meer door middel van voorlichting, leidraden, guidance en factsheets. Zo heeft DNB «good practices» gepubliceerd met betrekking tot de systematische analyse van integriteitsrisico’s, waaronder de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme, die door de onder DNB toezicht staande financiële ondernemingen moet worden uitgevoerd.2
In de uitoefening van het toezicht worden met enige regelmaat tekortkomingen in de naleving van de Wwft door banken en andere financiële ondernemingen geconstateerd. Hoewel de naleving van de Wwft nog aandacht en verbetering behoeft, wordt de algemene constatering dat financiële instellingen in Nederland het cliëntenonderzoek onvoldoende serieus nemen, niet gedeeld.
Zal er onderzoek worden gedaan naar de misstanden bij ING om te achterhalen hoe dit heeft kunnen gebeuren en wat nodig is om dergelijke situaties te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
DNB houdt toezicht op ING en heeft aangegeven alle relevante signalen in haar toezicht te betrekken en nader onderzoek te verrichten en maatregelen te treffen daar waar dat nodig is. In verband met de wettelijke geheimhoudingsplicht kan DNB geen verdere uitspraken doen over individuele instellingen onder haar toezicht.
Welke trends vallen waar te nemen wanneer het gaat om transacties met door corruptie verkregen gelden en/of witwassen? Is het aantal situaties de afgelopen jaren toe- of afgenomen?
Een duidelijke trend die valt waar te nemen als het gaat om transacties met door corruptie verkregen gelden of andere transacties die verband houden met witwassen, is de toenemende internationale context waarbinnen de diverse vormen van criminaliteit zich voordoen. Navraag bij de FIOD leert dat zowel corruptie, als witwassen steeds vaker grensoverschrijdend plaatsvinden. Op Europees niveau is hier dan ook rekening mee gehouden, waaronder bij het vaststellen van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Zo voorziet deze richtlijn in aanvullende bepalingen met betrekking tot samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de Financiële inlichtingen eenheden (FIU’s) van de verschillende lidstaten.
Een andere trend betreft de rol die technologische ontwikkelingen spelen bij transacties met door corruptie verkregen gelden en witwassen. In het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie dat strekt tot wijziging van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn3 wordt dit nadrukkelijk geadresseerd. Zo beoogt dit richtlijnvoorstel platforms voor het omwisselen van virtuele valuta en zogenaamde «wallet providers» binnen de reikwijdte van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn te brengen. Ook is voorgesteld de verplichtingen voor het verrichten van cliëntenonderzoek in het geval gebruik wordt gemaakt van bepaalde prepaid betaalmiddelen aan te scherpen.
Het snel kunnen inspelen op trends is cruciaal voor de bestrijding van witwassen en andere vormen van criminaliteit. In Nederland gebeurt dit onder meer binnen het Financieel Expertisecentrum (FEC). Binnen dit samenwerkingsverband werken de Financiële inlichtingen eenheid (ook wel Financial Intelligence Unit, FIU-Nederland), de AFM en DNB samen met de FIOD, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en de Nationale Politie om de integriteit van de financiële sector te versterken.
Deelt u de mening van hoogleraar Koelewijn dat het lastig is voor financiële instellingen om goed onderzoek te doen? Zo ja, hoe komt dat en wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke effecten zijn waar te nemen na maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van de Panama Papers en intrekken van vergunningen van trustkantoren?
De Wwft-toezichthouders hebben de signalen die naar voren kwamen uit de berichtgeving rond de Panama Papers betrokken bij de uitvoering van hun toezicht. Op basis van de openbaar gemaakte gegevens is door hen (data)onderzoek verricht en is in een aantal gevallen handhavend opgetreden. Ook zijn aangiften gedaan bij het OM. Daarnaast heeft DNB enkele vergunningen van trustkantoren ingetrokken.
Navraag bij DNB leert dat zestig trustkantoren in de afgelopen drie jaar hun vergunning bij DNB hebben ingeleverd. DNB constateert dan ook dat de aanscherping van het toezicht op trustkantoren ertoe heeft geleid dat trustkantoren vaker hun dienstverlening beëindigen, dan wel hun zaken versneld op orde brengen.
DNB is voorts een themaonderzoek gestart naar agressieve belastingplanning en klantanonimiteit. Daarbij doet DNB onderzoek naar de betrokkenheid van financiële instellingen bij het faciliteren van financiële constructies die de zichtbaarheid van klanten voor overheidsinstanties kunnen belemmeren. DNB verwacht van financiële instellingen dat zij in hun beoordeling van de risico’s verbonden aan een individuele cliënt oog hebben voor de problematiek die in de Panama Papers naar voren is gekomen. De uitkomsten van dit themaonderzoek zullen later dit jaar gepubliceerd worden.
Wat is uw opvatting over de suggestie om het vrije verkeer van kapitaal al dan niet tijdelijk aan banden te leggen wanneer er sprake is van door corruptie verkregen geld en/of witwassen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Beperkingen van het vrij verkeer in kapitaal zijn slechts bij uitzondering mogelijk. Aan de mogelijkheid van grensoverschrijdende investeringen en beleggingen, alsmede grensoverschrijdend betalingsverkeer, wordt groot belang gehecht. Desalniettemin is het op basis van bestaande (Europese) wet- en regelgeving reeds mogelijk om te voorzien in maatregelen als confiscatie en beslaglegging, wanneer er sprake is van corruptie of witwassen.
Is het wettelijk verboden voor financiële instellingen om hun medewerking te verlenen aan transacties waarbij hoogstwaarschijnlijk sprake is van corruptie en/of witwassen? Zo nee, waarom niet?
Indien een instelling het Wwft cliëntenonderzoek niet naar behoren heeft kunnen verrichten, is het verboden om een zakelijke relatie aan te gaan met een cliënt of een incidentele transactie te verrichten ten behoeve van een cliënt. Een transactie mag in geen geval plaatsvinden als daarmee een strafbaar feit wordt begaan of gefaciliteerd. DNB en de AFM beoordelen in de uitoefening van hun toezicht of financiële ondernemingen deze wettelijke verplichtingen naleven en zij kunnen tegen overtreding bestuursrechtelijk optreden. Het Openbaar Ministerie kan daarnaast strafrechtelijk optreden.
Op welke manier zal volgens u het ultimate beneficial owners (UBO)-register bijdragen aan het wegnemen van witwasrisico’s?
Het verhullen van de werkelijke aard of herkomst van opbrengsten die uit enig misdrijf zijn verkregen is ernstig ontwrichtend voor de samenleving. Bekend is dat personen die betrokken zijn bij witwassen vaak gebruik maken van juridische structuren om buiten het zicht van onder meer de autoriteiten te blijven en ongestoord van het wederrechtelijk verkregen vermogen te kunnen genieten. Het is dan ook van groot maatschappelijk belang dat daders van witwassen hun identiteit niet verborgen kunnen houden achter verhullende juridische structuren. Het op grond van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn door Nederland verplicht te houden UBO-register is bedoeld om inzichtelijk te maken wie de uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) zijn van ondernemingen en rechtspersonen die in Nederland zijn opgericht. Het UBO-register zal naar verwachting een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van meer transparantie over UBO’s van ondernemingen en rechtspersonen. Zodoende wordt beoogd de integriteit van het financieel stelsel te beschermen tegen witwassen en alle daarmee verband houdende basisdelicten zoals corruptie, fiscale misdrijven en fraude, alsook tegen het financieren van terrorisme.
Welke rol ziet u weggelegd voor een centraal aandeelhoudersregister zoals beschreven in de initiatiefnota «Het centraal aandeelhoudersregister in de strijd tegen witwassen»?2
Een centraal aandeelhoudersregister is bedoeld om bij te dragen aan de transparantie van informatie over wie als aandeelhouders aan BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s zijn verbonden. Die informatie biedt aanknopingspunten voor nader onderzoek bij een verdenking van malafide transacties. Het kabinet heeft reeds opgemerkt dat dit een voordeel is.5
Kunt u een laatste stand van zaken geven van de uitvoering van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het rapport «Bestrijden witwassen: stand van zaken 2013», waaruit toen al is gebleken dat er geen zicht was op de risico’s en de resultaten? Welke successen zijn daarna geboekt? Welke knelpunten worden nog ervaren en wat wordt daaraan gedaan?3
Sinds 2013 zijn verschillende initiatieven genomen om het inzicht in de risico’s op witwassen, alsmede de resultaten van het voorkomen daarvan, te vergroten. Zo is in oktober 2015 een eerste beleidsmonitor witwassen opgeleverd met betrekking tot de resultaten over de periode 2010–2013. Uw Kamer heeft deze monitor ontvangen, alsook de beleidsreactie daarop.7 Daarnaast zal dit jaar een eerste nationale risicoanalyse worden opgeleverd. Een tweede nationale risicoanalyse zal daarop volgen. Ook wordt momenteel een tweede beleidsmonitor uitgevoerd met betrekking tot de periode 2013–2016, die naar verwachting eind 2017 zal worden afgerond. Een derde beleidsmonitor zal over twee jaar volgen. Tevens zal dit jaar de nationale dreigingsbeeldanalyse worden uitgebracht waar ook het onderwerp witwassen aan de orde zal komen. Uw Kamer zal over al deze rapporten en de opvolging ervan worden geïnformeerd.
De vondst van een dood en ernstig verwaarloosd paard in Deurne (Noord-Brabant) |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht op Animals Today over een dood en ernstig verwaarloosd paard dat aangetroffen is op het terrein van een beruchte Brabantse familie, waarvan diverse leden eerder voor dierenverwaarlozing en -mishandeling veroordeeld zijn tot gevangenisstraf, werkstraf en boetes?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat – als de berichten over deze familie juist zijn – dit niet over incidentele overtredingen gaat, maar over structurele misdrijven? Zo nee, waarom niet?
Het oordeel over de geschiktheid van deze houder(s) om dieren te houden en een kwalificatie van de feiten is aan de rechter.
Vindt u het verantwoord dat deze familie op haar terrein weer een twintigtal paarden en verschillende honden houdt?
Zie antwoord vraag 2.
Worden de gezondheid en het welzijn van de dieren die de betreffende familie houdt, gemonitord door de overheid? Zo ja, op welke wijze, met welke frequentie en door welke dienst gebeurt dat? Zo niet, waarom niet?
Op grond van de Wet Dieren zijn houders van dieren voor wat betreft de naleving van de regelgeving op het gebied van dierenwelzijn onderworpen aan het toezicht van de relevante toezichthouders de NVWA, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en in voorkomende gevallen de Politie. Signalen van de mogelijke overtreding van de wet- en regelgeving op het gebied van dierenwelzijn worden onderzocht door voornoemde instanties. Dat is ook in dit geval gebeurd.
Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval worden houders van dieren vaker of minder vaak gecontroleerd of vinden hercontroles plaats. Dit kan leiden tot bestuursrechtelijke herstelmaatregelen, al dan niet in combinatie met een proces-verbaal. Ik doe in het belang van het toezicht geen mededelingen over het aantal controlebezoeken dat aan individuele houders is gebracht.
Deelt u de mening dat een houdverbod als zelfstandige strafmaatregel bij kan dragen aan het voorkomen van stelselmatige dierenmishandeling en -verwaarlozing door notoire dierenbeulen? Zo nee, waarom niet?
Een houdverbod als zelfstandige maatregel kan bijdragen aan het voorkomen van dierenmishandeling en -verwaarlozing. Of een houdverbod als zelfstandige maatregel een passende sanctie is en meer in het bijzonder of het herhaling kan voorkomen, hangt af van de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. In de contourenbief over de invulling van het houdverbod als zelfstandige maatregel wordt hierop nader ingegaan. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 6.
Wat is de reden voor het herhaalde uitstel van de contourenbrief over het houdverbod als zelfstandige maatregel, aangezien deze brief aanvankelijk was aangekondigd voor het najaar van 20163 en later voor eind maart 2017?4 Binnen welke termijn kan de Kamer de bij vraag zes bedoelde contourenbrief tegemoet zien?
In antwoord op eerdere vragen van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, heb ik bij brief van 16 februari 20175 aangegeven dat ten behoeve van de contourenbrief ook onderzocht wordt welke andere (wets)wijzigingen, naast het voorstel voor een houdverbod als zelfstandige maatregel, noodzakelijk zijn voor effectieve (strafrechtelijke) interventie in geval van dierenwelzijnsovertredingen. Op dit moment vindt nog afstemming plaats met de uitvoeringsinstanties over de voorstellen. Ik infomeer uw Kamer voor het zomerreces.
Het bericht “ Ons land ’witwasrisico’ ” |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ons land «witwasrisico»»1 en het rapport «Behind The Scenes: Beneficial Ownership Transparency in the Netherlands»?2
Transparency International concludeert in het rapport «Behind the scenes, beneficial ownership information in the Netherlands» dat Nederland een goed inzicht heeft in de risico’s op witwassen en beschikt over een «sterk» wet- en regelgevend kader ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Tegelijkertijd concludeert Transparency International dat Nederland in internationaal verband achterloopt als het aankomt op de mate waarin informatie over uiteindelijk belanghebbenden (ultimate beneficial owner, UBO) op dit moment beschikbaar en transparant is. In de toekomst valt, aldus de opstellers van het rapport, een significante verbetering van de Nederlandse positie in internationaal verband te verwachten, onder meer vanwege de implementatie van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn waar het opzetten van een UBO-register deel van uitmaakt.3 Ook het voornemen tot het opzetten van een centraal aandeelhoudersregister en de totstandkoming van een nationale risicoanalyse witwassen in 2017 zullen naar verwachting leiden tot verbetering. In aanvulling daarop worden in het rapport elf aanbevelingen gedaan die zouden kunnen leiden tot een verdere verbetering.
De onderwerpen die Transparency International benoemt, maken overwegend deel uit van reeds geplande wijzigingen van wet- en regelgeving. In dit verband zijn van belang de concept-wetsvoorstellen met betrekking tot de implementatie van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn, waaronder de implementatie van de registratie van uiteindelijk belanghebbenden, de herziening van de Wet toezicht trustkantoren en de identificatie van houders van toonderaandelen. De genoemde concept-wetsvoorstellen beogen ieder voor zich de Nederlandse wet- en regelgeving verder in lijn te brengen met internationale standaarden, waaronder de relevante aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF). Voorts zijn de onderwerpen van een deel van de aanbevelingen terug te vinden in het voorstel tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn, dat op 5 juli 2016 door de Europese Commissie is gepubliceerd.4 De onderhandelingen met betrekking tot dit richtlijnvoorstel bevinden zich thans in de triloogfase. In het navolgende zullen de aanbevelingen van Transparency International, gerangschikt per onderwerp, worden besproken.
UBO-informatie (aanbeveling 1, 2 en 10)
Transparency International roept op tot het creëren van een breder bewustzijn met betrekking tot uiteindelijk belanghebbenden. In het kader van het recent voor publieke consultatie gepubliceerde concept-wetsvoorstel voor de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden zal hier in Nederland nadrukkelijk aandacht aan worden besteed.5 Ondernemingen en rechtspersonen in Nederland worden met dit concept-wetsvoorstel, eenmaal wet, verplicht tot het vergaren en registreren van informatie over hun uiteindelijk belanghebbenden.
Met betrokken partijen, in het bijzonder de Kamer van Koophandel als beheerder van het UBO-register, wordt samengewerkt om actief voorlichting te gaan geven over de wettelijke verplichtingen die het concept-wetvoorstel, eenmaal wet, met zich zal brengen teneinde de bewustwording op het gebied van (het registeren van) UBO’s te vergroten. Daarmee wordt derhalve tegemoet gekomen aan de aanbeveling van Transparency International.
De tweede aanbeveling van Transparency International betreft een voorstel van wijziging in de definitie van UBO, die ertoe zou leiden dat personen die (meer dan) 10% van de aandelen of zeggenschap in een vennootschap of juridische entiteit houden, als uiteindelijk belanghebbende moeten worden aangemerkt. Dit zou een wijziging zijn ten opzichte van de nu ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) geldende definitie en ten opzichte van de definitie in artikel 3, zesde lid, van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Het onderwerp waar deze aanbeveling betrekking op heeft, maakt deel uit van de lopende onderhandelingen over het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Over dit voorstel is uw Kamer via een BNC-fiche van 9 september 2016 geïnformeerd.6 In dit BNC-fiche staat als Nederlands standpunt dat het hanteren van een dergelijk lager percentage naar verwachting niet bijdraagt aan het doel om de personen die daadwerkelijk het uiteindelijk eigendom of zeggenschap hebben in een juridische entiteit, in beeld te brengen. De onderhandelingen over het richtlijnvoorstel tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn zijn nog niet afgerond, zodat vooralsnog niet vast staat of de richtlijn op dit onderdeel zal worden gewijzigd.
De tiende aanbeveling van Transparency International roept op tot het voortzetten en intensiveren van de bijdrage die Nederland levert aan internationale inspanningen om buitenlandse jurisdicties die thans nog niet voldoen aan de internationale standaarden met betrekking tot de beschikbaarheid en transparantie van UBO-informatie, tot verbetering te bewegen. Nederland zet zich in Europees en internationaal verband reeds actief in voor het verbeteren van de beschikbaarheid en transparantie van informatie over UBO’s. Het is een belangrijk aandachtsgebied van FATF en Nederland levert een actieve bijdrage aan FATF onderzoeksprojecten over dit onderwerp.7
Nationale risicoanalyse en statistieken inzake de voorkoming van witwassen (aanbeveling 3 en 9)
Transparency International benoemt een vijftal punten waaraan de eerste nationale risicoanalyse witwassen naar haar mening zou moeten voldoen en roept op tot jaarlijkse publicatie van alle relevante statistieken op het gebied van witwassen. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) heeft opdracht gekregen tot het uitvoeren van twee afzonderlijke nationale risicoanalyses: één met betrekking tot witwassen en één met betrekking tot het financieren van terrorisme. Deze zullen in 2017 worden opgeleverd en zullen periodiek worden opgevolgd door nieuwe versies. De nationale risicoanalyses zullen voldoen aan de vereisten van de vierde anti-witwasrichtlijn. Het WODC heeft kennis genomen van het rapport van Transparency International en zal dit bij de uitvoering van zijn analyses betrekken.
De resultaten van de nationale risicoanalyses worden in beginsel openbaar gemaakt. Daardoor zullen instellingen die onder de verplichtingen van de Wwft vallen bij de naleving van de verplichtingen van deze wet rekening kunnen houden met de uitkomsten van de nationale risicoanalyse.
Voor zover Transparency International oproept tot de publicatie van relevante statistieken op het gebied van witwassen, geldt dat de jaarverslagen van onder meer de FIU-Nederland, het Financieel Expertisecentrum en de betrokken toezichthouders inzicht geven in de uitvoering van het anti-witwasbeleid. Bovendien is de Beleidsmonitor witwassen gericht op de effectiviteit van het anti-witwasbeleid. De relevante statistieken waarnaar door Transparency International wordt verwezen, komen hierin tot uitdrukking.
UBO-register en centraal aandeelhoudersregister (aanbeveling 4 en 5)
In het rapport worden suggesties gedaan met betrekking tot het voorgestelde Nederlandse UBO-register: een onafhankelijke instantie die UBO-informatie verifieert en controleert, regelmatige actualisering van UBO-informatie, registratie van buitenlandse trusts en strenge straffen voor Wwft-instellingen die geen of niet-juiste UBO-informatie registreren. Deze onderwerpen komen voor een groot deel terug in het concept-wetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden en in het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn. Het concept-wetsvoorstel is kort voor het publiceren van het rapport in consultatie gebracht, zodat de opstellers van het rapport dit niet hebben kunnen betrekken bij het opstellen van het rapport.
In het concept-wetsvoorstel wordt voorgesteld dat de Kamer van Koophandel, als beoogd beheerder van het UBO-register, de aangeleverde UBO-informatie zal controleren op volledigheid en juistheid. Ook wordt voorgesteld om ondernemingen en rechtspersonen te verplichten hun UBO-informatie te registreren, op het moment van eerste inschrijving in het handelsregister of – als de onderneming of rechtspersoon al is ingeschreven – door middel van een aanvullende opgave en bij een wijziging van deze gegevens. Inschrijving van buitenlandse trusts met een connectie met Nederland is onderdeel van het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn. Het Nederlandse standpunt ten aanzien van dit onderdeel van het richtlijnvoorstel is beschreven in het eerder genoemde BNC-fiche. Afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie zal de vormgeving van het Nederlandse UBO-register nader worden bezien. In het concept-wetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden wordt voorgesteld om meldingsplichtige instellingen op termijn te verplichten om melding te maken bij de Kamer van Koophandel wanneer zij bij het verrichten van cliëntenonderzoek gerede twijfel zouden hebben over de juistheid van (het ontbreken van) bepaalde informatie in het UBO-register. In het concept-wetsvoorstel wordt voorgesteld dat de Wwft-toezichthouders in de toekomst in geval van niet-naleving van deze verplichting handhavend kunnen optreden.
Ten aanzien van het centraal aandeelhoudersregister stelt Transparency International voor om het concept-wetsvoorstel aan te passen, zodat dit register publiek toegankelijk wordt. Transparency International doelt hiermee op een initiatiefwetsvoorstel dat begin 2017 door de Tweede Kamerleden Groot en Gesthuizen is ingediend.8 In de memorie van toelichting van het initiatiefwetsvoorstel wordt gesteld dat openbaarheid niet noodzakelijk is om de aangegeven doelstelling van het centraal aandeelhoudersregister te verwezenlijken en niet wenselijk vanwege de privacy van betrokken aandeelhouders. Het is aan deze initiatiefnemers en de Tweede Kamer om te beoordelen of het initiatiefwetsvoorstel op het punt van toegankelijkheid van het register aanpassing behoeft.
Aandelen aan toonder (aanbeveling 6)
In de zesde aanbeveling van Transparency International wordt aangedrongen op het uitgeven van nieuwe aandelen aan toonder door middel van een verzamelbewijs en het uitfaseren van reeds uitgegeven aandelen aan toonder.
Op 12 april jongstleden is het concept-wetsvoorstel identificatie houders van toonderaandelen in consultatie gegaan. Het concept-wetsvoorstel beoogt de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot aandelen aan toonder volledig in lijn te brengen met de internationale standaarden van FATF. Het concept-wetsvoorstel zou er, eenmaal wet, toe leiden dat aandelen aan toonder in de toekomst alleen nog kunnen worden uitgegeven in de vorm van een verzamelbewijs. Dat zou het mogelijk maken om houders van aandelen aan toonder voortaan te identificeren door middel van hun effectenrekening. Anonieme overdracht van aandelen aan toonder zou hierdoor onmogelijk worden.
Met betrekking tot reeds bestaande aandelen aan toonder wordt in het concept-wetsvoorstel voorgesteld dat aandeelhouders die nu nog hun stukken thuis bewaren, hun rechten niet meer zouden kunnen uitoefenen wanneer zij hun stukken niet aanbieden aan een intermediair die is aangewezen door de instelling die de aandelen heeft uitgegeven. Indien zij dit niet binnen twee jaar na het in werking treden van het concept-wetsvoorstel zouden doen, zou de uitgevende instelling de toonderaandelen kunnen omzetten in aandelen op naam. In dat geval zouden de aandeelhouders zich moeten melden bij de uitgevende instelling. Doen zij dit niet, dan zouden de aandelen aan toonder twintig jaar na het in werking treden van het concept-wetsvoorstel komen te vervallen. Wanneer de uitgevende instelling de toonderaandelen niet zou omzetten in aandelen op naam, zouden de aandelen vervallen.
Wet toezicht trustkantoren (aanbeveling 7)
De aanbeveling van Transparency International met betrekking tot de voorgenomen herziening van de Wtt bestaat uit vier onderdelen. Ook hier geldt dat deze onderwerpen grotendeels zijn terug te vinden in de bestaande wet- en regelgeving voor trustkantoren, alsmede in het concept-wetsvoorstel voor de Wet toezicht trustkantoren 2018.
Zo voorziet de Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren 2014 reeds in de verplichting voor trustkantoren om zorg te dragen voor een onafhankelijke en effectieve compliancefunctie. Daarnaast dient een trustkantoor over een onafhankelijke en effectieve auditfunctie te beschikken. Voorts wordt in het concept-wetsvoorstel voor de Wet toezicht trustkantoren 2018 voorgesteld om de toezichthouder te verplichten een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie in beginsel openbaar te maken. Ook wordt met dit concept-wetsvoorstel beoogd een grondslag te creëren om dienstverlening aan of ten behoeve van specifieke structuren te kunnen verbieden. Het zou daarbij onder meer kunnen gaan om structuren die gericht zijn op het bevorderen van de anonimiteit van de uiteindelijk belanghebbende, waarnaar ook door Transparency International wordt verwezen.
De suggestie van Transparency International om een verbod te introduceren voor trustkantoren om op te treden als nominee director van ondernemingen, roept vragen op met betrekking tot de proportionaliteit daarvan. Het optreden als bestuurder van een onderneming wordt internationaal aangemerkt als één van de diensten die trustkantoren kunnen verlenen. In het kader van deze dienstverlening stellen trustkantoren een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die aan het trustkantoor verbonden is, als bestuurder ter beschikking. Het betreft de meest voorkomende dienstverlening van trustkantoren in Nederland. Een trustkantoor in Nederland mag slechts een bestuurder ter beschikking stellen, indien zij over een vergunning van DNB beschikt. Deze vergunningplicht kent geen internationale of Europese oorsprong. De lidstaten van de Europese Unie kunnen ervoor kiezen om aanvullende regels te stellen, boven het normenkader van de vierde anti-witwasrichtlijn. Nederland kent in dit opzicht reeds strenge vereisten in de Wet toezicht trustkantoren. DNB heeft bij de uitoefening van haar toezicht vastgesteld dat de naleving van deze verplichtingen momenteel onvoldoende is. Om die reden wordt momenteel een aanscherping van het wet- en regelgevend kader voor trustkantoren voorbereid. In het concept-wetsvoorstel voor de Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt onder meer een uitbreiding van het instrumentarium voor de toezichthouder voorgesteld. De voorgestelde aanscherping van het wet- en regelgevend kader beoogt de integriteit van de trustsector verder te versterken.
Toezicht en guidance (aanbeveling 8)
Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de Wwft pleit Transparency International voor de ontwikkeling van aanvullende aanbevelingen, guidance en leidraden door de toezichthouders. Deze guidance zou betrekking moeten hebben op i) het omgaan met situaties van hoger risico en ii) het cliëntenonderzoek ten aanzien van cliënten uit het buitenland, of die gebruik maken van buitenlandse rechtsvormen, die het cliëntenonderzoek bemoeilijken.
De autoriteiten die zijn belast met het Wwft-toezicht stellen op hun website reeds uitgebreide leidraden en guidance ter beschikking. Deze leidraden gaan ook in op situaties van hoger risico waarin verscherpt cliëntenonderzoek moet worden verricht en waarnaar in aanbeveling 8 wordt verwezen. Na implementatie van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn zal deze informatie van de toezichthouders worden geactualiseerd.
Belastingverdragen (aanbeveling 11)
De laatste aanbeveling van Transparency International strekt tot het sluiten en effectief gebruiken van belastingverdragen en zogenoemde Tax Information and Exchange Agreements (TIEA’s). In het rapport wordt informatie-uitwisseling op basis van deze verdragen aangemerkt als «best practice». Transparency International beveelt daarom aan belastingverdragen en TIEA’s te sluiten met jurisdicties die voor wat betreft de beschikbaarheid en transparantie van UBO-informatie niet voldoen aan de internationale standaarden. Op dit moment heeft Nederland met ongeveer 90 landen belastingverdragen en met ongeveer 30 landen TIEA’s afgesloten. De ratificatie van belastingverdragen vindt na ondertekening door de bevoegde autoriteiten zo snel mogelijk plaats. Nederland heeft alle TIEA’s geratificeerd, zodat op basis van deze belastingverdragen en TIEA’s door de Nederlandse Belastingdienst ook daadwerkelijk informatie uitgewisseld met buitenlandse belastingdiensten.
Welke regels gelden voor Nederlandse banken ten aanzien van klantonderzoek? Zijn deze even streng als voor de trustsector?
De Wwft schrijft een verplicht cliëntenonderzoek voor. In het kader van dit cliëntenonderzoek verzamelen banken onder meer informatie over de identiteit van de cliënt, diens uiteindelijk belanghebbende en het doel en de aard van de beoogde relatie met de cliënt. De maatregelen die een bank neemt om informatie over haar cliënt te vergaren, moeten onder andere worden afgestemd op het risico op witwassen of financieren van terrorisme dat met een cliënt samenhangt. Dat kan ertoe leiden dat een bank verscherpt cliëntenonderzoek moet verrichten, of juist kan volstaan met een vereenvoudigd cliëntenonderzoek. Indien een bank niet kan voldoen aan de vereisten van het cliëntenonderzoek, wordt de bank geacht van dienstverlening aan de cliënt af te zien of de dienstverlening te beëindigen.
De verplichtingen inzake het cliëntenonderzoek zijn gebaseerd op internationale aanbevelingen van FATF en de Europese richtlijnen inzake het voorkomen van het gebruik van het financieel stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme.
Voor trustkantoren is het cliëntenonderzoek voorgeschreven op basis van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). De dienstverlening van trustkantoren wordt naar zijn aard beschouwd als dienstverlening met een hoog integriteitsrisico. Daarom is in de Wtt per trustdienst bepaald welke informatie minimaal moet worden vergaard in het kader van het cliëntenonderzoek. Dit leidt ertoe dat een door een bank (goed uitgevoerd) verscherpt cliëntenonderzoek gebaseerd op de Wwft in de praktijk overeen kan komen met een «standaard» cliëntenonderzoek door een trustkantoor op grond van de Wtt.
Zowel voor banken als trustkantoren geldt de wettelijke verplichting om van een zakelijke relatie af te zien, of een zakelijke relatie te beëindigen, indien niet aan de informatieverplichtingen van het cliëntenonderzoek kan worden voldaan. Doen zij dit niet, zoals de heer Koelewijn in het artikel «Ons land «witwasrisico»» suggereert, dan is dat een overtreding van een wettelijk voorschrift. Indien een cliëntenonderzoek onvoldoende informatie oplevert en er tevens indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of het financieren van terrorisme, dient de instelling hiervan bovendien op grond van de Wwft onverwijld melding te maken bij de Financiële inlichtingen eenheid (ook wel Financial Intelligence Unit, FIU-Nederland). Het is denkbaar dat een bank of trustkantoor bij een sterk vermoeden van witwassen of financieren van terrorisme gelijktijdig aangifte doet.
De Nederlandsche Bank (DNB) houdt toezicht op de naleving van de Wwft door banken en andere financiële ondernemingen en op de naleving van de Wtt door trustkantoren. Indien DNB een overtreding van het bepaalde in de Wwft of Wtt constateert, kan zij hiertegen handhavend optreden. Daartoe staan DNB verschillende instrumenten ter beschikking, waaronder de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Ook kan hiertegen door het OM strafrechtelijk worden opgetreden.
De onderzoekers concluderen dat Nederland internationale standaarden met betrekking tot het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering nog altijd niet afdoende implementeert; deelt u deze conclusie, en zo ja, hoe komt het dat de implementatie niet afdoende is?
Zie antwoord vraag 1.
Gelden voor buitenlandse trustentiteiten dezelfde klantonderzoekregels als voor Nederlandse entiteiten?
Voor de beantwoording van deze vraag is het van belang om stil te staan bij het onderscheid tussen het begrip «trustkantoor» enerzijds en de juridische constructie «trust» anderzijds. Een trustkantoor is een rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon die beroeps- of bedrijfsmatig trustdiensten verleent. De Angelsaksische rechtsvorm «trust» is een juridische constructie, waarbij vermogensbestanddelen worden toevertrouwd aan een beheerder (trustee) die deze vermogensbestanddelen en/of de inkomsten daaruit overeenkomstig de trustakte aanwendt voor één of meer begunstigden (beneficiairies). Het Nederlands recht voorziet niet in de totstandkoming van een trust.
Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn op grond van de Wtt trustkantoren die vanuit een vestiging in Nederland trustdiensten verlenen, verplicht om cliëntenonderzoek te verrichten. Deze verplichting vloeit voort uit de internationale aanbevelingen van FATF en de Europese anti-witwasrichtlijnen en geldt derhalve doorgaans ook voor trustkantoren met een vestiging buiten Nederland. Zoals voorts in de beantwoording van vraag 2 reeds is toegelicht, omvat de Wtt verscherpte verplichtingen inzake (onder andere) het cliëntenonderzoek door trustkantoren. In dit opzicht gaat de Nederlandse wet- en regelgeving op onderdelen verder dan de wet- en regelgeving in andere landen.
Voor zover de onderhavige vraag betrekking heeft op de strekking van het cliëntenonderzoek in de gevallen waarin een cliënt optreedt ten behoeve van een (Angelsaksische) trust, geldt het volgende. Indien een cliënt optreedt ten behoeve van een buitenlandse trust, strekt het cliëntenonderzoek zich tevens uit tot de trust en de uiteindelijk belanghebbenden van de trust. Omdat een trust niet naar Nederlands recht kan worden opgericht, zal hierbij sprake zijn van een trust die naar buitenlands recht is opgericht. Onder omstandigheden kan dit met zich brengen dat een instelling verscherpt cliëntenonderzoek moet verrichten, bijvoorbeeld omdat de trust is opgericht naar het recht van een staat waaraan een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme verbonden is.
Bent u bereid om de aanbeveling over te nemen dat ook buitenlandse entiteiten met een link met Nederland onder de registratieplicht gaan vallen van het ultimate benificial owners (UBO)-register?
Ten aanzien van buitenlandse juridische entiteiten met een hoofd- of nevenvestiging in Nederland wordt in het concept-wetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden vooralsnog geen verplichting tot het registreren van de UBO‘s voorgesteld. De vierde Europese anti-witwasrichtlijn schrijft namelijk expliciet voor dat alleen UBO-informatie dient te worden geregistreerd met betrekking tot vennootschappen en andere juridische entiteiten die in de betreffende lidstaat zijn opgericht. Hiermee wordt beoogd registratie in meerdere lidstaten te voorkomen. Op grond van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn kent het systeem van het registreren van UBO-informatie binnen de EU dan ook een dekkend karakter: een buitenlandse juridische entiteit met een hoofd- of nevenvestiging in Nederland zal zijn UBO moeten registreren in de lidstaat waarin de rechtspersoon is opgericht. In Nederland opgerichte juridische entiteiten met een hoofd- of nevenvestiging in een andere EU-lidstaat dienen de informatie betreffende hun UBO op grond van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn te registreren in Nederland.
Aanbeveling 4, onder c, van Transparency International ziet specifiek op buitenlandse trusts met een link naar Nederland. Voor een reactie op deze aanbeveling wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen 1, 3 en 8 hierboven.
Wat vindt u van de opmerkingen van de heer Koelewijn, die eigenlijk stelt dat banken en trustfirma’s stoppen met klantonderzoek als het te ingewikkeld of te duur wordt, maar wel de klant vervolgens accepteren?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het idee van een verbod op zaken doen met brievenbusfirma’s waarvan de uiteindelijk belanghebbende niet te achterhalen is? Deelt u de mening dat een dergelijk verbod op zijn plaats is als kostenoverwegingen kennelijk een reden zijn om te stoppen met klantonderzoek?
Het op grond van de Wtt verplichte cliëntenonderzoek strekt zich zowel uit tot de cliënt, als tot de vennootschap waarover een trustkantoor het beheer zal voeren («de doelvennootschap»). Indien het trustkantoor de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt of doelvennootschap niet kan achterhalen, voldoet het niet aan de verplichtingen inzake het cliëntenonderzoek. In dat geval is het op grond van de Wtt verboden om een zakelijke relatie aan te gaan. Een vergelijkbaar verbod geldt op grond van de Wwft ook voor (onder meer) financiële ondernemingen, indien zij de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt niet kunnen achterhalen.
Kunt u een appreciatie geven van de aanbevelingen van Transparancy International? Bent u bereid de aanbevelingen over te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht ‘Overheid moet oog hebben voor shariarecht’ |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Overheid moet oog hebben voor goede delen van shariarecht»?1
Ja.
Welke organisatie(s) of land(en) financieren direct of indirect de betreffende leerstoel?
Het is een bijzondere leerstoel die gefinancierd wordt door de Faculteit Rechten van de Universiteit Maastricht.
Deelt u de mening dat een beetje sharia zal leiden tot steeds meer sharia, zoals het toestaan van polygamie, het trouwen met (zeer) jonge meisjes, genitale verminking bij vrouwen en het oproepen tot en gebruiken van geweld tegen Joden, christenen, homo’s en geloofsverlaters? Zo nee, waarom niet?
De eerbiediging van de rechten van burgers, waaronder gelijke behandeling, vrijheid van godsdienst en andere individuele vrijheidsrechten behoren tot de fundamentele principes van de Nederlandse rechtsstaat. Islamitische wetgeving buiten de kaders van onze Nederlandse rechtsorde wordt zodoende niet geaccepteerd.
Bent u bereid Nederland te beschermen tegen (invloeden van) de sharia? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
De Nederlandse regels van internationaal privaatrecht bepalen onder meer welk recht van toepassing is op een rechtsverhouding en of een in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeit in Nederland moet worden erkend. De toepassing van buitenlands recht in Nederland en de erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtsverhoudingen vinden echter altijd hun grens in de Nederlandse openbare orde. Dit betekent dat aan de bereidheid om onder omstandigheden buitenlands recht toe te passen een einde komt waar het buitenlandse recht in strijd komt met fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Dit heeft dan tot gevolg dat een vreemd voorschrift dat in strijd is met de Nederlandse openbare orde door de Nederlandse rechter buiten toepassing wordt gelaten. Hetzelfde geldt voor rechtsgeldig in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten en rechtsverhoudingen die in strijd worden geacht met de Nederlandse openbare orde: deze worden in Nederland niet erkend. Onder de fundamentele beginselen van ons recht wordt onder meer begrepen het in artikel 1 van de Grondwet neergelegde beginsel van gelijke behandeling en verbod op discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook. En voorts bijvoorbeeld het in het Burgerlijk Wetboek neergelegde beginsel dat voor het aangaan van een huwelijk de vrije instemming van beide aanstaande echtgenoten noodzakelijk is en beide aanstaande echtgenoten de leeftijd van achttien jaar bereikt hebben (artikel 10:32 BW).
Ik acht de huidige mogelijkheden die het Nederlandse internationaal privaatrecht biedt voldoende om invloeden van buiten Nederland die indruisen tegen fundamentele beginselen van onze rechtsorde af te weren. Zie ook de brieven over dit onderwerp aan uw Kamer d.d. 14 september 2011 (Kamerstuk 29 614, nrs. 28 en 31 mei 2012 (Kamerstuk 32 175, nr. 31).
Haatzaaien in Palestijnse schoolboeken |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Raymond Knops (CDA), Raymond de Roon (PVV), Thierry Baudet (FVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «In schoolboeken is Jeruzalem «Palestijnse stad»»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Palestijnse schoolboeken beweerd wordt dat Israël aan Palestina toebehoort, en dus geen legitiem bestaansrecht heeft, en dat alle Israëliërs slecht zijn, zodat deze lesboeken niet voldoen aan de UNESCO-standaarden voor vrede, tolerenatie en onpartijdigheid in het onderwijs?
Nederland, de EU en andere landen binnen de internationale gemeenschap dringen bij beide partijen erop aan dat zij aanzetten tot haat en geweld tegengaan, in lijn met VNVR Resolutie 2334 en de slotverklaring van de MOVP-conferentie in Parijs (15/1/2017).
Dat sommige Palestijnse schoolboeken soms problematische passages bevatten, wordt bevestigd uit de strenge toets die UNWRA uitvoert als er nieuwe schoolboeken worden geïntroduceerd. Zo heeft UNRWA de nieuwe schoolboeken voor het eerste en tweede semester van het huidige schooljaar getoetst op de mate waarin die conform diens normen voor neutraliteit, gender en agressie zijn. In een aantal gevallen (op 119 van ruim 4200 pagina’s) voldeden de boeken niet aan de normen die UNWRA stelt voor neutraliteit. Ook waren er gevallen waarin de boeken niet voldeden aan de VN-normen voor gender. Voor die gevallen heeft UNRWA alternatieve instructiematerialen ontwikkeld voor gebruik in diens scholen. Het kabinet acht het van groot belang dat UNRWA deze strenge toets uitvoert.
Uit eerder vergelijkende onderzoeken tussen 2003 en 2013 naar Palestijnse en Israëlische schoolboeken3 bleek dat in Palestijnse maar ook in Israëlische schoolboeken echter weinig informatie voorkomt over de religie, cultuur, economie en dagelijkse activiteiten van de ander en wordt weinig aandacht gegeven aan de geschiedenis van de andere partij in het conflict. Het kabinet is van mening dat kennis van elkaars leven en geschiedenis van belang is voor een klimaat waarin vrede mogelijk is (zie ook antwoorden op Kamervragen van het lid Van der Staaij, vergaderjaar 2014–2015, aanhangselnummer 1480, d.d. 6 maart 2015). Het kabinet beschikt niet over een recentere vergelijking van alle schoolboeken op basis waarvan gesteld kan worden of er een trend is richting meer aanzetten tot haat of geweld.
Daarom blijft het kabinet zich inzetten om aanzetten tot haat of geweld tegen te gaan. Ook in EU-verband is daar nadrukkelijk aandacht voor. Zo is het een expliciet agenda-onderwerp in het relevante Subcomité onder het interim- Associatie Akkoord met de Palestijnse Autoriteit.
In hoeverre is er daadwerkelijk sprake van een trend van «radicalisering» van lesmethoden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Palestijnse schoolboeken, naast de ontkenning van het bestaansrecht van Israël, ook het martelaarschap zouden verheerlijken, waaronder van terroristen?2 In hoeverre wordt met dergelijke teksten in schoolboeken voor jonge kinderen een voedingsbodem gelegd voor terrorisme?
Zie antwoord vraag 2.
Beaamt u dat de genoemde beweringen in lesmethoden, net als het negeren van de Joodse verworteling met het land, niet alleen de werkelijkheid geweld aandoen, maar bovendien bijdragen aan vijandigheid van Palestijnen jegens Israël en daarmee een directe bedreiging vormen voor het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre draagt Nederland, direct of indirect, in bilateraal, multilateraal of EU-verband, bij aan het financieren of op andere wijze mogelijk maken van dergelijke lesmethoden? Welke mogelijkheden heeft u om deze bijdragen te stoppen of ten minste op zodanige wijze te gebruiken dat er een beslissende trendbreuk ontstaat wat betreft de steeds radicalere inhoud van lesboeken?
Nederland is geen donor voor de Palestijnse onderwijssector en draagt derhalve ook niet bij aan het curriculum. De EU is evenmin een donor voor de ontwikkeling van het Palestijnse curriculum. Diverse EU-lidstaten die wel actief zijn in de onderwijssector brengen dit onderwerp regelmatig ter sprake bij de Palestijnse Autoriteit, maar hebben op basis daarvan geen aanleiding gezien hun financiering aan te passen. Zoals gezegd beschikt het kabinet niet over informatie waaruit blijkt dat er, aan deze of gene zijde, sprake is van een trend richting meer aanzetten tot haat en geweld.
De berichten ‘Turkse spionage in Duitsland’ en ‘Terrorist vanwege interview met Rutte’ |
|
Jan Paternotte (D66), Paul van Meenen (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Vinden activiteiten, zoals benoemd in het NOS-bericht «Turkse geheime dienst spioneert volop in Duitsland»1, ook in Nederland plaats? Indien er sprake is van persoonslijsten, wat is de vermoede omvang daarvan en wat voor type persoonsgegevens staan daarop?
Het is buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet toegestaan activiteiten in Nederland te ontplooien zonder toestemming van de Nederlandse overheid. Indien geconstateerd wordt dat een buitenlandse mogendheid zonder toestemming inlichtingenactiviteiten verricht op Nederlands grondgebied, treft de Nederlandse regering maatregelen. Over onderzoek naar activiteiten die deze diensten zonder toestemming van de Nederlandse overheid zouden uitvoeren en over het eventuele handelings-perspectief dat uit een dergelijk onderzoek zou voortvloeien, kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. Noch kan het kabinet in het openbaar mededelingen doen over de bij de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten aanwezige kennis en expertise.
Worden Turkse Nederlanders, net zoals in Duitsland gebeurd is met Turkse Duitsers, gewaarschuwd als een Nederlandse inlichtingen- of veiligheidsdienst te weten komt dat zij in de aandacht staan van de Turkse geheime dienst? Welke afwegingen liggen hieraan ten grondslag?
Zie antwoord vraag 1.
Is er voldoende Turkse taalcapaciteit bij de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten aanwezig om eventuele spionage- of beïnvloedingsactiviteiten vanuit de Turkse overheid of instellingen op te merken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de bedreigingen geuit aan een Nederlandse journalist vanwege een ontmoeting met premier Rutte?2 Acht u dit een onwenselijke en onaanvaardbare schending van de persvrijheid?
Het kabinet acht persvrijheid een zeer groot goed. Het is dan ook onacceptabel dat journalisten bedreigd worden in de uitvoering van hun werk.
Wat heeft u ondernomen om verdere bedreigingen tegen te gaan en het veiligheidsgevoel van deze journalist zoveel als mogelijk te herstellen?
Het kabinet roept mensen die bedreigd worden op hiervan aangifte te doen bij de politie. Het is van belang dat deze signalen serieus worden genomen en mensen die over de schreef gaan dit niet vrijblijvend kunnen doen.
Het bericht ‘Drugsgebruik tbs-kliniek niet meer toegestaan’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Drugsgebruik tbs-kliniek niet meer toegestaan»?1
Ja.
In welke tbs-klinieken wordt drugsgebruik nog meer gedoogd?
Binnen de muren van de tbs-klinieken in Nederland worden drugs niet gedoogd. Als de forensische zorginstelling drugsgebruik door een patiënt constateert, wordt dit in het individuele behandelplan geproblematiseerd. Ongeoorloofd drugsgebruik heeft gevolgen voor eventueel verlof van de tbs-gestelde.
De Inspectie Veiligheid en Justitie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg hebben de schriftelijke terugkoppeling van hun eerste bezoek aan FPK De Woenselse Poort gepubliceerd. Ik heb deze terugkoppeling op 3 april 2017 aan uw Kamer gestuurd. In deze terugkoppeling constateren de Inspecties op het thema Veiligheid dat de visie en het beleid met betrekking tot drugs is aangepast en opnieuw is vastgesteld. Daar waar voorheen onder strikte voorwaarden aan een beperkt aantal cliënten afspraken bestonden over gebruik van softdrugs tijdens verlof, is deze praktijk in het nieuwe beleid in zijn geheel niet meer toegestaan.
Wie is er per tbs-kliniek verantwoordelijk voor het gedogen van drugs binnen de kliniek? Op welke wijze gaat u deze persoon sanctioneren?
Zie antwoord vraag 2.
Per wanneer kunt u toezeggen dat alle tbs-klinieken drugsvrij zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer schaft u het krankzinnige systeem van tbs eens af, immers misdadigers horen in de cel?
Ik deel uw mening niet. De tbs-maatregel is een vrijheidsbenemende maatregel, gericht op bescherming van de samenleving tegen het gevaar van de veroordeelde en gericht op diens behandeling. De tbs-gestelde heeft vaak al gevangenisstraf gehad voor het gepleegde delict. De detentiestraf is gericht op vergelding voor dat deel van het delict dat hem kan worden aangerekend. De tbs-maatregel moet zorgen dat de psychiatrische ziekte of stoornis wordt behandeld, zodat de kans op herhaling zoveel mogelijk wordt teruggedrongen.
Het bericht dat hulporganisaties mensensmokkelaars faciliteren |
|
Mona Keijzer (CDA), Malik Azmani (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met bijgaand bericht?1
Ja.
Klopt het dat hulporganisaties mensensmokkelaars helpen door contact met hen te hebben zodat de hulporganisaties de bootvluchtelingen op de Middellandse zee op kunnen pikken?
Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat er sprake zou zijn van rechtstreeks contact tussen sommige hulporganisaties en criminele smokkelbendes. Dit is onderdeel van een oriënterend feitenonderzoek dat door de Italiaanse Justitie wordt uitgevoerd. Het kabinet verwelkomt dergelijke onderzoeken, juist ook in het belang om hier duidelijkheid over te krijgen. Tijdens de vorige JBZ-raad heeft het kabinet dit ook nadrukkelijk ondersteund.
Uit gegevens van onder meer de Italiaanse autoriteiten en de Europese grens- en kustwacht (Frontex) blijkt dat een groot deel van de migranten die in Italië aan wal wordt gebracht, wordt gered door hulporganisaties die actief zijn voor de kust van Libië. Daar zijn ook Nederlandse organisaties actief, zoals Stichting Bootvluchteling en Artsen zonder Grenzen evenals organisaties uit andere landen die varen met schepen onder de Nederlandse vlag zoals Sea Watch en Jugend Rettet. Genoemde Nederlandse organisaties krijgen hiervoor geen subsidie van de Nederlandse overheid.
Zijn daar Nederlandse organisaties bij of organisaties met Nederlandse takken? Zo ja, welke? Zijn daar organisaties bij die subsidie van de Nederlandse overheid ontvangen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u uw steun uitgesproken richting de Griekse en de Italiaanse regering dat zij deze organisaties aanpakken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan het gesprek hierover te voeren met eventueel betrokken Nederlandse organisaties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw insteek?
Voor het kabinet is het evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. In de kern komt het er op neer dat alle schepen verplicht zijn mensen in nood aan boord te brengen en hen in de dichtstbijzijnde veilige haven aan wal te brengen. Dat kunnen havens in Italië zijn of aan de Noord-Afrikaanse kust. Zoals helaas blijkt, maken de criminele mensensmokkelaars van dit gegeven misbruik, bijvoorbeeld door bootjes met te weinig brandstof de zee op te sturen. Daarmee krijgen levensreddende reddingsoperaties een onbedoeld versterkend neveneffect op deze misdadige activiteiten.
Tegelijkertijd meent het kabinet dat het aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten strafbaar is. Dit geldt voor iedereen. Daarom is het doorbreken van het cynische verdienmodel van criminele mensensmokkelaars van groot belang en onderdeel van de brede aanpak van dit kabinet.
Het kabinet acht het belangrijk om de discussie over deze moeilijke dilemma’s niet uit de weg te gaan. Het kabinet is zoals altijd bereid om het bredere gesprek met de maatschappelijke organisaties hierover aan te blijven gaan en doet dit ook in de verschillende reguliere contacten. Ook meent het kabinet dat deze zelfde discussie ook op Europees niveau gevoerd moet worden, onder leiding van de Europese Commissie.
Deelt u de conclusie dat er een einde moet komen aan de hulp aan mensensmokkelaars omdat dit mensenlevens kost, criminelen financiert en het Europese asielbeleid ondermijnt, zie bijgaand artikel?2 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.