Het bericht dat verdachte schepen niet worden gecontroleerd |
|
Achraf Bouali (D66), Maarten Groothuizen (D66), Rob Jetten (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Honderden zeeschepen «van de radar»»1 en «Honderden verdachte schepen niet gecontroleerd in Nederlandse havens»?2
Ja.
Klopt de informatie dat elke maand honderden verdachte schepen de Nederlandse wateren binnenvaren, terwijl deze in de dagen en weken daarvoor plotseling hun identificatienummer gewijzigd of tijdelijk hun gps-signaal hebben uitgezet in gebieden die bekendstaan om de aanwezigheid van terroristen of drugssmokkelaars? Zo ja, hoe duidt u dit gegeven? Zo nee, waarom niet?
Het bericht klopt dat meerdere schepen de Nederlandse wateren binnen varen, die gedurende een deel van hun reis hebben gevaren zonder dat het signaal van hun Automatic Identification System is ontvangen. Er zijn meerdere legitieme redenen waarom het signaal van een AIS-systeem, uitgezonden door een schip, niet kan worden ontvangen door de nabijgelegen kuststaten. Bijvoorbeeld omdat het schip zich op een te grote afstand van de kust bevindt om het Very High Frequency (VHF) signalen op te kunnen pikken, of door meteorologische omstandigheden, maar ook als het schip zich in de haven onder kranen bevindt. Ook kan een AIS tijdelijk geen signaal uitzenden, omdat tijdens een test de AIS bewust is uitgezet of omdat tijdens het installeren van een software update de AIS tijdelijk met het uitzenden staakt.
De kustwacht kan alleen AIS gegevens ontvangen die binnen het bereik van haar ontvangers liggen. Het doel van het AIS systeem is dan ook niet het permanent volgen van schepen op afstand (vessel tracking systeem), maar het bevorderen van de nautische veiligheid doordat schepen elkaar kunnen herkennen op hun scheepsradar aan boord. Het AIS is gebaseerd op transponder-technologie (=VHF zender) waarmee onder andere informatie over de identiteit, de positie, de snelheid en op de reis betrekking hebbende scheepsgegevens wordt uitgezonden. Locatie en snelheidgegevens worden bepaald via een GPS ontvanger die aan de AIS installatie is gekoppeld. Op basis van de AIS gegevens kunnen schippers tijdig bepalen of ze elkaars route gaan kruisen en eventueel hun koers daarop moeten aanpassen.
Toezicht op een goede werking van het AIS wordt door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) uitgevoerd op Nederlandse schepen en in het kader van Port State Control ook op zeeschepen met een buitenlandse vlag. Tijdens zo’n controle door de ILT wordt nagegaan of het AIS aanstaat, de juiste gegevens worden uitgezonden en of er periodieke controles door de klassenbureaus zijn uitgevoerd.
Indien de Kustwacht een overtreding constateert, bijvoorbeeld het niet voeren van AIS, dan wordt op basis van toezicht of opsporing, risicoafweging versus beschikbare capaciteit al dan niet opgetreden.
De Noordzee wordt permanent gemonitord door de Nederlandse Kustwacht en maakt daarbij gebruik van het AIS alsmede van de radarinstallatie. Doordat de radarinstallatie voorwerpen detecteert aan de hand van terugkaatsende radiogolven, zijn schepen ook als zij hun AIS-systeem uitzetten detecteerbaar. Echter de radarinstallatie zal niet elk schip waarnemen en er vinden aanvullende waarnemingen plaats met de eigen schepen en vliegtuig. Desondanks is het systeem niet 100% waterdicht.
Elk schip dat in Nederland aankomt, zeker als Nederland als Europese buitengrens wordt aangedaan, biedt de Nederlandse autoriteiten de mogelijkheid om passagiers, bemanning en goederen te controleren. Het Maritiem Informatie Knooppunt (MIK) van de Kustwacht beoordeelt op basis van risicoprofilering of schepen die de Nederlandse wateren binnenvaren een risico vormen.
Bij het MIK van de Kustwacht werken de informatieambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, de Douane, de politie, Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en de Koninklijke Marine samen, zodat een zo compleet mogelijk maritiem beeld opgebouwd kan worden van de schepen die over de Noordzee varen. De informatieambtenaren beschikken daarbij over openbare bronnen, zoals het AIS systeem, alsmede over niet openbare bronnen.
Als veiligheidsautoriteiten aanwijzingen hebben dat een schip daadwerkelijk een veiligheidsrisico vormt, dan zal hier opvolging aan worden gegeven en kan aan boord een inspectie plaatsvinden. De wettelijke mogelijkheden alsmede de technische mogelijkheden worden dus niet beperkt of vergroot al naar gelang een schip wel of niet gedurende zijn reis het GPS/AIS-signaal aan heeft gehad.
De Kustwacht beschikt niet over de onderzoekgegevens waarop Winward haar conclusies heeft gebaseerd en kan derhalve de door Winward genoemde aantallen niet bevestigen. Op basis van de berichten in de media heeft de Kustwacht de twee specifieke genoemde casussen onderzocht. In één van de gevallen bleek de verkeerde uitzending te worden veroorzaakt doordat het AIS-systeem een software-update had gemist. Het onderzoek naar de andere casus is nog niet afgerond.
Is bekend wie en/of wat er Nederland is binnengekomen via schepen die voor een bepaalde tijdsperiode «van de radar zijn geweest»? Zo ja, welke verantwoordelijke autoriteiten zijn op de hoogte van deze informatie en wat gebeurt daarmee?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welke (illegale) goederen door deze schepen worden vervoerd en in opdracht van wie? Zo nee, waarom is daar geen compleet beeld van?
Voor goederen die de Nederlandse havens binnenkomen moet door het bedrijfsleven vooraf een aangifte gedaan worden bij de Douane en moet de aankomst van de goederen en het schip gemeld worden. De Douane werkt risicogericht en analyseert de gegevens van deze aangiften en maakt daarbij gebruik van informatie uit open en gesloten bronnen. De Douane selecteert de te controleren schepen en scheepsladingen op basis van een risico-analyse. Een signaal van verandering van een koers of een onjuiste of onvolledige opgave van de aangedane havens of een signaal van het uitzetten van de AIS-installatie is voor de Douane een risico-indicator
Schepen die van buiten het Schengengebied komen en een Nederlandse haven willen aandoen, moeten tevens conform de Schengengrenscode vooraf de gegevens van hun bemanningsleden en eventuele passagiers aan de Nederlandse autoriteiten doorgeven. Op basis hiervan vinden vervolgens controles plaats in de datasystemen door de Koninklijke Marechaussee, en waar nodig fysieke controles.
Klopt het dat schepen door de douane weliswaar gevraagd wordt in welke haven ze het laatst hebben aangelegd, maar dat gps-gegevens überhaupt niet gecontroleerd worden? Zo nee, waarom niet? Wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe groot schat u de kans in dat het uitzetten van Automatic Identification System (AIS) door schepen wordt gebruikt voor onder andere wapenhandel, drugs- en mensensmokkel? Wat kunnen daarvan volgens u de consequenties zijn voor de veiligheid in Nederlandse havens en daarbuiten? Welke stappen bent u voornemens te zetten om de mogelijke risico’s tot een minimum te beperken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u voorts de conclusie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) dat het niet noodzakelijk is om dit fenomeen op te nemen in het driemaandelijkse «dreigingsbeeld» van de NCTV? Zo ja, kunt u beargumenteren waarom dit klaarblijkelijk laag op de agenda staat bij de betrokken diensten en wat voorts de betekenis is van de uitspraak dat de NCTV «het probleem herkent»? Welke feiten en cijfers zijn bij de NCTV bekend en kunt u deze aan de Kamer doen toekomen?
Zoals aangegeven is het AIS bedoeld ter verhoging van de nautische veiligheid.
Tezamen met de eerder genoemde oorzaken waarom tijdelijk een AIS signaal niet is te ontvangen, zorgt dit ervoor dat op basis van het AIS geen sluitend informatiebeeld ten behoeve van «vessel tracking» kan worden bepaald. Daarmee is het AIS niet de bron, maar wel een indicator voor de Kustwacht om afwijkingen te constateren.
Het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) is een globale analyse (trends en ontwikkelingen) van de aard en omvang van de terroristische dreiging tegen Nederland en Nederlandse belangen. Het gaat daarbij dus niet om risico’s. Het DTN is het algemene ankerpunt voor het Nederlandse contra terrorisme beleid. Er zijn tal van risico’s die bestaan doch niet worden opgenomen in een DTN, maar waar de overheid wel op acteert. Graag verwijs ik u hier tevens naar de beantwoording van de vragen van de leden Tellegen en Ten Broeke (beiden VVD) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over het bericht «honderden zeeschepen van de radar» (ingezonden 11 mei 2017 met kenmerk 2017Z0152)
Zo nee, kunt u aangeven of u hieraan verhoogde prioriteit gaat geven en op welke manier dat vormgegeven wordt?
Zie antwoord vraag 7.
Beschikken Kustwacht, Douane en Nederlandse havenbedrijven wel over adequate technische middelen en/of personele inzetbaarheid om adequaat met dit probleem om te gaan? Zo nee, bent u bereid om hier extra inzet op te plegen en welke vorm neemt dit dan aan?
Het Communicatie en Coördinatie Centrum (CCC) van de Kustwacht wordt de komende jaren omgevormd en gemoderniseerd naar een Maritiem Operatie Centrum teneinde een betere invulling te kunnen geven aan informatie gestuurd optreden. Dit project gaat de huidige systemen vervangen en moderniseren waardoor o.a. betere risicoprofilering plaats kan vinden. Daarnaast vindt momenteel onderzoek plaats om taken en personele middelen in balans te brengen. Het is de verwachting dat dit onderzoek eind dit jaar is afgerond.
Zo ja, hoe verklaart u vervolgens dat de afgelopen twee maanden toch zeker 75 zeeschepen met ondeugdelijke registratie Nederlandse havens aandeden, en dat het in totaal zou gaan om meer dan 480 schepen die Nederlandse wateren in zijn gevaren terwijl ze in de periode daarvoor om onverklaarbare reden langer dan een dag hun gps-signaal uit hadden staan, waardoor niet duidelijk is waar ze precies zijn geweest?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is voorts de consequentie hiervan voor de handhaving van bijvoorbeeld Europese sancties en exportcontrolewetgeving voor wapens of strategische goederen of voor de handhaving van productstandaarden en afspraken in (internationale) handelsverdragen? Is dit wel voldoende gewaarborgd?
Het onderwerp staat nadrukkelijk op de Europese en internationale agenda. De Kustwacht werkt namelijk al samen op (inter)nationaal niveau om tot een completere beeldopbouw en risicoprofilering te komen. Met de nieuwe EU verordening «Europese Grens- en Kustwacht Agentschap (COM (2015) 0310)» wordt daarbij voortgebouwd op de fundamenten van Frontex. In de verordening zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van samenwerking op het gebied van kustwachttaken. De agentschappen Frontex, European Fisheries Control Agency en European Maritime Safety Agency worden geacht meer met elkaar samen te werken, bijvoorbeeld op het gebied van gezamenlijke operaties, uitwisseling van informatie en best practices en trainingen om lidstaten beter te kunnen ondersteunen bij het uitvoeren van de (nationale) kustwachttaken. De agentschappen zullen in een samenwerkingsovereenkomst de vorm van de samenwerking verder uitwerken. Nadere samenwerking in de vorm van gezamenlijke activiteiten en informatie-uitwisseling zal ook gevolgen hebben voor de rol die het Maritiem Operatie Centrum hierin zal vervullen.
De Douane werkt risicogericht. Dat geldt voor alle vervoersbewegingen (in-, uit- en doorvoer) en voor alle wet- en regelgeving waarvan de handhaving aan de Douane is opgedragen, waaronder internationale sanctiemaatregelen en regelgeving inzake in-, uit- en doorvoer van militaire goederen. Als de Douane een signaal krijgt dat de opgave van de bestemmingshavens onjuist of onvolledig is, de koers van een schip wijzigt of de AIS-installatie is uitgezet, dan is dat voor de Douane een risico-indicator. Dergelijke signalen kunnen meegenomen worden in de risico-afweging en kunnen aanleiding zijn voor een interventie. Overigens wordt bij export vóór het vertrek van de goederen uit de haven de uitvoeraangifte gecontroleerd waarbij wordt nagaan of de goederen de EU mogen verlaten en of bijvoorbeeld een vergunning nodig en aanwezig is.
Kunt u aangeven welke oplossingen er liggen op Europees en internationaal vlak om deze praktijken tegen te gaan, wat wordt er vervolgens op Europees en internationaal niveau daadwerkelijk gedaan om de controlemogelijkheden van zeeschepen op illegale praktijken te verbeteren en/of te intensiveren? Wat is hierbij de laatste stand van zaken?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid om dit probleem hoger op de Europese en/of internationale agenda te zetten, gezien het grote belang van Nederland bij deze kwestie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bekend met de kritiek dat AIS erg kwetsbaar is voor hackers omdat het geen vorm van authenticatie of encryptie kent4? Zo ja, wat is hierop uw beleid? Wat kan er volgens u gedaan worden om digitaal misbruik van AIS tegen te gaan, op nationaal en op internationaal niveau? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bekend met de kwetsbaarheid van AIS. Daarom maakt de Kustwacht gebruik van meerdere sensoren zoals radar en waarnemingen met de eigen eenheden (Kustwachtvliegtuig en Kustwachtschepen). AIS is een systeem dat de veiligheid verhoogt van de scheepvaart. Het doel van AIS is om een goede communicatie tussen schepen onderling en tussen schepen en verkeerscentrales mogelijk te maken (safety). Het systeem is niet ontworpen om te fungeren als een vessel tracking systeem.
Kunt u de Kamer voorzien van een uitgebreide reactie op de data-analyse van het maritieme informatiebedrijf Winward?5 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Voor zover relevant is dat verwerkt in de antwoorden 1 tot en met 15.
Het bericht “Politie slaat door met positieve discriminatie” |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Politie slaat door met positieve discriminatie»?1
Ja.
Klopt het dat een vacaturetekst van de Amsterdamse politie op voorhand autochtone mensen uitsloot?
Ja.
Begrijpt u dat dit een klap in het gezicht is van alle agenten zonder andere culturele achtergrond en dat ondanks dat de vacature is aangepast zij nu weten dat zij toch geen kans maken ook al zijn zij misschien geschikter voor de functie? Zo nee, waarom niet?
In 2015 heeft uw Kamer met een motie2 gevraagd de korpschef een inspanningsverplichting op te leggen om de diversiteit in het korps te vergroten. Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, is een meer divers samengesteld korps noodzakelijk voor zowel een effectieve aanpak van criminaliteit, radicalisering, discriminatie en overlast als een betere verbinding met en draagvlak in onze samenleving.3 Sturen op diversiteit heeft een operationele noodzaak. Diversiteit is een onderdeel van het strategisch personeelsbeleid van de politie.
Het is voor de politie van belang dat een eerlijk en rechtvaardig wervings- en selectieproces wordt gevolgd. Het uitgangspunt bij de selectie is een objectieve, geïndividualiseerde beoordeling van de kandidaten. De kwaliteit van de betreffende functionaris moet te allen tijde voldoen aan de gestelde functie-eisen.
Wat de betreffende vacaturetekst betreft, heeft de politie geoordeeld dat hiermee niet werd voldaan aan de zorgvuldigheidseis, waarna de vacaturetekst is aangepast. In de nieuwe vacaturetekst zijn de competenties en eisen nader geduid en is de zinsnede opgenomen dat bij gelijke geschiktheid een kandidaat wordt geselecteerd met een niet-westerse achtergrond.
Waarom werd de vacature onder druk gewijzigd en ziet de Amsterdamse politie zelf niet in dat dit pure discriminatie van autochtonen is?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat, nu zelfs agenten met een migratie-achtergrond last hebben van dit voorkeursbeleid omdat andere agenten de indruk krijgen dat ze worden voorgetrokken en niet op hun kwaliteiten zijn geselecteerd, het diversiteitsbeleid dient te worden afgeschaft en dat zorg moet worden gedragen voor een personeelsbestand met daarin de meest geschikte personen voor de betreffende functie binnen de Nationale Politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het boetebeleid voor onverzekerde auto’s |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Het absurde Nederlandse boetebeleid: 18.733 celstraffen voor onverzekerde auto’s (die in de garage staan)»?1
Ja.
Hoeveel van de boetes voor onverzekerde auto’s worden opgelegd aan eigenaren van auto’s die na een schorsing van de verzekeringsplicht verzuimen die schorsing te verlengen? Welk bedrag is hiermee gemoeid?
Het is niet bekend wat de persoonlijke motieven zijn van alle eigenaren van geschorste voertuigen in Nederland om de schorsing wel of niet te verlengen. Het motief «verzuimd de schorsing te verlengen» kan dus niet cijfermatig worden onderbouwd. Wat wel bekend is, is dat het aantal overtredingen na afloop van een schorsing op grond van artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam), dat in 2016 door de Dienst wegverkeer (RDW) is overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), 13.335 bedraagt. Dat is 7,9 procent van het totaal aantal overgedragen zaken aan het CJIB. De totale som opgelegde beschikkingsbedragen na afloop van een schorsing is € 4.848.760. Dit is een momentopname en is dus niet het totaal geïncasseerde boetebedrag omdat een deel van de zaken nog niet onherroepelijk is.
Deelt u de mening dat, indien de eigenaar van een auto stelt dat hij zijn auto permanent niet op de openbare weg zal gebruiken, daarvoor een schorsing van de verzekeringsplicht voor onbepaalde termijn mogelijk moet worden en dat dan bij gebruik van die auto op de openbare weg forse sancties moeten komen te staan, bijvoorbeeld door middel van een strafrechtelijke afdoening? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Indien een voertuig permanent niet meer op de openbare weg wordt gebruikt, kan de voertuighouder het voertuig «buiten registratie plaatsen». Gevolg daarvan is dat de voertuiggebonden verplichtingen definitief eindigen. Schorsen is daarentegen bedoeld voor het «tijdelijk» niet gebruiken van het voertuig. Met een onbeperkte termijn gaat het tijdelijke karakter van schorsen verloren en ontstaat het risico op een toename van het aantal «wrakken» op het eigen terrein. Dit is niet wenselijk. Ik ben daarom geen voorstander van een onbepaalde schorsingstermijn.
Het rijden zonder verzekering is in artikel 30, vierde lid, Wam, reeds apart en met een zwaardere straf dan het onverzekerd hebben van het voertuig (lid 2) strafbaar gesteld en wordt strafrechtelijk afgedaan. Daarnaast zijn het rijden zonder geldige APK en het rijden zonder te voldoen aan de belastingplicht strafbaar gesteld.
Staan er auto’s ingeschreven in het kentekenregister die zeer waarschijnlijk niet meer op de weg kunnen komen bijvoorbeeld omdat het schroot met een kenteken betreft? Zo ja, om hoeveel auto’s gaat het naar schatting? Is in die gevallen het kentekenregister dan nog wel een goede basis voor het uitschrijven van boetes voor onverzekerde auto’s? Zo nee, hoe weet u dat?
Het kentekenregister is gebaseerd op het aangaan van verplichtingen. Met de tenaamstelling gaat men verplichtingen aan die aan het houden van voertuigen zijn verbonden. Zoals er een gecontroleerd aangaan van verplichtingen is, zo is er ook een gecontroleerde beëindiging van deze verplichtingen. Uit het kentekenregister blijkt niet hoeveel voertuigen «schroot zijn met een kenteken» waarvan de registratie nog actueel is. Het kentekenregister geeft alleen aan hoe vaak er een tenaamstelling vervallen is verklaard omdat het voertuig bijvoorbeeld gedemonteerd, gestolen of geëxporteerd is. De beëindiging van de tenaamstelling dient de voertuighouder zelf aan te vragen. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, besluit de RDW om de tenaamstelling vervallen te verklaren met als gevolg dat de voertuigverplichtingen ook stoppen.
Als een voertuig onverzekerd de weg op gaat kan dit, na het veroorzaken van een ongeval, leiden tot niet verzekerde schade van slachtoffers. Om te voorkomen dat onverzekerde voertuigen de weg op gaan is het in artikel 30, tweede lid, Wam strafbaar gesteld om voor een motorrijtuig dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld geen verzekering af te sluiten, of de verzekering niet in stand te houden. Het gaat hierbij om één van de zogenaamde voertuigverplichtingen: verzekeringsplicht, APK-plicht en belastingplicht. Het maakt daarbij niet uit of een voertuig al dan niet gebruik maakt van de openbare weg. Als een voertuig stilstaat en niet meer de openbare weg op gaat of de tenaamstelling zou moeten komen te vervallen, is het de verantwoordelijkheid van de eigenaar om het voertuig te schorsen of uit het kentekenregister te laten halen. Als een voertuig wordt geschorst, dan stopt gedurende de termijn van de schorsing de Wam-verplichting. Hiermee is het kentekenregister een goede basis voor de handhaving op deze voertuigverplichtingen.
Kent u de aanbeveling uit het rapport «Verzekeringsplicht motorvoertuigen Evaluatie vermuldering WAM art 30 lid 2» (WODC, 2016, p. 10) om, ter voorkoming van nieuwe instroom van onverzekerde voertuigen, onder andere bij het (verlopen van) schorsing een directe koppeling te maken met de verzekeraars, zodat dit door de kentekenhouder niet vergeten kan worden? Zo ja, wat is uw mening over die aanbeveling en wat wordt daarmee gedaan?
Zoals ik in mijn brief van 16 februari 20172 heb aangegeven zijn er al verschillende maatregelen in gang gezet om te voorkomen dat voertuigen onverzekerd zijn en die moeten voorkomen dat voertuigen bij herhaling nog steeds onverzekerd blijven. Zoals ik ook in de brief heb aangegeven ben ik in overleg met de ketenpartners over het voorkomen van onverzekerde voertuigen die wel verzekerd moeten zijn. De aanbevelingen uit het rapport worden daar ook bij betrokken. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten informeren.
Wat wordt er met de aanbeveling gedaan om «in risicogevallen (zoals: herhaalde constatering, nog openstaande eerdere sancties) persoonlijk contact te zoeken met de kentekenhouder om problemen tijdig op te sporen en op te lossen» (p. 85 van voorgenoemd rapport)?
Er is een pilot (Betekenisvolle Interventie Registervergelijking; BIR) gehouden waarin door de RDW, bij een nieuwe constatering na twee eerdere boetes die niet hebben geleid tot het verzekeren van het voertuig, contact wordt gezocht met deze kentekenhouders. Zoals ik in mijn brief van 16 februari 20173 heb aangegeven wordt de werkwijze van deze pilot in 2017 structureel gemaakt omdat deze werkwijze een succesvolle bijdrage levert aan het voorkomen van herhaalde constateringen.
In hoeverre helpt het programma «maatschappelijk verantwoord handhaven» van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) en het beleid van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ten aanzien van betalingsregelingen en schrijnende gevallen om te voorkomen dat eigenaren van onverzekerde auto’s onnodig in financiële problemen worden gebracht?
Er zijn door de ketenpartners verschillende initiatieven gestart die een bijdrage leveren aan het voorkomen dat eigenaren van onverzekerde auto’s in de financiële problemen komen. Intensivering van het waarschuwingsmoment, verduidelijking van de schriftelijke correspondentie en meer persoonlijk contact (zoals de pilot BIR) zijn hier voorbeelden van. Naast deze maatregelen zijn er nog een aantal andere maatregelen genomen:
Daarnaast zijn in de afgelopen jaren diverse maatregelen getroffen om te komen tot een snelle, zekere, efficiënte en maatschappelijk verantwoorde tenuitvoerlegging van financiële sancties. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft uw Kamer hierover in verschillende brieven geïnformeerd.4 Deze maatregelen hebben uiteraard ook betrekking op de inning van sancties in het kader van artikel 30, tweede lid, Wam. Een belangrijke maatregel is de mogelijkheid om Wahv-sancties van meer dan 225 euro (waaronder de sancties in het kader van artikel 30, tweede lid, Wam) in termijnen te betalen.
Ten slotte ben ik, zoals ik in mijn brief van 16 februari 2017 heb aangegeven, met de ketenpartners in overleg getreden om meerdere preventieve maatregelen uit te werken.
In hoeverre is het beleid ten aanzien het in gijzeling nemen van burgers die wel willen maar niet kunnen betalen in de recente praktijk daadwerkelijk veranderd zoals eerder is aangekondigd?
Dit is daadwerkelijk gewijzigd. In 2015 zijn het OM en het CJIB begonnen met een nieuwe werkwijze ten aanzien van het indienen van vorderingen gijzeling. Door de nieuwe werkwijze worden vorderingen gijzeling gerichter ingediend dan voorheen. Het OM en het CJIB baseren de vordering op verschillende gegevens. Zo nemen zij indien mogelijk eerder betaalgedrag bij een boete mee in de motivering van de vordering. Daarnaast worden andere bewijzen van betalingsonmacht meegenomen in de overweging, zoals onder curatele of bewind staan. Ook wordt gekeken of de betrokkene in het verleden gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in termijnen te betalen, of een andere betalingsregeling heeft getroffen. Bij personen met een geldig en actueel adres wordt nog een waarschuwingsbrief verzonden waarop de betrokkene kan reageren om zijn betalingsonmacht kenbaar te maken. De vordering wordt vervolgens zo volledig mogelijk gemotiveerd om te laten zien dat niet is gebleken dat er sprake is van betalingsonmacht. Indien de rechter de vordering toestaat, kan het OM tot gijzeling overgaan.
Door maatregelen te nemen aan de voorkant van het inningsproces komen er naar verwachting minder personen in de dwangfase terecht. Door vervolgens de vorderingen gemotiveerd in te dienen wordt gijzeling gericht ingezet.
Het bericht "Ruim 600 agenten nog niet gescreend" |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Ruim 600 agenten nog niet gescreend»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Zo ja, waarom zijn deze medewerkers nog steeds niet gescreend gezien het feit dat hier al geruime tijd over wordt gesproken mede naar aanleiding van politiemol Mark M.?
Het klopt dat er op dit moment medewerkers zijn die nog niet de screening hebben gehad, die hoort bij de functie waarop ze geplaatst zijn in het kader van de personele reorganisatie. Het aantal medewerker waar het om gaat is lager dan in het artikel wordt gesteld. Dit komt omdat er dagelijks veiligheidsonderzoeken worden afgerond. Wellicht ten overvloede, een P-veiligheidsonderzoek wordt uitgevoerd door de politie, onder mandaat van de AIVD. Een A-veiligheidsonderzoek wordt door de AIVD uitgevoerd.
Alle medewerkers op een A-vertrouwensfunctie zijn eind 2015 gecontroleerd op het hebben van een VGB (Verklaring van geen bezwaar), waarover uw Kamer op 3 december 2015 en 25 januari 2016 is geïnformeerd.2 Jaarlijks wordt de lijst met vertrouwensfuncties binnen de politie herzien. Zo zijn ook per 1 januari 2017 nieuwe A-vertrouwensfuncties op de lijst bijgeschreven, die eerst een P-vertrouwensfunctie waren. Voor de medewerkers op deze functies is nu een A-veiligheidsonderzoek aangevraagd. Op dit moment zijn alle voornoemde aanvragen voor een A-screening in behandeling bij de AIVD. De verwachting is dat rondom de zomer van 2017 alle A-veiligheidsonderzoeken zijn afgerond.
Eerder is uw Kamer geïnformeerd over de controle of medewerkers op een P-vertrouwensfunctie in het bezit zijn van een VGB. Zoals aangegeven is de personele reorganisatie aangegrepen om te controleren of zij in het bezit waren van een VGB. Bij de medewerkers die worden geplaatst op een vertrouwensfunctie wordt gecontroleerd of zij aanvullend gescreend moeten worden of dat zij reeds in het bezit zijn van een VGB. Indien dit laatste niet het geval is krijgen deze medewerkers alsnog een veiligheidsonderzoek. Hieronder vallen onder andere de medewerkers die nog niet eerder op de vertrouwensfunctie werkzaam waren.
Gelet op het geschatte aantal uit te voeren P-veiligheidsonderzoeken was de verwachting dat deze controle tot medio 2018 zou duren. Inmiddels ligt het in de lijn der verwachting dat dit proces eerder wordt afgerond.
Wanneer gaat u hier eens vaart achter zetten om taferelen als die met politiemol Mark M. te voorkomen, zeker gezien het feit dat het gaat om 65 gevallen met een vertrouwensfunctie in de zwaarste categorie?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er een stijging zit in het aantal agenten dat jaarlijks verdacht wordt van strafbare feiten? Zo ja, kan u aangeven wat hiervan de oorzaak is en hoe gaat u dit vervolgens aanpakken?
Het door u opgeroepen beeld tref ik niet aan in de rapportages van de politie. Tot en met 2015 was het aantal in dat jaar afgesloten onderzoeken bepalend voor opname in de totalen van het jaarverslag. Cijfers in het jaarverslag over 2015 hadden dus betrekking op zaken uit 2015, 2014 en soms zelfs 2013. Met ingang van 2016 wordt uitgegaan van de startdatum van de onderzoeken, niet van de datum waarop de onderzoeken worden afgesloten.
Doordat deze informatie op een andere wijze wordt geregistreerd, laten de cijfers van 2016 zich niet vergelijken met de cijfers van voorgaande jaren en kan uw vraag op dit moment niet worden beantwoord.
Waarom zijn de cijfers met betrekking tot het aantal van strafbare feiten verdachte agenten over het afgelopen jaar nog steeds niet beschikbaar?
Inmiddels is de jaarverantwoording 2016 gepubliceerd, waarin deze cijfers zijn vermeld. In 2016 zijn 791 strafrechtelijke onderzoeken gestart, waarbij 279 politiemedewerkers verdacht werden.
Bent u bereid deze cijfers aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie https://www.politie.nl/nieuws/2017/mei/17/00-jaarverantwoording-2016-politie-reden-tot-optimisme.html
Hoe de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van demonstratie en de vrijheid van vereniging zich verhouden tot de openbare orde |
|
Farid Azarkan (DENK), Selçuk Öztürk (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Afblazen van politieke bijeenkomstenis kwalijke tendens»?1
Kent u het bericht «Turkse Minister van Familiezaken tegengehouden in Rotterdam»?2
Kent u het bericht «Velhoven verbiedt Eritrea-conferentie, tientallen arrestaties»?3
Kent u het bericht «Waarom werden alle anti-Zwarte piet-betogers in Rotterdam gearresteerd»?4
Wat is het standpunt van het kabinet over het verbieden van al dan niet politieke bijeenkomsten met het argument dat de openbare orde in het geding komt? Bent u bereid om te reflecteren op dit standpunt gezien de ontwikkelingen in de afgelopen tijd?
Het waarborgen van grondrechten zoals de vrijheid van betoging acht het kabinet van groot belang. Daarom is bij formele wet -de Wet openbare manifestaties- vastgelegd onder welke omstandigheden de vrijheid van betoging mag worden beperkt. Ernstige vrees voor wanordelijkheden is één van die gronden. In die wet is tevens vastgelegd dat de burgemeester het bevoegde gezag is.
Hoe waardeert het kabinet de stelling van hoogleraar Brouwer, dat alle politieke geluiden een gelegenheid moeten krijgen tot uitdrukking te worden gebracht in een vergadering?5 Zo ja, waarom zijn in korte tijd ten minste drie politieke bijeenkomsten afgelast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft het verbod van de Eritrese conferentie in Veldhoven te maken met de kwalificatie van het kabinet waarin deze bijeenkomst als «ongemakkelijk» is aangeduid?
Nee.
Hoe is het mogelijk dat de burgemeester van Veldhoven de Eritrese conferentie besloot te verbieden, terwijl er kort ervoor geen enkele schriftelijke en mondelinge aanwijzing was om deze bijeenkomst te verbieden?
De burgemeester van Veldhoven heeft de bijenkomst pas verboden na een verstoring van de openbare orde – op donderdagavond 13 april – vanwege ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. Daarbij heeft hij zich gebaseerd op de uitgangspunten en zijn bevoegdheden ingevolge de Wet openbare manifestaties. Het is aan de burgemeester daarover verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad.
Vindt u dat een verbod van de Eritrese conferentie, met het argument dat de openbare orde in het geding was, niet te makkelijk is uitgevaardigd aangezien de autoriteiten er ook voor hadden kunnen kiezen om de veiligheid te waarborgen van de conferentiegangers?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u in aanvulling op de brief van 10 april jl. over de campagnebezoeken van Turkse ministers een uitgebreid feitenrelaas geven over wat er op zaterdagavond 11 maart en zondag 12 maart bij het Turkse consulaat in Rotterdam is gebeurd en kunt u deze de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat de brief van 10 april 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 32 824, nr. 195) reeds op uitgebreide wijze ingaat op wat er in de avond en nacht van 11 op 12 maart bij het Turkse consulaat in Rotterdam is voorgevallen. In antwoord op concrete vragen wordt hieronder, waar mogelijk, een nadere toelichting gegeven.
Is het kabinet bereid om over de inhoud van het feitenrelaas onderzoek te laten verrichten door de Inspectie Veiligheid en Justitie naar mogelijke onwettigheden? Zo ja, bent u bereid om hiervan de resultaten te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om de Inspectie te verzoeken onderzoek te verrichten. Echter, de Inspectie heeft de eigenstandige bevoegdheid te beslissen om onderzoek te doen. Indien de Inspectie besluit om onderzoek te doen, zal ik uw Kamer hierover informeren en de resultaten hiervan met u delen.
Bent u bereid om per artikel te beoordelen of de burgemeesters van Rotterdam en Veldhoven zich hebben gehouden binnen de kaders van de volgende verdragen en wetten:
Het is aan de rechter om zich daarover een oordeel te vormen indien en voor zover aan de rechter in enigerlei procedure dergelijke rechtsvragen worden voorgelegd en deze een dergelijk oordeel geboden acht ter beslechting van het voorgelegde geschil in de betreffende procedure.
Heeft het optreden van de burgemeester van Rotterdam volgens u niet bijgedragen aan verdere escalatie? Zo ja, kunt u in retrospectief aangeven wat de burgemeester anders had kunnen of moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Had de burgemeester van Rotterdam andere keuzes kunnen of moeten maken om de situatie te de-escaleren?
Wat was de aanleiding voor het feit dat één van de aanwezigen, die op de grond lag, meerdere malen is gebeten door een politiehond? Is hiervan melding van opgemaakt in het politiesysteem? Zo ja, kunt u dit openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de politieagent die verantwoordelijk was voor de politiehond? Zo nee, waarom niet?
Wat voor maatregelen gaat u nemen om in de toekomst relschoppers te onderscheiden van demonstranten, zodat deze mensen niet de dupe worden van politieoptreden?
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de vervolging en berechting van relschoppers op de bewuste avond?
Er zijn tot nu toe zes verdachten aangehouden. Er zijn tweemaal beelden van de ongeregeldheden getoond in het programma Opsporing Verzocht. Te zijner tijd zal een themazitting worden gehouden ter berechting van de verdachten.
Klopt het dat de Turkse Minister van Familiezaken tot ongewenst vreemdeling is verklaard? Zo ja, door wie is dit besluit genomen en met welke argumentatie is dit gebeurd?
Is het ongewenst verklaren van een buitenlandse regeringsfunctionaris van een NAVO-bondgenoot of een anderszins bevriend land eerder vertoond in Nederland, in de Europese Unie of in de NAVO?
Heeft de Turkse Minister van Familiezaken de gebruikelijke rechtsbescherming gehad voor personen die tot ongewenst vreemdeling zijn verklaard? Zo ja, heeft zij gebruik kunnen maken van haar rechten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van Geert-Jan Knoops, advocaat en bijzonder hoogleraar internationaal recht en politiek, dat het kabinet een buitenlandse Minister kan weigeren zonder opgaaf van redenen in zeer extreme situaties, zoals spionage? Zo ja, waaruit blijkt concreet dat de staatsveiligheid in het geding was toen de Turkse ministers van Familiezaken en van Buitenlandse Zaken in Nederland kwamen om campagne te voeren? Zo nee, waarom niet?6
Uitgezonderd verplichtingen voortvloeiend uit zetelverdragen met in Nederland gevestigde internationale organisaties ten aanzien van de aanwezigheid van vertegenwoordigers van andere lidstaten en voortvloeiend uit overeenkomsten ten behoeve van intergouvernementele bijeenkomsten op Nederlands grondgebied, heeft Nederland onder internationaal recht geen verplichting een buitenlandse Minister toegang te verlenen tot zijn grondgebied voor de uitoefening van overheidstaken. Het hoeft voor een weigering niet om extreme situaties te gaan. Op grond van zijn territoriale soevereiniteit mag Nederland zelf bepalen wie het op zijn grondgebied toestaat voor de uitoefening van overheidstaken.
Hoe verklaart u dat de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken, nadat de landingsrechten door de Nederlandse regering waren ingetrokken, in Frankrijk wel een toespraak kon houden over het Turkse referendum?7 Waarom kon het wel in Frankrijk en niet in Nederland?
Het kabinet heeft voorafgaand aan het geplande bezoek van de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken bij herhaling te kennen gegeven dat het voeren van politieke campagnes in de publieke ruimte door vertegenwoordigers van de Turkse regering in hun officiële capaciteit ongewenst acht. Het is aan de Franse autoriteiten daarin zelf een afweging te maken. Daarbij komt dat, anders dan in Metz in Frankrijk, het belang van de handhaving van de openbare orde in de weg stond aan een bijeenkomst met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken in Rotterdam, waarvoor via sociale media open uitnodigingen werden verstuurd.
Vindt u dat de burgemeester van Rotterdam in strijd heeft gehandeld met de gedragscode van de Rotterdamse gemeenteraad? Zo ja, wat zijn de consequenties hiervan? Zo nee, waaruit blijkt dat?
Het is aan de gemeenteraad van Rotterdam om te beoordelen of de burgemeester in strijd heeft gehandeld met de gedragscode van de burgemeester zoals die door de raad is vastgesteld en om daaraan desgewenst consequenties te verbinden.
Vindt u dat de burgemeester van Rotterdam door het geven van toestemming om te schieten, buitenproportioneel heeft gehandeld? Zo ja, wat zijn de consequenties hiervan voor de burgemeester? Zo nee, waarom niet?
Er was, op basis van informatie verkregen uit Duitsland, een vermoeden dat de begeleiders van Minister Kaya mogelijk gewapend waren. Er was aan de beveiligers geen machtiging verstrekt voor het dragen van wapens op Nederlands grondgebied. De hoofdofficier van justitie heeft, na afstemming in de driehoek Rotterdam, daarom besloten tot inzet van een arrestatie-eenheid. Het eventueel toepassen van geweld past binnen het handelingskader waarbinnen die eenheid onder gezag van de HOvJ optreedt. Er zijn overigens geen wapens aangetroffen.
Uit welke informatie bleek dat de entourage van de Turkse Minister van Familiezaken mogelijk vuurwapengevaarlijk was?
Zie antwoord vraag 25.
Vindt u dat er buitenproportioneel is gehandeld door de autoriteiten om de Turkse tijdelijke zaakgelastigde en de Turkse Consul-Generaal uit Deventer aan te houden en vast te zetten op het hoofdbureau van de politie Rotterdam, rekening houdend met het feit dat zij in een auto met een diplomatiek kenteken zaten, hetgeen duidt op het genieten van immuniteit volgens het Verdrag van Wenen? Zo ja, hoe gaat u de gevolgen rechtzetten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals uw Kamer in de brief van 10 april jl. is gemeld, is de entourage van Minister Kaya tegen middernacht in opdracht van de officier van justitie aangehouden op verdenking van overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Pas op het hoofdbureau van de politie Rotterdam bleek
dat ook de Turkse Tijdelijk Zaakgelastigde en de Turkse Consul-Generaal van het consulaat in Deventer zich in dit gezelschap bevonden. Zodra dit duidelijk werd zijn zij vrijgelaten. Daarbij is de aanwezigheid ter plaatse van een auto met een CD-nummerbord niet doorslaggevend. De Turkse Tijdelijk Zaakgelastigde en Consul-Generaal bevonden zich op het moment dat zij overgebracht werden naar het hoofdkantoor van de politie Rotterdam niet in de auto van Minister Kaya, maar waren onderdeel van de entourage van Minister Kaya.
Vindt u dat de burgemeester van Rotterdam loslippig is geweest bij het tv-programma Pauw & Jinek8, aangezien hij informatie heeft verschaft over de veiligheidsdiensten en de schietinstructie? Zo ja, wat zijn de consequenties? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op de vragen 13 t/m 17.
Vindt u het niet opvallend dat de burgemeester van Rotterdam te vaak faalt om de openbare orde in Rotterdam op een gedegen manier te handhaven?9 10 11
Zie antwoord vraag 28.
Kunt u aangeven hoe vaak de Kroon gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een burgemeester te ontslaan uit zijn ambt en met welke argumentatie?
Ervan uitgaande dat de vraagstelling betrekking heeft op de periode sinds de inwerkingtreding van de gemeentewet van 1851, is het niet mogelijk met exacte aantallen aan te geven hoe vaak de Kroon gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een burgemeester te ontslaan uit zijn ambt. Veel gebruikte argumentaties om een burgemeester ontslag te verlenen zijn o.a. de benoeming als burgemeester in een andere gemeente, het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd etc.
De berichten dat Turkije Koerdische doelen in Noord-Syrië en Noord-Irak heeft aangevallen |
|
Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de Turkse aanvallen op Koerdische doelen in Noord-Syrië en Noord-Irak?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze aanvallen, gezien het feit dat de getroffen groeperingen deel uitmaken van de anti-ISIS-coalitie en nauw samenwerken met NAVO-bondgenoot Amerika?
Net als andere landen heeft Turkije het recht op zelfverdediging tegen gewapende aanvallen, dus ook als dergelijke aanvallen worden uitgevoerd door Koerdische strijders. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat Turkije met zijn militaire optreden in de regio de internationale inzet in de strijd tegen ISIS niet dient te bemoeilijken, conform het internationaal recht dient te handelen en derhalve de beginselen van proportionaliteit in acht dient te nemen. Terughoudendheid van Turkije is daarom gepast.
Zijn er bewijzen voor de Turkse bewering dat het bij de aanvallen ging om PKK-strijders die wapens en explosieven naar Turkije wilden smokkelen?
Het kabinet beschikt niet over bewijzen die bovengenoemde Turkse bewering kunnen bevestigen of ontkrachten.
Bent u ervan op de hoogte dat organisaties van de Syrische Christelijke minderheid en de Iraakse Yazidi’s sterk geprotesteerd hebben tegen deze bombardementen omdat zij mede-slachtoffer zijn van de Turkse bombardementen?2 Welke informatie heeft u over slachtoffers onder deze groepen?
Open bronnen beweren dat meerdere stellingen in noordoost Syrië en noord Irak zijn aangevallen door Turkije. Daarbij zouden twee burgers en enkele tientallen Koerdische strijders en Yezidi’s zijn gedood. Nederland beschikt niet over eigenstandige inlichtingen op basis waarvan deze berichten bevestigd of ontkracht kunnen worden. Het kabinet heeft uit open bronnen kennisgenomen van het feit dat organisaties van de Syrische Christelijke minderheid en de Iraakse Yezidi’s hebben geprotesteerd tegen deze bombardementen.
De website 'Alt Rechts' (altrechts.com) waar opgeroepen wordt om personen en organisaties op te geven die zich 'volksvijandig' zouden opstellen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de website Alt Rechts en het «Joodse overzicht» en het «overzicht volksvijandig Nederland»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de website actief Joden en «volksvijandige Nederlanders» inventariseert? Bent u er ook mee bekend dat volgens de website onder andere feministen, homoseksuelen en cultuur-afbrekers afgeschilderd worden als volksvijandige Nederlanders?
Ja.
Deelt u de mening dat deze website bedreigend en lasterlijk is voor mede-Nederlanders, discriminatie cultiveert en faciliteert en bewust haat en verdeeldheid zaait? Kunt u dit toelichten?
Dit zal moeten blijken uit het strafrechtelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd onder leiding van het parket Oost-Nederland. Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een overleg tussen MiND (meldpunt internet discriminatie) en de regionale eenheid Oost-Nederland van de Nationale Politie in maart van dit jaar.
Zijn er aangiftes gedaan tegen deze website en de beheerders? Zo ja, hoeveel en waar bevinden deze zich in het proces?
De politie heeft laten weten dat -voor zover bekend – geen aangiften zijn gedaan tegen de beheerders van de website Altrechts.com.
Deelt u de opvatting van advocaat Alberdingk Thijm dat aangifte tot het aanpakken van deze website en beheerders kan leiden?2 Kunt u dit toelichten?
De site is direct door de provider offline gehaald. Om te kunnen beoordelen of de beheerders van de website strafrechtelijk kunnen worden aangepakt, is onderzoek noodzakelijk.
Dit onderzoek loopt op dit moment al. Aangiften zijn niet noodzakelijk voor het voortzetten van het onderzoek, maar het is uiteraard van belang dat een ieder die meent slachtoffer te zijn geweest van een strafbaar feit aangifte doet.
Loopt er momenteel een onderzoek naar de website en de beheerders door het openbaar ministerie (OM)? Zo ja, waar staat dit in het proces? Zo nee, bent u bereid deze website onder de aandacht te brengen van het OM?
Ja, de politie is gestart met een onderzoek onder leiding van het parket Oost-Nederland.
Tegen welke straf kunnen de beheerders en eigenaren van de host aanlopen als het tot een veroordeling komt voor discriminatie, aanzetten tot haat, laster en smaad?
De maximum op te leggen straf voor discriminatie of aanzetten tot haat is op grond van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een gevangenisstraf voor de duur van een jaar of een geldboete van € 8.200,–. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen kan een gevangenisstraf van maximaal twee jaar of een geldboete van € 20.500,– worden opgelegd. De maximum straf voor smaad is ingevolge artikel 261 Sr een gevangenisstraf voor de duur van een jaar of een geldboete van € 8.200,–. Voor laster is dit op grond van artikel 262 Sr een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar of een geldboete van € 20.500,–.
De VN Veiligheidsraad |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bereid om aan de Kamer aan te geven wat de prioriteiten van Nederland zijn bij het lidmaatschap van de VN Veiligheidsraad, zoals de regering dat in 1999–2000, de laatste keer dat het in de VN veiligheidsraad zat, ook deed?1
Ik ben gaarne bereid om aan de Kamer aan te geven wat de prioriteiten voor het Koninkrijk zullen zijn als het lidmaatschap van de Veiligheidsraad voor 2018 formeel zal zijn bekrachtigd. Daartoe zal de Kamer in het najaar een brief toegaan, na rijksbrede afstemming.
Bent u bereid om de vervolging en berechting van de daders van het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014 tot een van de prioriteiten te maken van het Nederlands lidmaatschap in de veiligheidsraad, aangezien dezelfde veiligheidsraad in resolutie 2166 alle landen heeft opgeroepen volledige medewerking te verlenen aan de onderzoeken?
Het vervolgen en berechten van degenen die verantwoordelijk zijn voor het neerhalen van vlucht MH17 blijft voor het kabinet de hoogste prioriteit. Zoals vermeld aan uw Kamer (beantwoording Kamervragen d.d. 16-02-2017, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1217) heeft Nederland zich vanaf het begin ingezet voor betrokkenheid van de VN-Veiligheidsraad. Nederland zal het lidmaatschap uiteraard aangrijpen om zich sterk te blijven maken voor de uitvoering van VN-Veiligheidsraadresolutie 2166, waaronder de medewerking van alle betrokken landen bij vervolging en berechting, ongeacht het vervolgingsmechanisme waarvoor wordt gekozen.
Bent u bereid om de daadwerkelijke vervolging en berechting van de ISIS-strijders – die uit tientallen Lidstaten van de VN komen en genocide plegen – tot een van de prioriteiten van het Nederlandse lidmaatschap van de veiligheidsraad te maken?
Voortdurende inzet op de vervolging en berechting van alle personen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige internationale misdrijven, waaronder genocide, is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse beleid. Waar het ISIS-strijders betreft zal Nederland ook in internationale overlegorganen als de Veiligheidsraad blijven verkennen welke aanpak passend zou zijn en daadwerkelijk effect hebben in de huidige complexe situatie.
Kunt u de maandagenda van het roterende voorzitterschap alsmede het werkprogramma tijdig aan de Kamer doen toekomen, net als de regering dat deed toen Nederland de vorige keer lid was van de VN Veiligheidsraad?
Het ligt in de bedoeling om de Kamer iedere maand het werkprogramma toe te sturen zodra dit is aanvaard door de Veiligheidsraad.
Het bericht ´Cocaïnebaron knipt enkelband door en vlucht’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Cocaïnebaron knipt enkelband door en vlucht»?1
Ja.
Uit het artikel komt het beeld naar voren dat de betrokkene reeds in december 2016 zijn enkelband heeft doorgeknipt en ontvlucht is aan het toezicht van justitie; kloppen deze feiten? Waarom komt dit nieuws nu pas naar buiten en wat is er in de tussentijd gedaan aan de opsporing van de betrokkene? Welke stappen in nationaal en internationaal verband zijn er ondernomen om Cetin G. op te sporen sinds het duidelijk werd dat hij zijn enkelband heeft doorgeknipt?
In november 2016 gaf de enkelband van betrokkene en signaal van bandsabotage door aan de meldkamer. In reactie hierop heeft de reclassering direct contact opgenomen met de politie en het OM. Betrokkene is onmiddellijk (inter)nationaal gesignaleerd en partijen zijn, zoals ik ook in de antwoorden op de vragen van het lid Helder vermeldde, gelijk gestart met het opsporen van betrokkene. Hierbij is het Team FAST NL ingeschakeld. Vanwege toekomstige opsporingsbelangen kan ik verder geen uitspraken doen over concrete opsporingshandelingen.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de enkelband is doorgeknipt? Heeft dit geleid tot een directe signalering van het doorknippen aan politie of justitie? Waarom heeft dit niet geleid tot direct handelend optreden?
Zie antwoord vraag 2.
Uit het artikel wordt duidelijk dat het doorknippen van een enkelband vaker voorkomt; kunt u aangeven hoe vaak sinds de start van het werken met de enkelband het doorknippen/losmaken is voorgekomen? Kunt u duiden wat de kennelijke kwetsbaarheid van deze band betekent voor de inzet van de enkelband als betekenisvol middel?
Uit cijfers van de reclassering blijkt dat sinds begin 2016 35 enkelbanddragers (op ongeveer 2.700 dragers) moedwillig hun enkelband hebben verwijderd.
De enkelband is een effectief en voldoende robuust instrument om voorwaarden, zoals een locatiegebod te controleren, dit blijkt ook uit het onderzoek waarnaar ik verwijs in mijn antwoorden op vragen van het lid Helder. Per casus wordt zorgvuldig bekeken of een enkelband kan worden ingezet. De reclassering adviseert hierover. Vluchtgevaarlijkheid is een contra-indicatie voor het omleggen van de enkelband, maar ook voor het schorsen van de voorlopige hechtenis. Dit is de reden dat RN in deze casus negatief heeft geadviseerd over het gebruik van de enkelband en het OM zich heeft verzet tegen de schorsing. De onafhankelijke rechter die bevoegd is hierover te oordelen, heeft in deze zaak anders beslist.
Heeft u een verklaring voor het feit dat een verdachte van zeer zware strafbare feiten, reeds verdacht van zware nieuwe feiten, waartegen 14 jaar cel is geëist, thuis met een enkelband het onderzoek mocht afwachten? Vindt u het gepast dat bij dergelijke zware strafbare feiten en zwaar kaliber criminelen een licht middel als de enkelband wordt toegepast?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 3, 8 en 9 van het lid Helder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1983). Voorts verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer over doorgeknipte enkelbanden. Deze brief, de antwoorden op de Kamervragen van het lid Helder en de beantwoording van deze vragen zijn gelijktijdig aan uw Kamer gezonden.
Deelt u de mening dat de regels aangepast dienen te worden zodat verdachten van zware criminaliteit hun berechting niet thuis met een enkelband, maar achter tralies afwachten?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht datTurkije een Turkse beul heeft aangesteld bij een VN-vredesmissie |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt u het feit dat een Turkse politieman die verdacht wordt van de meest gruwelijke folteringen is aangesteld bij de VN-vredesmissie in Zuid-Sudan?1
De beschreven martelingen in het artikel zijn verschrikkelijk. Het kabinet kan hetgeen beschreven is in het artikel echter niet verifiëren en dus ook niet bevestigen. In algemene zin is het kabinet van mening dat personen waartegen een strafrechtelijk onderzoek loopt, niet zouden moeten worden aangesteld in een vredesmissie van de Verenigde Naties (VN).
Wordt het pletten van testikels en het anaal verkrachten van gevangenen in Turkije inderdaad beloond met een aanstelling bij een VN-missie, zoals in het artikel wordt beweerd door meerdere bronnen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Verenigde Naties het screeningsproces voor militairen en politiefunctionarissen geheel overlaten aan de missielanden? Zo ja, leidt dat vaker tot deelname van misdadigers aan VN-missies?
Voor de selectie van personeel voor VN-vredesmissies, hanteert de VN de volgende procedure. Een Police Contributing Country (PCC) draagt de kandidaat aan voor deelname aan een specifieke VN-missie door middel van een Note Verbale, een ingevulde Electronic Application for Seconded Police en een Medical Screening. In de Note Verbale verklaart de PCC dat de voorgedragen kandidaat van onbesproken gedrag is. Indien dit niet in de Note Verbale is opgenomen, laat de VN de kandidaat niet toe tot het selectieproces.
Nadat de kandidaat op deze wijze door een land is voorgedragen, bekijkt de VN op basis van een sollicitatiegesprek en een medische screening of de kandidaat geschikt is om toegelaten te worden tot de VN missie.
Hoe beoordeelt u het feit dat de beul in kwestie als verdachte zelfs volgens de Turkse wetgeving niet zou mogen deelnemen aan de VN-missie, maar dat hij op persoonlijke titel toch werd aangesteld door een Turkse Minister?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze waanzin één van de vele steekhoudende argumenten is om de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Zuid-Sudan per direct te stoppen? Zo nee, waarom niet?
In Zuid-Sudan is sprake van een diepe crisis met ernstige humanitaire gevolgen. Met het oog op de uiterst moeilijke omstandigheden waarin het land zich bevindt, blijft internationale betrokkenheid cruciaal. Met een geïntegreerde inzet van diplomatie, humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en een bijdrage aan UNMISS draagt Nederland bij aan de internationale inspanningen om Zuid-Sudan te stabiliseren. Juist nu moet Zuid-Sudan niet de rug worden toegekeerd. Stabiliteit in Zuid-Sudan, en daarmee in de bredere regio, is ook van groot belang om belangrijke drijfveren voor migratie te verminderen en weg te nemen. Dit is ook in het belang van Europa en Nederland. Het kabinet heeft de Kamer per brief van 15 februari 2017 uitgebreid geïnformeerd over de recente ontwikkelingen in Zuid-Sudan en de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS tot en met 28 februari 2018 (Kamerstuk 29 521, nr. 341). Het kabinet heeft hierover ook met de Kamer gesproken tijdens een algemeen overleg op 19 april jl.
Het bericht ´Politie bood zwijgdeal’ |
|
Chris van Dam (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie bood zwijgdeal»?1
Ja.
Klopt de veronderstelling in het artikel dat een aantal eenheden van de politie registraties/overzichten bijhoudt van vluchtelingen en/of statushouders die als verdachte van een strafbaar feit in aanraking komen met politie en/of justitie? Zo ja, waarom houden niet alle eenheden overzichten bij? In welke eenheden worden deze overzichten bijgehouden en aan wie werden deze om welke reden verstrekt? Op basis van welke criteria zijn deze overzichten opgesteld?
Er is een verschil tussen de politietaak bij de uitoefening van de basispolitiezorg en de specialistische taak van de politie in het kader van de Vreemdelingenwet. De verblijfstatus van een verdachte is geen standaard onderdeel van registratie voor de uitvoering van de eerstgenoemde taak. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft in het kader van de vreemdelingenrechtelijke taak een aantal wettelijke taken.
Vanuit de vreemdelingrechtelijke taak heeft de politie eigen informatie, alsook informatie van partners uit de vreemdelingenketen die noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak. Deze informatie mag echter niet zonder meer gedeeld worden met politieambtenaren die niet belast zijn met het uitvoeren van de vreemdelingentaak, en wordt niet automatisch gekoppeld aan informatie waar de politie over beschikt in het kader van haar generieke taak. Politie kan deze gegevens gebruiken voor het maken van analyses en monitors.
Over de vraag welke analyses en/of monitors in welke eenheden nu wel of niet worden bijgehouden zal ik uw Kamer informeren nadat het wob-verzoek is afgehandeld. Dit maakt deel uit van de eerder al genoemde herbeoordeling van het wob-verzoek.
Deelt u de mening dat, gezien het belang om draagvlak onder de bevolking voor de opvang van asielzoekers en statushouders vast te houden, een open discussie rond de (vermeende) criminele handelingen van een deel van de asielzoekers in Nederland noodzakelijk is? Bent u in dit licht bereid inzicht te verschaffen door over de jaren 2014, 2015 en 2016 data te leveren hoeveel asielzoekers, vluchtelingen en/of statushouders als verdachte in aanraking zijn gekomen met het Nederlandse strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat een open discussie rondom alle aspecten van het asielbeleid wenselijk is. Zoals bij uw Kamer bekend, maakt de Staatssecretaris het aantal geregistreerde incidenten met betrekking tot vreemdelingen op en rondom COA-locaties halfjaarlijks bekend, meest recentelijk op 13 april 2017. De cijfers over 2015 en 2016 zijn al openbaar gemaakt en uw Kamer is hierover geïnformeerd.2 Over 2014 zijn deze cijfers niet bekend. Er loopt op dit moment een wetenschappelijk onderzoek bij het WODC naar Criminaliteitscijfers in gebieden met en zonder asielzoekerscentrum (AZC).
In 2014 zijn 2.140 overdrachtsdossiers aan de Dienst Terugkeer en Vertrek overgedragen als gevolg van een maatregel van bewaring of vanwege strafrechtelijke detentie.3 In 2015 waren dit er 1.830 en in 2016 1.810.4
Kunt u in feitelijke zin uiteenzetten hoe het contact tussen de Telegraaf en de politie is verlopen ten aanzien van de in het artikel besproken zwijgdeal? Klopt het dat van de zijde van de politie gepoogd is weg te blijven bij het verstrekken van de gevraagde data ten aanzien van asielzoekers en indien dit klopt, kunt u dan aangeven waar daar de achterliggende reden van was? Kunt u aangeven wie het initiatief heeft genomen tot het aandringen op een eventuele zwijgdeal?
Met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) heeft de Telegraaf op 6 februari 2017 gevraagd om cijfers over het aantal politieoptredens dat in 2016 per maand heeft plaatsgevonden tegen migranten, uitgesplitst naar de verblijfsstatus van de betrokken personen (verdachten dan wel staande gehouden personen), met daarbij de aard van de verdenkingen. Verder verzocht de Telegraaf om rapportages en andere beleidsstukken over dit onderwerp.
Op het WOB-verzoek van de Telegraaf is geantwoord dat de politie bij aanhoudingen en staandehoudingen de verblijfstatus van betrokkenen niet registreert. Deze interpretatie is leidend geweest voor de beantwoording van het verzoek en er zijn geen documenten verstrekt. Mede naar aanleiding van de publicaties van de Telegraaf is gekeken of het WOB-verzoek ook breder geïnterpreteerd kan worden. Uit een nieuwe naslag is gebleken dat er analyses zijn opgesteld die een relatie hebben met het WOB-verzoek. Om die reden wordt het WOB-verzoek opnieuw, met voorrang, beoordeeld. Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend ook informeren over de uitkomsten van deze beoordeling en de te verstrekken documenten doen toekomen.
Het is te betreuren dat in de communicatie tussen de Telegraaf en de politie bij de krant het beeld is ontstaan dat men haar van publicatie wilde afhouden. De korpschef heeft mij ervan verzekerd dat dit nimmer de bedoeling is geweest.
Van een zwijgdeal is geen sprake.
Bent u bereid de Kamer alsnog te informeren over het eventuele andere nieuws dat de Telegraaf aangeboden is omtrent de aanpak van zakkenrollers uit veilige landen en uitgeprocedeerde asielzoekers die het land weigeren te verlaten en onderduiken in de illegaliteit? Zo nee, waarom niet?
Op het moment dat de politie het WOB-verzoek afwees, heeft de politie aangegeven mee te willen werken aan een publicatie over een onderwerp, gerelateerd aan dit thema. Dit aanbod is niet verder uitgewerkt.
De berichten 'Cijfers onder de pet' en 'Stempel nationale veiligheid excuus' |
|
Lilian Helder (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Cijfers onder de pet» en «Stempel nationale veiligheid excuus»?1 Klopt de inhoud van deze berichten?
Met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) heeft de Telegraaf op 6 februari 2017 gevraagd om cijfers over het aantal politieoptredens tegen migranten dat in 2016 per maand heeft plaatsgevonden, uitgesplitst naar de verblijfsstatus van de betrokken personen (verdachten dan wel staande gehouden personen), met daarbij de aard van de verdenkingen. Verder verzocht de Telegraaf om rapportages en andere beleidsstukken over dit onderwerp.
Op het WOB-verzoek van de Telegraaf heeft de politie geantwoord dat zij bij aanhoudingen en staandehoudingen de verblijfstatus van betrokkenen niet registreert. Dit feitelijk juiste gegeven is bepalend geweest voor een enge interpretatie en afdoening van het WOB verzoek. Een dergelijke interpretatie strookt niet met mijn beleid, en overigens ook dat van de korpschef, om WOB verzoeken – eventueel in overleg met verzoeker – ruim te interpreteren en waar mogelijk informatie te verstrekken.
Mede naar aanleiding van de publicaties van de Telegraaf heeft de politie in tweede instantie het WOB-verzoek breder geïnterpreteerd. Uit een daarop gevolgde naslag is gebleken dat er op basis van de wel beschikbare cijfers, nadere analyses zijn opgesteld die een relatie hebben met het WOB-verzoek. Om die reden beoordeelt de politie het WOB-verzoek met voorrang opnieuw.
Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend informeren over de uitkomsten van deze beoordeling en de eventueel alsnog openbaar gemaakte documenten doen toekomen.
Het is te betreuren dat in de communicatie tussen de Telegraaf en de politie bij de krant het beeld is ontstaan dat men haar van publicatie wil afhouden. De korpschef heeft mij verzekerd dat dit nimmer de bedoeling was.
Deelt u de mening dat de Nederlandse bevolking in het algemeen en de Telegraaf in het bijzonder door of namens de nationale politie is voorgelogen door de mededeling dat geen gegevens worden verzameld over misdrijven gepleegd door asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken de betrouwbaarheid en het gezag van de nationale politie aantast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat ook burgemeesters in hun taakuitoefening worden belemmerd als zij dergelijke gegevens niet van de nationale politie krijgen, omdat de burgemeesters zo niet voldoende informatie hebben over het (eventuele) gevaar voor de openbare orde of de ingezetenen van hun gemeente? Zo ja, wat gaat u er aan doen? Zo nee, waarom niet?
Dat het gezag -waaronder de burgemeester- kan beschikken over de voor de uitoefening van zijn functie relevante informatie is wettelijk vastgelegd. Zoals van de politie verwacht mag worden, wordt alle relevante informatie met het gezag – waaronder de burgemeester – gedeeld. Dit zal veelal operationele informatie betreffen ten behoeve van een specifieke casus, maar kan ook overstijgende en statistische informatie zijn waarop lokaal beleid kan worden gebaseerd. Van dit laatste is het overzicht van incidenten rondom opvanglocaties van het COA dat de Staatssecretaris op 13 april 2017 aan uw Kamer heeft aangeboden een voorbeeld.2
Deelt u de mening dat informatie over de aard en omvang van criminaliteit per direct beschikbaar moet zijn voor belanghebbenden in het bijzonder en de Nederlandse bevolking in het algemeen? Zo nee, waarom niet?
Het informeren van uw Kamer en daarmee de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld over de aard en omvang en de resultaten van de aanpak van criminaliteit, zie ik als een belangrijk deel van mijn taak. Op tal van manieren geef ik hier dan ook actief invulling aan. Voor het (tijdig) delen van informatie met belanghebbenden ten behoeve van hun taak, of anderszins betrokken personen, gelden wettelijke regels. Informatie kan worden gedeeld, tenzij bepaalde belangen zich tegen (vroegtijdige) openbaarmaking of verstrekking van informatie verzetten.
Hoeveel criminele asielzoekers zijn er op dit moment in Nederland en hoeveel daarvan lopen (onverhoopt) nog vrij in de samenleving rond?
In algemene zin wordt hier dus geen zelfstandige registratie over bijgehouden. Het vergt het koppelen van verschillende gegevensbestanden om tot een inschatting te komen.
Er is een verschil tussen de politietaak bij de uitoefening van de basispolitiezorg en de specialistische taak van de politie in het kader van de Vreemdelingenwet. De verblijfstatus van een verdachte is geen standaard onderdeel van registratie voor de uitvoering van de eerstgenoemde taak. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft in het kader van de vreemdelingenrechtelijke taak een aantal, bijzondere taken.
Vanuit de vreemdelingrechtelijke taak heeft de politie eigen informatie, alsook informatie van partners uit de vreemdelingenketen die noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak. Deze informatie mag echter niet zonder meer gedeeld worden met politieambtenaren die niet belast zijn met het uitvoeren van de vreemdelingentaak, en wordt niet automatisch gekoppeld aan informatie waar de politie over beschikt in het kader van haar generieke taak. Politie kan deze gegevens wel gebruiken voor het maken van analyses en monitors.
Dat neemt niet weg dat er vanzelfsprekend wel degelijk scherpe aandacht is voor asielzoekers die strafbare feiten begaan. De te volgen werkwijze is vastgelegd in het protocol Vreemdeling in de strafrechtketen (VRIS-protocol). In 2015 zijn 1.830 overdrachtsdossiers aan de Dienst Terugkeer en Vertrek overgedragen als gevolg van een maatregel van bewaring of vanwege strafrechtelijke detentie.3 In 2016 waren dit er 1.810.
Deelt u de mening dat het nu opgevoerde excuus inhoudende het «belang van de opsporing» geen excuus is deze informatie helemaal niet te delen? Zo nee, waarom niet?
Het belang van de opsporing kan een geldige reden zijn om informatie niet te delen. Zolang geen specifieke informatie over lopende onderzoeken of specifieke personen wordt verstrekt, zal hyet opsporingsbelang in zijn algemeenheid onvoldoende reden zijn om helemaal geen informatie te delen. Bij de herbeoordeling van het WOB verzoek zal in deze zin het opsporingsbelang worden gewogen.
Kunt u er voor zorgen dat alle asielzoekers die een misdrijf hebben gepleegd nooit een verblijfsvergunning krijgen maar van straat worden gehaald en ons land worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Nee, het wel of niet toekennen of intrekken van een verblijfsvergunning bij een misdrijf is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder de aard van het misdrijf. Nederland dient in dit verband de internationale en Europese mensenrechtenverdragen te respecteren. In de Europese wetgeving is een ondergrens vastgesteld voor de situaties waarin een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken om redenen van openbare orde. Dit neemt niet weg dat het kabinet van mening is dat het vertonen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag zoveel mogelijk gevolgen moet hebben voor een verblijfsvergunning, ook als dat een asielvergunning is.4 Verder is een pakket aan maatregelen getroffen om te kunnen optreden in geval asielzoekers overlast veroorzaken.5
Bent u bereid de Nederlandse grenzen voor alle asielzoekers te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Afgezien van de vraag of het hermetisch afsluiten van de Nederlandse grenzen praktisch en juridisch haalbaar is, is het kabinet van mening dat deze schijnbaar simpele oplossing niet alle risico’s voor de samenleving zal wegnemen. In plaats daarvan neemt het kabinet, zowel bilateraal als in EU verband, een groot aantal maatregelen om de risico’s ten aanzien van de veiligheid in Nederland te beperken en waarbij Nederland, conform EU en internationale verplichtingen, ook bescherming kan bieden aan asielzoekers die deze bescherming daadwerkelijk nodig hebben.
Berichten dat Duitsland en andere lidstaten in Europa verbetervoorstellen naar aanleiding van het dieselgateschandaal blokkeren |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Report: Germany blocks post-Dieselgate reform»1 en «Berlin blockiert strengere Abgastests»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat Duitsland zich verzet tegen voorstellen om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen (te weten Artikel 9 van het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring) en andere sleutelelementen van verbetervoorstellen die de Europese Commissie heeft gedaan naar aanleiding van het dieselgateschandaal? Zo nee, kunt u aangeven wat de Duitse positie hieromtrent dan wel is?
De besprekingen over de kaderverordening lopen nog. Het is niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over het (voorlopige) standpunt van een andere lidstaat. Inalgemene termen loopt het Duitse en Nederlandse standpunt op dit moment niet uiteen.
Om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen zet ik me in voor versterking van het systeem van markttoezicht op – en typegoedkeuring van motorvoertuigen en de uniforme toepassing van de regelgeving in de gehele EU.
Kunt u bevestigen dat ook andere autoindustrielanden zoals Spanje, Italië en Tsjechië zich verzetten tegen de verbetervoorstellen3 van de Europese Commissie, terwijl op 4 april het Europees parlement met grote meerderheid steun heeft uitgesproken voor het voorstel om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen?4 Zo nee, kunt u aangeven wat hun positie hieromtrent dan wel is?
Zoals eerder aangegeven is het niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over de voorlopige posities van andere lidstaten.
Deelt u nog altijd de mening dat er een einde gemaakt moet worden aan de mogelijkheden voor nationale lidstaten om hun eigen typegoedkeuringsinstantie dan wel hun eigen autoindustrie de hand boven het hoofd te houden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben voorstander van heldere en scherpe regels waarmee een nieuw potentieel dieselschandaal voorkomen wordt. Daarom zet ik me in voor duidelijke en uniforme regelgeving op Europees niveau voor de toelating van voertuigen tot de markt die geen ruimte laat voor (nationale) interpretatieverschillen. Hierbij hoort ook adequaat toezicht.
Met de nieuwe verordening wordt hierin voorzien door o.a. controlemechanismen op het onafhankelijk functioneren van technische diensten, het daadwerkelijke uitvoeren van markttoezicht en het bespreken van eventuele interpretatieverschillen in het Forum voor advies. Ik ben van mening dat daarmee voldoende heldere kaders en duidelijk toezicht op een uniforme toepassing van de Europese wet- en regelgeving wordt gecreëerd.
Wat is de positie van Nederland voor de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei 2017? Steunt Nederland onverkort het voorstel om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen (te weten Artikel 9 van het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring)? Zo nee, waarom niet?
Het onderhandelingsproces is nog gaande, maar Nederland heeft altijd aangegeven het voorstel van de Commissie te steunen. Vanzelfsprekend brengt Nederland tijdens de onderhandelingen wel eventuele alternatieve methoden in waarmee de doelen (veiliger en schonere voertuigen) nog beter kunnen worden bereikt.
De Nederlandse positie is verwoord in het BNC fiche dat op 11 maart 2016 aan uw Kamer is toegezonden5. Daarnaast handelt Nederland in lijn met de door uw Kamer aangenomen moties6. Op hoofdlijnen is de Nederlandse inzet als volgt:
Deze maatregelen zijn voor Nederland essentieel. De maatregelen zullen zorgen voor een uniforme toepassing van de Europese regelgeving en strengere controles van voertuigen en testinstanties. Het voorstel vormt een belangrijke basis om een potentieel nieuw dieselschandaal, zoals bij Volkswagen, te voorkomen en is een belangrijke stap om het vertrouwen in de markt te herstellen.
Hoe moet voorts de door u eerder aan de Kamer toegekomen stellingname worden geïnterpreteerd, namelijk dat «Nederland de uitgebreide maatregelen inzake toezicht verwelkomt maar bedenkingen heeft tegen de nalevingscontroles en -keuringen die de Commissie op zich neemt»?5 Steunt Nederland onverkort de verbetervoorstellen die de Europese Commissie doet in het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring, waaronder Artikel 9 (Europees toezicht) en Artikel 30 (geharmoniseerde toelagestructuur voor de financiering van markttoezicht en typegoedkeuring)? Zo nee, betekent dit dat Nederland de inzet van Duitsland op dit punt steunt?
Zoals hierboven aangegeven zijn Nederland en de commissie het over het doel van de regelgeving eens. Het feit dat Nederland het soms met de Commissie niet eens is vooral ingegeven door een zoektocht naar de meest effectieve methoden om de doelen te bereiken. Om zo snel mogelijk tot een gemeenschappelijk standpunt komen, waarmee een belangrijke stap kan worden gezet om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen en om het vertrouwen in de markt te herstellen, zet Nederland zich in voor het creëren van voldoende draagvlak voor het voorstel. Zie verder antwoord 5.
Zo ja, wat is voorts uw oordeel over de hierboven beschreven opstelling van lidstaten als Duitsland in het bijzonder en van de andere lidstaten Spanje, Italië en Tsjechië?
Zoals eerder aangegeven is het niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over de voorlopige posities van andere lidstaten.
Kunt u bevestigen dat er reeds passages in de genoemde verbetervoorstellen versoepeld zijn? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Voor een voorstel moet voldoende draagvlak bestaan. Het doel van de onderhandelingen is dit draagvlak te creëren. Het is dan ook gebruikelijk dat tijdens de onderhandelingen het oorspronkelijke voorstel van de Commissie aan veranderingen onderhevig is. Nederland blijft zich tijdens het gehele onderhandelingsproces inzetten voor de maatregelen genoemd in antwoord 5.
Bent u bereid om vanuit Nederland, gezamenlijk met gelijkgezinde lidstaten, de druk op lidstaten als Duitsland, Spanje, Italië en Tsjechië te verhogen om hun verzet tegen deze verbetervoorstellen te staken? Zo nee, waarom niet?
Het onderhandelingsproces is nog gaande. Uiteraard heeft Nederland daarbij veelvuldig contact met andere lidstaten bij de onderhandelingen. Nederland zet zich daarbij in voor een versterking van het systeem van markttoezicht op en typegoedkeuring van motorvoertuigen en uniforme toepassing van de regelgeving in de gehele EU om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen.
Komt door deze negatieve opstelling van Duitsland en andere lidstaten een eensgezind akkoord over strenger toezicht op de autoindustrie, dat voor mei voorzien was, nu in gevaar? Zo ja, wat gaat u concreet doen om dit te voorkomen?
Zolang de onderhandelingen nog bezig zijn is niet te voorspellen dat er voldoende draagvlak is voor de huidige voorstellen. Zie verder vraag 9.
Kunt u aangeven wat in uw ogen de consequenties zijn van het niet bereiken van een akkoord in de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei door deze Duitse opstelling, in het licht van het toch al langdurige proces om te komen tot aanpassingen van Europese wet- en regelgeving om schandalen in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Dat zou vertraging betekenen, maar vooralsnog heb ik geen signaal dat dit aan de hand zou zijn. Nederland streeft naar een zo snel mogelijk gemeenschappelijk standpunt waarmee een belangrijke stap kan worden gezet om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen en om het vertrouwen in de markt te herstellen. Het zou jammer zijn wanneer dat niet tijdens de komende Raad voor Concurrentievermogen lukt.
Deelt u de mening dat het zeer kwalijk is dat negentien maanden na het uitbreken van het dieselgateschandaal de autoriteiten in Duitsland, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk nog altijd geen boetes hebben opgelegd aan Volkswagen, Audi, Seat, en Skoda (allen onderdeel van de Volkswagen Groep), ondanks formele stappen die inmiddels zijn gezet door de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
In de verordening betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen8 is vastgelegd dat de lidstaten zelf de sancties vaststellen die aan fabrikanten worden opgelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Het is aan de Commissie om te oordelen of lidstaten aan hun plichten hebben voldaan. Op dit moment heeft de Commissie inbreukprocedures aangekondigd tegen Duitsland, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Kunt u de Kamer voorzien van inzicht in de laatste stand van zaken over de consequenties voor autofabrikanten van in Nederland door de Dienst Wegverkeer (RDW) goedgekeurde modellen, waar bij 16 van de 30 modellen die in Nederland hun milieucertificaat kregen mogelijk ook sjoemelsoftware is gebruikt, maar tot op heden enkel de Jeep Cherokee aan onderzoek is onderworpen nadat die in Amerika als sjoemeldiesel was ontmasker? Wordt er inmiddels naar de overige 15 verdachte modellen ook nader onderzoek gedaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, het onderzoek is in de afrondende fase. Meteen na de afronding van het onderzoek naar de 30 modellen waarvoor de RDW de emissiegoedkeuring heeft afgegeven, is de RDW gestart met aanvullend onderzoek naar de voertuigen waarbij afwijkend emissiegedrag geconstateerd is. Ik zal uiterlijk eind juni de Kamer schriftelijk informeren over de resultaten en de eventuele vervolgstappen die genomen worden.
Kunt u de Kamer van een kabinetsreactie voorzien op het onlangs gepresenteerde rapport en bijbehorende aanbevelingen van de enquêtecommissie van het Europees parlement met betrekking tot het dieselgateschandaal?6 Zo nee, waarom niet?
Ik ga kijken of ik de resultaten van de enquêtecommissie kan vergelijken met ons huidige beleid en zal u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie op de aanbevelingen van de enquêtecommissie overlaten aan mijn opvolger. Voor zover de aanbevelingen betrekking hebben op de lopende onderhandelingen, informeer ik uw Kamer op de geëigende momenten.
Kunt u voorts een reactie geven op het onlangs door de D66-fractie gepresenteerde vijf-puntenplan «Genoeg van gesjoemel»7 waarin onder andere wordt gepleit voor het in Nederland overgaan tot verplichte terugroepacties en voor schadevergoedingen voor bezitters van sjoemeldiesels? Zo nee, waarom niet?
Ik zal het vijf-puntenplan vergelijken met ons huidige beleid en u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie overlaten aan mijn opvolger.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Raad voor Concurrentievermogen (formeel) 29 en 30 mei 2017 d.d. 23 mei 2017 beantwoorden? Kunt u deze vragen tevens afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf’ |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht in NRC Next «Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf»?1
Ja
Hoe staat u tegenover het principe dat de tenuitvoerlegging van straffen kan verjaren? Welk doel is daarmee gediend?
Van de executieverjaring gaat ontegenzeggelijk een prikkel uit om opgelegde straffen vlot ten uitvoer te leggen.Daarbij komt dat, in het bijzonder bij lichte overtredingen, met de tenuitvoerlegging na verloop van tijd geen redelijk doel meer kan worden gediend. Voor ernstige misdrijven is dat anders. In de wet is daarom gekozen voor een differentiatie van de executieverjaringstermijnen.Per 1 april 2013 zijn de termijnen voor ernstige misdrijven verlengd en voor zeer ernstige misdrijven opgeheven: voor misdrijven waarop een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer geldt nu een verjaringstermijn van ruim 26 jaar, voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat en ernstige zedenmisdrijven tegen minderjarigen zijn de executietermijnen opgeheven. De tenuitvoerlegging van opgelegde sancties voor die misdrijven verjaart dus niet.
Verder is van belang dat de verjaringstermijn kan worden gestuit (dat wil zeggen dat deze opnieuw aanvangt), kan worden geschorst (dat betekent dat de verjaringstermijn tijdelijk niet loopt) of kan worden verlengd. Zo vangt de verjaringstermijn onder andere opnieuw aan wanneer een veroordeelde, die zijn straf in een inrichting ondergaat, ongeoorloofd afwezig is. En wordt de verjaringstermijn met twee jaar verlengd wanneer een geldboete bij een overtreding is opgelegd en er uitstel van betaling is verleend of een betalingsregeling wordt getroffen. Eerder heb ik in mijn brief van 29 november 2016 een toelichting gegeven2 op de verlenging van de executieverjaringstermijnen en verslag gedaan van een nadere analyse naar de mate waarin de volledige tenuitvoerleggingsperiode wordt benut voor de tenuitvoerlegging. Voor de vrijheidsstraffen is daaruit naar voren gekomen dat de tenuitvoerlegging in 80% van de gevallen aan het begin van de
tenuitvoerleggingsperiode plaatsvindt3. Daarna vlakt de curve van het aantal
afgedane zaken flink af. Daarmee vind ik dat het stelsel van huidige verjaringstermijnen valide is en zet ik op dit moment in op de verbetering van de tenuitvoerlegging.
Deelt u de mening dat het uiterst onwenselijk is dat veroordeelden op deze manier de verantwoordelijkheid voor hun daden kunnen ontlopen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke meerwaarde is gemoeid met het in stand houden van artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht? Zou de verjaring niet tenminste moeten kunnen worden gestuit indien deze ontstaat doordat de veroordeelde zich onvindbaar houdt? Zo ja, welke stappen zijn ten aanzien van de wetsredactie op dit punt te verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre worden veroordeelden in een zwaarder strafregime geplaatst indien zij een oproep tot melden bij de gevangenispoort negeren? Aan welk zwaarder strafregime wordt dan gedacht?
Als een zelfmelder zich niet meldt, wordt hij of zij gearresteerd door de politie, met de consequentie de eerste acht weken in een sober regime te worden geplaatst. Iemand die zich daarentegen wel meldt na een oproep, komt in een plusregime terecht.
Misstanden in het Zuiderparkbad |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Personeel Haagse Zuiderparkbad slaat alarm: «jonge meiden niet veilig, aanranding, vernielingen»»1 en «Zwembad het Zuiderpark is oorlogsgebied: «Vrouwen worden hier wekelijks aangerand»»?2 Welke etniciteit hebben de daders?
Ja.
Het zou hier gaan om personen van verschillende etniciteiten.
Deelt u de mening dat mensen die de in dit bericht genoemde misdaden plegen keihard gestraft moeten worden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet?
Wangedrag, waar dan ook gepleegd, is onacceptabel. De wethouder van Sociale Zaken, Werkgelegenheid, Wijkaanpak en Sport van de gemeente Den Haag, de heer Baldewsingh, heeft aangegeven dat op dit moment een onderzoek plaatsvindt naar de aantijgingen in de brief over overlast en wantoestanden die zouden plaatsvinden in het Zuiderparkbad. Indien hieruit naar voren komt dat er sprake is van strafbare feiten is het aan het OM om te bepalen of er wordt overgegaan tot vervolging.
Wat is er tot nu toe gedaan en waarom hebben de eventuele eerdere maatregelen niet geholpen?
De heer Baldewsingh heeft mij laten weten dat er in maart 2016 een verbetertraject is gestart binnen de afdeling Zwembaden om de basis op orde te brengen en de kwaliteit blijvend te verhogen. Dit verbetertraject loopt op dit moment nog. Daarnaast heeft de wethouder eind april jl. per direct een aantal maatregelen doorgevoerd om het zwemplezier en de veiligheid van bezoekers en medewerkers te garanderen. Zo worden er beveiligers ingezet, op zaterdag- en zondagmiddag en in vakanties worden extra medewerkers ingezet, extra informatieborden met gedragsregels en gevolgen bij overtreding van deze regels zijn geplaatst, (intensiever) inzet van cameratoezicht, identiteitscontrole voor personen van 14 jaar en ouder voordat toegang wordt verleend en in overleg met politie en medewerkers zijn er duidelijk grenzen gesteld en is afgesproken dat iedere vorm van ontoelaatbaar gedrag direct consequenties heeft. Over dit pakket aan maatregelen is de Commissie Samenleving van de gemeente Den Haag bij brief geïnformeerd.3 Medio mei wordt deze commissie bij brief geïnformeerd over de voortgang in deze zaak. Het debat hierover heeft en zal wederom in deze raadscommissie plaatsvinden.
Blijft u wegkijken van deze problematiek of gaat u er voor zorgen dat er weer zonder angst voor aanranding, intimidatie en geweld gezwommen kan worden?
De handhaving van de orde en regels in zwembaden is een lokale aangelegenheid. Indien er sprake is van misstanden in een zwembad is het aan het lokaal bestuur om maatregelen te nemen. Ik constateer dat dit in deze casus is gedaan en dat de wethouder van de gemeente Den Haag hier boven op zit.
Bent u bereid om daartoe niet alleen in Den Haag veiligheids-en strafmaatregelen te treffen, maar bij alle zwembaden in Nederland waar deze problematiek speelt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het tot staatsgeheim verklaren van de aantekeningen van een officier van justitie in een strafdossier |
|
Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Wat is er staatsgeheim aan de dood van de 8-jarige Sharleyne»?1
Voor de beantwoording van de vragen 1 tot en met 5 verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van het lid Helder (PVV), ingezonden op 21 april 2017, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2035
Klopt het dat de dagjournaals van de officier van justitie zijn bestempeld als staatsgeheim, zelfs op het één na hoogste niveau? Hoe zit dit precies en wat is uw verklaring hiervoor?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze zouden de aantekeningen van de officier van justitie ernstige schade aan de belangen van de staat kunnen toebrengen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de stelling van de advocaat dat het openbaar ministerie (OM) het staatsgeheim misbruikt om eventuele fouten niet te hoeven erkennen, en de stelling van de hoofddocent dat het er op lijkt dat het OM naar een machtsmiddel grijpt om elke discussie hierover te smoren?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat aantekeningen van een officier van justitie die zijn bevindingen opschrijft altijd als staatsgeheim worden bestempeld? Zo ja, bent u bereid daarin verandering aan te brengen?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre zijn de mogelijkheden voor nabestaanden om inzage te krijgen in het strafdossier en dit dossier te laten onderzoeken, in zaken waarin getwijfeld kan worden aan de doodsoorzaak, reeds uitgebreid, gelet op de eerdere discussie hierover en de aangenomen motie-Van Nispen over uitbreiding van de mogelijkheden voor nabestaanden om het onderzoeksdossier in te zien?2
In het antwoord op Kamervragen van het lid Van Nispen over het opvragen van onderzoeksdossiers door nabestaanden op 8 december 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016- 2017, nr. 719) heb ik uw Kamer laten weten dat het OM de mogelijkheden onderzoekt om nabestaanden duidelijkere handvatten te bieden voor het laten uitvoeren van een second opinion. Het OM heeft mij laten weten dat dit aspect inmiddels wordt meegenomen in het initiatief om het OM-werkproces bij lijkschouw te herijken (zie ook de Kamerbrief «Aanbieding rapport De lijkschouw en gerechtelijke sectie beschouwd» van 29 november 2016 (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 29). Voorts zal ik ter uitvoering van de motie Van Nispen (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 42) uw Kamer voor het zomerreces een brief zenden waarin helderheid zal worden gegeven over het inzage- en verstrekkingenregime van het OM.
Het bericht 'Voortvluchtigen criminelen ontlopen gevangenisstraf' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf»?1
Ja, ik ken het bericht evenals het rapport «Onvindbaren» van Politie en Wetenschap, dat de aanleiding vormde voor dit krantenbericht.
Klopt het bericht en zo ja, deelt u de mening dat geen enkele veroordeelde crimineel zijn straf dient te ontlopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze criminelen zo snel mogelijk op te sporen zodat ze alsnog de opgelegde straf zullen uitzitten?
Ja, ik deel het standpunt dat geen enkele veroordeelde crimineel zijn straf dient te ontlopen. Wie veroordeeld wordt, moet de straf ook ondergaan. Dat is belangrijk voor het slachtoffer, de samenleving en ook voor een geloofwaardig strafrechtsysteem. Zoals bekend informeer ik u jaarlijks over de stand van zaken van de aanpak en ook de omvang van de openstaande vrijheidsstraffen.
Op dit moment wordt 90% van de opgelegde vrijheidsstraffen uitgevoerd binnen 24 maanden en wordt ongeveer 1% in het derde jaar na de onherroepelijke veroordeling ten uitvoer gelegd. Er resteert een groep, die niet via het reguliere opsporingsproces wordt aangehouden. Dit zijn voor een groot deel veroordeelden zonder verblijfsindicaties of met indicaties voor verblijf in het buitenland. In geval de resterende duur van de openstaande vrijheidsstraf minder dan 120 dagen betreft, staan deze personen ter signalering aangemerkt. Dat wil zeggen dat ze worden ingesloten, zodra ze in aanraking komen met de justitiële autoriteiten. De overige zaken komen in aanmerking voor actieve opsporing. Dat zijn de zwaardere zaken van 120 dagen of meer en de zaken met indicaties voor verblijf in Nederland. Politiecapaciteit kan zodoende gericht en ook efficiënt worden ingezet. Bij de zaken met een strafrestant van meer dan 120 dagen wordt FAST.NL ingeschakeld, een samenwerkingsverband tussen het Openbaar Ministerie en de politie, gespecialiseerd in het (internationaal) opsporen van veroordeelden met een buitenlands of onbekend adres.
Recent heeft u de kabinetsreactie op het rapport «Onvindbaren» van Politie en Wetenschap ontvangen, waarin wordt ingegaan op de aanbevelingen om de aanpak openstaande vrijheidsstraffen te versterken. Een uitgebreide stand van zaken ten aanzien van de aanpak en de verbetermaatregelen kunt u in mijn jaarlijkse voortgangsbrief «tenuitvoerlegging sancties» rond de zomer 2017 verwachten.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de opgelegde straf in ieder geval niet zal verjaren?
In de wet is gekozen voor een differentiatie van executieverjaringstermijnen, een systeem waar ik nog steeds achter sta. De executieverjaringstermijnen, die een derde langer zijn dan de vervolgingsverjaringstermijnen (art.76 Sr), zijn per 1 april 2013 verlengd naar ruim 26 jaar voor misdrijven waarop een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer. Voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat en ernstige zedenmisdrijven tegen minderjarigen zijn de executieverjaringstermijnen opgeheven. De tenuitvoerlegging van veroordeelden van die misdrijven verjaart dus niet.
Daarnaast kan de verjaringstermijn worden gestuit (dat wil zeggen dat deze opnieuw aanvangt), geschorst (dat betekent dat de verjaringstermijn tijdelijk niet loopt) of verlengd. Zo vangt de verjaringstermijn onder andere opnieuw aan wanneer een veroordeelde, die zijn straf in een inrichting ondergaat, ongeoorloofd afwezig is. En wordt de verjaringstermijn met twee jaar verlengd wanneer een geldboete bij een overtreding is opgelegd en er uitstel van betaling is verleend of een betalingsregeling wordt getroffen. Eerder heb ik in mijn brief van 29 november 2016 een toelichting gegeven2 op de verlenging van de executieverjaringstermijnen.
Deelt u de mening dat er een verschijningsplicht moet zijn voor verdachten, in die zin dat ze op de zitting, waar het vonnis wordt uitgesproken, aanwezig moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
De officier van justitie kan nu al de verschijning van een verdachte vorderen en de rechter kan deze gelasten. Als de rechter een bevel tot medebrenging geeft, is de verdachte verplicht aanwezig te zijn bij de zitting.
Recent is de mogelijkheid van een vordering tot bevel tot medebrenging van de verdachte nogmaals met het OM besproken. Hierin is stil gestaan bij de ervaringen van slachtoffers. Gebleken is dat slachtoffers eerder opzien tegen de verschijning van de verdachte dan dat een slachtoffer behoefte heeft aan een verplichte verschijning. Mocht een slachtoffer echter wensen dat de verdachte verschijnt, kan de officier dit bij de rechter vorderen. Het invoeren van een wettelijke verschijningsplicht is dus in het algemeen niet in het belang van slachtoffers.
Daarnaast kan een wettelijke aanwezigheidsplicht ertoe leiden dat strafprocessen enorme vertragingen oplopen. De afweging om bij een verdachte een bevel tot verschijning ter zitting op te leggen wil ik dan ook graag per individuele zaak bij de rechter laten.
De redenatie, dat een verplichte aanwezigheid op de zitting er voor zorgt dat de straf niet wordt ontlopen, ondersteun ik niet. Iemand die in eerste aanleg is veroordeeld heeft tot twee weken na de rechterlijke uitspraak de mogelijkheid om in beroep te gaan. Pas na onherroepelijkheid van het vonnis kan de veroordeelde worden gedetineerd. Daarbij is het van belang dat 50% tot de zitting in eerste aanleg en 80% tot de behandeling van het hoger beroep in voorlopige hechtenis vastzit, veelal vanwege verdenking van zwaardere strafbare feiten. Dat betekent dat een verdachte aansluitend aan de voorlopige hechtenis zijn of haar straf ondergaat en dus niet zijn straf kan ontlopen.
Deelt u de mening dat een verplichte aanwezigheid op de zitting er voor zorgt dat ze de straf niet kunnen ontlopen, omdat ze dan na de uitspraak meteen naar de gevangenis gebracht kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het rapport «De onvindbaren» aantoont dat de zogenoemde zelfmeldplicht veel te vrijblijvend is en veroordeelden zo hun straf gemakkelijk kunnen ontlopen? Zo nee, waarom niet?
De zelfmeldprocedure is in mijn ogen een nuttige procedure, waarmee efficiënt omgegaan wordt met de beschikbare capaciteit in de executieketen.
Niet iedereen komt in aanmerking voor de zelfmeldprocedure. Ongeveer de helft van het totaal aantal opgelegde vrijheidsstraffen wordt ten uitvoer gelegd in aansluiting op de voorlopige hechtenis.
De zelfmeldprocedure is aan criteria verbonden. De zelfmeldprocedure is bedoeld voor veroordeelden tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die niet of relatief kort in voorlopige hechtenis hebben gezeten. Een veroordeelde komt niet in aanmerking als bijvoorbeeld de bijzondere aard en ernst van het strafbaar feit waarvoor aan de veroordeelde een straf is opgelegd daaraan in de weg staan (o.a. bij zware geweldsmisdrijven) of als hij zich na een eerdere zelfmeldprocedure niet heeft gemeld. Niet iedereen, die in aanmerking komt, meldt zich ook (43,5% in 2016). Diegenen, die zich niet melden, worden via een arrestatiebevel door de politie opgehaald.
Deelt u de mening dat het zich niet zelfstandig melden bij de gevangenis om de straf te ondergaan, strafverhogend zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet en wat gaat u dan ondernemen om er voor te zorgen dat veroordeelden aan de zelfmeldplicht voldoen als u deze makkelijk te omzeilen plicht wenst te behouden?
Nee, ik deel die mening niet. Het is uitsluitend aan de rechter om de duur van de opgelegde vrijheidsstraf te bepalen. Daarvan kan en mag niet worden afgeweken in de executie. Om te stimuleren dat veroordeelden die onder de zelfmeldprocedure vallen, zich daadwerkelijk melden, wordt overigens in de wijze van tenuitvoerlegging wel onderscheid gemaakt. Een zelfmelder die zichzelf meldt komt in een plusregime terecht, terwijl een zelfmelder die zich niet meldt, wordt gearresteerd met de consequentie dat hij of zij de eerste acht weken in een sober regime wordt geplaatst.
Indien er meer (opsporings)capaciteit nodig is bij de politie om de voortvluchtige criminelen op te sporen, bent u bereid om daar voor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
De opsporing van de zwaardere executiezaken is een speerpunt van de politie. Daarvoor zijn binnen de eenheden de basisteams en de Diensten Regionale Recherche aan zet en op landelijk niveau voor de zwaardere zaken het team FAST.NL. De politie heeft het afgelopen jaar gekeken waar verbetering mogelijk is. Opsporingscapaciteit is altijd schaars. Daarom bezie ik met alle ketenpartners welke investeringen kunnen worden gedaan om de kwaliteit van de tenuitvoerlegging te verbeteren, waardoor de beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet. Zo hebben het OM, de politie en het AICE recent besloten om met elkaar een ketenregietafel in te richten. Deze tafel richt zich op het verbeteren van de kwaliteit van (verblijfs)gegevens, die door het OM en het CJIB aan de politie worden verstrekt, op basis waarvan de opsporing gericht door de politie kan plaatsvinden.
De aandacht die corruptie krijgt in de convenantenaanpak |
|
Sadet Karabulut , Maarten Hijink |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u een reactie geven op de recente zaak waarbij ook de bestuurlijke top van Shell op de hoogte zou zijn geweest van een omkoopaffaire in Nigeria?1
Instellingen uit diverse landen, waaronder de FIOD, doen onderzoek naar deze zaak. Lopende het onderzoek van het Openbaar Ministerie kan niet inhoudelijk worden gereageerd.
Zijn u andere gevallen bekend van multinationals die bij corruptieaffaires in Nigeria betrokken zijn geweest? Zo ja, welke en wat is de afloop van die affaires geweest?
Er zijn gevallen bekend van multinationals (niet Nederlands) die bij corruptieaffaires in Nigeria betrokken zijn geweest en veroordeeld zijn tot het betalen van een geldsom. Er zijn geen meldingen geweest over Nederlandse bedrijven in Nigeria.
Op welke wijze krijgt omgang met corruptie door Nederlandse bedrijven aandacht in het convenantenbeleid en in het bijzonder in het convenant over de energiesector?
Corruptie, waaronder omkoping van ambtenaren in binnen- en buitenland, is strafbaar voor de Nederlandse wet. Het tegengaan van corruptie is onderdeel van de agenda voor hulp, handel en investeringen. Nederland draagt in lage- en middeninkomenslanden bij aan het transparanter opereren van de overheid door publieke instituties en het maatschappelijke middenveld te helpen versterken. Goed bestuur en het bestrijden van corruptie is essentieel voor politieke en economische stabiliteit, een duurzame sociaaleconomische ontwikkeling en een aantrekkelijk ondernemingsklimaat. Tegelijkertijd is het bedrijfsleven gebaat bij transparante regelgeving die geldt voor alle betrokkenen. Corruptie ondermijnt dit en zorgt voor een ongelijker speelveld. Maatschappelijk verantwoord en integer ondernemen is dan ook een basisvoorwaarde binnen de hulp en handel agenda.
Het kabinet stimuleert het Nederlandse bedrijfsleven op een verantwoorde manier zaken te doen, met respect voor mens en milieu. De OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen vormen hiervoor het kader (Kamerstuk 26 485, nr. 164), en omvatten diverse thema’s zoals mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en corruptie. De bestrijding van corruptie is onderdeel van de OESO-richtlijnen.
Voor de IMVO-convenanten vormen de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights de basis. Voor de IMVO-convenanten wordt het SER-advies gevolgd en hebben een tweeledig doel. Te weten, op specifieke risico's binnen een ambitieuze en realistische termijn van 3–5 jaar substantiële stappen van verbetering te bereiken voor groepen die negatieve effecten ervaren, en om een gezamenlijke oplossing te bieden voor problemen die bedrijven zelf niet geheel op kunnen lossen. De partijen die betrokken zijn bij (de totstandkoming van) een convenant bepalen gezamenlijk op welke specifieke risico’s zij zich willen richten.
Binnen de energiesector heeft de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) aangegeven de stap te willen zetten richting een IMVO-convenant. De convenantbesprekingen zijn nog niet van start gegaan en de focus van het convenant is nog niet bepaald. De olie- en gassector overweegt geen initiatief richting een IMVO-convenant. Het kabinet heeft het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen verzocht onderzoek te doen naar de mate waarin de energiesector de OESO-richtlijnen implementeert. De uitkomsten van dit onderzoek worden in het najaar van 2017 verwacht.
Wat is uw beleid ten aanzien van corruptiebestrijding in relatie tot ontwikkelingshulp en handel?
Zie antwoord vraag 3.
Welke non-gouvernementele organisaties die corruptie bestrijden in Nigeria steunt u en met welk bedrag?
Via het zogenoemde Accountability Fonds van Buitenlandse Zaken wordt de NGO Niger Delta Stakeholders Initiative for Community Development Empowerment (NDSICDE) gesteund, onder andere op het gebied van goed bestuur en anticorruptie. De Nederlandse bijdrage aan dit project betreft € 1,7 miljoen voor de periode 2016–2020. Daarnaast draagt Nederland bij aan een programma van Oxfam Nigeria om in samenwerking met enkele lokale NGO’s het beheer, controle en management van overheidsinkomsten en -uitgaven te helpen verbeteren. Het budget voor Oxfam Nigeria bedraagt € 1.2 miljoen voor de periode 2016–2018, waarvan onder andere dit programma wordt gefinancierd.
Op welke wijze werkt u samen met de Nigeriaanse overheid om corruptie te bestrijden? Vindt deze corruptiebestrijding plaats in het kader van een hulpprogramma? Welk bedrag besteedt Nederland hieraan?
In de dialoog die Nederland heeft met de Nigeriaanse overheid komt bestrijding van corruptie op alle niveaus ter sprake. De Nigeriaanse overheid geeft toe dat corruptie een groot probleem is en onderneemt anticorruptiemaatregelen. Nederland heeft geen bilaterale hulprelatie met Nigeria, maar via de multilaterale organisaties en internationale financiële instellingen waaraan Nederland bijdraagt, en die projecten in Nigeria financieren, wordt aandacht besteed aan de strijd tegen corruptie.
Binnen de VN is de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) hoeder van de UN Convention against Corruption (UNCAC) en verantwoordelijk voor het stimuleren van ratificatie en implementatie, onder andere via het verlenen van technische assistentie. UNODC heeft sinds 2001 een kantoor in Nigeria. Nederland is actief in het UNCAC-evaluatieproces en de plenaire vergaderingen waaruit aanbevelingen komen die lidstaten beter in staat moeten stellen anticorruptiemaatregelen te implementeren.
Vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), waar Nederland aan bijdraagt, is voor de periode 2012–2017 88 miljoen euro vrijgemaakt voor 3 projecten van UNODC op dit gebied in Nigeria. De projecten hebben tot doel:2 het bevorderen van anticorruptie coördinatie en het ontwikkelen van beleid en wetgeving;3 capaciteitsopbouw van de belangrijkste instituties die zich in Nigeria met corruptiebestrijding bezighouden, waaronder de politie, rechtbanken en anti corruptie commissies;4 het vergroten van capaciteit van non-gouvernementele organisaties.
Nederland en Nigeria zijn lid van het Extractives Industries Transparency Initiative (EITI), waar beide landen dit jaar een zetel in het internationaal bestuur hebben. Voor de periode 2017–2020 draagt Nederland totaal 1 miljoen US-dollar bij aan het Internationaal Secretariaat van het EITI. Het EITI is de wereldwijde vrijwillige standaard voor het goed bestuur van de exploitatie van olie, gas en minerale hulpbronnen. In 51 landen, waaronder Nigeria, wordt de standaard toegepast. Toepassing van de standaard draagt onder meer bij aan vermindering van corruptie en verbeterd financieel beheer in de geldstromen afkomstig uit de grondstofwinning en aan het publiek debat over deze geldstromen. Bovendien ondersteunt het de ontwikkeling van overheidssystemen gericht op verbetering van fiscale transparantie.
Wordt corruptie in Nigeria ook via andere wegen, zoals de Europese Unie of de Verenigde Naties, met Nederlands geld aangepakt? Op welke manier gebeurt dit en welk bedrag besteedt Nederland hieraan?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat het op corrupte wijze zaken doen in Nigeria door Nederlandse multinationals contraproductief werkt voor corruptiebestrijdingsprogramma’s?
Ja. Corruptie ondermijnt de economische ontwikkeling van een land, de effectiviteit van ontwikkelingsprogramma’s en de mogelijkheden voor duurzame handels- en investeringsrelaties met Nederland.
Welk beleid hanteert u ten aanzien van Nederlandse bedrijven die profiteren van corruptie in door Nederland via ontwikkelingshulp gesteunde landen?
Nederland kent een integrale aanpak van corruptie, van preventie tot repressie. Dit beleid is uiteengezet in de Kamerbrief van 10 maart 2015 (Kamerstuk5. Het kabinet wil corruptie zoveel mogelijk voorkomen en waar corruptie ondanks alle preventieve maatregelen toch nog heeft plaatsgevonden, zo effectief mogelijk met alle beschikbare middelen en instrumenten bestrijden.
Passieve en actieve omkoping van ambtenaren in binnen- en buitenland zijn strafbaar gesteld voor de Nederlandse wet. Het Nederlandse Openbaar Ministerie, de rijksrecherche en de FIOD zijn belast met de detectie, opsporing en vervolging van omkoping.
Naast opsporing en vervolging, is het bevorderen van integriteit en bewustzijn bij het internationaal opererende bedrijfsleven van groot belang als preventieve maatregel om buitenlandse corruptie te bestrijden. In de communicatie tussen de Nederlandse overheid en bedrijven, zoals in de aanloop naar economische missies en rondetafelgesprekken, wordt het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de orde gesteld.
Zoals vermeld in de beantwoording op vraag 3 en 4 wordt het Nederlands internationaal opererende bedrijfsleven geacht conform de OESO-richtlijnen te opereren, waar ook ter wereld.
Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf om risico’s, zoals op het gebied van corruptie, te identificeren, voorkomen of mitigeren en rekenschap af te leggen over de wijze waarop zij met de geïdentificeerde risico’s omgaan. Deze due diligence (gepaste zorgvuldigheid) is een kernelement van de OESO-richtlijnen. De overheid helpt bedrijven om deze mogelijke risico’s te identificeren, bijvoorbeeld door middel van de MVO Risicochecker (http://www.mvorisicochecker.nl/en), de KPMG Sector Risico Analyse en via informatieverstrekking door de Nederlandse ambassades. Verder hebben ICC-Nederland, VNO-NCW, MKB Nederland onlangs samen met de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Veiligheid en Justitie de brochure «Eerlijk zakendoen zonder corruptie» gepubliceerd, die erop is gericht om corruptie in het buitenland tegen te gaan.
In Nederland is het toetsen, verbeteren en monitoren van de naleving van de IMVO-voorwaarden – inclusief het tegengaan van corruptie – standaard onderdeel van het verstrekken van overheidssteun voor bedrijfsactiviteiten in het buitenland. Indien een bedrijf dat aanspraak maakt op overheidssteun niet voldoet aan de gestelde IMVO-voorwaarden, maar er wel uitzicht is op verbetering, zal een verbetertraject gestart worden waarbij het bedrijf gedurende de uitvoering dient toe te werken naar conformiteit met de OESO-richtlijnen. Indien er geen uitzicht is op verbetering, zal het project en bedrijf worden uitgesloten van overheidssteun.
Uitvoerders monitoren de afspraken die met het bedrijf zijn gemaakt. Daarnaast kunnen personen, maatschappelijke organisaties en bedrijven een melding doen van een (vermeende) schending van de OESO-richtlijnen door een bedrijf bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP). Als een onderneming zich tijdens een lopend project (structureel) niet houdt aan de voorwaarden, kan dit beëindiging van de steun tot gevolg hebben.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is geen meldpunt voor dergelijke situaties. Indien er binnen het postennetwerk signalen worden opgevangen, worden deze via het Ministerie van Buitenlandse Zaken doorgeleid naar het Openbaar Ministerie. Deze combineert dit met andere signalen en bepaalt of er gegronde redenen zijn voor onderzoek.
Hoeveel meldingen zijn de afgelopen jaren van dergelijke situaties bij u gedaan?
Zie antwoord vraag 9.
Welke mogelijkheden heeft u om Nederlandse bedrijven die gebruik maken van en/of profiteren van corruptie in deze landen te bewegen hiermee te stoppen en hoe vaak en op welke manier heeft u hiervan gebruik gemaakt?
Zie antwoord vraag 9.
Welke ondersteuning heeft u Shell sinds 2010 geboden bij de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in Nigeria? Kunt u hierbij duidelijk aangeven om wat voor soort hulp het gaat?
Shell is verantwoordelijk voor haar eigen bedrijfsactiviteiten. Ondersteuning vindt plaats langs de reguliere kanalen, bijv. informatievoorziening door de Nederlandse vertegenwoordiging in Nigeria en betrokkenheid van Shell bij activiteiten georganiseerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (zoals economische missies). Met Shell in Nigeria wordt daarnaast samengewerkt bij het vinden van oplossingen voor de problematiek van olievervuiling in de Niger Delta, onder meer in een dialoogproces tussen SPDC («Shell Nigeria») en de lokale gemeenschap en het schoonmaken van olievervuiling rondom Bodo.
Deelt u de mening dat Nederland een extra verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het handelen van Shell gezien de vele Nederlandse aandeelhouders van het bedrijf?
Shell dient zich als Nederlands bedrijf te houden aan de Nederlandse wet en de OESO-richtlijnen. De staat is geen direct aandeelhouder, daarom is de aandeelhoudersstructuur hierbij niet van belang. Aangezien het een lopend onderzoek betreft, kan hier niet inhoudelijk op worden ingegaan.
Wat bent u van plan specifiek ten aanzien van Shell te ondernemen naar aanleiding van deze nieuwste omkoopaffaire? Op welke wijze gebruikt u het Nederlandse aandeelhouderschap van Shell in dezen?
Zie antwoord vraag 13.
De berichten dat een levenslanggestrafte opheldering krijgt over gratie |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten dat een levenslanggestrafte opheldering krijgt over gratie?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat deze moordenaar, die een heel gezin heeft vermoord, waaronder een meisje van vijf jaar oud en een baby van nog geen half jaar oud, nooit meer vrij mag komen?
In onze rechtstaat is het aan de rechters om een strafmaat te bepalen. Levenslange gevangenisstraf is de zwaarste straf die rechters in Nederland kunnen opleggen. Soms is een misdrijf zo ernstig en is het risico dat de veroordeelde na invrijheidsstelling opnieuw een ernstig gevaar voor de samenleving zal vormen zo groot, dat blijvende uitsluiting uit de maatschappij noodzakelijk is.
Als gevolg van een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het arrest van 5 juli 2016 van de Hoge Raad is de toepassing en tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in relatie tot het verbod op onmenselijke behandeling en bestraffing (artikel 3 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) in Nederland onder druk komen te staan. Het kernpunt is daarbij dat levenslanggestraften niet de kans mag worden ontnomen om ooit nog in vrijheid te worden gesteld, indien er sprake is van zodanige veranderingen aan de zijde van de veroordeelde en zodanige vooruitgang is geboekt in zijn of haar resocialisatie, dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer gerechtvaardigd is omdat daarmee niet langer een legitiem strafrechtelijk doel wordt gediend. Aan iedere levenslanggestrafte moet een perspectief zowel de jure als de facto worden geboden. Dat de rechter soms kiest voor blijvende uitsluiting uit de maatschappij door het opleggen van een levenslange gevangenisstraf, betekent ingevolge deze jurisprudentie dat de veroordeelde niet enige kans op vrijlating mag worden onthouden.
Aan de Tweede Kamer heb ik in diverse brieven (Kamerstuk 29 279, nrs. 325, 338 en 354) aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in de jurisprudentie gestelde eisen.
Kunt u maatregelen nemen zodat levenslang veroordeelden, die in Nederland in de gevangenis zitten, nooit meer vrij komen? Kunt u maatregelen nemen zodat deze levenslang veroordeelden geen recht hebben op (onbegeleid) verlof? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op de tweede vraag al heb aangegeven, hebben het EHRM en de Hoge Raad zich inmiddels uitgelaten over de verenigbaarheid van de levenslange gevangenisstraf met artikel 3 EVRM.
De hoogste penitentiaire rechter heeft inmiddels duidelijk gemaakt dat op grond van artikel 2, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (on)begeleid verlof een onderdeel dient te zijn van de resocialisatie van levenslang gestraften die zijn toegelaten tot de re-integratiefase. Om tegemoet te komen aan het oordeel van de hoogste penitentiaire rechter behoeft de ministeriële Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting aanpassing. Ik ben dan ook voornemens de regeling op dat punt aan te passen. Het Adviescollege levenslanggestraften adviseert mij of het verantwoord is dat een levenslanggestrafte in aanmerking komt voor de re-integratiefase en daarbij voor (on)begeleid verlof. Daarbij zal dit adviescollege toetsen aan het recidiverisico, de delictgevaarlijkheid, het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestraften gedurende zijn detentie en de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding.
Deelt u de mening dat dwaze rechters, via internationale verdragen, langzaam maar zeker de levenslange straf, die wij in Nederland kennen, proberen af te schaffen? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 3 heb aangegeven, staat het EVRM niet in de weg aan het opleggen van de levenslange gevangenisstraf, ook niet als deze daadwerkelijk levenslang ten uitvoer wordt gelegd. De in de vraag opgenomen kwalificatie van rechters laat ik voor rekening van de vragensteller.
Deelt u de mening dat niet rechters op basis van internationale verdragen Nederlandse wetten moeten maken, maar de democratisch gekozen leden van de Staten-Generaal? Zo nee, waarom niet?
Nee, ingevolge artikel 81 van de Grondwet geschiedt de vaststelling van wetten door de regering en Staten-Generaal gezamenlijk. Artikel 113 van de Grondwet draagt de berechting van strafbare feiten op aan de rechtelijke macht. Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden ingevolge artikel 94 van de Grondwet geen toepassing indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepaling van verdragen. Artikel 3 van het EVRM werkt rechtstreeks in de Nederlandse rechtsorde. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 juli 2016 naar aanleiding van een cassatieverzoek van een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde verdachte, de betekenis van artikel 3 van de het EVRM nader uiteengezet. Met het nieuwe beleidskader wordt ervoor gezorgd dat de executie van de levenslange gevangenisstraf verenigbaar is met artikel 3 van het EVRM.
Bent u bereid de verdragen waarop deze slappe en gevaarlijke rechters zich beroepen op te zeggen zodat wij in Nederland criminelen gewoon levenslang kunnen blijven opsluiten? Zo nee, waarom niet?
Nee, daar ben ik niet toe bereid. De bescherming tegen onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, zoals neergelegd in artikel 3 EVRM, is een van de belangrijkste grondslagen van een democratische rechtsstaat als Nederland. De aanpassingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf die ik aan het uitwerken ben, maken het mogelijk om de levenslange gevangenisstraf op te blijven leggen en zo nodig ook ten uitvoer te leggen voor de rest van het leven.
De in de vraag opgenomen kwalificatie van rechters laat ik voor rekening van de vragensteller.
Het bericht: 'Stille tocht voor Israël in Rotterdam niet toegestaan' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Stille tocht voor Israël in Rotterdam niet toegestaan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het toestaan van een conferentie, waarvan de organisatie banden heeft met Hamas en waar een antisemiet komt spreken die een islamitische terreuraanslag tegen Israël goedpraat, onterecht is en het toestaan van een optocht van vredelievende christenen die Israël willen steunen wel terecht is? Zo nee, waarom krijgt antisemitisme van u de voorkeur boven een vredige optocht?2 3
In Nederland is het recht op vrijheid van meningsuiting, vergadering en betoging vastgelegd in en beschermd door de Grondwet. Een optocht of conferentie kan in beginsel niet vooraf worden verboden (censuurverbod). Alleen wanneer uit een gedegen risicoanalyse een concrete dreiging blijkt voor een ernstige verstoring van de openbare orde en de burgemeester aannemelijk kan maken dat die dreiging niet door extra politie-inzet kan worden afgewend, kan een beperking gerechtvaardigd zijn. Een verbod mag pas in beeld komen als een lichtere maatregel, zoals het aanwijzen van een andere locatie, niet volstaat. De burgemeester mag niet treden in een beoordeling van de inhoudelijke toelaatbaarheid van de publieke uiting of van de (achtergrond van de) organisator van de optocht of conferentie.
Bent u bereid om op Goede Vrijdag met de burgemeester van Rotterdam in gesprek te gaan, met als doel hem van de dwaling, zoals genoemd in vraag 2, af te brengen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik treed niet in de bevoegdheid van de burgemeester. De verantwoordelijkheid voor de openbare orde ligt bij de burgemeester van Rotterdam en het is aan hem om te beoordelen wat ervoor nodig is om deze te handhaven.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om «Christenen voor Israël» wel de veiligheid te bieden om hun stille tocht te kunnen houden, desnoods door de inzet van het leger? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.