Ingediend | 10 februari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 27 maart 2025 (na 45 dagen) |
Indiener | Sandra Beckerman |
Beantwoord door | Sophie Hermans (VVD) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z02390.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1751.html |
Het streven om de regeling eerder te openen is helaas niet gelukt omdat de afhandeling van de mijnbouwschade niet bij een bestaande organisatie kon worden ondergebracht. De doorlooptijd van het oprichten van een structurele organisatie is lang. Het kabinet heeft daarom besloten om een tijdelijke organisatie op te zetten. Deze organisatie zal een digitaal en een fysiek loket hebben. De schadeafhandeling zal eind 2025 worden gestart. Particuliere huiseigenaren met mijnbouwschade aan hun woning zullen zich per postcode tranche kunnen melden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de door de gemeenten aangeleverde postcodes, de deelnemers van de pilot en de door de stichting Calamiteitenfonds afgewezen schadegevallen. Het kabinet vindt het vervelend dat mensen in Limburg langer moeten wachten voordat zij een beroep kunnen doen op deze onverplichte tegemoetkoming.
Het is het kabinet in 2024 helaas niet gelukt om de schadeafhandeling bij een bestaande en geschikte organisatie onder te brengen. In juni 2024 zijn twee kwartiermakers aan de slag gegaan om een advies te geven over de organisatie van de schadeafhandeling. Eind 2024 hebben de kwartiermakers advies uitgebracht. Op grond van dit advies wil het kabinet zo snel mogelijk een tijdelijke organisatie opzetten die van start gaat met de schadeafhandeling. Deze taak zal daarna door een definitieve organisatie worden uitgevoerd. Zoals aangegeven in de Kamerbrief1 van 31 januari zal de regeling eind 2025 worden geopend. De openstelling van de regeling zal in tranches verlopen zodat de schadeafhandeling niet vastloopt door een mogelijke toevloed van aanmeldingen.
Uitgangspunt van de schadeafhandeling Limburg is dat het nog op te richten Instituut Mijnbouwschade Limburg en de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade de bewijslast van huiseigenaren volledig overneemt, op het moment dat zij een aanvraag indienen. De particuliere huiseigenaar wordt ontzorgd en geïnformeerd over de vervolgstappen. In het kader van deze regeling hoeft er geen causaal verband te worden bewezen, maar is voldoende dat het «voldoende aannemelijk» is dat schade aan een woning het gevolg is van bodembeweging door de voormalige steenkoolwinning. Dit hoeft de particuliere huiseigenaar voor deze regeling ook niet zelf te doen. De Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade onderzoekt naar aanleiding van de aanvraag of het voldoende aannemelijk is dat de schade aan de woning het gevolg is van bodembeweging door de voormalige steenkoolwinning en adviseert hierover. Het kabinet zal u op korte termijn informeren over hoe invulling wordt gegeven aan de motie van de leden Beckerman en Bushoff2, waarin de regering wordt verzocht om het wettelijk bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland te laten gelden.
Bewoners in Limburg krijgen niet minder rechten dan andere bewoners in Nederland. Met deze regeling biedt het kabinet particuliere huiseigenaren in Limburg met fysieke schade aan hun woning, vanwege de bijzondere omstandigheden in het gebied, juist een oplossing waar er in de meeste gevallen geen recht (meer) op een vergoeding van de schade aan hun woning bestaat.
Er is in het betreffende gebied sprake van aanzienlijke na-ijlende effecten van de voormalige steenkoolwinning en dit veroorzaakt schade of heeft in het verleden schade veroorzaakt. Maar omdat de steenkoolwinning al meer dan vijftig jaar geleden is beëindigd zijn er in veel gevallen geen mijnbouwondernemingen of rechtsopvolgers meer om aansprakelijk te stellen. Waar dit nog wel kan, is er in veel gevallen op grond van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht geen recht op vergoeding.
De particuliere huiseigenaren worden met de regeling ontzorgd en hen wordt ook een lang en onzeker juridisch traject bespaard. In de gevallen waar er nog een rechtsopvolger is neemt de Staat deze vorderingen van de particuliere huiseigenaren over en zal dit op de rechtsopvolgers van de mijnbouwbedrijven verhalen. Het verhalen van deze kosten zal niet lukken als de aansprakelijkheid is verjaard of als het voormalige mijnbouwbedrijf geen rechtsopvolger heeft.
Het kabinet zal u op korte termijn informeren over hoe invulling gegeven wordt aan de motie van de leden Beckerman en Bushoff.3
Nee, deze mening deelt het kabinet niet. De voorziening die door de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg (hierna: stichting) uitgevoerd wordt, is een tijdelijke maatregel voor zeer ernstige gevallen. Het gaat daarbij om bijzondere en niet veel voorkomende situaties. Het kabinet is tevreden dat de stichting een aantal ernstige en schrijnende schadegevallen heeft opgelost. In de afgelopen jaren heeft het kabinet ervoor gekozen om de stichting te blijven financieren zodat zij haar werk kon doen. Het kabinet is van plan om alle particuliere huiseigenaren (ook als lid van een Vereniging van Eigenaren) die te maken hebben met mijnbouwschade aan hun woning te helpen zodat de schade kan worden hersteld. Het doel van het kabinet komt daarmee overeen met het doel van de stichting, maar heeft een breder bereik.
Het kabinet heeft besloten om te beginnen met een tijdelijke organisatie die onder de vlag van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei zo spoedig mogelijk aan de slag zal gaan. Daar wordt nu hard aan gewerkt. Zoals eerder aangegeven zal de schadeafhandeling eind 2025 van start gaan.
Het kabinet heeft op 14 juni 2024 een advies gekregen van het bureau AEF. Dit advies «Onderzoek rechts- en organisatievorm I3ML» is bij deze brief gevoegd. Het kabinet heeft eind december 2024 van de kwartiermakers Van der Broeck en Ploumen een advies gekregen. Dit advies is als bijlage bij de Kamerbrief4 van 31 januari al naar de Tweede Kamer gestuurd.
Ja. Tijdens het werkbezoek op 10 maart heb ik gesproken met enkele gedupeerden. Zij hebben mij verteld over het leed dat zij ervaren vanwege de schade aan hun woning en de teleurstelling dat de schadeafhandeling nog niet is begonnen. Ik hoop dat ik tijdens ons gesprek de gedupeerden heb kunnen laten zien dat er door het kabinet hard gewerkt wordt om dit jaar te starten met de schadeafhandeling.
Zodra de tijdelijke organisatie gereed is, kunnen de schademeldingen worden afgehandeld en kan er een voorziening worden toegekend. De tien particuliere huiseigenaren die meedoen aan de proef zijn door de kwartiermakers hiervoor gevraagd. Deze mensen weten dat de proef, ook in het geval van mijnbouwschade, niet direct zal leiden tot het uitkeren van een vergoeding. Het kabinet heeft met de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade afgesproken dat de aanvragen van deze huiseigenaren (ook als lid van een Vereniging van Eigenaren) met prioriteit worden behandeld zodra de schadeafhandeling is gestart.
Het kabinet vindt van niet. Deze proef heeft geen invloed op de snelheid van het inrichten van de tijdelijke organisatie. Het leidt niet tot vertraging. De uitkomsten van de proef kunnen door de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade worden gebruikt om haar proces en beoordelingsmethodiek, waar nodig, aan te passen.
Het kabinet kan op dit moment nog geen organogram laten zien. Een projectteam van KGG/RVO werkt op dit moment aan het ontwerp van de tijdelijke organisatie. Het kabinet zal in juni de Tweede Kamer nader informeren over de organisatiestructuur en wie welke besluiten neemt.
De mijnbouwschade in Limburg zal eerst door een tijdelijke organisatie worden afgehandeld. Parallel hieraan zal een definitieve organisatie worden ingericht. Beide organisaties worden het Instituut Mijnbouwschade Limburg (IML) genoemd. Particuliere huiseigenaren kunnen een aanvraag om een voorziening indienen via de website ofwel via het fysieke loket. Het instituut zorgt voor verdere afhandeling van de aanvraag. De Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade (hierna: commissie) heeft in dit proces de taak om advies uit te brengen over deze aanvragen aan de uitvoeringsorganisatie. De commissie onderzoekt daartoe of het voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning. Indien dit het geval is, zal de commissie de uitvoeringsorganisatie adviseren om de schade te vergoeden dan wel te herstellen.
In 2024 heeft de Commissie Mijnbouwschade ten aanzien van veertien schademeldingen bij Ekehaar geadviseerd om een schadevergoeding toe te kennen. Het kabinet heeft op 18 maart per brief5 de Tweede Kamer geïnformeerd over evaluaties van de Commissie Mijnbouwschade voor de periode juli 2021-juni 2023.
Voor de periode 2025 tot 2029 zijn de volgende bedragen beschikbaar: € 5,7 mln. (2025), € 2,2 mln. (2026), € 4,0 mln. (2027), € 4,0 mln. (2028), € 4,0 mln. (2029). Vanaf 2030 is structureel € 1,0 mln. beschikbaar.6
Het kabinet wil alle particuliere huiseigenaren in Zuid-Limburg met fysieke schade aan hun woning als gevolg van voormalig steenkoolwinning helpen. Omdat het hier gaat om een onverplichte tegemoetkoming waarvan de kosten voor een deel ten laste van algemene, door de belastingbetaler opgebrachte middelen zal worden gefinancierd, is wenselijk dat wordt vastgesteld dat het voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning. Dit vergt onderzoek. Daarnaast wil het kabinet de kosten van de uitvoering van de regeling waar mogelijk verhalen op de resterende rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven. Dit betekent dat de Staat het verband tussen de schade en de voormalige mijnbouw moet aantonen. De gedupeerde wordt hier niet bij betrokken en heeft hier ook geen last van. Dit onderzoek brengt aanzienlijke kosten met zich mee wat doorwerkt in de totale uitvoeringskosten. Welk deel van het budget naar het schadeherstel zal gaan, is nu nog niet bekend.
Het ontzorgen van bewoners en het bepalen van de aannemelijkheid van de schadeoorzaak zijn noodzakelijke en helaas kostbare stappen in het afhandelingsproces. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 15, verwacht het kabinet dat de kosten van de uitvoering van deze regeling hoog zullen zijn. De kosten voor onderzoeken worden gemaakt om een claim te kunnen indienen bij de rechtsopvolgers van mijnbouwbedrijven.
Voor de particuliere huiseigenaren met mijnbouwschade is de verhouding tussen uitgekeerde vergoedingen en de apparaatskosten niet van belang. Huiseigenaren zullen door de vergoeding van de schade een erkenning daarvoor ervaren. Deze aanpak past goed bij de aanbevelingen van de Nationale ombudsman om de lessen uit andere hersteloperaties te benutten.
De stichting is opgericht om de ernstige en schrijnende schadegevallen af te handelen. De stichting heeft circa 30 schadegevallen afgehandeld. Het kabinet verwacht dat er veel meer kleinere schades van circa 10.000 euro zullen zijn dan grotere schades.
Het kabinet zal de schade aan woningen waarvan het voldoende aannemelijk is dat deze is veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning vergoeden.
Nee, het kabinet herkent dat niet. Het uitgangspunt is dat schade aan huizen van particuliere eigenaren waarvan het voldoende aannemelijk is dat deze schade is veroorzaakt door de voormalige mijnbouw zal worden vergoed zodat gedupeerden niet met schade blijven zitten. Het Rijk is niet aansprakelijk voor deze schade en spreekt daarom over een coulanceregeling. Het kabinet zal waar mogelijk proberen om de kosten van de schadeafhandeling en de schadevergoedingen te verhalen op de rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven.
Duurzaam schadeherstel zoals dat in Groningen wordt toegepast is erop gericht onderliggende constructieve gebreken aan te pakken, die geen direct gevolg zijn van de gaswinning, maar een gebouw wel gevoelig maken voor terugkerende schade door bevingen.
De tijdelijke organisatie voor de schadeafhandeling in Limburg zal zich richten op het vergoeden van kleine schades waarvan het voldoende aannemelijk is dat deze zijn veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning. Het valt niet helemaal uit te sluiten dat ook na het herstel van de woning er toch weer schade optreedt. Dit kan voor komen omdat het herstel van de woning de in de diepe ondergrond schade veroorzakende effecten niet kan wegnemen. Als er na herstel opnieuw schade optreedt dan kan de gedupeerde weer een beroep doen op de regeling.
Na het uitvoeren van de pilot rond herstel in natura7, zal wanneer dit deel van de uitvoering ingeregeld is, in het geval van een grote schade, een aannemer een opdracht krijgen om de schade te herstellen.
De kwartiermakers hebben verder geadviseerd om voorafgaand aan het herstel van de woning te inventariseren of er herstelmaatregelen mogelijk zijn waarmee ook de duurzaamheid in de zin van energieverbruik van de woning kan worden verbeterd. Dit kan volgens de kwartiermakers worden gedaan door te verwijzen naar of een samenwerking aan te gaan met de WoonWijzerWinkel Limburg. Bij het inrichten van de definitieve organisatie zal dit verder onderzocht worden.
De schadeafhandeling wordt opgezet conform de in oktober 2023 met de regio afgesproken inrichtingsprincipes. De wijze waarop de schadeafhandeling wordt vormgegeven en het schadeprotocol worden vastgelegd in een beleidsregel en een wijziging van het Instellingsbesluit van de Commissie Mijnbouwschade. De Commissie Mijnbouwschade bepaalt conform de beleidsregel en het instellingsbesluit haar werkwijze. Zo heeft de Commissie Mijnbouwschade het begrip «voldoende aannemelijk» verder uitgewerkt in het zogenoemde stappenplan. Deze concepten worden binnenkort in de stuurgroep I3ML en met de kwartiermakers besproken. De concepten kunnen naar aanleiding van dit overleg worden aangepast.
De tijdelijke organisatie wordt vanuit het ministerie geleid door een kwartiermaker. De tijdelijke organisatie wordt grotendeels bemenst door RVO. De tijdelijke organisatie wordt zo ingericht dat deze kan overvloeien in een definitieve organisatie.
Ja dat klopt. De tijdelijke organisatie wordt zo opgezet dat deze schade kan vergoeden. De definitieve organisatie wordt zo opgezet dat deze schade kan vergoeden en ook het herstel in natura kan laten uitvoeren.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. RVO heeft ervaring met het behandelen van aanvragen en vergoedingen. De rol van RVO beperkt zich tot het bemensen en anderszins ondersteunen (bijvoorbeeld met het ICT-systeem) van de tijdelijke organisatie. Een andere optie had bijvoorbeeld een regionale uitvoeringsorganisatie kunnen zijn. Dit werd echter niet gesteund door de regio. Er is ook aan gedacht om deze taak te beleggen bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Het IMG heeft weliswaar de relevante ervaring maar op dit moment vergt de afhandeling van de mijnbouwschade in Groningen nog steeds de volledige aandacht.
Zoals eerder toegelicht is de situatie in Limburg anders. In Limburg hebben particuliere huiseigenaren in veel gevallen geen recht (meer) op een vergoeding van hun schade en is het in andere gevallen, mede als gevolg van het tijdsverloop zeer moeilijk om deze schade te verhalen op de resterende rechtsopvolgers. Het kabinet wil dat deze particuliere huiseigenaren (ook als lid van een Vereniging van Eigenaren) niet met mijnbouwschade blijven zitten en treft daarom uit coulance een bijzondere voorziening. De onafhankelijke Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade (hierna: commissie) brengt advies uit over de aard en oorzaak van de schade en de kosten die gepaard gaan met het herstel. De commissie gaat hierbij niet uit van causaliteit maar van voldoende aannemelijkheid. De kosten van dit advies komen niet voor rekening van de aanvrager. Met inachtneming van dit advies wordt door de daartoe gemandateerde uitvoeringsorganisatie een besluit genomen. De hele regeling is ingesteld om de burger zoveel mogelijk te ontzorgen.
Het is moeilijk om op voorhand iets te zeggen over de kans van slagen van vorderingen waarmee de kosten van de getroffen voorzieningen worden verhaald op de rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven. In het algemeen kan wel worden opgemerkt dat dit alleen mogelijk is ten aanzien van woningen in de concessiegebieden waar nog rechtsopvolgers zijn. Ook is het voor het verhalen van deze kosten noodzakelijk dat er naar aanleiding van de aanvraag goed wordt onderzocht en is vastgesteld dat de schade veroorzaakt is door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning. Ook hier zorgt de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade voor.
Het aantal schadegevallen is op dit moment niet goed in te schatten. Dit blijkt ook uit het advies8 van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb).
Binnenkort worden de concepten van de besluiten in de stuurgroep I3ML besproken. Dit kan leiden tot aanpassing daarvan. In de afgelopen twee jaar hebben ambtenaren van de provincie Limburg, gemeente Heerlen, gemeente Kerkrade en de stichting Calamiteitenfonds gereageerd op eerdere concepten van de besluiten.
Op het moment dat er iets significants gaat veranderen in de schadeafhandeling dan zal de regio eerst om advies worden gevraagd.
Als uw vraag betrekking heeft op de schade-afhandeling van nu dan is het zo dat de regio Limburg de afgelopen jaren vaak aandacht gevraagd voor mijnbouwschade als gevolg van de voormalige steenkoolwinning. In eerste instantie zag het Rijk hier geen rol voor zich weggelegd vanwege het standpunt aangaande de verjaring van mijnbouwschade. Door de uitspraak9 van de Raad van State werd het duidelijk dat de rechtsvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven nog steeds aansprakelijk kunnen zijn. Het bleek voor een inwoner echter ondoenlijk om deze schade te verhalen. Vanaf dat moment is de inzet van het Rijk geweest om er voor te zorgen dat particuliere huiseigenaren niet met schade zouden blijven zitten, ook niet als de schade al verjaard is. Sindsdien is samen met de regio gesproken om te komen tot een regeling en schadeprotocol waarin rekening wordt gehouden met de specifieke situatie in Limburg. Hier is nadrukkelijk samen met de regio opgetrokken en hier heeft de regio dan ook veel bereikt.
Er zijn zeker relevante aanbevelingen uit de parlementaire enquête Groningen die worden benut voor de afhandeling van mijnbouwschade in Limburg. Zie onder andere het antwoord op vraag 30 en 31. Er zijn ook verschillen. In veel gevallen is er, anders dan in Groningen, op grond van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht geen recht (meer) op vergoeding van schade.
Ook is de schaal van de problemen in Groningen een heel andere dan die in Limburg. Op dit moment zijn er bijna 250.000 meldingen van fysieke schade door het IMG afgehandeld.10 De Technische commissie bodembeweging heeft in de periode 2012 tot eind 2023 circa 120 schademeldingen uit Zuid-Limburg ontvangen. Het kabinet verwacht dat op het moment dat de schadeafhandeling in Limburg van start gaat er meer schademeldingen zullen komen, maar dan nog blijft de situatie een andere dan in Groningen.
De parlementaire enquête Groningen gaat over de gaswinning in Groningen waarin ook de staat een rol heeft gespeeld. Lange tijd heeft er nog gaswinning plaatsgevonden terwijl er al zorgen waren over de gevolgen hiervan.
Het kabinet heeft vooral de conclusie over de gebrekkige schadeafhandeling voor ogen. Het kabinet wil voorkomen dat een gebrekkige schadeafhandeling leidt tot meer leed bij de gedupeerden. Het kabinet neemt de volgende aanbevelingen ter harte:
Het kabinet zal ervoor zorgen dat er een lokaal loket komt waar de particuliere huiseigenaren uitleg kunnen krijgen en ook hun aanvraag kunnen indienen. De mensen hoeven na de aanvraag niets meer te doen. Men wordt geïnformeerd over de stappen, de schade wordt onderzocht, en er wordt een voorziening getroffen indien het voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt door de voormalige mijnbouw.
De toenmalige Minister van Economische Zaken heeft in 2017 met Limburg afspraken gemaakt over de uitvoering van een technisch pakket van maatregen. Deze maatregelen bestaan onder andere uit het inrichten van het Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning, gericht onderzoek naar na-ijlende effecten, opsporen en saneren van schachten, monitoring van bodembeweging, monitoren van de stand van het mijnwater en het inrichten van een risicosignaleringssysteem. De regio voert het pakket uit en krijgt hiervoor financiering van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Dit betreft circa twee miljoen euro per jaar.
Ook TNO voert binnen haar wettelijke taak onderzoek uit naar de na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en de risico’s. De regio, TNO, Staatstoezicht op de Mijnen en het ministerie overleggen regelmatig over de resultaten en de programmering van het onderzoek.
De kwartiermakers adviseren om de taken van het informatiecentrum aangaande kennisontsluiting onder de vlag te brengen van I3ML en de kennisontwikkeling buiten I3ML te organiseren. Het kabinet kan zich hierin vinden. Er zal nog moeten worden gezocht naar een vorm om dit te organiseren. Met de regio is eind oktober 2023 afgesproken dat zij aangaande deze taak het initiatief neemt.
Onlangs heeft de Open Universiteit een groot Europese onderzoeksproject EUMINDA (staat voor European Mining Damage) binnengehaald. Het ontvangt hiervoor een subsidie van 2.3 miljoen euro van Interreg Europe. Het belangrijkste doel van EUMINDA is om beleid te ontwikkelen voor regio’s die te maken hebben met de langdurige gevolgen van mijnbouwactiviteiten.
Ja, de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade krijgt die plek. De Limburg Kamer wordt om advies gevraagd over aanvragen die op grond van de regeling worden ingediend. Ten behoeve van deze advisering doet de Limburg Kamer onderzoek. De Limburg Kamer heeft een eigen voorzitter, die tevens vicevoorzitter is van de Commissie Mijnbouwschade, en er wordt voorzien in specifieke deskundigheid over de gesteldheid van de bodem in het voormalige steenkoolwinningsgebied en over de na-ijlende effecten van de steenkoolwinning. De verdere afhandeling van de aanvragen zal worden opgepakt door het Instituut Mijnbouwschade Limburg.
Voor de beantwoording van de vragen was afstemming met de regio, RVO en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties nodig. Het kabinet heeft de Tweede Kamer daarom geïnformeerd dat de termijn van drie weken niet gehaald kon worden.
De vragen van het lid Beckerman (SP) over de afhandeling van mijnschade in Limburg (2025Z02390) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van uitstel is dat de interdepartementale afstemming meer tijd vraagt. Ik verwacht de antwoorden uiterlijk 15 maart aan de Tweede Kamer toe te zenden.