Ingediend | 11 oktober 2024 |
---|---|
Beantwoord | 11 november 2024 (na 31 dagen) |
Indiener | Daan de Kort (VVD) |
Beantwoord door | Nobel |
Onderwerpen | bestuur organisatie en beleid parlement sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z15690.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-520.html |
Ja.
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) voert periodiek enquêtes uit onder bijstandsgerechtigden en klantmanagers. Uit enquêtes onder klantmanagers in het kader van de Spiegel Bestaanszekerheid 2022 kwam al naar voren dat de administratieve- en registratielasten drukken op de tijd die zij hebben voor hun klanten (NLA, 2023). Ook uit eerdere enquêtes onder gemeenten in het kader van de evaluatie Participatiewet bleek al dat veel gemeenten een administratieve belasting bij uitvoerende afdelingen ervaren sinds de invoering van de Participatiewet (CentERdata, 2019). In de nieuwe enquête wordt specifiek gevraagd naar hoeveel tijd klantmanagers kwijt zijn aan administratieve handelingen. Deze informatie was nog niet eerder bekend, omdat dit niet eerder op die manier is uitgevraagd.
Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds middelen voor de uitvoering van de re-integratie-activiteiten voor mensen die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet en zijn vrij in hun keuzes en prioriteitstelling daarbinnen, zoals past in een stelsel van gedecentraliseerde uitvoering. Uit de eindevaluatie van de Participatiewet van november 2019 bleek al dat de meeste ondersteuning wordt ingezet aan de doelgroep voor wie uitstroom naar betaald werk het meest kansrijk is.2 Het rapport van de NLA bevestigt dit beeld opnieuw. Gemeenten geven aan dat ze niet de middelen en menskracht hebben om iedereen in de doelgroep passend te ondersteunen. Zij moeten scherpe keuzes maken en in dat licht heb ik er begrip voor dat gemeenten zich richten op mensen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt en een hoge motivatie, opdat zoveel mogelijk gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de krappe arbeidsmarkt op dit moment biedt.
Overigens blijkt uit de meeste recente Factsheet Participatiewet dat gemeenten steeds meer re-integratievoorzieningen inzetten voor mensen met een forse afstand tot de arbeidsmarkt, zoals beschut werk, loonkostensubsidie en jobcoaches3.
Tegelijk geldt dat een aanzienlijk deel van de mensen die nu nog in de bijstand zitten, te maken heeft met meerdere belemmeringen om te kunnen werken. Veel voorkomend zijn schulden, psychische klachten, fysieke of verstandelijke beperkingen. Veel mensen in de bijstand hebben geen startkwalificatie, een taalachterstand en/of zijn bezig met inburgeren. Vaak staan de problemen dus niet op zichzelf en gaat het om gecombineerde problematiek, die elkaar versterkt en niet los van elkaar opgelost kan worden.4 Op dit moment zet ik verschillende stappen om meer mensen uit deze doelgroep aan het werk te helpen. Zo wordt momenteel gewerkt aan de verbreding en vereenvoudiging van de banenafspraak. Hiermee wordt een nieuwe uitvoerbare quotumregeling ingevoerd, het loonkostenvoordeel structureel beschikbaar gemaakt voor iedereen in de doelgroep banenafspraak, en de doelgroep voor de banenafspraak uitgebreid. Voor mensen waar werk bij een reguliere werkgever een brug te ver voor is zet ik stevig in op de versterking van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk. Deze sociaal ontwikkelbedrijven zijn voor veel mensen een opstap naar werk, een plek waar je in een beschutte omgeving kunt werken en een plek waarop je kunt terugvallen als het even niet lukt bij een reguliere werkgever. Structureel wordt € 100 miljoen extra per jaar extra beschikbaar gesteld voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk. Dit laat zien hoe belangrijk wij een goed functionerende sociale infrastructuur vinden. Het streven is een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen. Met mijn brief van 14 oktober jl. heb ik uw Kamer hier nader over geïnformeerd.
Daarnaast werk ik in het kader van spoor 2 van het programma Participatiewet in balans5 deze problematiek nader uit, waarbij dit rapport van NLA wordt betrokken en verken ik wat er nodig is om mensen die een beroep doen op de Participatiewet goede ondersteuning te bieden. Binnenkort zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van spoor 2, op basis waarvan ik het gesprek met uw Kamer kan aangaan.
De wijze van uitvoering van de Participatiewet en de daarbij gehanteerde organisatiemodellen en dienstverleningsconcepten is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. In het algemeen geldt dat de Participatiewet zich primair richt op de uitstroom naar betaald werk, mede vanuit de gedachte dat een baan mensen het beste helpt om weer zelfstandig in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarop is de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet ook van oudsher ingericht. De samenstelling van het bijstandsbestand is echter aan het veranderen.
In de eerste plaats omdat als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt de meer kansrijke bijstandsgerechtigden inmiddels hun weg naar de arbeidsmarkt hebben gevonden en ook omdat vanaf 2015 de toegang tot de Wajong is beperkt en de Wsw is gesloten voor nieuwe instroom6. Zoals hierboven bij vraag 3 aangegeven kampt een grote groep mensen in de bijstand vaak met problemen op meerdere levensdomeinen, zoals een arbeidsbeperking, schulden, gezondheids- en huisvestingsproblematiek. Voor een passende dienstverlening is vaak een meer intensieve begeleiding nodig, die zich vertaalt in de wenselijkheid van een kleinere caseload per klantmanager.
Ja, die opvatting deel ik. Zo veel mogelijk mensen de kans geven om mee te doen, is een belangrijk doel van mijn beleid. Niet alleen omdat ik vind dat iedereen de kans moet hebben om zijn of haar talenten te ontplooien en om bij te dragen aan onze samenleving, maar ook om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken.
De ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van bijstandsgerechtigden is in het kader van de decentrale uitvoering van de Participatiewet een wettelijke taak van gemeenten, die daarbij samenwerken met UWV. De uitvoering van deze taak is vormvrij. Anders dan bij het UWV is geen sprake van een wettelijke verplichting tot uitbesteding van re-integratieondersteuning aan marktpartijen zoals re-integratiebedrijven en aanbieders van scholing. In de praktijk vindt deze uitbesteding overigens regelmatig plaats op grond van het eigen gemeentelijk beleid.
De rijksoverheid is niet rechtstreeks betrokken bij gesprekken tussen individuele gemeenten en particuliere partijen met betrekking tot (inkoop van) van re-integratie, maar beoogt met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wel het kader te bieden voor samenwerking op regionaal niveau tussen alle relevante partijen. Binnen de 35 arbeidsmarktregio’s spannen publieke en private organisaties, zoals UWV, gemeenten, werkgeversorganisaties, vakbonden, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en onderwijs- en opleidingsinstellingen, zich in om mensen te begeleiden naar passend werk of (arbeidsmarktgerichte) scholing. In de arbeidsmarktdienstverlening spelen daarnaast organisaties als sociaal ontwikkelbedrijven, brancheorganisaties, uitzendbureaus en re-integratiebureaus een belangrijke rol. Het Ministerie van SZW voert overleg met deze organisaties over de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur.
Een mooi bestaand voorbeeld van samenwerking met private partijen is Baanbrekend Drechtsteden (WSP BBD): een samenwerkingsverband tussen Sociale Dienst Drechtsteden, UWV en Randstad Groep Nederland. Hierbij zet Randstad haar expertise op het gebied van matching en arbeidsmarktdienstverlening in binnen het werkgeversservicepunt van de Drechtsteden om mensen vanuit de doelgroepen van UWV en de sociale dienst aan het werk te helpen en om werkgevers te ondersteunen bij maatschappelijk betrokken ondernemen.
Zoals ik al aangaf in het antwoord op vraag drie, zijn sociaal ontwikkelbedrijven een belangrijk vangnet én een springplank voor mensen die kunnen werken, maar voor wie dit bij reguliere werkgevers (nog) niet haalbaar is. Veel van deze bedrijven werken nauw samen met reguliere werkgevers, zodat medewerkers na verloop van tijd, met de juiste begeleiding en eventueel via detachering, kunnen doorstromen naar een reguliere baan. Ik ken verschillende voorbeelden van bedrijven die hier erg succesvol in zijn. Zoals bijvoorbeeld Scalabor in Arnhem, AM Match in de regio Amstelland en Meerlanden en Ergon in Eindhoven.
Het is aan gemeenten om zelfstandig een afweging te maken over de vraag hoe zij de ondersteuning voor hun inwoners organiseren en tegen welke kosten. In het algemeen geldt dat, gelet op de financieringswijze (gemeenten zijn financieel verantwoordelijk voor de bijstand en de re-integratie) sprake is van een prikkel voor gemeenten om de doelmatigheid van de besteding te bevorderen en kostenefficiënt te werken.
Ja, ik vind het belangrijk dat gemeenten en UWV werkgevers in de kraptesectoren goed ondersteunen in hun zoektocht naar geschikt personeel. Mensen uit het onbenut potentieel zijn voor de hand liggende kandidaten. Het vraagt zowel publieke als private inspanningen en investeringen om deze mensen de juiste vaardigheden aan te leren en een duurzame match te realiseren. Zoals hierboven bij vraag 6 aangegeven is de (hervorming van de) arbeidsmarktinfrastructuur een belangrijke manier om deze ambities te realiseren.
Daarnaast stimuleer ik het ontstaan van zogenoemde sectorale ontwikkelpaden, met name in kraptesectoren zoals de techniek, waarin beschreven staat hoe een (beoogd) werknemer zich stapsgewijs via verschillende functies binnen een sector kan ontwikkelen tot een volledig gekwalificeerde beroepskracht. Ontwikkelpaden kunnen benut worden door de brede doelgroep werkenden en werkzoekenden, waaronder ook mensen met een grotere ondersteuningsbehoefte. Deze paden worden in nauwe samenwerking met betrokken sectoren ontwikkeld.
Meer recentelijk zie ik ook steeds meer initiatieven die zich richten op het opleiden/trainen van potentiële werknemers in samenwerking met werkgevers, zoals bijvoorbeeld de «Bovengrondse Vakschool» van de gemeente Heerlen, de «SitY Academy» van AMR Gorinchem, «Kansrijk Opleiden» van de gemeente Groningen en de «GAP-Academy». Binnen deze opleidingen krijgt ook de specifieke personele vraag van de werkgever aandacht.7
De Nederlandse arbeidsmarkt functioneert over het algemeen gelukkig goed. De meeste werkgevers kunnen aan geschikt personeel komen en werkzoekenden slagen er in werk te vinden en aan het werk te blijven bij een werkgever of als zelfstandige. Daar waar dat niet goed functioneert en economische groei respectievelijk de positie van bepaalde (kwetsbare) groepen mensen op de arbeidsmarkt in het geding is, is optreden van de overheid nodig, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van arbeidsmarktpartijen. UWV en gemeenten hebben daartoe terecht wettelijke taken. In de brief van 29 april 2024 aan uw Kamer heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven hoe de publiek-private samenwerking in de toekomstige regionale Werkcentra (waarin de Regionale Mobiliteitsteams zullen opgaan) eruit komt te zien (TK 33 566, nr. 109). Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor een versterkte publiek-private governance. Om samenwerking tussen publieke en private organisaties te verankeren komt er één Landelijk Beraad en in iedere arbeidsmarktregio één Regionaal Beraad. Deze beraden leggen meerjarig arbeidsmarktbeleid vast in een meerjarenagenda. Deze structuur is een landingsplaats voor nieuwe en bestaande beleidsimpulsen en middelen (Europees, rijk, provincies, gemeenten, privaat).
Het klopt dat het mogelijk is geanonimiseerd gegevens te delen met private partijen. Dan gaat het vooral om CV’s van kandidaten die met een potentiële werkgever worden gedeeld. Deze CV’s moeten zijn ontdaan van persoonlijke gegevens (naam, adres, telefoonnummer, BSN en dergelijke) die het mogelijk maken de CV te koppelen aan een persoon. De gegevensuitwisseling die ondersteund wordt door de technische uitwisselingsvoorziening van VUM gebruikt de techniek van pseudonimiseren bij het delen met potentiële werkgevers. Daarbij worden werkzoekenden teruggebracht tot een combinatie van gegevens, zoals geboortedatum en de vier cijfers van de postcode, die alleen met behulp van een aanvullende gegevensbron zijn te herleiden naar de kandidaat. Voor werkzoekenden die vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten worden alleen de contactgegevens van de gemeentelijke casemanager gedeeld, als aanvullende bescherming van de privacy van betrokkenen.
Over de uitvoering van de genoemde motie-De Kort/Pouw-Verweij is uw Kamer geïnformeerd via het memo «Inzicht werkzoekendenbestand bijstandsgerechtigden», dat als bijlage is opgenomen bij Stand van de Uitvoering (Kamerstukken II, 2023–2024, 26 448 nr. 742). In het memo is de voortgang van het programma VUM (Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens) beschreven. De in het memo beschreven pilots om de VUM-producten te toetsen, lopen op dit moment nog. Bij de gemeenten die aansluiten op VUM verbetert het zicht op werkzoekenden en hun profielen, dit is ook onderdeel van het afsprakenstelsel waaraan gemeenten die aansluiten moeten voldoen. Het beeld ten tijde van het versturen van de Kamerbrief over de Stand van de Uitvoering is niet wezenlijk veranderd.
Re-integratiebedrijven leveren in opdracht van gemeenten en UWV dienstverlening aan mensen die nog niet gelijk aan het werk kunnen. VUM richt zich voornamelijk op het matchingsproces, waarbij werkzoekenden en werkgevers met een personeelsvraag beter met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht.
Ik informeer u periodiek over de voortgang van VUM via de Stand van de Uitvoering, voor het laatst op 22 januari 2024 (Kamerstukken II, 2023–2024, 26 448, nr. 742). In de volgende Stand van de Uitvoering worden de actuele ontwikkelingen rondom pilots en implementatie opgenomen. Naar verwachting komt die eind van dit jaar.
Ja.