Ingediend | 16 december 2024 |
---|---|
Beantwoord | 29 januari 2025 (na 44 dagen) |
Indiener | Joost Eerdmans (EénNL) |
Beantwoord door | van Weel |
Onderwerpen | bestuur recht rijksoverheid strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z21217.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1150.html |
Ik heb begrip voor het sentiment dat deze situatie kan veroorzaken. Hoewel ik niet kan ingaan op individuele casuïstiek, kan ik u in zijn algemeenheid het volgende meegeven: wanneer naar het oordeel van de rechtbank een gedetineerde ten onrechte bepaalde beperkingen opgelegd heeft gekregen, is de gedetineerde daarmee in zijn rechten benadeeld. Dat brengt met zich mee dat de betreffende gedetineerde als benadeelde in aanmerking kan komen voor een schadevergoeding.
Zie antwoord vraag 1.
Deze vragen zien op een individuele zaak. Zoals in de beantwoording van vragen 1 en 2 al is aangegeven, ga ik niet in op individuele casuïstiek. Daarnaast is het niet aan mij als Minister om in de beoordeling van beslissingen van het Openbaar Ministerie te treden.
In algemene zin geldt dat iedere overheidsorganisatie zich in Nederland heeft te houden aan de beginselen van de Nederlandse rechtsstaat waarbij grondrechten van alle burgers, waaronder ook gedetineerden, dienen te worden gerespecteerd. In het geval dat een rechter heeft geoordeeld dat bepaald overheidshandelen als onrechtmatig moet worden aangemerkt, staat het iedere burger vrij een verzoek tot schadevergoeding in te dienen.
Het is vervolgens aan de overheidsorganisatie die het verzoek ontvangt om de daarvoor geldende rechtsregels toe te passen.
In het geval van een civiele vordering om vergoeding van schade zijn dat de regels van het Burgerlijk Wetboek.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Er wordt geen registratie bijgehouden van vergoedingen die aan gevangenen uit de EBI worden toegekend.
Hoezeer ik het sentiment dat deze specifieke situatie veroorzaakt ook begrijp, ben ik tot het tenietdoen van deze (grond)rechten niet bereid.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Eerdmans (JA21), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Ridouan Taghi krijgt schadevergoeding van Staat wegens onterechte beperkingen» (ingezonden 16 december 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.