Ingediend | 19 juni 2024 |
---|---|
Beantwoord | 24 juli 2024 (na 35 dagen) |
Indiener | Gideon van Meijeren (FVD) |
Beantwoord door | Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur parlement recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z10872.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-2215.html |
Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft mijn departement op 17 juli 2023 geïnformeerd over de beslissing om over te gaan tot strafrechtelijke vervolging. Dit is ter kennisgeving aangenomen. Het is gebruikelijk dat het OM de Minister van Justitie en Veiligheid krachtens artikel 129 van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO) informeert over gevoelige zaken. Hier is bijvoorbeeld uit de aard der zaak sprake van wanneer het een zaak tegen een Kamerlid betreft.
Het OM informeert de Minister van Justitie en Veiligheid in de regel vooraf over vervolgingsbeslissingen in gevoelige zaken vanwege diens politieke verantwoordelijkheid voor het OM. Op basis van deze informatie wordt de Minister effectief in staat gesteld deze verantwoordelijkheid te nemen. Immers, indien de Minister alleen achteraf wordt geïnformeerd, dan is het feitelijk onmogelijk de afweging te maken of het opportuun is om gebruik te maken van de aanwijzingsbevoegdheid krachtens artikel 127 Wet RO. De informatievoorziening van het OM aan de Minister over gevoelige zaken stelt de Minister bovendien in staat om over het handelen van het OM in deze zaken democratische verantwoording af te leggen.
Over een dergelijk overzicht beschik ik niet en om die reden is het niet mogelijk om dit te verstrekken.
Over een dergelijk overzicht beschik ik niet en om die reden is het niet mogelijk om dit te verstrekken. Wel licht ik graag toe wat de achtergrond en aard is van de contacten tussen het OM en het Ministerie van Justitie en Veiligheid in dit soort zaken.
Het OM heeft de Minister van Justitie en Veiligheid, in het licht van artikel 129 Wet RO, over deze zaak op verschillende momenten inlichtingen verstrekt. Dit is gebruikelijk in strafzaken met een gevoelig karakter, waarvan bijvoorbeeld uit de aard der zaak sprake is wanneer het een zaak tegen een Kamerlid betreft. Het OM heeft de Minister van Justitie en Veiligheid geïnformeerd over de aangifte en de beoordeling daarvan en over de voorgenomen vervolgingsbeslissing. Het is niet gebruikelijk dat bij deze procedure andere bewindspersonen worden betrokken en dat is in dit geval ook niet gebeurd.
Het OM informeert de Minister van Justitie en Veiligheid in de regel vooraf over vervolgingsbeslissingen in gevoelige zaken vanwege diens politieke verantwoordelijkheid voor het OM. Op basis van deze informatie wordt de Minister effectief in staat gesteld deze verantwoordelijkheid te nemen. Immers, indien de Minister alleen achteraf wordt geïnformeerd, dan is het feitelijk onmogelijk de afweging te maken of het opportuun is om gebruik te maken van de aanwijzingsbevoegdheid krachtens artikel 127 Wet RO. De informatievoorziening van het OM aan de Minister over gevoelige zaken stelt de Minister bovendien in staat om over het handelen van het OM in deze zaken democratische verantwoording af te leggen.
De informatie die het OM in dit soort zaken aan de Minister, c.q. het ministerie, verstrekt is mededelend en feitelijk van aard, met de bedoeling om mee te delen welke beslissing het OM eigenstandig zal nemen. Geenszins met de bedoeling om met de Minister in overleg te treden over de wenselijkheid van deze voorgenomen beslissing. Deze mededelende aard van de informatievoorziening past bij de constitutionele verhouding tussen het OM en de Minister van Justitie en Veiligheid waarbij het aan het OM is om eigenstandig beslissingen te nemen in individuele zaken en waarbij het aan de Minister is om te bepalen of hij hiervoor wel of niet politieke verantwoordelijkheid voor kan dragen. Is dat laatste niet het geval, dan heeft de Minister de ultieme mogelijkheid om een bijzondere aanwijzing aan het OM te geven.
Dergelijke contacten met de rechterlijke macht zijn er niet geweest. Gezien de machtenscheiding spreekt het voor zich dat de rechterlijke macht zijn werk doet zonder inhoudelijke bemoeienis van de uitvoerende macht.
Wanneer sprake is van een ambtsdelict door een bewindspersoon of een Kamerlid, in hun betrekking als bewindspersoon of Kamerlid gepleegd, kan de Kroon op grond van artikel 119 van de Grondwet een opdracht tot vervolging geven. In dit verband is tevens het Protocol inzake de behandeling van aangiften bij een ministerie, het OM of de procureur-generaal bij de Hoge Raad tegen leden van de Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen, Ministerie van Justitie en Veiligheid relevant.2 Ten aanzien van de verdenking van commune delicten, zoals in de onderhavige strafzaak, bestaan binnen de rijksoverheid geen interne richtlijnen of beleidsdocumenten die zien op de aanpak van strafzaken tegen politici. Wel is het, als aangegeven in antwoord op vraag 1, gebruikelijk dat het OM de Minister van Justitie en Veiligheid krachtens artikel 129 Wet RO informeert over gevoelige zaken, waarvan uit de aard der zaak sprake is wanneer het een zaak tegen een Kamerlid betreft. Zie ook mijn antwoorden op vragen 1 en 3.
Dergelijk overleg heeft niet plaatsgevonden. De vervolgingsbeslissing is een beslissing die het OM eigenstandig neemt en waarin de Minister van Justitie en Veiligheid of andere vertegenwoordigers van de uitvoerende macht zich niet mengen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 spreekt het bovendien vanzelf dat ook de rechterlijke macht zijn werk zonder inhoudelijke bemoeienis van de uitvoerende macht doet.
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3. Ook verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1, waarin ik de aard van de betrokkenheid van de Minister van Justitie en Veiligheid bij voorgenomen vervolgingsbeslissingen van het OM heb toegelicht. Deze betrokkenheid is gelegen in het informeren van de Minister door het OM ten behoeve van de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid voor het OM.
De Rijksrecherche werkt vanuit vier locaties in Nederland: Amsterdam, Den Haag, Zwolle en Den Bosch. Het hoofdkantoor is gevestigd in Den Haag. Zowel de Rijksrecherche als de rechtbank Den Haag zijn professionele organisaties. Dat beide organisaties in het Paleis van Justitie in Den Haag gevestigd zijn, is van geen enkele invloed op de onafhankelijkheid of professionaliteit van deze organisaties. Daarnaast kan ik in algemene zin aangeven dat in het geval van een dagvaarding contact tussen het OM en de rechtbank gebruikelijk is, bijvoorbeeld ten aanzien van het verstrekken van een dossier of het plannen van een zitting.
Deze vragen zijn binnen de reguliere termijn beantwoord.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Meijeren (FVD), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de betrokkenheid van de regering bij het strafproces tegen een Kamerlid en openbaarmaking van alle daarop betrekking hebbende documenten (ingezonden 19 juni 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Op 19 juni 2024 zijn door het lid Van Meijeren (FVD) Kamervragen gesteld over de betrokkenheid van de regering bij het strafproces tegen een Kamerlid en openbaarmaking van alle daarop betrekking hebbende documenten (kenmerk: 2024Z10872). Gelet op de inhoud van de vragen heb ik de beantwoording van deze vragen overgedragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid.