Ingediend | 11 februari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 11 maart 2025 (na 28 dagen) |
Indiener | Claire Martens-America (VVD) |
Beantwoord door | Eppo Bruins (CU) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z02480.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1584.html |
Ja.
Ja, het kabinet heeft geen plannen om de wettelijke regels rond het bindend studieadvies (bsa) aan te passen. De voorgenomen wetswijziging van het vorige kabinet om het bsa verplicht te maximeren op 30 studiepunten aan het eind van het eerste jaar wordt dan ook niet doorgezet.
Ja, het kabinet ziet het bsa als nuttig instrument om de studievoortgang van studenten in de gaten te houden en om studiebegeleiding vorm te geven. Het beleid en de wetgeving daaromtrent wordt dus ook niet gewijzigd. Dit betekent dat de wettelijke bevoegdheid van universiteiten en hogescholen om zelf te bepalen of ze een bsa hanteren en zo ja, welke norm zij hanteren, ongewijzigd blijft. De wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) schrijft voor dat instellingen alle studenten aan het eind van hun eerste studiejaar een advies geven over de voortzetting van de studie en dat het instellingsbestuur aan dit advies een afwijzing kán verbinden.2 Het blijft daarom de bevoegdheid van de instellingen om, in samenspraak met hun medezeggenschap, een bsa-norm te hanteren of niet, en zo ja, welke norm ze hiervoor hanteren.
Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Het beleid en de wetgeving rond het bsa zijn niet gewijzigd. Daarmee blijft het de wettelijke bevoegdheid van de instellingen om te bepalen of ze wel of niet een bsa hanteren, en zo ja, welke norm ze hiervoor hanteren. Aangezien het de bevoegdheid van de instellingen zelf is, wordt niet centraal geregistreerd welke bsa-normen er worden gehanteerd. Van een aantal hogescholen is bekend dat ze hun eigen norm voor het bsa hebben versoepeld, of van plan zijn dit te doen, zoals Fontys3, Avans4, Zuyd Hogeschool5, Hogeschool Rotterdam6 en de Hanzehogeschool.7 De hogescholen uit genoemde voorbeelden leiden zo’n 150.000 studenten op.
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het beleid en de wetgeving rond het bsa blijven ongewijzigd. De instellingen hebben de wettelijke bevoegdheid om, in samenspraak met hun medezeggenschap, te bepalen of ze het verplichte studieadvies bindend maken of niet en zo ja, welke norm ze hiervoor hanteren.8
Nee, ik voer op dit moment geen gesprekken met individuele hogescholen over het bsa. Zoals aangegeven heb ik geen plannen om de beleidswijziging van het vorige kabinet voort te zetten. Het beleid, de wettelijke bevoegdheid zoals deze aan de instellingen is toebedeeld, blijft ongewijzigd. Het kabinet ziet het bsa als nuttig instrument om de studievoortgang van studenten in de gaten te houden en om studiebegeleiding vorm te geven.
Instellingen moeten hun beleid rond het bsa afstemmen met de medezeggenschap. Het blijft dus aan instellingen om samen met de medezeggenschap verschillende argumenten rond het bsa te wegen.
In de meeste gevallen is het nog te vroeg om conclusies te trekken over aanpassingen in het bsa-beleid van individuele hogescholen en effecten daarvan op uitval (in latere jaren). Reden hiervoor is dat deze aanpassingen vaak vrij recent zijn doorgevoerd. Zo heeft Fontys besloten om het bindende karakter van het bsa te laten vervallen per studiejaar 2024/2025 en vervangt Avans per volgend collegejaar het bsa door een doorstroomnorm (waarbij studenten niet verwezen worden wanneer zij de norm niet halen). Hogeschool Zuyd heeft per studiejaar 2021/2022 het bsa vervangen door een niet bindend advies. Uit het dashboard studiesucces van de VH9 blijkt dat de uitvalcijfers bij Zuyd Hogeschool geen opvallende stijging of daling laten zien.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 hebben instellingen de wettelijke bevoegdheid om het bsa vorm te geven. Het is daarnaast aan instellingen zelf om hun curriculum en studieprogramma vorm te geven en daarbij eventueel gebruik te maken van een «doorstroomnorm». Een doorstroomnorm is er op gericht om de benodigde kennis voor het daaropvolgende jaar te waarborgen. Het zou dus niet zo moeten zijn dat studenten naar het tweede jaar doorstromen zonder voldoende voorkennis om de daaropvolgende vakken te kunnen volgen.
Naar aanleiding van een voorstel van het vorige kabinet om het bsa aan te passen heeft koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL) haar standpunten uiteengezet.10 De VH heeft in 2021 haar standpunten rond het bsa beschreven in een position paper.11 UNL wees in het stuk op het belang van het bsa en vroeg om de huidige wet- en regelgeving, waarbij instellingen samen met de medezeggenschap het wel/niet hanteren van het bsa bepalen, in stand te houden. Ook de VH gaf in het position paper aan dat het kunnen voeren van maatwerk rondom het studieadvies essentieel is. Ze gaven aan dat het al dan niet hanteren van een bindend advies moet passen in de context en het pedagogisch didactisch model van een opleiding en/of de hogeschool. De VH pleit dan ook voor behoud van de huidige wettelijke ruimte om een bsa te kunnen hanteren.
Voor zover mij bekend hanteren, onder universitaire opleidingen, enkele opleidingen van de Faculty of Health, Medicine and Life sciences (FHML) van de Universiteit Maastricht geen bsa.
De in mijn antwoord op vraag 4 genoemde hogescholen geven verschillende redenen voor het niet toepassen van het bsa, zoals dat het niet zou passen bij het individuele leerproces, dat het niet goed zou passen bij de individuele verantwoordelijkheid van studenten of te hoge stress en prestatiedruk. Bij opleidingen van de FHML van de UM zou het bsa niet passen in het toetssysteem van programmatisch toetsen.12
Op 11 februari 2025 heeft het lid Martens-America (VVD) schriftelijke vragen gesteld over Het bericht «Het bindend studieadvies verdwijnt langzaam van de hogeschool» (kenmerk 2025Z02480). Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk, omdat wegens het voorjaarsreces afstemming van de beantwoording langer duurt. Ik zal de vragen binnen de daarvoor geldende termijn van 6 weken beantwoorden.