Kamervraag 2024Z13532

Het verruimen van de mogelijkheden voor het vervolgen van medeplichtigen bij eergerelateerd geweld.

Ingediend 13 september 2024
Beantwoord 9 december 2024 (na 87 dagen)
Indiener Bente Becker (VVD)
Beantwoord door Struycken , van Weel
Onderwerpen bestuur organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z13532.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-769.html
  • Vraag 1
    Kent u het bericht «Moordcomplot op Ryan uit Joure besproken in familie-appgroep»: tiener smeekte meermaals om hulp?»1

    Ja.

  • Vraag 2
    Bent u bekend met het feit dat ruim 8 procent van de moord- en doodslagzaken in Nederland eergerelateerd is en er wekelijks 50 meldingen van geweld binnenkomen bij de Politie, waar eer mogelijk een rol speelt?2 Hoe beoordeelt u deze percentages?

    Deze percentages herken ik niet uit de verslagen van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) of de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2023 was het LEC EGG betrokken bij de behandeling van in totaal 619 zaken, waarvan negen betrekking hadden op moord- of doodslagzaken. Deze aantallen betreffen zaken waarbij in het onderzoek rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van een eermotief. Ook uit de moord- en doodslagcijfers kan niet worden afgeleid of deze zaken daadwerkelijk eergerelateerd geweld zijn. Ongeacht het precieze aantal of percentage is (fataal) eergerelateerd geweld afschuwelijk. Het kabinet heeft niet voor niets in het regeerprogramma opgenomen dat de aanpak van eergerelateerd geweld versterkt wordt.

  • Vraag 3
    Hoe beoordeelt u de stijging van het aantal meldingen van eergerelateerd geweld binnen de Syrische gemeenschap in Nederland en welk overleg heeft u hierover met het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld?

    Uit het jaarverslag 2023 van het LEC EGG blijkt inderdaad een toename ten opzichte van voorgaande jaren van het aantal zaken waarbij betrokkenen vermoedelijk een Syrische achtergrond hebben3. Het LEC EGG vermoedt dat zij relatief meer casuïstiek in beeld krijgt waarbij mensen met een Syrische afkomst betrokken zijn omdat die groep de afgelopen jaren groter is geworden in de samenleving en omdat die casuïstiek ook als complex wordt ervaren. Een verkennend onderzoek van het Kennisplatform Inclusief Samenleven laat ook zien dat Syrische meisjes en vrouwen relatief assertiever zijn, waardoor zij sneller een melding maken van (eergerelateerd) geweld4. Het onderzoek benoemt verder dat Syrische asielzoekers vaak getraumatiseerd zijn door oorlogsgeweld, wat een risicofactor kan zijn voor huiselijk geweld. Zowel het LEC EGG als het Ministerie van Justitie en Veiligheid maken deel uit van het Netwerkknooppunt Schadelijke Praktijken, dat door Pharos wordt georganiseerd in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Binnen dit netwerk wordt regelmatig overleg gevoerd over de aanpak van schadelijke praktijken en actuele trends.

  • Vraag 4
    Bent u ermee bekend dat het specifieke karakter van eergerelateerd geweld ervoor zorgt dat het collectief/de groep/de familie van de forensisch dader, weet heeft, dan wel goedkeuring verleent en/of zelfs aanzet tot bedreiging en geweld om de eer van het collectief/de groep/de familie te herstellen? Hoe beoordeelt u dit collectieve karakter in het kader van de strafrechtelijke aanpak?

    Ja, het is bekend dat het collectieve karakter van eergerelateerd geweld kan betekenen dat er meerdere personen, waaronder familieleden, betrokken zijn bij het strafbare feit. Dit aspect wordt meegenomen in de strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld. In elke politie-eenheid zijn er één of meer medewerkers aangewezen als eerste aanspreekpunt voor zaken rond eergerelateerd geweld, en daarnaast beschikt elke eenheid over meerdere taakaccenthouders eergerelateerd geweld. Zij werken volgens de methode van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) en hanteren de bijbehorende checklist5. Door het Openbaar Ministerie (OM) wordt expliciet aandacht besteed aan de mogelijke rol van familieleden en andere betrokkenen bij eergerelateerd geweld middels de aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling van het College van Procureurs-Generaal6, eveneens volgens de methode van het LEC EGG.

  • Vraag 5
    Op welke wijze houdt het wetboek van Strafrecht momenteel rekening met het feit dat eergerelateerd geweld iets anders is dan huiselijk geweld en gekenmerkt wordt door goedkeuring, dan wel aansporing /medeweten van de familie c.q. de gemeenschap, om de eer van de groep te herstellen? Welke concrete juridische aanknopingspunten zijn er volgens u om deze collectieve betrokkenheid strafrechtelijk aan te pakken?

    De bestaande geweldsmisdrijven – waaronder moord (artikel 289 Sr), doodslag (287 Sr) en (zware) mishandeling (artikel 300 e.v. Sr), in combinatie met verschillende deelnemingsvormen uit het Wetboek van Strafrecht (in het bijzonder medeplegen en uitlokking (artikel 47 Sr) en medeplichtigheid (artikel 48 Sr) – bieden handvatten voor de vervolging van diverse betrokkenen bij eergerelateerd geweld. In een artikel uit 2021 over deelneming bij eergerelateerd geweld, dat eerder met Uw Kamer is gedeeld, stellen de auteurs vast dat het strafrecht ons met deze verschillende deelnemingsvormen een werkbaar stuk gereedschap biedt om de groepsdynamiek te ontleden en in strafrechtelijke zin recht te doen aan de complexiteit van dit soort zaken. Een voordeel van het gebruik van bestaande middelen achten zij dat de rechtspraktijk er kennis van heeft en ze op tal van fenomenen zou moeten kunnen toepassen, waaronder eergerelateerd geweld.7

  • Vraag 6
    Bent u bekend met het feit dat het kabinet in eerdere beantwoording3 aangeeft dat uit de registratie niet kan worden afgeleid hoe zwaar eergerelateerd geweld nu wordt gestraft omdat er geen sprake is van eenduidige classificatie bij het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtbank van geweldsdelicten met een eermotief? Hoe beoordeelt u dit?

    Ja, ik ben ermee bekend dat uit de registratie bij het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtspraak niet kan worden afgeleid hoe zwaar eergerelateerd geweld momenteel wordt bestraft. Zoals aangegeven in de Kamerbrief waar u naar verwijst, komt dit doordat geweldsdelicten met een eermotief vaak deel uitmaken van zaken waarin meerdere feiten ten laste worden gelegd, waarbij niet alle feiten eergerelateerd zijn. Hierdoor kan niet worden vastgesteld welke straf specifiek voor het eergerelateerde geweld is opgelegd en wat de zwaarte daarvan is.
    Het OM registreert zaken onder de classificatie «eergerelateerd geweld». In de genoemde brief is aangegeven dat deze classificatie niet altijd eenduidig wordt toegepast. Dit komt omdat de classificaties handmatig worden ingevoerd. Handmatige classificatie kan leiden tot variaties in de registratie, afhankelijk van de interpretatie van de betrokken functionarissen. Deze beperkingen in de registratiepraktijk zie ik als inherent aan de situatie en daardoor niet volledig te vermijden. Het vergroten van kennis over eergerelateerd geweld en het waarborgen van een zorgvuldige registratie blijven belangrijke aandachtspunten zowel voor het OM als voor mij.

  • Vraag 7
    Kunt u wel aangeven hoe vaak het tot nu toe is voorgekomen dat in een strafzaak waar sprake is van eergerelateerd geweld ook is overgegaan tot vervolging en bestraffing van medeplichtigheid en andere deelnemingsvormen?

    In de periode van 2020 tot en met september 2024 heeft het OM 406 zaken ter vervolging geregistreerd onder de classificatie «eergerelateerd geweld». In 85 van deze zaken is bij een of meer van de geregistreerde feiten een vorm van deelneming (artikel 47 of 48 van het Wetboek van Strafrecht) geregistreerd. Het is belangrijk hierbij op te merken dat dit ook zaken kunnen omvatten die nog niet zijn afgerond.

  • Vraag 8
    Als cijfers niet bekend zijn vanwege het ontbreken van eenduidige classificatie van geweldsdelicten met een eermotief binnen het OM en de rechtbank, hoe kunt u dan tot de uitspraak komen dat verruiming van de mogelijkheden om specifiek medeplichtigheid rond eergerelateerd geweld te kunnen straffen niet nodig is?

    De conclusie dat verruiming van strafmogelijkheden voor medeplichtigheid niet nodig is, wordt gerechtvaardigd door de al beschikbare strafverzwarende omstandigheden (voorbedachten rade) en de bestaande deelnemingsvormen. Hoewel de registratie niet altijd eenduidig is en het lastig blijft om specifiek te achterhalen hoe zwaar eergerelateerd geweld wordt gestraft, wordt zowel door het OM als door het eerdergenoemde onderzoek Deelneming bij eergerelateerd geweldbenadrukt dat de bestaande richtlijnen en mogelijkheden voor strafverzwaring voldoende zijn om eergerelateerd geweld aan te pakken. De straf wordt opgelegd voor alle bewezen feiten samen, waardoor het moeilijk is om een precieze straf per delict te bepalen, maar dat verandert niets aan de algemene strafzwaarte voor de betrokkenen. Het strafrecht biedt ons met verschillende deelnemingsvormen voldoende instrumenten om de groepsdynamiek te ontleden en in strafrechtelijke zin recht te doen aan de complexiteit van dit soort zaken. Een voordeel van het gebruik van bestaande middelen is dat de rechtspraktijk er kennis van heeft en op verschillende fenomenen zou moeten kunnen toepassen, waaronder eergerelateerd geweld.9

  • Vraag 9
    Bent u bereid de registratie en classificatie dusdanig te laten aanpassen dat bij het OM en rechtbank wel specifiek en eenduidig wordt geregistreerd op eerzaken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

    Ik acht het niet noodzakelijk om de registratiepraktijk en de classificatie van «eergerelateerd geweld» aan te passen. In plaats daarvan zie ik meer waarde in het vergroten van de kennis over eergerelateerd geweld en het benadrukken van het belang van een zorgvuldige registratie. Zie verder het antwoord op vraag 6.

  • Vraag 10
    Is het juist dat voor het bepalen van de strafeis bij eergerelateerd geweld momenteel de richtlijn strafvordering huiselijk geweld4 als basis dient, terwijl eergerelateerd geweld volgens deskundigen een geheel ander karakter heeft dan huiselijk geweld? Waarom is er geen aparte richtlijn strafvordering eergerelateerd geweld en bent u bereid deze alsnog te laten opstellen?

    Het klopt dat de richtlijn strafvordering huiselijk geweld momenteel als basis dient voor het bepalen van de strafeis bij eergerelateerd geweld. Hoewel eergerelateerd geweld een ander karakter heeft in die zin dat sprake is van een eermotief en de mogelijke betrokkenheid van meerdere plegers, delen beide vormen van geweld de afhankelijkheidsrelatie waarin ze plaatsvinden. De richtlijn voor strafvordering huiselijk geweld houdt rekening met deze achterliggende problematiek en heeft als doel het stoppen van geweld, waarbij de veiligheid binnen het gezinssysteem centraal staat. De bijhorende aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling, die een kader en regels geeft voor de strafrechtelijke aanpak van het OM en de politie, onderstreept dat eergerelateerd geweld een uniek karakter heeft dat een specifieke aanpak vereist. De aanwijzing benadrukt dat eergerelateerd geweld voortkomt uit geschonden eergevoelens binnen een bredere familiecontext, wat kan leiden tot druk om de familie-eer te herstellen, soms met meerdere daders of intellectueel daderschap binnen de familie. De aanwijzing adviseert daarom het onderzoek te richten op de invloed van familieleden buiten het kerngezin en rekening te houden met de kans op escalatie door strafrechtelijk ingrijpen.11 Er wordt op deze manier aandacht besteed aan de specifieke kenmerken van afhankelijkheidsrelaties en eergerelateerd geweld binnen de huidige richtlijn en aanwijzing, waardoor een aparte richtlijn op dit moment niet van toegevoegde waarde wordt geacht.

  • Vraag 11
    Is het juist dat u in eerdere beantwoording stelt dat bij een plan met voorbedachten rade een strafverzwarende omstandigheid aan de orde is, die indien bewezen, kan leiden tot een zwaardere strafeis? Hoe beoordeelt u deze verzwarende omstandigheden gezien het georganiseerde collectieve karakter bij gevallen van eergerelateerd geweld?

    Voorbedachte raad is een strafverzwarende omstandigheid bij onder meer de delicten doodslag – als dit met voorbedachte raad is gepleegd, is sprake van moord (artikel 289 Sr) – en mishandeling (artikel 301 Sr). Voorbedachte raad is aan de orde als iemand zich heeft kunnen beraden op het door hem of haar te plegen geweld en getuigt dus van een bewuste en weloverwogen keuze om een strafbaar feit te plegen. Eergerelateerd geweld heeft vaak een georganiseerd en collectief karakter, omdat veelal meerdere personen betrokken zijn met een gezamenlijk plan. In dergelijke gevallen zal over het algemeen sprake zijn van (deelneming aan) een delict dat is gepleegd met voorbedachte raad, hetgeen kan leiden tot een hogere straf(eis). Het strafrecht biedt aldus de mogelijkheid om rekening te houden met aan eergerelateerd geweld specifiek verbonden aspecten, wat kan resulteren in hogere straffen voor de betrokkenen en kan bijdragen aan een effectieve aanpak van eergerelateerd geweld.

  • Vraag 12
    Kwalificeert het medeweten en/of goedkeuring verlenen aan het toepassen van eergerelateerd geweld als deelnemen aan een plan met voorbedachte raden vanuit medeplichtigheid, of moet er voor het kunnen vervolgen voor medeplichtigheid echt sprake zijn van mededaderschap waarbij de verdachte daadwerkelijk zelf actief een bijdrage moet hebben geleverd aan het strafbare feit? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om medeplichtigheid zelfstandig vast te kunnen stellen bij het OM?

    Een persoon met wiens medeweten eergerelateerd geweld plaatsvindt of die goedkeuring geeft aan een plan daartoe, kan daarvoor in voorkomende gevallen strafbaar zijn op grond van de verschillende deelnemingsvormen die zijn strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Zo kan, wanneer de verdachte een substantiële intellectuele bijdrage12 aan het strafbare feit heeft geleverd (ook zonder dat de verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht) sprake zijn van medeplegen. Medeplichtigheid is aan de orde als door het handelen of medeweten van de verdachte het door de dader begane strafbare feit wordt bevorderd of vergemakkelijkt, bijvoorbeeld door middelen of inlichtingen te verschaffen voor het plegen van het misdrijf. Dat kan voorafgaand aan het misdrijf zijn, maar ook tijdens het misdrijf. Het is ook mogelijk dat medeplichtigheid – met name wanneer sprake is van «gelegenheid verschaffen» – uit een meer passieve bijdrage of een niets doen bestaat, bijvoorbeeld wanneer de verdachte getuige is van (gepland) geweld en niet ingrijpt. Er moet in dit laatste geval wel sprake zijn van een (rechts)plicht tot handelen. Deze plicht tot handelen hoeft niet uit de wet voort te vloeien; het kan ook gaan om een op de omstandigheden van het geval gestoelde rechtsplicht. Ook een combinatie van handelen en nalaten kan tot een veroordeling wegens medeplichtigheid leiden, bijvoorbeeld wanneer de verdachte een huis heeft verlaten zodat er voor de daders gelegenheid is aldaar het geplande misdrijf te plegen. Het strafrecht biedt dus ook handvatten om in voorkomende gevallen op te treden ten aanzien van het medeweten of goedkeuren van een plan om geweld te plegen.

  • Vraag 13
    Deelt u de mening dat voor een effectieve aanpak van eergerelateerd geweld, oog voor deelnemingsvormen essentieel is? Zo ja, deelt u de mening dat verruiming van de mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden tegen medeplichtigen van groot belang is voor het voorkomen van geweld uit naam van de familie-eer in Nederland? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?

    Ik deel de mening dat oog voor deelnemingsvormen van groot belang is voor een effectieve strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld. Zoals uiteengezet in de antwoorden op de vragen 5 en 12, biedt het strafrechtelijke kader reeds voldoende aanknopingspunten om op te treden tegen zowel de daders als de deelnemers (waaronder medeplichtigen) aan eergerelateerd geweld.
    De kracht van een effectieve aanpak ligt overigens grotendeels in het voorkomen van dergelijk gedrag, waarvoor meer nodig is dan alleen strafrechtelijke maatregelen. In de aanpak van schadelijke praktijken wordt ingezet op het voorkomen van eergerelateerd geweld en andere schadelijke praktijken, onder meer door de alliantie «Verandering van Binnenuit», die werkt in opdracht van de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en Sociale Zaken en Werkgelegenheid13.

  • Vraag 14
    Bent u bereid uit te werken hoe ook medeweten en goedkeuring verlenen aan eergerelateerd geweld als medeplichtigheid en/of voorbedachte raden kan kwalificeren en dus de mogelijkheden voor strafbaarstelling te verruimen? Zo nee, waarom niet?

    Zie mijn antwoorden op de vragen 5, 12 en 13.

  • Vraag 15
    Welke capaciteit zit er bij OM om gevallen van eergerelateerd geweld waarbij collectieve deelnemingsvormen een rol spelen, in behandeling te nemen?

    Officieren van justitie bij het OM worden geworven als «allround» officier van justitie, waarbij een deel van hen specifiek wordt ingezet voor de aanpak van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Hoewel een officier van justitie vaak meerdere domeinen behandelt, zijn er binnen het OM ook officieren die zich hebben gespecialiseerd in deze vormen van geweld en hiervoor specifieke trainingen en opleidingen hebben gevolgd. Het aantal officieren dat zich richt op de aanpak van huiselijk en eergerelateerd geweld wordt mede bepaald door de parketten zelf. Dit aantal is afhankelijk van de instroom van zaken en kan per arrondissement variëren.

  • Vraag 16
    Bent u bereid te onderzoeken of en hoe het opnemen van een apart artikel voor de strafbaarstelling van eergerelateerd geweld in het wetboek van strafrecht zou kunnen bijdragen aan een verruimde mogelijkheid voor bestraffing? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer hiervan de resultaten verwachten? Zo nee, waarom niet?

    Zie mijn antwoorden op de vragen 5, 12, 13.

  • Mededeling - 4 oktober 2024

    Hierbij deel ik u, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mede dat de schriftelijke vragen van de leden Becker en Ellian (beiden VVD), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het verruimen van de mogelijkheden voor het vervolgen van medeplichtigen bij eergerelateerd geweld (ingezonden 13 september 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2024Z13532
Volledige titel: Het verruimen van de mogelijkheden voor het vervolgen van medeplichtigen bij eergerelateerd geweld.
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20242025-769
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Becker en Ellian over het verruimen van de mogelijkheden voor het vervolgen van medeplichtigen bij eergerelateerd geweld