Websites met kindermisbruik op Nederlandse servers |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Aantal aangetroffen websites met ernstig kindermisbruik in twee jaar tijd verdubbeld»1?
Ja.
Was u op de hoogte van de toename van op Nederlandse servers gehoste websites met kindermisbruik, en zo ja, vanaf wanneer bent u hiervan op de hoogte gebracht?
Er blijkt geen toename van gehoste websites met kindermisbruik op Nederlandse servers te zijn. Uit de monitoring door de TU Delft over 2022, waarvan ik het rapport onlangs met uw Kamer heb gedeeld, en het jaarrapport van de Internet Watch Foundation (IWF) blijkt juist dat het aandeel van Nederlandse servers is gedaald.2 Dat laat onverlet dat het aandeel nog steeds te hoog is en dat we dat stevig moeten aanpakken.
Indien u al eerder op de hoogte was van de toename van deze websites die op Nederlandse servers wordt gehost, welke stappen heeft u naar aanleiding hiervan ondernomen? Indien u geen actie heeft ondernomen, kunt u dan uitleggen waarom niet?
De ambitie van het kabinet is er te allen tijden op gericht al het beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik van Nederlandse servers te weren. Het rapport bevestigt dat dit een omvangrijk, ernstig en lastig te bestrijden fenomeen is.
De inzet bij de bestrijding van online materiaal van seksueel kindermisbruik (CSAM) gaat voor een belangrijk deel uit van zelfregulering door de internetsector. Het is evenwel niet eenvoudig om het opslaan of online plaatsen van illegale content aan te pakken. Het is via de Richtlijn Elektronische Handel verboden om aan internettussenpersonen een algehele monitoringsverplichting op te leggen. Veel Nederlandse datacentra verhuren opslagruimte en verzorgen de aansluiting daarvan op het internet. Hun klanten plaatsen daar hun netwerkapparatuur, servers en opslagruimte voor webhosting. Deze hostingdiensten worden vaak doorverhuurd aan tussenpersonen in andere landen (die de webhosting daar veelal onder een eigen merk leveren), die vervolgens weer webruimte verhuren aan privépersonen of organisaties. Datacentra hebben daarom niet altijd zicht op wie aan het eind van de keten precies gebruik maken van hun diensten en welke content er wordt gehost.
De Nederlandse overheid werkt reeds jaren samen met de internetsector aan de bestrijding van illegale content online. Zo is er al in 2008 een Notice-and-Takedown (NTD) gedragscode overeengekomen tussen overheden, internetaanbieders, hostingbedrijven, en andere tussenpersonen.3 Daar is in 2018 een addendum op gekomen voor het verbeteren van de bestrijding van materiaal van online kindermisbruik. Materiaal dat door het in de NTD-gedragscode als «trusted flagger» aangewezen Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) als strafbaar wordt aangemerkt, wordt hierdoor in de meeste gevallen al binnen 24 uur na het ontvangen van een verzoek daartoe verwijderd door hostingpartijen. Aanvullend bevat de in 2021 geactualiseerde Gedragscode Abusebestrijding maatregelen die hostingproviders kunnen nemen tegen misbruik van hun diensten voor meerdere vormen van illegale activiteiten.
Om ook bestuursrechtelijk te kunnen handhaven heeft het kabinet de oprichting van een Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) aangekondigd. Het wetsvoorstel is op 12 juni jl. naar uw Kamer verzonden.4
Deze Autoriteit krijgt de wettelijke bevoegdheid aanbieders van hostingdiensten op bestuursrechtelijke basis te verplichten online kinderpornografisch en/of terroristisch materiaal op hun server ontoegankelijk te maken of te verwijderen danwel deze partijen op te dragen passende en evenredige maatregelen te treffen om de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch en/of terroristisch materiaal via hun diensten te beperken. Doen ze dat niet, dan kunnen er boetes worden opgelegd. Hiermee krijgt de Autoriteit middelen om in te grijpen indien de zelfregulering hapert, bijvoorbeeld wanneer een hoster weigert gehoor te geven aan een verwijderverzoek van illegale content in het zelfreguleringskader.
Weet u wie er verantwoordelijk zijn voor de Nederlandse servers waarop websites met kindermisbruik worden gehost? Hoeveel van deze eigenaren zijn Nederlands en hoeveel zijn er afkomstig uit het buitenland? Hoeveel van deze servers zijn in particuliere handen en hoeveel worden beheerd door bedrijven? Zijn deze servers in kaart gebracht en, zo nee, kunt u hiernaar onderzoek doen en dit gedetailleerd in kaart brengen?
Het is lastig vast te stellen wie er precies verantwoordelijk zijn voor de servers waarop websites met kindermisbruik worden gehost. Zoals onder vraag 3 is aangegeven, verhuren veel Nederlandse datacentra opslagruimte en verzorgen de aansluiting daarvan op het internet. Hun klanten plaatsen daar hun netwerkapparatuur, servers en opslagruimte voor webhosting. Deze hostingdiensten worden vaak doorverhuurd aan tussenpersonen in andere landen (die de webhosting daar veelal onder een eigen merk leveren), die vervolgens weer webruimte verhuren aan privépersonen of organisaties. De privépersonen en burgers kunnen de ruimte bijvoorbeeld gebruiken om hun eigen website in te richten.
Criminelen misbruiken diensten van hostingproviders voor illegale activiteiten. Veel hostingproviders treden hier adequaat tegen op, maar een totaal overzicht naar nationaliteit en eigenaarschap hebben wij niet.
De door de TU Delft ontwikkelde «CSAM Hosting Monitor» heeft de afgelopen jaren wel inzichtelijk gemaakt welke bedrijven online materiaal van seksueel kindermisbruik hosten en het volume van het materiaal. De monitor is gebaseerd op bij het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) binnengekomen meldingen. Er wordt ook bezien in hoeverre door hostingbedrijven opvolging werd gegeven aan de verzoeken van het EOKM om hun netwerken op te schonen. Dit geeft enigszins inzicht in het CSAM materiaal dat in Nederland wordt gehost.
Hanteert Nederland criteria waaraan personen/bedrijven die een server en/of ruimte op een server afnemen van semi-publieke partijen, zoals providers of techbedrijven, moeten voldoen? Weet u of bedrijven de personen aan wie zij een server en/of serverruimte verhuren/verkopen screenen? Worden de websites die gehost worden op dit soort Nederlandse servers (periodiek en/of steeksproefsgewijs) onderworpen aan controles door de eigenaar van de servers? Zo ja, op welke manier gebeurt dat en verschilt dat per servereigenaar?
Er zijn geen wettelijke verplichtingen of criteria die het bedrijfsleven verplicht om klanten te screenen of onderzoek te doen. Er zijn hostingproviders en resellers (bedrijven die serverruimte doorverhuren) die naast hostingdiensten ook domeinregistratiediensten aanbieden (het registreren van een website). Deze partijen moeten conform de nieuwe Netwerk- en Informatiebeveiligingsrichtlijn verplicht accurate domeinnaamregistratiegegevens bijhouden (ook wel WHOIS gegevens genoemd). Deze gegevens kunnen worden gevorderd door opsporingsdiensten en/of het Openbaar Ministerie. Hierdoor zal het inzichtelijker worden welke personen bepaalde websites hebben geregistreerd in de Europese Unie.
Er zijn verschillende vrijwillige initiatieven gaande die transparantie in de server- en hostingmarkt in Nederland moeten vergroten. Een eerste richting betreft het ondersteunen van de sector met informatie over criminele handelingen. De Stichting Nationale Beheersorganisatie Internet Providers werkt samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan het project Cleannetworks. Dit project beoogt het opzetten van een systeem om hostingproviders structureel te informeren over actuele criminele handelingen en kwetsbaarheden. Hierdoor kunnen zij deze activiteiten op hun eigen netwerken tegengaan en zich beveiligen tegen dreigingen.
Daarnaast is in gezamenlijkheid met de private sector een Gedragscode Abusebestrijding opgesteld. Deze bevat maatregelen die hostingproviders kunnen nemen tegen misbruik van hun diensten voor meerdere vormen van illegale activiteiten. De Gedragscode wordt betrokken bij de inkoop van hostingdiensten voor de rijksoverheid.
Om de schaalvoordelen van hostingdiensten, dat wil zeggen de grootte van de datacapaciteit die geleverd kan worden, minder toegankelijk te maken voor criminelen, is het van belang dat alle hostingproviders hier maatregelen tegen nemen. Daarnaast heeft de politie diverse hostingproviders op de hoogte gesteld van criminele dienstverleners (ook wel resellers genoemd) die mogelijk misbruik maken van hun systemen. Daarbij is verzocht, indien deze partijen bij deze hostingproviders bekend zijn, deze niet meer als klant te accepteren. Hierover heb ik Uw Kamer op 16 maart geïnformeerd. 5
Indien de eigenaren van (een deel van) de servers in Nederland waarop websites met kindermisbruik worden gehost afkomstig zijn uit het buitenland, op welke manier is de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot kindermisbruik, cybercrime en aanverwante zaken dan op hen van toepassing? Hoe gaat u deze wet- en regelgeving handhaven met betrekking tot deze buitenlandse servereigenaren?
Data die zich op Nederlandse servers bevindt, moet voldoen aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Dat geldt ook voor de eigenaren van de servers.
In Nederland wordt al een aantal jaren succesvol samengewerkt tussen de internetsector en overheid op het gebied van illegale content. Overheid en internetsector richten zich daarbij op het zo snel mogelijk offline halen van het aangetroffen materiaal van seksueel kindermisbruik. Het beleid richt zich daarom op het notificeren en doen verwijderen van illegale (dat wil zeggen strafbare of anderszins onrechtmatige) content.
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv kan de officier van justitie met een machtiging van de rechter-commissaris aan een aanbieder van een communicatiedienst bevelen om gegevens ontoegankelijk te maken als dit noodzakelijk is ter beëindiging van een strafbaar feit. Dit is geregeld in artikel 125p Sv. In artikel 54a Sr is vervolgens bepaald dat als een aanbieder voldoet aan dat bevel, de aanbieder niet wordt vervolgd.
Om zoveel mogelijk tot harmonisatie van regelgeving op het gebied van tussenhandeldiensten in de Europese Unie te komen is de Digital Services Act (DSA) aangenomen. Deze verordening biedt o.a. regels over het modereren op illegale inhoud en activiteiten, legt rapportageverplichtingen op aan grote platformen en zoekmachines en verplicht elke lidstaat een digitaledienstencoördinator aan te wijzen voor de handhaving van de DSA.
Hoe reflecteert u op de rol van Nederland als wereldwijde «digitale mainport», waardoor ons land een broedplaats lijkt te zijn geworden voor kindermisbruikers en cybercriminelen? Kunt u uitleggen waarom ons land voor dit soort activiteiten zo aantrekkelijk is?
Nederland beschikt over een uitstekende digitale infrastructuur. Dat betekent dat er sprake is van snelle verbindingen en beschikbaarheid van voldoende servers en opslagruimte voor webhosting. Deze aspecten leveren de Nederlandse economie veel voordelen op, maar kunnen ook misbruikt worden door criminelen.
Daartegen moet doelgericht en effectief worden opgetreden. Juist door deze belangrijke rol van Nederland als wereldwijd internetknooppunt, is de aanpak van online criminaliteitsvormen, waaronder die van online seksueel kindermisbruik, ook een prioriteit van dit kabinet.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat dergelijke activiteiten op servers in ons land kennelijk wel worden opgepikt, maar dat aan deze activiteiten vervolgens geen opvolging wordt gegeven in de vorm van aangifte en/of sancties?
Ik herken mij niet in het beeld dat er geen opvolging wordt gegeven door aangifte en sancties. Zoals ik hierboven heb beschreven, voert de politie bijvoorbeeld gerichte acties uit om hostingbedrijven te waarschuwen dat ze risico lopen voor criminele activiteiten. Hostingbedrijven die op de hoogte zijn van strafbare feiten op hun websites of platformen en daar vervolgens niet op acteren kunnen vervolgens aansprakelijk worden gehouden volgend aan artikel 125p Sv jo. 54a Sr. Uit het verleden blijkt echter wel dat de vervolging van hostingbedrijven die zich schuldig maken aan het actief faciliteren van criminaliteit lastig kan zijn, maar niet onmogelijk.
Zoals ik ook in mijn beantwoording onder vraag 3 heb aangegeven, richt het kabinet met de ATKM een nieuwe handhavingsautoriteit op die ook sancties kan opleggen indien niet wordt voldaan aan verzoeken tot verwijdering.
Weet u of er, en zo ja welke, personen/bedrijven die op in Nederland gehoste servers websites met kindermisbruik laten draaien zijn opgespoord en vervolgd voor het distribueren van illegaal en belastend materiaal? Zo ja, zijn ook de eventuele externe eigenaren van die servers ingelicht en verhoord m.b.t kennis over deze websites die via hun servers werden gehost? Zo ja, wisten deze personen/bedrijven daar vanaf en welke actie hebben zij ondernomen om dit aan banden te leggen?
Nee. De aard van de meldingen en het onderzoek naar materiaal van online seksueel kindermisbruik van het IWF is er niet naar om hier direct informatie over te verkrijgen. Deze meldingen gaan over een URL, een andere benaming voor een webadres. Een URL dient ertoe de hostende partij te verzoeken deze verwijzing te verwijderen, maar deze URL bevat verder geen informatie die over eigenaarschap, geografische locatie e.d. direct uitsluitsel geeft. In het overgrote deel van al het materiaal van seksueel kindermisbruik dat zo wordt aangetroffen gaat het om reeds bekend materiaal dat verspreid wordt. Het is van belang dat dit materiaal zo snel mogelijk verwijderd wordt.
Hoeveel van de websites die volgens het rapport van de Internet Watch Foundation2 gehost worden op Nederlandse servers zijn inmiddels offline gehaald?
Er zijn geen specifieke gegevens beschikbaar over het offline halen van de websites die door de IWF worden genoemd. De TU Delft Monitor over 2022 laat echter zien dat het erop lijkt dat het landschap is veranderd. Dit zou het gevolg kunnen zijn van het feit dat providers die in 2020/2021 dominant waren, maatregelen hebben genomen. Zo heeft het hostingbedrijf dat in een eerdere monitor bovenaan stond met het volume aan materiaal van seksueel kindermisbruik dat gehost werd, de banden verbroken met de klanten die diensten draaiden, zoals image hosting, die werden misbruikt door de criminelen die beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik deelden. Zodra deze hostingprovider uit beeld verdween, daalde het totale volume van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik en kwamen andere providers en domeinen in beeld.
Heeft u enig zicht op de makers van de content op de websites met kindermisbruik die in Nederland worden gehost? Zijn deze overwegend afkomstig uit het buitenland, of van Nederlandse afkomst? Zijn zij verbonden aan bepaalde (criminele) organisaties? Zijn er inmiddels al makers van deze content opgespoord en vervolgd?
Indien er een indicatie is van een link met Nederland wordt het Team ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme van de politie ingezet. Die link kan een slachtoffer of vervaardiger van Nederlandse afkomst zijn of de betrokkenheid van een Nederlandse hoster en/of materieel dat in Nederland is gemaakt. Exacte cijfers over de aantallen slachtoffers, vervaardigers en/of verspreiders van online materiaal van seksueel kindermisbruik op websites die gehost worden op Nederlandse servers zijn onbekend.
Als het gaat om de aanpak van kinderporno door de politie ligt de prioriteit, gelet op de omvang van het fenomeen, bij het opsporen van slachtoffers om ze zo snel mogelijk weg te kunnen halen uit een acute misbruiksituatie, zowel nationaal als internationaal. Bij opsporingsonderzoeken ligt de focus op vervaardigers en misbruikers, keyplayers en netwerken. Het lukt steeds beter om slachtoffers sneller te identificeren door de goede samenwerking tussen de sector, politie en het openbaar ministerie. Wereldwijd wordt goed samengewerkt met Interpol en andere opsporingsdiensten. Sinds de inrichting in 2012 van de Teams ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme bij de politie zijn door deze teams al meer dan 2.000 kinderen in Nederland geïdentificeerd en in veiligheid gebracht.
Duidelijk is dat seksueel getint beeldmateriaal dat zelf door minderjarigen wordt gemaakt in opkomst is. Momenteel is 40–60% van het nieuwe materiaal zelf gemaakt. Laat ik duidelijk stellen dat dit vaak geen geheel vrijwillig beeldmateriaal is: vaak worden minderjarigen hiervoor onder druk gezet of gechanteerd en zijn ze zich er niet van bewust dat ze gefilmd worden. Het gaat in deze gevallen dan niet om verbinding met een criminele organisatie. Vanuit Nederlands perspectief wil ik me blijven inzetten voor preventie en voorlichting om minderjarigen en hun ouders en voogden meer weerbaar te maken tegen deze vorm van misbruik.
Weet u in welke mate er Nederlandse kinderen te zien zijn op het materiaal dat wordt aangeboden op de websites die gehost worden op Nederlandse servers? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 11.
Weet u of, en zo ja in welke mate, het materiaal dat te zien is op de websites die in Nederland worden gehost ook in Nederland is gemaakt?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u uitleggen waarom websites van dergelijke aard steeds zichtbaarder worden en makkelijker vindbaar zijn? Betekent dit dat er minder hard wordt opgetreden tegen dit soort digitale uitwassen en/of dat zedenzaken met kinderen en kindermisbruik in Nederland frequenter voorkomen en/of dat er minder streng tegen wordt opgetreden? Kunt u een analyse geven van de mogelijke redenen dat dergelijke content in toenemende mate een groter en meer openbaar platform vindt?
Het is onduidelijk of de zichtbaarheid van dergelijke omgevingen steeds beter wordt en of dit mogelijk het gevolg is van het feit dat opsporing op het DarkWeb steeds succesvoller is of door daders zo wordt ervaren. Nog steeds is het Clearweb aanzienlijk sneller dan het DarkWeb en dat kan ervoor zorgen dat beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik nog steeds op openbare platformen te vinden is. Duidelijk is dat, ook in Nederland, er steeds meer materiaal is opgenomen in tal van databases waarmee het internet geschoond kan worden.
Wel is er zoals onder vraag 11 beantwoord is, voor nieuw materiaal een verschuiving te zien naar zelf gemaakt materiaal, bijvoorbeeld op social media. Het is belangrijk dat deze illegale inhoud gemeld wordt bij het EOKM of platformen zelf, zodat het sneller kan worden verwijderd.
Hoe verhoudt zich het belastende materiaal op de in Nederland gehoste websites tot de cijfers van kindermisbruik en mensenhandel in ons land?
Het aandeel beeldmateriaal van online seksueel geweld tegen minderjarigen is lastig af te zetten tegen cijfers van offline kindermisbruik en mensenhandel. Online beeldmateriaal kan snel verspreid en aangepast worden en lang online blijven staan indien er niet snel gehandeld wordt. Het risico op een hoog volume is daarbij heel groot. Voor offline cijfers van kindermisbruik en mensenhandel worden aantallen slachtoffers bijgehouden, niet het aantal van hen gedeeld beeldmateriaal.
Drugsgebruik in gevangenissen |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gedetineerden Ter Apel roken massaal «drugspapier», mogelijk met fatale afloop» en het bericht «Drugsgebruik in gevangenissen zorgelijk»?1, 2
Ja.
Wat is uw reactie op de vermoedens van een groot deel van het gevangenispersoneel in Ter Apel dat een groep gedetineerden dagelijks de synthetische drug Spice gebruikt?
Vooropgesteld: de invoer, het gebruik en het verhandelen van drugs in de justitiële inrichtingen is strafbaar. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zet daarnaast in op technische en innovatieve middelen om contrabande, waaronder drugs, tegen te gaan en op te sporen. Zo wordt ingezet op dronedetectie, gsm-detectieen onaangekondigde «spitacties».
Het detecteren van de synthetische drug «Spice» is echter uitdagend. Daarom experimenteert DJI momenteel met nieuwe technologie om synthetische drugs te kunnen opsporen. Ook benut DJI de kennis en ervaring op dit terrein van internationale partners. Daarnaast biedt DJI forensische verslavingszorg aan gedetineerden, waarbij de behandelingen gespecialiseerd zijn in zowel geestelijke als lichamelijke gezondheidszorg.
Bent u het eens met de stelling dat moet worden bevorderd dat gevangenissen zelf aan de bel kunnen trekken om onderzoek te laten verrichten naar drugsgebruik onder gedetineerden, met als voorbeeld het Trimbos-onderzoek in opdracht van de gevangenis in Ter Apel?
Ik vind het positief dat directeuren van penitentiaire inrichtingen (PI’s) hun ervaring en kennis over drugsgebruik onder gedetineerden met elkaar delen. Mede op basis daarvan kan worden besloten om bepaalde onderzoeken uit te voeren.
Welke gezondheidsrisico’s als gevolg van het gebruik van Spice zijn bekend en op welke manier is de drug aantoonbaar in het lichaam bij onderzoeken naar het gebruik ervan?
«Spice» is een voorbeeld van een naam van een preparaat waarin synthetische cannabinoïden, afgekort als SCRA’s, zijn verwerkt.3 SCRA’s worden meestal gerookt (met tabak). Negatieve effecten kunnen angst, onrust, paranoia en agitatie/agressie zijn. Mogelijke negatieve lichamelijke effecten en gezondheidsrisico’s zijn een hoge bloeddruk, hartkloppingen, misselijkheid, flauwvallen, epileptische aanvallen en cardiovasculaire toxiciteit (bijvoorbeeld hartritmestoornissen). De gezondheidsrisico’s verschillen afhankelijk van de soort SCRA’s, de hoogte van de dosering en de frequentie van gebruik.4 Ook is de werkingsduur soms zeer kort, wat (compulsief) herdoseren in de hand kan werken. Daarnaast kan er grote variatie zijn tussen en binnen de producten wat betreft de sterkte/hoeveelheid.5 Hierdoor bestaat het risico dat iemand snel te veel neemt. Een kleine hoeveelheid roken kan hierdoor al snel ernstige bijwerkingen opleveren. Dit kan bij ernstige intoxicatie zelfs levensbedreigend zijn.
DJI kan het gebruik van SCRA’s niet door reguliere urinetesten aantonen. Met geavanceerde urinetesten is het voor een daarin gespecialiseerd laboratorium mogelijk om SCRA’s aan te tonen indien duidelijk is naar welke (van de honderden) synthetische cannabinoïden gezocht dient te worden. Op dit moment wordt onderzocht of het laboratorium dat de tests verzorgt voor DJI deze geavanceerde mogelijkheid ook kan aanbieden en tegen welke kosten dat zal zijn. Bijkomend probleem is dat veel SCRA’s na gebruik maar kort aanwezig zijn in het lichaam, wat detectie van recent gebruik bemoeilijkt.
Welke aanwijzingen hebt u voor de bevestiging dan wel ontkenning van het vermoeden van het personeel van de gevangenis dat het gebruik van Spice tot dodelijke slachtoffers heeft geleid?
Elk overlijden in detentie wordt gemeld bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Bij elk overlijden wordt ook een calamiteitenonderzoek ingesteld. Bij DJI zijn tot op heden geen gevallen bekend waarbij vaststaat dat een gedetineerde is overleden als gevolg van het gebruik van SCRA’s. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, is detectie moeilijk.
Volgt er een sanctie voor het binnensmokkelen van drugs zoals Spice? Zo ja, hoe vaak is dat het afgelopen jaar gebeurd?
Het invoeren, gebruiken en verhandelen van drugs is strafbaar. Dit heeft altijd consequenties. Zo wordt een gedetineerde die in het plusprogramma zit, direct voor minimaal zes weken gedegradeerd naar het basisprogramma. De vestigingsdirecteur beslist daarnaast of en zo ja welke disciplinaire straf wordt opgelegd. De vestigingsdirecteur kan ook aangifte doen van de invoer, het bezit en de handel in drugs. Deze strafrechtelijke ontwikkelingen worden geregistreerd bij de politie en het OM.
Drugs wordt gezien als contrabande binnen detentie. In 2022 zijn 3588 beschikkingen in het gevangeniswezen opgemaakt naar aanleiding van het bezit of gebruik van drugs of het bezit van overige contrabande waarbij een straf, maatregel of mededeling is opgelegd. Er kan hierbij geen onderscheid gemaakt worden tussen bezit en gebruik van drugs, dus zijn beide categorieën meegeteld. Bezit of gebruik van contrabande leidt in principe altijd tot een disciplinaire straf.
Kanttekening hierbij is dat SCRA’s moeilijk op te sporen zijn. Hoe vaak een sanctie is gevolgd op het binnensmokkelen van drugs zoals «Spice» is niet bekend. Uit de registratie kan niet opgemaakt worden welk type contrabande heeft geleid tot welke sanctie.
In hoeverre krijgen gedetineerden, die aan deze en/of andere drugs verslaafd zijn, hulp van verslavingszorg?
DJI biedt ruimte voor verslavingszorg aan gedetineerden. De behandelingen zijn voornamelijk gericht op de verslaving van het gepleegd delict en kunnen onderdeel zijn van een strafmaatregel.6 Bovendien kan het Psycho Medisch Overleg (PMO) ook (verslavings)zorg tijdens detentie indiceren.
Verslaving is een belangrijke risicofactor voor re-integratie. De detentieperiode moet daarom – indien nodig – worden benut om verslaafde gedetineerden zorg op maat te geven en naar zorgtrajecten te geleiden. Hierbij is voldoende kennis bij personeel cruciaal als het gaat om de mogelijkheden van hulp en zorg aan gedetineerden in verslaving.
Deelt u de mening dat het problematisch is dat zelfs in gevangenissen drugsgebruik veelvuldig voorkomt en bent u het met eens met de stelling dat hiervoor een passende straf zou moeten gelden voor in ieder geval de persoon die helpt bij het smokkelen?
Contrabande, waaronder drugs, zijn mij een doorn in het oog. Een gedetineerde mag geen contrabande in de PI binnenbrengen, daarin handelen of deze in het bezit hebben. Dit wordt tegengegaan en bestraft (zie antwoord op vraag 2 en 6). Degene die het binnenbrengt is strafbaar.
Vindt u dat een passende straf zou moeten gelden wanneer een gedetineerde wordt betrapt op het gebruik en bezit van drugs, maar dat als een gedetineerde om hulp vraagt juist hulp moet worden geboden?
Ja, bezit en gebruik van drugs tijdens detentie is niet toegestaan. Een gedetineerde die drugs gebruikt en om hulp vraagt bij zijn/haar verslaving kan, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, de nodige hulp krijgen aangeboden.
Is het smokkelen van de drug Spice specifiek een probleem in de gevangenis in Ter Apel of is het een breder probleem?
Er zijn enkele gevallen bekend dat SCRA's zijn aangetroffen op briefpapier in andere PI’s dan de PI Ter Apel. DJI vermoedt op basis van het gedrag van gedetineerden dat «Spice» ook in andere PI’s wordt gebruikt. Het gebruik van SCRA’s kan door DJI niet door de reguliere urinetesten worden aangetoond.
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat Spice, en ook andere drugs, niet massaal worden binnengesmokkeld en gebruikt in detentie?
«Spice» is lastig op te sporen, omdat het wordt geïmpregneerd in papier en snel in het lichaam afbreekt. DJI heeft een landelijke portefeuillehouder aangesteld die onderzoekt of de nieuwste geavanceerde drugsdetectieapparatuur, die als proef beschikbaar is in een aantal PI’s, breder ingezet kan worden. Daarnaast zet DJI ook in op preventie van gebruik en voorlichting. Zie ook het antwoord op vragen 2 en 14.
Kunt u een reactie geven op de constatering van het Trimbos-instituut dat het gebruik van nieuwe psychoactieve stoffen in gevangenissen in Nederland een groeiend probleem lijkt te zijn?
Mede gezien de ervaringen in het buitenland, de bevindingen in het rapport van het Trimbos-instituut en de aangetroffen SRCA’s in andere PI’s, is het zeker aannemelijk dat synthetische stoffen ook in andere gevangenissen in Nederland worden gebruikt. Het is moeilijk om een goed beeld te krijgen van de aard en omvang van het gebruik van nieuwe psychoactieve stoffen om de hierboven genoemde redenen, maar het is van belang alert te blijven op signalen uit de PI’s en onderzoek te doen waar nodig.
Welke ontwikkelingen in buitenlandse gevangenissen kunnen volgens u een goed voorbeeld zijn voor het aanpakken van drugsgebruik in Nederlandse gevangenissen en welke acties onderneemt u om deze lessen te implementeren?
In buitenlandse gevangenissen is er ervaring met gespreksgroepen, peer support en het voorbereiden op goede hulp en zorg bij terugkeer naar de maatschappij. Dit betreft het tegengaan van gezondheidsrisico’s, preventie van gebruik en verslaving, maar ook bijvoorbeeld het tegengaan van stigma en het verbeteren van communicatie. DJI houdt de buitenlandse ontwikkelingen op deze onderwerpen in de gaten en volgt deze waar mogelijk op.
Wat is uw reactie op het advies van de onderzoekers van het Trimbos-instituut om up-to-date en neutraal informatiemateriaal over de effecten en gezondheidsrisico’s van drugs beschikbaar te stellen aan zowel medewerkers als gedetineerden?
DJI onderschrijft het advies dat medewerkers en gedetineerden goed moeten worden voorgelicht over de effecten en gezondheidsrisico’s van drugs. Hierover heeft DJI een informatieblad voor justitiabelen over gemaakt. Voor medewerkers is er een infokaart en voorlichtingsfilm. Ook de interne afdelingen (medische) Zorg worden actief betrokken bij de ontwikkeling en verschijnselen ten aanzien van SCRA’s en het ontwikkelen van kennis en kunde binnen de PI’s. Het Trimbos onderzoek geeft aan dat de SCRA’s zich in hoog tempo evolueren en veranderen. DJI onderzoekt hoe de voorlichting aan zowel medewerkers als justitiabelen blijft aansluiten bij die snelle ontwikkeling. In de informatievoorziening wordt vooral op de risico’s van het gebruik van SCRA’s ingegaan en op hoe gedetineerden en medewerkers de signalen kunnen herkennen dat er mogelijk SCRA’s zijn gebruikt.
Neemt u het advies van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EMCDDA) over om onderzoek en monitoring te stimuleren naar drugsgebruik en gezondheidsincidenten in gevangenissen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze bent u van plan dit advies over te nemen?
DJI is reeds zeer alert op de invoer en het gebruik van drugs in de PI’s en op gezondheidsincidenten. Bij incidenten voert DJI altijd een calamiteitenonderzoek uit. De uitkomsten van dit onderzoek worden beschikbaar gesteld aan de IGJ. Bij vermoeden van drugsgebruik kunnen PI’s zelf ook onderzoek instellen. Tot slot levert DJI ieder jaar data aan over het gebruik van drugs aan de EU en de VN.
Bent u bereid om overlijdens onder gedetineerden vaker te laten onderzoeken op middelengebruik, om een duidelijk beeld te krijgen van het eventuele drugsgebruik in de gevangenis met een fatale afloop?
Zoals aangegeven in antwoord 5 volgt DJI een protocol bij het overlijden van een gedetineerde: elk overlijden tijdens detentie wordt gemeld bij de IGJ en DJI voert een calamiteitenonderzoek uit. De uitkomsten van dit onderzoek worden gemeld aan de IGJ. Er is op dit moment geen aanleiding om aanvullend onderzoek in te stellen naar middelengebruik.
Het bericht dat het aantal geweldsincidenten bij politie-inzet is gestegen |
|
Renske Leijten |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is volgens u de verklaring dat het aantal geweldsregistraties door de politie is afgenomen maar het aantal incidenten waarbij de politie geweld heeft toegepast is gestegen?1
Zonder een nadere analyse kan er geen allesomvattende verklaring worden gegeven voor cijfermatige veranderingen. De politie geeft in haar rapportage een aantal mogelijke verklaringen voor deze veranderingen.
De politie is voornemens een onderzoek te laten doen om de cijfers rondom geweld door politieambtenaren (GDPA) beter te kunnen duiden en is inmiddels gestart met het opzetten van een onderzoeksvoorstel.
Kunt u aangeven of er volgens u een verband is tussen het verkorten van het politieonderwijs en het aantal toegenomen geweldsincidenten? Zo ja, welk verband? Zo nee uit welk onderzoek of analyse blijkt dit?
De politieacademie biedt sinds februari 2021 de basispolitieopleiding PO21 aan. De eerste aspiranten hebben in februari 2023 deze vernieuwde basispolitieopleiding afgerond en zijn van de opleiding ingestroomd in een eenheid en volgen daar nog een tweejarig programma van startbekwaam naar vakbekwaam. De rapportage van de politie over cijfers en duiding van geweldsaanwendingen door politieambtenaren betreft cijfers over 2022. Aangezien de eerste aspiranten in februari 2023 zijn ingestroomd in de eenheden, lijkt het verkorten van het basispolitieonderwijs los te staan van het toegenomen aantal geweldsincidenten.
Kunt u aangeven of er volgens u een verband is tussen het capaciteitstekort in de basisteams en het aantal toegenomen geweldsincidenten? Zo ja, welk verband? Zo nee, kunt u toelichten waarom u dat niet ziet?
Een verband tussen de druk op de capaciteit en het toegenomen aantal geweldsincidenten is mij niet bekend. Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 1 is de politie voornemens onderzoek te laten doen om de cijfers rondom geweld door politieambtenaren beter te kunnen duiden. De politiemedewerkers kennen de beginselen waaraan geweldsaanwendingen moeten voldoen en zij zijn voorbereid om onder alle omstandigheden, ook toegenomen werkdruk, professioneel geweld te gebruiken.
Staat er een sanctie op het gebruik van het stroomstootwapen in schokmodus? Zo ja, welke? Zo nee, hoe wordt een overtreding van de geweldsinstructie in deze gevallen aangepakt?
De geweldsinstructie stelt dat het stroomstootwapen in schokmodus alleen in levensbedreigende nood- dan wel afweersituaties mag worden gebruikt of ter verdediging tegen of voor het onder controle brengen van agressieve dieren2.
In alle gevallen – zowel in de schiet- als schokmodus – moet de politieambtenaar het gebruik van het stroomstootwapen aan de hulpofficier van justitie melden, zoals dit bij alle geweldsaanwendingen gebeurt. Bovendien registreert de Taser X2/NL elke handeling én het gebruik van het stroomstootwapen. Dit gebeurt op een niet zelf te wissen chip in het wapen, die achteraf kan worden uitgelezen.
Wanneer de geweldsaanwending niet aan de eisen voldeed, dan kan dit bijvoorbeeld leiden tot een leertraject en aanvullende training. Als met de overtreding van de normen tevens sprake was van verwijtbaar plichtsverzuim, dan kan het ook rechtspositionele gevolgen hebben. Die kunnen variëren van een berisping tot strafontslag. De Rijksrecherche heeft een onpartijdige rol in het onderzoeken van (vermeend) strafbaar gedrag binnen de overheid en dus ook de politie. Vervolgens is het aan de Officier van Justitie om de politieambtenaar al dan niet strafrechtelijk te vervolgen.
Wat vindt u van de analyse van de politie dat de geweldsaanwendingen verband houden met de onvrede in de samenleving?2
De politie geeft in de rapportage Geweldsaanwendingen door politieambtenaren 2022 aan dat een mogelijke verklaring is dat de maatschappij verder polariseert en burger en overheid steeds meer tegen over elkaar zijn komen te staan, vooral als het gaat om de toename van de geweldmutaties. Ik sluit niet uit dat onvrede in de samenleving op een gegeven moment een uitlaatklep vindt in de vorm van geweld tegen de overheid (waaronder de politie). Als Minister van Justitie en Veiligheid keur ik dat vanzelfsprekend af.
Vindt u het terecht dat de politietop de reden voor het gebruiken van geweld buiten zichzelf legt, terwijl een docent van de Politieacademie er ook op wijst dat er meer aandacht en kennis moet zijn voor de-escalerend werken door agenten?3
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 kan zonder een nadere analyse geen alles omvattende verklaring worden gegeven voor cijfermatige veranderingen. De politietop heeft een mogelijke verklaring gegeven die kan hebben geleid tot veranderingen in de cijfers.
Geweldsaanwending is het uiterste middel en dient – waar mogelijk – altijd voorafgegaan te worden door communicatie, conflicthantering en de-escalatietechnieken. Hieraan wordt specifiek aandacht geschonken in alle integrale beroepsvaardigheden-trainingen. De-escaleren is dan ook een kernelement bij het optreden in en het trainen van (mogelijke) geweldssituaties. Sinds 2018 zijn de-escalatie-technieken structureel opgenomen in ieder lesplan van de IBT-trainingen.
Ook in de basispolitieopleiding wordt ruime aandacht besteed aan het de-escalerend optreden en deze vaardigheid om de-escalerend te werken.
Hoewel de-escalerend optreden vanzelfsprekend de voorkeur heeft, betekent dat niet dat het altijd tot het gewenste resultaat leidt. In die gevallen zal de politie voor het bereiken van haar doel moeten doorpakken en daarbij, indien noodzakelijk en met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid, gebruik maken van haar geweldbevoegdheid.
Bent u het ook eens met politiesocioloog Timmer dat de cijfers nu onvoldoende inzicht geven in de momenten van en de noodzaak van geweldstoepassing? Kunt u uw antwoord toelichten?
De politie heeft de data (geweldmutaties en geweldregistraties) die in het systeem is ingevoerd, in de vorm van aantallen uitgedraaid. Om inzicht te krijgen in de achtergrond en beweegredenen van agenten om geweld toe te passen, zou een kwalitatief onderzoek noodzakelijk zijn. Een dergelijk onderzoek neemt aanzienlijk meer tijd in beslag dan enkel het genereren van een cijfermatig overzicht. Zoals in antwoord 1 al is aangegeven, is de politie voornemens een onderzoek te laten doen rondom het beter duiden van de cijfers rondom geweld door politieambtenaren en wordt er inmiddels een onderzoeksvoorstel opgezet.
Erkent u dat een goede en eerlijke analyse van de geweldstoepassing en verbeteringen waar die nodig zijn te onderschrijven het draagvlak voor politie-inzet vergroten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De politie monitort het geweldgebruik door de politie aan de hand van de jaarlijks gegenereerde cijferoverzichten. In die cijfers kan aanleiding worden gezien om een bepaalde vorm van politiegeweld nader onder de loep te nemen. Leren van geweld maakt deel uit van de stelselherziening geweldsaanwending. Dit draagt bij aan de verdere professionalisering van het gebruik van de geweldbevoegdheid en vergroting van het maatschappelijk draagvlak voor de zorgvuldige omgang met de geweldbevoegdheid die aan de politie is toevertrouwd.
Vindt u dat de registratie op dit moment voldoende duidelijkheid schept in de aard en omvang van geweldsaanwendingen? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
Op basis van de rapportage Geweldscijfers 2021 is een aantal leerpunten benoemd. Een van die leerpunten heeft betrekking op het verder stimuleren van en investeren in de registratie en transparante verantwoording van geweldgebruik door de politie. Via workshops op vakdagen voor hulpofficieren van justitie is dit onderwerp in 2022 actief onder de aandacht gebracht. Daarnaast wordt hieraan blijvend aandacht gegeven via de reguliere IBT-trainingen. Tot slot zijn in enkele eenheden taakaccenthouders, ondersteuners of adviseurs geweldsaanwending actief binnen de districten die hierin faciliteren en/of het gesprek aangaan met hulpofficieren en sectorhoofden.
Bent u bereid om geweldsaanwendingen die plaatsvinden tijdens demonstraties/betogingen apart te registreren?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 9 aangaf, werkt de politie voortdurend aan het interne proces van leren van geweld. Onderdeel daarvan is de registratie van aangewend politiegeweld. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de cijfers over de aard en omvang van geweldsaanwendingen door de politie een onvoldoende duidelijk beeld zouden opleveren. Daarom zie ik geen aanleiding om hierin nog andere actie te ondernemen.
Het bericht 'Boer Erik Jan doelwit criminele bendes: ’Ze hebben alles gesloopt'' |
|
Ingrid Michon (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Boer Erik Jan doelwit criminele bendes: «Ze hebben alles gesloopt»»1?
Ja, ik ben bekend met het genoemde bericht.
Klopt het dat criminelen in toenemende mate azen op waardevolle hightech apparatuur van boeren? Blijkt uit de politiecijfers inderdaad dat er sprake is van een toename van het aantal diefstallen uit schuren?
Sinds enkele jaren worden GPS-systemen gestolen uit landbouwvoertuigen.
Er is op basis van politiecijfers in de eerste 5 maanden van 2023 ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar een lichte toename te zien van het aantal meldingen dat gemaakt wordt over diefstallen van GPS-apparatuur uit landbouwvoertuigen. In 2023 zijn er tot 30 mei ongeveer 50 meldingen of aangiftes ontvangen van diefstal van GPS uit schuren, stallen of van een erf. In heel 2022 was het aantal ongeveer 130 en in 2021 ongeveer 110. In veel gevallen was er sprake van diefstal van meer dan 1 GPS-systeem.
In welke regio’s zijn boeren het meest kwetsbaar? Zijn dat de grensregio’s of ziet u door heel Nederland een stijging?
De politie heeft mij geïnformeerd dat GPS-diefstal uit landbouwvoertuigen vooral plaatsvindt in de regio’s Noord-Nederland, Flevoland, Zuid-Holland en Zeeland. Het betreft daarmee zeker niet uitsluitend grensregio’s. De stijging is in al deze genoemde gebieden te zien, niet in de rest van Nederland.
Welke concrete acties onderneemt de politie op dit moment om deze diefstallen tegen te gaan?
De politie werkt samen met brancheorganisaties en Platforms Veilig Ondernemen om deze diefstallen te voorkomen. Zo is een gezamenlijke preventieactie en -campagne opgezet waarbij de sector is gewezen op de gevaren en een handelingskader gedeeld met agrarische ondernemers. De politie deelt trends, cijfers en ontwikkelingen met de branche om zo specifieke waarschuwingen te kunnen geven in bepaalde gebieden. In het kader van de opsporing worden bij meldingen van dergelijke diefstallen zoveel mogelijk sporen verzameld. Binnen de politieorganisatie is verduidelijkt welke omvang en impact dergelijke diefstallen hebben zodat de keuze om hier forensische capaciteit op in te zetten met de juiste onderbouwing plaats kan vinden. Omdat het vaak internationale actieve groepen betreft die dit delict plegen worden sporen zoveel mogelijk vergeleken in een internationale databank.
In hoeverre deelt u de analyse dat er sprake is van criminaliteit van georganiseerde criminele bendes uit Oost-Europa?
Politiedata en internationale informatie-uitwisseling toont aan dat GPS-diefstallen bij agrarische bedrijven inderdaad nagenoeg uitsluitend gepleegd worden door Oost-Europese dadergroepen.
Op welke wijze vindt er samenwerking plaats met de (politie)autoriteiten van de bronlanden van dit soort bendes?
In de afstemming met andere Europese landen staat informatie-uitwisseling centraal. Wanneer een verdachte wordt aangehouden wordt contact opgenomen met het bronland. Er wordt informatie uitgewisseld over eventuele gepleegde strafbare feiten in land van herkomst en het bronland wordt geïnformeerd over de aanhouding in Nederland. Deze informatie is in Nederland van belang voor een eventueel strafdossier, om aan te tonen dat er sprake is van mobiel banditisme – een vorm van internationaal georganiseerde criminaliteit door rondtrekkende bendes. En op basis daarvan een passende straf te eisen, overeenkomstig de richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme.
Wat is uw inzet om deze diefstallen terug te dringen en de pakkans van daders te vergroten? Kwalificeren deze diefstallen als High Impact Crimes?
Met publieke en private partners zet ik structureel in op de aanpak van deze criminaliteit, onder andere op het gebied van informatie-uitwisseling.
De aanpak van rondreizende dadergroepen maakt onderdeel uit van het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023–2026 dat op 14 december 2022 is vastgesteld door het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing. Zo wordt momenteel door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en Platform Veilig Ondernemen aan een pilot gewerkt. Het doel is de samenwerking tussen politie en gemeenten te verbeteren en de pakkans te vergroten. Indien succesvol kan dit worden uitgebouwd. De politie vraagt Europol en enkele landen naar de kennis en ervaring over dit fenomeen waarbij onderzocht wordt op welke wijze samenwerking op dit vlak mogelijk is.
Ook met de branche wordt samengewerkt en trends en ontwikkelingen worden met de branche gedeeld. De politie is samen met brancheorganisaties in gesprek met importeurs en leveranciers van dergelijke GPS-systemen om te onderzoeken welke barrières kunnen worden opgeworpen. Brancheorganisatie Cumela Nederland is sinds 2019 aangesloten bij de aanpak van Stop Heling. Landbouwondernemers kunnen hun apparatuur registreren in de Stop Heling-database. Bij diefstal wordt deze informatie in de aangifte opgenomen. Bij aanschaf van dergelijke producten kan een koper via deze database controleren of de apparatuur als gestolen geregistreerd staat. Indien dit het geval is, kan hiervan melding worden gemaakt bij politie. Daarnaast genereert de koppeling tussen het Digitaal Opkopers Register en de database Stop Heling notificatiemeldingen, als GPS-apparatuur door een handelaar in gebruikte en ongeregelde goederen opgekocht is.
High impact crimes is een verzamelnaam voor delicten met een hoge maatschappelijke of persoonlijke impact zoals onder andere woninginbraken, overvallen en straatroof. Hoewel deze diefstallen van GPS-apparatuur een groot effect kunnen hebben op de bedrijfsvoering, financiële schade en het veiligheidsgevoel, kwalificeren deze diefstallen zich niet als zodanig als high impact crimes.
Bestaat er op dit moment (structurele) afstemming met de agrarische sector, op nationaal, provinciaal, dan wel lokaal niveau over hoe criminaliteit en ondermijning in de regio’s wordt aangepakt? Zo ja, op welke wijze vindt dit plaats en welke partijen zijn hierbij betrokken en hoe vallen de resultaten van deze aanpak te controleren? Zo nee, bent u bereid om dit structureel in te richten?
Er vindt op meerdere manieren (structurele) afstemming plaats met publieke en private partners over (georganiseerde ondermijnende) criminaliteit in het buitengebied. Zo is er vanuit mijn ministerie periodiek contact met LTO, ZLTO en Cumela Nederland. In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing wordt in het kader van het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023–2026 structureel gesproken met publieke en private partners, waaronder over de veiligheid van het buitengebied. Diverse Regionale Informatie- en Expertise Centra en Platforms Veilig Ondernemen brengen in afstemming met de agrarische sector de problematiek in het buitengebied in beeld en passen interventies toe, zoals het instrument Veilig Buitengebied. Dit instrument wordt met een financiering vanuit mijn ministerie gefaciliteerd door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Met het instrument zetten gemeenten met lokale publieke en private partners een samenwerkingsnetwerk op om de veiligheid en weerbaarheid van boeren en tuinders te vergroten. Hier wordt ingezet op de oog- en oorfunctie van ondernemers en inwoners in de buitengebieden, wat bijdraagt aan het beeld over wat er speelt en leeft. Het instrument wordt dit jaar geëvalueerd om resultaten van de aanpak te monitoren.
Bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie loopt een pilot met een vertrouwenspersoon georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze vertrouwenspersoon deelt beelden met betrokken veiligheidspartners op fenomeenniveau. De pilot heeft verlenging van financiering gekregen tot maart 2026 wegens succesvolle opbrengsten. In het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023–2026 is mede daarom opgenomen bij meerdere brancheorganisaties een vertrouwenspersoon aan te stellen. Hierover worden nu gesprekken gevoerd met brancheorganisaties uit de agrarische sector. Daarnaast is Cumela structureel betrokken bij de aanpak omtrent rondreizende dadergroepen.
Zoals in de halfjaarbrief georganiseerde ondermijnende criminaliteit2 toegelicht werk ik de komende jaren in den brede aan een verrijking en verscherping van een rapportage over de resultaten van de aanpak, samen met alle partners. Daarbij zal ook inzicht worden gegeven in de ontwikkeling van de wetenschappelijke inzichten, zoals op 6 april 2023 in het commissiedebat aan uw Kamer is toegezegd. Met deze verrijking en aanscherping verschuift het karakter van de voortgangsrapportage steeds meer van een beschrijving van de aanpak naar een beeld van wat die aanpak oplevert en de effecten daarvan in de maatschappij.
Deelt u de opvatting en de zorgen dat – gelet op het grote aantal boeren zonder op opvolgers – agrarische bestemmingen in toenemende mate het risico lopen om in criminele handen terecht te komen? Hoe gaat u dit risico voorkomen en de sociaaleconomische positie van het platteland borgen?
Ik deel de zorgen dat agrarische bestemmingen risico’s lopen op criminele inmenging. Ik verwijs voor een antwoord hoe het kabinet hierop inzet naar het antwoord van de voorgaande vragen en de beantwoording op vraag 1 en 2 van de leden Van Campen en Michon-Derkzen (beiden VVD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Justitie en Veiligheid over bescherming van boeren tegen drugscriminaliteit en het tegengaan van ondermijning in het buitengebied, beantwoord op 26 april jongstleden.3 Hierin heb ik onder meer het volgende aangegeven. In het Nationaal Programma Landelijk Gebied werkt het kabinet met verschillende partijen aan een transitie die integraal inzet op het gebiedsgericht behalen van doelstellingen op het gebied van natuur en stikstof, water, bodem en klimaat. We hebben daarin nadrukkelijk oog voor de sociaaleconomische effecten die met deze transitie gepaard gaan. Uit signalen, incidenten en opsporingsinformatie blijkt het risico op drugscriminaliteit en ondermijnende activiteiten op het platteland overal in het land reëel. Daarom ben ik ook aan de slag met publieke en private partners in het buitengebied om beter zicht te krijgen op de problematiek en deze te voorkomen. Aanleiding was onder andere het in oktober 2020 verschenen rapport «Weerbare boeren in een kwetsbaar gebied». Hieruit bleek dat ongeveer 1 op de 5 respondenten weleens iemand aan de deur heeft gehad die het agrarisch vastgoed wilde gebruiken en zijn of haar intenties mogelijk verband hielden met drugscriminaliteit. Diverse Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) hebben de problematiek in het buitengebied verder in beeld gebracht. Verschillende RIEC’s en Platforms Veilig Ondernemen actief op dit thema door middel van het voeren van bewustwordingscampagnes gericht op ondernemers en/of bewoners en worden in verschillende regio’s integrale controles gehouden en kijken gemeenten naar herbestemming in geval van leegstand. Zoals aangegeven wordt met onder andere brancheorganisaties uit de agrarische sector gesprekken gevoerd een vertrouwenspersoon ondermijnende criminaliteit aan te stellen.
Rechtvaardige compensaties voor SBF-ers die door privatiseringen onder andere ministeries werkten dan het ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) en nog geen uitzicht hebben op de compensaties, die het ministerie van J&V wél heeft gegeven. |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat bij destijds geprivatiseerde TBS-klinieken en Jeugdinrichtingen nog een aanzienlijk aantal oud SBF-ers te lijden heeft onder de gevolgen van de SBF-verlofregeling uit 2006 en merendeels nog niet in zicht is voor compensatie?
De afgelopen jaren is de Tweede Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de regeling Substantieel Bezwarende Functies (SBF-regeling). De compensatie waar in de vragen naar wordt verwezen is gebaseerd op de uitkomsten van een advies en een onderzoek dat op 25 juni 2021 naar de Kamer is gestuurd. De toenmalige Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en mijn ambtsvoorganger hebben onderzoek laten verrichten naar de fiscaalrechtelijke en arbeidsrechtelijke toepassing van de regeling Substantieel Bezwarende Functies (SBF) vanaf 2010.1
Uit het onderzoek blijkt dat de overheid op fiscaalrechtelijk vlak geen verwijten gemaakt kan worden, maar dat vanuit arbeidsrechtelijk perspectief de overheid als werkgever in de informatievoorziening tekort is geschoten. In de brief staat ook dat de conclusies van de onderzoekers worden overgenomen. DJI is in overleg met de SBF-groep een compensatie overeengekomen en heeft als overheidswerkgever deze compensatie uitgekeerd in 2021. DJI heeft reeds in 2018 een teruggaaf uitbetaald aan de ex-SBF-verlofmedewerkers vanwege een correctie van de loonaangiftes en in 2019 de wettelijke rente.
Het is de verantwoordelijkheid van de verzelfstandigde kliniek of inrichting om na te gaan of een compensatie aan de orde is voor de SBF-verlofmedewerker van die kliniek of inrichting.
Bent u bekend met het feit dat deze SBF-ers bij de privatiseringen van rechtswege zijn overgegaan met behoud van hun SBF-rechten op basis van Sociale Plannen en Statuten die deel uitmaakten van de besluitvorming door Minister en Kamer over die privatiseringen?
Ja, met de kanttekening dat de medewerkers niet van rechtswege zijn overgegaan. Maar dat de medewerkers van de stichting FPC dr. S. van Mesdag een aanbod hebben gekregen over te gaan op grond van artikel 2, lid 1 (voor een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd) of op grond van artikel 3 lid 1 voor een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd) van het Sociaal plan Stichting FPC dr. S. van Mesdag.
Deelt u het standpunt dat deze SBF-ers op basis daarvan ook recht hebben op dezelfde compensaties die tot dusverre ten deel zijn gevallen aan de Rijksambtenaren-SBF-ers, vallend onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, nu gebleken is dat deze groep SBF-ers eveneens teveel belasting heeft betaald en evenmin door hun werkgevers zijn geïnformeerd?
Het is de verantwoordelijkheid van een werkgever om een juiste en volledige aangifte loonheffingen in te dienen en af te dragen op grond van de Wet op de loonbelasting 1964. Ik verwijs u mede naar mijn antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat de Mesdag-kliniek in Groningen niet meer communiceert met de gemachtigde belangenbehartigers die opkomen voor deze groep SBF-ers?
Het is aan de kliniek en de inrichting om te bepalen of en hoe hiermee om te gaan. Ik verwijs u mede naar mijn antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat, ondanks toezeggingen van de advocaat van de Mesdag-kliniek Groningen, er nog steeds geen sprake is geweest van een compensatie van de gehele groep SBF-ers voor de teveel betaalde belasting?
Ook hiervoor geldt dat de kliniek of de inrichting hierin verantwoordelijk is.
Bent u het ermee eens dat deze gang van zaken niet strookt met de afspraken, die destijds bij de privatisering van de Mesdag-kliniek zijn gemaakt tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Mesdag-kliniek en vastgelegd waren in onder ander het Sociaal Plan?
Nee. In het sociaal plan van 2008 zijn afspraken vastgelegd over inhoud van de arbeidsovereenkomst die zou gaan gelden tussen de werkgever, de Van Mesdagkliniek en de werknemers van verzelfstandigde kliniek. Op grond van artikel 23 eindigde het sociaal plan op 1 januari 2009, waarbij is bepaald dat de aanspraken op basis van het sociaal plan doorwerken in de arbeidsovereenkomsten. Het zijn deze twee partijen bij de arbeidsovereenkomst die elkaar kunnen aanspreken op de uitvoering van die overeenkomst.
Bent u het ermee eens dat rechten die voortkomen uit formele afspraken tussen bewindspersonen en private instellingen, niet eenzijdig ongeldig kunnen worden verklaard, omdat een private instelling (i.c. een jeugdinrichting) geen opvolgingsaansprakelijkheid wenst te erkennen?
De formele afspraken betroffen de inhoud van de destijds overeen te komen arbeidsovereenkomst. Na de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst zijn de werknemer en de (private) werkgever verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van die overeenkomst. Ik verwijs u mede naar mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid de Mesdag-kliniek aan te spreken op het gebrek aan communicatie en de kliniek strikt te houden aan het vervolg van de compensaties voor de SBF-ers, zoals onder andere afgesproken in het Sociaal Plan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven, op welke termijn u concrete stappen naar de Mesdag-kliniek wil zetten, welke stappen dat zullen zijn en wanneer de Kamer hierover zal worden geïnformeerd?
Het is de verantwoordelijkheid van de verzelfstandigde kliniek of inrichting om na te gaan of een compensatie aan de orde is voor de SBF-verlofmedewerker van die kliniek of inrichting.
Bent u bereid om – met het oog op rechtsgelijke behandeling – ook de jeugdinrichtingen aan te spreken, dat zij de rechthebbende SBF-ers op gelijke wijze zullen compenseren?
Nee, de verzelfstandige klinieken en inrichtingen hebben een eigen, zelfstandige verantwoordelijkheid ten aanzien van de uitvoering van de Wet op de loonbelasting 1964 en de afweging of, bij een onjuiste toepassing hiervan, ook compensatie richting de SBF-ers op zijn plaats is.
Het aan banden leggen van ChatGPT in Italië vanwege privacyzorgen en de consequenties hiervan voor Nederland |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «ChatGPT banned in Italy over privacy concerns»?1
Ja.
Klopt het dat de Italiaanse toezichthouder besloten heeft tot het aan banden leggen van ChatGPT omdat het bedrijf erachter (OpenAI) mogelijk de Europese privacywetgeving overtreedt?
Voor informatie over het handelen van de Italiaanse privacytoezichthouder ben ik aangewezen op openbare bronnen. Blijkens de website van deze toezichthouder, de «Garante per la Protezione dei Dati Personali» (hierna: de Garante) heeft zij aan OpenAI laten weten dat ChatGPT voorlopig geen gegevens van Italiaanse gebruikers mocht verwerken, vanwege zorgen over de naleving van de privacyregels.2 Deze zorgen zagen op de informatie die aan betrokkenen wordt verstrekt wanneer hun persoonsgegevens worden verwerkt, welk mechanisme voor leeftijdsverificatie wordt toegepast, of de door ChatGPT verwerkte persoonsgegevens voldoen aan het beginsel van juistheid en actualiteit (artikel 5, lid 1, onder d van de AVG) en tot slot op basis van welke rechtsgrondslag persoonsgegevens worden verzameld en verwerkt ten behoeve van het trainen van het onderliggende algoritme.
ChatGPT is sinds 28 april jl. weer beschikbaar in Italië. De Garante heeft daarover op haar website geschreven dat OpenAI maatregelen en verbeteringen heeft getroffen in het licht waarvan het verbod is opgeheven voor Italiaanse gebruikers. De Garante spreekt de hoop uit dat OpenAI de komende weken zal voldoen aan de verdere verzoeken van de Garante. Dat ziet op de implementatie van een leeftijdsverificatiesysteem en het verzorgen van een communicatiecampagne om alle Italianen te informeren over wat er is gebeurd en over de mogelijkheid om zich te verzetten tegen het gebruik van hun persoonlijke gegevens om een algoritme te trainen. De Garante schrijft dat zij zal doorgaan met het vooronderzoek dat is gestart tegen OpenAI en met het werk dat zal worden uitgevoerd door de taskforce die is opgericht binnen het Europees Comité voor gegevensbescherming (European Data Protection Board, (EDPB)). Zie hierover het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat er een Europese taskforce is opgericht? Wat is de status en bevoegdheid van zo’n taskforce? Is de Nederlandse toezichthouder daar ook bij betrokken? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft mij geïnformeerd dat het samenwerkingsverband van Europese privacytoezichthouders (EDPB) op 13 april heeft besloten om, naar aanleiding van het Italiaanse optreden tegen OpenAI inzake ChatGPT, een taskforce in te stellen. Deze taskforce heeft tot doel de samenwerking en informatie-uitwisseling over mogelijke handhavingsmaatregelen te bevorderen. Alle Europese privacytoezichthouders zijn in dit samenwerkingsverband vertegenwoordigd, dus ook de AP. Generatieve AI, zoals het grote taalmodel artificiële intelligentie (AI) systeem ChatGPT, is een grensoverschrijdend fenomeen dat vraagt om een geharmoniseerde aanpak. Daarom hecht de AP grote waarde aan een effectief gezamenlijk optreden van de Europese privacytoezichthouders.
Hoe worden de beide Kamers geïnformeerd over de werkzaamheden en uitkomsten van de taskforce?
De EDPB publiceert nieuwsberichten op haar website, zo ook in dit geval.3 Wanneer er op het gebied van de taskforce (beleids)ontwikkelingen zijn, zullen deze daar worden geplaatst. Daarnaast zal de AP hierover bij gelegenheid berichten laten uitgaan.
Weet u welke persoonsgegevens worden verzameld en verwerkt door ChatGPT (OpenAI) in Nederland? Is dat ook bekend voor de gebruikers?
Dat is mij niet bekend. Op de website van OpenAI wordt voor gebruikers en niet-gebruikers, zowel binnen als buiten Europa, gemeld welke persoonsgegevens met welke methoden worden verwerkt.4
Indien persoonsgegevens verzameld en verwerkt worden door ChatGPT (OpenAI) in Nederland, op welke wettelijke basis gebeurt dat dan?
Over die informatie beschik ik niet. Op de in antwoord 5 genoemde website noemt OpenAI als rechtsgronden voor het verwerken van persoonsgegevens5 de uitvoering van een overeenkomst (artikel 6, eerste lid onder b AVG),6 het gerechtvaardigde belang (artikel 6, eerste lid onder f AVG) van het tegengaan van misbruik, fraude of veiligheidsrisico’s of van het ontwikkelen, verbeteren of promoten van haar diensten of7 toestemming (artikel 6, eerste lid onder a AVG) voor een specifiek doel dat aan de betrokkene wordt meegedeeld.
Bent u het met ons eens dat verzameling en verwerking van persoonsgegevens altijd een wettelijke basis moet hebben? Zo nee, op welke gronden zou die wettelijke basis afwezig mogen zijn?
Voor een rechtmatige verwerking van persoonsgegevens moet een grondslag bestaan. Dit zijn de zes limitatieve grondslagen zoals opgesomd in artikel 6, eerste lid, van de AVG. Wanneer een verwerking niet op een van die grondslagen gebaseerd kan worden, is zij onrechtmatig.
Indien de wettelijke basis voor verzameling en verwerking van persoonsgegevens afwezig mag zijn (en de wettelijke basis is aanwezig), op welke manier voldoet (het werken met) ChatGPT daaraan?
Het is niet aan mij om daarover te oordelen. Dat is veeleer een vraag die door de toezichthouder zal worden beoordeeld.
Klopt het dat er bij ChatGPT ook sprake is geweest van een datalek waarbij gesprekken en betaalgegevens zijn gelekt?2
Van een datalek is sprake wanneer er ongeoorloofde of onbedoelde toegang tot persoonsgegevens heeft plaatsgevonden, maar ook als deze gegevens ongewenst zijn vernietigd, verloren, gewijzigd of verstrekt. Desgevraagd heeft de AP mij laten weten dat bij haar geen melding is gedaan van het lekken van gegevens van Nederlandse gebruikers.
Of een dergelijke melding aan de AP verplicht zou zijn geweest onder de meldplicht datalekken, is afhankelijk van de vraag waar een hoofdvestiging is gevestigd. Wanneer een hoofdvestiging niet in Nederland is gevestigd, maar in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan is de toezichthouder in die lidstaat leidend. Een datalek moet dan verplicht bij de leidende toezichthouder worden gemeld, ook al zijn er Nederlandse gebruikers betrokken bij het datalek. Melding aan de AP is vervolgens optioneel en alleen verplicht wanneer de verwerkingsverantwoordelijke twijfelt bij welke toezichthouder gemeld moet worden. In het geval van OpenAI, de verwerkingsverantwoordelijke van ChatGPT, is er geen sprake van een hoofdvestiging in de Europese Unie. Dan zijn alle Europese privacytoezichthouders gelijkelijk bevoegd. Dit betekent dat er alleen bij de AP gemeld moet worden als er Nederlandse ingezetenen bij het datalek betrokken zijn.
Zo ja, zijn hierbij ook gegevens van Nederlandse gebruikers gelekt?
Zie antwoord vraag 9.
Zo ja, is dit datalek gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid de Autoriteit Persoonsgegevens om een spoedadvies te vragen over het blokkeren van ChatGPT? Zo nee, waarom niet?
Onder verwijzing naar antwoord 3 en de daarin genoemde taskforce van de EDPB, waarin ook de AP vertegenwoordigd is, moet ik hierop ontkennend antwoorden omdat de kwestie reeds door de AP mede beoordeeld wordt. Ik vertrouw er bovendien op dat de AP in het kader van haar voorlichtende taak naar buiten zal treden over ChatGPT wanneer daartoe aanleiding bestaat.
Klopt het dat Nederlandse en Italiaanse privacywetgeving – vanwege de gedeelde Europese basis – vergelijkbaar zijn? Zo nee, waarin verschillen de Italiaanse en de Nederlandse interpretatie van de Europese privacywetgeving? Zo ja, deelt u de mening dat Nederland net als Italië zou moeten omgaan met ChatGPT?
In de gehele Europese Unie is sinds 25 mei 2018 de AVG van kracht. Deze verordening kent lidstaten op onderdelen de bevoegdheden en verplichtingen toe om nadere regels te stellen. In Nederland is die ruimte onder meer ingevuld door de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Over kennis inzake de Italiaanse pendant van de UAVG beschik ik niet. De vragen van de Italiaanse toezichthouder met betrekking tot ChatGPT waren evenwel alle rechtstreeks te herleiden tot bepalingen uit de AVG zelf. Ik zie dan ook op voorhand geen verschillen ten aanzien van de regels die Italië en Nederland op ChatGPT worden toegepast.
Op welke manier bent u bereid in Nederland het gebruik van ChatGPT zodanig aan banden te leggen dat de kans op overtreding van AVG minimaal is?
Dit is niet aan mij. De taken en bevoegdheden om op te treden tegen overtredingen van de AVG zijn toegekend aan de toezichthoudende autoriteiten; voor Nederland is dat de AP. Zij kan daartoe handhaven, advies verstrekken, samenwerken met andere toezichthoudende autoriteiten en klachten behandelen over een inbreuk op de bescherming van persoonsgegevens. Op welke wijze de nationale toezichthoudende autoriteiten de taken prioriteren in de uitvoering is aan henzelf. Zij hebben eigen beoordelings- en beleidsvrijheid.
Welke andere gevaren ziet u, naast het ongeoorloofd verzamelen en verwerken van persoonsgegevens, van het gebruik van ChatGPT of vergelijkbare AI-systemen?
Het afgelopen half jaar zijn de capaciteiten van en de aandacht voor generatieve AI sterk toegenomen. Dit was sneller dan verwacht. We hebben het afgelopen half jaar al gezien dat deze AI-systemen zowel kansen bieden als risico’s hebben. In de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer is het kabinet al ingegaan op een aantal van deze risico’s.9 Deze effecten kunnen voortkomen uit de werking van de tool, waar het ondanks ingebouwde waarborgen mogelijk is om bevooroordeelde of discriminerende antwoorden te krijgen. Ook kunnen deze systemen gebruikt worden voor schadelijke doeleinden zoals phishing en desinformatie. Verder heeft de introductie van deze AI-systemen impact op onder meer het onderwijs en de arbeidsmarkt.
De snelheid waarmee generatieve AI zich afgelopen half jaar heeft ontwikkeld brengt onzekerheden met zich mee. Er zijn nog veel vraagtekens over de precieze impact en de gevaren. Het is van belang dat we daar meer kennis over opdoen. Het kabinet werkt daarom momenteel aan een kabinetsvisie op nieuwe AI-systemen zoals generatieve AI. In deze visie zal het kabinet nader ingaan op de risico’s van deze AI-systemen.
Zijn er soortgelijke bedrijven en/of vergelijkbare AI-systemen die op eenzelfde of andere manier de wet lijken te overtreden? Bent u bijvoorbeeld bekend met de AI van Snapchat die probeert kinderen tot een fysieke afspraak te bewegen?3 Voorziet u dat dit mis kan gaan?
Het is aan de AP om toezicht te houden op de verwerking van persoonsgegevens door bedrijven en signalen op te pikken wanneer de regels worden overtreden. Het kabinet houdt vanzelfsprekend de ontwikkelingen in de gaten en is bekend met het AI-systeem van Snapchat. In de beantwoording van schriftelijke vragen van het Kamerlid Kathmann en van de Kamerleden Stoffer en Drost gaat het kabinet daar nader op in.11 Het is van belang dat de AI-verordening waarin in Europa aan gewerkt wordt niet te lang op zich laat wachten. In de AI-verordening zijn AI-systemen onderverdeeld in verschillende categorieën. Afhankelijk van de categorie waarin een AI-systeem valt, gelden zwaardere of minder zware regels. Aanbieders van AI-systemen die voor interactie met natuurlijke personen zijn bedoeld (zoals chatbots), moeten ervoor zorgen dat die systemen zodanig worden ontworpen en ontwikkeld dat natuurlijke personen worden geïnformeerd dat zij met een AI-systeem te maken hebben, tenzij uit de omstandigheden en gebruikscontext al blijkt dat sprake is van een AI-systeem.
Is de Autoriteit Persoonsgegevens bereid hier sectorbreed op te handhaven, ook op toekomstige (geavanceerdere) AI-systemen? Zo ja, wanneer kunnen zij hiermee starten? Zo nee, waarom willen zij dat niet?
De AP is toezichthouder op de naleving van de bescherming van persoonsgegevens; dus ook als deze gegevens worden verwerkt in algoritmes en AI-systemen in verschillende sectoren. De AP houdt de ontwikkelingen van generatieve AI-systemen, zoals large language models, scherp in de gaten. Bovendien ziet de AP dat generatieve AI onderdeel uitmaakt van het wetgevingsproces rond de AI-verordening. Daarnaast is binnen de AP begin 2023 een nieuw organisatieonderdeel opgericht: de directie Coördinatie Algoritmes (DCA). In 2023 pakt de DCA als activiteiten op:
Deze coördinerende rol is een nieuwe taak voor de AP die de komende jaren nader vorm zal krijgen. Een van de uitgangspunten in de uitvoering van haar activiteiten is dat het bestaande toezicht op algoritmes en AI intact blijft. Dit toezicht, en daarmee de handhavingsbevoegdheid, ligt bij verschillende colleges, markttoezichthouders en rijksinspecties. De AP vindt het van belang om meer te grip krijgen op een verantwoorde ontwikkeling en inzet van algoritmes. Een door de DCA gecoördineerde aanpak draagt bij aan de harmonisatie en effectiviteit van het gedeelde toezicht op algoritmes en AI. Op 24 maart hebben de leden van het Samenwerkingsplatform Digitale Toezichthouders (SDT) besloten om twee zogeheten Kamers op te richten voor het afstemmen van toezicht op online platforms en op algoritmes en AI.12 De algoritmes en AI Kamer zal bijdragen aan de activiteiten van de DCA.
Op welke manier is de Autoriteit Persoonsgegevens voorbereid op de exponentiële groei van de capaciteit en dus ook de risico’s van het gebruik van ChatGPT of vergelijkbare AI-systemen? Beschikt ze naar uw mening over voldoende kennis en capaciteit? Zo nee, hoe gaat u dat oplossen?
De AP heeft voldoende expertise om toezicht te houden op de bescherming van persoonsgegevens, ook indien die verwerkt worden door AI-systemen zoals ChatGPT. Daarnaast zet de DCA van de AP zich in om de samenwerking tussen toezichthouders te versterken, domein overstijgende signalen op te vangen en kennis te delen over het toezicht op algoritmes. De wijze waarop de AP de middelen die hen ter beschikking worden gesteld verdeelt over deze afzonderlijke taken is uitsluitend aan de AP, als onafhankelijke toezichthouder. Daarnaast investeert het kabinet in de AP om haar taken uit te voeren, oplopend tot structureel 8 miljoen euro per jaar vanaf 2025. Hierdoor kan de AP verdere stappen zetten, onder andere op het gebied van AI-systemen.
In de Kamerbrief over toezicht in het digitale domein van 24 mei 2023 is nader ingegaan op het toezicht op algoritmes en AI.13 Daarin wordt ook ingegaan op de vraag of de AP over voldoende kennis beschikt.
Het Rapport van de ADR over eMates |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Herinnert u zich het rapport van de Auditdienst Rijk (ADR) over «Besluitvorming over berichtenservice eMates»1 en het verslag van het schriftelijk overleg inzake de stand van zaken over de berichtenservice van eMates?2
Ja.
Kunt u alle vragen die zijn gesteld bij het genoemde schriftelijk overleg over de totstandkoming van de samenwerking tussen Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en eMates en de risico’s van het gebruik van eMates die destijds niet inhoudelijk beantwoord zijn omdat enkel werd verwezen naar het onderzoek van de ADR, alsnog inhoudelijk beantwoorden nu dit onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet?
Op 24 mei 2022 heb ik uw vragen over de stand van zaken met betrekking tot de berichtenservice eMates beantwoord.3 Ten tijde van deze beantwoording moest het rapport van de ADR nog worden afgewacht.
Het rapport van de ADR is op 3 februari 2023 aan uw Kamer gezonden.4 Voor DJI staat het belang van de bescherming en beveiliging van gegevens voorop. Het ADR-rapport heeft de zorgen die tot het onderzoek aanleiding hebben gegeven niet kunnen wegnemen. Naar aanleiding van de bevindingen van de ADR heeft DJI besloten de medewerking aan de berichtenservice definitief te beëindigen.
Deze uitkomst beantwoordt de vragen waarnaar ik naar uitkomst van het ADR-rapport heb verwezen, zie voor de volledigheid ook bijlage 1.
Waarom is destijds besloten contact te zoeken met eMailaprisoner, ondanks dat een motie die verzocht in contact te treden met deze partij door een ruime Kamermeerderheid werd verworpen?3
De motie waarnaar wordt verwezen verzoekt de regering ervoor te zorgen dat penitentiaire inrichtingen (PI’s) de mogelijkheid gaan bieden aan gedetineerden om e-mails te ontvangen via de postkamer en hiertoe in contact te treden met de service «Emailaprisoner» en eventuele andere aanbieders.
Het initiatief voor een berichtenservice ontstond vanuit een aanbod van buiten DJI en niet vanuit een interne vraag van DJI. De berichtenservice, destijds onder de naam Emailaprisoner, is geïntroduceerd als onderdeel van het programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW) dat in de periode 2008–2012 liep. Uitgangspunt van het programma was dat iedere gedetineerde de juiste mate van beveiliging, zorg en passende dagprogramma’s kon krijgen om zo de kans te vergroten op een geslaagde terugkeer in de maatschappij en recidive te verminderen. De toentertijd moderne berichtenservice (van Emailaprisoner) sloot aan bij de doelstellingen van het programma.6 Terugkijkend was het verlenen van medewerking in het tijdsgewricht van toen (2014) een verklaarbare keuze. De berichtenservice bood aanvullend op post extra mogelijkheden aan gedetineerden om contact met het thuisfront te hebben, wat kan bijdragen aan een goede re-integratie na detentie. De strijd tegen voortgezet crimineel handelen was destijds minder dominant aanwezig dan nu het geval is. En ook de risico’s en eisen met betrekking tot informatiebeveiliging worden nu zwaarder gewogen.
Wat vindt u van het feit dat de ADR niet de gewenste diepgang heeft kunnen bereiken bij het uitvoeren van het onderzoek, omdat de IT-serviceprovider Unilink niet heeft voldaan aan verzoeken om benodigde documentatie aan te leveren?
De medewerking aan het onderzoek is afhankelijk geweest van de welwillendheid van eMates en haar IT-serviceprovider Unilink. Hoewel de gewenste diepgang niet is bereikt, heeft de ADR met de verstrekte informatie wel voldoende inzicht gegeven waarop DJI een besluit heeft kunnen nemen.
Welk subsidiebedrag heeft eMates ontvangen sinds het opschorten van eMates, waar is dit subsidiebedrag in de begroting gedekt en kunt u juridisch advies inwinnen over de mogelijkheden voor de Staat om deze subsidie terug te vorderen, nu uit het ADR-rapport blijkt dat eMates en Unilink hebben verhinderd dat de ADR het gewenste diepgaande onderzoek kon uitvoeren?
In afwachting van de uitkomsten van het ADR-onderzoek en een te nemen besluit inzake het al dan niet continueren van een e-mailberichtenservice was het idee eMates een incidentele subsidie aan te bieden.7 Nu besloten is definitief te stoppen met de dienstverlening van eMates is deze subsidie niet verstrekt. Samen met eMates wordt gekeken naar een zorgvuldige afwikkeling. Daarin zal de periode van opschorting ook worden meegenomen. Een eventueel uit te keren bedrag zal binnen de begroting van DJI gedekt worden.
Welke wettelijke grondslag is gebruikt voor het uitkeren van subsidie aan eMates, nu er in het geheel geen sprake was van enige dienst die was aanbesteed en er geen contractuele relatie bestond tussen DJI en eMates?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de constatering van de ADR dat er geen bestaansbewijs ontvangen is van Unilink over informatiebeveiligingsmaatregelen en ook geen bestaansbewijs is ontvangen over de opslag en verwerking van (klant)gegevens?
Op basis van de beschreven feitelijkheden door de ADR heeft DJI kunnen constateren dat in onvoldoende mate is voldaan aan de gestelde eisen. Mede om die reden heeft DJI besloten de medewerking aan de berichtenservice definitief te beëindigen. Ik steun het besluit van DJI dat zij naar aanleiding van de bevindingen van de ADR heeft genomen.
Kunt u op grond van het ADR-onderzoek uitsluiten dat persoonsgegevens op enigerlei wijze bij eMates onrechtmatig zijn verwerkt? Zo nee, welke acties gaat u dan hierop nemen?
Er zijn geen datalekken gemeld, maar ik kan ook niet uitsluiten dat bij eMates persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt. Er wordt in goed overleg met eMates bezien hoe de samenwerking op een correcte manier kan worden afgewikkeld. Bij de afwikkeling zal ook aandacht worden besteed aan de vraag of er in het verleden een inbreuk op de integriteit van de data is geweest.
Klopt het dat een deel van de berichten die door eMates zijn afgekeurd en alleen bij eMates beschikbaar zijn of waren, voor de opsporing van zeer ernstige strafbare feiten relevante informatie kon bevatten en die niet konden worden opgevraagd?
Nee, eMates controleerde de berichten enkel op pornografische, erotische en gewelddadige afbeeldingen. De ontvangen digitale postberichten werden door DJI beoordeeld conform reguliere procedure. Wanneer relevante opsporingsinformatie wordt aangetroffen wordt dat doorgezet naar het Gedetineerde Recherche Informatie Punt (GRIP).
Het verkrijgen van gegevens die eMates nu nog bezit maakt onderdeel uit van de juridische afhandeling en kan daarom nu niet verder worden beantwoord.
Wat is er feitelijk is gebeurd met eMates-berichten die door Penitentiaire Inrichtingen (PI) zijn «afgekeurd»? Wie bij eMates en Unilink konden deze afgekeurde berichten inzien en vond hier logging plaats, zodat later kon worden vastgesteld wie deze berichten had ingezien?
eMates-berichten die door PI’s zijn «afgekeurd», zijn niet aan de gedetineerden uitgereikt. eMates heeft geen inzicht in welke berichten wel of niet zijn uitgereikt. De medewerkers van eMates konden in theorie alle berichten inzien. eMates geeft aan dat er door de beperkte omvang van de onderneming geen sprake was van een ingerichte functiescheiding8 en dat dit werd gecompenseerd via logging door de provider(s) die audittrails faciliteert wanneer dat nodig is.
Waarom werden er in de ene PI veel meer berichten afgekeurd dan in een andere PI en waarom was er over eMates in het algemeen en het afkeuren van berichten in het bijzonder geen uniform beleidskader vastgesteld?
De berichten die via eMates zijn verstuurd werden op dezelfde manier behandeld als reguliere post. Voor de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) en Terroristenafdeling (TA) geldt dat alle berichten aan en van gedetineerden worden gecontroleerd. De berichten vanuit of naar gedetineerden in de EBI worden bovendien standaard doorgestuurd aan het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP).9 Voor gedetineerden die niet gedetineerd zitten in de EBI en TA geldt dat berichten alleen worden gecontroleerd indien daar een concrete aanleiding toe is. In dat geval wordt er per gedetineerde een toezichtsmaatregel opgelegd. Deze controlesystematiek geldt zowel voor reguliere post, als voor berichten die destijds via eMates zijn verstuurd.10
Wat vindt u ervan dat in de managementreactie op het ADR-rapport namens u wordt geconcludeerd dat er vanuit DJI onvoldoende zicht is op de bescherming en de beveiliging van gegevens?
Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer van 24 maart 2022 heb gesteld is het feit dat er geen sluitende afspraken met eMates zijn gemaakt en
daarop evenmin toezicht werd gehouden onacceptabel.11 Dit is één van de redenen geweest om de medewerking aan de dienstverlening van eMates per direct te beëindigen.
In hoeverre kunt u stellen dat controle van het berichtenverkeer met gedetineerden op signalen van voortgezet crimineel handelen in detentie niet heeft geleden onder het gebrek aan zicht op bescherming en beveiliging van gegevens?
Ik kan dat niet met honderd procent zekerheid stellen. Zoals aangegeven bij antwoord op vraag 11 kan ik wel zeggen dat alle berichten aan en van gedetineerden in de EBI en TA worden gecontroleerd. Voor gedetineerden die niet gedetineerd zitten in de EBI en de TA geldt dat berichten alleen worden gecontroleerd indien daar een concrete aanleiding toe is.12 In dat geval wordt per gedetineerde een toezichtsmaatregel opgelegd. Deze controlesystematiek geldt zowel voor reguliere post, als voor berichten die via eMates zijn verstuurd. De berichten vanuit of naar gedetineerden in de EBI worden bovendien standaard doorgestuurd aan het GRIP.
Als er uit opsporingsinformatie blijkt dat er in berichten die via eMates zijn verstuurd of geprobeerd zijn te versturen relevante signalen bevatten van voortgezet crimineel handelen in detentie, kunnen deze gegevens dan alsnog worden opgevraagd bij eMates? Zo nee, waarom niet?
Het opvragen van de gegevens maakt deel uit van de juridische afwikkeling van de medewerking aan de dienstverlening van eMates. Aangezien de onderhandelingen nog lopen kan ik daar nu geen antwoord op geven.
Kunt u verklaren waarom de mate van controle van eMates-berichten per PI zeer verschillend was, zoals de ADR constateerde, en wat betekent deze constatering voor het onderzoek van DJI naar het opzetten van een mogelijke alternatieve berichtenservice in eigen beheer?
Terugkijkend was het verlenen van medewerking in het tijdsgewricht van toen (2014) een verklaarbare keuze. De berichtenservice bood aanvullend op post extra mogelijkheden aan gedetineerden om contact met het thuisfront te hebben, wat kan bijdragen aan een goede re-integratie na detentie. De strijd tegen voortgezet crimineel handelen was destijds minder dominant aanwezig dan nu het geval is. En ook de risico’s en eisen met betrekking tot informatiebeveiliging worden nu zwaarder gewogen.
Zoals uit het antwoord bij vraag 13 blijkt, worden alle berichten van en aan gedetineerden in de EBI en de TA door DJI gecontroleerd. Voor gedetineerden die niet gedetineerd zitten in de EBI en de TA geldt dat berichten alleen worden gecontroleerd indien daar een concrete aanleiding toe is. Dat hier verschil in zit heeft te maken met differentiatie in beveiligingsniveaus.
Tijdens de oriëntatie naar een nieuwe berichtservice worden de informatiebeveiligingseisen voor een alternatieve berichtenservice meegenomen. Een dergelijke berichtenservice dient veilig en eigentijds te zijn.
Er kan nu geen sluitend antwoord gegeven worden op de vraag aan welke specifieke informatiebeveiligingseisen een nieuwe alternatieve berichtenservice moet voldoen, omdat dat afhankelijk is van de functionele wensen. In algemene zin kan wel gezegd worden dat de alternatieve berichtenservice minimaal zal moeten voldoen aan het vigerend beleid waaraan DJI in het kader van informatiebeveiliging voldoet. De reden waarom deze eisen nooit aan Mates is opgelegd, is omdat DJI geen contract had met serviceprovider Unilink en er geen formele klant-leverancier relatie met eMates bestond. Dit soort constructies zullen in de toekomst voorkomen worden.
In mijn brief aan uw Kamer op 3 april 2023 inzake het VKC-verzoek over de voortgang op uitvoering moties van het lid Ellian (VVD) gaf ik aan dat voor de langere termijn ook zal worden gekeken naar de inzet van Artificial Intelligence (AI) om sneller en efficiënter de bulk van berichtenverkeer met gedetineerden te controleren op signalen van voortgezet crimineel handelen.13 Of een alternatieve elektronische berichtenservice in eigen beheer van DJI wenselijk is, is DJI momenteel aan het onderzoeken. Ik verwacht uw Kamer na het zomerreces hierover te kunnen infomeren.
Aan welke specifieke informatiebeveiligingseisen moet een nieuwe alternatieve berichtenservice voldoen en waarom zijn deze eisen nooit aan eMates opgelegd?
Zie antwoord vraag 15.
De bestrijding van desinformatie door de denktank Desinformatie. |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB), Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Kuipers , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel ««Desinformatie» over vaccins bestrijden. Wat deden ambtenaren achter de schermen?»?1
Ja.
Herinnert u zich dat deze zaken niet aan het licht kwamen toen u antwoord gaf op de vraag: «Kunt u de vraag beantwoorden of de Nederlandse overheid (inclusief alle ministeries, alle diensten zoals AIVD en MIVD, leger(onderdelen), de politie, de NCTV, agentschappen zoals het RIVM, ZBO’s en andere eenheden en datacentra (zoals het Land Information Manoeuvre Centre)) de afgelopen vier jaar toegang heeft (of gehad heeft) tot de portal van Meta waar desinformation gemeld wordt of vergelijkbare portals bij andere sociale media bedrijven of andere manieren om bepaalde content minder zichtbaar of onzichtbaar te maken, gebruikers een waarschuwing, een ban of een schaduwban te geven?'2
Het is juist dat de denktank desinformatie niet is genoemd in de beantwoording, waarnaar wordt verwezen, omdat de denktank geen toegang heeft tot een dergelijk portal bij Meta of andere sociale media bedrijven. De denktank heeft ook niet de status van «trusted flagger». Deelnemers aan de denktank kunnen, net als ieder ander, reageren op rondgaande berichten of een bericht rapporteren bij vermoeden van desinformatie. Bedrijven die een melding ontvangen of waarbij een bericht gerapporteerd wordt, maken hun eigen onafhankelijke afweging over of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden.
Hoe komt het dat deze vraag onvolledig beantwoord is?
De vraag is volledig beantwoord. In de beantwoording3 is aangegeven dat «Naast deze speciale statussen het kan voorkomen dat ministeries in contact treden met online platformen zonder dat zij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hebben. Er is hier geen compleet overzicht van. Net als dat bedrijven of burgers meldingen kunnen doen bij online platformen, kunnen organisaties binnen de rijksoverheid om verschillende redenen, en vanuit hun diverse taakopvatting in contact treden met online platformen.» Het contact van ambtenaren uit de denktank desinformatie met platformen valt hier ook onder. Deelnemers van de denktank hebben contact gehad met platformen zonder dat zij hierbij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hadden.
Wilt u ervoor zorgdragen dat de bovengenoemde vraag nogmaals beantwoord wordt maar nu volledig en wel over de afgelopen vier jaar?
Voor de organisaties binnen de rijksoverheid waarvan bekend is dat ze over een «trusted flagger» status beschikken bij Meta of andere online platformen, verwijs ik u naar de beantwoording van eerdere Kamervragen4. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3, had de denktank desinformatie geen dergelijke status.
In dezelfde antwoorden staat ook beschreven dat het kan voorkomen dat ministeries in contact treden met online platformen zonder dat zij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hebben. Dit gebeurt, zoals aangegeven, vanuit verschillende taakopvattingen. Bijvoorbeeld wanneer hacking of phishing aan de orde lijkt te zijn of wanneer er nep-accounts zijn aangemaakt door anderen, die moeten doorgaan voor accounts van bewindspersonen of een account van een ministerie. Zoals eerder aangegeven, is er geen compleet overzicht van alle interacties, die overheidsorganisaties de afgelopen vier jaar hebben gehad met online platformen.
Kunt u precies aangeven hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief ambtenaren, agentschappen, zelfstandig bestuursorganen (ZBO’s) en inspecties) te werk is gegaan in de afgelopen vijf jaar bij het bestrijden van desinformatie, hoe dat gedefinieerd is en welke informatie minder zichtbaar of onzichtbaar gemaakt is op internet?
Nee, dat kan ik niet, want er is geen overzicht van de inzet van het Ministerie van VWS en de daaronder vallende gremia op het gebied van desinformatie. Het Ministerie van VWS en de verschillende gremia, die hieronder vallen, hebben niet de bevoegdheid of mogelijkheid informatie minder zichtbaar of onzichtbaar te maken op internet. De beslissing hiertoe ligt bij de sociale media platformen, die hierover gaan.
Het Ministerie van VWS hanteert de rijksbrede definitie van desinformatie5.
Hieronder is er een beschrijving gegeven van de inzet van het Ministerie van VWS, de IGJ en het RIVM.
In 20186 heeft de toenmalig Staatssecretaris van VWS een brief naar de Tweede Kamer gestuurd naar aanleiding van een daling in de vaccinatiegraad. In deze brief zijn zes actielijnen omschreven, waaronder de actielijn «actief tegengaan van onjuiste informatie». De reden voor deze actielijn is dat het actief verspreiden van misvattingen over vaccinaties kan leiden tot onzekerheid of onduidelijkheid bij ouders en tot onnodige gezondheidsschade bij kinderen.
Op 15 april 2019 heeft de eerste bijeenkomst van de denktank desinformatie plaatsgevonden, waarbij een aantal uitgangspunten voor de denktank is opgesteld. In de brief7 waarmee uw Kamer hierover is geïnformeerd is ook beschreven dat deelname aan de denktank desinformatie op eigen initiatief is en er voor VWS een faciliterende rol werd voorzien. Vanaf april 2019 is de denktank desinformatie meermaals bij elkaar gekomen en was de inzet van de denktank gericht op het beschikbaar stellen van betrouwbare informatie en hebben deelnemers van de denktank op individuele titel ingezet op het weerspreken van onjuiste informatie op sociale media, televisie, in kranten en in vakbladen.
De Tweede Kamer is doorlopend geïnformeerd over de inzet van de denktank8.
Naast de denktank desinformatie die is opgericht in 2019 onder de vlag van de Vaccinatiealliantie is er vanuit het Ministerie van VWS geïntensiveerde inzet geweest op de aanpak van desinformatie in het kader van de COVID-19 pandemie. Deze aanpak richtte zich op twee sporen:
Over deze aanpak is de Tweede Kamer uitvoerig geïnformeerd9. Met de geïntensiveerde aanpak van desinformatie werd invulling gegeven aan de motie van de leden Van der Voort en Backer10.
Voor BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren geldt in beginsel dat zij zich niet onbeperkt kunnen uiten over alle onderwerpen. Hun vrijheid van meningsuiting wordt mede bepaald door de richtlijnen en professionele normen van hun eigen beroepsgroep (bijvoorbeeld het NHG of de KNMG). Discussie en reflectie binnen de verschillende beroepsgroepen is altijd heel nuttig. Maar daarná verwacht de inspectie van artsen en andere zorgverleners wel dat zij zich houden aan de algemeen aanvaarde normen en standpunten van hun beroepsgroep. Ook in hun uitspraken aan patiënten en op sociale media. Hun informatie moet feitelijk, controleerbaar en begrijpelijk zijn. Het geven van evident onjuiste informatie of zelfs het verspreiden van complottheorieën past daar zeker niet bij. In gevallen, waarin een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar in strijd handelt met deze richtlijnen en professionele normen, kan de inspectie een onderzoek starten.
Met de komst van de coronapandemie werd de IGJ meer dan voorheen met zorgverleners geconfronteerd, die professionele normen schonden. Daarbij richt het toezicht zich op de gedragsregels, richtlijnen en professionele normen van de beroepsgroepen met betrekking tot COVID-19. Wanneer deze regels worden overschreden, dan krijgen de betrokken zorgverleners in eerste instantie een (waarschuwings-)brief van de IGJ, waarin het standpunt van de IGJ gecommuniceerd wordt. De volgende boodschappen worden daarbij geuit:
Voor het uitvoeren van deze toezichthouden activiteiten baseert de inspectie zich onder andere op informatie uit meldingen en signalen die zij ontvangt. Een belangrijk doel van de denktank is het over en weer delen van signalen over desinformatie. Zo heeft IGJ signalen uit de denktank gedeeld binnen haar organisatie. Ik wil hierbij benadrukken dat dit niet betekent dat de denktank heeft besloten of er een actie werd ondernomen richting een zorgverlener. Het is aan de IGJ om die afweging te maken.
Het RIVM richt zich op het publiek voorzien van feitelijke informatie op basis van de huidige stand van de wetenschap. Wanneer er onrust ontstaat over circulerende onjuiste informatie dan zet het RIVM extra in op het aanbieden van de correcte informatie en het ontkrachten van de onjuistheden. Vanuit VWS hebben wij het RIVM gevraagd wat hun inzet is met betrekking tot desinformatie en daarbij werd onder andere het volgende aangegeven: «het RIVM zet niet in op het uitvoeren van interventies om desinformatie of de verspreiders ervan tegen te gaan. Het RIVM draagt dus niet bij aan inzet als «shadowbanning».
Naast de invulling van het rol als kennisinstituut en deelname aan de denktank desinformatie heeft het RIVM nog een aantal acties ondernomen:
Kunt u aangeven wie de denktank desinformatie heeft opgericht en kunt u een lijst van leden (inclusief de functies bij overheden/bedrijven die zij uitoefenden) geven over de hele periode?
Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over de oprichting en de werkwijze van de denktank desinformatie middels de Kamerbrieven12 van mijn voorganger over het actieplan Verder met Vaccineren. In mijn beantwoording op de vragen over de denktank desinformatie door het lid van Haga van 29 augustus 202213 is de oprichting van de denktank nogmaals uitvoerig beschreven. De deelnemers van de denktank hebben zich aangemeld naar aanleiding van een oproep van de toenmalig Staatssecretaris van VWS bij een bijeenkomst van de Vaccinatiealliantie.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de Kamervragen van 29 augustus 2022, worden de namen en functies van de deelnemers van de denktank niet openbaar gemaakt in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers. Om u een beeld te geven van de deelnemers en de deelnemende organisaties, deel ik met u dat onder andere de volgende organisaties betrokken zijn bij de denktank: Universiteit Utrecht, Maastricht University, Wageningen University & Research, Radboud UMV, VUMC, Erasmus MC, AJN Jeugdartsen Nederland, VWS, RIVM, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), CBG, GGD, Facebook, Google, TNO en Lareb.
Kunt u aangeven welke rechtsvorm de denktank had, welk mandaat de denktank had en volgens welk reglement de denktank gehandeld heeft bij het vaststellen van desinformatie?
De denktank brengt personen met verschillende expertises bij elkaar om te bespreken hoe om te gaan met circulerende desinformatie over vaccinaties. Deelnemers van de denktank maken een eigen afweging of zij reageren op desinformatie en wat deze reactie inhoudt. Als er een reactie wordt gegeven door een deelnemer dan is dat op eigen initiatief en op persoonlijke titel. Dit behoeft geen rechtsvorm, mandaat of reglement.
Wat kostte de denktank en wie financierde de denktank (inclusief het inhuren, aantrekken van influencers?)? Kunt u de begrotingen en verantwoording van uitgaven aan de Kamer doen toekomen?
Deelname aan de denktank desinformatie is vrijwillig en er vindt geen financiering van de deelnemers van de denktank plaats. Er is vanuit de denktank ook geen gebruik gemaakt van de inzet van influencers, zoals ook omschreven bij de beantwoording van de Kamervragen van 29 augustus 2022. Het Ministerie van VWS bekostigt enkel de organisatie van de bijeenkomsten van de denktank.
Onder wiens verantwoordelijkheid nam de denktank besluiten?
De denktank desinformatie is geen besluitvormend gremium.
Welke definitie van desinformatie hanteerde de denktank en wie nam het besluit of iets desinformatie was? Kunt u dezelfde vragen beantwoorden voor misinformatie?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 hanteert VWS de rijksbrede definitie van desinformatie. Deze definitie is niet voorgelegd aan de denktank om te komen tot een gezamenlijk vastgestelde definitie. In het commissiedebat van 10 mei 2023 heeft de heer Omtzigt gevraagd naar de definitie van desinformatie met betrekking tot de denktank desinformatie14. Hiermee is deze vraag beantwoord.
Welk mandaat had de denktank desinformatie? Kunt u dat mandaat openbaar maken?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een lijst van besluiten doen toekomen van zaken die door de denktank als desinformatie bestempeld zijn?
Nee. Er is geen sprake van gezamenlijke besluitvorming over informatie. De denktank is een netwerk, dat informatie uitwisselt.
Kunt u een lijst geven van interventies die de denktank mocht plegen en een lijst geven van interventies die de denktank gepleegd heeft (al dan niet via de leden van de denktank)? Kunt u aangeven wanneer en hoe vaak die interventies gepleegd zijn?
Nee. Dergelijke lijsten zijn er niet.
Op basis van welke wet of welke andere regelgeving had de denktank de macht om iets als desinformatie te classificeren en daarop actie te ondernemen?
Er is geen sprake van bevoegdheden dan wel macht van de denktank desinformatie. Deelnemers van de denktank kunnen net als ieder ander reageren op rondgaande berichten of een bericht rapporteren bij vermoeden van desinformatie. Bedrijven, die een melding ontvangen of waarbij een bericht gerapporteerd wordt, maken hun eigen onafhankelijke afweging over of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden. Gebruikers van sociale media platforms hebben de vrijheid te kiezen of ze met deze voorwaarden akkoord gaan.
Hoeveel en welk materiaal is door de denktank als desinformatie aangemerkt?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft u de acties van de denktank desinformatie getoetst aan de Grondwet (en specifiek aan artikel 7 over de vrijheid van meningsuiting en het verbod op censuur) en kunt u aangeven of u vindt dat die acties binnen de Grondwet gebleven zijn en alle adviezen daarover openbaar maken?
Er is geen sprake van censuur of van het beknotten van vrijheid van meningsuiting. Als deelnemers van de denktank op desinformatie reageren, dat blijft deze gewoon zichtbaar en vindbaar. Hoewel een lid van de denktank, net als elke andere gebruiker, berichten kan melden bij de platforms, waarop de berichten geplaatst waren, was het uitsluitend aan de platforms zelf om te beoordelen of de berichten in strijd waren met de gebruikersvoorwaarden. Noch de denktank noch het Ministerie van VWS heeft op enige manier (mede) bepaald welke berichten wel en niet toegestaan waren op de platforms.
Heeft u de acties van de denktank desinformatie getoetst aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (en specifiek aan artikel 10 over de vrijheid van meningsuiting en het verbod op censuur) en kunt u aangeven of u vindt dat die acties binnen de EVRM gebleven zijn en alle adviezen daarover openbaar maken?
Zie ook antwoord vraag 16.
Kunt u de volgende documenten aan de Kamer doen toekomen:
In de bijlage bij deze beantwoording doe ik u vier documenten toekomen. Het zijn de laatst beschikbare versies van de documenten. De mate van georganiseerdheid die wordt veronderstelt in relatie tot de denktank komt niet overeen met wat er in werkelijkheid is gebeurd. Er is dus ook geen sprake geweest van lange termijn systematisch bijhouden van informatie.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het bericht ‘Kinderen opgelicht met virtuele muntjes voor gameplatform Roblox’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kinderen opgelicht met virtuele muntjes voor gameplatform Roblox»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Zijn er cijfers bekend (bij de politie) over oplichting van kinderen in online games, bijvoorbeeld over het aantal aangiftes of de financiële schade? Zo niet, bent u bereid om hier onderzoek naar te doen?
De politie hanteert bij deze aangiften geen specifieke registratiecategorie voor het type online game. Daarnaast worden ook de leeftijd en exacte financiële schade niet standaard genoteerd. Het is aannemelijk dat oplichting zich niet specifiek toespitst tot een enkele online game of tot gebruikers in een land. Ik heb daar echter geen gegevens over. Door het Centraal Bureau voor de Statistiek is onderzoek gedaan naar online veiligheid en criminaliteit op basis van slachtofferenquêtes. Uit dit onderzoek bleek dat in 2022 15 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder aangaf in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van een of meer vormen van online criminaliteit, zoals oplichting en fraude, hacken, bedreiging en intimidatie.
Zijn er naast Roblox bij u andere voorbeelden bekend van manieren waarop kinderen worden opgelicht in online games? Zo ja, om welke games gaat het en om welk soort fraude?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre hebben deze vormen van online fraude gericht op kinderen een internationaal karakter?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn kinderen kwetsbaarder voor oplichting via phishing-links dan volwassenen?
Het is bekend dat criminelen zich met verschillende technieken (social engineering) richten op kwetsbare groepen. Dat zijn zeer kwalijke praktijken, waarbij mensen zoals u en ik, maar ook kinderen, worden verleid om op links te klikken, bestanden te downloaden of informatie prijs te geven. Minderjarigen zijn veelal nieuwsgierig en zijn zich vanwege hun ontwikkeling en ervaringsniveau minder bewust van de risico’s. Uit cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek blijkt dat jongeren vaker op internet actief zijn. Dit vergroot de kans dat ze online worden opgelicht. Van de groep 15- tot 45-jarigen werd 9% slachtoffer van oplichting tegen 5% van de groep 65-plussers. Het patroon dat jongere Nederlanders vaker slachtoffer worden dan ouderen is met name te zien bij aankoopfraude en identiteitsfraude. Bij phishing zijn jongeren (15 tot 45 jaar) echter minder vaak slachtoffer van phishing dan andere leeftijdsgroepen, zoals 65-plussers (1%).2 Het blijft belangrijk om in te zetten op het vroegtijdig ontwikkelen van online basisvaardigheden, bijvoorbeeld via het basisonderwijs.
Het initiatief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met het programma «Mijn Cyberrijbewijs» is daar een goed voorbeeld van.3 Via vijf lessen krijgen kinderen uit groep 7 en 8 van het primair onderwijs informatie en handelingsperspectief over waarom gedrag online sneller ontspoort dan in het fysieke domein.4 Mijn Cyberrijbewijs is gratis beschikbaar.
Deelt u de mening dat dit soort fraude in de hand wordt gewerkt doordat veel games gebruik maken van het «pay-to-win-principe» en digitale valuta zoals Robux?
Ik kan mij voorstellen dat het inspelen op menselijke eigenschappen, zoals nieuwsgierigheid, door middel van voorgespiegelde winkansen een onderdeel vormt van oplichtingstechnieken. Over een eventuele relatie tussen in-game of in-app aankopen en fraude heb ik geen gegevens.
Deelt u de mening dat er bij spelletjesaanbieders een belangrijke verantwoordelijkheid ligt om in het ontwerp van games verleidingstechnieken tegen te gaan en het risico op oplichting van kinderen te minimaliseren? Bent u bereid te onderzoeken of hiervoor extra wettelijke waarborgen nodig zijn?
Ja, die mening deel ik. In 2020 heb ik de Code kinderrechten online laten ontwerpen met ontwerpprincipes voor ontwikkelaars van digitale diensten en producten. De Code bestaat uit een tiental beginselen die op zich niet juridisch afdwingbaar zijn, maar de onderliggende wet- en regelgeving is dat wel (o.a. het internationale verdrag inzake de rechten van het kind, de Mediawet, en het burgerlijk wetboek). De Code ziet er op dat kinderrechten tijdens het ontwerpproces worden geborgd. Dat ziet op meer kwesties dan alleen verleidingstechnieken. Ik wil het gebruik van de Code door de ontwikkelaars intensiveren. Ik laat daarom de Code doorontwikkelen tot een meer praktisch instrument voor ontwikkelaars waarmee zij in iedere stap van het ontwerpproces op een toegankelijke wijze kunnen controleren of zij kinderrechten in het ontwerp borgen. Ook laat ik op dit moment onderzoeken of de Code wettelijk kan worden verankerd.
Tegelijkertijd werk ik aan een kinderrechten impact assessment (KIA) dat de risico’s op schending van kinderrechten in een ontwerp voor een digitale dienst of product, in kaart brengt. Is dat risico aanwezig, dan zal de ontwikkelaar het ontwerp moeten aanpassen. Ook ten aanzien van dit instrument laat ik de mogelijkheid van een wettelijke verankering onderzoeken. Ten slotte ontwikkel ik een keurmerk kinderrechten dat aangeeft of de digitale dienst of het product kinderrechten respecteert. In de brief die ik op 14 juli jl. aan uw Kamer heb gestuurd, zet ik mijn beleid met betrekking tot kinderrechten en digitalisering uiteen. De hiervoor genoemde instrumenten, de KIA, de Code kinderrechten online en het keurmerk, zien op het ontwerpproces van ontwikkelaars voor digitale diensten en producten.
Wat is de status van uw inzet om in Europees verband te pleiten voor het verbieden van loot boxes en andere soortgelijke verleidingstechnieken?
De Europese Commissie is gestart met een consultatie over consumentenbescherming in de online omgeving. De Commissie gaat onderzoeken of aanvullende maatregelen nodig zijn om consumenten online beter te beschermen. In dat kader gaat de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aan de Commissie voorstellen de Europese regelgeving zodanig aan te passen dat loot boxes onder alle omstandigheden kwalificeren als een oneerlijke handelspraktijk. Daarnaast gaat de Minister van EZK aan de Commissie vragen om praktijken zoals pay-to-win mechanismen en het gebruik van virtuele munten op Europees niveau strakker te reguleren. De resultaten van de Commissie worden in het tweede kwartaal van 2024 verwacht. Vanaf 2025 kunnen wetgevende voorstellen van de Commissie volgen.
Bent u bereid om in Europees verband ook te pleiten voor een harde aanpak van de hieruit voortkomende fraude en oplichting van kinderen?
Als voorbeeld van een gewenste hardere aanpak heb ik in het voorgaande antwoord toegelicht dat in Europees verband wordt samengewerkt om consumenten en kinderen online beter te beschermen, bijvoorbeeld met de oproep tot nadere regulering en het verbieden van loot boxes. Oneerlijke handelspraktijken en daaruit voortvloeiende fraude en oplichting zijn strafbare gedragingen. Slachtoffers kunnen daarvan nu al aangifte doen.
Bent u bereid om samen met de politie te bekijken hoe dit soort fraude zo hard mogelijk aangepakt kan worden? Is de politie hiervoor voldoende toegerust en wordt hiervoor internationaal samengewerkt?
De inzet van het strafrecht is alleen mogelijk indien sprake is van strafbare feiten. In de antwoorden op vraag 7 en 8 ben ik al ingegaan op het belang om kinderrechten en consumentenrechten te versterken. De overheid werkt samen met private partners aan het tegengaan van online criminaliteit door in te zetten op preventie en het vergroten van bewustwording om tijdig risico’s te herkennen en preventief maatregelen te nemen om de kans op slachtofferschap te verkleinen. Daarbij is er aandacht voor de kwetsbaarheid van jongeren die kan leiden tot slachtofferschap of daderschap bij online criminaliteit. Voor de politie zijn in de Veiligheidsagenda 2023–2026 landelijke beleidsdoelstellingen geformuleerd. Internationale samenwerking is onderdeel van de afspraken in deze Veiligheidsagenda. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer hierover geïnformeerd. 5
Herinnert u zich dat u in antwoord op vragen van het lid Bontenbal2 de ambitie heeft uitgesproken om ouders en kinderen goed te informeren over de kansen en risico’s van digitale technieken door middel van publieksvoorlichting? Kunt u hiervan een update geven?
Ja, dat herinner ik mij. Ik werk op dit moment aan een plan van aanpak. Ik heb een meerjarige publiekscommunicatie voor ogen waarin verschillende thema’s aan bod komen en die dit najaar start.
Daarnaast laat ik, specifiek met het oog op verleidingstechnieken, een gamewijzer ontwikkelen. Dit is een onafhankelijk codeersysteem waarmee games kunnen worden beoordeeld op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloeding. Ouders en gamers kunnen aan de hand van deze codering zelf beter beslissen of ze de game willen spelen. Daarnaast maakt het codeersysteem zichtbaar wat er gebeurt in games, waardoor het gesprek met ontwikkelaars van digitale diensten en producten over begrenzing en ethiek beter kan worden gevoerd. Ik wil u voor dit punt ook verwijzen naar de brief die ik u op 14 juli jl. heb gestuurd.
Politiegeweld jegens een vreedzame demonstratie in de crisisopvang |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de beelden van politiegeweld bij de crisisopvang in Zuidbroek?1
Ja.
Klopt het dat, zoals aangegeven door betrokkenen, leefgeld wordt/kan worden ingehouden van mensen die demonstreerden en/of politiegeweld filmden? Hoe verhoudt dit zich tot het demonstratierecht en informatievergaring?
Bewoners krijgen de huisregels uitgereikt en hierin staat onder meer dat maatregelen kunnen worden opgelegd bij overtreding van de huisregels. Demonstreren mag, met inachtneming van de huisregels. Bij overtreding van de huisregels kan een maatregel zijn dat een deel van het weekgeld voor een bepaalde tijd wordt ingehouden.
Klopt het dat er, zoals aangegeven door betrokkenen, een gedwongen verplaatsing naar Ter Apel heeft plaatsgevonden nadat een persoon demonstreerde en/of politiegeweld filmde? Hoe verhoudt dit zich tot het demonstratierecht en informatievergaring?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bij zware overtredingen kan het COA een bewoner overplaatsen naar een andere COA-locatie met een strenger regime. Vanwege de privacy van onze bewoners ga ik niet op dit specifieke geval in.
Kunt u aangeven waarom, zoals aangegeven door betrokkenen, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) personeel telefoons afpakt van bewoners als zij mogelijk strafbaar gedrag van personeel vastleggen?
De privacy op COA-locaties is belangrijk, zowel voor bewoners als voor het personeel. Daarom is het verboden om zonder toestemming foto-, video- of geluidsopnamen te maken van medebewoners, medewerkers, bezoekers en andere aanwezigen op locatie. Deze regels gelden voor alle bewoners, medewerkers en bezoekers. Als bewoners de huisregels niet naleven, worden zij daarop aangesproken en volgt een gesprek. Naar aanleiding van het gesprek kan een maatregel worden opgelegd. Zie antwoorden op vragen 2 en 3.
In dit geval zijn geen telefoons afgepakt. Wel zijn bewoners meerdere malen aangesproken op het feit dat filmen niet is toegestaan en is op een gegeven moment de politie ingeschakeld om de rust en veiligheid op de locatie te herstellen.
Welke nazorg biedt COA aan de slachtoffers van politiegeweld?
Het COA gaat altijd in gesprek met een bewoner na een incident, waarbij de bewoner de kans krijgt zijn/haar visie te geven.
Hoe gaat worden gezorgd en gehandhaafd dat COA-personeel in de toekomst demonstraties faciliteert, in plaats van de repressie die wij op deze beelden terugzien?
Het optreden van het COA-personeel en de politie was erop gericht rust en veiligheid op locatie te herstellen, niet bewoners te benemen van hun demonstratierecht.
Het nog steeds open zijn van een Chinees politiebureau in Rotterdam. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de tweet van Chinese activist Wang Jingyu op 20 april 20231, waaruit aan de hand van een telefoongesprek blijkt dat een illegaal Chinees politiebureau in Rotterdam nog steeds operationeel is?
Ja.
In december 2022 stelde u dat volgens de Chinese ambassade de politiebureaus in Nederland gesloten waren,2 hoe kan het dat nu blijkt dat het bureau in Rotterdam nog steeds operationeel is? Is er sindsdien adequaat gecontroleerd of de bureaus hun activiteiten daadwerkelijk hadden neergelegd?
Op basis van de beschikbare informatie concludeert het kabinet vooralsnog dat de zogenaamde politiebureaus in Nederland hun activiteiten hebben gestaakt. Deze zaak blijft de aandacht houden van het kabinet.
Tevens stelde u toen onderzoek te doen naar de betrokkenheid van de bureaus bij de intimidatie van Chinezen in Nederland, hoe staat het met de voortgang van dit onderzoek?
Ongewenste buitenlandse inmenging en intimidatie van burgers in Nederland zijn onacceptabel. Betrokkenheid van de zogenaamde Chinese politiebureaus in Nederland bij dergelijke praktijken is door het kabinet in het onderzoek niet vastgesteld. In een besloten technische briefing kan de Kamer desgewenst hier nader over worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat, zolang er Chinese politiebureaus operationeel zijn in Nederland, niet alleen de veiligheid van Chinezen in Nederland ernstig bedreigd wordt, maar ook de soevereiniteit van Nederland? En dat dit derhalve de hoogste prioriteit zou moeten hebben?
De vestiging in Nederland van dergelijke zogenaamde politiebureaus is inderdaad onacceptabel. Deze zaak blijft dan ook de aandacht houden van het kabinet.
Bent u bereid om opnieuw diepgaand onderzoek te doen naar de aanwezigheid van Chinese politiebureaus in Nederland en de Kamer hierover te informeren?
De signalen die het kabinet ontvangt in deze kwestie worden steeds gewogen. Op het moment dat op basis hiervan wordt geconcludeerd dat nader onderzoek noodzakelijk is dan zal het kabinet dit in gang zetten. Zie verder antwoord op vraag 3.
Bent u tevens bereid om, wanneer blijkt dat het bureau inderdaad operationeel is, de Chinese ambassadeur aan te spreken op deze ernstige beschadiging van het vertrouwen in de diplomatieke relatie tussen Nederland en China?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in oktober jl. de Chinese ambassadeur te verstaan gegeven dat de stations onmiddellijk dienden te sluiten en hun activiteiten moesten beëindigen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze kwestie tijdens zijn recente bezoek aan China nog opgebracht bij zijn Chinese ambtgenoot.
Mocht blijken dat de stations op enige wijze hun werkzaamheden voortzetten dan zullen de Chinese autoriteiten daar zeker op worden aangesproken.
Politiegeweld jegens een vreedzame demonstratie in de crisisopvang |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de beelden van politiegeweld bij de crisisopvang in Zuidbroek?1
Ik ben bekend met beeldmateriaal op sociale media waarop een deel van het incident te zien is.
Kunt u ingaan op de keuze van de politie om honden en wapenstokken mee te nemen naar een vreedzame demonstratie in een crisisnoodopvang? Wat is daarover uw oordeel?
Het is niet aan mij om op basis van gefragmenteerde beelden te beoordelen welke geweldmiddelen de politie wel of niet bij een bepaald optreden inzet en of het gebruikte geweld tijdens dat optreden proportioneel, subsidiair, redelijk en doelmatig is geweest.
Kunt u ingaan op de keuze om mensen te slaan met wapenstokken, terwijl er duidelijk te zien is dat er zich geen enkele dreigende situatie voordoet? Wat is daarover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhouden het getoonde gedrag en het ondernomen geweld zich tot het demonstratierecht?
In dit geval is de politie op verzoek van beveiligingsmedewerkers van het COA ter plaatse gekomen in verband met een conflict. Er waren geen aanwijzingen dat sprake was van een demonstratie. In zijn algemeenheid merk ik op dat de politie in het kader van de handhaving van de openbare orde – onder voorwaarden – geweld mag gebruiken. Op basis van de op dat moment beschikbare informatie wordt een risico-inschatting gemaakt.
Bij het politieoptreden staat de-escalatie altijd voorop. Indien noodzakelijk wordt een menigte eerst meermaals gevorderd om zich van een bepaalde locatie te verwijderen. Als daar geen gehoor aan wordt geven, dan is de politie bevoegd om in het uiterste geval geweld te gebruiken om een beoogd doel (bijvoorbeeld verwijdering van een bepaalde locatie) te bereiken.
Het gebruik van geweld is een ultimum remedium en moet – zoals bij elk geweldgebruik door de politie – een legitiem doel dienen en voldoen aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid. Tot slot moet het geweldgebruik na afloop van het politieoptreden worden gemeld bij de hulpofficier van justitie ter toetsing.
Klopt het dat, zoals aangegeven door getuigen, de politie telefoons afpakte en/of heeft gepoogd deze af te pakken? Hoe verhoudt dit zich tot het eigendomsrecht en informatievergaring?
Ik heb begrepen dat er in de politiesystemen niets is terug te vinden wat op het afpakken van telefoons door de politie wijst. Mochten betrokkenen zich op het standpunt blijven stellen dat hun mobiele telefoon door de politie is afgepakt dan wel dat daartoe een poging is gedaan, dan kunnen zij hierover een klacht indienen bij de politie.
Welke nazorg wordt er naar aanleiding van deze situatie geboden aan de slachtoffers van politiegeweld?
De politie is altijd terughoudend met het aanwenden van geweld. Mocht zij zich toch genoodzaakt zien om geweld te gebruiken, dan wordt dit achteraf altijd getoetst. Als een burger niet tevreden is over het optreden of het gedrag van een politiemedewerker, dan kan hij of zij een klacht bij de politie indienen. In de eerste informele fase van de klachtbehandeling wordt een bemiddelingsgesprek aangeboden. Tijdens dit gesprek kunnen beide partijen hun kant van het verhaal vertellen.
Zijn er consequenties voor de betrokken agenten? Wordt er onderzoek verricht naar het buitensporig handelen? En zo ja, op welke termijn?
Naar aanleiding van het politieoptreden zijn waar nodig meldingen gemaakt van geweldsaanwendingen en deze worden zoals gebruikelijk beoordeeld. Op individuele zaken kan ik verder niet ingaan.
Kunt u te zijner tijd de evaluatie van de politie op basis van deze gebeurtenissen met ons delen?
Het incident wordt niet formeel geëvalueerd. Wel vindt er een gesprek plaats tussen politie en het COA waarin het voorval wordt besproken en eventueel afspraken worden gemaakt voor de toekomst. Indien ik hiertoe aanleiding zie zal ik de uitkomst hiervan delen met uw Kamer.
Het openbaar jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). |
|
Hatte van der Woude (VVD) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het openbaar jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) over het jaar 20221?
Ja.
Hoe reflecteert u op het signaal: «In China zelf is er door het Chinese beleid van militair-civiele fusie een dusdanig grote verwevenheid tussen civiele bedrijven en (onderwijs)instellingen enerzijds en het leger anderzijds, dat er in prioritaire sectoren in feite geen onderscheid meer kan worden gemaakt tussen deze twee werelden.»? Hoe wordt dit signaal meegenomen in de lopende processen rondom kennisveiligheid, met name de invulling van de risicoanalyses en de audit daarop?
Dit signaal is in lijn met eerdere berichten vanuit de veiligheidsdiensten. Het onderstreept opnieuw het belang van de ingezette aanpak op kennisveiligheid. Daarom deel ik dit type actuele informatie met kennisinstellingen via het Loket Kennisveiligheid, in de kennisveiligheidsdialoog en ik breng het onder de aandacht in het reguliere overleg met de vertegenwoordiging van de kennissector over kennisveiligheid. Ik ga er vanuit dat de kennisinstellingen dit aandachtspunt meenemen bij hun risicoanalyses en daarbij de inschatting maken of dit een reëel risico is binnen de vakgebieden waar zij actief in zijn.
Dit jaarverslag van de MIVD vraagt eens temeer van instellingen dat zij weloverwogen omgaan met internationale wetenschappelijke samenwerkingen en daarbij alert zijn op eventuele risico’s. Hierbij kunnen ze onder meer gebruikmaken van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid en van de diensten van het Loket Kennisveiligheid. Ik heb de kennisinstellingen vorig jaar opgeroepen een risicoanalyse van de internationale samenwerkingen uit te voeren, ik ga ervan uit dat zij daarbij dit soort signalen meenemen. In de externe audit kennisveiligheid die dit jaar plaatsvindt, worden de aanpak en uitkomsten van de risicoanalyses meegenomen. Hierover wordt uw Kamer rond de zomer geïnformeerd.
Hoe reflecteert u op het signaal dat China in reactie op de verhoogde aandacht rondom samenwerkingen met China, verschillende maatregelen implementeert om de affiliatie tussen Chinese PhD-studenten en het Chinees militair-industrieel complex te verhullen? Hoe wordt dit signaal meegenomen in de lopende processen rondom kennisveiligheid, met name het onderzoek rondom China Scholarship Council (CSC) bursalen?
Het CSC-onderzoek is inventariserend van aard en bedoeld om inzicht te krijgen in de aantallen CSC-promovendi bij Nederlandse kennisinstellingen, in welke vakgebieden zij actief zijn en wat voor voorwaarden in de contracten staan. Clingendael voert dit onderzoek uit en kan daarbij het jaarverslag gebruiken als bron in het onderzoek. In dit onderzoek wordt niet specifiek ingegaan op het signaal zoals vermeld in de vraag. Dit soort signalen wordt wel meegenomen in de lopende processen rondom kennisveiligheid, zoals genoemd in het antwoord op vraag 2.
Hoe wordt er op dit moment samengewerkt tussen het Ministerie van Defensie/MIVD en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap rondom kennisveiligheidsbeleid? Bent u van zins deze samenwerking te intensiveren kijkend naar de signalen uit het jaarverslag?
Tussen de MIVD en het Ministerie van OCW bestaan structurele contacten die erop gericht zijn om het beleid rondom kennisveiligheid vorm te geven en de implementatie daarvan te realiseren. Concrete voorbeelden zijn betrokkenheid bij het opstellen van het wetsvoorstel Screening Kennisveiligheid en bij de advisering aan kennisinstellingen via het Loket Kennisveiligheid. De afgelopen jaren is de samenwerking tussen OCW en MIVD steeds intensiever geworden als gevolg van de ontwikkelingen zoals geschetst in het jaarverslag van de MIVD.
Bent u daarbij bereid per direct te faciliteren dat MIVD nauwer in contact treedt met kennisinstellingen? Zo nee, waarom niet?
Dit is reeds mogelijk. Op aanvraag van kennisinstellingen kan contact worden gelegd met de MIVD via het Loket Kennisveiligheid.
Wordt de MIVD betrokken bij het recent gestarte onderzoek vanuit het China Kennisnetwerk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar de hoeveelheden CSC-promovendi in Nederland en van de voorwaarden in de CSC-contracten?
Nee, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, bestaat dit onderzoek uit een inventarisatie bij de Nederlandse kennisinstellingen en de contracten die zij hebben met CSC. De uitkomsten van dit onderzoek worden ter informatie interdepartementaal gedeeld en besproken.
Deelt u de mening dat een versnelling van het tijdpad wetstraject Screening Kennisveiligheid in het licht van de nieuwe signalen uit het jaarverslag overwogen moet worden? Bent u bereid dit wetstraject te versnellen? Zo nee, bent u bereid tijdelijke maatregelen te nemen tot de implementatie van de wet?
Ik onderschrijf dat er, mede vanwege de signalen uit het jaarverslag, snelheid geboden is bij de invoering van deze wet. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat het van groot belang is dit wetstraject zorgvuldig aan te pakken. Waar mogelijk wordt ingezet op versnellen. Bijvoorbeeld door het wetsvoorstel parallel aan de (internet)consultatie voor advisering voor te leggen aan de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Ik zal de Kamer regelmatig informeren over de voortgang van het wetstraject.
Tot de screening is gerealiseerd zetten we met de bestaande aanpak kennisveiligheid in op een brede set maatregelen van bewustwording en mitigatie van kennisveiligheidsrisico’s. Dat gebeurt in zowel Nederlands als internationaal verband. Deze maatregelen bestaan uit de dialoog met het kennisveld, het implementeren van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid, het uitvoeren van een risicoanalyse door kennisinstellingen en de onafhankelijke audit die onderzoekt hoe de implementatie van de leidraad vordert. Daarnaast zorgt het Loket Kennisveiligheid voor advisering in casuïstiek, voor informatievoorziening, expertiseopbouw en netwerkvorming op het gebied van kennisveiligheid.
Hoe gaat u (kennis)instellingen, met name die die te maken hebben met de aandachtsgebieden van de Chinese staat zoals de ruimtevaartsector en kwantum, op korte termijn bewust maken van de nieuwe signalen uit het jaarverslag?
Ik vind het belangrijk dat signalen vanuit de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zo goed mogelijk benut worden in het vergroten van het bewustzijn en daarmee de weerbaarheid bij de kennisinstellingen. Daarnaast zie ik deze signalen als een aanmoediging om het beleid dat ik heb ingezet te continueren, zoals genoemd in het antwoord op vraag 2. Daarom neem ik deze nieuwe signalen uit het jaarverslag, zoals ik dat ook gedaan heb bij eerdere signalen, doorlopend mee in de informatievoorziening en advisering vanuit het Loket Kennisveiligheid, in de kennisveiligheidsdialoog en breng ik het onder de aandacht in het reguliere overleg met de vertegenwoordiging van de kennissector over kennisveiligheid.
De beveiliging van luchthaven Schiphol. |
|
Derk Boswijk (CDA), Harmen Krul (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Wat is uw reactie op de onthullingen door Vrije Vogels Media over lekken in de beveiliging van luchthaven Schiphol?1
In het kader van de gezamenlijke inspanningen in het tegengaan van ondermijning, is het onacceptabel dat personen van wie het arbeidscontract is beëindigd toegang blijven houden tot de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke gebieden van de luchthaven Schiphol.
Heeft u een beeld van de omvang van de beveiligingsproblemen zoals deze zijn geconstateerd?
Nee, er is geen beeld bekend van de omvang. Wel is bekend dat het signaal uitsluitend betrekking heeft op het niet-inleveren van toegangspassen en in mindere mate van bedrijfskleding en portofoons door personen van wie het dienstverband reeds beëindigd is.
Heeft u in beeld bij welke onderdelen van Schiphol bedrijfskleding, toegangspassen en portofoons van oud-medewerkers in handen (kunnen) zijn van onbevoegden?
Bij beëindiging dienstverband dient de werkgever Royal Schiphol Group te informeren en de Schipholpas te retourneren aan Royal Schiphol Group. Hetzelfde geldt voor kleding en portofoons. Vervolgens worden deze toegangspassen door Schiphol geblokkeerd. Schiphol spreekt bedrijven erop aan als de pas niet is ingeleverd. Met name uitzendbureaus zijn hierbij in beeld. Als bij Royal Schiphol Group bekend wordt dat passen niet zijn ingeleverd, worden de betreffende bedrijven hierop aangesproken en kunnen ook sancties worden opgelegd.
Deelt u de mening dat zowel aan de «voorkant» van Schiphol, aan de reizigerskant, als aan de «achterkant», de medewerkerskant, de beveiliging op orde moet zijn?
Ja.
Waar is de regie belegd om de veiligheid aan de achterkant van het reilen en zeilen op Schiphol goed te borgen?
Royal Schiphol Group is als luchthavenexploitant verantwoordelijk voor het toegangsbeleid op de luchthaven. Schiphol heeft in de Regeling Toelating Schiphol voorwaarden opgenomen voor het toegangsbeleid en gebruik van de luchthavenpas. Hierin is opgenomen dat werkgevers de Schipholpas na beëindiging van het dienstverband van de werknemer dienen te retourneren bij de luchthaven.
Deelt u de mening dat inconsequent beleid ten aanzien van het inleveren van bedrijfskleding, toegangspassen en portofoons bij beëindiging van het dienstverband zorgt voor onaanvaardbare veiligheidsrisico’s en voor risico's op ondermijning?
Voor wat betreft de veiligheidsrisico’s voor de burgerluchtvaart tegen terrorisme deel ik deze mening niet. Pas na de toegangscontrole komt personeel immers bij de beveiligingscontrole, waar wordt gecontroleerd of geen verboden voorwerpen zoals wapens en explosieven worden meegenomen. Deze controle wordt zorgvuldig uitgevoerd, hetgeen ook is te zien in het item van Vrije Vogels Media. Enkel het verkrijgen van toegang met een Schipholpas is daarmee onwenselijk, maar vormt geen veiligheidsrisico voor de beveiliging van de burgerluchtvaart.
Voor risico’s op ondermijning, deel ik de mening wel. Op basis van het signaal van Vrije Vogels Media lijkt namelijk wel sprake te zijn van een onjuiste naleving van het inleverbeleid, hetgeen onaanvaardbare risico's op ondermijning tot gevolg kan hebben.
In opdracht van de gemeente Haarlem en de Stuurgroep Aanpak Ondermijning Noord-Holland is in 2020 het Ondermijningsbeeld Schiphol2 opgesteld. Hierin is de verschijningsvorm van ondermijning op Schiphol in kaart gebracht. Ondermijning wordt in de context van deze mainport gezien als criminaliteit waarbij Schipholpashouders betrokken zijn en misbruik maken van hun positie of bevoegdheden. Gebleken is dat ook de logistieke en bedrijfsmatige infrastructuur op de luchthaven in georganiseerd verband wordt misbruikt. Dit is eveneens aangemerkt als ondermijning. Op basis van de aanbevelingen uit het Ondermijningsbeeld is een Plan Van Aanpak Ondermijning Schiphol opgesteld vanuit het Programma Aanpak Ondermijning Schiphol. Dit programma onder de naam «Sterke Luchthaven» kent inmiddels een structureel karakter. Het plan kent drie hoofdprioriteiten: Locatiegerichte aanpak, Branchegerichte aanpak, en Integriteit pashouders.
Publieke en private partijen werken vanuit deze aanpak intensief samen om ondermijning op en rond Schiphol tegen te gaan. Vanuit het platform Sterke Luchthaven3 wordt integraal samengewerkt aan de aanpak van georganiseerde criminaliteit, door het weerbaarder maken van zowel medewerkers als (logistieke) processen, het opwerpen van barrières (fysiek, procesmatig, sociaal), het verhogen van awareness en (in afstemming met de verantwoordelijke partners) het uitvoeren van een gecombineerde inzet van toezicht, handhaving en opsporing.
Vanuit de gezamenlijke inspanning in het tegengaan van ondermijning wordt er vanuit een duidelijk en indringend urgentiebesef geïnvesteerd in de aanpak en sinds de oorsprong van de aanpak ook verantwoordelijkheid genomen om risico’s om misbruik te maken van de Schipholpas terug te dringen. De risico’s bij het niet inleveren van een Schipholpas worden gezien en worden betrokken in de aanpak.
Vanuit het plan van aanpak drugssmokkel via mainports investeer ik in de ondermijningsaanpak op Schiphol en mijn departement houdt dan ook nauw contact met de betrokken partners over monitoring van de aanpak, onder meer ten aanzien van de pasproblematiek op Schiphol.
Hoe kan het dat met de grote aandacht die er is voor de aanpak van ondermijning op essentiële knooppunten, basiszaken als het inleveren van toegangspassen en het deactiveren van oude toegangspassen niet op orde zijn?
Royal Schiphol Group is als luchthavenexploitant verantwoordelijk voor het toegangsbeleid op de luchthaven. De verantwoordelijkheid voor het inleveren van toegangspassen ligt bij de verschillende werkgevers op Schiphol. Schiphol constateert dat sommige werkgevers zich onvoldoende bewust zijn van de ernst van ondermijning op de luchthaven Schiphol en/of hun interne beleid ten aanzien van toegangspassen niet voldoende op orde hebben.
Daarnaast heeft Schiphol informatie nodig (van de werknemer of een organisatie) om te bepalen of een Schipholpas moet worden ingetrokken. Vanuit de aanpak ondermijning is recent het onderzoeksrapport van de landsadvocaat opgeleverd welke een uiteenzetting geeft van de juridische (on)mogelijkheden waarvan partners gebruik kunnen maken om in het kader van de Schipholpas informatie aan elkaar te verstrekken. Gebleken is dat de huidige wet- en regelgeving wel mogelijkheden biedt voor partners om gegevens te verwerken, maar dat de toepassing van de verstrekking in de praktijk echter zeer beperkt, zeer complex en zeer vertragend werkt. Over dit ervaren knelpunt is contact met het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Om zowel bedrijven als pashouders (nog) meer bewust te maken van de ernst van ondermijning op luchthaven Schiphol wordt er vanuit de aanpak ondermijning Schiphol naast het bevorderen van integer gedrag, het stimuleren tot het melden van signalen, en het tegengaan van corruptie ook geïnvesteerd op het verhogen van de bewustwording rondom ondermijnende criminaliteit bij bedrijven en medewerkers op de luchthaven. Hier wordt via verschillende wegen uitvoering aan gegeven. Zo worden er awareness-trainingen aangeboden aan luchthavenmedewerkers, is er een e-learning beschikbaar, en wordt er middels diverse communicatie- en campagne-uitingen bij stilgestaan (o.a. Geef Criminelen Geen Kans-campagne en Meld Misdaad Anoniem). Daarnaast worden publiek-private Points of Contact Ondermijning (POCO’s) opgeleid. Deze POCO’s geven de strijd tegen ondermijning een vaste plek binnen hun organisatie en zorgen voor samenhang en samenwerking. Ze vormen samen een stevig netwerk. Voor de aanpak van ondermijning vanuit landelijk perspectief staat de mainport Schiphol goed in verbinding met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en met de andere grote logistieke knooppunten. Dergelijke onderwerpen kunnen dan ook snel integraal worden afgestemd en opgepakt.
Wat zijn de consequenties voor de onderdelen van een luchthaven, zoals afdelingen en bedrijven, die deze basiszaken niet op orde hebben?
Royal Schiphol Group is verantwoordelijk voor het toegangsbeleid op de luchthaven en kan bij het niet naleven van hieraan gestelde voorwaarden werkgevers sanctioneren. Bij vaststelling van niet-naleving van het toegangsbeleid bestaan zulke sancties uit het blokkeren van pasaanvragen, het blokkeren van reeds uitgegeven passen en in het ergste geval uitsluiting van werkzaamheden op Schiphol.
De Koninklijke Marechaussee (KMar) houdt toezicht op de correcte uitvoering van de beveiligingsmaatregelen. Als dat nodig is, kan de KMar daarbij handhavend optreden en maatregelen (doen) treffen.
Welke stappen zijn er sinds de berichtgeving van Vrije Vogels Media gezet om de beveiliging door te lichten en lekken te dichten?
Royal Schiphol Group spreekt werkgevers nogmaals aan op hun verantwoordelijkheid om Schiphol te informeren wanneer het contract van een werknemer is beëindigd, zodat Schiphol de passen kan blokkeren. Tevens wijst Royal Schiphol Group werkgevers op hun verantwoordelijkheid om werkkleding en portofoons in te leveren bij einde dienstverband en toe te zien dat alle afzonderlijke items geretourneerd worden. Zodra Schiphol signalen krijgt dat deze inname en controle niet goed verloopt, zal Schiphol sancties opleggen aan de betreffende werkgever. Royal Schiphol Group intensiveert verder het toezicht op de correcte uitvoering door steekproefsgewijs audits uit te voeren op werkgevers om te controleren of hun personeelsbestand correspondeert met de lijst uitgegeven Schipholpassen. De eerste audits staan deze zomer gepland.
Royal Schiphol Group heeft daarnaast opdracht gegeven voor de ontwikkeling van een automatische alarmering om actie te nemen op Schipholpassen die langere tijd niet gebruikt worden en gaat hogere boetes opleggen aan bedrijven die hun vervallen Schipholpassen niet inleveren. De projectleiders van Sterke Luchthaven zullen bij bedrijfsbezoeken benadrukken dat het niet op orde hebben van het interne passenbeleid een risico is voor ondermijnende criminaliteit. Binnen de aanpak wordt nadrukkelijk stilgestaan bij de kwetsbaarheid die medewerkers kunnen hebben, doordat ze in het bezit zijn van een Schipholpas.
Het criminele karakter van het asielzoekerscentrum in Gilze en het onder druk zetten van burgers die hier verslag van doen op sociale media |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het speciaal ingerichte verblijf in asielzoekerscentrum (azc) Gilze waar criminele/onheuse asielzoekers worden gehuisvest?1
AZC Gilze kan 1.200 asielzoeker huisvesten. Op locatie is een apart woongebouw ingericht ten behoeve van (potentiële) overlastgevers. In dit woongebouw verblijven ook andere bewoners (dus niet-potentiële overlastgevers). Er verblijven in dit woongebouw op dit moment 20 personen.
Ik ben er mee bekend dat een groep overlastgevende asielzoekers problemen heeft veroorzaakt. Dit is onacceptabel. Om de veiligheid van de overige COA-bewoners te waarborgen, heeft het COA daarom besloten om de kleine groep overlastgevers af te zonderen. Zo kan het COA extra maatregelen treffen, zoals extra beveiliging om meer grip te krijgen op overlastgevers. Op dit moment zijn er bijna geen incidenten meer.
Kunt u aangeven hoeveel mensen er in dit soort speciale verblijven worden gehuisvest?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met misstanden die plaatsvinden in het azc te Gilze?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ermee bekend dat er spullen van Nederlandse omwonenden gestolen worden, op het speciaal ingerichte verblijf worden teruggevonden, en de politie niets kan doen?
Ja, ik ben er mee bekend dat er weleens spullen van omwonenden zijn gestolen. Ik herken mij echter niet in het beeld dat de politie niets kan doen. Bij strafbare feiten of bij het verstoren van de openbare orde treedt de politie op, onder het gezag van (respectievelijk) het Openbaar Ministerie en het lokale gezag. Er kan zowel preventief als repressief worden opgestreden in COA-locaties, dit gaat dan altijd in samenwerking met onder andere het COA, het lokale gezag en de beveiliging.
Zoals ik heb aangegeven in de voortgangsbrieven van 9 mei jl. en 24 november 20222 wordt de samenwerking tussen de betrokken partners (het lokale gezag, COA, de beveiliging, de politie en het Openbaar Ministerie) versterkt voor wat betreft overlastgevende en criminele asielzoekers. Daarbij kan worden gedacht aan stelselmatig sanctioneren bij constatering van een strafbaar feit, consequente dossieropbouw en informatie-uitwisseling, en toeleiding naar supersnelrecht waar nodig.
De COA-medewerkers gaan met regelmaat op kamerbezoek en voeren op basis van de huisregels kamercontroles uit. Indien er een verdenking is van bijvoorbeeld gestolen goederen kan er vaker een controle worden uitgevoerd of kan de politie worden ingeschakeld.
Bent u bekend met het bijgesloten verhaal van Ties van den Brand en Zara Mertens?
Ik heb kennisgenomen van het feit dat de politie in gesprek is gegaan met de betrokkenen en dat de politie tijdens dit gesprek heeft geadviseerd tot verwijdering van de berichten door de betrokkene op sociale media. Iedereen mag zijn verhaal doen in Nederland, ook op sociale media. In dit geval gaven een aantal opruiende reacties van derden, evenals reacties van derden om voor eigen rechter te spelen, aanleiding om de betrokkenen te adviseren deze berichten te verwijderen. Dit had dus niet te maken met de berichtgeving van betrokkene zelf. Ik ga niet over de specifieke werkwijze van de politie, de politie treedt altijd op onder het gezag van het lokale gezag of het Openbaar Ministerie. Wanneer iemand ontevreden is over het handelen van de politie staat het hem of haar vrij om een klacht in te dienen bij de politie via de gebruikelijke weg.
Ties en Zara hebben deze verhalen gedeeld op sociale media, omdat zij hun telefoons niet terug konden krijgen, vervolgens werd er door overheidsinstanties druk op hen uitgeoefend om de berichten te verwijderen, wat vindt u hiervan?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om excuses maken richting deze benadeelde omwonenden?
Zie antwoord vraag 5.
Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat gaat u er in de toekomst aan doen dat overheidsinstanties niet onterecht burgers onder druk zetten omdat uitlatingen in welke vorm dan ook, hen niet «lekker» uitkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de politie toch de gestolen spullen uit het betreffende pand kan halen?
Het is voor de politie wettelijk niet toegestaan om een woning te doorzoeken op basis van een zoekmelding van een gestolen telefoon. Voor het doorzoeken of zoekend rondkijken door de politie moet het vaak gaan om zwaardere strafbare feiten. Daarnaast geeft de politie aan dat in dit geval niet exact kon worden vastgesteld in welke kamer (die aangemerkt wordt als woning) de ontvreemde telefoon zich op dat moment bevond.
De wettelijke regels omtrent doorzoekingen zijn duidelijk en afdoende en vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering. Ik zie daarom geen aanleiding voor een wetswijziging. Zoals hierboven beschreven doet het COA wel reguliere kamercontroles op basis van hun eigen huisregels. Desgewenst kan de politie het COA ondersteunen bij dit soort kamercontroles.
Er is geen huiszoeking mogelijk omdat er meerdere adressen gevestigd zitten in een pand waar de criminele asielzoekers zitten, bent u het eens met de stelling dat er gekeken moet worden naar wetswijzigingen om dit wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 10.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deze asielzoekers zijn criminelen en gedragen zich onheus, bent u het met de stelling eens dat dit consequenties moet hebben voor hun asielaanvraag?
Om te voorkomen dat criminele asielzoekers misbruik maken van onze geboden gastvrijheid, zet het kabinet in op een harde aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag. De organisaties in de asielketen werken er daarom hard aan om zo iemand snel door de asielprocedure te halen, en om na afwijzing van de asielaanvraag te werken aan terugkeer naar land van herkomst of overdracht naar de verantwoordelijke Dublinlidstaat. Het Openbaar Ministerie hanteert als uitgangspunt een lik-op-stuk aanpak als een asielzoeker een strafbaar feit begaat. Onder lik-op-stuk wordt verstaan een snelle interventie na aanhouding van de verdachte tot en met de succesvolle tenuitvoerlegging van de straf.
De IND kan de verblijfsvergunning asiel weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe hoger de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. Na een afwijzend besluit of een intrekking van de IND start de DT&V het terugkeerproces. Dit kan ook vanuit strafdetentie of (aansluitend in) vreemdelingenbewaring.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Wat vindt u ervan dat, volgens berichtgeving van het AD, uw medewerkers vrezen voor hun veiligheid?
Alle medewerkers moeten, in soms moeilijke omstandigheden, veilig hun werk kunnen doen. Daarom neemt het COA signalen van werknemers uiterst serieus om de veiligheid op locatie blijvend te kunnen waarborgen.
Wat gaat u doen om uw personeel in azc’s hun gevoel van veiligheid terug te geven?
Tussen het lokaal bevoegd gezag, politie en het COA zijn werkafspraken gemaakt om de ongewenste activiteiten van overlastgevende asielzoekers te beteugelen. Dat heeft effect; de overlast en meldingen zijn afgenomen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Omwille van de leesbaarheid heb ik sommige vragen in de beantwoording gebundeld.
Het artikel 'Zorgen om online bedreigingen leerlingen: ’Doet een beetje denken aan de kogelbrief’' |
|
Ruud Verkuijlen (VVD), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zorgen om online bedreigingen leerlingen: «Doet een beetje denken aan de kogelbrief»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat elke bedreiging er één teveel is?
Ja. Elke dreiging heeft een grote impact op leerlingen, leraren en ouders. Recent hebben we een groot aantal bedreigingen gezien op meer dan twintig scholen, nog wel in examentijd. Dat is volstrekt onacceptabel. Ook voor daders heeft dit grote impact – het is niet zomaar een grap, maar een daad met grote gevolgen. Het kan zelfs een strafbaar feit zijn.
Hoe vaak komen dit soort bedreigingen voor? Neemt dit aantal toe?
Er is geen landelijk beeld hoe vaak dit soort bedreigingen voorkomt. Daarom is het niet mogelijk hierover een jaarlijks trendbeeld te delen. In het wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs kom ik met een meldplicht voor veiligheidsincidenten. Ernstige incidenten, waaronder bedreigingen van deze aard, dienen onder de meldplicht direct aan de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) gemeld te worden. Hiermee zal de inspectie een vollediger beeld krijgen van de problematiek. Daarbij zal ik de vraag betrekken hoe de Kamer periodiek kan worden geïnformeerd. Ik streef ernaar het wetsvoorstel eind 2023 naar uw Kamer de sturen.
Kunt u de Kamer jaarlijks informeren over het aantal bedreigingen dat gericht is aan scholen?
Zie antwoord vraag 3.
Is er voor alle scholen een handelingsprotocol hoe zij het best kunnen handelen bij een online bedreiging aan het adres van de school?
Er zijn handelingsprotocollen en richtlijnen beschikbaar voor scholen. Zo heeft Stichting School en Veiligheid op hun website een stappenplan beschikbaar dat scholen kunnen volgen wanneer zij bedreigingen ontvangen. Daarnaast biedt Stichting School en Veiligheid ook handvatten en tips om preventief op te treden tegen dergelijke bedreigingen.
Welke organisaties hebben een rol om scholen hierbij te helpen?
Naast onderwijspersoneel op de scholen (in het bijzonder zorg-coördinatoren, vertrouwenspersonen en mentoren) zijn er verschillende organisaties met expertise die scholen kunnen helpen. Onderstaand zal ik een selectie van deze organisaties toelichten, waaronder de fases waarin zij scholen kunnen helpen.
Voor preventie kan een school terecht bij Stichting School en Veiligheid. Zij kunnen helpen bij het versterken van het veiligheidsbeleid en bij het opstellen van een protocol. Stichting Halt kan voorlichting geven op scholen en ook spreekuren voor leerlingen organiseren ter preventie van strafbare feiten.
In geval dat er sprake is van een schoolbedreiging is het raadzaam om altijd eerst contact te zoeken met de politie zodat de ernst van de situatie kan worden ingeschat. Vervolgens kan ook advies worden ingewonnen bij het calamiteitenteam van Stichting School en Veiligheid en de Vertrouwensinspecteur (onderdeel van de Inspectie van het Onderwijs). Wanneer het gaat om strafbare feiten, geeft het Openbaar Ministerie leiding aan het opsporingsonderzoek en kan overgaan tot vervolging van de daders. Voor nazorg kan de school bij mentale of psychische schade terecht bij Slachtofferhulp Nederland, en daarnaast is er mogelijk een rol voor Stichting Halt voor de dader.
Wat is de rol van het calamiteitenteam van School & Veiligheid hierin? Zijn zij voldoende in staat om scholen te ondersteunen, en zo niet, hoe gaat u ervoor zorgen dat zij wél afdoende geëquipeerd zijn om hun rol te vervullen?
Stichting School en Veiligheid heeft zowel een adviespunt als een calamiteitenteam. Het adviespunt kan scholen (preventief) adviseren in hoe zij omgaan met dergelijke bedreigingen, mochten deze voorkomen. Het calamiteitenteam is er om bij ingrijpende incidenten, waar het gaat om acute ontregeling voor school en haar medewerkers en leerlingen, advies te geven en ondersteuning te bieden. Deze adviseurs zijn te allen tijde, dus ook in het weekend of laat op de avond, beschikbaar om scholen bij calamiteiten omtrent (sociale) onveiligheid, waaronder ernstige bedreigingen, van gericht en deskundig advies te voorzien. Ik heb geen enkele reden om te veronderstellen dat Stichting School en Veiligheid niet voldoende is geëquipeerd om deze rol te vervullen. Integendeel, ik ben onder de indruk van de professionele manier waarop zij scholen hulp verlenen.
Wordt voor elke bedreiging de politie ingeschakeld door scholen? Indien dit niet zo is, vindt u het wenselijk om dat in het handelingsprotocol op te nemen?
Wanneer er een dreigmail binnenkomt is het altijd verstandig om contact op te nemen met de politie. Zij kunnen de ernst van de dreiging inschatten en de school adviseren over vervolgstappen. Bij zeer ernstige en acute dreigingen kan de school contact opnemen met de meldkamer door 112 te bellen. Bij minder acute bedreigingen kan de school contact opnemen met de contactpersoon bij de politie of via 0900–8844 (wel politie, geen spoed). De meeste scholen doen dit ook al. Ik vind het wenselijk dat scholen dit doen en in hun eigen handelingsprotocol opnemen dat er in dit soort situatie contact wordt opgenomen met de politie. Er is echter niet één handelingsprotocol voor alle scholen. Scholen voeren zelf een veiligheidsbeleid dat is afgestemd op de context en situatie op hun school. Bij twijfel over hoe scholen hun protocollen en veiligheidsbeleid kunnen versterken kan advies worden ingewonnen bij het adviespunt van Stichting School en Veiligheid.
Hoe wordt de afweging gemaakt om tot schoolsluiting over te gaan?
De politie maakt in afstemming met het lokaal gezag en samen met de school een inschatting van de veiligheidsrisico’s en adviseert op basis daarvan om tot sluiting over te gaan of niet. Het komt ook voor dat de schoolleiding vanwege onrust en onveilige gevoelens van medewerkers, leerlingen en ouders al eerder dan het advies van de politie besluit om te sluiten. Scholen houden hierbij rekening met de onrust die ontstaat bij het idee van een dreiging en nemen hun rol om op een passende wijze de rust weer terug te brengen in de school.
In hoeveel van de gevallen worden de daders van dit soort dreigementen gepakt en wat zijn in het algemeen de vervolgstappen?
Er zijn geen cijfers bekend over het aantal verdachten dat specifiek voor dit soort dreigementen wordt aangehouden. Zie ook de antwoorden op vraag 3 en 4. Om daders te kunnen achterhalen en mogelijke vervolgstappen te ondernemen, is het van belang dat er een melding of aangifte wordt gedaan bij de politie. De politie kan in dit soort gevallen helpen of een melding of een aangifte meer gepast is bij de situatie. Wanneer het gaat om een bedreiging richting een school, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Wanneer het gaat om een vorm van geweld of agressie tegen werknemers met een publieke taak – waaronder onderwijzend personeel – zijn de Eenduidige Landelijke Afspraken van toepassing. Dit zijn afspraken over de opsporing en vervolging van verdachten van agressie- en geweldsdelicten tegen functionarissen met een publieke taak. Zo geven de politie en het Openbaar Ministerie onder andere prioriteit aan deze aangiften. Daarnaast is het uitgangspunt dat het openbaar ministerie conform deze afspraken en de Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen2 een strafverzwaring van 200% eist.
Wordt de immateriële en materiële schade die een school ten gevolge van een bedreiging en sluiting loopt altijd verhaald op de dader en bij minderjarigen op hun ouders?
Dat is niet bekend, want er bestaat geen alomvattende registratie van verhaalde schade in dergelijke gevallen.
Schade voor de school kan op verschillende manieren worden verhaald. Als de dader bekend is, kan een vordering tot schadevergoeding tussen de school en dader onderling worden afgehandeld, of kan de school zich tot de burgerlijke rechter wenden. Als de school is verzekerd kan de verzekeraar de schade voldoen.
Welke mogelijkheden ziet u om de pakkans te vergroten?
Voor het verhogen van de pakkans is van belang dat leraren of scholen melding of aangifte doen en hierbij geen belemmeringen ervaren. Daarom ligt er ook een belangrijke taak voor de scholen om hun leraren in dit proces bij te staan of om als schoolleiding zelf melding of aangifte te doen. Het is begrijpelijk dat scholen soms twijfelen hoe zij hiermee om moeten gaan. Daarom is het ook goed dat zij advies kunnen inwinnen bij Stichting School en Veiligheid, Stichting Halt en de vertrouwensinspecteur. Zij kunnen de school adviseren over de juiste stappen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat vaak jongeren dit soort bedreigingen plegen?
Stichting Halt geeft voorlichting op scholen over de gevolgen van het plegen van strafbare feiten en de groepsdruk die hier vaak bij komt kijken. Zij zijn ook steeds vaker op scholen aanwezig met spreekuren om onderwijsprofessionals te adviseren hoe zij dit gesprek kunnen voeren en met een onveilige groepsprocessen kunnen omgaan. Daarnaast heeft Stichting School en Veiligheid het Niet-pluisinstrument ontwikkeld. Voor dit instrument verwijs ik u naar de website van Stichting School en Veiligheid. Het doel daarvan is om door uitwisseling van informatie een beter beeld te krijgen van individuele leerlingen en de problematiek en risico’s waar zij tegenaan lopen.
Hoe worden ouders en jongeren bewust gemaakt van de consequenties van een schoolbedreiging?
Stichting Halt geeft voorlichting aan leerlingen en onderwijspersoneel over de consequenties van het plegen van een strafbaar feit. Daarnaast bieden zij ook ondersteuning en handvatten aan onderwijspersoneel en de schoolleiding om het gesprek hierover in de klas en met ouders te voeren. Zo hebben mijn medewerkers in de gesprekken met de scholen die recent in Amsterdam en Utrecht het slachtoffer zijn geworden van bedreigingen begrepen dat zij goed met hun leerlingen in gesprek gaan over de impact en consequenties van dreigingen, niet alleen voor de school, de leerlingen en de docenten, maar ook voor de dader.
Is er voldoende nazorg voor docenten en leerlingen na een schoolbedreiging?
Een schoolbedreiging kan een zware impact hebben op het onderwijspersoneel, ouders en leerlingen. Ook daarom is het belangrijk dat de politie tijdig wordt ingeschakeld. Afhankelijk van de ernst van de bedreiging kan ook contact worden gezocht met Slachtofferhulp Nederland voor nazorg en met Stichting School en Veiligheid voor een juiste afhandeling.
Het bericht ‘Aboutaleb stopt met dwangsom mesbezit’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aboutaleb stopt met dwangsom mesbezit; Rechter fluit aanpak van jongeren met steekwapen terug»?1
Ja
Bent u van mening dat burgemeesters een last onder dwangsom in hun instrumentarium moeten kunnen hebben om messenbezit tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Een last onder dwangsom kan een nuttig instrument zijn, ook om messenbezit tegen te gaan. Het is echter afhankelijk van de aard en omvang van de lokale problematiek of een bepaling in de Algemene plaatselijke verordening (APV) als aanvulling op de Wet wapens en munitie (WWM) nodig is. Dat verschilt per gemeente en het is niet aan mij als Minister om daar een standpunt op in te nemen. In geval van een aanvullende bepaling in een APV is een gemeentelijke last onder dwangsom mogelijk. Dat zo’n aanvullende bepaling kan bestaan, blijkt ook uit de uitspraak van de Hoge Raad van 15 december 2020, waarin een APV-bepaling van de gemeente Amsterdam verbindend werd geacht.2
Bent u bereid om een wettelijke grondslag te creëren waardoor burgemeesters een last onder dwangsom op kunnen leggen voor messenbezit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke (extra) maatregelen bent u voornemens te treffen om het messenbezit onder jongeren het hoofd te bieden?
Hoewel uit de cijfers blijkt dat de jeugdcriminaliteit in algemene zin daalt, is sprake van een zorgwekkende toename van een kleine groep jongeren die persisteren in het plegen van ernstige feiten, zoals (vuur)wapen- en geweldsdelicten. Om deze problematiek onder jongeren terug te dringen, is in 2020 het Actieplan Wapens en Jongeren opgesteld.3
In de periode van 2020 tot en met 2022 zijn in het Actieplan Wapens en Jongeren zestien acties geformuleerd én uitgevoerd om dit doel te bereiken. De gemeenten bepaalden zelf welke van de acties het beste aansloten op hun lokale situatie en de doelgroep.
Alle deelnemende gemeenten hebben zich gecommitteerd aan het uitvoeren van in ieder geval een viertal acties, namelijk:
handreiking voor het verbeteren van de samenwerking rond risicojongeren);
Het doel van het Actieplan is om wapenbezit en wapengebruik, waaronder messenbezit, onder jongeren te verminderen. Met de Kamerbrief van 8 maart jongstleden is de Kamer geïnformeerd over het WODC-onderzoek «Plan- en procesevaluatie Actieplan Wapens en Jongeren». De uitkomsten van het WODC-rapport bevestigen dat we nog meer moeten doen om het wapenbezit onder jongeren terug te dringen.
In mijn brief van 1 juni aan de Kamer met een reactie op de plan- en procesevaluatie van het Actieplan Wapens en Jongeren, wordt nader ingegaan op de opvolging van de aanbevelingen uit het WODC-rapport. Bij het vervolg wordt in ieder geval ingezet op contact met de doelgroep door de inzet van jongerenwerkers en rolmodellen en verdiepend onderzoek naar de achterliggende oorzaken en werkzame interventies bij wapengeweld door jongeren.
De moord op een gedetineerde door zijn celgenoot in Krimpen aan den IJssel |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «De dood van Nigel had voorkomen kunnen worden»1, waarin staat dat voor het eerst in Nederland een gedetineerde is vermoord door zijn celgenoot?
Ja
Wat is uw reactie op het feit dat Nigel Hill is vermoord door zijn celgenoot, die is veroordeeld tot tbs en dwangverpleging wegens moord op zijn huisgenoot?
Allereerst wil ik opmerken dat een dergelijke gebeurtenis enorm aangrijpend is voor alle betrokkenen. Mijn gedachten zijn bij de nabestaanden van de overleden gedetineerde. Nabestaanden zijn in de gelegenheid gesteld de inrichting te bezoeken. Dat bezoek heeft op 20 maart jl. plaatsgevonden.
Een dergelijke gebeurtenis heeft ook veel impact op het personeel en de medegedetineerden van de PI Krimpen aan den IJssel. Voor de betrokken medewerkers is opvang en nazorg georganiseerd. Ook de gedetineerden van de afdeling ontvangen de bijstand die zij nodig hebben. De politie doet momenteel onderzoek naar het overlijden en de rol van de aangehouden medegedetineerde.
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is naar aanleiding van dit incident een calamiteitenonderzoek gestart om meer inzicht te krijgen in de toedracht en achtergronden. Hierbij wordt specifiek gekeken naar advies, selectie en overplaatsing. Ook wordt gekeken naar de overdracht naar de PI Krimpen vanuit de inrichtingen waar de overleden gedetineerde alsmede de aangehouden celgenoot hiervoor hebben verbleven. Ik wacht de resultaten van het onderzoek af. Mochten uit de onderzoeksresultaten aanbevelingen komen die het risico van een dergelijk incident kunnen reduceren dan worden vanzelfsprekend de maatregelen getroffen die hiervoor nodig zijn.
Had de moordenaar een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel? Zo ja, waarom is hij alsnog met Nigel Hill in een cel geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Over individuele gevallen kan ik geen mededelingen doen. DJI is naar aanleiding van dit incident een calamiteitenonderzoek gestart om meer inzicht te krijgen in de toedracht en achtergronden. Ik wacht de onderzoeksresultaten af en zal de conclusies met uw Kamer delen.
Op basis van welke indicaties en regels beslissen gevangenisdirecteuren mee over plaatsing in een meerpersoonscel? Hoe worden deze keuzes gemonitord vanuit veiligheids- en welzijnsoverwegingen voor de gedetineerden?
De directeur van een vestiging kan een gedetineerde een meerpersoonscel toewijzen tenzij hij/zij daarvoor ongeschikt wordt geacht. Volgens de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (RSPOG) kan deze ongeschiktheid samenhangen met gezondheidstoestand, verslavingsproblematiek, gedragsproblematiek, achtergrond van het gepleegde delict, psychische gestoordheid en aan betrokkene opgelegde beperkingen.
Naast de in de RSPOG genoemde aspecten wordt ook rekening gehouden met zaken als de culturele achtergrond van de gedetineerden, of gedetineerden roken en bijvoorbeeld taal. Ook kunnen gedetineerden aangeven een voorkeur te hebben om samen geplaatst te worden met een zelfgekozen andere gedetineerde. Indien mogelijk wordt hier rekening mee gehouden.
Binnen een aantal regimes is toewijzing van een meerpersoneelscel per definitie uitgesloten. Dit geldt voor het Penitentiair Psychiatrisch Centrum, de Terroristen Afdeling, de Afdeling met Beheers Problematisch Gedetineerden, de Extra Beveiligde Inrichting, de Afdeling Intensief Toezicht en de Extra Zorg Voorziening.
Op welke wijze wordt de directeur van de gevangenis te Krimpen aan den IJssel ter verantwoording geroepen voor de keuze om iemand die is veroordeeld tot tbs en dwangverpleging wegens moord op zijn huisgenoot te plaatsen in een meerpersoonscel?
Ik wacht de resultaten van het calamiteitenonderzoek dat DJI heeft ingesteld af en zal de conclusies daarvan met uw Kamer delen.
Wat is uw visie op de mogelijkheid dat de moord op Nigel Hill indirect het gevolg is van eerder doorgevoerde bezuinigingen in het gevangeniswezen waardoor meerpersoonscellen zijn ingevoerd?
Meerpersoonscellen vormen sinds 2004 een volwaardige vorm van detentie waarmee flexibeler in kan worden gespeeld op wisselende capaciteitsbehoefte. Onderzoek heeft uitgewezen dat het gebruik van meerpersoonscellen in de praktijk niet tot de problemen heeft geleid die sommigen bij de invoering ervan hadden voorzien.2 De meerpersoonscellen worden ingezet wanneer het nodig is, dat wil zeggen dat zolang de bezetting het toelaat er vooral een persoon per cel wordt geplaatst. Daarnaast worden bij toename van het aantal gedetineerden op een afdeling door inzet van meerpersoonscellen evenredig meer executieve medewerkers ingezet om te blijven voldoen aan de norm van 2 executieve medewerkers per 24 gedetineerden. Waar nodig worden aanvullende maatregelen in het dagprogramma of de personele bezetting getroffen om de orde en veiligheid te waarborgen.
Kunt u toelichten waarom de nabestaanden van de Nigel Hill twee dagen na de moord op de hoogte zijn gesteld, en niet eerder? Wat is het beleid over het informeren van nabestaanden van gedetineerden?
In het algemeen kan ik aangeven dat gedetineerden bij binnenkomst gevraagd wordt om contactgegevens van hun naasten beschikbaar te stellen. Deze contactgegevens worden in het dossier bewaard en in geval dat dit noodzakelijk is gebruikt. Het streven is dat nabestaanden zo snel als mogelijk is worden geïnformeerd. Zij worden ook altijd in de gelegenheid gesteld de inrichting te bezoeken. Het traceren en bereiken van nabestaanden op korte termijn kan een uitdaging vormen als contactgegevens niet of beperkt beschikbaar zijn.
De nabestaanden hebben op 20 maart jl de inrichting bezocht. Verder kan ik niet nader ingaan op de situatie in deze specifieke casus.
Welke maatregelen zijn direct na de moord op Nigel Hill in werking gesteld om andere gedetineerden te beschermen?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 1 is voor gedetineerden en de betrokken medewerkers de nodige opvang en nazorg georganiseerd. Voor het overige kan ik over individuele gevallen geen uitspraken doen. In algemene zin wacht ik, alvorens verdere maatregelen te nemen, de onderzoeksresultaten af. Mochten uit de onderzoeksresultaten aanbevelingen komen die het risico van een dergelijk incident kunnen reduceren dan worden vanzelfsprekend de maatregelen getroffen die hiervoor nodig zijn.
Welke mogelijkheden hebben gedetineerden die in meerpersoonscellen worden geplaatst als zij zich onveilig voelen in het bijzijn van hun celgenoot? Hebben meldingen hiervan tot gevolg dat celgenoten uit elkaar worden geplaatst?
Bij een meerpersoonscel kan het delen van een verblijfsruimte in een gesloten setting leiden tot irritaties en ruzie. Bij melding of constatering daarvan wordt beoordeeld of de veiligheid in het geding is. Als dat zo is dan zullen betrokkenen uit elkaar worden geplaatst.
Gaat u onderzoeken of de moord op Nigel Hill voorkomen had kunnen worden? Zo ja, kunt u dit toelichten en wanneer kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik wacht de resultaten van het onderzoek af en zal de conclusies met uw Kamer delen.
Welke gevolgen heeft de moord op Nigel Hill voor beleid ten aanzien van de bescherming van gedetineerden en het plaatsen van meerdere gevangenen in één cel? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Als uit onderzoek blijkt dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid mede verantwoordelijk is voor de dood van Nigel Hill, welke verantwoording legt u dan af aan de nabestaanden? Is hier bestaand beleid op?
Zie antwoord vraag 10.
Welke maatregelen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat moord op celgenoten nooit meer gebeurt?
Zie antwoord vraag 10.
Voorbeelden van gewelddadige uitwassen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de volgende zin uit het AIVD jaarverslag 2022 op pagina 14: «Over het algemeen roepen zij [anti-institutionele extremisten] juist op tot geweldloos verzet, en tot nu toe is het aantal gewelddadige uitwassen beperkt.»
Ja.
Kunt u wellicht een paar concrete voorbeelden geven van dit soort «gewelddadige uitwassen» in Nederland die, mogen we aannemen, hebben geleid tot een justitieel onderzoek en waar mogelijk ook tot een gerechtelijke vervolging en veroordeling. Indien u geen enkel voorbeeld kunt geven van «gewelddadige uitwassen», waarom spreekt de AIVD dan niet over «geen gewelddadige uitwassen» in plaats van «een beperkt aantal»?
Zoals bekend doet de AIVD hier in het openbaar geen uitspraken over.
De AIVD heeft als taak om onderzoek naar personen en organisaties te verrichten, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
De AIVD spreekt op basis van deze taak over «een beperkt aantal gewelddadige uitwassen».
Kunt u de bovenstaande vragen binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het feit dat Brabant een broeinest is voor criminelen. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat het Brabantse buitengebied steeds vaker een paradijs voor criminelen is en dat drugsrunners, drugslabs en martelcontainers welig tieren?1
Ik ben bekend met het Algemeen Dagblad artikel «Waarom Brabant broeinest is voor criminelen: «Gaat niet om geografische ligging»» van 16 april 2023.
Bent u bekend met het feit dat de aanpak van ondermijnende criminaliteit vooral gericht is op de steden, dat de overheid in het buitengebied minder actief en zichtbaar is en dat in kleinere gemeenten er gewoonweg veel minder personele capaciteit beschikbaar is voor opsporing, handhaving en preventie?
De negatieve effecten van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit zijn overal voelbaar in ons land, zowel in de steden als in het buitengebied. De aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit richt zich op het bestrijden en oprollen van drugscriminelen waar zij actief zijn, waarbij de beschikbare middelen evenwichtig verdeeld worden. Er wordt hierbij rekening gehouden met de urgentie en waar de grootste winst te behalen is. Voorbeelden hiervan zijn de middelen voor de regionale versterking.
In het buitengebied is vaak sprake van kleinere overheidsorganen met minder capaciteit/specialistische kennis per vierkante kilometer en/of inwoner.
Om deze problematiek het hoofd te bieden is een nauwe samenwerking, kennis en informatiedeling tussen overheidspartners noodzakelijk. Ook de bewoners en ondernemers(organisaties) in de gebieden spelen een belangrijke rol in het voorkomen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Onder andere door de meldingsbereidheid van inwoners te vergroten, kan de aanpak worden ondersteund. Zo financier ik in de vorm van een pilot de aanstelling van een vertrouwenspersoon veilig buitengebied bij het Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO). Boeren kunnen in vertrouwen vragen stellen en advies of hulp vragen. In de lokale media is hier veel aandacht voor, waardoor onderwerpen die de vertrouwenspersoon aandraagt vaak opvolging krijgen. De pilot heeft verlenging van financiering gekregen tot maart 2026 wegens succesvolle opbrengsten. In het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023–2026 is mede daarom toegezegd bij twee andere brancheorganisaties een vertrouwens- persoon aan te stellen. Hierover worden nu ook gesprekken gevoerd met brancheorganisaties uit de agrarische sector. Daarnaast wordt ook in 2023 het instrument Veilig buitengebied voor gemeenten vergoed.
Ook binnen het samenwerkingsverband van de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) en onder het RIEC-convenant worden vanuit de regionale versterkingsgelden diverse initiatieven ontplooid. Het RIEC Midden-Nederland en het RIEC Oost-Nederland kennen bijvoorbeeld al districtelijk programma- coördinatoren Ondermijning. Samen met de gemeenten in een district wordt daarbij onder ander gewerkt aan een «basis op orde via een lokale norm voor de aanpak ondermijning». Daarnaast is het buitengebied als bestuurlijk focusthema aangewezen door het RIEC Noord-Nederland en investeren ook RIEC Limburg, RIEC Den Haag, RIEC Oost-Nederland en de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland in het vergroten van «awareness» en het organiseren van toezicht en handhaving in het buitengebied vanuit het doel om te komen tot een «weerbare samenleving».
Binnen de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland is een «expert kwetsbare wijk» aangesteld die zich inzet voor het versterken van bewustwording bij bewoners in kwetsbare wijken en het buitengebied. Het verhogen van de meldingsbereidheid en het smeden van weerbaarheidscoalities maakt daar onderdeel van uit. Ook binnen het focusthema «logistieke knooppunten en transport» zijn er bij de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland lopende initiatieven die zich richten op het «achterland», zoals bedrijventerreinen, het buitengebied en loodsen. In bredere zin investeert de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland een flink deel van het budget in het versterken van de capaciteit van de partners binnen het samenwerkingsverband, waaronder dat van de politie.
Als het gaat om opsporing en handhaving dan hebben we inderdaad te maken met schaarste. Als Minister ben ik conform de Politiewet 2012 verantwoordelijk voor de verdeling van sterkte over de regionale eenheden. Dit gebeurt na overleg in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. De wijze waarop (eventuele) nieuwe sterkte wordt verdeeld (de sterkteverdelingssystematiek) wordt op dit moment vernieuwd, waarbij aandacht is voor de werklast van de regionale eenheden, en ook voor de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de politie. Verdeling binnen de regionale eenheid is de verantwoordelijkheid van de burgemeesters, de hoofdofficier van justitie en de politie. Uit de gesprekken die ik voer – zowel in het landelijk overleg als in de regio en recent nog in West Brabant – blijkt hierbij ook nadrukkelijk aandacht voor de verdeling tussen stad en platteland binnen een eenheid.
Heeft u de bereidheid om een speciaal team Brabantcops tegen drugsrunners, drugslabs en martelcontainers in het leven te roepen, dat zichtbaar wordt in het buitengebied, leegstaande loodsen en schuren controleert en contact legt met bewoners om de nu lage meldingsbereidheid te vergroten? Zo ja, hoe gaat u één en ander, ook financieel, handen en voeten geven? Graag een gedetailleerd antwoord.
Het huidige kabinet, zoals bij uw Kamer bekend2, heeft miljoenen uitgetrokken voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende drugscriminaliteit. Een substantieel deel van de ondermijningsmiddelen gaat naar politiecapaciteit voor Brabant. Het is vervolgens aan het lokaal gezag, de burgemeesters en officieren van justitie, om te bepalen hoe de (additionele) capaciteit wordt ingezet. De Brabantse gezagen kunnen ervoor kiezen de politiecapaciteit in te zetten voor de bestrijding van drugsrunners, drugslabs en martelcontainers, voor de controle van leegstaande loodsen en schuren en om contact te leggen met bewoners om de nu lage meldingsbereidheid te vergroten.
Verder wil ik u graag verwijzen naar de beantwoording van vraag 2, waar ik inga op de belangrijke rol die de RIECs spelen bij de bestrijding van ondermijnende drugscriminaliteit.