Ingediend | 10 februari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 24 maart 2025 (na 42 dagen) |
Indiener | Lisa Westerveld (GL) |
Beantwoord door | Karremans |
Onderwerpen | criminaliteit jongeren openbare orde en veiligheid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z02393.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1718.html |
Zoals eerder in de media1 is verschenen hebben meerdere voormalig bewoners van behandelcentrum Woodbrookers aangifte gedaan, waarop politie en justitie een onderzoek zijn gestart. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in september 2024 besloten om het onderzoek naar mogelijke mishandelingen te beëindigen. Deze beslissing heeft in één geval tot een artikel 12 Wetboek van Strafvordering (12 Sv-procedure) geleid. Dat betekent dat er sprake is van een lopende procedure en ik daarover geen inhoudelijke mededelingen kan doen.
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 1 aangeef, is er sprake van een lopende procedure zodat ik geen inhoudelijke mededelingen kan doen. In antwoord op eerdere vragen van het lid Bruyning heb ik u reeds laten weten dat het OM heeft onderzocht in hoeverre de medewerkers van het behandelcentrum Woodbrookers hebben gehandeld in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving en de toen geldende protocollen die betrekking hadden op de FMT-methode (fysiek mentale weerbaarheidstraining).2 De Nederlandse regelgeving moet, als het gaat om het beperken van grondrechten voldoen aan de eisen van de Grondwet en de internationale mensenrechtenverdragen. De Jeugdwet voldoet aan die eisen. Als instellingen richtlijnen en protocollen vaststellen, dan zullen deze ook altijd moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
De Jeugdwet stelt nadrukkelijk voorwaarden aan het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals het vastpakken en vastpakken en vasthouden. Uitgangspunt is altijd het nee, tenzij beginsel: alleen vrijheidsbeperking als er geen minder zwaar alternatief is, het proportioneel is en naar verwachting effectief. En vrijheidsbeperking moet gericht zijn op:
Aanbieders van gesloten jeugdhulp moeten ervoor zorgen dat zij hun medewerkers volgens de geldende richtlijnen opleiden zodat vastpakken en vasthouden alleen gebeurt op basis van dit nee, tenzij beginsel en zonder toediening van pijnprikkels. Zij maken gebruik van methodes waarbij ontwikkelingsgericht gewerkt wordt en die de-escalatie bevorderen. Voorbeelden van methodieken zijn de presentiebenadering, geweldloos verzet of nonviolent resistance en positive behaviour support. Daarnaast voorziet de richtlijn Residentiële jeugdhulp professionals van handvatten voor het hanteren van regels en het omgaan met regelovertreding.
In artikel 1.1 Jeugdwet is een definitie van geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering opgenomen. In de memorie van toelichting staat dat geweld van welke aard ook vanzelfsprekend achterwege dient te blijven bij de verlening van jeugdhulp en bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering3. Dit betekent dat «geweld» in de brede zin van het woord moet worden uitgelegd. In de leidraad van de IGJ wordt geweld dan ook als volgt gedefinieerd: «geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld jegens een jeugdige of een ouder, of bedreiging daarmee, door iemand die werkzaam is voor de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling, of door iemand die werkzaam is voor een rechtspersoon die in opdracht van de aanbieder of gecertificeerde instelling jeugdhulp verleent of door een andere jeugdige of ouder met wie de jeugdige of ouder gedurende het etmaal of een dagdeel bij de aanbieder verblijft».
Ik ben echter niet bekend met een meldcode «Geweld door hulpverleners».
De IGJ heeft in het afgeronde toezicht op de gesloten jeugdhulp gecontroleerd op alle vormen van vrijheidsbeperking zoals deze op dat moment in de veldnormen stonden en nu in de aangepaste Jeugdwet staan. Vastpakken en vasthouden is er daar één van. Daarbij heeft de IGJ de volgende norm uit het voor de gesloten jeugdhulp geoperationaliseerde toetsingskader gehanteerd: vastpakken en vasthouden wordt alleen ingezet in situaties van acute onveiligheid en met toepassing van het 4-ogen principe. De IGJ heeft op vrijheidsbeperking gecontroleerd door over de toepassing hiervan in gesprek te gaan met jongeren en medewerkers. Ook heeft de IGJ gekeken naar de geregistreerde incidenten en toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen door de instellingen en gecontroleerd of de scholing van medewerkers op orde was. Het toezichtkader dat de IGJ hanteert voor de gesloten jeugdhulp is aangepast na ingang van de wet.
In de landelijke opleidings- en competentieprofielen van de bacheloropleidingen tot hbo-pedagoog en social worker profiel jeugd zijn recht en wetgeving opgenomen als onderdeel van het onderwijs. Tijdens hun opleiding doen studenten onder andere kennis over de actuele maatschappelijke context van hun werk op, gebaseerd op onder andere politicologie, recht, beleid en wet- en regelgeving. De HBO-opleidingen pedagogiek en de vijf landelijke opleidingsoverleggen hebben de landelijke profielen in het domein sociaal werk van de sector hogere sociale studies opgesteld.
Professionals volgen, eenmaal werkzaam, ook scholing binnen hun organisatie. Zo krijgen professionals in de gesloten jeugdhulp bijvoorbeeld structureel training in de-escalerend werken en het voorkomen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Ik verwijs hierbij ook naar de beantwoording van eerdere Kamervragen4.
Daarnaast voorziet de richtlijn Residentiële jeugdhulp professionals van handvatten voor het hanteren van regels en het omgaan met regelovertreding.
Tenslotte geldt voor SKJ-geregistreerde professionals dat zij meerdere geaccrediteerde na- en bijscholingsopleidingen op het gebied van verbale en fysieke agressiepreventie en -hantering kunnen volgen.
Niet alleen professionals, maar ook jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen hebben een verantwoordelijkheid in het bevorderen en blijven ontwikkelen van de vaardigheden van professionals. Zij zijn namelijk verplicht om ervoor te zorgen dat geregistreerde professionals hun taken kunnen verrichten met inachtneming van de voor hen geldende professionele standaarden.
Op grond van artikel 4.2.1 Jeugdwet hebben jongeren de mogelijkheid een formele klacht in te dienen bij de klachtencommissie van de betreffende jeugdhulpaanbieder. De klachtenprocedure heeft tot doel dat de jongere zich gehoord voelt en mogelijk genoegdoening krijgt, het bewaren en/of herstellen van de hulpverleningsrelatie en het verbeteren van de kwaliteit van zorg. De Jeugdwet schrijft geen termijn voor waarbinnen de klacht moet zijn ingediend. In het klachtenreglement van de betreffende jeugdhulpaanbieder kan echter wel een termijn zijn opgenomen waarbinnen de klacht dient te zijn ingediend. Deze termijn kan per klachtenregeling verschillen.
Naast de klachtenprocedure kan een civielrechtelijke procedure worden gestart, bijvoorbeeld in het geval van een vermeende onrechtmatige daad. De insteek van de civielrechtelijke procedure is anders dan het doel van een klachtenprocedure. In een civielrechtelijke procedure gaat het voornamelijk om het vaststellen van rechten en verplichtingen. Het is uiteindelijk de rechter die beoordeelt of sprake is van onrechtmatig handelen op grond waarvan een recht op schadevergoeding kan bestaan. Een civielrechtelijke procedure is geen laagdrempelige manier om misbruik of misstanden aan te kaarten, dat ben ik met u eens. Wel kunnen jongeren op bij een eventuele procedure op een laagdrempelige wijze worden ondersteund door bijvoorbeeld de kinderen- en jongerenrechtswinkel en Jeugdstem. Zie ook mijn antwoord op vraag 11.
De Universiteit voor Humanistiek, onder coördinatie van het WODC, evalueert alle erkenningsmaatregelen naar aanleiding van het rapport van de Commissie De Winter. De tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg is hier onderdeel van. In het onderzoek is ook aandacht voor (de gevolgen van) de afbakening van de regeling. Het WODC verwacht de evaluatie nog voor de zomer te publiceren. U ontvangt deze evaluatie.
Op grond van artikel 7.3.8 Jeugdwet zijn jeugdhulpaanbieders verplicht om een dossier bij te houden. Desgevraagd verleent de jeugdhulpverlener de betrokkene inzage in de gegevens uit het dossier ingevolge artikel 7.3.10 Jeugdwet. Betrokkenen van twaalf jaar en ouder hebben een zelfstandig recht op inzage in hun gegevens uit het dossier. De wettelijk vertegenwoordigers van minderjarigen hebben – zolang de minderjarige de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt – eveneens een zelfstandig inzagerecht.
Het feit dat recht op inzage in gegevens uit het dossier bestaat, betekent echter niet dat de betrokkene recht heeft op het «volledige» dossier. Het dossier kan namelijk ook gegevens bevatten van «derden». De verstrekking van deze informatie blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden. Ook kan de hulpverlener besluiten om geen inzage in (bepaalde) gegevens uit het dossier te verlenen indien hij daardoor niet geacht kan worden de zorg van een goed jeugdhulpverlener in acht te nemen. Zie in dit verband artikel 7.3.10 en 7.3.11 lid 3 Jeugdwet.
Wat betreft het bewaren en vernietigen van het dossier. In beginsel bewaart een jeugdhulpverlener het dossier gedurende twintig jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed jeugdhulpverlener voortvloeit. In de tussentijd worden gegevens uit het dossier niet vernietigd, tenzij de betrokkene daartoe een uitdrukkelijk verzoek doet en zich geen weigeringsgrond uit het tweede lid van artikel 7.3.9 Jeugdwet voordoet. Is het dossier (onbedoeld) zonder verzoek daartoe vernietigt, verloren of kwijtgeraakt, dan dient de jeugdhulpaanbieder na te gaan of er sprake is van een datalek dat moet worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens en betrokkenen.
Indien een instantie privacyrechten niet of onvoldoende naleeft, kan de betrokkene een klacht indienen bij de betreffende instantie of de Autoriteit Persoonsgegevens. Daarnaast kan de betrokkene (zonder advocaat) een verzoekschrift indienen bij de Sector Civiel van de rechtbank.6
Het CIE is opgericht in lijn met de aanbeveling van Commissie De Winter dat slachtoffers hun verhaal kunnen vertellen en erkenning kunnen krijgen voor hun nare herinneringen. Het CIE helpt slachtoffers waar mogelijk in de toeleiding naar passende zorg in het bestaande reguliere hulpaanbod. De evaluatie van de erkenningsmaatregelen zoals genoemd onder vraag 8 zal ook ingaan op de wijze waarop het CIE tegemoetkomt aan de behoeften van slachtoffers.
Zoals ik in mijn antwoorden van 8 november 2024 aangaf, kan ik mij zeer goed voorstellen dat jongeren die geweld hebben meegemaakt in een instelling behoefte hebben aan individuele erkenning en genoegdoening.7 Dit kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld doordat een instelling excuses maakt voor leed dat een jeugdige bij hen heeft ondervonden, of een gesprek tussen jeugdigen en hun oud-behandelaars. Een andere mogelijkheid is via de klachtenregeling van de instelling, of de strafrechtelijke route door middel van een aangifte bij de politie. Het is aan het OM te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit dat kan worden vervolgd. Ik kan me daarbij voorstellen dat slachtoffers die aangifte hebben gedaan, teleurgesteld zijn als de aangifte niet tot een vervolging leidt. Tegen de beslissing van het OM niet tot vervolging over te gaan, kan een klacht bij het gerechtshof worden ingediend (12 Sv-procedure). De jongere kan de instelling civielrechtelijk aanspreken en zo nodig een gerechtelijke procedure te starten. In dat geval is het uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of sprake is van onrechtmatig handelen.
Het recht op een eerlijk proces is opgenomen in onze Grondwet en diverse internationale (mensenrechten) verdragen. Dit recht geldt ook voor jongeren die te maken hebben gehad met ongeoorloofd geweld. Jongeren kunnen daarbij op een laagdrempelige wijze worden ondersteund door bijvoorbeeld de kinderen- en jongerenrechtswinkel en Jeugdstem.
De vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) over het toepassen pijnprikkels in jeugdzorginstellingen (2025Z02393) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat de afstemming van de beantwoording van deze Kamervragen meer tijd vraagt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.