Ingediend | 9 juli 2024 |
---|---|
Beantwoord | 10 september 2024 (na 63 dagen) |
Indiener | Aant Jelle Soepboer (FNP) |
Beantwoord door | Mariëlle Paul (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z11905.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-2499.html |
Ja.
Het is bij mijn ministerie bekend dat onderwijsbestuurders en intern toezichthouders, net als bestuurders en intern toezichthouders (of commissarissen) werkzaam in een andere sector, een nevenfunctie kunnen hebben. Voor intern toezichthouders geldt dat het redelijk gebruikelijk is om meerdere toezichtfuncties tegelijkertijd uit te oefenen, aangezien dit geen fulltime baan is.
Mij waren echter geen cijfers bekend over dubbelfuncties tussen onderwijsbesturen en de onderwijsadviesmarkt of over daadwerkelijke transacties waarbij er mogelijk sprake is van een (schijn van) belangenverstrengeling.
Als er sprake is van belangenverstrengeling vind ik dit onwenselijk en ontoelaatbaar. Bestuurders en intern toezichthouders moeten boven elke twijfel verheven zijn. Het gaat immers om de ontwikkeling en toekomst van kinderen én om gemeenschapsgeld waar zorgvuldig en doelmatig mee moet worden omgegaan.
In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat een bestuurder of lid van de raad van toezicht niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij/zij daar direct of indirect persoonlijk belang bij heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting of vereniging. In de onderwijswetgeving is neergelegd dat het intern toezicht op de naleving hiervan ziet. Als het intern toezicht deze taak niet naar behoren uitvoert, is er sprake van een overtreding van de wet en kan de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) optreden.
Het is verontrustend dat deze verantwoordelijkheid mogelijk niet voor iedere bestuurder of intern toezichthouder vanzelfsprekend is. Binnen het ministerie wordt gewerkt aan een wetsvoorstel waarin nadere eisen worden gesteld aan het bestuur en intern toezicht. Het streven is dat eind december 2024 de internetconsultatie start. Voor samenwerkingsverbanden passend onderwijs wordt gewerkt aan een wetvoorstel om te borgen dat intern toezichthouders alleen als onafhankelijk lid kunnen deelnemen, en niet tevens onderwijsbestuurder kunnen zijn in de regio, om zo het toezicht sterker en onafhankelijk te maken.
De inspectie heeft laten weten dat het betreffende citaat een onvolledige weergave biedt van haar standpunt. Ook de inspectie vindt belangenverstrengeling ongewenst.
In de onderwijswetgeving is vastgelegd dat elke onderwijsorganisatie een code goed bestuur moet hebben met daarin afspraken over hoe om te gaan met tegenstrijdig belang (zie bijvoorbeeld artikel 3.2, eerste lid van de WVO 2020). Onderwijsorganisaties die een dergelijke code niet hebben, handelen dus in strijd met de wet. De inspectie kan daar tegen optreden.
Veel onderwijsorganisaties gebruiken de code goed bestuur van de PO-Raad en de VO-raad. Het is positief dat de PO-Raad, de VO-raad en de VTOI-NVTK hun code voor bestuurders en intern toezichthouders gaan actualiseren en aanscherpen. Ik verwacht van bestuurders en intern toezichthouders dat zij dit in praktijk brengen. Dit zal ook onderwerp zijn van mijn gesprekken met de onderwijssector.
De overheveling van de onderwijsondersteuning vanuit de overheid naar de markt was destijds een bewuste keuze. De gedachte was dat, voortvloeiend uit hun onderwijskundige autonomie, de scholen zelf het beste weten wat ze nodig hebben en de ondersteuning met een systeem van vraag en aanbod daarom beter zou aansluiten bij de behoefte van scholen. Dat zou de kwaliteit en duurzame impact van de ondersteuning ten goede komen, en daarmee de kwaliteit van het onderwijs.
De onderwijsadviesmarkt kwam aan de orde in het debat met uw Kamer van 27 maart 2024. Naar aanleiding van de daarbij aangenomen motie Paternotte/Pijpelink2 wordt uw Kamer, zoals toegezegd, dit najaar geïnformeerd over de werking van deze markt en opties voor eventuele regulering van de markt. De manier waarop ondersteuning is ingericht moet uiteindelijk het publieke belang (kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid) zo goed mogelijk dienen.
De onderwijsadviesdiensten ondersteunen scholen bij kwaliteitsverbeteringsprocessen. Zij kunnen scholen ondersteuning bieden na het constateren van tekortkomingen door de inspectie en bijvoorbeeld in het verbeteren van de basisvaardigheden. De primaire verantwoordelijkheid voor de herstelopgave ligt in het onderwijs zelf en vraagt van scholen acties en afwegingen hierop. Daarbij kunnen ze eventueel, waar passend, ondersteuning van onderwijsadviesdiensten inschakelen.
Zoals in het antwoord op vraag 6 genoemd, wordt uw Kamer dit najaar nader geïnformeerd over de werking van deze markt en de opties voor eventuele regulering.
Er zijn veertien onderwijscoördinatoren in dienst bij het Ministerie van OCW. Hun taak is om scholen waaraan de subsidie Verbetering basisvaardigheden is toegekend te ondersteunen om evidence-informed te werken aan de verbetering van de onderwijskwaliteit. Zij doen dit op verschillende manieren. De prioriteitsscholen – scholen met het oordeel onvoldoende of zeer zwak van de inspectie – komen in aanmerking voor één-op-één begeleiding. Samen met de betreffende scholen bekijken zij welke stappen een school kan zetten in het proces van onderwijsverbetering. De school heeft in dit proces altijd de regie. De coördinatoren denken mee, ontzorgen en helpen scholen, maar zij nemen geen beslissingen voor de scholen en verplichten scholen niet tot interventies. De onderwijscoördinator gaat met de scholen in gesprek over de verbeterdoelen en de manier waarop de school die doelen zou kunnen bereiken door evidence-informed te werken in een professionele verbetercultuur. Ook praktische vragen rondom de subsidie(verplichtingen) kunnen in deze gesprekken aan de orde komen. Voor de andere scholen organiseren de onderwijscoördinatoren begeleide leernetwerken waarbinnen vier à vijf scholen met elkaar kennis opdoen en ervaringen uitwisselen. Er zijn momenteel ongeveer 40 leernetwerken actief.
Op de toekomstige inrichting en financiering van onderwijsadvisering en -ondersteuning wordt in het najaar bij u teruggekomen.
Er zijn geen gegevens om deze vraag te beantwoorden. Er wordt niet geregistreerd waar arbeidskrachten met een onderwijsbevoegdheid werken.
Onderwijsbesturen moeten de bekostiging die zij ontvangen besteden binnen de kaders van de sectorwetten (WVO en WPO). Een goede verantwoording over de besteding van middelen is belangrijk. Transparantie kan bijdragen aan een realistisch beeld over de besteding van de middelen. Daarom is in het hoofdlijnenakkoord de ambitie opgenomen om een norm voor de hoeveelheid onderwijsgeld in het primaire proces in te voeren.