Ingediend | 21 februari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 18 maart 2025 (na 25 dagen) |
Indieners | Don Ceder (CU), Sarah Dobbe , Derk Boswijk (CDA) |
Beantwoord door | Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z03363.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1657.html |
Wij hebben kennisgenomen van het artikel en delen de daarin genoemde zorgen omtrent het conflict in Soedan.
De oorlog en humanitaire crisis in Soedan zijn zeer zorgwekkend. Het conflict raakt de Soedanese bevolking en heeft daarnaast gevolgen voor stabiliteit en veiligheid in de regio maar ook daarbuiten. Nederland blijft zich inspannen voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen.
Graag verwijzen wij uw Kamer naar de recente Kamerbrief van 21 februari 2025 waarmee wij uw Kamer informeren over de huidige situatie in Soedan met betrekking tot de oorlog en humanitaire crisis en de Nederlandse inzet.4 Via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen spant Nederland zich, op ministerieel en hoog-ambtelijk niveau, er voor in om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen en aandacht te vragen voor de oorlog en humanitaire ramp. Zo heeft Nederland individueel en in EU-verband in de VN Mensenrechtenraad steun uitgesproken voor de onafhankelijke internationale fact-finding mission, opgeroepen tot een staakt-het-vuren en de strijdende partijen opgeroepen zich te houden aan geldend oorlogsrecht. De EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika blijft intensief engageren met beide strijdende partijen en wijst hen op hun plicht om burgers en humanitaire hulpverleners te beschermen. Bij de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang benadrukt van intensievere betrokkenheid van de EU en voorgesteld een EU-kerngroep te vormen.
Het kabinet verwacht dat Nederlandse bedrijven ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-RL). Wanneer Nederlandse (en Europese) bedrijven boven bepaalde drempelwaarden de zogeheten conflictmineralen (o.a. tin, wolfraam, tantaal en goud) importeren hebben zij, op basis van de Europese Conflictmineralenverordening (Verordening 2017/821), een gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Dat betekent dat zij potentiële negatieve effecten op mens en milieu in hun waardeketens moeten identificeren en waar mogelijk tegen moeten gaan. In Nederland houdt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) toezicht op de verordening. De verordening heeft als doel de controle op handel in de genoemde mineralen uit conflict- en hoog risicogebieden en is een van de middelen om een einde te maken aan de financiering van gewapende groepen en gedwongen arbeid in mijnen. Ondersteunend aan de verordening bestaat er een indicatieve, niet-uitputtende lijst van conflict- en hoog risicogebieden5. Dertien regio’s in Soedan staan op deze lijst.
Daarnaast is de Anti-dwangarbeidverordening (Verordening 2024/3015) relevant wanneer de delving van goud gepaard gaat met gedwongen arbeid. Deze verordening verbiedt bedrijven namelijk om producten gemaakt met dwangarbeid op de markt van de Unie te plaatsen. Door de complexe context kunnen misstanden echter niet uitgesloten worden. Het is aan bedrijven om risico’s zo goed mogelijke te identificeren en waar mogelijk tegen te gaan. Het kabinet ondersteunt bedrijven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid, o.a. met het MVO steunpunt en sectorale samenwerking.
Zoals aangegeven bij vraag 3 is er reeds specifieke wetgeving van kracht op het terrein van conflictmineralen en dwangarbeid. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) bevat een overkoepelende gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor grote bedrijven om zo risico’s voor mens en milieu te identificeren, te voorkomen en aan te pakken. Onder de reikwijdte van de richtlijn vallen in de EU gevestigde bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers en een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen wereldwijd, en niet in de EU gevestigde bedrijven met een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen op de Europese markt. Elke lidstaat zal in de omzetting naar nationaal recht een nationale toezichthouder aanwijzen en de richtlijn voorziet in een Europees netwerk waarin deze toezichthouders samenwerken. In het geval dat Europese ondernemingen of niet-EU ondernemingen die onder de richtlijn vallen bijdragen aan het conflict in Soedan kan dat aanleiding zijn voor een toezichthouder om in dialoog te gaan met deze onderneming en in het uiterste geval een boete op te leggen van minimaal 5% van de wereldwijde netto omzet.
Overigens heeft de Europese Commissie op 26 februari jl. het eerste zogenoemde omnibusvoorstel gepresenteerd waarin een aantal duurzaamheidswetten, waaronder de CSDDD, met het oog op regeldrukvermindering worden gestroomlijnd. Het kabinet zal uw Kamer volgens de gebruikelijke BNC-procedure hierover informeren.
Het speelveld van actoren betrokken bij één of beide partijen in de oorlog, en de verschillende bewapenings- en financieringsstromen en -routes, is complex en diffuus.
Tijdens de RBZ van oktober 2024 heeft het kabinet opgeroepen tot meer diplomatieke druk door middel van een derde sanctiepakket gericht op RSF- en SAF-leden, en op diegenen die zich in strijd met het geldende wapenembargo schuldig maken aan het bewapenen, financieren of logistieke ondersteuning bieden aan de strijdende partijen, zowel binnen als buiten Soedan. In EU-kader is er al sinds 1994 een EU-wapenembargo van kracht op geheel Soedan dat meermaals is verlengd en uitgebreid. Daarnaast is er een VN-wapenembargo voor Darfoer van kracht, dat in september 2024 in de VN Veiligheidsraad is verlengd. In oktober 2024 heeft Nederland in EU-kader gepleit voor het uitbreiden van het VN-wapenembargo op Darfoer naar heel Soedan. Tevens bespreekt Nederland de zorgwekkende situatie in Soedan ook met de regionale partners, en benadrukt daarbij de noodzaak tot een einde aan het geweld en het belang van naleving van het VN wapenembargo op Darfoer.
Nederland vraagt via verschillende kanalen aandacht voor financiering door derde partijen, onder meer in EU verband en in bilaterale gesprekken met derde landen betrokken bij het conflict. Tevens is het afsnijden van financieringsstromen een aandachtspunt bij het vaststellen van namen van entiteiten binnen het EU sanctieregime.
Zie antwoord vraag 5.
In de Kamerbrief van 21 februari jl. inzake de oorlog en humanitaire ramp in Soedan wordt onder andere ingegaan op de inzet van Nederland betreffende de mogelijke indirecte export van wapens naar Soedan. Als deel van de inspanning heeft Nederland de zorgen hierover geuit in de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 en aandacht gevraagd voor het specifieke omleidingsrisico van wapens naar Soedan via derde landen.
Conform de toezegging gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is de Kamer via de geannoteerde agenda voor de RBZ van december 2024 geïnformeerd over contact met de Franse autoriteiten naar aanleiding van mediaberichtgeving over militaire goederen van Franse makelij die in Soedan terecht zouden zijn gekomen.6 De Franse autoriteiten nemen deze berichtgeving zeer serieus en hebben een onderzoek ingesteld. Het kabinet heeft vertrouwen in het Franse wapenexportcontrolebeleid. Ten aanzien van het risico op omleiding van militaire goederen naar Soedan blijft het kabinet conform staand beleid voor elke vergunningaanvraag zorgvuldig toetsen. In dat proces van toetsing wordt ook secuur gekeken naar het risico dat goederen door omleiding in Soedan terechtkomen. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd, wordt een vergunningaanvraag afgewezen.
Het is hoogst waarschijnlijk dat Rusland banden heeft met beide strijdende partijen in Soedan. Dit is voornamelijk te zien via militaire steun van zogenaamde Private Military Companies (PMC’s) zoals het Africa Corps, maar ook via strategische bilaterale overeenkomsten tussen Rusland en Soedan zoals het openen van een Russische marinebasis aan de Rode Zee. De rol van Rusland op het Afrikaanse continent is groot en neemt toe. In Soedan, maar ook elders op het continent, is Rusland via PMC’s bezig om toegang te krijgen tot natuurlijke grondstoffen zoals goud om o.a. de oorlog in Oekraïne te financieren. Deze ontwikkelingen zijn voor Nederland uiterst zorgelijk, keuren wij af en worden consequent in EU-verband door Nederland opgebracht.
Nederland spant zich via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen in voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen. De recente Kamerbrief van 21 februari 2025 gaat in op deze inzet en de gezamenlijke stappen in Europees verband.7 Nederland zet zich in voor een versterkte EU benadering ten aanzien van Soedan, en heeft mede daarvoor het initiatief genomen voor de oprichting van een EU kerngroep. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om bespreking tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. Zij onderschreef dit belang. Wij verwachten dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van april zal worden gesproken over Soedan. Gelet op de grote hoeveelheid buitenland prioriteiten sluiten wij niet uit dat dit ook later zou kunnen worden. De Minister van Buitenlandse Zaken blijft zich hier hoe dan ook voor inspannen.
Daarnaast pleit Nederland in Europees verband actief voor humanitaire uitzonderingen binnen sanctieregimes, wat heeft geleid tot een dergelijke uitzondering in het EU-sanctieregime voor Soedan. Verder leidt Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk de Humanitarian Donor Working Group (HDWG) voor Soedan in Nairobi. Deze groep richt zich op informatie-uitwisseling, coördinatie en belangenbehartiging. Het kantoor van de Resident Coordinator/Humanitairan Coordinator(RC/HC) is bezig met een analyse om de verwachte impact van het stopzetten van USAID-activiteiten in kaart te brengen. Gezien de omvang van de Amerikaanse financiering is duidelijk dat een groot deel van de weggevallen steun niet door andere donoren kan worden opgevangen.