Ingediend | 20 november 2024 |
---|---|
Beantwoord | 20 januari 2025 (na 61 dagen) |
Indiener | Mpanzu Bamenga (D66) |
Beantwoord door | Reinette Klever (PVV) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z18884.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1075.html |
Ja.
Het dorp Wadi al-Seeq op de bezette Westelijke Jordaanoever is al jaren het slachtoffer van onacceptabel geweld door kolonisten. Dit geweld leidde in de eerste dagen na 7 oktober 2023 ertoe dat de Palestijnse bewoners van Wadi al-Seeq hun dorp moesten ontvluchten. Het ophalen van hun achtergelaten eigendommen is hen op gewelddadige wijze belet. Onder deze eigendommen vallen onder meer de 25 energiesystemen, evenals zonnepanelen en bevestigingen, gefinancierd door Nederland. Naar aanleiding van dit incident heeft de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv een tweetal brieven gestuurd naar de Coordinator of Government Activities in the Territories (COGAT).
Het geweld van Israëlische kolonisten is onacceptabel. Het kabinet veroordeelt zowel bilateraal als in EU-verband met klem het optreden van gewelddadige kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, en spreekt Israël aan op diens verantwoordelijkheden onder het bezettingsrecht om de Palestijnse burgerbevolking te beschermen en om de daders van het geweld tot verantwoording te roepen. Daarnaast pleit Nederland binnen Europees verband actief voor sancties tegen gewelddadige kolonisten in lijn met de moties van het lid Piri c.s. (21 501-02, nr. 2870, en 36 600 V, nr. 22). Op basis van de motie van Piri/Paternotte (21 501-02, nr. 2945) is het de inzet van het kabinet om verdere maatregelen te nemen tegen kolonistengeweld, in lijn met het ambitieniveau van gelijkgezinde landen. Op 19 april jl. heeft de Raad van de EU een eerste sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee entiteiten, gevolgd door een tweede pakket op 15 juli jl. tegen vijf personen en drie entiteiten.
Vernieling van door Nederland gefinancierde projecten op de bezette Westelijke Jordaanoever is onacceptabel. Deze vernielingen worden opgebracht bij de Israëlische autoriteiten, op zowel diplomatiek als op politiek niveau in lijn met motie Knops (23 432, nr. 435).
Over de afgelopen tien jaar heeft Nederland ruim EUR 284 miljoen aan ontwikkelingshulpmiddelen uitgegeven in de Palestijnse Gebieden aan 193 verschillende ODA activiteiten. Deze budgetten zijn voor projecten op zowel de Westelijke Jordaanoever als de Gazastrook.
Nederland verstrekt geen bilaterale directe begrotingssteun aan de Palestijnse Autoriteit. Zowel de resultaten als de gesteunde organisaties zijn te vinden op www.nlontwikkelingshulp.nl.
Het klopt dat er sinds 2017 tientallen incidenten zijn geweest. Niet alle schade wordt gemeld door projectorganisaties aan Nederland, bijvoorbeeld omdat deze redelijk eenvoudig kan worden hersteld. Ook kan het zijn dat door een succesvolle gang naar de rechter goederen worden teruggegeven. Dit was bijvoorbeeld het geval in Jub Jubbet ad-Dib, waar de 96 zonnepanelen werden geconfisqueerd op 28 juni 2017 later zijn geretourneerd door de Israëlische autoriteiten. Het is dus niet mogelijk om een overzicht van alle voorvallen van de afgelopen tien jaar te delen.
Het is niet mogelijk om de totale financiële gevolgen in kaart te brengen. Het gaat om veel verschillende schadegevallen, vaak met meer donoren met elk hun eigen financiële bijdrage. In sommige gevallen is het wel duidelijk. Zo bedroeg de schade van de eerder genoemde geconfisqueerde energiesystemen die ontvreemd zijn bij Wadi al-Seeq ruim EUR 130.000.
Deze verwoestingen hebben directe gevolgen voor de lokale bevolking. Veel van de projecten waarin schade geleden wordt, hebben betrekking op het leveren van basisvoorzieningen aan kwetsbare Palestijnse gemeenschappen in Area C van de bezette Westelijke Jordaanoever. Voor deze gemeenschappen zijn zonnepanelen of watertanks essentieel om te kunnen overleven.
Wanneer er vernielingen plaatsvinden, en deze onder onze aandacht komen, brengt Nederland deze op bij de Israëlische autoriteiten en spant zich daarbij in om de schade vergoed te krijgen in lijn met de motie Knops (23 432, nr. 435). Dit gebeurt niet alleen op (hoog)politiek niveau maar ook via de Nederlandse ambassade in Tel Aviv, en in samenwerking met andere donoren via het West Bank Protection Consortium (WBPC). Daarnaast heeft Nederland recentelijk ernstige zorgen geuit over het kolonistengeweld en vernielingen die plaatsvinden op de bezette Westelijke Jordaanoever in de vierde commissie van de Verenigde Naties. Tot op heden heeft Israël geen compensatie betaald aan Nederland voor de veroorzaakte schade.
Niet in alle gevallen van vernielingen wordt om compensatie gevraagd. Het kan voorkomen dat een uitvoerende organisatie een klacht indient of een rechtszaak aanspant. Gedurende deze periode wordt niet om schadevergoeding gevraagd, omdat het mogelijk is dat de schade alsnog wordt hersteld. De wensen van de uitvoerende organisatie, evenals die van de getroffen gemeenschappen, spelen hierbij ook een rol. Daarnaast kan de schade zo gering zijn dat er een afweging wordt gemaakt om geen formeel schadevergoedingsverzoek aan de Israëlische overheid te doen.
Zie antwoord vraag 8.
De Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah heeft regelmatig contact met andere donorlanden met vergelijkbare ervaringen. Zo is Nederland in januari 2024 lid geworden van het West Bank Protection Consortium (WBPC), een samenwerkingsverband van 13 donoren en 5 internationale NGO’s dat is opgericht om gedwongen verplaatsing van Palestijnen in de bezette Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, te voorkomen. Ook het WBPC heeft te maken met vernielingen van door donoren gefinancierde goederen waarvoor gezamenlijk om compensatie wordt gevraagd bij de Israëlische autoriteiten.
Nederland heeft in verschillende gevallen opvolging gegeven aan motie Knops (23 432, nr. 435) door schadevergoeding van Israël te eisen in het geval van schade aan door Nederland gefinancierde projecten. Zo heeft de Nederlandse ambassade in Tel Aviv regelmatig contact opgenomen met COGAT en heeft het ministerie in verschillende gevallen de Israëlische ambassade in Den Haag gecontacteerd. Daarnaast zijn er verscheidene gevallen waarin organisaties zelf contact opnemen met de Israëlische autoriteiten.
Nederland blijft in lijn handelen met motie Knops (23 432, nr. 435). Nederland zal dan ook, onder andere in WBPC-verband, de schade blijven melden bij de Israëlische autoriteiten en zal blijven aandringen op schadevergoeding. Daarnaast blijft Nederland zich, zoals gesteld in het antwoord op vraag 3, inzetten voor sancties tegen gewelddadige kolonisten die onder andere deze vernielingen aanrichten.
Israël heeft tot op heden geen gehoor geven aan de Nederlandse verzoeken tot schadevergoeding. Het kabinet zal zich blijven inspannen voor het verkrijgen van schadevergoedingen en zal vernielingsincidenten, wanneer deze onder onze aandacht komen, opbrengen bij Israël.
Naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Bamenga over het bericht «Israël saboteert stelselmatig Nederlandse ontwikkelingsprojecten voor Palestijnen», ontvangen op 20 november 2024 (2024Z18884), wil ik u meedelen dat de beantwoording hiervan meer tijd vergt. Hierdoor is het niet mogelijk om de beantwoording van deze vragen binnen de gestelde termijn aan uw Kamer te doen toekomen.