Het werven van Indiaas personeel door het Refaja ziekenhuis en het Sint Jans Gasthuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven , Ewout Irrgang |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van bericht dat het Refaja ziekenhuis van plan is drie Indiase verpleegkundigen te werven dan wel heeft geworven?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Sint Jans Gasthuis in Weert vier OK-assistenten in India heeft geworven?2
Zie antwoord vraag 1.
Handelen deze ziekenhuizen in overeenstemming met het kabinetsstandpunt, dat werving van zorgpersoneel van buiten de Europese Unie (EU) sluitpost op het arbeidsmarktbeleid moet zijn?3
Uit navraag blijkt dat het Refaja ziekenhuis en het Sint Jans Gasthuis de afgelopen jaren ok-assistenten hebben opgeleid en momenteel opleidingsinspanningen leveren. Tevens hebben zowel het Sint Jans Gasthuis als het Refaja ziekenhuis arbeidsvoorwaarden op uiteenlopende wijzen aantrekkelijker gemaakt. Daarnaast hebben beide ziekenhuizen diverse wervingsactiviteiten binnen Nederland ondernomen. Het Refaja ziekenhuis heeft ook getracht binnen Europa ok-assistenten te werven. Pas toen bleek dat al deze activiteiten momenteel niet voldoende soelaas opleverden, is besloten om gebruik te maken van de kennismigrantenregeling om Indiase ok-assistenten te werven. Daarbij is volgens beide ziekenhuizen overwogen wat de maatschappelijke gevolgen voor India zouden kunnen zijn.
Het Refaja ziekenhuis en het Sint Jans Gasthuis handelden daarmee in lijn met de kennismigrantenregeling. Deze verplicht niet tot rekrutering in EU-landen voordat werknemers uit landen buiten de EU worden gerekruteerd. Ten aanzien van het kabinetsstandpunt dat werving van zorgwerknemers uit landen buiten de EU een sluitpost van het arbeidsmarktbeleid moet zijn, zie ik nog verbeteringsruimte wat betreft het werven in EU-lidstaten. Ik zal samen met brancheorganisaties bekijken welke opties voor het intensiveren van werving van zorgpersoneel in andere EU-lidstaten mogelijk zijn.
Hoe staat het met de eerder toegezegde inspanning om de gedragscode van de World Health Organisation aan te scherpen?34 Kan door middel van deze gedragscode worden afgedwongen dat ziekenhuizen geen personeel werven in landen buiten de EU die zelf met een tekort aan zorgpersoneel kampen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van de leden van Gerven, Leijten en Irrgang (allen SP) over het werven van Indiase ok-assistenten door de Tergooiziekenhuizen (met nummer 2010Z09461, ingezonden 16 juni 2010).
Wat vindt u van de opmerking van de directeur van het recruteringsbureau Care Force, dat ziekenhuizen in Amsterdam en Groningen positieve ervaringen hebben met Indiaas personeel?2 Heeft u deze ziekenhuizen laten weten dat dit in strijd is met de gedragscode van de World Health Organisation? Zo nee, waarom niet?
Beide ziekenhuizen hebben destijds gehandeld in lijn met het kabinetsstandpunt en, inmiddels, ook in overeenstemming met de WHO-code. De Indiase ok-assistenten zijn op ethisch verantwoorde wijze geworven. Zij hebben een driejarig contract, zodat de werving kan worden beschouwd als een vorm van circulaire migratie. Hierbij kunnen de ervaring en expertise die de ok-assistenten hebben opgedaan in Nederland ten goede komen aan de Indiase samenleving.
Hoe waardeert u de uitspraak van de Nederlands Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), dat «het geen probleem is dat ziekenhuizen personeel in het buitenland werven, zolang ze maar gekwalificeerd zijn»?2 Is de NVZ op de hoogte van het eerder toegezegde overleg tussen veldpartijen om te voorkomen dat meer ziekenhuizen zich genoodzaakt zien specialistische verpleegkundigen te werven in ontwikkelingslanden buiten de EU?3
De NVZ was betrokken bij het bestuurlijk overleg dat ik op 3 juni jongstleden met sociale partners voerde over het arbeidsmarktbeleid in de zorg. Daarbij heeft ook de NVZ aangegeven dat het van groot belang is dat buitenlandse zorgwerknemers op ethisch verantwoorde wijze worden geworven. Tezamen met andere werkgeversorganisaties bekijkt de NVZ momenteel hoe de code kan worden gekoppeld aan bestaande instrumenten (de zorgbrede governance code en het keurmerk voor bemiddelingsbureaus van buitenlandse werknemers). Om de goede Nederlandse zorg te kunnen garanderen, beaam ik overigens het belang van voldoende gekwalificeerd personeel.
Hoe staat het met het eerder toegezegde overleg tussen de veldpartijen om te voorkomen dat meer ziekenhuizen zich genoodzaakt zien specialistische verpleegkundigen te werven in ontwikkelingslanden buiten de EU?3 Heeft dit overleg al plaatsgevonden? Is dit overleg succesvol te noemen, nu de afgelopen maand al zeker drie ziekenhuizen hebben aangegeven personeel in India te gaan werven of dit al gedaan te hebben?
Zie mijn antwoord op vraag 6 en 7 van de leden van Gerven, Leijten en Irrgang (allen SP) over het werven van Indiase ok-assistenten door de Tergooiziekenhuizen (met nummer 2010Z09461, ingezonden 16 juni 2010).
Bent u bereid, gezien het toenemend aantal ziekenhuizen dat Indiaas personeel werft, hier tegen op te treden? Zo ja, hoe en zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 8 van de leden van Gerven, Leijten en Irrgang (allen SP) over het werven van Indiase ok-assistenten door de Tergooiziekenhuizen (met nummer 2010Z09461, ingezonden 16 juni 2010).
Behandeling van buitenlandse arbeiders in de Eemsmond |
|
Paul Ulenbelt |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht over behandeling van Portugese arbeiders door een onderaannemer, Ha-Sa Insaat, van RWE-Essent?1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving over het geschil dat een aantal Portugese werknemers heeft met hun werkgever. Ik heb vernomen dat deze werknemers en de FNV inmiddels met de werkgever in gesprek zijn en (deels) tot een oplossing zijn gekomen.
Het is niet aan mij om over dit arbeidsconflict een oordeel te vellen.
Indien in het kader van het toezicht op de wet- en regelgeving door de Arbeidsinspectie mocht blijken dat de wet- en regelgeving wordt overtreden, zal daartegen worden opgetreden.
Wilt u de Arbeidsinspectie een onderzoek laten instellen naar de juistheid van het bericht en de Tweede Kamer van de bevindingen op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is de genoemde onderaannemer dezelfde die onder de naam Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret voorkomt op de lijst van bedrijven, instellingen en organisaties toegelaten tot de kennismigrantenprocedure zoals gepubliceerd door de IND? Zo ja, heeft het bedrijf gebruik gemaakt van de kennismigranten regeling? Is dat op de correcte wijze gebeurd? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen?2
Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret komt voor op de lijst van bedrijven, die toegelaten zijn tot de kennismigrantenregeling. Het bedrijf heeft met het ondertekenen van een verklaring en het overleggen van een bewijs van inschrijving in de Kamer van Koophandel en een verklaring betalingsgedrag van de Belastingdienst voldaan aan de voorwaarden om toegelaten te worden tot deze regeling. Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret heeft gebruik gemaakt van de kennismigrantenprocedure. Hierbij werd voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van een verblijfsvergunning als kennismigrant.
Op verzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft de Arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld naar de buitenlandse arbeidskrachten van dit bedrijf. Het onderzoek naar de kennismigranten van Ha-Sa Insaat Taahhut Sanayi ve Ticaret loopt momenteel nog. Als de bevindingen van de Arbeidsinspectie daartoe aanleiding geven en de werkgever zich niet houdt aan de geldende salariscriteria uit deze regeling, dan zal in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen een boete worden opgelegd. In het uiterste geval kan de IND maatregelen nemen waardoor het bedrijf geen vreemdelingen meer over kan laten komen op grond van de kennismigrantenregeling.
Wilt u onderzoeken welke onderaannemers actief zijn in opdracht van RWE-Essent bij de werkzaamheden in de Eemsmond en of zij de wetten en regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden, arbeidsovereenkomsten, belastingen, premieafdracht voor sociale zekerheid en pensioenen naleven? Zo nee, waarom niet.
De Belastingdienst en de Arbeidsinspectie houden in het kader van hun wettelijke taak toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving, ook als het gaat om onderaannemers. Door de Arbeidinspectie wordt daarbij toegezien op de naleving van diverse wetten die het SZW terrein omvatten, zoals de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
De Arbeidinspectie en de Belastingdienst voeren regelmatig overleg met RWE en Nuon over de toepassing van de wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten. Bovendien wordt er steekproefsgewijs gecontroleerd of men zich daadwerkelijk aan de Nederlandse wet- en regelgeving houdt.
Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet worden op de bouwplaatsen inspecties gehouden. Deze zullen worden geïntensiveerd naarmate er meer partijen op de bouwterreinen aan de slag gaan. Er zijn het afgelopen halfjaar diverse overtredingen geconstateerd, waarop gehandhaafd is. Deze hebben geleid tot een toezichtsbenadering, waarbij de structurele oorzaken van deze overtredingen worden aangepakt. Hierbij richt de Arbeidsinspectie zich zowel op de opdrachtgevers als op hoofd- en onderaannemers.
Hoeveel buitenlandse werknemers zijn er bij de bouw van de kolencentrale in de Eemsmond betrokken? Om welke beroepen gaat het? Waarom is en wordt door de betrokken bedrijven geen personeel in Nederland geworven?
Hoeveel buitenlandse werknemers er bij de bouw van de kolencentrale in de Eemsmond betrokken zijn is niet precies bekend. Dit wordt niet geregistreerd. Naar schatting zijn momenteel enkele honderden buitenlandse arbeidskrachten in de Eemshaven werkzaam welk aantal de komende maanden fors kan oplopen. Het gaat daarbij voor een groot deel om laaggeschoold personeel werkzaam als betonvlechter, betonstorter en ijzervlechter als mede timmerlieden en hijskraanmachinisten.
Werkgevers kunnen gebruik maken van buitenlandse arbeidskrachten mits zij daarbij voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving op dat terrein. Voor werknemers uit de EU-landen geldt dat sprake is van vrij verkeer van werknemers. Alleen voor werknemers afkomstig uit Roemenië en Bulgarije heeft de werkgever een tewerkstellingsvergunning nodig. In dat geval toetst UWV Werkbedrijf of er binnenlands aanbod is van arbeidskrachten die de werkzaamheden kunnen verrichten. Indien er binnenlands aanbod is dat het werk kan verrichten, wordt geen tewerkstellingsvergunning verstrekt.
Ingeval van kennismigranten die voldoen aan de salariscriteria voor de procedure voor kennismigranten (in 2010: € 50 183 voor werknemers van 30 jaar en ouder en € 36 801 voor werknemers onder de 30 jaar) wordt niet getoetst aan het binnenlands aanbod. In dat geval kunnen werkgevers ook zonder voorafgaande arbeidsmarkttoets gebruik maken van buitenlandse arbeidskrachten.
De behandeling van Portugese werknemers bij de in aanbouw zijnde RWE-centrale in de Eemshaven |
|
Hans Spekman (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Actievoerende werknemers Eemshaven uit huis gezet»?1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving over het geschil dat een aantal Portugese werknemers heeft met hun werkgever. Ik heb vernomen dat deze werknemers en de FNV inmiddels met de werkgever in gesprek zijn en (deels) tot een oplossing zijn gekomen.
Het is niet aan mij om over dit arbeidsconflict een oordeel te vellen.
Indien in het kader van het toezicht op de wet- en regelgeving door de Arbeidsinspectie mocht blijken dat de wet- en regelgeving wordt overtreden, zal daartegen worden opgetreden.
Wat is uw oordeel over het feit dat actievoeren voor betere werkomstandigheden en fatsoenlijke betaling in dit geval leidde tot een huisuitzetting?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat hier sprake is van een grove schending van de rechten van de werknemers in kwestie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is de Arbeidsinspectie recentelijk actief geweest in de buurt van de Eemshaven? Heeft zij kennis van de misstanden met de Portugese werknemers aldaar? Zo ja, heeft zij daarop actie ondernomen?
De Arbeidsinspectie is al langere tijd actief in de Eemshaven zowel wat betreft het toezicht op arbeidsomstandigheden als op arbeidsmarktfraude, dit in verband met de aanleg van een elektriciteitscentrale door Nuon en een poederkolencentrale door RWE. De Arbeidsinspectie en de Belastingdienst voeren met betrekking tot het toezicht op arbeidsmarktfraude periodieke gesprekken met de grote opdrachtgevers in de Eemshaven over de toepassing van wet- en regelgeving. Daarnaast wordt er steekproefsgewijs en op basis van meldingen gecontroleerd of bedrijven zich daadwerkelijk aan de Nederlandse wet- en regelgeving houden. Met betrekking tot het toezicht op arbeidsomstandigheden worden sinds 2008 inspecties op de bouwplaatsen uitgevoerd.
Tot op heden heeft de Arbeidsinspectie geen concrete klachten ontvangen van misstanden ten aanzien van Portugese arbeidskrachten werkzaam zijn in de Eemshaven. Inmiddels is door de Arbeidsinspectie wel een onderzoek naar de beloning van de Portugese werknemers gestart in het kader van de Wet minimumloon en vakantiebijslag.
Wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat deze werknemers zich zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor het verstrijken van hun uitzendtermijn over enkele maanden, verzekerd weten van de arbeidsomstandigheden en betalingen waar zij eenvoudigweg recht op hebben in Nederland?
Ten behoeve van Portugese werknemers, die vaak als tijdelijke krachten in de zomermaanden in Nederland werkzaam zijn, wordt op verschillende wijzen voorzien in informatie over rechten en plichten bij het verrichten van arbeid. Via algemene voorlichting (via de website van de Arbeidsinspectie) en specifieke informatiebijeenkomsten wordt gericht informatie gegeven aan werknemers, onder meer door verspreiding van flyers over de rechten en plichten bij het verrichten van arbeid in Nederland. Sinds 2008 bestaat een digitaal aangiftepunt waar men in het Portugees klachten in kan dienen die vervolgens door de Arbeidsinspectie worden onderzocht.
Met de Portugese overheid is in september 2007 een Memorandum of Understanding (MOU) getekend, waarin nadere afspraken zijn gemaakt over samenwerking en informatie-uitwisseling op het terrein van de sociale- en arbeidswetgeving. Uit contacten met de Portugese overheid is gebleken dat de manier waarop het werk in Nederland georganiseerd is, sterk verschilt van de Portugese. Zo wordt in Nederland bijvoorbeeld veel meer via collectieve arbeidsovereenkomsten geregeld dan in Portugal.
Zoals gemeld heeft de Arbeidsinspectie naar aanleiding van de berichtgeving inmiddels een onderzoek gestart in het kader van de Wet minimumloon en vakantiebijslag. Indien uit dat onderzoek blijkt dat de werkgever onder het minimumloon heeft betaald, kan hem een last tot dwangsom worden opgelegd om het alsnog verschuldigde loon na te betalen.
Het bericht dat Uitkeringsinstituut UWV 90 miljoen euro te veel heeft uitgegeven aan re-integratietrajecten |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Donner gelast onderzoek naar te hoge uitgaven UWV»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) bijna 90 miljoen euro te veel heeft uitgegeven aan re-integratietrajecten? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 29 juni 2010.
Hoeveel kosten zijn gemoeid met de drie deskundigen die belast zijn met het onderzoek naar de interne aansturing? Wie moet er voor de kosten opdraaien?
De deskundigen zullen een vergoeding ontvangen op basis van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het op die wet gebaseerde besluit waarin is geregeld wat de vergoeding is voor de leden en de voorzitter van een commissie.
Deelt u de mening dat re-integratietrajecten niet werken2 en alleen maar bakken met geld kosten en dus dienen te worden afgeschaft? Zo nee, waarom niet?
De conclusie dat re-integratietrajecten niet werken en daarom moeten worden afgeschaft deel ik niet. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief over de motie Meeuwis die op 12 juli aan de Tweede Kamer is gezonden. De cijfers, opgenomen in artikel 47 van de SZW-begroting, laten zien dat de uitstroom naar werk na afronding van een re-integratietraject de afgelopen jaren fors is toegenomen. Of re-integratie inspanningen ook direct verantwoordelijk zijn voor deze uitstroom wil ik nader laten onderzoeken. De brief over de uitvoering van de motie Meeuwis cs gaat nader in op de manier waarop dit kan.
Hoe gaat u er voor zorgen dat dit soort schandalige overschrijdingen in de toekomst niet meer voorkomen?
Zie mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 29 juni 2010.
Hoe gaat u voorkomen dat de rekening van deze overschrijding bij de burger wordt neergelegd?
Zie mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 29 juni 2010 (kamerstuk 26 448, nr. 437).
Ontslagen bij MSD in Oss |
|
Paul Ulenbelt , Henk van Gerven |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
Wilt u uw invloed aanwenden om mogelijke ontslagen bij het voormalige Organon in Oss te voorkomen of zoveel mogelijk te voorkomen? Zo nee, waarom niet?1
Zoals moge blijken uit mijn brief d.d. 15 juli 2010 (kamerstuk 29 544, nr. 255) over de ontwikkelingen bij MSD, heeft het kabinet over de afgelopen jaren op verschillende manieren gewerkt aan behoud en versterking van hoogwaardige werkgelegenheid van MSD in Nederland. Er is bovendien al langer contact met MSD over de mogelijke gevolgen van de overname van Schering Plough door MSD en de mogelijkheden vanuit de overheid om de positie van de locatie Oss in deze overname te behouden.
De overheid wil en kan niet treden in de strategische beslissing van het bedrijf over de voorgenomen efficiencyslag, waaronder de sterke afslanking van het bedrijf in Oss. Wel kan worden vastgesteld dat het uiteindelijke besluit van wereldwijde omvang is. R&D-werkzaamheden zullen in de komende twee jaar op 8 locaties wereldwijd worden beëindigd. Verschillende sites in de VS zelf worden geraakt. Buiten de VS heeft dit consolidatieproces van R&D-activiteiten gevolgen voor Canada, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland.
Nu het, helaas teleurstellende, besluit is gevallen over maatregelen die naar verwachting tot gevolg zullen hebben dat in Oss 2175 van de 4500 banen verloren zullen gaan, vindt overleg plaats met diverse partijen om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Voorts is in mei jl., in de onderhandelingen met de vakbonden, een Sociaal Plan overeengekomen dat bij de reorganisaties zal worden gehanteerd. De betrokken medewerkers van MSD kunnen hier gebruik van maken. Op dit moment is nog niet duidelijk voor welke medewerkers boventalligheid ontstaat en welke via natuurlijk verloop het bedrijf voor die tijd zullen verlaten.
Zoals in mijn brief, mede namens de minister van SZW, over dit onderwerp d.d. 15 juli 2010 al is aangegeven, zijn inmiddels twee werkgroepen ingesteld. Voor de werkgelegenheid in de regio is onder leiding van de gedeputeerde voor economie van de provincie Noord-Brabant een werkgroep opgezet. Daaraan nemen naast de provincie ook mijn departement, de gemeente Oss, de BOM (Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij) en MSD deel. Doelstelling van deze werkgroep is om mogelijkheden uit te werken die de werkgelegenheid, die in Oss verloren dreigt te gaan, te behouden. Er wordt zowel gekeken naar het voortzetten van bestaande activiteiten als naar nieuwe initiatieven. Hierbij zal ook nauw samengewerkt worden met MSD. Al vorige week kwam deze werkgroep voor het eerst bijeen. Voor het behoud van de kennis voor de Nederlandse economie neemt MSD, in samenwerking met diverse overheden, het voortouw tot het bezien van mogelijkheden die hieraan een bijdrage leveren. Het opstarten van een life science park/campus op de huidige locatie van MSD in Oss, in een of meerdere samenwerkingsverbanden, is een van de ideeën die uitgewerkt worden.
Wilt u vóór donderdag a.s., de vermoedelijke dag dat MSD nadere mededelingen doet, in overleg treden met de directie van MSD om te bewerkstelligen dat ontslagen worden voorkomen dan wel beperkt? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij vraag 1 is aangegeven, hebben wij al langer contact gehad met MSD over het toekomstperspectief en de rol van de Nederlandse vestigingen daarin. Op woensdag 7 juli is nog overleg geweest met MSD over hun plannen resp. mogelijkheden om ontslagen te voorkomen dan wel te beperken (zie ook de brief die ik, mede namens de minister van SZW, op 15 juli jl. naar uw Kamer heb verstuurd).
Daarnaast zal ik heden nog telefonisch contact hebben met de CEO van Merck in de VS. De insteek van deze gesprekken is om zoveel mogelijk werkgelegenheid en kennis voor de Nederlandse economie te behouden. Hiervan zal ik u in het Algemeen Overleg van 21 juli a.s. verslag doen.
Wilt u een overzicht geven van de kosten die de Nederlandse overheden, inclusief provincie en gemeente, de afgelopen 10 jaar hebben gemaakt om MSD en zijn voorgangers hun activiteiten te laten ontplooien?
MSD en zijn voorgangers hebben de afgelopen jaren deelgenomen aan diverse publiekprivate samenwerkingsprojecten en programma’s. De samenwerkingsprojecten waren gebaseerd op de voormalige subsidieregelingen, zoals BTS (bedrijfsgerichte technologische samenwerking). Aan die projecten is over de afgelopen 10 jaar een totaalbedrag van € 7,6 mln aan subsidie verstrekt. De huidige programma’s waaraan MSD en zijn voorgangers deelnemen zijn niet specifiek op het bedrijf in Oss gericht, maar vormen een samenwerking van meerdere bedrijven, zowel grote als kleinere bedrijven, en kennisinstellingen. Het betreft voor het bedrijf in Oss met name het Topinstituut Pharma en het CTMM (Center for Translational Molecular Medicine). Het bedrijf in Oss is een van de actieve deelnemers en heeft zelf ca. € 17 mln aan deze programma’s bijgedragen. De overheidsbijdrage aan TI-Pharma bedraagt in totaal € 130 mln, aan CTMM € 150 mln.
Daarnaast is door het Ministerie van EZ een investeringsbijdrage van € 5 mln verstrekt ten behoeve van het bedrijf Bioconnection in Oss, waarin ook MSD deelneemt. Deze bijdrage is in de vorm van aandelenkapitaal verstrekt door de BOM. Ook door de provincie Noord-Brabant en door de gemeente Oss is voor Bioconnetion een investeringsbedrag verstrekt van totaal € 2 mln.
MSD heeft afgelopen jaren ook gebruik gemaakt van de generieke fiscale regeling WBSO. Bedragen hiervan zijn bedrijfsvertrouwelijke informatie en kunnen derhalve niet verstrekt worden.
Wilt u een overzicht geven van de gevolgen van de maatregelen van MSD voor de werkgelegenheid bij toeleverende bedrijven in de regio?
Het is duidelijk dat dit besluit van MSD ook toeleverende bedrijven zal treffen. Juist vanwege dit grotere belang dan MSD alleen is het van belang om kennis en werkgelegenheid in de regio te behouden. Ik kan u op dit moment geen inzicht geven in de precieze toeleveringen uit de regio aan dit bedrijf en de effecten van eventuele sluiting van onderdelen op de toeleverende bedrijven. Dit betreft ook informatie die van strategisch belang kan zijn voor een bedrijf en derhalve als bedrijfsvertrouwelijk kan worden gekwalificeerd.
Voor het behoud van de werkgelegenheid en kennis zijn bovendien twee werkgroepen opgezet, waar alle betrokken partijen aan deelnemen (rijksoverheid, regio, gemeente, MSD), zoals verwoord in mijn antwoord op vraag 1.
Wat zijn de gevolgen voor het onderwijs en het perspectief van jongeren als een van de grootste werkgevers in Oss zou verdwijnen of zijn activiteiten aanmerkelijk reduceert?
Het sluiten van delen van MSD kan op korte termijn een negatieve uitstraling hebben voor het perspectief van jongeren in de regio Oss, maar concreet inzicht in de precieze gevolgen zijn thans niet in te schatten. De gevolgen op wat langere termijn en de eventuele gevolgen voor het onderwijs laten zich thans moeilijk voorspellen. De in mijn brief,, mede namens de minister van SZW, d.d. 15 juli 2010 genoemde werkgroep, onder leiding van de gedeputeerde voor economie, zal hier ook aandacht aan geven. Voorts worden, onder leiding van MSD, de mogelijkheden voor een campus onderzocht, zoals eerder in mijn antwoord op vraag 1 is weergegeven.
Wilt u in overleg treden met uw collega’s in de VS om uiteen te zetten welke gevolgen de strategische beslissingen van deze multinational voor een lokale gemeenschap heeft en hen vragen om te interveniëren?
Ik heb, al dan niet samen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verschillende contacten gehad met de leiding van MSD, inclusief in de VS, over de ontwikkelingen bij MSD en de gevolgen daarvan voor de vestingen in Nederland. Ik heb, zoals hiervoor aangegeven, bovendien vandaag nog telefonisch contact met de CEO van Merck in de VS. De insteek van deze gesprekken is om zoveel mogelijk kennis en werkgelegenheid voor de Nederlandse economie te behouden. Hiervan zal ik u in het Algemeen Overleg van 21 juli a.s. verslag doen.
Het bericht dat er in Brussel een voorstel is uitgelekt om zich met pensioenstelsels in de lidstaten te gaan bemoeien |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Brussels dips toe into pension reform debate»?1
Ja.
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 2 april jl. ben ik mede namens de Minister van Financiën ingegaan op het verzoek in de motie van het lid Omtzigt om alle Europese en internationale ontwikkelingen en mogelijke bedreigingen in kaart te brengen en aan te geven hoe het Nederlandse pensioenstelsel hiertegen kan worden beschermd (Kamerstukken II 2009/10, 31 990, nr 14).
In die brief heb ik onder meer aangegeven dat het Nederlandse stelsel van aanvullende pensioenen internationaal hoog aangeschreven staat en dat het kabinet bij discussies in internationaal verband op het terrein van pensioen de toereikendheid en de betaalbaarheid van het stelsel voorop stelt. Ik heb er daarbij op gewezen dat de buitenwereld op verschillende manieren invloed uitoefent op het pensioenstelsel. Daarbij is niet alleen sprake van mogelijke bedreigingen. Nieuwe ontwikkelingen op internationaal pensioengebied bieden ook kansen, niet alleen voor onze pensioenfondsen, verzekeraars en uitvoerders, maar ook voor het uitdragen van onze verworvenheden op dit gebied en om gemaakte keuzen met betrekking tot het Nederlandse stelsel opnieuw te toetsen aan verander(en)de opvattingen.
Bij die discussies dient niet alleen te worden gelet op subsidiariteit; zij raken ook het vrije verkeer, de arbeidsparticipatie en de kredietwaardigheid van lidstaten.
In de brief van 2 april jl. is geconcludeerd dat op dit moment, met uitzondering van het dossier van de Internationale Boekhoudregels, geen sprake is van directe Europese en internationale bedreigingen op het terrein van de regelgeving ten aanzien van het Nederlandse pensioenstelsel. Tenslotte is in die brief erop gewezen dat op verschillende niveaus internationale ontwikkelingen gaande zijn die gevolgen kunnen hebben voor het Nederlandse pensioenstelsel, dat Nederland deze ontwikkelingen volgt en waar nodig en mogelijk zijn invloed aanwendt, en dat onze opvattingen over en ervaringen met pensioenregelingen in internationaal verband zwaar wegen.
Binnen deze context verwelkomt Nederland dat de Europese Commissie met het Groenboek Pensioenen, een discussiedocument, op 7 juli jl. het startsein heeft gegeven voor een openbaar debat in heel Europa over de wijze waarop adequate, houdbare en zekere pensioenen kunnen worden gegarandeerd en hoe de EU de lidstaten daarbij kan helpen. Ik wijs er op dat het Groenboek uitdrukkelijk stelt dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun pensioenstelsels. De Europese Commissie wijst er tevens – terecht – op dat de lidstaten een antwoord moeten vinden op een aantal gemeenschappelijke uitdagingen. Zo worden in alle lidstaten de bestaande pensioensystemen zwaar onder druk gezet door de vergrijzing; deze druk wordt nog verder vergroot door de financiële en economische crisis. In het Groenboek Pensioenen wordt een reeks vragen gesteld, en worden alle betrokken partijen uitgenodigd om oplossingen aan te dragen voor de wijze waarop de EU een bijdrage kan leveren aan de aanpak van de gemeenschappelijke uitdagingen.
In samenspraak met de pensioenkoepels en sociale partners wordt thans een kabinetsstandpunt terzake voorbereid. De reactietermijn op het Groenboek Pensioenen staat op 15 november a.s. Conform de gebruikelijke procedure zal de kabinetsreactie op het Groenboek Pensioen aan het parlement worden gestuurd en het parlement in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.
Deelt u de mening dat elke Europese bemoeienis van het pensioenstelsel van individuele lidstaten volledig in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel en dus een directe aantasting is van de soevereiniteit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Europese Unie geen enkele invloed krijgt in de werking en opbouw van het Nederlandse pensioenstelsel?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht van een ongekend grote ontslaggolf bij MSD in Oss |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ontslaggolf bij Merck Sharp & Dohme (MSD) (voorheen Organon) in Oss, subsidies over de balk»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de melding dat in drie jaar tijd meer dan de helft van de 4500 banen bij Merck Sharp & Dohme in Oss gaan verdwijnen?
Ik betreur de aangekondigde inkrimping ten zeerste, met name voor het betrokken personeel en hun gezinnen. Het betekent een groot verlies voor de regio, en ook voor de kennispositie op het gebied van geneesmiddelenonderzoek en -ontwikkeling betekent het vertrek van de R&D-activiteiten een fors verlies voor Nederland. Vanwege het belang voor het betrokken personeel en voor de regio en de Nederlandse economie, vindt tussen veel partijen overleg plaats om de werkgelegenheid en kennis te behouden. Actieve inzet van het instrumentarium van de overheid wordt daarbij nadrukkelijk meegenomen.
Overigens zullen als gevolg van het wereldwijde herstructureringsprogramma voor het eind van 2012 naar verwachting 2.175 van de huidige 4.500 banen in Oss verloren gaan, waarvan 1.000 in R&D. Dit is minder dan de helft.
Is het waar dat uw ministeries hebben geïnvesteerd in de vorig jaar pas geopende nieuwe farmaceutische fabriek in Oss, toen nog in handen van Schering Plough? Zo ja, over welke bedragen gaat het en onder welke voorwaarden gebeurde deze investering?
In de nieuwe fabriek is niet rechtstreeks geïnvesteerd vanuit de ministeries. Wel is door het Ministerie van EZ een investeringsbijdrage van € 5 mln verstrekt ten behoeve van het bedrijf Bioconnection in Oss, waarin ook MSD deelneemt. Deze bijdrage is in de vorm van aandelenkapitaal verstrekt door de BOM. Ook door de provincie Noord-Brabant en door de gemeente Oss is voor Bioconnetion een investeringsbedrag verstrekt van totaal € 2 mln.
De faciliteiten van Bioconnection zijn wel deels onderdeel van de nieuwe fabriek. Bioconnection is opgezet om kleine producties te realiseren voor derden, met name jonge farmaceutische bedrijven.
Bent u bereid maatregelen te treffen om het aantal ontslagen te beperken en de ontwikkeling van medicijnen in Oss te behouden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de brief van 15 juli jl. (kamerstuk 29544, nr. 255), die ik, mede namens de minister van SZW, aan uw Kamer heb, gestuurd, vindt tussen veel partijen overleg plaats om werkgelegenheid en kennis te behouden. Zie ook het antwoord op vraag 1 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009-2010, nr. 2929).
Bent u voornemens de overheidsinvesteringen terug te vorderen van Merck Sharp & Dohme? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zolang voldaan wordt aan de voorwaarden waaronder de subsidie verleend is, zijn er geen mogelijkheden om de subsidie terug te vorderen.
Het gratis verstrekken van een Verklaring Omtrent het Gedrag aan vrijwilligers |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Herinnert u zich uw uitspraak dat de gedachte om belemmeringen weg te nemen voor het aanvragen en verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor vrijwilligers u aanspreekt, maar dat er sindsdien nog geen sprake is van gratis of goedkopere VOG’s voor vrijwilligers?1
Ja, ik herinner mij deze uitspraak. De gedachte om belemmeringen voor het aanvragen en verkrijgen van de Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna VOG) voor vrijwilligers weg te nemen spreekt mij nog steeds aan. Ik heb echter tijdens het algemeen overleg op 22 maart 2007 ook aangegeven dat ik, gegeven de aanzienlijke budgettaire consequenties van het gratis verstrekken van een VOG aan alle vrijwilligers, niet in de positie was hierover te beslissen2.
Ik heb sedert deze uitspraak stappen ondernomen die er toe zullen leiden dat de belemmeringen voor het aanvragen en verkrijgen van een VOG verminderen. De Dienst Justis, waar het COVOG onderdeel vanuit maakt, is op 1 juli jl. een pilot gestart met een beperkte toepassing van het via internet kunnen aanvragen van een VOG. Op basis van vrijwilligheid wordt aan een aantal organisaties en de personen die bij hen in dienst willen treden, de mogelijkheid geboden om elektronisch een VOG aan te vragen. Verwacht wordt dat de kosten van de elektronisch aangevraagde VOG door het vervallen van de afdracht aan de gemeente in de toekomst aanzienlijk lager zullen liggen. De kosten van de elektronische aanvraag van een VOG zullen worden herberekend om te bepalen hoeveel lager.
Is het waar dat het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) weliswaar nog steeds inzet op een operationeel digitaal systeem per april 2011, maar dat dit systeem vermoedelijk niet bijdraagt aan een kostenreductie? Waarom loopt de ontwikkeling van een digitaal VOG-systeem vertraging op?
Een elektronische aanvraag van de VOG kan op elk moment en elke plaats gedaan worden, wat het aanvragen van een VOG aanzienlijk vereenvoudigt. Het aantal deelnemende organisaties is nu nog beperkt, maar wordt in de loop van de pilot verder uitgebreid. Ik ben in gesprek met de vrijwilligerssector over de deelname van een aantal vrijwilligersorganisaties aan de pilot. Op 1 juli 2011 is het systeem naar verwachting volledig operationeel. Het systeem draagt bij aan een structurele kostenreductie ten opzichte van de VOG die door tussenkomst van de gemeente wordt aangevraagd. De precieze omvang van de kostenreductie zal in de loop van de pilot duidelijk worden. Ik zal u hierover voor 1 juli 2011 nader informeren.
Is onderzocht of een beperktere scan bij vrijwilligers en digitale afhandeling van de aanvraag kostenreducerend uitpakt? Zijn er inmiddels eerste resultaten te melden over de in het vooruitzicht gestelde pilot?2
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de Stichting Federatie Kinderhulporganisaties sinds enkele jaren subsidie ontvangt voor het aanvragen van VOG’s voor hun gastgezinnen, maar dat u heeft laten weten dat deze subsidie zal worden beëindigd? Zo ja, wat is hiervan de reden en staat dit niet haaks op uw eerdere opvattingen over de wenselijkheid van betaalbare VOG’s voor vrijwilligersorganisaties? Zijn er andere vrijwilligersorganisaties die subsidies voor betaalbare VOG’s ontvangen?
Ja, de Stichting Federatie Kinderhulporganisaties (SFK) ontvangt sedert 2007 van de Ministerie voor Jeugd en Gezin subsidie voor de gedeeltelijke bekostiging van VOG’s. In een overleg met SFK is aangekondigd dat de subsidie vanaf 2011 zal worden afgebouwd. Voornaamste reden hiervoor is dat er geen middelen meer beschikbaar zijn. Het is de bedoeling om SFK in 2011 te laten participeren in de eerder genoemde pilot, waarbij de VOG’s rechtstreeks digitaal kunnen worden aangevraagd. Ik ben bekend met het initiatief van de gemeente Leeuwarden en met andere initiatieven van gemeenten om VOG’s ten behoeve van vrijwilligers geheel of gedeeltelijk te vergoeden. Dergelijke initiatieven sluiten aan bij mijn wens om het gebruik van de VOG voor vrijwilligers door gemeenten te laten stimuleren5. Om misbruik van kinderen bij vrijwilligersorganisaties te voorkomen is uiteraard meer nodig dat het vereiste van een VOG: er moeten ook andere maatregelen worden genomen. In samenwerking met de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk is in het project «In veilige handen» door mij en mijn ambtgenoten voor Jeugd en Gezin en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een samenhangend pakket maatregelen ontwikkeld ter ondersteuning van verenigingen en vrijwilligersorganisaties bij het voorkomen van en omgaan met seksueel misbruik. Het pakket bevat o.a. gedragsregels voor vrijwilligers die met kinderen werken5. SFK is ook gewezen op deze hulpmiddelen. Ik verwacht dat vanaf 1 januari 2011 de vrijwilligersorganisaties ook gebruik kunnen maken van uniform tuchtrecht en van een registratiesysteem waarin personen worden opgenomen aan wie een tuchtrechtelijke sanctie is opgelegd wegens overtreding van de gedragsregels.
Kent u het initiatief van de gemeente Leeuwarden3 en andere gemeenten om dit jaar maximaal 300 VOG’s ten behoeve van vrijwilligers te vergoeden, omdat gebleken is dat vrijwilligersorganisaties de kosten voor VOG’s te hoog vinden en die kosten een drempel blijken te zijn om nieuwe vrijwilligers aan te nemen? Zo ja, wat vindt u ervan dat het kostenaspect vrijwilligersorganisaties er blijkbaar van weerhoudt nieuwe vrijwilligers te werven of zelfs wellicht af te zien van het verzoeken om een VOG? Deelt u de mening dat dit de criminaliteitspreventie binnen vrijwilligersorganisaties niet ten goede komt?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te onderzoeken hoe de kosten voor het verwerken van een VOG-aanvraag kunnen worden beperkt of zijn vrijwilligersorganisaties aangewezen op de initiatieven zoals die van het gemeentebestuur van Leeuwarden? Deelt u de mening dat uitgangspunt moet blijven dat vrijwilligersorganisaties omwille van de veiligheid voor een goede uitvoering van hun taken goedkope, maar eigenlijk liefst kostenloze, VOG’s voor hun vrijwilligers moeten kunnen aanvragen? Zo ja, welke maatregelen neemt u zich voor?
Zoals vermeld in antwoord 1, wordt verwacht dat de kosten van de elektronisch aangevraagde VOG in elk geval door het vervallen van de afdracht aan de gemeente aanzienlijk lager zullen komen te liggen. Op basis van de uitkomsten van de eerdergenoemde pilot en de herberekening van de kosten van de VOG zal ik bepalen in welke mate de leges van een VOG voor vrijwilligers structureel kunnen worden aangepast.
De beloning van de directeur van het Rode Kruis |
|
Ewout Irrgang |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het jaarverslag 2009 van het Rode Kruis en dat het Rode Kruis hierin de code Wijffels onderschrijft?1
Ja.
In het jaarverslag 2009 van het Rode Kruis staat vermeld dat de bezoldiging van de algemeen directeur in lijn is met de VFI-norm (uitwerking van de code Wijffels).
Is het waar dat de directeur van het Rode Kruis een jaarsalaris van bruto 141.828 euro verdiende, ver boven de DG-norm van 121.000 euro? Zo nee, waarom niet?
Ja. Volgens opgave van het Rode Kruis in het jaarverslag 2009 bedroeg het bruto loon inclusief vakantiegeld 141.828 euro. Vanaf 1 januari 2011 geldt in de context van de subsidieregeling MFS II een DG-norm, waaraan het Rode Kruis zal voldoen.
Is het waar dat er daarnaast aan de directeur 32.581 euro voor sociale lasten en pensioenpremies zijn betaald en 27.853 euro voor overige vergoedingen en kosten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Beide bedragen staan in het jaarverslag 2009 van het Rode Kruis vermeld.
Is het waar dat de code Wijffels stelt dat onder beloning moet worden verstaan de daadwerkelijk aan een directeur in het verslagjaar uitgekeerde bedragen voor:
Deze weergave is slechts deels correct.
Onder beloning wordt door de code Wijffels verstaan de daadwerkelijk aan een directeur in het verslagjaar uitgekeerde bedragen voor: a) Vast inkomen en b) Onkostenvergoeding.
Daarnaast moet het jaarverslag inzicht bieden in andere bedragen die ten behoeve van een directeur zijn betaald. Het gaat daarbij om: c) Pensioenpremie en d) Premie ziektekostenverzekering.
Indien het antwoord op vraag 4 bevestigend luidt, bent u het er dan mee eens dat de beloning van de directeur van het Rode Kruis in feite 141.828 + 27.853 + 32.581 = 202.262 euro bedraagt en daarmee nog verder boven de DG-norm uitkomt en bij lange na niet voldoet aan de code Wijffels of zelfs de Balkenende-norm? Zo ja, deelt u dan de mening dat de wijze waarop het Rode Kruis melding maakt van de beloning van de directeur misleidend is en dat het tevens onjuiste informatie verschaft indien het stelt dat «de bezoldiging in lijn is met de VFI-norm (code Wijffels)».3
Het salarisbedrag (bezoldiging) van 141.828 euro van de algemeen directeur is in lijn met de VFI-norm (uitwerking van de code Wijffels). Echter, volgens de door de code Wijffels gehanteerde indeling maken 141.828 euro (bezoldiging) en (een deel van) 27.853 euro (overige vergoedingen en kosten) deel uit van de beloning.
Het totaal van deze bedragen komt zowel boven de DG-norm als boven de VFI-norm uit. Noch bij de DG-norm noch bij de VFI-norm (code Wijffels) wordt rekening gehouden met de werkgeverslasten (pensioenpremie).
Daarentegen blijft het totaal van de twee bedragen beneden de Balkenende-norm (gemiddelde ministerssalaris vermeerderd met dertig procent, exclusief pensioenafdracht en onkostenvergoeding, inclusief eindejaarsuitkering en vakantie-uitkering).
Het Rode Kruis verschaft derhalve geen onjuiste informatie als het stelt dat «de bezoldiging (het bovenstaande salarispakket minus vergoedingen en kosten) in lijn is met de VFI-norm». Ik deel de mening dat de wijze waarop de organisatie melding maakt van vergoedingen en kosten onvoldoende transparant is en verduidelijking behoeft. Hierop zal het Rode Kruis door mij worden aangesproken.
Kunt u (nogmaals) bevestigen dat de code Wijffels als maximum beloning de DG-norm hanteert aangezien die «commissie van oordeel is dat de beloning van directeuren van de goededoelenorganisaties moet worden afgestemd op de beloning van qua zwaarte en complexiteit vergelijkbare functies bij de rijksoverheid.»?4 Deelt u de mening dat de Balkenende-norm hier niet van toepassing is aangezien een soortgelijke functie c.q. premier niet bestaat bij een goededoelenorganisatie?
De code Wijffels hanteert niet de DG-norm als maximum beloning. De code Wijffels adviseert dat de beloning van directeuren van goededoelenorganisaties zou moeten worden bepaald aan de hand van de zwaarte van de functie (vast te stellen aan de hand van een aantal door de code genoemde factoren) die vervolgens zou moeten worden vertaald naar een beloningsniveau dat aansluit bij het beloningsbeleid binnen de ambtelijke salarisschalen van de rijksoverheid.
De DG-norm is vorig jaar door de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking geïntroduceerd en vervolgens gehanteerd als criterium bij de drempeltoets voor de aanvragen van organisaties in het kader van het Medefinancieringsstelsel II. De DG-norm heeft betrekking op het salarisniveau vanaf 1 januari 2011.
De Balkenende norm is een salarisnorm waarmee het hoogst mogelijke salaris in de publieke en semi-publieke sector wordt aangegeven; deze norm is hier niet van toepassing omdat voor goededoelenorganisaties en medefinancieringsorganisaties in de OS sector andere normen gelden dan wel zullen gaan gelden.
Voldoet het Rode Kruis aan de bepaling in het Medefinancieringsstelsel (MFS) II die stelt dat Nederlandse maatschappelijke organisaties met medewerkers die meer verdienen dan het salaris van een Directeur Generaal bij de Rijksoverheid, niet voor een MFS-II subsidie in aanmerking komen? Zo nee, waarom is het Rode Kruis dan wel door naar de volgende ronde?
Het Rode Kruis zal per 1 januari 2011 aan de genoemde bepaling voldoen.
Bent u van zins om het Rode Kruis te verzoeken het salaris voor de directeur te verlagen tot maximaal de DG-norm? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij de in december 2009 ingediende aanvraag in het kader van het MFS II heeft het Rode Kruis laten aantekenen dat het salaris van de algemeen directeur per 1 januari 2011 zal voldoen aan de DG-norm. Daarmee voldoet het Rode Kruis aan de salarisnorm in het kader van MFS II.
Mocht achteraf blijken, en dat geldt voor de gehele periode 2011–2015, dat het Rode Kruis de DG-norm niet (langer) respecteert, dan zal dit uiteraard net als voor andere organisaties gevolgen hebben voor de mogelijk per 1 november 2010 toegekende MFS II-subsidie.
Bent u bereid het Rode Kruis uit te sluiten van het MFS II dan wel te korten op zijn subsidie indien het niet bereid blijkt tot het verlagen van de beloning van zijn directeur conform de «Verhagen norm» zoals u die bij SNV heeft toegepast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De onveilige arbeidsomstandigheden van wegwerkers |
|
Hans Spekman (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Wegwerkers vaak nog onvoldoende beschermd»?1
Ja.
Acht u het acceptabel dat wegwerkers soms in omstandigheden werken waarin ernstige ongevallen kunnen voorkomen?
Het arbobeleid heeft als uitgangspunt dat risico’s voor de gezondheid en veiligheid van betrokkenen moeten worden voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk moeten worden beperkt. Dit betekent dat er bij het verrichten van arbeid mogelijk enig risico blijft bestaan. Met de verplichte risico-inventarisatie- en evaluatie (RI&E) dient de werkgever deze risico’s te inventariseren, en er adequate maatregelen tegen te treffen.
Deelt u de mening dat wegenbouwbedrijven door de huidige manier van aanbesteden van lokale overheden geneigd zijn te bezuinigen op onder andere veilige werkomstandigheden van de wegwerkers? Zo nee, waarom niet?
Kostenoverwegingen spelen in de activiteiten van zowel private bedrijven als (lokale) overheden in beginsel altijd een rol.
Het vereiste Veiligheids- en gezondheidsplan (V&G plan) dient ervoor om te voorkomen dat dit niet tot onacceptabele arborisico’s leidt. De opdrachtgever dient zich te houden aan de verplichtingen hieromtrent. Hierbij is o.a. aan de orde of er moet worden gekozen voor een volledige wegafzetting.
Deelt u de mening dat lokale overheden die wegwerkzaamheden aanbesteden, dat zo moeten doen dat de veiligheid van de werknemers gegarandeerd wordt?
Lokale overheden dienen zich als opdrachtgevers te houden aan de geldende regels voor aanbesteding.
Voorts zijn in de Arbowet- en regelgeving aan de opdrachtgever bepaalde verplichtingen opgelegd. Naleving daarvan leidt ertoe dat de betrokken werknemers voldoende beschermd zijn.
Bent u bereid hierover in overleg te treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om ervoor te zorgen dat veiligheid van werknemers niet langer opgeofferd wordt voor een paar minuten minder vertraging? Zo ja, per wanneer kan de Kamer hiervoor een oplossing vernemen? Zo nee, waarom niet?
De partijen die het best als intermediair kunnen optreden naar de opdrachtgevers zijn de VNG, het IPO en Rijkswaterstaat. De arbeidsinspectie voert hiermee al langer overleg en zal dat blijven doen. Ter ondersteuning daarvan heeft de Arbeidsinspectie ook een brochure uitgebracht die zich specifiek richt op de gemeente als opdrachtgever.
Voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is hier geen specifieke rol weggelegd.
Topsalarissen bij ontwikkelingsorganisatie SNV |
|
Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Ewout Irrgang , Kees van der Staaij (SGP), Sjoera Dikkers (PvdA), Mariko Peters (GL) |
|
Afgaande op berichten1 over het voorstel van SNV om de hoge directiesalarissen te bevriezen en de reactie van u hierop om deze hoge salarissen te verrekenen met de subsidie: op wat voor manier gaat u dit voorstel in de praktijk brengen? Kunt u aangeven hoe deze verrekening vorm krijgt? Vanaf wanneer gaat dit in? Zal dat met terugwerkende kracht zijn?
Vastgestelde verschillen tussen directiesalarissen en de DG-norm kunnen achteraf worden verrekend met de eveneens achteraf vastgestelde subsidie over een bepaald jaar. Hierbij wordt rekening gehouden met de beloningscomponenten: bruto salaris, vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Over de manier waarop verrekening van de vastgestelde verschillen plaats zal vinden, zal ik met SNV zo spoedig mogelijk nadere afspraken maken.
Zijn er nog meer ontwikkelingsorganisaties die niet onder het medefinancieringsstelsel (MFS) vallen, waar hoge directiesalarissen worden uitgekeerd, boven de afgesproken bovengrens van salarissen voor directeuren? Zo ja, welke?
Ik verwijs u naar de kamerbrief van 27 oktober 2010 (DSO/MO-480/10) betreffende het onderzoek naar directeurssalarissen.
Bent u bereid aan te dringen op een plafond voor salarissen bij ontwikkelingsorganisaties die voor het grootste deel door de overheid worden gefinancierd, ook als deze organisaties niet onder het MFS vallen? Zo ja, kan dat op korte termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik zal met niet MFS organisaties die grotendeels door de overheid worden gesubsidieerd nadere afspraken maken om aan de DG-norm te gaan voldoen. Voor MFS organisaties is de DG-norm zoals bekend per 1 januari 2011 van kracht.
Het bericht dat ontwikkelingshulporganisatie SNV weigert de salarissen van haar directieleden te verlagen |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ontwikkelingsorganisatie SNV wil lonen top niet verlagen»?1
Ja.
Bent u bereid op korte termijn een overzicht te verstrekken van de salarissen van de directeuren van alle medefinancieringsorganisaties voor ontwikkelingshulp, alsook de overige organisaties die zich met ontwikkelingshulp bezighouden en gesubsidieerd worden door het ministerie van Buitenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet?
Ja. In de bijlage bij een separate Kamerbrief van 27 oktober 2010 (ref. DSO/MO-480/10) wordt een overzicht van directiesalarissen verstrekt van in totaal 106 ontwikkelingsorganisaties.
Bent u bereid de maatregelen die getroffen zijn tegen SNV tevens van toepassing te verklaren op alle andere ontwikkelingshulporganisaties die hun directieleden excessief belonen? Zo nee, waarom niet?
Met ingang van 1 januari 2011 is voor MFS organisaties de DG-norm van kracht.
Met organisaties die niet onder het MFS vallen zal ik nadere afspraken maken om eveneens aan de DG-norm te gaan voldoen.
Het groeiend aantal mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering |
|
Stef Blok (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Steeds meer nieuwe arbeidsongeschikten»?1
Ja.
Is het waar dat het aantal arbeidsongeschikten met een Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)-uitkering is opgelopen tot 82.830 in 2009 en er alleen al in de maand april van dit jaar 3110 volledig of gedeeltelijk arbeidsongeschikten bij zijn gekomen? Hoeveel personen stromen er jaarlijks uit de WIA?
Het gestelde in vraag 2 is correct. In 2009 zijn voorts 6 047 WIA-uitkeringen beëindigd.
Hoeveel procent van de instroom in de WIA is man respectievelijk vrouw en hoe verhoudt dat zich tot de arbeidsdeelname van beide geslachten?
49,4% van de nieuwe WIA-uitkeringen in 2009 is verstrekt aan mannen en 50,6% van de nieuwe WIA-uitkeringen aan vrouwen. In 2007 was 54,5% van de werkzame beroepsbevolking man en 45,5% was vrouw.
Wat is de procentuele onderverdeling in aandoeningen/aard van de beperkingen van personen in de WIA in 2009 en is sprake van een verandering in deze procentuele onderverdeling sinds 2005?
De onderverdeling van lopende uitkeringen naar aandoening is min of meer constant. Onderstaand een onderverdeling naar aandoening in 2009 (met tussen haakjes de onderverdeling in 2006):
Wordt voor 2010 een budgettaire overschrijding voor de WIA verwacht en zo ja, hoe hoog zal deze zijn?
De WIA-uitgaven zullen in 2010 waarschijnlijk hoger zijn dan is vermeld in de Begroting 2010. In de Voorjaarsnota is reeds opgenomen dat er binnen het SZA-kader met name op de arbeidsongeschiktheidsregelingen sprake is van tegenvallers. Deze tegenvallers zijn met diverse maatregelen geredresseerd. Het definitieve beeld komt bij Prinsjesdag beschikbaar.
Hoe komt het dat de vanaf 2002 ingezette daling in het aantal arbeidsongeschikten als gevolg van de Wet verbetering Poortwachter na 2005 is gestokt en een sterkere trend omhoog is begonnen? Deelt u de opvatting van uitkeringsinstantie Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) dat de toename niets te maken heeft met de crisis maar vooral wordt veroorzaakt door de vergrijzing en doordat er meer vrouwen deelnemen aan de arbeidsmarkt en vrouwen vaker zouden uitvallen dan mannen?
Het is niet correct zoals in de vraag wordt gesteld dat het aantal arbeidsongeschikten na 2005 een sterke trend omhoog laat zien. Vanaf 2002 vertoont het gecombineerde bestand van WAO- en WIA-gerechtigden een continue daling. In 2002 ontvingen 802 500 uitkeringsgerechtigden een WAO-uitkering. In 2009 ontvingen 604 000 uitkeringsgerechtigden een WAO- of WIA-uitkering. Deze daling van het gecombineeerde WAO/WIA-volume zal ook de komende jaren nog door zetten.
De daling van het WAO/WIA-volume is het gevolg van een sterke afname van de instroom. In 2002 bedroeg de instroom in de WAO 92 400 uitkeringsgerechtigden. Sinds 2006 ligt de WIA-instroom jaarlijks tussen 20 000 en 30 000 uitkeringsgerechtigden. Binnen dit positieve beeld is in de afgelopen jaren wel sprake van een stijging van de WIA-instroom; van 21 000 uitkeringsgerechtigden in 2006 naar 29 300 in 2009. Deze stijging kent een aantal oorzaken:
De hierboven genoemde punten verklaren 90% van de stijging van de WIA-instroom in de periode 2006–2009. Deze punten hebben geen directe relatie met de stand van de conjunctuur.
Onderschrijft u de uitspraak van de heer van Vuuren van het Centraal Planbureau (CPB) dat er niet zozeer sprake is van misbruik van de WIA, maar er altijd een grijs gebied is? Zo ja, hoeveel mensen maken volgens u gebruik van de WIA die in tijden van goede conjunctuur best aan de slag kunnen komen?
Ik onderschrijf niet de stelling van de heer Van Vuuren dat sprake is van een «grijs gebied». De conjunctuur is niet van invloed op de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Wel kan langs andere weg sprake zijn van een conjunctuureffect. Dit wil ik echter niet duiden als «grijs gebied». Tijdens de loondoorbetalingsperiode in de eerste twee ziektejaren dient de werkgever al het redelijke te doen om de zieke werknemer passende arbeid aan te bieden. Voorafgaand aan de beoordeling van het recht op een WIA-uitkering, toetst het UWV – op basis van het re-integratieverslag – of de werkgever deze verplichtingen is nagekomen. Wanneer de werkgever onvoldoende inspanningen heeft geleverd kan het UWV de loondoorbetalingsperiode verlengen. Ondanks dat werkgevers zich voldoende inspannen om re-integratiemogelijkheden te bieden kan het als gevolg van de economische crisis voorkomen dat werkgevers minder herplaatsingsmogelijkheden binnen of buiten het eigen bedrijf hebben. Daardoor kan het stijgend aantal WIA-aanvragen een conjunctuurelement bevatten. De zichtbare stijging van het aantal aanvragen in de periode 2006 – 2009 wordt echter, zoals hiervoor is aangegeven, met name veroorzaakt door andere factoren. De conjunctuur is niet van invloed op het toekenningspercentage.
Ik blijf de ontwikkeling van de WIA-instroom nauwgezet volgen. Voorts zal het UWV naar aanleiding van de constatering dat aanvragers van een uitkering gemiddeld meer beperkingen hebben (toegekend) gekregen, de kwaliteitscontrole op de toekenning van medische urenbeperkingen intensiveren.
Bent u bereid om te onderzoeken in welke mate er sprake is van «verborgen werkloosheid» in de WIA en of aanscherping van indicatiestelling de instroom in de WIA zou kunnen terugdringen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De berichten over fraude in de champignonteelt |
|
Frans Weekers (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Fraude is wijder verbreid dan de champignonteelt»?1
Ja.
Welke andere overheidsdiensten waren naast de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst betrokken bij deze interdisciplinaire controles? Was bijvoorbeeld de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) ook aanwezig? Zo nee, waarom niet?
Het Interventieteam Champignons is actief geweest onder verantwoordelijkheid van de Arbeidsinspectie. Naast de Belastingdienst, waren ook de SIOD, de (vreemdelingen)politie, Regionale Coördinatiepunten Fraudebestrijding, gemeenten en het Openbaar Ministerie betrokken bij het interventieteam.
Worden de overige champignontelers ook nog gecontroleerd gelet op het percentage frauderende bedrijven in deze sector? Zo nee, waarom niet?
De inspecties zijn uitgevoerd in de regio’s oostelijk Noord-Brabant, Limburg en Gelderland-Zuid. Deze gebieden zijn bewust gekozen omdat hier sprake is van een zeer grote concentratie van bedrijven in de champignonteelt.
De activiteiten van het interventieteam krijgen een vervolg op grond van de uitgevoerde inspecties. De aanpak in samenwerking met andere diensten zal daarmee worden voortgezet. Het interventieteam bepaalt op basis van risicoanalyses en signalen (waaronder meldingen) vooraf of, en welke ondernemingen worden geïnspecteerd en welke instrumenten worden ingezet.
Op welke wijze wordt er invulling gegeven aan het ontnemen van onrechtmatig verkregen voordeel opdat het lucratieve karakter van deze oneerlijke handelspraktijken wordt ontnomen?
Naar aanleiding van inspecties wordt door de Belastingdienst voor een totaal bedrag van
€ 651.482 aan naheffingen en voor een totaal bedrag van € 120.335 aan boetes opgelegd. Daarnaast is door de Arbeidsinspectie voor een bedrag van € 784.500 aan boetes opgelegd. Verschillende onderzoeken zijn nog niet afgerond, de verwachting is dat de op te leggen correcties en boetes nog verder zullen oplopen.
Indien onderbetaling onder het wettelijk minimumloon is geconstateerd en de werkgever het loon niet nabetaalt, wordt aan de werkgever een last onder dwangsom opgelegd om alsnog het verschuldigde loon aan de werknemer uit te betalen.
Met de naheffingen door de Belastingdienst krijgt deze dienst binnen waar «zij recht op heeft». Door de ondernemingen daarnaast ook te beboeten wordt het «lucratieve karakter» teniet gedaan.
Ziet u aanleiding voor soortgelijke acties in de fruitteelt en vollegrondsteelt waar ook sprake zou zijn van malafide opererende bedrijven? Zo nee, waarom niet?
In alle sectoren van de land- en tuinbouw zijn handhavingspartners actief en worden ondernemingen geïnspecteerd. Zowel door de Arbeidsinspectie als door de Belastingdienst en andere interventieteamdeelnemers. Met de continue handhavingsdruk is het overtredingenpercentage de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. Naast de reguliere inspecties heeft de Arbeidsinspectie in 2005–2006 het interventieteamproject Teelten (fruit & vollegrondsteelt) geleid. De bevindingen gaven geen aanleiding om de interventieteamactiviteiten voort te zetten. Handhaving geschiedt thans door middel van reguliere inspecties.
Indien risicoanalyses en/of signalen vanuit de branche daartoe aanleiding geven, wordt een interventieteam opgericht, zoals bijvoorbeeld in de glastuinbouw in en om het Westland. Daarnaast wordt met de brancheorganisatie LTO Nederland met regelmaat overleg gevoerd om te bezien op welke wijze malafiditeit en fraude voorkomen kan worden.
Heeft u een indicatie van de omvang van deze fraude en in hoeverre bonafide bedrijven hierdoor in hun gezonde bedrijfsvoering worden geraakt?
Op basis van de uitgevoerde inspecties blijkt dat bij relatief veel bedrijven overtredingen zijn geconstateerd (bij 27 telers van de 98 onderzochte bedrijven) binnen de champignonbranche. De inspecties bij de champignonkwekers leveren een afwijkend beeld op ten opzichte van de inspecties in de gehele branche van de land- en tuinbouw (LTB). Bij de in 2005 in de LTB geïnspecteerde ondernemingen werd bij 17,5% een overtreding geconstateerd. In 2006 en 2007 daalde dit tot 13%, om in 2008 verder te dalen tot 11%. In 2009 constateerde de Arbeidsinspectie 10% overtredingen. De Arbeidsinspectie inspecteert risicogericht, zodat de bevindingen niet representatief zijn voor de gehele sector. Het is evident dat fraude tot concurrentieverstoring leidt, maar het is niet bekend in welke mate bonafide bedrijven daardoor geraakt worden.
Heeft u een verklaring voor het feit dat de misstanden onopgemerkt tot deze omvang hebben kunnen uitgroeien? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Wat heeft u uiteindelijk doen besluiten om juist in dit stadium tot deze interdisciplinaire controles over te gaan?
Voorafgaande aan de start en inzet van het interventieteam hebben de diensten in de reguliere activiteiten geconstateerd dat in champignonteelt illegaal personeel werd ingezet en dat steeds vaker bijzondere constructies bij het verrichten van arbeid werden toegepast (zoals «schijn-zelfstandigen»). Ook andere diensten (dan Arbeidsinspectie en SIOD) werden geconfronteerd met signalen over ontduiking van wetgeving. Dit heeft ertoe geleid dat in 2007 een interventieteam is ingesteld, mede op basis van de door de Arbeidsinspectie en SIOD uitgevoerde risicoanalyses. Het interventieteam, met de deelnemers zoals omschreven in antwoord 2, heeft van september 2007 tot en met september 2009 inspecties uitgevoerd, de activiteiten van het team zullen op grond van de inspectieresultaten worden voortgezet.
Bent u voornemens om het toezicht dusdanig in te richten dat dergelijke grootschalige misstanden in een willekeurige sector in de toekomst wordt voorkomen? Zo ja, op welke wijze gaat u hieraan invulling geven? Zo nee, waarom niet?
De inspanningen van de SIOD en de Arbeidsinspectie om arbeidsmarktfraude tegen te gaan zullen ook in de komende jaren onverminderd worden voortgezet. Zo zal de SIOD voor de Arbeidsinspectie in steeds meer branches risicoanalyses uitvoeren en zal waar nodig strafrechtelijke handhaving worden toegepast (OM en SIOD) in aanvulling op de bestuursrechtelijke aanpak.
Ook door de Belastingdienst worden signalen uit branches, zoals deze, meegenomen in risicoanalyses. Hierop worden toekomstige interventies gebaseerd.
Indien daartoe aanleiding is wordt in interventieteams multidisciplinair met andere diensten samengewerkt om «uitwassen» vanuit verschillende invalshoeken tegen te gaan. Op dit moment zijn in verschillende sectoren (zoals schoonmaak, champignons, glastuinbouw en uitzendbureaus) interventieteams actief. Met de brancheorganisaties uit de zgn.»risico-sectoren» vindt regelmatig overleg plaats over mogelijke misstanden en hoe die gezamenlijk kunnen worden aangepakt. Sociale partners zijn immers verantwoordelijk voor de handhaving van CAO-bepalingen.
Misstanden als onderbetaling en het in dienst hebben van illegale werknemers uit bijvoorbeerld Bulgarije in de champignonteelt |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Hebt u kennis kunnen nemen van het artikel «Champignonteler ontduikt regel»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat zelfs de Arbeidsinspectie opkijkt van de schaal waarop in de champignonteelt wordt onderbetaald en aangeeft dat de champignontelers steeds vaker de grenzen van de wet opzoeken en overtreden?
Het interventieteam, een samenwerkingsverband van de Arbeidsinspectie, de Belastingdienst, de vreemdelingenpolitie en diverse gemeenten, startte in 2007 met haar activiteiten omdat de diensten veel signalen ontvingen over misstanden in de branche. Voor het interventieteam heeft de SIOD vooraf een risicoanalyse gedaan waardoor de trefkans bij de inspecties groter was. Van de schaalgrootte was vooraf geen inschatting te maken.
Het percentage van geïnspecteerde werkgevers waar overtredingen zijn geconstateerd in de gehele land- en tuinbouwsector is vanaf 2005 geleidelijk gedaald van 17,5% in 2005 tot 10% in 2009. In de champignonteelt blijkt dit percentage op basis van de bevindingen van het interventieteam aanmerkelijk hoger (ca. 25%).
Deelt u de mening dat concurrentie op arbeidsvoorwaarden doormiddel van onderbetaling, in dienst nemen van illegale werknemers en dergelijke andere praktijken op de Nederlandse arbeidsmarkt niet thuis hoort en keihard moet worden aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kunt u aangeven welke stappen u gaat zetten om de beschreven herhalende problematiek, vooral in de land- en tuinbouw, gaat aanpakken? Zo nee, waarom niet?
De Arbeidsinspectie en de SIOD zijn al jaren en met succes actief in de sector land- en tuinbouw. In 2005 constateerde de Arbeidsinspectie bij 17,5% van de geïnspecteerde werkgevers in de land- en tuinbouw overtredingen, in 2006 en 2007 bedroeg dit percentage 13%. In 2008 zette de daling zicht voort: 11%. In 2009 werd bij 10% van de geïnspecteerde bedrijven een overtreding geconstateerd.
Ten aanzien van de champignonteelt worden met de samenwerkingspartners vervolgstappen genomen om deze sector van de land- en tuinbouw te blijven inspecteren en misstanden te bestrijden. Hiermee wordt de intensieve aanpak van malafide ondernemers in deze sector van de land- en tuinbouw voortgezet. Daarnaast wordt in het interventieteam uitzendbureaus ook aandacht besteed aan arbeid in de champignonteelt.
De samenwerkende diensten hebben besloten om opnieuw de krachten te bundelen en een doorstart te maken met het interventieteam. Daarnaast vindt overleg plaats met werkgevers- en werknemersorganisaties over bijdragen van hun kant aan de oplossing van de gesignaleerde problemen.
In aanvulling op de bestuursrechtelijke handhaving wordt waar nodig strafrechtelijk gehandhaafd. Zo heeft de SIOD zeer onlangs onder leiding van het Functioneel Parket negen personen aangehouden vanwege witwassen, valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie. Zij worden ervan verdacht tientallen miljoenen euro’s te hebben witgewassen. Het onderzoek richt zich op een groep tuinders in Noord-Brabant en Limburg. Het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie heeft beslag gelegd op diverse panden en bankrekeningen van verdachten.
Bent u bereid om een grootschalig onderzoek in de land- en tuinbouw in te stellen en te komen met een plan van aanpak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen om de geleden schade, bijvoorbeeld de nog te ontvangen loonsom, onder de gedupeerde werknemers uit de verschillende landen te vergoeden? Zo nee, waarom niet?
Bij controles zijn vooralsnog geen Wml-overtredingen bewezen. Bij aantoonbare en bewijsbare onderbetaling onder het niveau van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt een bestuursrechtelijke boete opgelegd. Daarnaast kan de Arbeidsinspectie een last onder dwangsom opleggen aan de werkgever om het alsnog verschuldigde loon na te betalen. Er loopt nog een aantal onderzoeken naar onderbetaling. Voor de bewijsvoering is het essentieel dat werknemers verklaringen willen afleggen over het ontvangen salaris om onderbetaling te kunnen vaststellen.
Inkomens boven de Balkenendenorm van bestuurders in de zorg |
|
Henk van Gerven , Trix de Roos , Renske Leijten |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het feit dat de directeuren B. V. en P. V. van het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis 384.000 respectievelijk 367.000 euro hebben gekost in 2009?1
Voor de volledigheid wil ik er op wijzen dat de twee genoemde directeuren extern waren ingehuurd. In de door u genoemde bedragen zit dan ook meer dan alleen hun inkomenscomponent. In de toelichting op dit punt in het jaarverslag staat dat deze bedragen de optelsom zijn van hetgeen aan het interim-bureau moest worden betaald plus wat aan onkosten en aan BTW moest worden betaald.
Ik vind dat in de Beloningscode Bestuurders in de Zorg (BBZ) in paragraaf 10 een goed uitgangspunt is neergelegd voor interim-bestuurders: zij mogen geen hogere beloning hebben dan die van een vaste bestuurder plus een opslag die afhankelijk is van de duur van de interim-periode en de zwaarte van de klus. De BBZ is echter ingegaan ruim nadat genoemde bestuurders aan de slag zijn gegaan. Mijn indruk is dat men daar in dit geval bij in de buurt komt.
Is het waar dat zij beiden een inkomen boven de Balkenendenorm hebben genoten na aftrek van de kosten van het detacheringsbureau? Wat waren de kosten die naar het detacheringsbureau zijn gegaan? Bent u bereid dit precies uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is altijd moeilijk om precies het inkomensdeel te achterhalen wanneer er sprake is geweest van inhuur van externen. Daarom spreekt mij ook de benadering van de BBZ zo aan waar ik in mijn antwoord op vraag 2 aan refereerde. Voor het beleid van het kabinet bij de inkomens van bestuurders van zorginstellingen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Is het waar dat het salaris in 2010 ook boven de Balkenendenorm ligt?
Dat moet blijken uit het jaarverslag van 2010 dat uiterlijk in juni 2011 wordt gepubliceerd.
Om welke reden achtte de raad van toezicht het nodig om een salaris boven de Balkenendenorm voor beide directeuren af te spreken? Vindt u een salaris beneden de Balkenendenorm niet voldoende voor deze ziekenhuisdirecteuren?
De Raad van Toezicht heeft dat in het jaarverslag niet nader toegelicht.
Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Is het bericht waar dat een crisismanager bij GGZ Delfland 65.000 euro per maand opstreek en 400.000 euro in een half jaar heeft gekost?2
Zie mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Wat is uw oordeel over het feit dat een directeur die vertrekt vanwege een verschil van inzicht na twee jaar gewerkt te hebben bij GGZ Delfland twee ton meekrijgt bij zijn vertrek? Is dit conform wet- en regelgeving?
Raden van Toezicht moeten bij het vertrek van leden van Raden van Bestuur handelen conform de arbeidsovereenkomst die met hen is aangegaan. Indien er aanleiding is om zodanig verwijtbaar handelen bij een bestuurder vast te stellen dat dit tot een afwijkende afhandeling van het arbeidscontract kan leiden, dan moet een Raad van Toezicht niet aarzelen om zulks te doen, echter alleen indien het vertrouwen bestaat dat dit bij rechtelijke toetsing stand houdt.
Wat zijn uw mogelijkheden om op te treden tegen dergelijke uitwassen zowel bij het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis als bij GGZ Delfland?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van het lid Van Miltenburg en het antwoord op de vragen 4 en 6 van het lid Agema.
Acht u het niet uw plicht er voor te zorgen dat zo snel mogelijk voor directeuren in de zorg de Balkenendenorm als maximum gaat gelden, omdat het geld beter aan zorg en handen aan het bed kan worden besteed? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van het lid Van Miltenburg en het antwoord op de vragen 4 en 6 van het lid Agema.
Het onderzoek van FNV Jong waaruit blijkt dat Wet Investering Jongeren niet naar behoren functioneert |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat het bestrijden van jeugdwerkloosheid op dit moment topprioriteit moet hebben, ook bij betrokken partners als uitvoeringsinstanties en sociale partners? Zo nee, waarom niet?1
Ja, juist omdat het bestrijden van jeugdwerkloosheid een topprioriteit van dit kabinet is, heeft het kabinet maatregelen genomen voor de aanpak van Jeugdwerkloosheid. Door middel van het Actieplan Jeugdwerkloosheid neemt het kabinet maatregelen om de gevolgen van de crisis voor jongeren te bestrijden. Voor de uitvoering van dit Actieplan heeft het kabinet in de jaren 2009 t/m 2011 € 250 mln extra middelen beschikbaar gesteld. U bent over de voortgang van het Actieplan in mijn brief van 13 april 2010 uitgebreid geïnformeerd (TK 2009–2010, 29 544, nr. 245). Eind augustus ontvangt u de tweede voortgangsrapportage over 2010.
Daarnaast is de Wet investeren in jongeren (WIJ) per 1 oktober 2009 ingevoerd. Deze wet geeft gemeenten een instrument in handen om te bevorderen dat de werkloze jongere die een beroep doet op een inkomensvoorziening van de gemeente zo mogelijk een baan, een stage of een opleiding gaat volgen in plaats van thuis te blijven met een uitkering.
Het is een bewuste keuze van het kabinet geweest om de uitvoering en verantwoordelijkheid voor de WIJ en het Actieplan bij gemeenten en andere uitvoeringsinstanties te leggen. Dit is in lijn met het kabinetsbeleid inzake arbeidsmarkt. Sociale partners spelen door o.a. het afsluiten van sector arrangementen en het bieden van stageplaatsen een belangrijke rol bij het tegengaan van de jeugdwerkloosheid.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek van FNV Jong waar onder ander uit blijkt dat slechts 5% van de werkloze jongeren een werk-leeraanbod krijgt, 25% een baan of opleiding krijgt aangeboden en ruim 75% überhaupt niet bekend is met wet?
De WIJ is op 1 oktober 2009 in werking getreden. De wet is in een eerste periode alleen van toepassing op nieuwe jongeren die een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Per 1 juli 2010 eindigt voor die jongeren die op 30 september 2009 recht hadden op algemene bijstand op grond van Wet werk en Bijstand het overgangsrecht. Vanaf dat moment vallen zij ook onder de WIJ. Dit betekent dat pas vanaf het derde kwartaal 2010 een beeld van het gehele bestand van de WIJ zichtbaar gaat worden. Het is daarom te vroeg om nu al uitspraken te doen over de werking van de WIJ. Overigens dient te worden opgemerkt dat de conclusie dat slechts een kwart van de werkloze jongeren een werkleeraanbod heeft gekregen, gebaseerd is op een zeer beperkte steekproef en daarmee niet als representatief kan worden aangemerkt.
Los van het FNV onderzoek, kan het kabinet melden, dat het in lijn is met de beleidsvrijheid voor gemeenten in de WIJ, dat niet alle jongeren die zich melden ook een leer-werkaanbod krijgen. Voor sommige jongeren is het beter om terug te gaan naar regulier onderwijs. Ook zijn er jongeren die na melding bij de gemeente er de voorkeur aangeven om zelf – bijvoorbeeld via het uitzendbureau – naar werk te zoeken. Hierdoor zal het aantal jongeren dat daadwerkelijk een leer-werkaanbod krijgt, lager liggen dan het aantal jongeren dat zich meldt bij de gemeente. Bekendheid met de WIJ is niet een doel op zich. De werkloze jongere die een aanvraag indient voor een inkomensvoorziening wordt automatisch bekend met de WIJ.
In verband met de gevolgen van de economische crisis worden extra inspanningen verricht voor de jeugdwerklozen. In antwoord op vraag 3 ga ik hier nader op in.
Kunt u inzichtelijk maken welke acties gemeenten en betrokken partners hebben ondernomen om de nu inmiddels ruim 121.000 werkloze jongeren aan het werk of opleiding te helpen?
U bent op 13 april jl. uitgebreid geïnformeerd over de eerste resultaten van het Actieplan Jeugdwerkloosheid. (TK 2009-2010, 29544, nr. 245). Het Actieplan Jeugdwerkloosheid bevat een veelheid van extra maatregelen die worden genomen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Deze maatregelen zijn gericht op het beschikbaar komen van extra leerwerkbanen en stages, op het bereiken en bemiddelen van jongeren op deze plekken en op het langer doorleren van jongeren. Daarnaast zijn sinds november 2009 tussen de VNG, sectoren en het UWV zeven landelijke sectorarrangementen tot stand gekomen. Alle betrokkenen zoals gemeenten, scholen, het UWV-werkbedrijf, sociale partners zijn bezig vanuit hun verantwoordelijk om te voorkomen dat jongeren onnodig aan de kant komen te staan.
Er is in het Actieplan Jeugdwerkloosheid bewust voor gekozen om de verantwoordelijkheid en de middelen voor het bestrijden van jeugdwerkloosheid zoveel mogelijk bij de regio’s neer te leggen. Dit is in lijn met het kabinetsbeleid inzake de arbeidsmarkt. De regionale actieplannen bevatten concreet uit te voeren acties. Deze verschillen per regio. Daarbij is wel sprake van een zekere landelijke regie. Zo zijn er eisen gesteld aan de regionale actieplannen, vindt vanuit mijn departement frequent overleg plaats met de regio’s en wordt bijvoorbeeld kennisuitwisseling tussen de regio’s gefaciliteerd.
De regionale aanpak lijkt zijn vruchten af te werpen. Volgens opgave van de regio’s zijn in de laatste vier maanden van 2009 29.000 jongeren aan een baan, een leerwerkbaan of een stage geholpen. Daarnaast kent het Actieplan Jeugdwerkloosheid ook acties die op landelijk niveau worden uitgevoerd. In mijn brief van 13 april heb ik de eerste resultaten bemoedigend genoemd. Eind augustus ontvangt u de tweede voortgangsrapportage van 2010, waarin u over de laatste stand van de ontwikkelingen bij het Actieplan Jeugdwerkloosheid wordt geïnformeerd.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Hans de Boer, voormalig voorzitter van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, dat de aanpak van jeugdwerkloosheid van het kabinet samen te vatten is als «diepe treurnis» en dat de bestrijding van de jeugdwerkloosheid is vastgelopen in procedures en convenanten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat het aantal niet- melders wordt teruggebracht en dat er gericht actie wordt ondernomen om jongeren daadwerkelijk aan een baan of opleiding te helpen? Zo nee, waarom niet?
Alle maatregelen die voortvloeien uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid zijn er op gericht om jongeren te bereiken en daadwerkelijk aan een baan of opleiding te helpen. Via de «ik-kan» campagne worden jongeren geïnformeerd dat ze zich kunnen melden bij de werkpleinen bij (dreigende) werkloosheid.
Een actieve benadering van werkloze jongeren om langdurige werkloosheid te voorkomen is een inspanning die door gemeenten wordt verricht. Om gemeenten hierbij te ondersteunen laat het kabinet een onderzoek uitvoeren naar goede voorbeelden van het bereiken van niet-melders onder gemeenten. Dit onderzoek zal medio 2010 gereed zijn en de resultaten zullen actief verspreid worden onder alle gemeenten. Verder wordt gewerkt aan het juridisch en praktisch mogelijk maken van bestandsvergelijking om deze groep op te sporen.
Het onderzoek van FNV Jong waaruit blijkt dat de jeugdwerkloosheid niet wordt verholpen met de Wet WIJ |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat volgens onderzoek van FNV Jong blijkt dat de jeugdwerkloosheid niet verholpen wordt met de Wet Investeren in Jongeren (WIJ)?1
Ja. Dat bericht verbaast niet. De pretentie van de WIJ was en is niet om jeugdwerkloosheid te voorkomen. Waar er een tekort aan werk is zal de wet dat niet wijzigen. De WIJ is er op gericht te voorkomen dat jongeren een uitkering krijgen als er wel werk voor ze is dan wel dat ze beter een opleiding kunnen volgen.
Wat is uw reactie op het bericht dat slechts een kwart van de werkloze jongeren die zich wel melden bij de gemeente een baan of opleiding aangeboden krijgt?
De WIJ is ingevoerd per 1 oktober 2009. Deze wet geeft gemeenten een instrument in handen om te investeren in de participatie van jongeren en daarmee afhankelijkheid van een uitkering te voorkomen. De wet is in een eerste periode alleen van toepassing op nieuwe jongeren die een beroep doen op de gemeente voor ondersteuning. Per 1 juli 2010 eindigt voor die jongeren die op 30 september 2009 recht op algemene bijstand op grond van Wet werk en Bijstand hadden het overgangsrecht. Vanaf dat moment vallen zij ook onder de WIJ. Dit betekent dat pas vanaf het derde kwartaal 2010 een beeld van het gehele bestand van de WIJ zichtbaar gaat worden. Het is daarom te vroeg om nu al uitspraken te doen over de werking van de WIJ. Overigens dient te worden opgemerkt dat genoemde conclusie uit het onderzoek van FNV Jong gebaseerd is op een zeer beperkte steekproef en daarmee niet als representatief kan worden aangemerkt.
De WIJ wordt, conform het amendement Spekman, binnen twee jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Voor 1 oktober 2011 zal de evaluatie naar het parlement worden gezonden.
Het kabinet vertrouwt erop dat gemeenten, uitvoeringsinstanties en sociale partners zich al die tijd blijven inspannen om jongeren om de arbeidsmarkt te krijgen en houden.
Los van het FNV onderzoek, kan het kabinet melden, dat het in lijn met de beleidsvrijheid voor gemeenten in de WIJ is dat niet alle jongeren die zich melden ook daadwerkelijk een leer-werkaanbod krijgen. Voor sommige jongeren is het beter om terug te gaan naar regulier onderwijs. Ook zijn er jongeren die na melding bij de gemeente er de voorkeur aan geven om zelf – bijvoorbeeld via het uitzendbureau – naar werk te zoeken. Hierdoor zal het aantal jongeren dat daadwerkelijk een werkleeraanbod krijgt, lager liggen dan het aantal jongeren dat zich meldt bij de gemeente.
Wat gaat u eraan doen zodat werkloze jongeren wel een leer- of werkaanbod krijgen?
De verantwoordelijkheid van het aanbieden van een leer-werkaanbod ligt primair bij de gemeenten. Het Rijk faciliteert de gemeenten daarbij op allerlei manieren, onder meer door vooruitlopend op de inwerkingtreding van de WIJ in juni 2009 een handreiking over de uitvoering van de WIJ aan de gemeenten beschikbaar te stellen.
Het kabinet heeft behalve de invoering van de WIJ in 2009 ook extra maatregelen genomen om de gevolgen van de crisis voor jongeren aan te pakken. Voor de uitvoering van het Actieplan Jeugdwerkloosheid heeft het kabinet in de jaren 2009 t/m 2011 € 250 mln aan extra middelen beschikbaar gesteld.
Het Actieplan Jeugdwerkloosheid bevat een veelheid van extra maatregelen die worden genomen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Deze maatregelen zijn gericht op het beschikbaar komen van extra leerwerkbanen en stages, op het bereiken en bemiddelen van jongeren op deze plekken en op het langer doorleren van jongeren. Daarnaast zijn sinds november 2009 tussen de VNG, sectoren en het UWV zeven landelijke sectorarrangementen tot stand gekomen. In deze arrangementen worden met de betrokken actoren afspraken gemaakt over het door onderlinge samenwerking creëren en invullen van extra plekken voor jongeren binnen de betreffende sector. U bent over de voortgang van het Actieplan in mijn brief van 13 april 2010 geïnformeerd (TK 2009-2010, 29544. nr 245). Eind augustus ontvangt u de tweede voortgangsrapportage over 2010, waarin u over de laatste stand van de ontwikkelingen bij het Actieplan Jeugdwerkloosheid wordt geïnformeerd.
FNV en CNV en hun jongeren organisaties maken net als werkgeversorganisaties deel uit van het sponsorteam Jeugdwerkloosheid. Het kabinet acht het van belang om in nauw gesprek te blijven met deze partijen over de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid.
Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat werkloze jongere wel een stage of leerwerkplek krijgen aangeboden, gegeven de conclusie van de FNV dat een deel van de jongeren thuis zit omdat ze geen stage of leerwerkplek krijgen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke actie gaat het u ondernemen zodat meer werkloze jongeren zich melden bij de gemeente?
Zoals eerder gezegd geeft de WIJ de gemeenten een instrument in handen om te bevorderen dat de werkloze jongere die een beroep doet op een inkomensvoorziening van de gemeente zo mogelijk een baan, een stage of een opleiding gaat volgen in plaats van thuis te blijven met een uitkering. Uit dien hoofde is bekendheid met de WIJ niet een doel op zich. De werkloze jongere die een aanvraag indient wordt automatisch bekend met de WIJ. Via de «ik-kan» campagne worden jongeren geïnformeerd dat ze zich kunnen melden bij de werkpleinen bij (dreigende) werkloosheid.
Iets anders is de actieve benadering van werkloze jongeren om langdurige werkloosheid te voorkomen. Het kabinet wil deze actieve benadering bij gemeenten ondersteunen. Dit doet zij onder anderen met een onderzoek naar goede voorbeelden van het bereiken van niet-melders onder gemeenten. Dit onderzoek zal medio 2010 gereed zijn. De uitkomsten van het onderzoek zullen actief verspreid worden onder alle gemeenten. Verder wordt gewerkt aan het juridisch en praktisch mogelijk maken van bestandsvergelijking om deze groep op te sporen.
Speculatie op Griekse staatsobligaties door het ABP |
|
Ewout Irrgang |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Vindt u het opmerkelijk dat het ABP in 2009 voor maar liefst 2,3 miljard euro aan Griekse obligaties in bezit had?1
Uit de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling volgt dat pensioenfondsen een beleggingsbeleid dienen te voeren dat in overeenstemming is met de zogenaamde «prudent-person» regel. Pensioenfondsen dienen beleggingen aan te gaan in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden op een zodanige wijze dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. Dat houdt onder meer in dat beleggingen moeten aansluiten bij de aard en de duur van de gedane pensioentoezeggingen.
Pensioentoezeggingen hebben doorgaans een nominaal karakter en een lange looptijd. De aard van de pensioenverplichtingen komt daarom overeen met vastrentende beleggingen die geen of zeer beperkt kredietrisico hebben. Dit zijn bijvoorbeeld staatsobligaties en renteswaps. Met het oog op risicobeheersing beleggen pensioenfondsen substantieel in vastrentende waarden, waaronder staatsobligaties, al dan niet binnen de eurozone.
Op geaggregeerd niveau bestond de beleggingsportefeuille van Nederlandse pensioenfondsen ultimo 2009 voor 49,5% uit vastrentende waarden (circa 329 miljard euro). Hiervan hadden pensioenfondsen ultimo 2009 voor 3,7 miljard euro in Griekenland belegd, wat overeenkomt met ongeveer 0,6% van het totale belegd vermogen van pensioenfondsen.
Er kan niet worden ingegaan op beslissingen die individuele pensioenfondsen nemen ten aanzien van beleggings- en risicobeleid en implementatie en toepassing van dat beleid. De primaire verantwoordelijkheid daarvoor berust bij het bestuur, waarop wordt toegezien door een vorm van intern toezicht. Het is aan het pensioenfondsbestuur het beleid en uitvoering te verantwoorden aan belanghebbenden bij het fonds en de externe toezichthouders DNB en AFM.
Kunt u bevestigen dat het aandeel Griekse obligaties 6% was, terwijl de grootte van de Griekse economie een aandeel van 0,6% zou rechtvaardigen, wanneer er gespreid was belegd op basis van het aandeel in de wereldeconomie?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u bevestigen dat er met een dusdanig groot aandeel aan Griekse obligaties een zeer risicovolle positie is ingenomen?
Een minister heeft geen dieper inzicht in de samenstelling van de beleggingsportefeuille van het ABP dan u. Vandaar dat bovenstaande niet kan worden bevestigd noch ontkent. Zoals eerder aangegeven kan niet worden ingegaan op beslissingen die individuele pensioenfondsen nemen ten aanzien van o.m. beleggings- en risicobeleid en implementatie en toepassing van dat beleid.
Hoe beoordeelt De Nederlandsche Bank (DNB) deze opmerkelijke grote en riskante positie in haar rol als toezichthouder op de pensionfondsen?
In de regelgeving is als uitgangspunt genomen dat een pensioenfonds zelf verantwoordelijk is voor het gevoerde beleggingsbeleid. De Pensioenwet schrijft voor dat pensioenfondsen een beleggingsbeleid voeren in overeenstemming met de prudent-person regel. Hierin staat onder andere beschreven dat de beleggingen van pensioenfondsen naar behoren moeten worden gediversifieerd, zodat concentratierisico’s in de portefeuille worden vermeden. Het is van belang dat de risico’s van de beleggingen afdoende in kaart zijn gebracht en worden beheerst, bijvoorbeeld door voldoende buffers aan te houden. De risico’s die worden aangegaan moeten bovendien passen binnen de totale financiële opzet van het fonds. Het fonds moet de risico’s kunnen inschatten en kunnen dragen. Binnen deze kaders voert DNB haar toezicht uit. Over een individueel pensioenfonds worden geen mededelingen gedaan.
Hoe beoordeelt DNB de uitbreiding van een toch al opmerkelijk grote positie in Griekse staatsobligaties terwijl de Griekse staatsschuld in het afgelopen jaar voortdurend ter discussie stond?
Zie het antwoord op vraag 4. Verder kan DNB niet ingaan op instellingspecifieke vragen.
Heeft het ABP volgens u gegokt op de redding van Griekenland?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wat vindt DNB ervan dat het ABP behalve het noemen van een «negatieve impact van de exposure op Griekse obligaties» geen aandacht besteedt in haar jaarverslag aan de speculatie met Griekse staatsobligaties?
Het is voor DNB niet toegestaan om instellingspecifieke vragen te beantwoorden.
Wanneer in 2009 heeft het ABP haar positie uitgebreid?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wanneer was DNB voor het eerst op de hoogte van de uitbreiding van de positie in Griekse obligaties?
Zie het antwoord op vraag 7.
Hoe beïnvloedt een afwaardering van de ratings op staatsobligaties de dekkingsgraad van een pensioenfonds?
Een downgrade van Griekse staatsobligaties leidt tot een waardeverlies van deze obligaties, met als gevolg een verminderde waarde van de activakant van een pensioenfonds en dus een verslechtering van de dekkingsgraad. Naast het directe effect van waardeverlies kunnen pensioenfondsen ook op indirecte wijze worden geraakt door een downgrade van Griekse staatsobligaties. Bijvoorbeeld door besmettingsgevaar naar andere landen, door een daling van de aandelenkoersen wereldwijd vanwege de toegenomen nervositeit of door waardeverlies van de euro vanwege het gedaalde vertrouwen. Verdere downgrades kunnen ook leiden tot mogelijke liquiditeitseffecten voor pensioenfondsen. Immers, indien pensioenfondsen staatsobligaties uit de periferielanden als onderpand hebben afgegeven, kan een downgrade van dit overheidspapier pensioenfondsen dwingen om onderpand bij te storten.
Is het bij DNB bekend in hoeverre pensioenfondsen zich hebben verzekerd tegen een default op Griekse staatsobligaties?
Bij het beleggings- en risicobeleid kunnen pensioenfondsen gebruik maken van instrumenten die bepaalde risico’s afdekken. Pensioenfondsen kunnen bijvoorbeeld het risico op default van overheden afdekken met een credit default swap. Ook kunnen pensioenfondsen ervoor kiezen om in afwijking van het strategische beleggingsbeleid tijdelijk minder te investeren in bepaalde staatsobligaties. DNB betrekt de ingezette instrumenten bij haar beoordeling van de financiële positie van pensioenfondsen.
Kunt een overzicht geven van de posities van de Nederlandse grote pensioenfondsen in Griekse staatsobligaties en in hoeverre zij zich tegen de risico’s hebben verzekerd?
Het is voor DNB niet toegestaan om instellingspecifieke gegevens te verstrekken. Wel kan op geaggregeerd niveau een overzicht van de posities van Nederlandse pensioenfondsen in Griekenland worden gegeven.
Nederlandse pensioenfondsen hadden ultimo 2009 voor circa 3,7 miljard euro in Griekenland belegd, waarvan 91% bestond uit Griekse staatsobligaties. Deze 3,7 miljard euro betreft ongeveer 0.6% van het totale belegd vermogen van pensioenfondsen. Een volledig verlies van deze beleggingen komt overeen met een verlies van ongeveer 0.6 dekkingsgraadpunten.
De indirecte exposure die pensioenfondsen lopen via (interne) beleggingsinstellingen is niet meegenomen in de bovenstaande berekening.
Is het waar dat het helpen van de pensioenfondsen een van redenen was om steun aan Griekenland te verlenen?
Zie het antwoord op vraag 14.
Heeft de uitbreiding van het pakket aan Griekse obligaties tot 2,3 miljard euro van het ABP de noodzaak vergroot om steun te verlenen aan Griekenland?
Het eurozone IMF steunpakket voor Griekenland is opgezet om de financiële stabiliteit in de eurozone te waarborgen. In de analyse is uiteraard ook gekeken naar van verwevenheid van de financiële sector omdat dit een belangrijke rol speelt in de financiële stabiliteit, maar in die analyse hebben de belangen van individuele financiële instellingen geen rol gespeeld.
Het uitblijven van een cao-akkoord voor gemeenteambtenaren |
|
Sadet Karabulut |
|
Wat vindt u van de weigerachtige opstelling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om te komen tot een cao gemeenten voor 2009 en 2010, terwijl lokale overheden in hun begrotingen 2009 en 2010 wel rekening houden met loonstijgingen van minimaal 2% en in het sociaal akkoord 2009 de afspraak is gemaakt dat de loonontwikkeling in de publieke sector, de loonontwikkeling in de private sector zou volgen?1en2
Gelet op het feit dat op 14 mei 2010 een principeakkoord voor een arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector gemeenten tot stand is gebracht, acht ik het niet opportuun om in te gaan op deze vraag. Dit geldt ook voor de vragen twee en drie. Los hiervan heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een geheel eigen verantwoordelijkheid in de totstandkoming van een arbeidsvoorwaardenovereenkomst en is het niet aan mij om een uitspraak te doen over de opstelling van de VNG in deze.
Bent u ervan op de hoogte dat conform afspraken in het aanvullend bestuursakkoord de uitkering van het gemeentefonds in 2009 met 5,88% is gestegen en dat gemeenten in 2010 en 2011 voor begrote prijs- en loonstijgingen 0,48% compensatie krijgen?
Zie antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat conform het sociaal akkoord van maart 2009 en de cao-ontwikkeling in de marktsector (gemiddeld 2,9% in 2009), gemeenteambtenaren op zijn minst structurele prijscompensatie dienen te krijgen van in totaal 2,75% over 2009 en 2010? Zo ja, bent u bereid dit kenbaar te maken bij de VNG en te bewerkstelligen dat de werkgevers instemmen met de structurele prijscompensatie voor 2009 en 2010 voor gemeenteambtenaren? Zo nee, vindt u het eerlijk dat de colleges van B&W zowel in 2009 als in 2010 wel een loonsverhoging van 3% krijgen?
Zie antwoord op vraag 1 met de volgende aanvulling. De rechtspositie van burgemeesters en wethouders volgt die van het personeel in de sector Rijk. Hierdoor wijkt zij op onderdelen af van die van het gemeentelijke personeel. Dit systeem betekent dat ook de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen plaatsvinden in twee te onderscheiden sectoren. Voor die scheiding is bewust en op goede gronden gekozen, omdat anders de werkgeversdelegatie van de gemeenten (die bestaat uit burgemeesters en wethouders) over de eigen arbeidsvoorwaarden zou onderhandelen. Overigens is er in het arbeidsvoorwaardenakkoord Rijk, die dus ook geldt voor de burgemeesters en wethouders, en die is afgesloten in 2007, geen sprake van een loonsverhoging van 3% in zowel 2009 als 2010.
Wat is uw oordeel over het feit dat gemeenten in totaal 1,7 miljard op jaarbasis uitgeven aan inhuur van extern personeel – dat wel tot drie keer zo duur is – terwijl zij, ondanks een structurele extra toename van het gemeentefonds van 668 miljoen euro vanaf 2009 tot op heden weigeren de vuilnismannen, straatvegers en toezichthouders prijscompensatie te geven opdat zij niet minder overhouden in de portemonnee? Hoe verhoudt dit zich tot uw voornemen om te bezuinigen op inhuur van externen door gemeenten?3en4
Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over de gemeentelijke bedrijfsvoering. Los daarvan maak ik u erop attent dat in het principeakkoord van de sector gemeenten is afgesproken om het aantal externen waar mogelijk terug te dringen.
Deelt u de mening dat gemeenten de crisis niet moeten misbruiken en dat zij het uitvoerend personeel zoals vuilnismannen, straatvegers en toezichthouders, die in de laagste salarisschalen zitten en bij wie koopkrachtverlies er iedere keer weer extra hard inhakt, prijscompensatie moeten bieden, bijvoorbeeld door een deel van het budget dat nu uitgegeven wordt aan de inhuur van externen daarvoor te bestemmen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over de gemeentelijke bedrijfsvoering. Op zichzelf heb ik begrip voor de terughoudende opstelling van de VNG gezien de budgettaire druk als gevolg van de crisis.
Is het waar dat onder andere het gemeentebestuur van Amsterdam kenbaar heeft gemaakt geen loonsverhoging van 3% voor zichzelf te willen ontvangen? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zijn er nog meer gemeentebesturen die dit verzoek bij u hebben neergelegd? Wat heeft u met dergelijke verzoeken gedaan?
Het klopt dat het gemeentebestuur van Amsterdam het verzoek heeft gedaan om voor hen in 2010 en in 2011 de nullijn te laten gelden. Het gemeentebestuur heeft dit in februari 2010 met een brief aan mijn ambtsvoorganger kenbaar gemaakt. Ik heb aan het gemeentebestuur van Amsterdam uitgelegd waarom zij niet aan dit verzoek kon voldoen. Deze brief met kenmerk 2010–0000101742 heb ik bijgevoegd.5
De wethouders van Westervoort hebben een vergelijkbaar verzoek ingediend. In lijn met het antwoord aan het gemeentebestuur van Amsterdam heb ik dit verzoek geweigerd. Deze brief met kenmerk 2010–0000123944 heb ik ook bijgevoegd.