Onzekerheid bij fysiotherapeuten als gevolg van uitblijven van informatie over de continuiteitsbijdrage van Zorgverzekeraars Nederland |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onzekerheid over compensatie drijft fysiotherapeut tot wanhoop»?1
Ja.
Vindt u het ook zorgelijk dat de helft van de praktijken voor fysiotherapie denkt binnen 3 maanden te moeten sluiten als er niet snel gecompenseerd wordt?
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders geïnformeerd over de continuïteitsbijdrage–regeling. Zorgverzekeraars hebben in deze brief aangegeven dat deze regeling open zal staan voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen die valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering en die voldoen aan de nog uit te werken voorwaarden.
Zorgaanbieders in bepaalde branches die écht niet kunnen wachten tot het moment dat de continuïteitsbijdrage aangevraagd kan worden, omdat de financiële nood hoog is, konden vanaf 14 april (gecontracteerde zorgaanbieders) en vanaf 22 april (niet-gecontracteerde zorgaanbieders) gefaseerd een vooruitbetaling aanvragen. Het gaat om zorgaanbieders die actief zijn in de branches: eerstelijns laboratoria, mondzorg, kraamzorg, fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, wijkverpleging, zittend ziekenvervoer en zelfstandige behandelcentra in de medisch specialistische zorg.
Op 1 mei jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders geïnformeerd over hoe de continuïteitsbijdrage vorm gegeven wordt. De continuïteitsbijdrage is bedoeld voor alle zorgaanbieders die zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of de aanvullende verzekering. Bedoeling van de regeling is dat zorgaanbieders hun doorlopende kosten kunnen blijven betalen, zoals personeelskosten, huur en bijvoorbeeld het loon van de praktijkhouder. Zorgverzekeraars willen daarmee zeker stellen dat verzekerden ook na de coronacrisis de zorg kunnen krijgen die nodig is. De regeling geldt voor vrijwel alle zorgaanbieders die een jaarlijkse omzet hebben lager dan 10 miljoen euro2. Zorgaanbieders kunnen de continuïteitsbijdrage vanaf 15 mei as. aanvragen. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen.
Hoe vindt u het dat ondanks een toezegging van Zorgverzekeraars Nederland over een continuïteitsbijdrage op 5 april, na ruim drie weken nog altijd geen enkele duidelijkheid is over de hoogte, voorwaarden en verdere invulling van deze bijdrage voor veel zorgaanbieders, waaronder de paramedici?
Zie antwoord vraag 2.
Maakt u zich zorgen over het voortbestaan van praktijken voor paramedische zorg en andere zorgaanbieders als gevolg van het gebrek aan informatie over de continuïteitsbijdrage? Zo ja, Hebt u uw zorgen hierover geuit bij Zorgverzekeraars Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom het zo lang duurt voor er duidelijkheid komt over de hoogte, voorwaarden en verdere invulling van de continuïteitsbijdrage?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u meer duidelijkheid verschaffen over de continuïteitsbijdrage? Kunt u inzicht geven over de hoogte (percentage van de omzet) en voorwaarden van de bijdrage?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat praktijken voor paramedische zorg zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen over de voorwaarde en hoogte van de continuïteitsbijdrage die zij kunnen ontvangen vanuit Zorgverzekeraars Nederland? Zo ja, bent u bereid hierover zo snel mogelijk ik contact te treden met Zorgverzekeraars Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Verzekeringsreus Aon vraagt personeel om loonoffer van 20% vanwege corona’ |
|
Steven van Weyenberg (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verzekeringsreus Aon vraagt personeel om loonoffer van 20% vanwege corona»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Aon aan driekwart van het personeel vraagt een loonoffer te brengen van 20%?
Ik vind het niet passend om in te gaan op individuele gevallen. In algemene zin kan ik zeggen dat het kabinet ziet dat de Coronacrisis enorme gevolgen heeft voor de samenleving, waaronder werkgevers en werknemers. Het noodpakket van het kabinet probeert de impact van deze crisis te beperken, onder andere door werknemers aan het werk te houden met de NOW. Het kabinet verwacht van alle bedrijven dat zij, waar mogelijk, ook zelf hun verantwoordelijkheid nemen om samen als maatschappij zo goed mogelijk door deze crisis heen te komen.
Klopt het dat Aon op dit moment geen gebruik maakt van de maatregelen uit het noodpakket voor banen en de economie omdat er nog geen sprake is van 20% omzetdaling?
Zie antwoord vraag 2.
Is uw verwachting dat de situatie op de verzekeringsmarkt zodanig zal verslechteren dat een loonoffer gerechtvaardigd is?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kan de reden zijn dat Aon er voor kiest om geen gebruik te maken van het noodpakket, maar meteen een loonoffer te vragen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Aon op dit moment wel nog dividend uitkeert aan de aandeelhouders?
In de brief van de CEO van AON aan de werknemers van AON wordt vermeld dat AON stopt met het terugkopen van aandelen, maar dividend uit blijft keren.
Wat is formeel de rol van een ondernemingsraad of de vakbond bij een dergelijk verzoek voor een loonoffer?
Een werkgever kan zijn werknemers een dergelijk verzoek voor een loonoffer doen, maar werknemers hebben altijd het recht om het verzoek te weigeren. De werkgever kan de maatregel dus niet opleggen. Daarbij speelt ook of sprake is van een cao of arbeidsvoorwaardenregeling.
Is de werkgever gebonden aan een cao, via lidmaatschap of algemeenverbindendverklaring (avv), dan is het niet zomaar mogelijk om afspraken met werknemers te maken die afwijken van de (avv’de) cao-bepalingen. Hiervoor is instemming van de vakbond nodig en in het geval van avv’de bepalingen van een bedrijfstak-cao een ontheffing van verplichtingen door cao-partijen.
Een eventuele arbeidsvoorwaardenregeling die is overeengekomen met de ondernemingsraad (OR) bindt individuele werknemers en werkgevers niet op dezelfde wijze als een collectieve arbeidsovereenkomst. Mochten werkgever en ondernemingsraad de arbeidsvoorwaardenregeling wijzigen, moet de werkgever alsnog met de individuele werknemers afspraken maken en de arbeidsovereenkomsten hierop aanpassen. De OR heeft namelijk geen formele rol bij het bepalen van individuele arbeidsvoorwaarden.
De OR heeft op grond van artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) wel adviesrecht ten aanzien van belangrijke besluiten met financieel-economische gevolgen voor de onderneming. Daarnaast heeft de OR op grond van artikel 27 van de WOR instemmingsrecht, als een eerder binnen de onderneming vastgesteld belonings- of functiewaarderingssysteem zou worden gewijzigd of ingetrokken. Of een verzoek tot een loonoffer daadwerkelijk advies- of instemmingsplichtig is zal per geval moeten worden beoordeeld.
Vindt u dat er sprake is van volledige vrijwilligheid als bij verschillende interne afdelingen wel bekend zal worden wie wel en wie niet ingaat op het verzoek om een loonoffer te brengen?
Ik vind het niet passen bij mijn positie om in deze situatie op deze wijze te oordelen over individuele bedrijven, dan wel advies te geven aan medewerkers daarbinnen.
Wat is uw advies aan de medewerkers van Aon?
Zie antwoord vraag 8.
Wat kan het gevolg van een loonoffer zijn op eventuele aanspraak op een uitkering uit de Werkloosheidswet als de economische situatie zo verslechtert dat mensen toch hun baan verliezen of op een uitkering uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen als iemand arbeidsongeschikt raakt?
De hoogte van het loon is relevant voor de vaststelling van het sv-loon, dat weer belangrijk is voor de bepaling van de hoogte van de uitkering. Voor het vaststellen van SV-loon wordt doorgaans een referte-periode van een jaar gebruikt, teruggerekend vanaf de eerste dag van werkloosheid of ziekte. Een lager loon heeft dus tot gevolg dat het SV-loon ook lager zal zijn, wat leidt tot een lagere uitkering.
Klopt het dat bij een loonoffer een eventuele aanspraak op de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) ook evenredig verlaagd wordt?
Bij een dalende loonsom binnen de subsidieperiode wordt de NOW-subsidie verlaagd met 90% van het bedrag waarmee de loonkosten van de werkgever zijn gedaald, dit geldt ook voor wanneer er sprake is van een loonoffer. De hoogte van de subsidie die bedrijven in het kader van de NOW kunnen ontvangen is afhankelijk van de omzetdaling in de driemaandsperiode waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten opzichte van de gemiddelde omzet over drie maanden in 2019 en van de loonsom van januari. De exacte berekeningswijze is opgenomen in artikel 7 van de NOW. Als sprake zou zijn van een loonoffer van 20%, dan is het de vraag of dat al doorwerkt in de loonsom in de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt, i.c. maart tot en met mei 2020. Is dat het geval dan brengt de systematiek van de NOW met zich mee dat de hoogte van de subsidie lager wordt vastgesteld dan wanneer geen sprake zou zijn van een dergelijk loonoffer.
Bent u bereid Aon te wijzen op de mogelijkheden binnen het noodpakket voor banen en de economie voor baanbehoud als de omzet van het bedrijf onder druk zal komen te staan en daarbij er ook op wijzen dat indien het bedrijf in de toekomst noodsteun nodig zal hebben, er waarschijnlijk voorwaarden zullen worden verbonden zoals het niet uitkeren van dividend?
Het kabinet communiceert breed en duidelijk over de maatregelen die in het kader van het noodpakket en de voorwaarden die daaraan verbonden zijn. Het lijkt mij niet nodig, en niet wenselijk, om specifieke bedrijven daarover bijzonder voor te lichten.
Onderzoek waaruit blijkt dat verhoging van het minimumloon weinig banen kost |
|
Jasper van Dijk , Lilian Marijnissen |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Minimumloon kan met 10 procent omhoog zonder dat het veel banen kost»?1
Met interesse heb ik uitgezien naar deze update van de minimumloonparagraaf in Kansrijk Arbeidsmarktbeleid. Er is hierin veel aandacht voor internationaal onderzoek naar de werkgelegenheidseffecten van wijzigingen in het minimumloon. Wat een verhoging voor Nederland betekent, is door de unieke structuur van onze arbeidsmarkt en sociale zekerheidsstelsel (onder meer door de koppeling van de sociale zekerheidsuitkeringen aan het minimumloon), een interessante vraag.
Het CPB geeft aan dat het verlies van werkgelegenheid bij een verhoging van het minimumloon naar verwachting kleiner is dan eerder werd gedacht. Wel wordt het effect onevenredig groter naarmate de verhoging groter is. Deze studie draagt daarmee bij aan onze kennis over het minimumloon als arbeidsmarktinstrument en kan het debat hierover nu en in de toekomst ondersteunen.
Deze studie brengt de directe effecten van een WML-verhoging goed in beeld. Er is echter ook sprake van indirecte effecten die in deze publicatie niet zijn meegenomen, zoals het effect van een hoger minimumloon op bestedingen en via consumptie op de economie en werkgelegenheid. Om deze effecten nader in beeld te brengen en te kunnen kwantificeren, heb ik het CPB gevraagd om aanvullend op deze update, onderzoek doen naar de brede doorwerking van een minimumloonverhoging. Ook heb ik het CPB gevraagd om indien mogelijk een analyse te maken op basis van Nederlandse data. De resultaten van deze studie zie ik eveneens met interesse tegemoet.
Deelt u de mening van het Centraal Planbureau (CPB) dat een verhoging van het minimumloon veel minder banen kost dan gedacht? Zo ja, neemt u met het CPB afscheid van het idee dat het verhogen van het minimumloon «heel schadelijk» is?
De laatste jaren zijn veel nieuwe bijdragen aan de minimumloonliteratuur gepubliceerd. Hierin zijn nieuwe inzichten geboden in de werkgelegenheidseffecten van een verhoging. Uit deze CPB-studie blijkt dat werkgelegenheidseffecten van een verhoging van het minimumloon kleiner zijn dan tot voor kort werd gedacht. De inschatting van het totale effect op de werkgelegenheid is daarom ten opzichte van Kansrijk arbeidsmarktbeleid 2 (uit 2016) naar beneden bijgesteld. Deze bijstelling bestaat uit twee componenten. Ten eerste zijn er nieuwe schattingen gedaan voor het «directe» effect van een verhoging op de werkgelegenheid, zoals uit de buitenlandse studies volgde. Ten tweede is er in Nederland sprake van een unieke koppeling van de sociale zekerheidsuitkeringen aan de hoogte van het (netto)minimumloon, waarvoor het CPB de schatting heeft gecorrigeerd.
In de publicatie geeft het CPB aan dat de bijstelling voornamelijk het gevolg is van de afname van de directe negatieve effecten op de werkgelegenheid. De werkgelegenheidseffecten als gevolg van koppeling aan de sociale uitkeringen zijn vrijwel onveranderd gebleven. Met andere woorden: voornamelijk bij een niet-gekoppelde verhoging is er sprake van een beperkt werkgelegenheidsverlies. Indien de koppeling gehandhaafd blijft, is het verlies aanzienlijker.
Daarnaast hecht ik eraan te vermelden dat een verhoging van het minimumloon erg duur is, als de koppeling aan de sociale zekerheidsuitkeringen gehandhaafd blijft. In deze publicatie geeft het CPB dat een verhoging van het minimumloon met 10% circa 6,3 miljard euro kost. Dit zou uit belastingen betaald moeten worden, waarbij van de dekkingsmaatregelen werkgelegenheidseffecten kunnen uitgaan.
Klopt het dat dit voortschrijdend inzicht wordt verklaard door studies uit het buitenland (Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Duitsland), waar verhoging of invoering van het minimumloon nauwelijks effect heeft op de werkgelegenheid?
De opnieuw geschatte effecten in deze studie zijn gebaseerd op recente internationale literatuur, waarvan de bevindingen zijn toegepast op de Nederlandse situatie. Zoals u in de publicatie kunt lezen heeft het CPB hiervoor gebruik gemaakt van studies uit de Verenigde Staten, Duitsland en Hongarije. De resultaten uit de literatuur lopen wel uiteen: zo worden in de genoemde studies zowel negatieve als positieve effecten gevonden van een minimumloonverhoging op de werkgelegenheid, of is er geen sprake van een effect.
Bent u het eens met de constatering dat «Vooral de vrees dat werkgevers personeel massaal ontslaan als zij een hoger minimumloon moeten betalen, lijkt door de praktijk ongegrond»?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het voor de hand ligt «dat hogere lonen óók zullen stijgen, naarmate de laagste lonen verder toenemen»?
Het CPB geeft aan dat zij verwachten dat een minimumloonsverhoging ook overloop heeft in de inkomens daarboven. Zij benoemen dat dit effect volgens meerdere studies substantieel kan zijn. Omdat ik benieuwd ben of en in welke mate dit ook voor Nederland het geval is, heb ik het CPB verzocht dit in de vervolgstudie te onderzoeken.
Erkent u tevens dat «het voor de hand ligt dat de overheid meer belastinginkomsten binnenkrijgt»?
Als lonen stijgen, stijgen daarmee (ex ante2) ook de belastingafdrachten door werkenden. Aan de andere kant verliest de overheid (ex post3) afdrachten van de groep die door verhoging zijn of haar baan verliest. Wat het daadwerkelijke effect op belastinginkomsten van de overheid is, is een relevante vraag. Dit komt dan ook terug in de vervolgstudie die ik door het CPB laat uitvoeren.
Onderschrijft u dat de conclusies van het CPB veel overeenkomsten vertonen met het onderzoek van SEOR dat november vorig jaar gepubliceerd is door de SP?2
Er zijn diverse overeenkomsten te vinden tussen beide rapporten. Dat is ook niet verwonderlijk, omdat zij zich bijvoorbeeld ten aanzien van de werkgelegenheidseffecten beide baseren op (dezelfde) internationale onderzoeken naar verhogingen van het minimumloon. Er is echter sprake van verschillen in methodologie en bevindingen, waardoor de studies van het CPB en SEOR niet een-op-een vergelijkbaar zijn. Hieronder reageer ik op de naar mijn inschatting meest relevante overeenkomsten en verschillen.
De onderzoekers van het SEOR-rapport geven aan dat een groot aantal studies beperkte effecten op de werkgelegenheid laten zien. Uitkomsten verschillen van negatief, geen effect tot licht positief. Het CPB vindt een vergelijkbaar beeld.
SEOR en het CPB brengen de budgettaire gevolgen op verschillende wijzen in beeld. Zo neemt SEOR in de berekening de extra uitgaven door koppeling van uitkeringen met het minimumloon, de extra personeelsuitgaven van de (semi)overheid en de inverdieneffecten voor de overheid (via loonbelasting en premies) mee. Het CPB gaat in deze publicatie enkel in op de budgettaire gevolgen door de koppeling met de sociale zekerheidsuitkeringen. In de vervolgstudie zal het CPB ook de extra personeelsuitgaven van de (semi)overheid en de inverdieneffecten meenemen. Een vergelijking van budgettaire effecten zoals geschat door het CPB en het SEOR op basis van alle drie de elementen (uitgaven uitkeringen, personeelskosten overheid en inverdieneffecten), is daarom op dit moment nog niet mogelijk.
Bent u bereid om uw aanvankelijke reactie op de initiatiefnota van het lid Jasper van Dijk voor een hoger minimumloon bij te stellen, nu blijkt dat deze gedateerd is?3
Op dit moment zie ik geen aanleiding om de reactie op de initiatiefnota te herzien en het WML te verhogen. Het nieuw geschatte werkgelegenheidseffect is weliswaar kleiner dan eerder gedacht, maar met behoud van de koppeling (conform de beleidsaanpassing in de initiatiefnota van het lid Jasper van Dijk) is het nog altijd substantieel en negatief. Daarbij is er voor de beleidsaanpassing zoals lid Jasper van Dijk deze voorstelt, nog altijd sprake van omvangrijke budgettaire gevolgen, en worden deze nu zelfs hoger geschat6 door het CPB dan in Kansrijk Arbeidsmarktbeleid 2. Daarnaast zouden deze hogere uitgaven aan sociale zekerheid bekostigd moeten worden, waarbij dekking uit een belastingverhoging op zichzelf ook werkgelegenheidseffecten tot gevolg heeft. Het beeld dat veel mensen met een vitaal beroep op of rond het minimumloon verdienen blijkt overigens niet duidelijk uit de cijfers. In de Kansrijk studie is te zien dat de sectoren in Nederland waarin het vaakst het minimumloon betaald wordt, de verhuur (deze sector omvat ook de uitzendkrachten), horeca, cultuur, landbouw en de overige dienstverlening zijn.
Ook verandert de update van het CPB niets aan de conclusie die ik heb getrokken naar aanleiding van de evaluatie van het minimumloon. Ik zie geen aanleiding tot een buitengewone verhoging van het minimumloon gelet op het feit dat dit de laatste 8 jaar is meegegroeid met de contractlonen en er geen onevenwichtige ontwikkeling heeft plaatsgevonden op het vlak van koopkracht, inkomensongelijkheid en in internationaal perspectief.
In de huidige situatie, ook met het oog op de gevolgen van de coronacrisis op de economie en de werkgelegenheid, lijkt het me dat we ons volledig moeten focussen op het beteugelen van de recessie en het behouden van zoveel mogelijk banen. Ik zie deze CPB-studie, net zoals de uitwerking van een alternatief voor het huidige toeslagenstelsel zoals beschreven in het IBO Toeslagen, vooral als voeding voor een debat over de structurele rol en hoogte van het minimumloon, en ter voorbereiding op de verkiezingen in 2021. Hier zijn de Kansrijk-publicaties ook voor bedoeld.
Deelt u de mening dat de tijd is gekomen om het minimumloon substantieel te verhogen, ook omdat veel mensen met een vitaal beroep op of rond het minimumloon verdienen?
Zie antwoord vraag 8.
Veilig werken in tijden van corona |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Paul Smeulders (GL) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel werknemers werken onder onveilige omstandigheden vanwege het coronavirus? Deelt u de schatting van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) dat het om meer dan een miljoen werknemers zou gaan? Welke vormen van onveilig werken komen het meest voor? Hoeveel signalen krijgt de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hierover binnen?
Iedere werknemer moet – ook in tijden van het coronavirus – in gezonde en veilige arbeidsomstandigheden kunnen werken. Of het nou om werknemers gaat die gericht werken met het coronavirus in bijvoorbeeld laboratoria, werknemers die door hun werkzaamheden een risico lopen op besmetting met het coronavirus zoals in de zorg, of werknemers die als gevolg van normaal maatschappelijk verkeer risico lopen besmet te raken zoals in de supermarkten of tijdens hun werk in distributiecentra, kantoren, bouw, landbouw, transport en metaalindustrie.
Veel werknemers hebben op hun werk te maken met het risico van een besmetting met het coronavirus. De werkgever heeft de plicht om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving in overeenstemming met de noodverordeningen van de overheid en de adviezen en richtlijnen van het RIVM. Indien in onveilige omstandigheden moet worden gewerkt, kan de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding doen bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW bekijkt per geval wat met de melding kan worden gedaan.
Ik kan geen uitspraken doen over het aantal werknemers dat werkt onder onveilige arbeidsomstandigheden. Wel kan ik melden dat tot en met 29 mei jl. 1.586 corona gerelateerde meldingen bij de Inspectie SZW zijn gedaan.
Is er al effect te zien van de campagne die hierover is gelanceerd? Is er bij deze campagne bijzondere aandacht voor arbeidsmigranten? Bent u bereid om hen nog actiever te informeren over hun rechten?
Inspectie SZW heeft in dit verband tot nu toe twee social mediacampagnes gestart. Hiermee worden verschillende doelgroepen gewezen op het feit dat zij klachten/signalen kunnen melden, wanneer zij zich zorgen maken over de veiligheid van hun werkplek of de omstandigheden waarin ze moeten werken gerelateerd aan het coronavirus. Om het melden makkelijk te maken, geleiden de campagne-uitingen direct door naar de juiste webpagina waarop ook het meldformulier te vinden is. De campagneplatforms zijn Linkedin, Facebook, Instagram, Stories, Twitter en Google.
De eerste campagne startte op 14 april en werd via Linkedin gericht op 910.000 personen, werkzaam in diverse bedrijfstakken waaronder de (geestelijke) gezondheidszorg, transport, openbare veiligheid, pakket- en goederenbezorging. Hiermee zijn ruim 322.000 personen bereikt waarvan er ruim 4000 doorklikten naar het formulier. Een doorklikpercentage van 1,12% is redelijk hoog voor een overheidscampagne. In 2019 lag dit gemiddeld voor (overheids)campagnes rond de 0,55.
De tweede campagne startte op 28 april en is primair op arbeidsmigranten gericht, in de Engelse en Duitse taal. De doelgroep omvat 24.000 personen in een breed scala aan sectoren, waaronder de land- en tuinbouw (inclusief seizoensarbeid), recreatie, horeca en uitzendbranche. De campagne is tevens gericht op de vakbeweging en op (veelal besloten) linkedin-groepen van sociale netwerken voor migranten, zoals migrantenouderenorganisaties en kenniscentra. Hiermee werden tot nu toe 82.000 personen bereikt, waarvan er 860 (1,05%) doorklikten naar de website met meldformulier. Dat betekent dat de uiting relevant is voor de doelgroep.
Verder is een aanzienlijke stijging te zien in het aantal vragen dat wordt gesteld via de social mediakanalen. De Engelse pagina op de website is 1.700 keer bezocht, het meldformulier is 712 keer opgevraagd en 10 keer ingediend. Bezoek van de webpagina’s en webformulieren worden dagelijks gemonitord en waar nodig bijgesteld om de doelgroep zo goed mogelijk te bereiken.
Hoe wordt er op dit moment door de Inspectie SZW gehandhaafd op onveilige werksituaties, ook in relatie tot het coronavirus? Klopt het dat er nauwelijks nog inspecties op locatie plaatsvinden? Wat zijn de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen? Is het mogelijk inspecteurs op een veilige manier toch te laten inspecteren op locatie? Zo ja, wat is daar voor nodig? Zo nee, waarom niet?
Na de aankondiging van de kabinetsmaatregelen op 12 maart 2020 om zoveel mogelijk thuis te werken om zo besmettingsgevaar te verminderen, heeft de Inspectie SZW bepaald dat zij inspecties en recherche onderzoeken op locatie bleef uitvoeren bij spoedeisend ongevalsonderzoek en arbeidsuitbuiting onder voorwaarde dat inspecteurs dit op een veilige en verantwoorde manier konden uitvoeren. In overeenstemming met de kabinetsmaatregelen gold voor overige inspecties en onderzoeken dat die zoveel mogelijk telefonisch werden uitgevoerd of werden uitgesteld tot een later moment, dus nee, tenzij er een dringende reden was om inspectie op locatie wel door te zetten.
Door het opengaan van de samenleving en grotere economische bedrijvigheid hanteert de Inspectie SZW sinds 8 juni 2020 de lijn «ja, mits». De Inspectie SZW voert weer inspecties uit op locatie, mits de regels ter bescherming van de gezondheid en veiligheid van de inspecteurs, die zijn vastgelegd in de RI&E van de Inspectie, in acht kunnen worden genomen. De Inspectie SZW heeft dus haar werkwijze aangepast en zal dat blijven doen naar gelang de omstandigheden en kabinetsbesluiten daartoe aanleiding geven.
Is er voldoende juridische grondslag voor de Inspectie SZW om te handhaven op coronarichtlijnen, zoals de anderhalve meter afstand, zoals die zijn opgenomen in de gemeentelijke noodverordeningen? Hoe wordt er überhaupt gehandhaafd op de gemeentelijke noodverordeningen binnen of op het terrein van bedrijfsorganisaties?
Handhaving van de overheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus vindt primair plaats door de veiligheidsregio’s. In de noodverordeningen kunnen politie, marechaussee en bijzondere opsporingsambtenaren aangewezen en daarmee bevoegd zijn om te handhaven op de coronarichtlijnen zoals die zijn opgenomen in de gemeentelijke noodverordeningen.
De Inspectie SZW is niet als toezichthouder aangewezen en daarmee niet bevoegd om op de noodverordeningen te handhaven. Wel kan en zal Inspectie SZW handhavend optreden op basis van de Arbeidsomstandighedenwet indien de arbeidsomstandigheden in een bedrijf of instelling daartoe aanleiding geven. Zie in dit verband ook het antwoord op vraag 5.
Biedt de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) voldoende aanknopingspunten om werkgevers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een veilige werkomgeving in relatie tot de coronavoorschriften? Zijn de coronavoorschriften nu gekoppeld aan het reguliere arbostelsel van risico-inventarisatie en -evaluaties (RI&E's) en arbocatologi en het toezicht en de inspraak daarop? Zo nee, op welke wijze wilt u die koppeling gaan maken? Gaat die koppeling gemaakt worden in de speciale «coronanoodwet» waar nu over gesproken wordt? Is het een optie om dan speciale voorschriften op te nemen in de Arbowet, bijvoorbeeld met een verwijzing naar de Wet Publieke Gezondheid?
Ja, de Arbowet is een kaderwet. De regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden zijn nader uitgewerkt in het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling. Basis van het arbobeleid in een bedrijf is de Risico Inventarisatie en evaluatie (RI&E). Onderdeel hiervan is het opstellen van een aanpak om risico’s te voorkomen, vermijden of de gevolgen te beperken.
Het is belangrijk dat bedrijven en instellingen in hun RI&E het coronarisico onderkennen en een plan van aanpak hebben. Bedrijven hebben ook baat bij een Branche RI&E of een op te stellen «Corona-»arbocatalogus voor een sector of branche. Voor arbocatalogi bestaat de mogelijkheid om die te laten toetsen door de Inspectie SZW op basis van de Beleidsregel arbocatalogi 2019.
Tot slot heb ik het voornemen om de Inspectie SZW meer wettelijke mogelijkheden te geven om effectief te kunnen handhaven als werkgevers in ernstige mate geen noodzakelijke maatregelen treffen om besmetting met novel coronavirus (2019-nCOV) te voorkomen of de kans daarop te beperken. De voorbereiding daarvoor loopt. Een mogelijkheid is om dit via de Covid-noodwet te regelen, maar ik bezie ook alternatieve opties.
Hoeveel werkgevers hebben nu al een specifiek coronaprotocol op de werkvloer? In hoeveel sectoren zijn hier afspraken over gemaakt? Worden werknemers hier standaard bij betrokken? Zo ja, op welke wijze is dat geborgd? Zo nee, op welke wijze wilt u dat gaan borgen? Op welke wijze is geborgd dat werknemers, via de ondernemingsraad/medezeggenschapsraad/gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, betrokken zijn bij de doorvertaling van een sectorprotocol naar de werkvloer van een specifieke bedrijfsorganisatie?
Bedrijven en organisaties maken concrete plannen voor de anderhalvemetersamenleving op de werkvloer (protocollen). Een protocol gaat over veilig werken binnen een bedrijf of organisatie. Protocollen zijn van en voor sectoren en worden veelal opgesteld door de brancheorganisatie horend bij de sector. Daarbij worden zij in veel gevallen ondersteund door de werkgeverskoepels VNO-NCW en MKB Nederland. Ook de werknemers in de sector moeten worden betrokken, bijvoorbeeld via de vakbond(en).
De overheid geeft geen formele goed- of afkeuring van de protocollen. Een interdepartementale werkgroep kan de brancheorganisatie adviseren. Naast naleving van de RIVM-richtlijnen gaat het hierbij onder andere over zaken als uitvoerbaarheid van genomen maatregelen, handhaafbaarheid en communicatie. Vervolgens is het de sector zelf die het protocol vaststelt. De sector is ook zelf verantwoordelijk voor de naleving van het protocol. Op de site www.mijncoronaprotocol.nl wordt doorverwezen naar een aantal bestaande protocollen. Niet bij alle protocollen die zijn opgesteld, is de overheid betrokken geweest. Momenteel heeft de werkgroep geadviseerd op zo’n 90 protocollen.
Een door sectoren vastgesteld protocol is geen vervanging van de geldende wet- en regelgeving. Dit betekent dat een protocol geen vervanging is van Arbowetgeving; die blijft onverminderd geldig. Sectoren worden aanbevolen om na vaststelling van het protocol de arbo-onderdelen uit het protocol te laten doorwerken in de bestaande arbo-systematiek. Concreet betekent dit de Arbocatalogus op branche- of sectorniveau en de risico- inventarisatie- en evaluatie (RI&E) op bedrijfsniveau. De arbo-onderdelen uit het protocol kunnen als addendum op de Arbocatalogus ter toetsing worden ingediend bij de Inspectie-SZW. I-SZW hanteert hiervoor een versnelde procedure.
Wat is de precieze juridische status van deze coronaprotocollen? Welke rechten kunnen zowel werknemers als werkgevers aan deze protocollen ontlenen? Doen deze protocollen iets af aan de verantwoordelijkheid van werkgevers om te zorgen voor een veilige werkplek voor hun werknemers?
Een coronaprotocol heeft geen juridische status binnen de arboregelgeving en ontslaat niet van de verplichting voor ieder bedrijf of instelling om een Risico-Inventarisatie & -Evaluatie (RI&E) te hebben (zie ook mijn antwoord op vraag 5). Een coronaprotocol doet niets af aan de zorgplicht van de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) die bepaalt dat de werkgever de werknemer in staat stelt zijn werk veilig en gezond te doen. De werknemers moeten weten welke maatregelen van toepassing zijn en zich houden aan de regels die opgesteld zijn.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Smeulders c.s. over inzet van toezichthouders, zoals de Inspectie SZW, omtrent de kwetsbare situatie van arbeidsmigranten?1
In algemene zin waar het gaat om de problematiek arbeidsmigranten is het «Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten», waar u op 4 mei jl. een brief over heeft ontvangen2, mede een uitvoering van de motie Smeulders c.s. Het aanjaagteam zal de bescherming van arbeidsmigranten agenderen bij werkgevers, gemeenten en provincies, en partijen op regionaal niveau samenbrengen. Tegelijkertijd zal er gezamenlijk met deze partijen en interdepartementaal worden gezocht naar maatregelen voor de bescherming van arbeidsmigranten op de korte en (middel)lange termijn. Het kan zijn dat dit vraagt om lokale oplossingen, maar ook dat er moet worden gekeken naar landelijk beleid of de inzet van toezichthouders, zoals de Inspectie SZW. Daarnaast verwijs ik naar antwoord 2 over de campagne gericht op arbeidsmigranten.
Voor wat betreft de problematiek in de slachthuizen kan ik u melden dat de Inspectie SZW de komende tijd extra zal inzetten op inspecties bij slachthuizen. De NVWA en de Inspectie SZW werken nauw samen bij de aanpak van de problematiek rondom eerlijk, veilig en gezond werk in slachthuizen. Er zijn o.a. gezamenlijk afgestemde inspecties tussen de NVWA en de Inspectie SZW. Ook wordt samengewerkt met de veiligheidsregio’s en de GGD-en.
De toepassing van de NOW bij payrollbedrijven |
|
Steven van Weyenberg (D66), Judith Tielen (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat voor werknemers die in dienst zijn voor een payroll- of uitzendbedrijf en die normaal werkzaam zijn in bijvoorbeeld de horeca, het payroll- of uitzendbedrijf zelf in aanmerking kan komen voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)?
Dat klopt. De uitzend- of payrollwerkgever kan voor hun eigen werknemers zelf een beroep doen op de NOW, zodat zij deze kunnen doorbetalen. Voor uitzend- en payrollwerkgevers gelden dezelfde voorwaarden als voor reguliere werkgevers. Payroll- en uitzendkrachten tellen niet mee in de loonsom van het bedrijf waar ze de werkzaamheden verrichten. De NOW-subsidie is hierbij afhankelijk van het omzetverlies van de werkgever, dus van het payrollbedrijf zelf en niet van de inlener.
Hoeveel payroll- en uitzendbedrijven hebben tot nu toe NOW aangevraagd? Hoeveel van de werknemers die bij hen in dienst zijn kunnen nu hun normale werkzaamheden uitvoeren?
Stand per vrijdag 1 mei is dat 1.450 uitzendbedrijven een goedgekeurde aanvraag hebben ingediend. Door de sectorindeling die in de loonaangifte geldt is het niet mogelijk om na te gaan hoeveel payrollbedrijven een NOW-subsidie hebben aangevraagd. Payrollbedrijven maken sinds 1 januari 2020 geen onderdeel meer uit van de sector waarin de uitzendbedrijven zijn ingedeeld (sector 52), maar zijn ingedeeld in sector 45 (Zakelijke dienstverlening III), waar ook andere bedrijven onder vallen, zoals effectenhandelaren en nieuws- en persbureaus.
Hoeveel payroll- en uitzendbedrijven hebben wel mensen in dienst die door de maatregelen om het coronavirus te bestrijden niet meer kunnen werken, maar hebben in totaal minder dan 20% omzetdaling, waardoor ze niet in aanmerking komen voor de NOW?
Wanneer een bedrijf minder dan 20% omzetverlies heeft, bestaat in beginsel (zie ook antwoord op vraag 4) geen recht op NOW. Deze bedrijven zullen naar verwachting geen aanvraag doen om een tegemoetkoming op grond van deze regeling. Dat betekent dat ik geen zicht heb op de hoeveelheid payroll- en uitzendbedrijven die minder dan 20% omzetdaling hebben, maar wel mensen in dienst hebben die niet meer kunnen werken.
Wat betekent de uitbreiding van de concernregeling in de NOW, waarbij werkmaatschappijen met veel omzetverlies toch de NOW kunnen aanvragen als het concern niet genoeg omzetdaling heeft, voor de payroll- en uitzendbranche?
Mochten payroll- of uitzendbedrijven zo zijn vormgegeven dat er sprake is van een concern en op concernniveau de drempel van 20% omzetverlies niet wordt gehaald maar op werkmaatschappij wel, dan kunnen zij – mits ze aan de aanvullende voorwaarden hiervoor voldoen – een NOW-subsidie aanvragen voor die werkmaatschappij(en) waarvoor geldt dat sprake is van 20% of meer omzetverlies.
Klopt het dat op het moment dat een payrollbedrijf toch geen aanspraak kan maken op de NOW en werknemers niet meer in kan zetten, het bedrijf bedrijfseconomisch ontslag zal moeten aanvragen voor deze werknemers? Is het juist dat deze verantwoordelijkheid niet bij de inlener ligt?
Het payrollbedrijf is juridisch werkgever, voor de werknemers die ter beschikking worden gesteld aan een inlener. Wanneer het payrollbedrijf zijn werknemers niet meer kan inzetten zal er sprake zijn omzetverlies. In dat geval kan het payrollbedrijf een NOW uitkering aanvragen als er sprake is van een omzetverlies van meer dan 20%. De payrollwerkgever is juridisch werkgever, niet de inlener. De payrollwerkgever is dan ook degene die, wanneer de werknemers niet meer kunnen worden ingezet bij de inlener, ontslag moeten aanvragen. De beoordeling van een dergelijke ontslagaanvraag vindt vervolgens plaats om grond van de omstandigheden zoals die zich bij de inlener voordoen.
Wordt dit bedrijfseconomisch ontslag op dit moment verleend als deze werknemers gewoonlijk in een van de sectoren werken die dicht zijn (zoals de horeca)?
Een payrollwerkgever kan ontslag aanvragen als verval van arbeidsplaatsen noodzakelijk is als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden. UWV toetst een ontslagaanvraag van de payrollwerkgever, op grond van de bedrijfseconomische omstandigheden zoals die zich bij de inlener voordoen. De payrollwerkgever dient de ontslagaanvraag te onderbouwen met informatie over de bedrijfseconomische omstandigheden bij de inlener (deze informatie dient hij van de inlener te verkrijgen). UWV neemt in deze beoordeling tevens mee of de payrollwerkgever mogelijkheden heeft de werknemers elders (bij een andere inlener) te plaatsen.
Bent u bekend met de signalen dat een aantal payroll- en uitzendbedrijven facturen blijven sturen naar bijvoorbeeld horecaondernemers, terwijl de betrokken werknemers niet kunnen werken? Wat vindt u daarvan?
Ik heb die signalen gezien. Gelet op de overeenkomsten van payroll- en uitzendbedrijven is een dergelijke handelwijze, afhankelijk van de precieze vormgeving en inhoud ervan, mogelijk en soms ook begrijpelijk vanuit de positie van het payrollbedrijf. Dit is afhankelijk van het contract tussen de payrollbedrijven en de inleners. Inleners zijn in dat geval gebonden aan de afspraken die zij met het payrollbedrijf hebben gemaakt. Tegelijkertijd geldt dat de werking van de NOW, die gericht is op behoud van werkgelegenheid, het best tot zijn recht komt wanneer payroll- en uitzendbedrijven een beroep doen op de NOW voor de loonkosten van werknemers die niet ingezet kunnen worden door de inlener indien zij aan de voorwaarden voldoen. Ik roep inleners en uitzend- en payrollbedrijven dan ook op om hierover in gesprek te gaan.
Deelt u de mening dat dit als ongewenst effect heeft dat de ondernemers bij wie de payroll-werknemers gewoonlijk hun werkzaamheden verrichten, nu eerst failliet moeten gaan én dat de werknemers daarna pas in aanmerking kunnen komen voor een uitkering?
Zoals hierboven uiteengezet is het doel van de NOW zoveel mogelijk behoud van werkgelegenheid realiseren. Daarom acht ik het wenselijk dat – waar nodig voor werkbehoud – een beroep gedaan wordt op de NOW. Wanneer het faillissement van inleners en daarmee werkbehoud voor de payrollwerknemer voorkomen kan worden door een beroep op de NOW door een payrollbedrijf heeft dat uiteraard de voorkeur.
Zijn er afspraken gemaakt tussen u en de brancheorganisaties over contracten en facturen tussen payrollbedrijven en inleners in de sectoren waar niet tot nauwelijks gewerkt wordt, zoals de horeca? Zo ja, wat is de bedoeling van deze afspraken en kunt u deze delen?
Nee. Dit is afhankelijk van de individuele contracten tussen de payrollbedrijven en hun inleners.
Is het mogelijk om contracten te ontbinden aangezien er sprake is van overmacht en de dienst waarvoor moet worden betaald niet meer wordt geleverd, omdat een aantal sectoren verplicht gesloten is?
Overeenkomsten moeten worden nagekomen, dat is de kern van ons rechtssysteem in een normale situatie. Een beroep op overmacht wordt niet snel aangenomen. Of er sprake is van overmacht hangt af van het contract dat is opgesteld. Daarin is vastgelegd in welke omstandigheden sprake is van overmacht, en wat de gevolgen zijn als dit aan de orde is. In andere gevallen moet worden gekeken naar de wettelijke mogelijkheden voor een inlener om zich op overmacht te beroepen (geregeld in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek). Of in dit geval een beroep kan worden gedaan op overmacht is afhankelijk van de individuele situatie van de inlener en de contractuele afspraken.
Klopt het dat als deze payrollbedrijven niet meer zouden factureren, dit als omzetdaling voor de NOW kan worden gezien?
Dat klopt. Het payrollbedrijf zal dan ook afspraken moeten maken over deze facturen en de onderliggende contractuele verplichtingen op basis waarvan de facturen gestuurd worden. Het slechts niet meer innen van de facturen is op zichzelf niet voldoende. Er wordt voor de omzetbepaling in de NOW geen rekening gehouden met een eventuele betalingstermijn van een factuur of met problemen met het innen van deze facturen.
Bent u bereid nader in gesprek te gaan met bedrijven in de payrollbranche om af te stemmen hoe met deze situatie kan worden omgegaan?
Zoals aangegeven is dit afhankelijk van de individuele contracten tussen de payrollbedrijven en hun inleners. Ik roep inleners en uitzend- en payrollbedrijven dan ook op om hier zelf over in gesprek te gaan. Het is zeer lastig, zo niet onmogelijk om hier een «one-size-fits all»-benadering af te spreken. Wanneer het gesprek door marktpartijen zelf (inleners en payrollbedrijven) kan de gekozen oplossing het beste aansluiten bij de individuele situatie van het payrollbedrijf en de inlener.
Het bericht ‘Ontslag dreigt voor ruim 50% fysiotherapeuten’ |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Ontslag dreigt voor ruim 50 procent fysiotherapeuten»?1
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars, zorgaanbieders geïnformeerd over de continuïteitsbijdrage-regeling. Zorgverzekeraars hebben in deze brief aangegeven dat deze regeling open zal staan voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen die valt onder de basis- of aanvullende zorgverzekering en voldoen aan de nog uit te werken voorwaarden.
Zorgaanbieders in bepaalde branches die écht niet kunnen wachten tot het moment dat de continuïteitsbijdrage aangevraagd kan worden, omdat de financiële nood hoog is, konden vanaf 14 april (gecontracteerde zorgaanbieders) en vanaf 22 april (niet-gecontracteerde zorgaanbieders) gefaseerd een vooruitbetaling aanvragen. Het gaat om zorgaanbieders die actief zijn in de branches: eerstelijns laboratoria, mondzorg, kraamzorg, fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, wijkverpleging, zittend ziekenvervoer en zelfstandige behandelcentra in de medisch specialistische zorg.
Op 1 mei jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders geïnformeerd over hoe de continuïteitsbijdrage vorm gegeven wordt. De continuïteitsbijdrage is bedoeld voor alle zorgaanbieders die zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of de aanvullende verzekering. Bedoeling van de regeling is dat zorgaanbieders hun doorlopende kosten kunnen blijven betalen, zoals personeelskosten, huur en bijvoorbeeld het loon van de praktijkhouder. Zorgverzekeraars willen daarmee zeker stellen dat verzekerden ook na de coronacrisis de zorg kunnen krijgen die nodig is. De regeling geldt voor vrijwel alle zorgaanbieders die een jaarlijkse omzet hebben lager dan 10 miljoen euro2. Zorgaanbieders kunnen de continuïteitsbijdrage vanaf 15 mei as. aanvragen. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen.
Hoe kan het dat het zo lang duurt voordat er duidelijkheid is over de compensatieregeling voor de paramedische zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u duidelijkheid geven over de hoogte van het percentage van de maandelijkse omzet dat gecompenseerd gaat worden en hoe dit percentage wordt berekend?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u duidelijkheid geven over de positie van (deels) ongecontracteerde zorgverleners en welke voorwaarden gelden voor het contract dat zij moeten ondertekenen?
Niet-gecontracteerde zorgaanbieders die gebruik willen maken van de continuïteitsbijdrage-regeling zullen een betalingsovereenkomst moeten ondertekenen die bij de regeling hoort. De betaalovereenkomst is nadrukkelijk geen zorgovereenkomst maar noodzakelijk om gebruik te kunnen maken van de maandelijkse continuïteitsbijdrage van zorgverzekeraars. Het aanvragen van de continuïteitsbijdrage zal, omwille van het grote aantal zorgaanbieders, gefaseerd verlopen. Vanaf vrijdag 15 mei kunnen de eerste zorgaanbieders een aanvraag indienen.
Kunt u aangeven hoe wordt omgegaan met kosten die niet onder de Zorgverzekeringswet vallen en op welke regeling voor deze kosten aanspraak kan worden gemaakt?
In de hierboven genoemde brief van 5 april staat ook vermeld: «Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze regeling is dat de zorgaanbieder geen aanspraak maakt op relevante Rijksregelingen in het kader van de coronacrisis, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de vergoeding door de regeling van zorgverzekeraars.»
Voor het deel van de omzet dat normaal gesproken ook niet door zorgverzekeraars wordt vergoed, bijvoorbeeld omdat het geen verzekerde zorg is, kunnen zorgaanbieders net als andere ondernemers gebruik maken van de Rijksregelingen, als zij aan de voorwaarden voldoen. Belangrijk hierbij is wel dat de financiële afspraken met zorginkopers voorliggend zijn aan de Rijksregelingen, hetgeen betekent dat zorgaanbieders worden geacht zich in eerste instantie te wenden tot deze zorginkopers en met hen te bezien of zij financiële ondersteuning kunnen krijgen. Dit is ook relevant voor een beroep op (een van) de Rijksregelingen, immers moet een zorgaanbieder daarbij onder meer een adequate inschatting geven van het voorziene omzetverlies. De ondersteuning vanuit een zorginkoper dempt het omzetverlies en moet daarmee worden meegenomen bij een aanvraag voor (een van) de Rijksregelingen. Doet een zorgaanbieder dit niet of niet adequaat dan kan dit op een later moment resulteren in (forse) verrekeningen van de ontvangen bijdrage vanuit een Rijksregeling.
Klopt het dat zorgverzekeraars de deadline van 1 mei waarschijnlijk niet gaan halen, waardoor de situatie waarin fysiotherapeuten zich bevinden nog nijpender wordt? Zo ja, waardoor komt dit en waarom is hier zo weinig openheid over? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven aangegeven hebben zorgverzekeraars op 1 mei jl. bekend gemaakt hoe de continuïteitsbijdrage-regeling eruit gaat zien. Zorgaanbieders, die in acute financiële nood verkeerden, hebben vanaf medio april de mogelijkheid gekregen om een vooruitbetaling aan te vragen. Vanaf 15 mei kan gefaseerd de continuïteitsbijdrage worden aangevraagd. Wanneer welke zorgverlener de continuïteitsbijdrage kan aanvragen, wordt binnenkort bekendgemaakt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk duidelijke en eenduidige regelingen komen voor de paramedische beroepsgroep?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u voorkomen dat de betaling van compensatie tot na 31 mei wordt uitgesteld en ruim de helft van de praktijken ontslag moet aanvragen voor het personeel?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, als dat nodig blijkt, de financiële zorg niet aan zorgverzekeraars over te laten maar als Minister uw verantwoordelijkheid te pakken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 1 mei 2020?
Vanwege de drukte met werkzaamheden in verband met de coronacrisis is dat helaas niet gelukt.
Het bericht dat arbeidsmigranten met hun baan ook hun bed kwijt raken |
|
Jasper van Dijk , Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Werk kwijt, slaapplaats kwijt»?1
Het kabinet doet nadrukkelijk een oproep aan bedrijven om werknemers niet te ontslaan, maar in dienst te houden en gebruik te maken van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). De NOW-regeling stimuleert werkgevers om hun personeel in dienst te houden. De NOW is ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen loondoorbetalingsplicht heeft. Denk bijvoorbeeld aan werknemers met een oproepcontract of een flexibel contract, mits zij in dienst blijven gedurende de aanvraagperiode. Werkgevers kunnen dus ook werknemers met flexibele contracten met behulp van de tegemoetkoming in de loonkosten in dienst houden. Ditzelfde geldt voor uitzendbureaus die uitzendkrachten in dienst hebben en houden. Indien een werkgever wel de arbeidsmigrant ontslaat, vraagt het kabinet de werkgever om hier de verantwoordelijkheid voor te nemen en de arbeidsmigrant niet per direct op straat te zetten. Indien iemand acute hulp nodig heeft kunnen gemeenten onder bepaalde voorwaarden tijdelijk onderdak bieden.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat werknemers 400 euro per maand moeten betalen per persoon per bed, waarbij zij tevens per direct kunnen vertrekken als er even geen werk is?
Ik vind dat iedereen recht heeft op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs. Dit is niet anders wanneer sprake is van een tijdelijk verblijf in Nederland. Ten aanzien van de hoogte van de prijs die arbeidsmigranten betalen voor hun huisvesting mag het geen verdienmodel zijn. Om tegen te gaan dat huisvesting een verdienmodel wordt, is sinds 1 januari 2017 het verbod op inhoudingen en verrekeningen op het Wettelijk minimumloon van kracht. Huisvesting vormt daar één van de uitzonderingen op. Er mag voor huisvesting maximaal 25% ingehouden worden op het wettelijk minimumloon onder strikte voorwaarden, bijvoorbeeld dat de huisvesting gecertificeerd is door de Stichting Normering Flexwonen (SNF) of als het om agrarische bedrijven gaat door het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF). In het kader van de aanpak van misstanden bij arbeidsmigranten wordt ook ingezet op het verbeteren van de mogelijkheden van het melden van mistanden, waaronder over huisvesting.
Veel arbeidsmigranten komen naar Nederland met een zogenoemde «package deal». Dit houdt in dat de werkgever, veelal een uitzendbureau, een totaalpakket van werk, woning en vervoer aanbiedt. Dit kan voordelen bieden, mede vanwege de krapte op de woningmarkt. De package deal kan echter ook het onwenselijk effect hebben dat arbeidsmigranten kwetsbaar worden voor missstanden. Dat risico is nu tijdens de coronacrisis des te groter. De afhankelijkheidsrelatie tussen de arbeidsmigranten en de werkgever die tevens huisvester is, heeft al langere tijd de aandacht van het kabinet. Zoals in de beantwoording op eerdere Kamervragen is aangegeven en in de Integrale aanpak van misstanden arbeidsmigranten, is het kabinet in gesprek met sociale partners om hiervoor een oplossing te vinden.3
Hiernaast werkt de uitzendbranche aan een kwaliteitscode om de positie van arbeidsmigranten beter te waarborgen. Tot slot is in de cao voor uitzendkrachten de verplichting voor werkgevers om bij uitzetting een redelijke termijn te hanteren opgenomen. Deze is vastgesteld op een termijn van tien dagen wanneer het gaat om een terbeschikkingstelling van 26 weken of langer.
Hoe rijmt u deze meedogenloze praktijk met uw oproep om werknemers niet te ontslaan, maar in dienst te houden en gebruik te maken van de Tijdelijke noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)?2
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat uw oproep veel arbeidsmigranten niet heeft weten te behoeden voor ontslag? Hoeveel arbeidsmigranten zijn werkloos geworden sinds het uitbreken van de coronacrisis?
Door de coronacrisis is er veel uitval van productie en diensten en daarmee ook van werkgelegenheid. Volgens een onderzoek van de CNV4 van begin april 2020 zijn er veel uitzendkrachten die als gevolg van de crisis hun baan hebben verloren. Ook het CBS5meldt dat het aantal nieuwe WW-uitkeringen in maart gestegen is ten opzichte van februari. Er zijn echter op dit moment geen data beschikbaar op basis waarvan ik concrete uitspraken kan doen over de aantallen arbeidsmigranten die zijn getroffen door de crisis.
Wel is het belangrijk om hierbij te vermelden dat terwijl sommige sectoren een krimp ervaren, er bij andere sectoren zoals de logistiek en de glas- en tuinbouw juist een grote vraag naar personeel bestaat. Voor veel arbeidsmigranten en uitzendkrachten zou dit dus kunnen betekenen dat ze bij een andere werkgever aan de slag kunnen gaan, waar hun inzet op dit moment hard nodig is. Juist in deze onzekere tijd is het belangrijk dat vraag en aanbod elkaar eenvoudig kunnen vinden. Daarom hebben de Ministeries van SZW en OCW in samenwerking met sociale partners, gemeenten, UWV, private intermediairs, SBB en MBO-raad het platform www.NLwerktdoor.nl opgezet om de koppeling tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te bevorderen.
Tot slot, met het oog op de gevolgen van de coronacrisis voor arbeidsmigranten in Nederland, is er een «Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten» in het leven geroepen. Het aanjaagteam zal ervoor zorgen dat alle partijen die betrokken zijn bij arbeidsmigranten gezamenlijk werken aan oplossingen, zodat problemen en knelpunten op dit gebied worden weggenomen. Eén van de concrete opdrachten van het aanjaagteam is om tekorten en overschotten aan arbeidsmigranten in deelsectoren te monitoren en zo nodig arbeidsbemiddeling te stimuleren door aan te haken bij bestaande initiatieven.
Welke waarde heeft de kabinetsafspraak «geen huisuitzettingen tijdens coronacrisis» voor arbeidsmigranten die massaal op straat worden gezet?3
Mede vanwege de urgentie van de woonsituatie van arbeidsmigranten heeft het kabinet op 4 mei 2020 aan uw Kamer bekend gemaakt dat zij het hierboven genoemde «Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten» zal instellen.7 Het doel van het aanjaagteam is drieledig. Het aanjaagteam zal de bescherming van arbeidsmigranten agenderen bij werkgevers, gemeenten en provincies, en partijen op regionaal niveau samenbrengen. Tegelijkertijd zal er gezamenlijk met deze partijen en interdepartementaal worden gezocht naar maatregelen voor de bescherming van arbeidsmigranten op de korte en (middel)lange termijn. Het kan zijn dat dit vraagt om lokale oplossingen, maar ook dat er moet worden gekeken naar landelijk beleid.
Met het instellen van het aanjaagteam kan de huisuitzetting snel worden aangepakt en worden gekeken naar (tijdelijke) directe oplossingen.
Daarnaast heeft het kabinet het met de tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten mogelijk gemaakt dat huurders en verhuurders een tijdelijk huurcontract kunnen verlengen voor een tijdelijke periode tijdens crisis.8
Hoeveel arbeidsmigranten hebben naar schatting hun onderkomen moeten verlaten sinds het uitbreken van deze crisis?
Hierover zijn mij geen gegevens bekend.
Bent u het eens dat huurprijzen van 100 euro per week/per bed schandalig zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u ondernemen om arbeidsmigranten te beschermen tegen dit soort middeleeuwse praktijken, waarbij werknemers een soort lijfeigenen zijn van hun baas?
De afhankelijkheidsrelatie tussen een arbeidsmigrant en een werkgever die tevens huisvester is, heeft al langere tijd onze aandacht. Zoals aangegeven in eerdere Kamervragen en in de Integrale aanpak van misstanden arbeidsmigranten, is het kabinet in gesprek met sociale partners om hiervoor een oplossing te vinden. De diversiteit (in bijvoorbeeld land van herkomst en verblijfsduur) van de groep arbeidsmigranten aan de onderkant van de arbeidsmarkt zorgt er echter voor dat verschillende groepen arbeidsmigranten verschillende behoeftes hebben, ook met betrekking tot huisvesting. Verschillende groepen kunnen daarom niet altijd met dezelfde aanpak worden geholpen.
Het kabinet heeft inmiddels in brede werkgroepbijeenkomsten kansrijke initiatieven geïdentificeerd, gezocht naar oplossingen om misstanden tegen te gaan en besproken hoe deze initiatieven en oplossingen kunnen worden uitgewerkt. Sommige initiatieven, zoals de verbetering van voorlichting aan arbeidsmigranten, worden al gerealiseerd en zullen op betrekkelijk korte termijn nog verder worden uitgewerkt. Zo heeft het kabinet bijvoorbeeld antwoorden op veelgestelde vragen voor arbeidsmigranten in het kader van de coronacrisis in verschillende talen (waaronder Pools, Roemeens, Spaans, Engels, Duits, Turks) verspreid onder werkgever- en werknemersorganisaties, gemeenten, NGO’s en andere betrokkene partijen. Andere oplossingen, zoals de aanpak van malafide bestuurders door middel van een bestuursverbod, vragen meer zorgvuldigheid en tijd.
Tot slot, zoals eerder vermeld is er met het oog op de gevolgen van de coronacrisis voor arbeidsmigranten in Nederland, een «Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten» in het leven geroepen. Het aanjaagteam zal ervoor zorgen dat alle partijen die betrokken zijn bij arbeidsmigranten gezamenlijk werken aan oplossingen, zodat problemen en knelpunten op dit gebied worden weggenomen. Eén van de opdrachten van het aanjaagteam is om op korte termijn voorstellen te doen om de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten te verbeteren zodat ook het risico op coronabesmetting voor arbeidsmigranten afneemt.
Bent u bereid – in lijn met de initiatiefnota Actieplan arbeidsmigratie van de leden Segers en Marijnissen – te realiseren dat «bed en baas» van elkaar gescheiden worden en dat er fatsoenlijke huurprijzen worden gehanteerd? Zo nee, hoe maakt u anders een einde aan deze wantoestanden?4
Ik herken en deel veel van de zorgen die worden geuit in de initiatiefnota «Actieplan Arbeidsmigratie», ook wat betreft de mogelijke afhankelijkheidsrelatie tussen een arbeidsmigrant en een werkgever die tevens huisvester is. Daarom verwijs ik u graag naar mijn reactie op de initiatiefnota10 die op 4 mei 2020 naar uw Kamer is gestuurd, waar ik uitgebreid inga op dit onderwerp.
Het bericht ‘Defensie laat veteranen met klachten veel te lang wachten’ |
|
André Bosman (VVD), Albert van den Bosch (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Defensie laat veteranen met klachten veel te lang wachten»?1
Ja.
In hoeverre herkent u de door de Nationale ombudsman naar voren gebrachte klachten van veteranen?
Ik herken de klacht dat veteranen het in algemene zin lang vinden duren voordat hun schade is afgewikkeld. Wel teken ik hierbij aan dat dit slechts incidenteel tot een bij de Veteranenombudsman ingediende klacht of bemiddelingsverzoek heeft geleid. In een groot deel van de zaken is sprake van goed contact tussen veteranen en hun belangenbehartigers enerzijds en de letselschadejuristen van Defensie anderzijds. Daarbij worden claims in goed overleg afgehandeld en wordt vanuit Defensie gestreefd naar het verkorten van de behandelduur.
In hoeverre herkent u de kritiek van de Nationale ombudsman dat «de partijen die bij deze procedures betrokken zijn, wijzen desgevraagd vooral naar elkaar als het gaat om de oorzaken van opgelopen vertraging. De eigen rol en verantwoordelijkheid daarin wordt niet of nauwelijks benoemd»?
De kritiek van de Veteranenombudsman dat «partijen vooral naar elkaar wijzen als het gaat om de oorzaken van opgelopen vertraging en de eigen rol en verantwoordelijkheid daarin nauwelijks wordt benoemd,» herken ik slechts ten dele. In zijn algemeenheid vind ik dat Defensie eerst naar zichzelf moet kijken voor wat betreft de oorzaak van de klachten en de ervaringen van de betrokken veteranen. Voor mij is het onderzoek van de Veteranenombudsman van extra waarde, omdat hij als onafhankelijk klachtenbehandelaar boven de partijen staat.
Deelt de mening dat het juist bij veteranen met klachten, vanwege hun verdiensten voor Nederland en hun kwetsbare positie, belangrijk is dat Defensie actief verantwoordelijkheid neemt?
De bijzondere zorgplicht voor veteranen is verankerd in de Veteranenwet en het Veteranenbesluit. Defensie neemt de uitvoering hiervan zeer serieus, niet alleen omdat we dat verplicht zijn maar vooral ook omdat veteranen en militaire oorlogs- en dienstslachtoffers dat verdienen.
Welke stappen heeft Defensie eerder gezet om tegemoet te komen aan klachten over de behandelingsduur van letselschadeclaims? Indien er stappen zijn gezet, waarom is het niet gelukt hier een oplossing voor te vinden voordat de Nationale ombudsman het nodig achtte om een eigen onderzoek te starten?
In 2014 is de Regeling Volledige Schadevergoeding (RVS) in werking getreden. Deze regeling voorziet in de toekenning van een volledige schadevergoeding aan militaire oorlogs- en dienstslachtoffers zonder discussie over de vraag of Defensie aansprakelijk is voor de ontstane schade. Deze regeling beoogde een vereenvoudiging en versnelling van de claimafwikkeling. Zoals vermeld in de Veteranennota 2018–2019 is een start gemaakt met de evaluatie van de RVS waarbij de ervaringen met deze regeling in kaart worden gebracht om te beoordelen in hoeverre de doelstellingen van de regeling worden gehaald en om te bezien of, en zo ja welke, verbeteringen doorgevoerd moeten worden. Verder is de capaciteit van onze letselschadejuristen in de periode 2014–2020 verdubbeld van 12 naar 24. Daardoor is het nu meer dan voorheen mogelijk om de letselschadeclaims op een pro-actievere manier te behandelen. Ook wordt er naar gestreefd om doorlooptijden te verkorten en om het schaderegelingsproces beter te laten aansluiten bij het rechtvaardigheidsgevoel van de veteraan.
Bent u het eens met de bewering van veteranen dat de procedure bewust door Defensie wordt vertraagd? Zo nee, waarom niet?
Hoewel Defensie een voortvarende aanpak nastreeft, vergt het zorgvuldig behandelen van een letselschadeclaim langere tijd. Het betreft doorgaans materie waarvoor goed onderzoek is vereist en waarvoor dikwijls externe deskundigen moeten worden ingeschakeld. Defensie tracht hierbij zo kort mogelijke doorlooptijden te realiseren, maar een langer tijdsverloop kan niet altijd worden voorkomen. Dit komt doordat er tijd nodig is voordat de klacht stabiliseert (medische eindsituatie) maar ook door de afhankelijkheid van andere partijen. Verder kan een verschil van inzicht over de uitgangspunten voor de schadeberekening ertoe leiden dat het langer dan gewenst duurt voordat er overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding. Bewust vertragen is echter nimmer aan de orde.
Hoelang duurt een gemiddelde behandelingsduur van letselschadeclaims van veteranen? Hoeveel zijn er ingediend sinds de start van deze kabinetsperiode? Hoeveel zijn er toegekend?
De claims van veteranen zijn hoofdzakelijk in twee categorieën onder te verdelen. Er zijn claims die worden afgewikkeld op grond van de Regeling Volledige Schadevergoeding (RVS) en er zijn overige claims.
Vanaf de inwerkingtreding in 2014 tot eind april 2020 heeft Defensie 403 dossiers op grond van de RVS in behandeling genomen. Er zijn in die tijd 153 dossiers afgewikkeld. Op het moment dat de medische eindsituatie is vastgesteld, kan de bepaling van de restschade plaatsvinden. De gemiddelde doorlooptijd van deze afgesloten dossiers bedraagt bijna 2,5 jaar.
U hebt mij specifiek gevraagd naar data met betrekking tot deze kabinetsperiode. Sinds de start van deze kabinetsperiode zijn er 291 nieuwe letselschadeclaims op grond van de RVS ingediend. Van die claims zijn er 17 afgewikkeld. Sinds de start van deze kabinetsperiode zijn er ook 106 claims afgewikkeld die al voor de start van deze kabinetsperiode waren ingediend. In deze kabinetsperiode is tot eind april 2020 EUR 51,3 miljoen uitgekeerd in het kader van de afwikkeling van letselschadeclaims op grond van de RVS.
Daarnaast heeft Defensie claims in behandeling van veteranen met PTSS die niet onder de RVS vallen. Deze veteranen hebben in eerste instantie een Ereschulduitkering ontvangen. Naar aanleiding van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in zaken van een Dutchbat III-veteraan (2013) en een Libanon-veteraan (2015) heeft Defensie in augustus 2016 besloten om ook van deze veteranen de schade volledig te gaan vergoeden als hun zaak vergelijkbaar is met de zaken die hebben geleid tot de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (Kamerstuk 30 139, nr. 165). Het overgrote deel van deze zaken wordt momenteel namens Defensie door de Landsadvocaat afgewikkeld.
Eind april 2020 heeft Defensie nog 576 van deze PTSS-dossiers openstaan. Er zijn tot die tijd 403 dossiers afgewikkeld. Ook hier geldt: op het moment dat de medische eindsituatie is vastgesteld, kan de bepaling van de restschade plaatsvinden. De gemiddelde doorlooptijd van deze afgesloten dossiers bedraagt bijna 5,5 jaar.
U hebt mij specifiek gevraagd naar gegevens met betrekking tot deze kabinetsperiode. Sinds de start van deze kabinetsperiode zijn er 158 nieuwe PTSS-claims ingediend. Van deze claims zijn er 24 afgewikkeld. Sinds de start van deze kabinetsperiode zijn er ook 231 claims afgewikkeld die al voor de start van deze kabinetsperiode waren ingediend. In deze kabinetsperiode is tot eind april 2020 EUR 38,2 miljoen uitgekeerd in het kader van de afwikkeling van deze PTSS-claims.
Bent u voornemens concrete stappen te zetten om tegemoet te komen aan de klachten over de behandelingsduur van letselschadeclaims, nog voordat het onderzoek van de Nationale ombudsman is afgerond? Zo ja, welke concrete stappen zijn dit?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich dat u in uw Veteranenota 2018–2019 stelt: «erkenning en waardering blijft daarom één van de speerpunten van het veteranenbeleid»? In hoeverre sluit dit aan op de praktijkervaringen die de Nationale ombudsman in het bovengenoemde bericht schetst?
Het vergoeden van letselschade is onderdeel van het veteranenzorgsysteem en betreft een vorm van erkenning en waardering voor veteranen. Defensie poogt in redelijkheid tot een snelle en volledige afwikkeling van de claims te komen. De zorgvuldige afwikkeling van een claim is echter een complex proces dat ook bij een voortvarende aanpak de nodige tijd in beslag neemt. Ik ben mij ervan bewust dat de afhandelingsduur als te lang wordt ervaren. Naast dat Defensie zelf al bezig is met verbeteringen, ben ik blij met het onderzoek dat de Veteranenombudsman heeft aangekondigd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit soort toestanden niet meer voorkomen en dat deze kwetsbare doelgroep nu eindelijk wordt geholpen?
Defensie zorgt goed voor zijn veteranen en de oorlogs- en dienstslachtoffers in het bijzonder. In de meeste gevallen wordt de immateriële en materiële zorgplicht op goede en zorgvuldige wijze uitgevoerd. Verbeteringen zijn altijd mogelijk, het verkorten van behandeltijden van schadeclaims is daar een van. Ik zie het onderzoek van de Veteranenombudsman en de op basis daarvan te organiseren gesprekken als een aanmoediging om het proces verder te verbeteren, ook waar het gaat om het verduidelijken van de rol van andere verantwoordelijken in het proces. Ik wil u in dit kader ook wijzen op de brief van de Nationale Ombudsman van 9 maart 2020 aan mijn collega van Justitie en Veiligheid. Hij schreef daarin onder andere: «De Nationale ombudsman heeft als Veteranenombudsman veel contact met veteranen met PTSS. Wij zien dat de financiële regelingen zoals deze door het Ministerie van Defensie worden uitgevoerd eenvoudig zijn en veelal passend door de toepassing van maatwerk.» Ik beschouw deze opmerking als waardering voor de medewerkers die zich hier dagelijks op mijn ministerie voor inzetten.
De geheimhoudingsclausules in IMVO-convenanten |
|
Mahir Alkaya |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de vervolguitzending van Keuringdienst van Waarde (KvW) over de slavenarbeid op tomatenplantages in Zuid-Italië?1
De betreffende aflevering van de Keuringsdienst van Waarde is mij bekend.
Wat is uw reactie op de weigering van supermarkten om in gesprek te gaan over de slavenarbeid die in hun productieketens is ontdekt?
De Nederlandse overheid vraagt bedrijven om in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen gepaste zorgvuldigheid (due diligence) uit te voeren. Dit doen zij door hun waardeketens in kaart te brengen en risico’s, zoals uitbuiting, te identificeren en deze op basis van een prioritering naar ernst en waarschijnlijkheid te voorkomen of aan te pakken. Verder wordt van bedrijven volgens de OESO-richtlijnen gevraagd op transparante wijze over dit proces te rapporteren. Onderdeel van due diligence is betekenisvolle betrokkenheid van stakeholders.
In de uitzending van 23 april jl. van KvW heeft branchevereniging Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel (CBL) een reactie gegeven namens de supermarkten. Hierin heeft CBL onder andere aangegeven dat misstanden in de keten onacceptabel zijn en dat de supermarkten die lid zijn bij CBL over de casus in gesprek zijn gegaan met de leveranciers die samenwerken met plantages in Zuid-Europa. Met leveranciers wordt onder andere gesproken over mogelijke risico’s in de productieketen. CBL heeft hier ook een statement over gepubliceerd op hun website2. Ook binnen het IMVO-convenant zijn de partijen met elkaar in gesprek over de (vermeende) misstanden en hoe hier met alle partijen aan gewerkt kan worden. Doordat brancheorganisaties partij zijn bij de IMVO convenanten gaan zij hierover juist het gesprek aan met hun leden en zoeken zij naar lange termijn oplossingen in een breed samenwerkingsverband.
Kunt u de documenten en informatie die de stuurgroep van het levensmiddelenconvenant naar aanleiding van van de tweede uitzending van de KvW gaat delen, ook aan de Kamer sturen met uw appreciatie?2
Ja, de betreffende informatie is bijgesloten bij deze beantwoording van de Kamervragen4. Mijn appreciatie hiervan is als volgt: De stukken bevatten een chronologische weergave van de momenten waarop de casus, die door de KvW aan de kaak werd gesteld, is besproken binnen de stuurgroep van het convenant. Deze loopt vanaf het moment dat de casus op de agenda is gezet tot en met de laatste notulen van de stuurgroepen waarin de kwestie is besproken. Tevens bevat het document de verklaringen vanuit de drie brancheorganisaties die binnen het convenant werden gedeeld en de publieke verklaring vanuit het convenant, evenals de correspondentie met de Kamer over dit onderwerp. Uit deze stukken valt op te maken welke afspraken er over deze kwestie binnen het convenant zijn gemaakt, hoe hieraan opvolging is gegeven door verschillende partijen en hoe informatie tussen de partijen is gedeeld.
Hoe kan het zijn dat «onderzoek naar mogelijke betrokkenheid» en «mogelijke betrokkenheid van leden bij deze misstanden» zoals beschreven in uw brief van 3 maart 2020 onder het vertrouwensprotocol valt?3 Wat vindt u daarvan?
Elk IMVO-convenant, ook dat van de voedingsmiddelensector, kent een vertrouwensprotocol. Dit protocol borgt de toepassing van nationale en internationale wet- en regelgeving op het gebied van mededinging en privacy. Zo is het voor bedrijven bijvoorbeeld niet toegestaan om concurrentiegevoelige informatie te delen en de deelnemers moeten de wet- en regelgeving respecteren met betrekking tot privacy en persoonsgegevens. Indien het toch noodzakelijk blijkt om concurrentiegevoelige informatie te delen, gebeurt dit op een manier die is toegestaan binnen de wet via een onafhankelijke derde partij. Dat is in dit geval de SER, die ook het secretariaat voert. Het is aan de partijen om gezamenlijk te besluiten om informatie te delen, bijvoorbeeld voor publicatie- en onderzoeksdoeleinden.
In de uitzending van de KvW wordt ten onrechte de indruk gewekt dat dit protocol er zou zijn om misstanden buiten de openbaarheid te houden. Echter, het doel van het protocol is juist om samenwerking van partijen te bevorderen om gezamenlijk deze misstanden in vertrouwen te kunnen bespreken en aan te pakken. Het is inherent aan deelname aan het convenant dat partijen onderling informatie uitwisselen, bijvoorbeeld tijdens vergaderingen. Dat is van belang voor de succesvolle implementatie van het convenant. Partijen verbinden zich er daarom toe alle informatie en documenten die zijn of worden uitgewisseld in het kader van de activiteiten, vertrouwelijk te behandelen en niet aan een derde, niet zijnde het Secretariaat, te openbaren.
De OESO-Richtlijnen schrijven voor dat bedrijven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid, dit zo veel mogelijk in samenwerking met relevante stakeholders moeten doen. Het is goed dat bedrijven dankzij het vertrouwensprotocol in vertrouwen informatie met elkaar en stakeholders in het convenant kunnen delen. Dit bevordert de samenwerking binnen het convenant en het delen van geleerde lessen. Buiten een convenant, en zonder een vertrouwensprotocol, zouden bedrijven waarschijnlijk veel minder snel uitkomsten van dergelijke onderzoeken met elkaar mogen, kunnen of willen bespreken. Uiteraard is het ook belangrijk om in de samenwerking het mededingingsrecht na te leven. Het vertrouwensprotocol staat tegelijkertijd het publiek delen van informatie niet in de weg, mits dit door de partijen gezamenlijk in de stuurgroep wordt besloten.
Hoe verhoudt het vertrouwensprotocol zich tot het verzoek tot informatie «voor publicatie- en onderzoeksdoeleinden» op basis waarvan nu wel documenten worden gedeeld? Is dit een incidentele toezegging?
Het besluit van de stuurgroep om informatie publiekelijk te delen is geheel binnen de huidige en bestaande kaders van het convenant en het vertrouwensprotocol genomen. Bij eventuele nieuwe verzoeken tot het delen van informatie zal de stuurgroep volgens afspraak hier gezamenlijk over besluiten. Het convenant rapporteert jaarlijks publiekelijk over de voortgang van de convenantafspraken.
Hoe kan het zijn dat dit verzoek nu pas wordt ingewilligd? Heeft u de betreffende informatie al eerder gezien, aangezien de Kamer ook eerder om deze informatie heeft verzocht?
Zoals ook in de beantwoording van eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1268) is aangegeven, heeft de stuurgroep afgesproken dat de branchepartijen die het convenant hebben getekend nader onderzoek zouden doen naar mogelijke betrokkenheid van hun leden bij de door de KvW gesignaleerde (vermeende) misstanden in de tomatensector in Zuid-Italië, en dat zij hierover zouden communiceren aan de stuurgroep.
Eind februari heeft de stuurgroep, waar ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderdeel van uitmaakt, de verklaringen van alle drie de branches ontvangen. Deze statements werden gedeeld binnen de vertrouwelijkheid van het convenant. In aanloop naar het Algemeen Overleg IMVO van 3 maart 2020 was er binnen de stuurgroep van het convenant alleen consensus om aan uw Kamer te communiceren over de gehanteerde procedures omtrent de casus en de uitkomsten daarvan. In de tweede uitzending van de Keuringsdienst van Waarde over dit onderwerp is het beeld ontstaan dat het convenant geen informatie wil delen met de buitenwereld. Dit heeft ertoe geleid dat partijen in het convenant samen hebben besloten om meer openheid van zaken te geven.
Deelt u de mening dat de vertrouwensprotocollen van de convenanten in het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) zo gewijzigd dienen te worden dat de resultaten van onderzoek naar vermeende misstanden in de toekomst wel gepubliceerd worden? Zo nee, hoe is ketentransparantie dan mogelijk?
De vertrouwensprotocollen van de convenanten zijn geen beperking voor individuele bedrijven om transparant te zijn over de risico’s die zij in hun keten ondervinden en over de aanpak van deze risico’s, conform de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de OESO Due Diligence Handreiking. De afspraken die zijn vastgelegd in de IMVO-convenanten volgen de OESO-Richtlijnen. Het protocol zorgt er binnen de convenanten voor dat bedrijven en partijen op vertrouwensbasis met elkaar samenwerken en onderling geleerde lessen kunnen delen. De bedrijven kunnen deze geleerde lessen toepassen in hun eigen processen en hier individueel over rapporteren, wat ketentransparantie bevordert. Binnen het convenant is er tevens een werkgroep Toegang tot Herstel, waarin mogelijkheden worden geëxploreerd voor het opzetten van goed werkende klachtenmechanismes voor mistanden. Daarnaast rapporteren de partijen gezamenlijk over deze geleerde lessen in de jaarrapportage.
Worden de uitwerkingen van de vertrouwensprotocollen meegenomen in de evaluatie van de IMVO-convenanten?
In de Terms of Reference voor de evaluatie van de IMVO-convenanten is opgenomen dat moet worden meegenomen welke factoren de totstandkoming en uitvoering van convenanten kunnen belemmeren. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de elementen waar de vertrouwensprotocollen betrekking op hebben, zoals mededinging, het delen van bedrijfsgevoelige informatie en het gebrek aan vertrouwen tussen partijen en via brancheorganisaties betrokken bedrijven.
Het vervallen van de AOW-partnertoeslag tijdens de coronacrisis |
|
Bart van Kent |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Deelt u de mening dat de AOW-partnertoeslag niet mag vervallen wanneer de jongere partner vanwege het coronavirus tijdelijk weer aan het werk gaat?1
Ja.
Bent u bereid om hiervoor een tijdelijke coulanceregeling te treffen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ook bij de SVB zijn vragen binnengekomen over de gevolgen voor de partnertoeslag als een jongere partner van een AOW-gerechtigde in verband met de coronacrisis weer in de zorg is gaan werken. Naar aanleiding hiervan heb ik de SVB verzocht in het geval een jongere partner van een AOW-gerechtigde als gevolg van de coronacrisis (meer) is gaan werken in een cruciaal beroep en deze werkzaamheden langer dan drie maanden voortduren, af te wijken van de huidige beleidsregels en het recht op partnertoeslag na de beëindiging van de werkzaamheden te laten herleven. Deze versoepeling van het beleid is van toepassing zolang de noodmaatregelen van het kabinet in het kader van de COVID-19 pandemie (zoals de NOW) van kracht zijn.
Problemen voor sociale ondernemingen met de NOW |
|
Jasper van Dijk |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat sociale werkvoorzieningen en sociaal ondernemers in mindere mate voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) in aanmerking komen vanwege de gehanteerde definitie van «omzet»?1
Nee, ook sociale werkvoorzieningen en sociaal ondernemers komen in aanmerking voor de NOW.
Vindt u het terecht dat sociale werkvoorzieningen en sociaal ondernemers (loonkosten)subsidies bij hun omzet moeten meetellen?
Ja.
Erkent u dat sociale werkvoorzieningen en sociaal ondernemers het omzetverlies van 20% hierdoor minder snel bereiken?
Sociale werkvoorzieningen en sociaal ondernemers worden niet anders behandeld dan andere bedrijven en instellingen bij de beoordeling van het omzetverlies voor de NOW. Sociale werkvoorzieningen en sociaal ondernemers moeten net als andere bedrijven en instellingen, rijksbijdragen, subsidies en andere baten meetellen voor het omzetbegrip. Dat geldt voor alle instellingen die in aanmerking willen komen voor de NOW. Dit voorkomt dubbele financiering.
Bent u bereid inkomsten uit (loonkosten)subsidie niet mee te tellen bij het vaststellen van de mate van omzetverlies voor de NOW? Zo nee, welke andere oplossing stelt u voor?
Wat is de stand van zaken van uw gesprek met Cedris over dit onderwerp?
Bent u bereid een specifieke compensatieregeling te maken voor sociale werkvoorzieningen en sociaal ondernemers?
Het bericht ‘De zorgverleners worden niet voldoende beschermd’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De zorgverleners worden niet voldoende beschermd»?1
Vindt u dat zorgverleners wel voldoende worden beschermd?
Vindt u dat de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg gelijk heeft als hij zegt dat een «enorme inschattingsfout» is gemaakt doordat zorgverleners onvoldoende getest en onvoldoende beschermd zijn? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft u dan wel besloten meer te gaan testen?
Kunt u zich voorstellen dat zorgverleners het idee hebben dat een eerdere versoepeling van de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) omtrent het gebruik van beschermingsmiddelen, terwijl de geluiden over het besmettelijker zijn van corona toenamen, wellicht niet ingegeven is door hun gezondheid maar door het gebrek aan beschermingsmiddelen? Zo nee, hoe overtuigt u betrokkenen van het tegendeel?
Is het zo dat zorgverleners inmiddels de grootste «besmettingshaard» van het coronavirus zijn geworden? Beschikt u over cijfers waaruit dat of het tegendeel blijkt en wilt u die snel met de Kamer delen? Als u niet over deze cijfers beschikt, wilt u die dan wel boven tafel krijgen en met de Kamer delen?
Heeft de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) contact met de organisatie Buurtzorg gehad over persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, wat was de reden c.q. strekking daarvan?
Zou u het een goede zaak vinden als de IGJ een organisatie zou aanspreken over het «te veel» gebruiken van beschermingsmiddelen, ook als die organisatie die zelf zou hebben aangeschaft?
Wat vindt u van de stelling dat de schaarste aan beschermingsmiddelen ook komt door de (gekozen) infrastructuur? Ziet u kans c.q. bent u voornemens deze (nog) te verbeteren? Zo ja, op welke wijze en wanneer?
Herkent u de opmerking van de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg dat zorgverleners nu emotioneel belast zijn omdat ze niet weten of ze patiënten hebben besmet die overleden zijn? Hoe kijkt u in dat licht aan tegen uitingen over «onderbescherming» en «schijnveiligheid»? Wat zou u tegen deze zorgverleners willen zeggen?
Wilt u deze vragen (separaat) beantwoorden voor het debat van donderdag aanstaande?
De wanhopige oproep van de docenten van de Hoenderloo Groep en de huidige stand van zaken |
|
Peter Kwint , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Wat vindt u van het bericht «Help ons, we kunnen het niet meer», docenten Hoenderloo Groep doen wanhopige oproep»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en de zorgen van het onderwijspersoneel tot me genomen. Door middel van beantwoording van deze Kamervragen breng ik u graag op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
Gaat u er nog steeds vanuit dat Pluryn haar beloftes waar gaat maken gezien dit bericht, nu er nog steeds geen sociaal plan ligt voor de leraren van het Hoenderloo College en er voor hen ook nog steeds geen passende plek is gevonden binnen Pluryn? Of bent u intussen bereid om zelf actie te ondernemen om deze ellende op te lossen?2
De Raad van Bestuur van Pluryn heeft op 8 april 2020 aan de Medezeggenschapsraad (mr) een voorgenomen besluit voorgelegd om het Hoenderloo College in afgeslankte vorm tot uiterlijk 1 augustus 2021 voor een beperkte groep leerlingen open te houden. Dit betreft onderwijs aan kinderen met specifieke problematiek, die op een nabijgelegen zorglocatie van Pluryn, Jan Pieter Heije, in Oosterbeek zorg (gaan) krijgen. Het op onderdelen openblijven van het Hoenderloo College maakt tevens een ordentelijke definitieve sluiting van het Hoenderloo College beter mogelijk. Er wordt momenteel gewerkt aan een sociaal plan voor het onderwijspersoneel. Dit is recent op 16 april en 1 mei 2020 tijdens een Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) besproken door de vakbonden en het (onderwijs)bestuur. Voor maandag 18 mei staat het volgende DGO gepland waarin deze onderhandelingen verder worden uitgewerkt.
Wat is de status van de uitwerking van het sociaal plan, zoals eerder toegezegd aan de onderwijsmedewerkers?
Zoals bij vraag 2 is vermeld wordt er momenteel in het DGO gewerkt aan een sociaal plan.
Hoe verhoudt de toezegging van het sociaal plan voor onderwijsmedewerkers zich tot het laatste voorgestelde plan van Karel Verweij (bestuurder van Pluryn), waarin alle werknemers per 1 augustus 2020 ontslagen worden, zonder enige vorm van een sociaal plan of regeling? Is dit arbeidsrechtelijk gezien überhaupt toegestaan?
Zie vraag 2.
Acht u het wenselijk dat, wie van het onderwijspersoneel voor mei vertrekt, enkele maandsalarissen meekrijgt met als consequentie dat de continuïteit van het onderwijs voor leerlingen nu al gevaar loopt en de werkdruk voor de overige medewerkers enorm zal toenemen? Bent u bereid het bestuur van Pluryn hierop aan te spreken?
De inspectie van het onderwijs (IvhO) ziet toe op de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs. Zij heeft signalen ontvangen dat de medewerkers van het Hoenderloo College de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs niet meer zouden kunnen waarborgen. Deze signalen zijn op 18 maart 2020 met de interim schooldirecteur, de locatieleiding en de bestuursmanager onderwijs besproken. De IvhO heeft laten weten dat zij de signalen zorgelijk vindt voor de leerlingen en dat zij voortdurend contact houdt met Pluryn om toe te zien op een goede borging van het onderwijs. Verder betekenen deze signalen dat de IvhO aanleiding ziet om extra scherp navraag te doen over de stand van zaken bij het bestuur.
Hoeveel onderwijsmedewerkers hebben er al van dit aanbod gebruik gemaakt en hoeveel van hen komt het Hoenderloo College nu tekort om in ieder geval tot 1 augustus a.s. het onderwijs te continueren? Wat zijn hier de gevolgen van?
Er hebben tot 1 mei 2020, 8 medewerkers, (7,4 fte) gebruik gemaakt van dit aanbod. Volgens het Hoenderloo College heeft dit geen gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs.
Vindt u ook dat door het sluiten van het Hoenderloo College het toekomstperspectief van jongeren weggenomen wordt, aangezien niet alleen hun specialistische zorg maar ook hun onderwijs nu wordt weggenomen?
Dit is naar mijn mening niet het geval. Voor alle leerlingen van wie de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, zoekt Pluryn naar een nieuwe, passende plek binnen de jeugdzorg. Aan deze jeugdzorginstellingen, zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren. Daarnaast is het voor een aantal leerlingen het geval dat hun behandeltraject in de residentiële jeugdzorg is afgerond. Voor hen hoeft geen nieuwe residentiële zorg- dan wel onderwijslocatie te worden gezocht.
Voor hoeveel leerlingen is op dit moment al een gepaste onderwijsplek gevonden? Bieden deze plekken hetzelfde type specialistische onderwijs als zij volgden op het Hoenderloo College?
Op dit moment hebben alle jongeren een jeugdhulpaanbod gekregen. Pas als de jongeren en ouders/verzorgers akkoord zijn gegaan, mag contact worden gelegd met de bij de betreffende locatie behorende onderwijsplek. Het Hoenderloocollege is nu in afwachting van akkoord van ouders/verzorgers. Ik heb nogmaals nadrukkelijk onder de aandacht gebracht bij het Hoenderloocollege dat er snel duidelijkheid moet komen voor de leerlingen. De IvhO volgt dit proces nauwgezet.
De IvhO ontvangt maandelijks een overzicht van de uitstromende leerlingen. Ook worden de signalen met betrekking tot de veiligheid van leerlingen nauwlettend gevolgd. Deze jongeren krijgen speciaal onderwijs als dat nodig blijkt te zijn. Aan de jeugdzorginstellingen waar de jongeren worden geplaatst, zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren.
Voor hoeveel leerlingen moet er nog een passende onderwijsplek gevonden worden? Wat is de status daarvan?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u toezeggen dat de leerlingen hetzelfde onderwijs zullen krijgen daar waar zij nu ondergebracht zullen gaan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hier periodiek over informeren?
De IvhO ontvangt maandelijks een overzicht van welke jongeren waar een plek krijgen en per wanneer. Voor alle jongeren die in augustus nog niet klaar zijn met hun behandeling is er volgens Pluryn Onderwijs, een andere en passende vervolgplek gevonden vanaf 1 augustus 2020. Aan deze jeugdzorginstellingen zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren. Het voorgenomen besluit om het Hoenderloo College langer open te houden is voor jongeren die op een nabijgelegen zorglocatie van Pluryn in Oosterbeek zorg (gaan) krijgen. De onderwijsinstelling die hieraan is verbonden hoort bij een ander bestuur. Zij hebben tijd nodig om het onderwijs voor deze doelgroep goed in te richten.
Acht u het wenselijk dat de toekomst van jongeren en onderwijs- en zorgpersoneel ondergeschikt is aan financiële belangen? Zo nee, waarom grijpt u niet in?3
Het besluit tot het sluiten van Het Hoenderloo College lijkt een onvermijdelijk gevolg van het besluit tot het sluiten van beide jeugdzorglocaties van De Hoenderloo Groep. Pluryn heeft allereerst besloten om de zorglocaties Hoenderloo en Kop van Deelen te sluiten. Als redenen voor de sluiting noemt Pluryn zorgen over de kwaliteit van de hulpverlening, de structureel slechte financiële resultaten van de Hoenderloo Groep en de wens om complexe zorg meer gezinsgericht en in de regio de organiseren.
Bent u bereid met het bestuur van Pluryn in gesprek te gaan met als doel het overnemen van het voorstel van de onderwijsmedewerkers, namelijk ook na de zomer de school openhouden, zodat jongeren op een goede wijze elders ondergebracht kunnen worden en er vanwege het doorlopen van de financiering gewerkt kan worden aan een sociaal plan, waarbij leraren van werk naar werk worden begeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit gesprek delen met de Kamer?
Zoals ik u al liet weten in mijn antwoord op vraag 2, heeft de Raad van Bestuur van Pluryn op 8 april 2020 aan de Medezeggenschapsraad (mr) een voorgenomen besluit voorgelegd om het Hoenderloo College in afgeslankte vorm tot uiterlijk 01-08-2021 voor een beperkte groep leerlingen open te houden. Het gaat om een aantal leerlingen binnen het Autisme Spectrum Stoornis cluster. Hierdoor is er meer tijd om een passende plek voor deze leerlingen te vinden en de sluiting/afbouw van het Hoenderloo College voor het personeel in goede banen te leiden. Dit zal og nader uitgewerkt moeten worden in het sluitingsplan.
In de eerder genoemde persverklaring geven medewerkers van het Hoenderloo College aan dat er geen sociaal plan aanwezig is. Zoals reeds in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, vindt er momenteel overleg plaats over dit sociaal plan tussen het schoolbestuur en de vakbonden in het DGO.
Kunt u de Kamer een update sturen hoe het staat met de sluiting van de Hoenderloo Groep, over de huidige zorg aan de jongeren en hoe het staat met de geplande verhuizingen?
Betreft de jeugdhulplocaties streeft Pluryn naar sluiting eind augustus 2020. Pluryn werkt dus toe naar overplaatsing voor die datum. Pluryn garandeert dat geen kind tussen wal en schip gaat vallen. Die verantwoordelijkheid houdt niet op in augustus. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al aangeef, blijft het Hoenderloo College in afgeslankte vorm open tot uiterlijk 1 augustus 2021 voor een beperkte groep leerlingen.
De IGJ zal in de praktijk beoordelen of dit ook het geval is en grijpt indien nodig in. Voor het overgrote deel van de ongeveer 40 jongeren van wie Pluryn op dit moment verwacht dat de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, hebben in maart oriënterende gesprekken plaatsgevonden met jongeren en ouders/voogden over een mogelijke vervolgplek. Op basis hiervan heeft Pluryn op 7 april 2020 aan de ouders/voogden van alle jongeren een aanbod met een, volgens Pluryn, passende vervolgplek gedaan. Deels zijn dit plekken binnen en deels buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden.
Deelt u de mening dat met een toename van de vraag om residentiële jeugdzorg en de huidige tekorten aan geschikte plekken, het verstandiger is om de Hoenderloo Groep – al dan niet tijdelijk langer- open te houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn collega Minister de Jonge en ik delen deze mening niet. In zijn brief4 van 20 februari 2020 schrijft de Minister van VWS dat er een kwantitatief evenwicht tussen vraag en aanbod is. Om ook van een kwalitatief evenwicht te spreken moet de beschikbaarheid van de plaats ook samenvallen met het passend zijn van de groep en het behandelaanbod en zou dit zo mogelijk ook in de regio beschikbaar moeten zijn. Als dat passende aanbod er niet is, is het de verantwoordelijkheid van de gemeente zorg te dragen voor een passend aanbod voor toekomstige zorgvraag. Die verantwoordelijkheid hebben de gemeenten zowel voor de jeugdigen die nu nog bij de Hoenderloo Groep verblijven als voor jeugdigen die in de toekomst geplaatst moeten worden in een 3-milieusvoorziening. Ook geeft de voortgang van het vinden van een vervolgplaats voor jeugdigen die nu bij de Hoenderloo Groep verblijven en in augustus nog niet klaar zijn met hun behandeling geen aanleiding de Hoenderloo Groep langer open te houden. Daarbij helpt het dat Pluryn ongeveer 90 nieuwe plaatsen creëert, waarbij de specifieke expertise van de Hoenderloo Groep wordt meegenomen.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om de Hoenderloo Groep open te houden, gezien door de huidige coronavirus de jeugdzorg onder druk staat en de structuur en capaciteit van de Hoenderloo Groep nu nog overeind staan? Zo ja, gaat u stappen ondernemen om de Hoenderloo Groep open te houden? Zo nee, waarom niet?4
U stelt, terecht, dat de coronacrisis de situatie ingewikkelder maakt. Ik kan goed begrijpen dat deze niet bijdraagt aan het verminderen van de al bestaande ongerustheid. Het is daarom in het belang van medewerkers, ouders, maar vooral de jongeren zelf, dat er snel duidelijkheid komt over een vervolgplek. Het proces vertragen vanwege corona zou, mijns inziens, vooral leiden tot een langere periode van onzekerheid. Het langer open houden van de Hoenderloo Groep draagt daar niet aan bij. Ik vind het daarom verstandig dat Pluryn hard door werkt aan de zorgoverdracht, en ook de nodige coronamaatregelen heeft genomen. Op 6 mei heeft de IGJ in haar voortgangsbericht over de zorgoverdracht van jongeren van de Hoenderloogroep geconcludeerd dat de uitstroom van jeugdigen volgens planning verloopt, ondanks het Coronavirus.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden en informeren over alle gesprekken die gevoerd worden met Pluryn en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn en andere betrokken gemeenten omtrent de sluiting van de Hoenderloo Groep? Zo nee, waarom niet?
De Minister van VWS is bereid de Kamer, zoals hij ook de afgelopen periode heeft gedaan vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid, op de hoogte te houden van de voortgang van de sluiting. Hij heeft uw Kamer onder andere op 17 december 2019, 15 januari 2020, 20 februari 2020, 2 maart 2020 en via antwoorden op meerdere Kamervragen geïnformeerd.
Het bericht ‘Afhandelaars Schiphol eisen steunpakket van 25,5 miljoen euro’. |
|
Cem Laçin , Bart van Kent |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Afhandelaars Schiphol eisen steunpakket van 25,5 miljoen euro»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de vraag van vijf grondafhandelaars op Schiphol voor een steunpakket van € 25,5 miljoen die zij op korte termijn nodig achten omdat er anders gefaseerd drieduizend ontslagen zullen vallen?
De NOW biedt de mogelijkheid voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de loonkosten van werknemers (zowel vast en flex) tot 90% met daarbij de voorwaarde dat geen verzoek om ontslag vanwege bedrijfseconomische redenen mag worden gedaan voor de periode waarvoor de subsidie is verleend. Dit met als doel werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden.
We monitoren of het generieke instrumentarium voldoende uitkomst biedt aan bedrijven en werkenden in bepaalde sectoren (bijvoorbeeld met een seizoenspiek in de omzet of loonkosten) die door de corona crisis in de problemen komen. Dat betekent dat we ook dit verzoek serieus bekijken.
Tegelijkertijd is het kabinet ook realistisch: het steunpakket kan er niet voor zorgen dat deze crisis, die ook na het steunpakket nog gevolgen zal hebben, geheel zonder consequenties voor de economie en werkgelegenheid zal zijn. We moeten bedrijven daarom eveneens in staat stellen mee te bewegen en zich op een toekomst na het steunpakket voor te bereiden. Dat betekent helaas ook dat er mogelijk contracten niet verlengd kunnen worden of minder van externe inhuur gebruik zal worden gemaakt.
Bent u bereid tegemoet te komen aan de oproep van deze vijf grondafhandelaars op Schiphol? Zo ja, bent u ook bereid om voorwaarden als geen ontslagen onder het eigen personeel en extern ingehuurd personeel te stellen aan het verlenen van een steunpakket? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het bij u bekend waarom de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid voor deze vijf grondafhandelaars onvoldoende zou zijn? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo niet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Het is mogelijk dat het omzetverlies van grondafhandelaars te laag is om voor NOW subsidie in aanmerking komen. Daarnaast is het zo dat bij de NOW gerekend wordt met de loonsom van januari 2020. Dit is de meest recente definitieve loonsom voor de uitbraak van het coronavirus. Voor een aantal sectoren of bedrijven, waaronder de luchtvaart, is deze maand niet geheel representatief voor de maanden waarin er minder werk is in verband met de coronamaatregelen. Daardoor valt de subsidie lager uit dan wanneer bijvoorbeeld de loonkosten van maart of april als ijkpunt zou zijn genomen.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de inrichting van grondafhandeling op Schiphol waarbij minder grondafhandelaars actief zijn, er dus minder concurrentie plaatsvindt op prijs en arbeidsomstandigheden en grondafhandelaars hogere tarieven kunnen hanteren om bijvoorbeeld een crisis als deze te doorstaan en het personeel een beter salaris te bieden? Zo ja, wanneer denkt u dit onderzoek te kunnen starten? Zo nee, waarom niet?
Concurrentie tussen aanbieders van grondafhandelingsdiensten op grote luchthavens draagt bij aan een goede dienstverlening tegen redelijke tarieven. Voor grondafhandelingsdiensten is er binnen de EU een vrije markt op basis van EU richtlijn 96/67 uit 1996. Momenteel loopt in EU kader een evaluatietraject van deze richtlijn waarbij ook consultatie van belanghebbenden plaatsvindt. Mede daarom vind ik het niet zinvol om in Nederland afzonderlijk onderzoek te doen naar de grondafhandelingsdiensten.
Bent u bereid om naar de situatie van vergelijkbare luchthavens als Schiphol te kijken waar het gaat om de grondafhandeling en daarbij ook het aantal grondafhandelaars per luchthaven mee te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in mijn antwoord op vraag vijf aangegeven, acht ik een onderzoek naar de inrichting van de grondafhandeling op dit moment niet zinvol.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden gezien de urgentie van het probleem dat grondafhandelaars schetsen?
Ja.
Overwerk in relatie tot toeslagen |
|
Maarten Hijink , Renske Leijten |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u aangeven hoe het kabinet om wil gaan met personeel in cruciale beroepen die nu enorme overuren draaien en die te veel gaan verdienen voor de zorgtoeslag, de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag?1
Het kabinet is zich ervan bewust dat er in bepaalde sectoren, zoals bijvoorbeeld in de zorg nu veel overuren worden gemaakt en waardeert dat ook zeer. Het kabinet weet echter niet of, en zo ja in welke mate de overuren die nu door personeel in deze sectoren worden gemaakt leiden tot een hoger huishoudinkomen in 2020 en daarmee doorwerken naar de toeslagen. Het huishoudinkomen wordt namelijk beïnvloed door tal van factoren, bijvoorbeeld of er sprake is van een of meer inkomens binnen een huishouden, de hoogte van het arbeidsinkomen en eventuele fiscale aftrekposten die het verzamelinkomen beïnvloeden. Dat betekent derhalve dat overwerkuren niet per definitie tot een hoger huishoudinkomen leiden. In het antwoord op vraag 5 ga ik in op de mogelijkheden die door het kabinet zijn verkend om met een eventuele doorwerking van overwerk op toeslagen om te gaan.
Erkent u dat juist mensen in de zorg, distributie of de supermarkten niet het inkomen verdienen waardoor ze nu kunnen overgaan tot het stopzetten van toeslagen en dat zij ook niet kunnen overzien hoeveel overwerk zij zullen hebben aan het einde van dit jaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet heeft geen zicht op de mate waarin mensen die werkzaam zijn in de door de vragenstellers genoemde sectoren afhankelijk zijn van een toeslag of toeslagen en – als dat zo is – of zij in staat zijn een inschatting te maken van het effect van een extra inkomen als gevolg van de hoeveelheid overwerkuren op hun huishoudinkomen en daarmee op de toeslagen die zij in 2020 hebben ontvangen. Evenmin kan het kabinet zien of er partners of huisgenoten zijn die wellicht ten gevolge van de coronacrisis een lager inkomen hebben, waardoor een hoger inkomen als gevolg van overwerken geen of minder invloed heeft op de hoogte van de toeslagen die dit huishouden ontvangt. Tegelijkertijd onderkent het kabinet dat er in deze sectoren zeker ook mensen werkzaam zullen zijn die voor het met hun huishoudinkomen kunnen rondkomen afhankelijk zijn van toeslagen. Juist daarom werkt het huidige stelsel van toeslagen in de actualiteit dat ervoor zorgt dat mensen die hun jaarinkomen te laag inschatten (door bijvoorbeeld geen rekening te houden met overwerk) of – in deze corona-crisis waarschijnlijk meer voorkomend – te hoog hebben ingeschat, door het doorgeven van een wijziging aan de Belastingdienst/Toeslagen een aanpassing van hun maandelijkse toeslag(en) kunnen ontvangen.
Realiseert u zich tevens dat de situatie van overwerken bij cruciale beroepen nog enige tijd kan duren en dat gezien de impact van het werk niet logischerwijs te verwachten is dat mensen per maand hun toeslagen zullen aanpassen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet zet alles op alles om de coronacrisis en de uitdagingen die dat met zich brengt te bestrijden. Het kabinet waagt zich echter niet aan voorspellingen over de tijd die deze crisis duurt en de gevolgen van die crisis voor overwerken in bepaalde sectoren. En hoewel het kabinet begrijpt dat in tijden van veel overwerken het hoofd van mensen niet echt staat naar het doorgeven van inkomenswijzigingen aan de Belastingdienst/Toeslagen, is het huidige toeslagenstelsel erop ingericht dat een individuele toeslagontvanger wel verantwoordelijk blijft voor de aanpassing van het (verwachte) huishoudinkomen en de op grond daarvan aangevraagde toeslag. Zoals uw Kamer bekend wordt er, mede op grond van de door uw Kamer daarover unaniem aangenomen motie gewerkt aan een toekomstig ander stelsel van toeslagen, maar zo’n stelsel kan niet van de ene op de andere dag worden gerealiseerd.
Erkent u tevens dat het beroep dat wordt gedaan op mensen met een cruciaal beroep om extra te komen werken, niet eenvoudig geweigerd kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet heeft ontzettend veel waardering voor de toewijding en inzet waarmee op dit moment in allerlei sectoren die zo cruciaal zijn tijdens deze crisis, zoals bijvoorbeeld de zorg, wordt gewerkt en ook regelmatig wordt overgewerkt. En het kabinet realiseert zich ook dat overwerk in deze cruciale beroepen niet eenvoudig geweigerd kan worden. Het kabinet vertrouwt er echter op dat werkgevers en werknemers in deze sectoren zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen om – ingeval van de noodzaak tot overwerken – ervoor waken dat er voldoende aandacht is voor de balans tussen werkdruk en de benodigde hersteltijd voor de werknemer om te voorkomen dat de werkdruk mensen te veel wordt.
Bent u bereid om met een duidelijke en coulante regeling zekerheid te bieden aan mensen die zich zorgen maken om het overwerken en het gevolg dat toeslagen moeten worden terugbetaald? Zo neen, waarom niet?
Uitgangspunt van het huidige toeslagenstelsel is dat het gebaseerd is op het actuele inkomen en de gezinssituatie van een huishouden. Dit betekent dat wijzigingen in inkomen gevolgen kunnen hebben voor de toeslagen. Dit werkt beide kanten op: bij een hoger inkomen is minder inkomensondersteuning nodig en bij een lager inkomen meer. Het is daarom van groot belang dat burgers tijdig hun wijzigingen in inkomen doorgeven, zodat de toeslagen goed aansluiten op de actuele situatie binnen het huishouden en verrassingen aan het eind van het jaar zoveel mogelijk worden voorkomen.
De afgelopen weken is verkend of er voor de zorg en/of voor andere vitale sectoren waar nu veel wordt overgewerkt een maatregel of regeling getroffen kan worden die voorkomt dat een mogelijk hoger huishoudinkomen in 2020 als gevolg van het overwerk doorwerkt naar de toeslagen. De uitkomst van deze verkenning is dat het niet mogelijk is om uitzonderingen te maken voor specifieke groepen, of dat op een of andere manier rekening kan worden gehouden met een eventueel resulterende terugvordering van toeslagen als gevolg van overwerk na afloop van dit corona-jaar. De Belastingdienst/Toeslagen kan namelijk niet zien of iemand in de zorg of in een andere vitale sector werkt en kan ook niet uit de basisregistratie inkomen halen of het inkomen afkomstig is uit regulier werk of uit overwerk. Dat betekent dat, als er in deze coronatijd compensatie geboden zou moeten worden voor vermindering van toeslagen als gevolg van overwerk, dit voor iedereen zou moeten gelden die in 2020 meer is gaan verdienen, dus ook als gevolg van een nieuwe baan, een andere partner of een gewijzigd arbeidscontract. Er zijn technisch gezien wel enkele generieke maatregelen mogelijk, bijvoorbeeld een tijdelijke verhoging van de afbouwgrenzen van toeslagen, het voor iedereen en voor alle toeslagen standaard vaststellen van het recht op toeslagen in 2020 op basis van het jaarinkomen 2019, of een verhoging van de drempel voor terugvordering van toeslagen over het jaar 2020, maar deze maatregelen zijn (te) grofmazig, duur, of nadelig voor de groepen die nu te maken hebben met een inkomensdaling als gevolg van de corona-crisis. Om die reden kiest het kabinet daar niet voor. Het kabinet zal nu primair inzetten op communicatie om burgers te wijzen op het belang om verwachte wijzigingen in het huishoudinkomen van 2020 zo snel mogelijk door te geven aan de Belastingdienst/Toeslagen. Daarnaast kunnen in sectoren waar nu veel wordt overgewerkt een werknemer en zijn werkgever individueel ook afspraken maken over hoe om te gaan met overwerkuren waarmee een mogelijk ongewenste doorwerking naar de toeslagen wordt voorkomen. Dat kan bijvoorbeeld door af te spreken om dit jaar gemaakte overwerkuren geheel of gedeeltelijk niet uit te laten betalen maar deze als vrije tijd door te schuiven naar volgend jaar.
Bent u bereid deze vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden?
Omdat de verkenning van beleidsopties enige tijd in beslag heeft genomen is de beantwoording van deze schriftelijke vragen door het kabinet vertraagd waarvoor onze excuses.
De effecten van de coronacrisis op kraamverzorgenden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden in dicht fysiek contact komen met een groot aantal clienten zonder daar vooralsnog de benodigde beschermingsmiddelen voor te krijgen terwijl zij daar wel recht op hebben? Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden hierdoor groot persoonlijk risico lopen en dat zij vrijwel nooit in aanmerking komen te worden getest op het coronavirus?
Wordt deze beroepsgroep betrokken bij het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ)? Zo nee, waarom niet en kan dit worden veranderd? Zo ja, waarom leidt dit niet tot een betere equipering van kraamverzorgenden?
Per wanneer worden de beschermingsmiddelen en testcapaciteit beschikbaar gemaakt voor kraamverzorgenden nu zij zijn geplaatst op de lijst van zorgverleners die hier recht op hebben?
Het niet naleven van coronavoorschriften |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht: «Controleren migrantenvervoer geen prioriteit politie vanwege voedselvoorziening»?1
De RIVM-richtlijnen moeten altijd worden opgevolgd, ook in het gezamenlijke vervoer van arbeidsmigranten. Het beeld dat arbeidsmigranten alsnog dicht op elkaar in busjes worden vervoerd zonder voorzorgsmaatregelen, vind ik erg zorgelijk.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is om coronavoorschriften te negeren? Wat onderneemt u tegen situaties waar de 1,5 meter afstand (stelselmatig) wordt genegeerd?
De richtlijnen van het RIVM en de regels in de noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s moeten te allen tijde worden opgevolgd, om het risico op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te maken. De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s diverse aanwijzingen gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben daartoe vervolgens voor hun eigen regio algemeen verbindende voorschriften gegeven (een noodverordening als bedoeld in artikel 176 van de Gemeentewet).
Deelt u de mening dat alle werknemers en dus ook arbeidsmigranten in staat moeten worden gesteld om op een veilige manier op hun werk te komen?
Ja, die mening deel ik. De situatie rond het coronavirus vereist een adequate en verantwoordelijke houding van ons allemaal. Dit geldt des te meer wanneer je als werkgever zorg draagt voor een gezonde en veilige werkplek voor je werknemers.
Hoe oordeelt u over het feit dat politie en gemeente geen prioriteit geven aan de controle op «volle busjes met arbeidsmigranten»? Is deze opstelling volgens u toelaatbaar?
Het is in ieders belang dat alle werkenden, waaronder ook arbeidsmigranten, op een veilige en gezonde manier kunnen werken. Dit betekent ook dat het gezamenlijke vervoer naar de werkplek toe volgens de richtlijnen van het RIVM is ingericht en er gepaste afstand kan worden gehouden. Werkgevers, uitzendbureaus, veiligheidsregio’s en gemeenten zijn allemaal op zoek naar de juiste oplossingen, waardoor het werk in vitale sectoren waar veel arbeidsmigranten werken, op een gezonde en veilige manier doorgang kan vinden. We zijn in gesprek met sociale partners, gemeenten, provincies en andere betrokken partijen, om te kijken naar de praktische oplossingen die kunnen worden geboden om het gezamenlijk vervoer zo in te richten dat de kans op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk is.
Deelt u de mening dat economische belangen niet mogen prevaleren boven veiligheidsvoorschriften? Zo ja, wat onderneemt u tegen het beleid van de gemeente Westland, waar de werk- en woonomstandigheden alsmede de veiligheid van arbeidsmigranten niet voor het eerst worden veronachtzaamd?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om een veilige vervoerswijze te organiseren, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van tussenschotten?3
Als de werkgever gezamenlijk vervoer aanbiedt, is het aan de werkgever om dit vervoer zo te organiseren dat het zo min mogelijk besmettingsrisico’s met zich meebrengt en de richtlijnen van het RIVM worden gevolgd. In de praktijk betekent dit dat de 1,5 meter afstand ook voor het vervoer geldt.
Het bericht ‘Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: ‘Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?’’ |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: «Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?»»?1
Ja.
Bent u het eens dat mensen in vitale beroepen, zoals onder andere zorgverleners, schoonmakers en vakkenvullers ten allen tijde naar hun werk moeten kunnen nu zij in deze crisistijd het land draaiende houden en dat daarbij het openbaar vervoer onmisbaar is?
Het openbaar vervoer is van publiek belang en het is noodzakelijk dat in deze crisistijd het openbaar vervoer rijdt en blijft rijden. Dit is niet alleen van belang voor werknemers in de vitale beroepen, maar ook voor mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer voor zorgafspraken of mensen die niet thuis kunnen werken. De decentrale overheden, die verantwoordelijk zijn voor het regionale openbaar vervoer, kunnen het beste bepalen welk vervoeraanbod passend is voor de regio, ook onder de huidige crisisomstandigheden. Samen met de vervoerder werken zij aan passende oplossingen.
Verder merk ik op dat in de veiligheidsregio’s inmiddels noodverordeningen van kracht zijn. Deze verordeningen, zoals in Twente, kunnen bepalingen bevatten over het beperken of zelfs stil leggen van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld als niet voldaan wordt aan de eis om 1,5 meter afstand te houden. Dit altijd in overleg met de vervoerder. Ik vind dat vervoerders en reizigers binnen hun mogelijkheden er alles aan moeten doen om een dergelijke maatregel te voorkomen. Zie ook het protocol verantwoord reizen met openbaar vervoer2.
Wat vindt u ervan dat Keolis en andere vervoerders hun dienstregeling hebben aangepast waardoor arbeiders in vitale beroepen niet of minder snel op hun werk kunnen komen?
De provincie Overijssel heeft samen met de provincies Gelderland en Flevoland een samenwerkingsverband gevormd, OV Oost genaamd, dat de concessie van de drie provincies beheert. In deze provincies rijden de vervoerbedrijven Keolis, Connexxion en Arriva.
Volgens informatie van de provincie Overijssel zijn deze vervoerders, in overleg met de concessiebeheerder OV Oost, door de week overgegaan naar een zaterdagdienstregeling. Enerzijds omdat nog slechts 10% van de reizigers gebruik maakt van het openbaar vervoer. Anderzijds anticiperen de vervoerders met de aangepaste dienstregeling op een toenemend ziekteverzuim zodat er voldoende chauffeurs beschikbaar zijn om de dienstregeling betrouwbaar te kunnen blijven uitvoeren.
De vervoerders kijken – rekening houdend met mensen in vitale beroepen – extra zorgvuldig naar het begin van de dienstregeling omdat sommige lijnen met de zaterdagdienstregeling te laat zouden starten in verhouding tot de standaard dienstregeling. Voor die lijnen wordt ’s ochtends extra gereden om de mensen de mogelijkheid te bieden om met het openbaar vervoer naar hun werk te gaan. Deze aanpak wordt gemonitord en indien nodig aangepast om zo goed mogelijk in te spelen op de behoeften van de reizigers in de vitale beroepen.
Ook wordt vanzelfsprekend gelet op de eis dat passagiers een afstand van 1,5 meter tot elkaar moet kunnen innemen. Dit betekent dat per bus maximaal 10 mensen mee kunnen. Dit vraagt om begrip en discipline van de reizigers. Indien nodig worden extra bussen ingezet.
De vervoerbedrijven tonen maximale flexibiliteit om zo veel mogelijk aan de huidige behoefte van reizigers te voldoen. Ik heb veel waardering voor de grote inspanningen die hiervoor worden geleverd.
Bent u bereid om met vervoerders in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de dienstregeling dusdanig wordt ingericht dat arbeiders met een vitaal beroep zonder vertraging of uitval van bussen naar hun werk kunnen?
Ja, het is goed om hier alert op te blijven. Ik overleg wekelijks in het NOVB met de decentrale vervoerautoriteiten en de openbaar vervoerbedrijven over de gang van zaken in het openbaar vervoer.
Bent u het eens dat in deze onwerkelijke crisisperiode winst voor vervoerders ondergeschikt moet zijn aan het vervoeren van arbeiders met een vitaal beroep en daarmee het draaiend houden van het land?
Het openbaar vervoer wordt net als andere sectoren, hard getroffen door de crisis door het wegvallen van reizigersinkomsten. In het NOVB overleg ik met de decentrale vervoersautoriteiten en vervoerders over maatregelen waardoor de sector het hoofd boven water kan houden en kan blijven functioneren.
Vindt u dat buschauffeurs en andere arbeiders misstanden en gebreken altijd moeten kunnen melden zonder bang te moeten zijn voor een schorsing of zelfs ontslag? Zo ja, bent u bereid om dit duidelijk te maken richting vervoerders?
De vervoerders beschikken over bedrijfsreglementen met bepalingen over het melden van misstanden of over de omgang met de pers.
Ik kan niet beoordelen of de betrokken chauffeur de juiste weg heeft bewandeld. Uiteraard kan het niet zo zijn dat een werknemer die zich kritisch uitlaat over de keuzes die de werkgever maakt in het kader van de bedrijfsvoering, direct schorsing of ontslag hoeft te vrezen. De werknemer mag zich uitlaten over de bedrijfsvoering van de werkgever, zolang dit niet gebeurt op een manier die de werkgever kan schaden.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 april 2020 beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het schriftelijk overleg Openbaar vervoer en Taxi op 8 april 2020?
Ja.
De wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige,- en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen |
|
Frank Futselaar |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de oproep van dierenorganisaties omtrent de wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen?1
Het verzoek om diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen toe te voegen is mij bekend.
Kunt u toelichten op welke gronden besloten is om dierenartsen, dierverzorgers en dierambulancemedewerkers buiten de voedselketen niet toe te voegen aan deze lijst?
De lijst van cruciale beroepsgroepen is opgesteld om noodopvang te kunnen bieden voor kinderen van ouders/verzorgers in cruciale beroepsgroepen. Het gaat hier om beroepsgroepen die in de huidige omstandigheden vragen om continue bezetting. Ook als je een onmisbare functie vervult ten behoeve van een van deze cruciale beroepsgroepen of vitale processen val je binnen het bereik van de lijst. De lijst vormt tevens de basis voor de uitzondering op de maatregel dat huisgenoten van iemand met luchtwegklachten met koorts en/of benauwdheid ook thuis moeten blijven. Om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te kunnen beperken is het natuurlijk van groot belang dat er zo min mogelijk uitzonderingen worden gemaakt op de maatregelen. De lijst is daarom beperkt gehouden.
Dat bepaalde beroepen, zoals dierverzorgers, niet expliciet op de lijst staan doet niets af aan het grote belang van deze beroepen. Van veel beroepen en dus ook van dierverzorgers wordt gevraagd om zoveel als mogelijk zelf oplossingen te vinden om, binnen de kaders van de COVID-19 maatregelen die gelden, activiteiten toch doorgang te laten vinden. Bij knelpunten is het advies om lokaal oplossingen te zoeken, mede in overleg met werkgever, school en kinderopvang.
Deelt u de mening dat de gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen en deelt u de mening dat genoemde specialistische beroepsgroepen hiervoor cruciaal zijn?
Ik deel uw mening dat gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen. Daarbij is relevant dat de gezondheid van dieren niet meteen in het geding zal zijn als deze dieren bepaalde zorg niet krijgen die ze normaal wel krijgen. Niet alle dieren hebben specialistische zorg nodig en ook niet alle zorg die dieren normaal krijgen is op korte termijn noodzakelijk. De overheid en betrokken partijen moeten er binnen de kaders samen alles aan doen om te zorgen dat dieren wel de noodzakelijke en gespecialiseerde zorg blijven krijgen die nodig is voor hun gezondheid. Waarbij natuurlijk geen afbreuk gedaan mag worden aan een effectieve aanpak van de Corona uitbraak. Ik ben in goed overleg met vertegenwoordigende organisaties in deze sector en monitor de situatie.
Bent u op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen wel zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen?
Ik ben op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen.
Waarin verschilt Nederland op dit punt volgens u van omringende landen?
Nederland heeft op onderdelen een ander maatregelenpakket ingesteld om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te beperken dan de ons omringende landen. Dat maakt ook dat de maatregelen andere effecten kunnen hebben op de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden dan in andere, omringde landen.
Herkent en erkent u de mededeling van de dierenorganisaties dat de zorg voor dieren onder druk is komen te staan als gevolg van de beperkende coronamaatregelen? Zo ja, wat heeft u ondernomen om deze situatie te verlichten?
Het is mij bekend dat de COVID-19 maatregelen ook invloed kunnen hebben op de zorg voor dieren. Van de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden heb ik inderdaad begrepen dat het door de maatregelen lastig is om de zorg voor dieren in bepaalde gevallen te organiseren. Daar waar de verzorging van dieren alleen uitgevoerd kan worden door personen met zeer specialistische kennis en vaardigheden, denk aan zorg voor proefdieren, dierentuindieren en quarantaine van opgevangen primaten, is er grotere kans op ontstaan van knelpunten, aangezien het aantal personen dat deze zorg kan verlenen veel beperkter is dan reguliere zorg aan dieren.
De lijst met cruciale beroepen is niet alomvattend en vraagt in de praktijk om maatwerk. Het is aan ouders en werkgevers om hierin juiste keuzes te maken.
Voor deze beperkte groep specialistische dierverzorgers die noodzakelijke en specialistische zorg aan dieren verlenen geldt dus ook dat door middel van maatwerk oplossingen gevonden moeten worden als de zorg voor dieren in de knel komt. Verder geldt dat op het moment dat er nieuwe aanvullende maatregelen zouden komen er opnieuw bepaald wordt of en voor wie er uitzonderingen komen.
De huisvesting van arbeidsmigranten tijdens de coronacrisis |
|
Jasper van Dijk , Sandra Beckerman |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat arbeidsmigranten vrezen voor ontslag, besmetting en reisbeperkingen door corona?1
Ik begrijp de zorgen van arbeidsmigranten in deze onzekere en snel veranderende tijden. Veel arbeidsmigranten werken in sectoren zoals de land- en tuinbouw of in de logistiek. Hun inzet is van groot belang voor de vitale processen in ons land. Het is een noodzaak dat te allen tijde de voorzorgsmaatregelen van de rijksoverheid worden toegepast.
Hoeveel arbeidsmigranten wonen op dit moment op plaatsen waar het onmogelijk is om de bevolen afstand van anderhalve meter aan te houden, zoals gedeelde slaapkamers of stacaravans?
Hierover zijn mij geen gegevens bekend.
Hoe is het mogelijk dat de huisvesting, het vervoer en de werkomstandigheden van arbeidsmigranten niet voldoen aan de maatregelen van het RIVM? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is in ieders belang dat iedereen zo gezond en veilig mogelijk kan wonen, werken en reizen. Werkgevers, huisvesters en uitzendbureaus hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om de maatregelen van het RIVM zo goed mogelijk te implementeren om besmettingsgevaar te voorkomen. Het is voor iedereen een grote uitdaging om de maatregelen zo goed mogelijk door te voeren en tegelijkertijd de vitale processen draaiende te houden.
Wij vragen werkgevers hun verantwoordelijkheid te nemen en goed te zorgen voor de gezondheid van arbeidsmigranten, door hen bijvoorbeeld niet op straat te zetten als het werk stopt of de arbeidsmigrant ziek wordt. Dit in lijn met de oproep van het kabinet om de komende tijd goed voor elkaar te zorgen.
Zijn inmiddels alle arbeidsmigranten in ons land op de juiste wijzen geïnformeerd over de gevaren van en de maatregelen omtrent het coronavirus, waar in eerdere Kamervragen om is gevraagd? Zo nee, waarom niet aangezien de volksgezondheid op het spel staat?2
De voorzorgsmaatregelen die gelden vanuit de rijksoverheid zijn in de vorm van posters en flyers beschikbaar in diverse talen, waaronder in het Engels, Pools, Spaans, Turks, Arabisch en Papiamento. 3 Deze informatie wordt middels sociale mediacampagnes verspreid onder diverse doelgroepen, waaronder arbeidsmigranten. De meest gestelde vragen en antwoorden over corona en de gevolgen voor werknemers worden op dit moment vertaald ten behoeve van arbeidsmigranten.
Het Ministerie van SZW verspreidt daarnaast de antwoorden op veel gestelde vragen over de situatie van arbeidsmigranten en het coronavirus, in overeenstemming met de informatie die te vinden is op rijksoverheid.nl en in afstemming met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Deze informatie wordt gedeeld met sociale partners en gemeenten die veel met arbeidsmigranten te maken hebben en gaat in op de vragen rondom de situatie van arbeidsmigranten. De informatie wordt tevens vertaald en onder ambassades verspreid van de thuislanden van veel arbeidsmigranten.
Waar kunnen arbeidsmigranten terecht als zij – al dan niet gedwongen- moeten werken en leven in omstandigheden die niet voldoen aan de richtlijnen van het RIVM en zijn of worden arbeidsmigranten op deze mogelijkheid gewezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoewel de Inspectie SZW (ISZW) verantwoordelijk is voor toezicht op onder andere de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), vallen de bijzondere voorzorgsmaatregelen van het RIVM niet onder de inspectiebevoegdheden van de ISZW. Op grond van de Arbowet moet de werkgever de risico’s en gevaren voor de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Als de werkgever niet de nodige voorzorgsmaatregelen treft, kan de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding doen bij de Inspectie SZW. Indien de Inspectie SZW meldingen ontvangt zal per geval worden bekeken wat met de melding kan worden gedaan. Zo kan de Inspectie zelf actie ondernemen, bijvoorbeeld door de werkgever aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid. Meldingen kunnen ook worden doorgeleid naar andere instanties, zoals bijvoorbeeld de gemeente als het gaat om handhaving van de 1,5 meter afstand.
Wat gebeurt er als arbeidsmigranten van dezelfde persoon of hetzelfde bedrijf afhankelijk zijn voor werk en huisvesting, en deze mensen hun baan verliezen tijdens de coronacrisis? Worden deze mensen dan dakloos en waar kunnen zij dan heen?
De afhankelijkheidsrelatie tussen de arbeidsmigranten en de werkgever die tevens huisvester is, heeft al langere tijd onze aandacht. Zoals in eerdere Kamervragen en in de Integrale aanpak van misstanden arbeidsmigranten4, is het kabinet in gesprek met sociale partners om hiervoor een oplossing te vinden.
Het kabinet roept allereerst werkgevers op om werknemers niet te ontslaan, maar in dienst te houden en gebruik te maken van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). Indien een werkgever wel de arbeidsmigrant ontslaat, vraagt het kabinet de werkgever om hier ook een verantwoordelijkheid voor te nemen en de arbeidsmigrant niet per direct op straat te zetten. Indien iemand acute hulp nodig heeft kan de gemeente onder bepaalde voorwaarde tijdelijk onderdak bieden.
Op welke wijze(n) gaat u ervoor zorgen dat arbeidsmigranten zo snel mogelijk veilig zijn tijdens de coronacrisis, zowel op hun werk als in hun (tijdelijke) huis?
Het is van groot belang dat te allen tijde de richtlijnen van het RIVM worden gehanteerd. Zowel op de werkplaats, als op de huisvestingslocatie en in het gezamenlijke vervoer. Het kabinet zet in op voorlichting van de RIVM-richtlijnen en communicatie in verschillende talen. Daarnaast kunnen werkgevers, huisvesters en gemeenten maatregelen treffen om de werkplek en de huisvestingslocatie zo in te richten dat de kans op besmetting zo klein mogelijk wordt gemaakt. Alleen samen krijgen we het coronavirus in Nederland onder controle.
Er wordt samengewerkt met werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en ambassades om de problemen die nu ontstaan voor arbeidsmigranten en werkgevers, zo goed mogelijk aan te pakken en waar mogelijk te handhaven. Het kabinet monitort de ontwikkelingen en beziet of er extra stappen nodig zijn.
Is of wordt bij sluiting van locaties zoals vakantieparken, waar bewoners als bezoekers geen anderhalve meter afstand kunnen houden, voor alle bewoners passende en betaalbare, vervangende woonruimte geregeld? Voor welke locaties geldt deze maatregel van directe sluiting nog meer?3
Veiligheidsregio’s kunnen op basis van de noodverordening COVI-10 recreatieve locaties sluiten en een verbod op recreatief nachtverblijf afvaardigen. In de noodverordeningen zijn uitzonderinggronden opgenomen zodat al dan niet tijdelijke bewoners voor wie deze locatie het hoofdverblijf is hier kunnen blijven. Wij roepen de veiligheidsregio’s dan ook nadrukkelijk op om deze uitzonderingsgronden ruimhartig toe te passen en te zorgen dat mensen in een veilig recreatieobject met eigen voorzieningen kunnen blijven wonen tijdens deze crisis. Als dat niet kan omdat er een onveilige situatie is, dan dient de gemeente te ondersteunen bij het vinden van alternatieve huisvesting.
Deelt u de mening dat het onmenselijk, onwenselijk en onverstandig is om mensen gedurende de coronacrisis op straat te zetten, vanwege het gevaar op besmetting en verspreiding van het virus?
Ik ben van mening dat er gedurende deze crisis niemand op straat moet belanden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen mensen dakloos worden tijdens de coronacrisis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Samen met verhuurders heeft het kabinet afspraken gemaakt over het voorkomen van huisuitzettingen als gevolg van de coronacrisis6. Ook zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het met een spoedwet mogelijk maken om tijdelijke contracten te verlengen voor een korte periode. Deze wet is op 6 april jl. bij de Tweede Kamer ingediend.