Ingediend | 20 augustus 2024 |
---|---|
Beantwoord | 9 oktober 2024 (na 50 dagen) |
Indiener | Ingrid Michon (VVD) |
Beantwoord door | van Weel |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z12465.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-224.html |
Ja.
De burgemeester is verantwoordelijk voor het faciliteren van demonstraties en daarmee ook voor de beoordeling of er sprake is van een vreedzame demonstratie. Hierover legt de burgemeester desgevraagd verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om te oordelen over specifieke demonstraties.
In het algemeen – los van deze demonstratie in IJmuiden – is voor dit kabinet belangrijk dat scherper onderscheid wordt gemaakt tussen (vreedzaam) demonstreren en orde verstorende acties, zoals aangegeven in het regeerprogramma. Demonstreren is een grondrecht, en daarbij wordt van autoriteiten een zekere mate van tolerantie gevraagd. Maar wanordelijkheden, bedreigingen tegen anderen of openbaar geweld waarbij demonstranten over de grenzen van het strafrecht heen gaan is onacceptabel.
Het is duidelijk dat deze blokkades hebben gezorgd voor hinder voor het scheepvaartverkeer. Wat hiervan precies de economische schade is, is niet te zeggen.
Ik heb begrepen dat de burgemeester van de gemeente Velzen de blokkade heeft beëindigd op grond van artikel 7 van de Wet openbare manifestaties. Dit is gebeurd in het belang van het verkeer, in dit geval het scheepvaartverkeer, aangezien de vaarweg volledig geblokkeerd werd door het bezetten van de Noordersluis en de Zeesluis IJmuiden. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid of aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om te oordelen over de wijze waarop er is ingegrepen en waarom dat niet eerder of later is gedaan.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, wordt de Wet openbare manifestaties over het algemeen als toereikend ervaren.2 Wel is daarbij benoemd dat het in goede banen leiden van demonstraties steeds meer een uitdaging vormt voor gemeenten, politie en Openbaar Ministerie vanwege het toenemend aantal demonstraties en nieuwe protestvormen waarbij soms bewust de grenzen van het recht worden gezocht en overschreden. Dit leidt onder andere tot een groot beslag op schaarse politiecapaciteit, waardoor de politie minder toekomt aan andere basistaken.
In de Kamerbrief van 19 april jl. heeft het vorige kabinet uw Kamer laten weten dat in de gebeurtenissen van de voorafgaande periode aanleiding is gezien om mogelijkheden te onderzoeken voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en voor de bestendigheid van het wettelijke kader.3 Bij beantwoording van vragen 14, 15 en 16 ga ik nader in op dit onderzoek.
Ook wordt u verwezen naar het regeerprogramma dat op 13 september 2024 naar de Kamer is gestuurd. De invulling zal in belangrijke mate gebaseerd worden op de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek dat via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) zal worden uitgezet (zie verder vraag 13, 15 en 16). Het is in de tussentijd belangrijk dat we wel al op korte termijn tot een brede dialoog komen over de maatschappelijke effecten van de verschillende wijzen waarop in Nederland gedemonstreerd wordt en het gewenste optreden van de overheid daarbij. Welke spanningen ervaren verschillende betrokkenen? Wat vinden we als maatschappij wenselijk en acceptabel? En hoe waarborgen we tegelijkertijd het demonstratierecht, als fundamenteel onderdeel van onze democratische rechtsstaat?
Bij de blokkade van 18 augustus 2024 zijn 22 politiefunctionarissen ingezet.
Politiefunctionarissen zijn bevoegd om inzage van een identiteitsbewijs te vorderen voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak. Dit houdt in dat er een concrete aanleiding moet zijn en er een afweging gemaakt moet worden op basis van de omstandigheden van de betreffende demonstratie, met inachtneming van de aanwijzingen van het lokaal gezag. Zie de nadere toelichting in de Kamerbrief van 12 december 2023.4
Ik heb begrepen dat in dit geval geen sprake is geweest van knelpunten maar van een bewuste afweging door het lokaal gezag om – gegeven het bovengenoemde kader – geen gebruik te maken van deze bevoegdheid.
Ja. Ik heb begrepen dat, in lijn met de vooraf door de lokale driehoek vastgestelde beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen, de demonstranten na het beëindigen van de demonstratie bestuurlijk zijn opgehouden en vervolgens zijn verplaatst naar treinstation Driehuis.
Partijen die schade hebben geleden als gevolg van de blokkade kunnen zich wenden tot de burgerlijke rechter met een civiele vordering.
In antwoord op eerdere vragen van de Kamer heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen subsidie verstrekt aan Extinction Rebellion. Blijkens het openbare overzicht van het Ministerie van Financiën heeft Extinction Rebellion ook geen middelen ontvangen uit de Rijksbegroting.5 Het voert te ver om in ruimere zin uitspraken te doen over toekomstige subsidieverlening vanuit de Rijksoverheid aan organisaties die betrokken zijn bij grootschalige orde verstorende acties. Naast het feit dat op voorhand niet te objectiveren valt bij wat voor soort protestacties en welke mate van betrokkenheid dit aan de orde zou zijn, moeten subsidieverzoeken binnen het kader van de desbetreffende regelingen worden beoordeeld door het verantwoordelijke bestuursorgaan. Daar kan ik als Minister van Justitie en Veiligheid niet in treden.
Bij het antwoord op vraag 5 bent u al gewezen op het regeerprogramma dat op 13 september 2024 naar de Kamer is gestuurd. De invulling zal in belangrijke mate gebaseerd worden op de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek dat via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) zal worden uitgezet (zie verder vraag 13, 15 en 16). Het is in de tussentijd belangrijk dat we wel al op korte termijn tot een brede dialoog komen over de maatschappelijke effecten van de verschillende wijzen waarop in Nederland gedemonstreerd wordt en het gewenste optreden van de overheid daarbij.
Zie antwoord vraag 11.
De gunning van het onderzoek vindt dit najaar plaats. Vervolgens zal met het onderzoek worden gestart. Het streven is dat het onderzoek in de zomer van 2025 gereed is.
De Inspectie Justitie en Veiligheid is nog bezig met het onderzoek naar demonstraties. In het onderzoek verzamelt de Inspectie informatie vanuit verschillende perspectieven op de functie van de politie bij demonstraties. Naast interviews met de politie worden bijvoorbeeld ook actiegroepen gesproken, burgerpanel geraadpleegd en stakeholders betrokken. Op dit moment is de Inspectie bezig met het analyseren van de informatie en schrijven van de rapportage.
In opvolging van de Kamerbrief van 19 april jl.8 is het voornemen om een internationaal rechtsvergelijkend onderzoek onderdeel uit te laten maken van het WODC-onderzoek. Hierbij is het voornemen om specifiek te kijken naar het stelsel in het Verenigd Koninkrijk en andere ander Europese landen, waarbij het onderzoeksopzet van Duitsland als voorbeeld is genoemd.
Zie antwoord vraag 15.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Politie maakt einde aan blokkade sluizen IJmuiden door XR» (ingezonden 20 september 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.