Ingediend | 4 oktober 2024 |
---|---|
Beantwoord | 20 januari 2025 (na 108 dagen) |
Indiener | Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
Beantwoord door | van Weel |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z15079.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1071.html |
Ja.
Het kabinet wil kijken hoe er een scherper onderscheid gemaakt kan worden tussen vreedzaam demonstreren en ordeverstorende acties. Het doel of de boodschap van een actie mogen geen rol spelen bij de beoordeling van een demonstratie. De concrete uitwerking van dit deel van het regeerprogramma zal mede gebaseerd worden op de uitkomsten van het eerder aangekondigde onderzoek dat wordt uitgevoerd via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC).
Het demonstratierecht beschermt vreedzame demonstraties. Dat is een ruim begrip. Ook demonstraties die tot een ernstige verstoring van de openbare orde of het verkeer leiden kunnen vallen onder de reikwijdte van de bescherming van het demonstratierecht.2 Dit laat onverlet dat opgetreden kan worden tegen strafbare feiten die binnen de context van een vreedzame demonstratie plaatsvinden, met dien verstande dat strafrechtelijk optreden in lijn moet zijn met de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Voorbeelden van strafbare feiten zijn het niet opvolgen van een bevel van de politie of demonstreren op een locatie waarvan de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties (WOM) heeft besloten dat dit verboden is.
Van een niet-vreedzame demonstratie is volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) sprake indien organisatoren en deelnemers van de demonstratie gewelddadige intenties hebben, oproepen tot geweld of anderszins de grondslagen van een democratische samenleving verwerpen.
Het is aan de overheid om waar mogelijk te faciliteren dat een demonstratie kan plaatsvinden op de plek waar, het tijdstip wanneer of de wijze waarop demonstranten zelf willen demonstreren.3 De WOM biedt hiervoor duidelijke kaders. Tegelijkertijd acht ik het zeer onwenselijk dat demonstraties tezamen gaan met wanordelijkheden, gevaarzettend handelen en het overtreden van wet- en regelgeving. Het demonstratierecht mag van dit kabinet dan ook geen vrijbrief zijn voor het doelbewust, stelselmatig overtreden van wet- en regelgeven noch voor bewust ontwrichtende acties.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Dergelijke opvattingen sterken mij wel in de noodzaak om het handelingsperspectief te verstevigen om – waar dat nodig is – sneller en effectiever op te kunnen treden tegen bewust ontwrichtende acties.
Zoals ik eerder in uw Kamer heb aangegeven wil ik daarnaast een brede dialoog bevorderen over de maatschappelijke effecten van de verschillende wijzen waarop in Nederland gedemonstreerd wordt en het gewenste optreden van de overheid daarbij. Hoe ervaren verschillende betrokkenen, zoals het lokaal gezag, deze maatschappelijke effecten en welk optreden wordt door hen als wenselijk ervaren? Hoe vinden we een goed evenwicht tussen het beschermen van het demonstratierecht en het beschermen van andere legitieme belangen in onze samenleving, zoals het voorkomen van strafbare feiten, ontwrichtende acties en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen? Over deze vragen voer ik ook een open gesprek met onder andere demonstranten, burgemeesters, politie, het Openbaar Ministerie, de Nationale ombudsman, maatschappelijke organisaties als Amnesty International en andere ervaringsdeskundigen.
Het onderzoek zal, met medenemen van actuele ontwikkelingen in binnen- en buitenland, kijken naar de mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en de bestendigheid van het wettelijke kader. Het onderzoek richt zich op twee typen situaties:
De verwachting is dat dit onderzoek zomer 2025 afgerond zal worden. Na publicatie van het onderzoek wordt desgewenst voor uw Kamer een technische briefing verzorgd. Over de uitkomsten van dit onderzoek en de vervolgstappen naar aanleiding daarvan gaan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik met uw Kamer in gesprek.
Zie antwoord vraag 5.
In het kader van de politietaak heeft de politie een belangrijke rol bij het in goede banen leiden van demonstraties en het waarborgen van de veiligheid van alle aanwezigen. Het politieoptreden is gericht op de-escalatie en dialoog, waarvoor politiemedewerkers worden opgeleid en getraind. Deze taak verricht de politie onder verantwoordelijkheid van en in nauwe samenwerking met het bevoegd gezag: de burgemeester en de officier van justitie. Demonstraties die uit de hand lopen en waar relschoppers aanwijzingen van het lokaal gezag negeren dan wel bewust de wet overtreden vergen grootschalige politie-inzet. Zoals de korpschef in haar dringende signaal eind vorig jaar aangaf legt dit een grote fysieke en mentale druk op onze politiemensen en gaat de grootschalige inzet daarnaast ten koste van andere taken van de politie. Denk bijvoorbeeld aan aanwezigheid in de wijk en opsporing van ernstige strafbare feiten zoals zedendelicten, drugscriminaliteit en online-criminaliteit. In de lokale driehoeken is de beschikbare politiecapaciteit dan ook geregeld onderwerp van de integrale afweging die bij het faciliteren van demonstraties worden gemaakt. Zoals wordt opgemerkt in de brief aan uw Kamer van 10 januari jl. over actuele dilemma's over demonstreren in Nederland: het zou niet nodig moeten zijn dat demonstraties zoveel vragen van onze politiemensen.
In het eerdergenoemde onderzoek dat via het WODC zal worden uitgevoerd, wordt ook betrokken hoe in andere Europese landen, waaronder Engeland, wordt omgegaan met het demonstratierecht. Bij de beoordeling van de uitkomsten daarvan zal het kabinet ook de aspecten zoals benoemd in de vraag meewegen.
Zie antwoord vraag 9.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Grondrechten onder druk: demonstratierecht splijt politiek en samenleving» (ingezonden 4 oktober 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.