Ingediend | 23 september 2024 |
---|---|
Beantwoord | 15 oktober 2024 (na 22 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Struycken |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z14053.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-263.html |
Ja, daar ben ik mee bekend.
De antwoorden op de gestelde vragen zijn op 22 september 2024 door de VN ontvangen en deze zijn ook gepubliceerd.
Het is van groot belang dat duidelijk wordt wat er in het verleden precies is gebeurd, inclusief de rol van de Nederlandse overheid daarbij. Daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan door de onafhankelijke Commissie Onderzoek naar binnenlandse afstand en adoptie in de periode 1956–1984, onder voorzitterschap van prof. dr. M. de Winter. De Commissie heeft drie onderzoeksopdrachten gegeven aan drie groepen wetenschappers. Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis is verzocht onderzoek te verrichten naar historische bronnen, Onderzoekscentrum Atria heeft onderzoek verricht naar ervaringen van mensen met afstand en adoptie en onderzoekers van Maastricht University hebben deelonderzoek verricht naar de hedendaagse perspectieven. De onderzoeksresultaten van de Commissie worden verwacht in het voorjaar van 2025. Zonder deze waarheidsvinding en resultaten kan ik geen gemotiveerd ethisch, historisch of juridisch oordeel vormen over het gebeurde. Dat neemt niet weg dat ik wel zorgen heb en de kwestie uiterst serieus neem. Ik zie daarom uit naar de resultaten van het onderzoek. Vanzelfsprekend zal ik – zoals ook mijn voorganger al aangaf – passende gevolgen aan de resultaten van het onderzoek verbinden en daarover het debat voeren met uw Kamer.
Ik ben het eens met de VN-rapporteurs dat waarheidsvinding en erkenning essentieel zijn om zich tot het gebeurde in de geschiedenis te kunnen verhouden en daaraan waar nodig gevolgen te verbinden. Ik ben daarop ook ingegaan in mijn brief aan de rapporteurs. Om die reden is het ook zo belangrijk dat het onderzoek van de Commissie De Winter wordt gedaan.
Om zich te kunnen verhouden tot het verleden, zijn waarheidsvinding en erkenning van groot belang. Het is daarom een goede zaak dat het vorige kabinet de Commissie De Winter heeft ingesteld. Naast het onderzoek van de Commissie hebben ook gesprekken en erkenningstafels met betrokkenen plaatsgevonden. Daarin is onder meer gesproken over een steun- en ontwikkelcentrum. Besluitvorming daaromtrent is aangehouden, om elk risico op beïnvloeding van het onderzoek van de Commissie te voorkomen. De belangenorganisatie van geadopteerden heeft, in tegenstelling tot de belangenorganisatie van afstandsmoeders, aangegeven niet achter de komst van een steun- en ontwikkelcentrum te staan. Met de belangenorganisatie van afstandsmoeders is afgesproken dat de contouren van een kenniscentrum zullen worden onderzocht. Daarnaast is de Kamer bekend met het project om afstands- en adoptiedossiers zo veel mogelijk op één plaats te archiveren. Over de voortgang daarvan is de Kamer laatstelijk geïnformeerd bij brief van 14 juni 2024 (31 265, nr. 129). De eerste circa 15.000 dossiers van de Raad voor de Kinderbescherming uit de periode 1956–1969 zijn overgebracht naar het Nationaal Archief en kunnen daar sinds juni 2024 worden ingezien. Voor de overbrenging van de dossiers vanaf 1970 ben ik nog in afwachting van het advies van de Commissie Advies Informatiehuishouding Justitie en Veiligheid. Verder ben ik nog in gesprek met private organisaties, waar zich eveneens archieven bevinden en zal een onderzoek worden gestart naar vindplaatsen van adoptiedossiers van kleine publieke en private instellingen.
In de in 2021 aangenomen motie nr. 62 (35 925-VI) is de toenmalige regering verzocht geen beroep meer te doen op eventuele verjaringstermijnen bij rechtszaken over binnenlandse adopties in het verleden. In reactie op Kamervragen van het lid Van Nispen in september 2023 heeft de voormalig Minister voor Rechtsbescherming toegelicht waarom in deze zaken een beroep op verjaring moet kunnen worden gedaan (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022/23, nr. 3196, 39). Per brief van 23 juli 2024 vragen de VN-rapporteurs aandacht voor de gebeurtenissen rond afstand en adoptie in Nederland in de periode van 1956–1984 en de mogelijke rol van de Raad voor de Kinderbescherming daarbij. In mijn reactie op deze brief geef ik aan dat de overheid de aantijgingen ten aanzien van de praktijk rond afstand en adoptie in de periode 1956–1984 zeer serieus neemt. De overheid erkent en betreurt de ervaringen van deze moeders, kinderen en andere betrokkenen. Ik zal niet weglopen voor de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid voor gebeurtenissen in het verleden. Zoals u weet en heeft kunnen lezen in het antwoord op vraag 3 doet een onafhankelijke commissie onder leiding van prof. dr. M. De Winter op dit moment onderzoek naar de geschiedenis van binnenlandse afstand en adoptie, inclusief de rol van de overheid daarbij. Uit dit onderzoek kunnen lessen worden getrokken uit het verleden en daarover kan rekenschap worden afgelegd. Daarbij behoren de gevoelens en herinneringen van de betrokkenen onverkort een plek te krijgen. Die gevoelens en herinneringen zijn er; ze zijn reëel en verdienen daarom serieuze aandacht. Die wil ik ze ook geven. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3 worden in het voorjaar van 2025 de uitkomsten van dit onderzoek verwacht. Ik zal passende gevolgen verbinden aan de uitkomsten van dat onderzoek. Daarbij zal ik ook de mogelijkheid tot het inroepen van een verjaringsverweer in procedures over deze gebeurtenissen opnieuw bezien. Ik zal uw Kamer hierover te gelegener tijd nader informeren en daarover nader het debat voeren. In afwachting van de uitkomsten van dit onderzoek zal ik in individuele civiele procedures tegen de Staat per zaak beoordelen of een beroep op verjaring passend is. Naast een mogelijk verjaringsverweer zal, daar waar mogelijk, ook altijd een subsidiair inhoudelijk verweer worden gevoerd. In deze zaken is vanzelfsprekend het streven dat de rechter zo goed mogelijk in staat wordt gesteld om recht te spreken indachtig de lastige omstandigheid dat deze zaken zich in een verder verleden afspelen.
Vanzelfsprekend ben ik bereid om met de VN-rapporteurs in gesprek te gaan