Ingediend | 26 augustus 2024 |
---|---|
Beantwoord | 27 september 2024 (na 32 dagen) |
Indiener | Ulysse Ellian (VVD) |
Beantwoord door | Struycken |
Onderwerpen | bestuur parlement recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z12571.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-101.html |
Ja.
Ik ga niet in op situaties van individuele gedetineerden. De vragen raken aan het plaatsingsproces van gedetineerden en aan de informatiepositie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Daar kan ik wel op ingaan.
Ten aanzien van het plaatsingsproces: de selectiefunctionarissen van DJI beslissen namens mij waar een gedetineerde wordt geplaatst. Bij de eerste plaatsing wordt conform de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog) een risicoprofiel vastgesteld waarbij naar meerdere aspecten wordt gekeken, zoals de kenmerken en achtergronden van het delict en overige beschikbare informatie van het Openbaar Ministerie en de politie. DJI bepaalt welke inrichting en regime het meest veilig en passend is. In beginsel worden gedetineerden geplaatst in een penitentiaire inrichting gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Na veroordeling in eerste aanleg is dit in een inrichting in het arrondissement van vestiging, tenzij er redenen zijn om daarvan af te wijken, zoals vanwege het risicoprofiel. Het uitgangspunt is dat een gedetineerde wordt geplaatst op een normaal beveiligde afdeling. Wanneer individuele veiligheidsmaatregelen niet afdoende worden geacht om gestelde risico’s te beperken, kan plaatsing op een Afdeling Intensief Toezicht (AIT) aan de orde zijn.
Op het moment dat bij DJI bekend is dat bepaalde gedetineerden geen onderling contact mogen hebben of dat een combinatie van gedetineerden een versterkt risico geeft op het verstoren van de orde en veiligheid in de inrichting, worden zij, afhankelijk van de specifieke situatie, niet bij elkaar in dezelfde inrichting, op dezelfde afdeling, of in hetzelfde compartiment geplaatst.
Bij plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) dient er op basis van de in art. 6 Rspog beschreven plaatsingsgronden sprake te zijn van een extreem risico of een onaanvaardbaar maatschappelijk risico. Of daarvan sprake is wordt zorgvuldig gewogen conform de procedure uit art. 26 Rspog.
Ten aanzien van de informatiepositie: als onderdeel van de versterking van de aanpak van georganiseerde criminaliteit tijdens detentie en berechting zijn de afgelopen jaren grote stappen gezet als het gaat om de informatiepositie. Dit betreft zowel de informatiepositie van DJI als de gezamenlijke informatiepositie van DJI, het Openbaar Ministerie en de politie.
Er is nu bijvoorbeeld in alle gevangenissen een lokaal Bureau Inlichtingen en Veiligheid. Binnen die bureaus worden informatie en signalen over risicogedetineerden verzameld, om doorlopend te bepalen of en welke (veiligheids)maatregelen getroffen moeten worden, waaronder een overplaatsing naar een ander regime. Sinds 2021 is ook het Landelijk Bureau Inlichtingen Veiligheid operationeel, om ook inrichting-overstijgend de informatiepositie optimaal te kunnen benutten en zicht te houden op criminele netwerken.
Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan het volledig operationeel maken van de Detentie Intelligence Unit, waarbinnen informatie van DJI, het Openbaar Ministerie en de politie gezamenlijk wordt geanalyseerd. Ook deze analyses kunnen worden gebruikt bij (over)plaatsingsbeslissingen en het treffen van gepaste maatregelen in de verschillende fasen van detentie.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zowel in 2023 als in 2024 (tot op heden) is de D-grond uit artikel 6 van de Rspog tussen de vijf en tien keer toegepast. Daarbij geldt dat deze aantallen zien op zowel nieuwe EBI-plaatsingen als op verlengingen van EBI-plaatsingen. Bovendien is het relevant te vermelden dat een plaatsing in de EBI op meerdere gronden tegelijk plaats kan vinden. Ik ga niet in op het precieze getal, omdat dit meer gedetailleerde informatie prijsgeeft over hoeveel en mogelijk welke gedetineerden in de EBI verblijven. Om veiligheidsredenen doe ik dat niet.
Plaatsing in de EBI op de zogenoemde D-grond is, net als op de andere gronden, een uitkomst van een individuele afweging en beoordeling. Plaatsingsbesluiten worden genomen in afstemming met en op basis van informatie van DJI, het Openbaar Ministerie en de politie. Over individuele gevallen doe ik geen uitspraken.
Ja, daar wordt doorlopend aan gewerkt. In de afgelopen jaren is er een verdergaande professionalisering op dit gebied ingezet. Tussen 2021 en nu heeft dat geleid tot de uitbreiding van de Bureaus Inlichtingen en Veiligheid naar alle gevangenissen, tot de inrichting van het Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid en tot de Detentie Intelligence Unit, die momenteel volledig operationeel wordt gemaakt. Zie ook mijn antwoord op de vragen 2 t/m 5. Hierdoor is er sprake van een sterk verbeterde informatiepositie, waar bij plaatsingsbesluiten volop gebruik van wordt gemaakt.
Nee. De veilige detentie van hoogrisicogedetineerden is topprioriteit. Alle gedetineerden die gezien hun risicoprofiel in de EBI of op een Afdeling Intensief Toezicht (AIT) dienen te worden geplaatst, worden daar ook daadwerkelijk geplaatst. We verwachten dat in de toekomst het aantal gedetineerden waarvoor plaatsing in de EBI of op een AIT geëigend is zal toenemen. Daarom wordt het aantal EBI- en AIT-plekken flink uitgebreid. De EBI in Vught wordt met 12 plekken uitgebreid, conform de motie Ellian/Wilders. Die uitbreiding wordt naar verwachting eind 2026 opgeleverd. Daarnaast werken we aan een tweede EBI in Vlissingen met 24 EBI-plaatsen. De oplevering van het Justitieel Complex Vlissingen staat gepland voor 2030. De AIT-capaciteit wordt stapsgewijs uitgebreid, van 49 plaatsen nu naar circa 126 plaatsen in 2030.2 Zo kunnen we ook in de toekomst de juiste beveiliging en het benodigde toezicht realiseren ten aanzien van de steeds groter wordende groep hoogrisicogedetineerden.
In 2024 zijn (tot op heden) veertien dossiers behandeld in de selectie-adviescommissie EBI. Ook hier gaat het om advisering over zowel plaatsingen als verlengingen. Ik kan hier het precieze aantal noemen, omdat het aantal adviezen niet prijsgeeft wat de uitkomst is geweest van die adviezen en van de uiteindelijke plaatsingsbesluiten.
Het is van groot belang dat gedetineerden van wie op basis van informatie van DJI, het Openbaar Ministerie en de politie is besloten dat ze geen contact met elkaar mogen hebben, fysiek uit elkaar worden geplaatst. Het beoordelen welke gedetineerden wel of geen contact met elkaar mogen hebben wordt steeds getoetst aan veiligheidsrisico’s voor de maatschappij en voor de orde en veiligheid van de inrichting. Daar is het (over)plaatsingsbeleid dan ook op ingericht. Met de uitbreiding van capaciteitsplaatsen zoals toegelicht in het antwoord op vraag 9 kan ook in de toekomst voldoende spreiding en compartimentering worden georganiseerd.
Ook voor kroongetuigen geldt dat veilige detentie van het grootste belang is. Over de detentiesituatie van kroongetuigen is dan ook altijd intensief contact tussen DJI, het Openbaar Ministerie en de politie. Op welke locatie de detentie wordt uitgevoerd is afhankelijk van alle relevante omstandigheden. Ook dit betreft daarmee een individuele beoordeling.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Ellian (VVD), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de plaatsing van criminele kopstukken zoals Piet Costa (ingezonden 26 augustus 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.